TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22A Zandsteeg 6a Ven-Zelderheide
Bestemmingsplan - gemeente Gennep
Vastgesteld op 10-03-2025 - vastgesteld
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22A Zandsteeg 6a Ven-Zelderheide;
1.2 omgevingsplan
Het omgevingsplan van de Gemeente Gennep;
1.3 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door maximaal twee personen waaronder de gebruik(st)er van de woning; hieronder worden tevens internet(web)winkels begrepen;
1.4 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels
vergunningplichtige omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, lid 1, aanhef, en onder a Omgevingswet;
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf of een gebruiksgerichte paardenhouderij;
1.8 ander bouwwerk met een dak
een bouwwerk dat is voorzien van een dak en dat niet is aan te merken als hoofdgebouw of als bijgebouw;
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bed & breakfast
een activiteit ondergeschikt aan een (bedrijfs)woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
1.12 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfsmatig
gericht op het behalen van winst;
1.15 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.16 bestaande
bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het omgevingsplan;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; indien en voorzover twee bouwvlakken middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwvlak;
1.22 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.23 containerveld ten behoeve van containerteelt
grond afgedekt met plastic, antiworteldoek, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten;
1.24 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.25 dagrecreatie
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat;
1.26 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 discotheek
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.29 extensief recreatief medegebruik
een extensief recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: paintball, gemotoriseerde sporten;
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 gebruiksgerichte paardenhouderij
een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair is gericht op de ruiter/amazone;
1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel en waaronder in ieder geval niet wordt verstaan een intensief veehouderijbedrijf, champignonteeltbedrijf, witlofkwekerij of viskwekerij. Plantenteelt met toepassing van containervelden wordt aangemerkt als een grondgebonden agrarische activiteit;
1.33 hagelnet
een net, bevestigd op palen ter bescherming van de gewassen en vruchten tegen weersinvloeden;
1.34 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.35 horeca(bedrijf)
een bedrijf waar hoofdzakelijk (alcoholische) dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en een discotheek;
1.36 intensieve veehouderij
het bedrijfsmatig houden van dieren, een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning uiterlijk op het tijdstip van de bekendmaking van het Reconstructieplan Noord- en Midden Limburg op 1 juni 2004 is verleend), zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd;
1.37 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.38 kampeermiddel
een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een stacaravan of een huifkar;
1.39 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.40 meergeneratiewoning
één woning die krachtens een omgevingsvergunning geschikt is gemaakt voor bewoning door twee huishoudens met een familierelatie en met een fysieke koppeling tussen de woonruimtes, waarbij sprake is van inwoning gerelateerd aan de familierelatie;
1.41 minicamping
een kleinschalig kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen, dat wordt gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
1.42 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.43 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
1.44 normaal agrarisch gebruik
het gebruik dat, gelet op de enkelbestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden, waaronder het diepploegen, het egaliseren van gronden, het omzetten van gronden bij wisselteelt, het gebruik van verplaatsbare paaltjes voor de afrastering voor vee, het aanbrengen van diepwortelende beplanting, etc.
1.45 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.46 nota parkeernormen
Nota Parkeernormen Gennep 2024, vastgesteld op 15 april 2024, gepubliceerd op 17 juni 2024 en in werking getreden op 18 juni 2024.
1.47 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.48 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.49 peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
- indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.51 recreatieve overnachting
de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);
1.52 recreatiewoning
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.53 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 stacaravan
een plaatsgebonden gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve overnachting, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is, bestaande uit één bouwlaag, een breedte van niet meer dan 4,5 m, een maximale hoogte van 4 m en een maximale oppervlakte van 40m². De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;
1.55 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven bij plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); of
- het voorkomen van schade door vorst;
1.56 trekkershut
een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;
1.57 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.58 waardevolle grasvegetatie
grasland waarbinnen zich een half-natuurlijke graslandvegetatie bevindt, die tenminste 50% van de oppervlakte van het grasland beslaat. Hieronder vallen niet graslanden, gedomineerd door cultuurgrassen;
1.59 waterhuishoudkundige doeleinden
het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;
1.60 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden; in geval van inwoning zijn twee afzonderlijke huishoudens toegestaan;
1.61 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
Artikel 2 Toepassingsbereik
- De regels in dit hoofdstuk 22a zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22A Zandsteeg 6a Ven-Zelderheide, waarvan de geometrische planobjecten zijn vervat in het gml-bestand NL.IMRO.0907.TI22AZandstg6aBUI-VA01, zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
- De besluiten als bedoeld in artikel 22.1 onder a van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor de locatie TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22A Zandsteeg 6a Ven-Zelderheide, zover het regels betreft die zijn opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m van de Invoeringswet Omgevingswet.
