TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b Speksestraat 6 en Zandsteeg ong
Bestemmingsplan - gemeente Gennep
Vastgesteld op 27-05-2025 - vastgesteld
Bestanden
1 Inleidende Regels (Paragraaf 22b.1)
Artikel 1 Toepassingsbereik
1.1 Tijdelijk deel omgevingsplan
De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in artikel 1.3.
1.2 Bruidsschat
De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk 22b van het Omgevingsplan.
1.3 Geometrisch planobject
De regels in dit hoofdstuk 22b van het Omgevingsplan zijn van toepassing op de locaties Speksestraat 6 en Zandsteeg ong. te Ven-Zelderheide van het omgevingsplan TAM-Omgevingsplan ‘Hoofdstuk 22b Speksestraat 6 en Zandsteeg ong’, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0907.TI22BSpeksestr6BUI-VA01 zoals vastgelegd op https://omgevingswet.overheid.nl/regels-op-de-kaart/.
Artikel 2 Begripsbepalingen
Artikel 1.1 van het Omgevingsplan Gennep is overeenkomstig van toepassing voor dit hoofdstuk 22b. In aanvulling dan wel in afwijking daarvan gelden voor de toepassing van dit hoofdstuk 22b de volgende begripsbepalingen:
2.1 plan
Omgevingsplan van de gemeente Gennep.
2.2 TAM-Omgevingsplan
Het TAM-Omgevingsplan ‘Hoofdstuk 22b Speksestraat 6 en Zandsteeg ong’ van de gemeente Gennep.
2.3 Tijdelijk omgevingsplan
Het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Gennep, zoals opgenomen in artikel 22.1 van de Omgevingswet.
2.4 aan huis verbonden bedrijf
een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door maximaal twee personen waaronder de gebruik(st)er van de woning; hieronder worden tevens internet(web)winkels begrepen.
2.5 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
2.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
2.7 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
2.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;
2.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
2.10 bed & breakfast
een activiteit ondergeschikt aan een (bedrijfs)woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
2.11 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
2.12 bestaande
bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan.
2.18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
2.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
2.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
2.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
2.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
2.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
2.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
2.25 chalet
een demontabel bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor bewoning en/of verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
2.26 containerveld
grond afgedekt met plastic, antiworteldoek, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
2.27 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
2.28 dagrecreatie
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat;
2.29 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
2.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
2.31 extensief recreatief medegebruik
een extensief recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de functie waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waaronder in elk geval niet wordt verstaan: paintball, gemotoriseerde sporten;
2.13 functiegrens
de grens van een functievlak;
2.32 functievlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie;
2.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
2.34 geomorfologische waarde
de waarde van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;
2.35 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is;
2.36 internetverkoop
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen waarbij de verkooptransactie via internet of anderszins via de elektronische weg tot stand komt en waarbij ter plaatse geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de goederen ook niet door de afnemer kunnen worden afgehaald.
2.37 inwoning
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.
2.38 kampeermiddel
een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan, een stacaravan of een huifkar;
2.39 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde(n) in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;
2.40 mantelzorg
de langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
2.41 minicamping
een kleinschalig kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen, dat wordt gebruikt gedurende de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
2.42 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, geomorfologsiche, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
2.43 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
2.44 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de functie;
2.45 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
2.46 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
2.47 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
2.48 peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijke niveau ten opzichte van Nieuw Amsterdams Peil;
- indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;
2.49 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
2.50 recreatieve overnachting
de overnachting die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie (dus niet als hoofdverblijf);
2.51 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
2.52 stacaravan
een plaatsgebonden gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve overnachting, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is, bestaande uit één bouwlaag, een breedte van niet meer dan 4,5 m, een maximale hoogte van 4 m en een maximale oppervlakte van 40 m². De stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen;
2.53 trekkershut
een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;
2.54 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
2.55 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
2.56 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden; in geval van inwoning zijn twee afzonderlijke huishoudens toegestaan;
2.57 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
Artikel 3 Wijze Van Meten
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het Omgevingsplan van de gemeente Gennep zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
3.1 Gebouwen en bouwwerken
3.1.1 De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
3.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
3.1.3 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
3.1.4 De diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
3.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
3.1.6 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
3.1.7 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
3.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of functiegrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
3.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- voor lengten in meters (m);
- voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- voor verhoudingen in procenten (%);
- voor hoeken/hellingen in graden (º).