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn op de locatie TAM-omgevingsplan TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22A Zandsteeg 6a Ven-Zelderheide niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk 22a van dit plan.
Artikel 3 Meet- En Rekenbepalingen
In aanvulling op artikel 22.24 van dit omgevingsplan wordt bij het bouwen van bouwwerken op de volgende wijze gemeten:
- bouwhoogte: de afstand vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;
- goothoogte: de afstand vanaf het straatpeil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- dakhelling: de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak;
- oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; en
- straatpeil:
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; en
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Normadressaat
Aan de regels in dit Hoofdstuk 22a wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
2 Inhoudelijke Regels - Functies En Gebruiksactiviteiten
Artikel 6 Algemeen
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies.
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
7.1 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische doeleinden op de op de verbeelding voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap aangewezen locaties.
7.2 Doelen
De regels die in dit Hoofdstuk 22a zijn gesteld voor de voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
- een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- het beschermen van een goed woon- en leefklimaat;
- het beschermen van landschappelijke en stedenbouwkundige waarden;
- het behoud van cultureel erfgoed;
- het aanpassen van de fysieke ruimte aan de gevolgen van klimaatverandering, waaronder wateroverlast en hittestress;
- het waarborgen van een goede kwaliteit van bouwwerken;
- het beheren van watersystemen;
- het gebruiken van bouwwerken;
- het bevorderen van een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van gebieden;
- het bevorderen van een duurzame ontwikkeling;
- het bieden van voldoende woonruimte;
- het bevorderen van kringlooplandbouw en duurzame veehouderij;
- het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen en behoud van beeldkwaliteit van bebouwing;
- het realiseren van een klimaatbestendig woongebied;
en tevens op:
- het beschermen van grondgebonden veehouderij als drager van het landschap;
- het bevorderen van kringlooplandbouw en duurzame veehouderij;
- het verlagen of voorkomen van emissies van geur van agrarische activiteiten;
- het bevorderen van een grotere variatie in de bedrijfsvoering van grondgebonden veehouderijbedrijven;
- het voorkomen van leegstand van voormalige agrarische bebouwing;
- het bevorderen van extensief recreatief medegebruik;
- het beschermen en waar mogelijk vergroten van de openheid van het landschap;
- het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen en behoud van beeldkwaliteit van bebouwing;
- het voorkomen en beschermen tegen infecties door het houden van landbouwhuisdieren; en j. het behouden en herstellen van waardevolle bouwwerken en landschappelijke elementen.
7.3 Toegestane functies
Op de voor Agrarisch aangewezen locaties is het uitsluitend toegestaan gronden en bouwwerken te gebruiken voor:
- de uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
- het uitoefenen van containerteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – containerteelt’;
- de hobbymatige uitoefening van agrarische bedrijfsactiviteiten;
- het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de openheid van de gronden, de beplantingselementen, de geomorfologische en bodemkundige waarden en de aanwezige flora en fauna;
- bos- en/of natuurelementen;
- landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
- bestaande infrastructurele voorzieningen;
- voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, waaronder bergbezinkbassins en niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
- voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
met daar bijbehorende erven en uitsluitend overeenkomstig dit Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap.
7.4 Algemene regels strijdig gebruik
De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van detailhandel.
7.5 Omgevingsvergunningplicht kleinschalig kampeerterrein
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap aangewezen locatie als bedoeld in artikel 7.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor een kleinschalig kampeerterrein.
7.6 Beoordelingsregels kleinschalig kampeerterrein
Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in lid 7.5 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de oppervlakte van het perceel waarop het kampeerterrein wordt gerealiseerd mag niet minder dan 0,5 ha bedragen;
- het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen;
- het kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
- het terrein dient geheel te zijn gelegen binnen een afstand van 150 meter van de woning van de aanvrager c.q. exploitant;
- de afstand van het kampeerterrein tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde mag niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;
- parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
- voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein zijn uitsluitend binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels van dit omgevingsplan mag worden gebouwd;
- chalets en/of stacaravans zijn niet toegestaan;
- voor wat betreft trekkershutten geldt dat:
- maximaal 3 trekkershutten per minicamping zijn toegestaan;
- trekkershutten mogen slechts worden gebruikt in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
- de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
- de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
- landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
- Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
- Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
- Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.
7.7 Aanvraag vereisten omgevingsvergunningen
- De aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.3 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit artikel 7.