Artikel 4 Normadressaat
Aan de regels in dit hoofdstuk 22b.1 wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij is anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
2 Functies En Gebruiksactiviteiten (Paragraaf 22b.2)
Artikel 5 Wonen - Buitengebied
5.1 Toepassingsbereik
Deze paragraaf is van toepassing op het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische doeleinden op de op de verbeelding voor Wonen – Buitengebied aangewezen locaties.
5.2 Doelen
De regels die in dit Hoofdstuk 22b.2 zijn gesteld voor de voor Wonen - Buitengebied aangewezen locaties zijn, met het oog op de doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
- een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- het beschermen van een goed woon- en leefklimaat;
- het beschermen van landschappelijke en stedenbouwkundige waarden;
- het aanpassen van de fysieke ruimte aan de gevolgen van klimaatverandering, waaronder wateroverlast en hittestress;
- het waarborgen van een goede kwaliteit van bouwwerken;
- het beheren van watersystemen;
- het gebruiken van bouwwerken;
- het bevorderen van een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van gebieden;
- het bevorderen van een duurzame ontwikkeling;
- het bieden van voldoende woonruimte;
- het beschermen en waar mogelijk vergroten van de openheid van het landschap;
- het tegengaan van verrommeling van erven en terreinen en behoud van beeldkwaliteit van bebouwing;
- het behouden en herstellen van landschappelijke elementen.
- het realiseren van een klimaatbestendig woongebied.
5.3 Toegestane functies
Op de voor Wonen - Buitengebied aangewezen locaties is het uitsluitend toegestaan gronden en bouwwerken te gebruiken voor:
- wonen in een woonruimte en de daarbij behorende tuinen en erven en uitsluitend overeenkomstig dit artikel 5.
- landschappelijke inpassing en/of erfbeplanting;
- statische opslag als ondergeschikte functie;
- een Bed&Breakfast bestaande uit één kamer;
- het hobbymatig houden van vee;
- een paardenbak voor eigen gebruik met een oppervlakte van maximaal 800 m2.
5.4 Specifieke functieregels
5.4.1 Algemene regels strijdig gebruik
De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van detailhandel.
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Zandsteeg
Het (doen/laten) gebruiken van gronden en bouwwerken overeenkomstig de functieomschrijving in artikel 5.1 is op de projectlocatie aan de Zandsteeg uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing, conform landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, wordt aangelegd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden op de wijze zoals is aangegeven.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Speksestraat
Het (doen/laten) gebruiken van gronden en bouwwerken overeenkomstig de functieomschrijving in artikel 5.1 is op de projectlocatie aan de Speksestraat uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing, conform landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, wordt aangelegd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden op de wijze zoals is aangegeven.
5.5 Vergunningsplicht voor het afwijken van de gebruiksactiviteiten
5.5.1 Omgevingsvergunningplicht kleinschalig kampeerterrein
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 5.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor een kleinschalig kampeerterrein.
5.5.2 Omgevingsvergunningplicht containerteelt
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op een voor Agrarisch aangewezen locatie als bedoeld in artikel 5.3 gronden en bouwwerken te gebruiken voor een containerveld.
5.5.3 Beoordelingsregels kleinschalig kampeerterrein
Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in artikel 5.5.1 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het kampeerterrein mag niet worden gerealiseerd op gronden die zijn aangewezen als Waarde - Ecologische hoofdstructuur;
- de oppervlakte van het perceel waarop het kampeerterrein wordt gerealiseerd mag niet minder dan 0,5 ha bedragen;
- het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen;
- het kleinschalig kamperen is toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
- het terrein dient geheel te zijn gelegen binnen een afstand van 150 meter van de woning van de aanvrager c.q. exploitant;
- de afstand van het kampeerterrein tot het bouwvlak van een nabijgelegen (agrarisch) bedrijf en/of tot de gevel van een nabijgelegen (bedrijfs)woning van een derde mag niet minder dan 50 m mag bedragen. Het voorgaande geldt niet voor voorzieningen binnen de bestaande bebouwing;
- parkeren dient plaats te vinden op eigen erf;
- voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein zijn uitsluitend binnen de bestaande bebouwing, dan wel binnen bebouwing die ingevolge de bouwregels van dit omgevingsplan mag worden gebouwd;
- chalets en/of stacaravans zijn niet toegestaan;
- voor wat betreft trekkershutten geldt dat:
- maximaal 3 trekkershutten per minicamping zijn toegestaan;
- trekkershutten mogen slechts worden gebruikt in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;
- de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer dan 20 m2 bedragen;
- de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
- landschappelijke inpassing is verzekerd, ten behoeve van een goede ruimtelijke kwaliteit;
- geen onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
- geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omliggende functies;
- aanvaardbaar vanuit ruimtelijke kwaliteit.
5.5.4 Beoordelingsregels containerveld
Het bevoegd gezag verleent een vergunning als bedoeld in artikel 5.5.2 indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- deze bevoegdheid niet van toepassing is indien de gronden tevens zijn aangewezen als 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur', 'Waarde - Beekdal', 'Waarde -Houtopstanden en houtwallen' en/of 'Waarde - Maasheggen';
- de afstand tot het agrarisch bouwvlak mag niet meer dan 25 m mag bedragen, tenzij dit uit landbouwkundige motieven niet mogelijk is;
- de oppervlakte aan containervelden mag niet meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf bedragen;
- er dient sprake te zijn van een bedrijfseconomische noodzaak;
- er dient te worden gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing, zoals in de vorm van een omsluitende haag van voldoende hoogte.
Artikel 6 Waarde – Archeologie 3
6.1 Voorrangsregeling
De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in artikel 5.
6.2 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer
NL.IMRO.0907.TI22BSpeksestr6BUI-VA01 is aangewezen als Waarde - Archeologie 3.
6.3 Functieomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
6.4 Bouwactiviteit
6.4.1 Aanvullende aanvraagvereisten
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van dit omgevingsplan dient de aanvrager voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel het van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
6.4.2 Voorwaarden
Indien uit het in 6.4.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.5 Aanlegactiviteit
6.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats ' gebeurt;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats ' gebeurt;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als natuur zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 30 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 100 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt.
6.5.2 Uitzondering vergunningplicht
Het in 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- het aanbrengen van sleufloze drainage;
- werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
6.5.3 Aanvraagvereisten
- Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de functie, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden;
- Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden dooreen deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
6.6 Sloopactiviteit
6.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m2 en de diepte meer dan 30 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld of wanneer de bouwwerken zich bevinden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats'.
6.6.2 Aanvraagvereisten
Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
6.6.3 Melding en aanvullende voorschriften
Indien tijdens de melding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag.
6.6.4 Weigering omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
Artikel 7 Waarde – Archeologie 4
7.1 Voorrangsregeling
De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in artikel 5.
7.2 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer
NL.IMRO.0907.TI22BSpeksestr6BUI-VA01 is aangewezen als Waarde - Archeologie 4.
7.3 Functieomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
7.4 Bouwactiviteit
7.4.1 Aanvullende aanvraagvereisten
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van dit omgevingsplan dient de aanvrager voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 centimeter, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel het van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
7.4.2 Voorwaarden
Indien uit het in 7.4.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.5 Aanlegactiviteit
7.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen van de bodem, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats ' gebeurt;
- het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats ' gebeurt;
- het verlagen van het waterpeil;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 meter bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als natuur zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 centimeter, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt;
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer bedraagt, of wanneer dat ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats' gebeurt.
7.5.2 Uitzondering vergunningplicht
Het in 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- het aanbrengen van sleufloze drainage;
- werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
7.5.3 Aanvraagvereisten
- Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de functie, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden;
- Voor zover de genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden dooreen deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
- De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
7.6 Sloopactiviteit
7.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m2 en de diepte meer dan 30 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld of wanneer de bouwwerken zich bevinden ter plaatse van de aanduiding 'archeologische vindplaats'.
7.6.2 Aanvraagvereisten
Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
7.6.3 Melding en aanvullende voorschriften
Indien tijdens de melding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag.
7.6.4 Weigering omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
Artikel 8 Waarde – Ontwikkelingszone Groen
8.1 Voorrangsregeling
De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in artikel 5.
8.2 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer
NL.IMRO.0907.TI22BSpeksestr6BUI-VA01 is aangewezen als Waarde – Ontwikkelingszone groen.