- In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan de aan de van toepassing zijnde beoordelingsregels wordt voldaan.
Artikel 8 Wonen - Buitengebied
8.1 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen op de op de verbeelding voor Wonen - buitengebied aangewezen locaties.
8.2 Doelen
De regels die in dit Hoofdstuk 22a zijn gesteld voor de voor Wonen - Buitengebied aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
- een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- het beschermen van een goed woon- en leefklimaat;
- het beschermen van landschappelijke en stedenbouwkundige waarden;
- het behoud van cultureel erfgoed;
- het aanpassen van de fysieke ruimte aan de gevolgen van klimaatverandering, waaronder wateroverlast en hittestress;
- het waarborgen van een goede kwaliteit van bouwwerken;
- het beheren van watersystemen;
- het gebruiken van bouwwerken;
- het bevorderen van een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van gebieden;
- het bevorderen van een duurzame ontwikkeling;
- het bieden van voldoende woonruimte;
- het bevorderen van kringlooplandbouw en duurzame veehouderij;
- het beschermen en waar mogelijk vergroten van de openheid van het landschap;
- het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen en behoud van beeldkwaliteit van bebouwing;
- het voorkomen en beschermen tegen infecties door het houden van landbouwhuisdieren;
- het behouden en herstellen van waardevolle bouwwerken en landschappelijke elementen;
- het realiseren van een klimaatbestendig woongebied.
8.3 Toegestane functies
Op de voor Wonen - buitengebied aangewezen locaties is het uitsluitend toegestaan gronden en bouwwerken te gebruiken voor:
- wonen in een woonruimte en de daarbij behorende tuinen en erven en uitsluitend overeenkomstig dit artikel 8.
- landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
- het hobbymatig houden van vee;
- een paardenbak voor eigen gebruik met een oppervlakte van maximaal 800 m².
8.4 Algemene regels toegestaan gebruik – wonen in een woonruimte
Het gebruik van gronden en gebouwen voor wonen op een voor Wonen - buitengebied aangewezen locatie als bedoeld in lid 8.3 is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- in een woonruimte woont niet meer dan één huishouden;
- gebruik ten behoeve van onzelfstandige woonruimte is niet toegestaan;
- het aantal zelfstandige woonruimten op de voor Wonen - buitengebied aangewezen locatie mag niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding ‘aantal wooneenheden’ is aangegeven;
- per bouwperceel is maximaal één woonruimte toegestaan.
8.5 Algemene regels toegestaan gebruik – aan huis verbonden beroep
Het gebruik van gronden en gebouwen op een voor Wonen - Buitengebied aangewezen locatie als bedoeld in lid 8.3 voor een aan huis verbonden beroep is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- de oppervlakte van de woning en bijgebouwen die wordt gebruikt voor het aan huis verbonden beroep bedraagt maximaal 50m²;
- het onbebouwde deel van het perceel mag niet worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep, met uitzondering van parkeren.
8.6 Algemene regels toegestaan gebruik – erven en tuinen
- De functie van het bij een woonruimte behorend erf volgt het gebruik van de woonruimte, waarbij geldt dat het erf mag worden ingericht en gebruikt op een wijze die als een normale inrichting en gebruik van het eigen erf wordt beschouwd;
- Onder het toegestaan gebruik als bedoeld in lid 1 wordt ieder geval begrepen: parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en verhardingen tenzij elders in dit omgevingsplan anders is bepaald.
- Onder het toegestaan gebruik als bedoeld in lid 1 wordt tevens begrepen: het hobbymatig houden van vee en een paardenbak voor eigen gebruik overeenkomstig het bepaalde in lid 8.3.
- Onder het toegestaan gebruik als bedoeld in lid 1 wordt ieder geval niet begrepen het gebruik als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen.
8.7 Algemene regels strijdig gebruik
- Het is verboden een bijgebouw bij een woonruimte als zelfstandige of onzelfstandig woonruimte te gebruiken, anders dan op basis van een daarvoor verleende vergunning of anders dan toegelaten op basis van artikel 22.36 van dit omgevingsplan.
8.8 Omgevingsvergunningplicht aan huis verbonden bedrijf
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Wonen - buitengebied aangewezen locatie als bedoeld in lid 8.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor een aan huis verbonden bedrijf
8.9 Omgevingsvergunningplicht recreatieve nevenactiviteiten
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Wonen - buitengebied aangewezen locatie als bedoeld in lid 8.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor recreatieve nevenactiviteiten, zoals bed & breakfast, plattelandskamerverhuur, kleinschalige ondersteunende horeca, imkerij, galerie, fietsenverhuur, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein.
8.10 Omgevingsvergunningplicht kleinschalig kampeerterrein
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Wonen - buitengebied aangewezen locatie als bedoeld in lid 8.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor een kleinschalig kampeerterrein.
8.11 Omgevingsvergunningplicht meergeneratiewoning
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Wonen - buitengebied aangewezen locatie als bedoeld in lid 8.3 een woonruimte te splitsen in en te gebruiken als twee of meer (on)zelfstandige woonruimten ten behoeve van een meergeneratiewoning.
8.12 Beoordelingsregels aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in lid 8.8 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Uitsluitend bedrijfstypes in de categorieën 1 tot en met 5 als genoemd in Bijlage 1 Lijst bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
- maximaal 60% van de oppervlakte van de woning en bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak mogen worden gebruikt voor het bedrijf tot een maximum van 400 m²;
- de activiteiten zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels van dit omgevingsplan mag worden gebouwd;
- detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover deze plaatsvindt in directe samenhang met de ondergeschikte bedrijfsactiviteit en voor zover deze ondergeschikt is aan deze bedrijfsactiviteit;
- er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
- parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
- de activiteiten mogen niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
- de bedrijfsactiviteit niet vergunningplichtig dan wel meldingplichtig mag zijn in verband met een milieubelastende activiteit;
- landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
- Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
- Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
- Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.
8.13 Beoordelingsregels recreatieve nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in lid 8.9 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- aangetoond dient te zijn dat er sprake is van aan de woonfunctie ondergeschikte activiteiten;
- de bedrijfsactiviteiten uitgevoerd dienen te worden door een gebruiker van de woning;
- de bruto vloeroppervlakte voor bed & breakfast en plattelandskamerverhuur niet meer dan 50% van het aanwezige vloeroppervlak van de woning mag bedragen;
- de activiteiten uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestaande gebouwen;
- detailhandel uitsluitend is toegestaan voor zover deze plaatsvindt in directe samenhang met de ondergeschikte activiteit en voor zover deze ondergeschikt is aan deze activiteit;
- er slechts een geringe verkeersaantrekkende werking mag zijn welke is afgestemd op de aanwezige infrastructuur en waardoor geen onevenredige verkeersoverlast mag optreden;
- parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
- de activiteiten niet mogen leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische bedrijven;
- landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
- Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
- Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
- Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.
8.14 Beoordelingsregels kleinschalig kampeerterrein
Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in lid 8.10 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de oppervlakte van het perceel waarop het kampeerterrein wordt gerealiseerd mag niet minder dan 0,5 ha bedragen;
- het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen;
- het kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
- het terrein dient geheel te zijn gelegen binnen een afstand van 150 meter van de woning van de aanvrager c.q. exploitant;
- de afstand van het kampeerterrein tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde mag niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;
- parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
- voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein zijn uitsluitend binnen d bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels van dit omgevingsplan mag worden gebouwd;
- chalets en/of stacaravans zijn niet toegestaan;
- voor wat betreft trekkershutten geldt dat:
- maximaal 3 trekkershutten per minicamping zijn toegestaan;
- trekkershutten mogen slechts worden gebruikt in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
- de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
- de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
- landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
- Geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bedrijven;
- Geen onevenredige aantasting van woon- en leefklimaat omwonenden;
- Aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.
8.15 Beoordelingsregels meergeneratiewoning
Het bevoegd gezag verleent de vergunning als bedoeld in lid 8.11 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- tussen hoofdbewoner(s) en inwoner(s)/inwoonster(s) dient een familieverband (grootouders/ouders/kind) te bestaan;
- er blijft sprake van één woning (hoofdgebouw) met één huisnummer en een gezamenlijk hoofdingang, van waaruit beide wooneenheden direct te bereiken zijn. Ook de overige voorzieningen dienen gezamenlijk te zijn, zoals de aansluitingen op de nutsvoorzieningen;
- de beide wooneenheden zijn intern verbonden door een of meer deuren;
- de eigendom van de meergeneratiewoning is privaatrechtelijk in één hand of er is sprake van gezamenlijk eigendom van de bewoners;
- er vindt geen eigendomsafsplitsing vindt van de op het erf aanwezige opstallen;
- zodra er geen sprake meer is van een familierelatie wordt het gehele pand weer voor bewoning door één generatie/huishouden gebruikt;
- er wordt geen dubbele woning of twee zelfstandige woningen gecreëerd;
- aan het gebruik als meergeneratiewoning wordt nimmer recht ontleend op een definitief gebruik als twee woningen of op woningsplitsing;
- de wooneenheden voldoen aan de eisen van het Besluit bouwwerken leefomgeving;
- realisering vindt plaats binnen de bestaande bouwmassa van het hoofdgebouw, dan wel binnen de bouwmogelijkheden die dit omgevingsplan daarvoor biedt.