8.3 Functieomschrijving
De voor 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor het behoud, de bescherming, het herstel en de versterking en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden, waaronder begrepen de ecologische verbindingsfunctie.
8.4 Bouwactiviteit
8.4.1 Bouwverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de voor 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' aangewezen gronden te bouwen, tenzij wordt gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende functies.
8.4.2 Voorwaarden
Een in 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming en verdere ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden geen bezwaar bestaat.
8.5 Aanlegactiviteit
8.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
- het verwijderen van diepwortelende beplantingen, het vellen en/of rooien van bos of andere houtgewassen of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging;
- het scheuren van graslanden, het omzetten van grasland naar bouwland, uitsluitend indien sprake is van een waardevolle grasvegetatie;
- het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiïngen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
- het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
- het aanleggen van picknickplaatsen, speel- en/of ligweiden.
8.5.2 Uitzondering vergunningplicht
Het in 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde:
- werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden;
- werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwvlakken zijn begrepen;
- werken en werkzaamheden voor zover het betreft kavelpaden en in- en uitritten met per geval een oppervlakte van niet meer dan 100 m2;
- werken en werkzaamheden voor zover het betreft het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
- werken en werkzaamheden voor zover het betreft het aanleggen van koe- en kavelpaden.
8.5.3 Aanvraagvereisten
Uitvoering van de genoemde werken en/of werkzaamheden is in strijd met de functie, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.
Artikel 9 Waterstaat – Bergend Regime
9.1 Voorrangsregeling
De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in artikel 5.
9.2 Toepassingsbereik
De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer
NL.IMRO.0907.TI22BSpeksestr6BUI-VA01 is aangewezen als Waterstaat – Bergend regime.
9.3 Functieomschrijving
De voor 'Waterstaat - Bergend regime ' aangewezen gronden, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), mede bestemd voor de berging van rivierwater.
9.4 Bouwregels
9.4.1 Bouwverbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de voor 'Waterstaat - Bergend regime' aangewezen gronden te bouwen, tenzij wordt gebouwd mag niet worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende functies.
9.4.2 Voorwaarden
Een in 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
- de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk is gewaarborgd;
- geen sprake is van een feitelijke belemmering van de vergroting van de afvoercapaciteit;
- de bebouwing zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de waterstandsverhoging dan wel de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
- de resterende waterstandseffecten dan wel de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen moet zijn verzekerd.
9.4.3 Uitzondering
De toelaatbaarheid van het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van navolgende activiteiten wordt slechts getoetst aan artikel 9.4.2 onderdeel a tot en met c:
- een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
- tijdelijke activiteiten, anders dan bedoeld in artikel 6.1.1, lid 1 onderdeel b van de Waterregeling;
- overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang.
9.4.4 Procedure
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning hoort het bevoegd gezag de rivierbeheerder.
3 Bouwactiviteiten (Paragraaf 22b.3)
Artikel 10 Algemeen
10.1 Toepassingsbereik
Deze paragraaf gaat over het bouwen van bouwwerken op voor Agrarisch en Wonen - Buitengebied aangewezen locaties.
10.2 Bouwen ten behoeve van gebruik
Een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van het op grond van paragraaf 22b.2 ter plaatse toegelaten gebruik.
10.3 Toegelaten bouwactiviteiten
Uitsluitend de volgende bouwwerken mogen worden gebouwd voor een op grond van paragraaf 22b.2 ter plaatse toegelaten gebruik:
- bouwwerken als bedoeld in deze paragraaf 22b.3;
- bouwwerken als bedoeld in artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving, voor zover wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden;
- bouwwerken als bedoeld paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan, voor zover wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden.
10.4 Bestaande bouwwerken
In aanvulling op artikel 22.40 van dit omgevingsplan is voor het in stand houden van een bestaand bouwwerk geen omgevingsvergunning vereist, mits het een feitelijk bestaand bouwwerk betreft dat is gebouwd:
- overeenkomstig een daarvoor verleende omgevingsvergunning;
- overeenkomstig algemene regels als opgenomen in dit plan;
- overeenkomstig algemene regels, zoals die golden ten tijde van het bouwen van het bouwwerk en, hetgeen ook kan worden aangetoond;
- vóór 1945, hetgeen ook kan worden aangetoond.