8.16 Aanvraagvereisten omgevingsvergunningen
- De aanvraagvereisten als opgenomen in paragraaf 22.5.3 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van dit artikel 8.
- In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid wordt een motivering verstrekt waaruit blijkt dat aan de aan de van toepassing zijnde beoordelingsregels wordt voldaan.
3 Bouwactiviteiten
Artikel 9 Algemeen
9.1 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het bouwen van bouwwerken op een voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap of Wonen - buitengebied aangewezen locatie.
9.2 Bouwen ten behoeve van gebruik
Een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het op grond van Paragraaf 22A.2 ter plaatse toegelaten gebruik voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap of Wonen - buitengebied.
9.3 Toegelaten bouwactiviteiten
Uitsluitend de volgende bouwwerken mogen worden gebouwd op een voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap en Wonen - buitengebied aangewezen locatie:
- bouwwerken als bedoeld in deze paragraaf 22A.3;
- bouwwerken als bedoeld in artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, voor zover wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden;
- bouwwerken als bedoeld paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan, voor zover wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden.
9.4 Bestaande bouwwerken
In aanvulling op artikel 22.40 van dit omgevingsplan is voor het in stand houden van een bestaand bouwwerk geen omgevingsvergunning vereist, mits het een feitelijk bestaand bouwwerk betreft dat is gebouwd:
- overeenkomstig een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
- overeenkomstig algemene regels als opgenomen in dit plan;
- overeenkomstig algemene regels, zoals die golden ten tijde van het bouwen van het bouwwerk en, hetgeen ook kan worden aangetoond;
- vóór 1945, hetgeen ook kan worden aangetoond.
9.5 Algemene regels – ondergronds bouwen
Voor zover op een locatie op grond van deze paragraaf (paragraaf 22A.3) gebouwen mogen worden gebouwd, mogen gebouwen tevens ondergronds worden gebouwd tot een verticale bouwdiepte van maximaal 4 meter.
9.6 Algemene regels – parkeervoorzieningen
- Bij het bouwen van een bouwwerk dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015' of de rechtsopvolger daarvan.
- Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub 1, mits voldaan wordt aan de voorwaarden voor afwijking zoals genoemd in de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015' of de rechtsopvolger daarvan.
9.7 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van deze paragraaf 22A.3.
Artikel 10 Gebouwen Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
10.1 Bestemmingsomschrijving
Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van gebouwen op een voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap aangewezen locatie.
10.2 Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen
In afwijking van artikel 22.26 van dit omgevingsplan is het verboden zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw voor een woonfunctie te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap aangewezen locatie.
10.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
- De vergunningplicht als bedoeld in artikel 10.2 is niet van toepassing indien de voorgenomen bouwactiviteit is genoemd in:
- artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden;
- paragraaf 22.2.7.2 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden; of
- paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden.
- Bij de toepassing van lid 1 dient waar in de genoemde paragrafen wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 10.2 van dit Hoofdstuk 22a.
- Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.
10.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.2 wordt alleen verleend voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- teeltondersteunende kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende kas';
- de goothoogte mag niet meer dan 6,5 m bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 12 m bedragen;
- de dakhelling mag niet minder dan 12° bedragen, met dien verstande dat:
- voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m² de dakhelling 0° mag bedragen;
- indien de bestaande dakhelling lager is, deze lagere dakhelling als minimum geldt voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.
10.5 Aanvullende beoordelingsregel bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie
Artikel 22.29 sub c, 22.30 en 22.31 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 11 Hoofdgebouwen Ten Behoeve Van Woonruimte
11.1 Toepassingsbereik
- Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een hoofdgebouw voor een woonfunctie op een voor Wonen - buitengebied aangewezen locatie.
- Voor zover het een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak betreft zoals bedoeld in artikel 12 is daarop niet dit artikel, maar artikel 12 van toepassing.
11.2 Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen
In afwijking van artikel 22.26 van dit omgevingsplan is het verboden zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw voor een woonfunctie te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een Wonen - buitengebied voor aangewezen locatie.
11.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
- De vergunningplicht als bedoeld in artikel 11.2 is niet van toepassing indien de voorgenomen bouwactiviteit is genoemd in:
- artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden;
- paragraaf 22.2.7.2 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden; of
- paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden.
- Bij de toepassing van lid 1 dient waar in de genoemde paragrafen wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 11.2 van dit Hoofdstuk 22a.
- Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.
11.4 Bouwregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.2 wordt alleen verleend voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de inhoud mag niet meer dan 800 m3 bedragen, tenzij de bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
- de goothoogte mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
- bij herbouw van een woning mag de afstand van de woning tot de weg niet minder dan 5 m bedragen.
- het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, bijdraagt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens de beleidsregels voor het uiterlijk van bouwwerken, zoals die van toepassing is ten tijde van het indienen van de aanvraag.
11.5 Aanvullende beoordelingsregel bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie
Artikel 22.29 sub c, 22.30 en 22.31 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12 Bijgebouwen
12.1 Bestemmingsomschrijving
Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een bijgebouw of een ander bouwwerk met een dak op een voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap of Wonen - buitengebied aangewezen locatie.
12.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
In afwijking van artikel 22.26 van dit omgevingsplan is het verboden zonder omgevingsvergunning een bijgebouw of een ander bouwwerk met een dak te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Wonen - buitengebied aangewezen locatie.
12.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
- In aanvulling op de bouwwerken als genoemd in paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan is de vergunningplicht als bedoeld in artikel 12.2 niet van toepassing indien een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak voldoet aan lid 4 van dit artikel.
- Bij de toepassing van lid 1 dient waar in paragraaf 22.2.7.3 wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 12.2 van dit Hoofdstuk 22a.
- Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.
- De uitzondering op de vergunningplicht als bedoeld in lid 1 geldt indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het bijgebouw of ander bouwwerk met een dak staat op de grond;
- de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaand ander bouwwerk met een dak bedraagt maximaal 3 meter, de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw of ander aangebouwd bouwwerk met een dak bedraagt maximaal 3,3 meter;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande andere bouwwerken met een dak in ieder geval wordt begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
- de dakhelling bedraagt maximaal 55°;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbouwen en andere bouwwerken met een dak op een bouwperceel bedraagt niet meer dan is weergegeven in onderstaande tabel:
Oppervlakte van gronden gelegen op 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het oorspronkelijk hoofdgebouw en die niet behoren tot het oorspronkelijk hoofdgebouw | Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak op een bouwperceel |
Kleiner dan of gelijk aan 100 m2 | 50% van de oppervlakte van gronden gelegen op 1 meter achter de voorgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw en die niet behoren tot het oorspronkelijk hoofdgebouw |
Groter dan 100 m2 en kleiner dan 300 m2 | 50 m2 vermeerderd met 20% van de oppervlakte van gronden gelegen op 1 meter achter de voorgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw en die niet behoren tot het oorspronkelijk hoofdgebouw |
Groter dan of gelijk aan 300 m2 | 90 m2 vermeerderd met 10% van de oppervlakte van gronden gelegen op 1 meter achter de voorgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw en die niet behoren tot het oorspronkelijk hoofdgebouw, tot een maximum van 150 m2 |
- Een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak wordt gebouwd op een afstand van minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
- Een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak wordt niet gebouwd aan de naar het openbaar gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw.
- Een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak wordt niet gebouwd binnen 1 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
- Voor zover het bijgebouw of ander bouwwerk met een dak wordt voorzien van een buitenruimte, is deze op de grond gelegen.
- Het bijgebouw of ander bouwwerk met een dak ligt aan of bij een hoofdgebouw, niet zijnde:
- een woonwagen;
- een tijdelijk bouwwerk;
- een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf.
12.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
- De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2 wordt alleen verleend indien:
- de bouwhoogte maximaal 5,5 meter bedraagt;
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak op het bouwperceel niet meer bedraagt dan 150 m²;
- de ruimtelijke kwaliteit niet onaanvaardbaar wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
- het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, bijdraagt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens de beleidsregels voor het uiterlijk van bouwwerken, zoals die van toepassing is ten tijde van het indienen van de aanvraag.
- in afwijking van het bepaalde in lid 1 onder f verleent het bevoegd gezag de vergunning alsnog indien het gelet op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, van oordeel is dat de omgevingsvergunning in afwijking daarvan toch moet worden verleend.
Artikel 13 Bouwwerken Zonder Dak
13.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een bouwwerk zonder dak op een voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap of Wonen - buitengebied aangewezen locatie.