10.5 Algemene regels – ondergronds bouwen
Voor zover op voor Wonen - Buitengebied aangewezen locaties op grond van deze paragraaf (paragraaf 22b.3) gebouwen mogen worden gebouwd, mogen gebouwen tevens ondergronds worden gebouwd tot een verticale bouwdiepte van maximaal 4 meter.
10.6 Algemene regels – parkeervoorzieningen
- Bij het bouwen van een bouwwerk dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015' of de rechtsopvolger daarvan.
- Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub 1, mits voldaan wordt aan de voorwaarden voor afwijking zoals genoemd in de 'Nota Parkeernormen Gennep 2015' of de rechtsopvolger daarvan.
10.7 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten als opgenomen in artikel 22.35 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning op basis van deze paragraaf 22b.3.
Artikel 11 Gebouwen Op Agrarische Grond
11.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van gebouwen op een voor Agrarisch aangewezen locatie.
11.2 Bouwverbod gebouwen
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
Artikel 12 Bouwwerken Zonder Dak Op Agrarische Grond
12.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een bouwwerk zonder dak op een voor Agrarisch aangewezen locatie.
12.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk zonder een dak te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Agrarisch aangewezen locatie.
12.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
- In aanvulling op de bouwwerken als genoemd in paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan is de vergunningplicht als bedoeld in artikel 12.2 niet van toepassing indien een bouwwerk zonder een dak te bouwen voldoet aan het bepaalde in artikel 12.4 dan wel 12.5.
- Bij de toepassing van lid 1 dient waar in paragraaf 22.2.7.3 wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 12.2 van deze paragraaf 22b.3.
- Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.
12.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht overige bouwwerken zonder dak
De vergunningplicht als bedoeld in artikel 12.2 is niet van toepassing voor een ander bouwwerk zonder dak, indien de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter.
12.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
- De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2 wordt alleen verleend indien:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter;
- de ruimtelijke kwaliteit niet onaanvaardbaar wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
- het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, bijdraagt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens de beleidsregels voor het uiterlijk van bouwwerken, zoals die van toepassing is ten tijde van het indienen van de aanvraag.
- In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder e verleent het bevoegd gezag de vergunning alsnog, indien het gelet op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, van oordeel is dat de omgevingsvergunning in afwijking daarvan toch moet worden verleend.
Artikel 13 Hoofdgebouwen Ten Behoeve Van Woonruimte
13.1 Toepassingsbereik
- Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een hoofdgebouw voor een woonfunctie op een voor Wonen-Buitengebied aangewezen locatie.
- Voor zover het een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak betreft zoals bedoeld in artikel 10 is daarop niet dit artikel, maar artikel 10 van toepassing.
13.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
In afwijking van artikel 22.26 van dit omgevingsplan is het verboden zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw voor een woonfunctie te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Wonen aangewezen locatie.
13.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
- De vergunningplicht als bedoeld in artikel 13.2 is niet van toepassing indien de voorgenomen bouwactiviteit is genoemd in:
- artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en wordt voldaan aan de in dat artikel opgenomen voorwaarden;
- paragraaf 22.2.7.2 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden; of
- paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan en wordt voldaan aan de in die paragraaf genoemde voorwaarden.
- Bij de toepassing van lid 1 dient waar in de genoemde paragrafen wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 13.2 van deze paragraaf 22b.3.
- Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.
13.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2 wordt alleen verleend voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de inhoud mag niet meer dan 800 m3 bedragen, tenzij de bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
- de goothoogte mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
- bij herbouw van een woning mag de afstand van de woning tot de weg niet minder dan 5 m bedragen.
- het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, bijdraagt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens de beleidsregels voor het uiterlijk van bouwwerken, zoals die van toepassing is ten tijde van het indienen van de aanvraag.
13.5 Aanvullende beoordelingsregel bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie
Artikel 22.29 sub c, 22.30 en 22.31 van dit omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14 Bijgebouwen Behorende Bij Woonruimte
14.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een bijgebouw of een ander bouwwerk met een dak op een voor Wonen-Buitengebied aangewezen locatie.
14.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
In afwijking van artikel 22.26 van dit omgevingsplan is het verboden zonder omgevingsvergunning een bijgebouw of een ander bouwwerk met een dak te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Wonen-Buitengebied aangewezen locatie.