13.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk zonder een dak te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap of Wonen - buitengebied aangewezen locatie.
13.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
- In aanvulling op de bouwwerken als genoemd in paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan is de vergunningplicht als bedoeld in artikel 13.2 niet van toepassing indien een bouwwerk zonder een dak te bouwen voldoet aan het bepaalde in artikel 13.4 dan wel 13.5.
- Bij de toepassing van lid 1 dient waar in paragraaf 22.2.7.3 wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 13.2 van dit Hoofdstuk 22a.
- Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.
13.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht erf- en perceelsafscheidingen
De vergunningplicht als bedoeld in artikel 13.2 is niet van toepassing voor een erf- of perceelsafscheiding die voldoet aan de volgende voorwaarden:
- de erf- of perceelsafscheiding is hoger dan 1 meter, maar niet hoger dan 2 meter;
- de erf- of perceelafscheiding staat op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de afscheiding in functionele relatie staat;
- de erf- of perceelsafscheiding wordt gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
13.5 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht overige bouwwerken zonder dak
- De vergunningplicht als bedoeld in artikel 13.2 is niet van toepassing voor een ander bouwwerk zonder dak, niet zijnde een erf- of perceelafscheiding, dan bedoeld in artikel 13.3, indien de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
- In afwijking van lid 2 is de vergunningplicht als bedoeld in artikel 13.2 ook niet van toepassing voor een ander bouwwerk zonder een dak, niet zijnde een erf- of perceelafscheiding, dan bedoeld in artikel 13.3, indien de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:
- 6 meter, indien het een lichtmast op een erf of perceel betreft;
- 5 meter, indien het een speelvoorziening of kunstwerk betreft;
- 5 meter, indien het een bedrijfsinstallaties, zoals silo's en schoorstenen, betreft.
13.6 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
- De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2 wordt alleen verleend indien:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 meter;
- de ruimtelijke kwaliteit niet onaanvaardbaar wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
- het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, bijdraagt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens de beleidsregels voor het uiterlijk van bouwwerken, zoals die van toepassing is ten tijde van het indienen van de aanvraag.
- Voor teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten gelden de volgende regels:
- teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten mogen uitsluitend binnen het bouwvlak binnen de functie Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap worden gebouwd;
- de oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak mag niet meer dan 750 m² bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
- voor bouwwerken, geen gebouw zijnde voor zover gesitueerd binnen het bouwvlak van de functie Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van kunstmest- en/of voedersilo's mag niet meer dan 12 m bedragen;
- de bouwhoogte van voorzieningen voor mestopslag mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
- in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 8 m bedragen.
- In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder e verleent het bevoegd gezag de vergunning alsnog, indien het gelet op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, van oordeel is dat de omgevingsvergunning in afwijking daarvan toch moet worden verleend.
4 Overige Regels
Artikel 14 Gebodsbepaling In Stand Houden Parkeervoorzieningen
Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit Hoofdstuk 22a dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, dient de betreffende parkeervoorziening als aangegeven in de aanvraag en vervolgens is vergund na de aanleg duurzaam in stand te worden gehouden.
Artikel 15 Gebodsbepaling In Stand Houden Landschappelijke Inpassing
Indien in het kader van een vergunningplicht als opgenomen in dit Hoofdstuk 22a dient te worden voorzien in een goede landschappelijke inpassing, dient het landschappelijk inpassingsplan als opgenomen in de aanvraag en vervolgens is vergund, na de aanleg duurzaam in stand te worden gehouden.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
16.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het uitvoeren van de volgende activiteiten op een voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen locatie:
- het ophogen van de bodem;
- het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als natuur zijn bestemd;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- het uitvoeren van grond- en/of graafbewerkingen.
16.2 Bestemmingsomschrijving
De regels die in ditHoofdstuk 22a zijn gesteld voor de voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
- een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- het waarborgen van de veiligheid;
- het beschermen van de gezondheid;
- het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
16.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op de voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen locaties een of meer van de volgende activiteiten uit te voeren:
- het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
- het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als natuur zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter, of ;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
- het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter;
- het uitvoeren van grond- en/of graafbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt.
16.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
De vergunningplicht als bedoeld in artikel 16.3 is niet van toepassing voor werkzaamheden:
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- het aanbrengen van sleufloze drainage.
16.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.3 wordt alleen verleend indien door het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermen van de archeologische waarden, aan te tonen door een door de te overleggen rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld waarbij aan de vergunning de volgende voorschriften kunnen worden verbonden
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden dooreen deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.6 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.284 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.3.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 4
17.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het uitvoeren van de volgende activiteiten op een voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen locatie:
- het ophogen van de bodem;
- het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als natuur zijn bestemd;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van bos of boomgaard;
- het uitvoeren van grond- en/of graafbewerkingen.
17.2 Bestemmingsomschrijving
De regels die in ditHoofdstuk 22a zijn gesteld voor de voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
- een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- het waarborgen van de veiligheid;
- het beschermen van de gezondheid;
- het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
17.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op de voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen locaties een of meer van de volgende activiteiten uit te voeren:
- het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
- het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als natuur zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter, of;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
- het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter;
- het uitvoeren van grond- en/of graafbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt.
17.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
De vergunningplicht als bedoeld in artikel 17.3 is niet van toepassing voor werkzaamheden:
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- het aanbrengen van sleufloze drainage.
17.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.3 wordt alleen verleend indien door het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beschermen van de archeologische waarden, aan te tonen door een door de te overleggen rapport waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld waarbij aan de vergunning de volgende voorschriften kunnen worden verbonden
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden dooreen deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.6 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.284 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.3.
Artikel 18 Waarde - Gebiedskwaliteiten
18.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het uitvoeren van de volgende activiteiten op een voor Waarde -Gebiedskwaliteiten aangewezen locatie:
- het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden;
- het ophogen van de bodem ;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiïngen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
- alle overige werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die de cultuurhistorische en/of aardkundige waarden in het terrein kunnen aantasten.
18.2 Doelen
De regels die in dit Hoofdstuk 22a zijn gesteld voor de voor Waarde - Gebiedskwaliteiten groen aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
- een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- het waarborgen van de veiligheid;
- het beschermen van de gezondheid;
- het behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische en/of aardkundige waarden zoals vervat in het als Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Beleidskader Hoogwaterveiligheid en het borgen van kwetsbare gebiedskwaliteiten Gemeente Gennep'.
18.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op de voor Waarde - Gebiedskwaliteiten aangewezen locaties een of meer van de volgende activiteiten uit te voeren:
- het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden met meer dan 0,30 m;
- het ophogen van de bodem met meer dan 0,30 m;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiïngen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
- alle overige werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die de cultuurhistorische en/of aardkundige waarden in het terrein kunnen aantasten.
18.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
De vergunningplicht als bedoeld in artikel 18.3 is niet van toepassing voor werkzaamheden:
- normaal onderhoud en beheer;
- normaal agrarisch gebruik.
18.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3 wordt alleen verleend indien door het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een artikel 18.2 benoemde doelen.
18.6 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.284 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.3.
Artikel 19 Waarde - Ontwikkelingszone Groen
19.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het uitvoeren van de volgende activiteiten op een voor Waarde - Ontwikkelingszone aangewezen locatie:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
- het scheuren van graslanden, het omzetten van grasland naar bouwland, uitsluitend indien sprake is van een waardevolle grasvegetatie;
- het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiïngen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanleggen van picknickplaatsen, speel- en/of ligweiden.
19.2 Doelen
De regels die in dit Hoofdstuk 22a zijn gesteld voor de voor Waarde - Ontwikkelingszone groen aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
- een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- het waarborgen van de veiligheid;
- het beschermen van de gezondheid;
- het behoud, de bescherming, het herstel en de versterking en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden, waaronder begrepen de ecologische verbindingsfunctie.
19.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op de voor Waarde - ontwikkelingszone groen aangewezen locaties een of meer van de volgende activiteiten uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
- het scheuren van graslanden, het omzetten van grasland naar bouwland, uitsluitend indien sprake is van een waardevolle grasvegetatie;
- het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiïngen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanleggen van picknickplaatsen, speel- en/of ligweiden.
19.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
De vergunningplicht als bedoeld in artikel 19.3 is niet van toepassing voor werkzaamheden:
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
- werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
- werken en werkzaamheden voor zover het betreft kavelpaden en in- en uitritten met per geval een oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
- werken en werkzaamheden voor zover het betreft het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
- werken en werkzaamheden voor zover het betreft het aanleggen van koe- en kavelpaden.
19.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3 wordt alleen verleend indien door het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een artikel 19.2 benoemde doelen.
19.6 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.284 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3.
Bijlagen Bij Regels - 1
Bijlage 1 Lijst bedrijfsactiviteiten
Bijlagen Bij Regels - 2
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Bijlage 3 Landschappelijke inpassing
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Bijlagen Bij Toelichting - 5
Bijlage 5 Quickscan Flora en Fauna