14.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
- In aanvulling op de bouwwerken als genoemd in paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan is de vergunningplicht als bedoeld in artikel 10.2 niet van toepassing indien een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak voldoet aan lid 4 van dit artikel.
- Bij de toepassing van lid 1 dient waar in paragraaf 22.2.7.3 wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 10.2 van deze paragraaf 22b.3.
- Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.
- De uitzondering op de vergunningplicht als bedoeld in lid 1 geldt indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het bijgebouw of ander bouwwerk met een dak staat op de grond;
- de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een vrijstaand ander bouwwerk met een dak bedraagt maximaal 3 meter, de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw of ander aangebouwd bouwwerk met een dak bedraagt maximaal 3,3 meter;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande andere bouwwerken met een dak in ieder geval wordt begrensd door de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
- [optioneel] in afwijking van sub c geldt ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte bijgebouw (m) dat de bouwhoogte van een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak niet meer mag bedragen dan de opgegeven maximum bouwhoogte;
- de dakhelling bedraagt maximaal 55°;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbouwen en andere bouwwerken met een dak op een bouwperceel bedraagt niet meer dan is weergegeven in onderstaande tabel:
Oppervlakte van gronden gelegen op 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het oorspronkelijk hoofdgebouw en die niet behoren tot het oorspronkelijk hoofdgebouw | Maximale gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak op een bouwperceel |
Kleiner dan of gelijk aan 100 m2 | 50% van de oppervlakte van gronden gelegen op 1 meter achter de voorgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw en die niet behoren tot het oorspronkelijk hoofdgebouw |
Groter dan 100 m2 en kleiner dan 300 m2 | 50 m2 vermeerderd met 20% van de oppervlakte van gronden gelegen op 1 meter achter de voorgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw en die niet behoren tot het oorspronkelijk hoofdgebouw |
Groter dan of gelijk aan 300 m2 | 90 m2 vermeerderd met 10% van de oppervlakte van gronden gelegen op 1 meter achter de voorgevel van het oorspronkelijk hoofdgebouw en die niet behoren tot het oorspronkelijk hoofdgebouw, tot een maximum van 150 m2 |
- In afwijking van sub f geldt ter plaatse van de aanduiding maximum oppervlakte bijgebouwen (m2) dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak niet meer mag bedragen dan de opgegeven oppervlakte.
- Een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak wordt gebouwd op een afstand van minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
- Een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak wordt niet gebouwd aan de naar het openbaar gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw.
- Een bijgebouw of ander bouwwerk met een dak wordt niet gebouwd binnen 1 meter van het openbaar toegankelijk gebied.
- In afwijking van sub h t/m j geldt ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding – bijgebouwen uitgesloten dat ter plaatse van de betreffende aanduiding géén bijgebouwen of andere bouwwerken met een dak mogen worden gebouwd.
- Voor zover het bijgebouw of ander bouwwerk met een dak wordt voorzien van een buitenruimte, is deze op de grond gelegen.
- Het bijgebouw of ander bouwwerk met een dak ligt aan of bij een hoofdgebouw, niet zijnde:
- een woonwagen;
- een tijdelijk bouwwerk;
- een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf
14.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
- De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.2 wordt alleen verleend indien:
- de bouwhoogte maximaal 5,5 meter bedraagt;
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en andere bouwwerken met een dak op het bouwperceel niet meer bedraagt dan 150 m2;
- de ruimtelijke kwaliteit niet onaanvaardbaar wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
- het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, bijdraagt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens de beleidsregels voor het uiterlijk van bouwwerken, zoals die van toepassing is ten tijde van het indienen van de aanvraag.
- in afwijking van het bepaalde in lid 1 onder f verleent het bevoegd gezag de vergunning alsnog indien het gelet op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, van oordeel is dat de omgevingsvergunning in afwijking daarvan toch moet worden verleend.
Artikel 15 Bouwwerken Zonder Dak Behorende Bij Woonruimte
15.1 Toepassingsbereik
Dit artikel gaat over het bouwen, uitbreiden of veranderen van een bouwwerk zonder dak op een voor Wonen-Buitengebied aangewezen locatie.
15.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk zonder een dak te bouwen, uit te breiden of te veranderen op een voor Wonen-Buitengebied aangewezen locatie.
15.3 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht
- In aanvulling op de bouwwerken als genoemd in paragraaf 22.2.7.3 van dit omgevingsplan is de vergunningplicht als bedoeld in artikel 15.2 niet van toepassing indien een bouwwerk zonder een dak te bouwen voldoet aan het bepaalde in artikel 15.4 dan wel 15.5.
- Bij de toepassing van lid 1 dient waar in paragraaf 22.2.7.3 wordt verwezen naar artikel 22.26, in plaats van dat artikel te worden gelezen: artikel 15.2 van deze paragraaf 22b.3.
- Artikel 22.23 van dit omgevingsplan is van overeenkomstige toepassing.
15.4 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht erf- en perceelsafscheidingen
De vergunningplicht als bedoeld in artikel 15.2 is niet van toepassing voor een erf- of perceelsafscheiding die voldoet aan de volgende voorwaarden:
- de erf- of perceelsafscheiding is hoger dan 1 meter, maar niet hoger dan 2 meter;
- de erf- of perceelafscheiding staat op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de afscheiding in functionele relatie staat;
- de erf- of perceelsafscheiding wordt gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
15.5 Algemene regels, uitzonderingen vergunningplicht overige bouwwerken zonder dak
- De vergunningplicht als bedoeld in artikel 15.2 is niet van toepassing voor een ander bouwwerk zonder dak, niet zijnde een erf- of perceelafscheiding, dan bedoeld in artikel 15.3, indien de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
- In afwijking van lid 2 is de vergunningplicht als bedoeld in artikel 15.2 ook niet van toepassing voor een ander bouwwerk zonder een dak, niet zijnde een erf- of perceelafscheiding, dan bedoeld in artikel 15.3, indien de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:
- 6 meter, indien het een lichtmast op een erf of perceel betreft;
- 5 meter, indien het een speelvoorziening of kunstwerk betreft.
15.6 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
- De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.2 wordt alleen verleend indien:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 meter;
- de ruimtelijke kwaliteit niet onaanvaardbaar wordt aangetast;
- de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
- de belangen van omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
- het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, bijdraagt aan het verbeteren van de omgevingskwaliteit, beoordeeld volgens de beleidsregels voor het uiterlijk van bouwwerken, zoals die van toepassing is ten tijde van het indienen van de aanvraag.
- In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder e verleent het bevoegd gezag de vergunning alsnog, indien het gelet op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, van oordeel is dat de omgevingsvergunning in afwijking daarvan toch moet worden verleend.
4 Algemene Regels (Paragraaf 22b.4)
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Ondergronds bouwen
Op gronden waar in gevolge deze regels gebouwen mogen worden opricht mag, tenzij anders aangegeven in de bouwregels voor de betreffende functie, tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse gebouwen maximaal 4 m mag bedragen.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Strijdig gebruik
Tot een met het omgevingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegsport;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Afwijkingsbevoegdheid
19.1.1 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de functieregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de functiebepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de functiebepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- de functiebepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 30 m² bedraagt,
- de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- de functiebepalingen en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van communicatievoorzieningen, worden vergroot tot niet meer dan 35 m;
- de functieregels voor het houden van evenementen, met dien verstande dat:
- de duur van maximaal 15 dagen per evenement mag bedragen, inclusief op- en afbouw voor voorzieningen van dat evenement;
- er niet meer dan 5 evenementen per jaar op één locatie mogen plaatsvinden;
- er geen horeca mag plaatsvinden, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
- er geen detailhandel mag plaatsvinden, anders dan inherent aan het toegestane evenement.
- de functieregels voor de inrichting van camperovernachtingsplaatsen voor maximaal 5 campers.
19.1.2 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 19.2 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid.
19.2 Afwegingskader afwijkingsbevoegdheid
19.2.1 Afwegingskader
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
- de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
19.2.2 Weigering omgevingsvergunning
Indien de waarden en/of belangen als genoemd in 19.2.1 onder a en b onevenredig worden geschaad en/of de 19.2.1 onder c en d genoemde uitvoerbaarheid/inpasbaarheid niet is aangetoond en/of de 19.2.1 onder e genoemde verkeerssituatie onevenredig wordt beïnvloed, vindt de afwijkingsbevoegdheid geen toepassing.
Artikel 20 Overige Regels
20.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Artikel 21 Regels Ter Bescherming Van Waarde En Objecten
21.1 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een vergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.