KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Detailhandel - Pdv+
Artikel 5 Gemengd - Transformatie
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer-verblijfsgebied
Artikel 9 Leiding - Gas
Artikel 10 Waarde - Maastrichts Erfgoed
3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Algemene Procedureregels
Artikel 18 Overige Regels
Artikel 19 Geboden
Artikel 20 Beleidsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel

Retailpark Belvédère

Bestemmingsplan - Gemeente Maastricht

Vastgesteld op 27-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Retailpark Belvédère" met identificatienummer NL.IMRO.0935.bpRetailpBelvedere-vg03 van de gemeente Maastricht.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en/of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw vastgebouwd bouwwerk dat qua verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.6 aangewezen bouwplan:

een krachtens artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening aangewezen bouwplan.

1.7 additionele voorzieningen:

die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de primaire bestemming; hieronder zijn in ieder geval begrepen plastieken, standbeelden of andere kunstwerken of voorzieningen in het openbaar gebied, kiosken, abri's, nutsgebouwtjes, voetgangersliften, straatmeubilair of daarmee vergelijkbare nutsvoorzieningen. Hieronder worden niet verstaan: ondergrondse en bovengrondse stallingsvoorzieningen voor (brom-, snor- en motor-) fietsen en ondergrondse en bovengrondse afvalvoorzieningen en ondergrondse parkeervoorzieningen voor auto's.

1.8 antennebeleid:

het gemeentelijk antennebeleid, zoals verwoord in het door de raad d.d. 01.03.2009 vastgestelde document 'Antennebeleid 2009/UMTS Nota 2009'.

1.9 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologische zone:

gebied met bepaalde archeologische waarde, aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone a’ (in en binnen een straal van 50 meter om bekende archeologische vindplaatsen en historische relicten alsmede het gebied binnen de eerste stadsmuur), ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone b’ (tussen de eerste en tweede stadsmuur alsmede historische dorpskernen) of ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone c’ (buiten de tweede stadsmuur), waarbinnen respectievelijk verschillende ondergrenzen voor archeologisch onderzoek gelden, als omschreven in de beleidsnota “Springlevend Verleden Maastricht 2008” alsmede in deze regels.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bedrijfsgebonden:

onlosmakelijk deel uitmakend van een bedrijf dat op basis van deze regels ter plaatse gevestigd mag zijn.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte (b.v.o.):

de totale vloeroppervlakte (gemeten volgens NEN 2580) van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsterrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het bedrijfsgebouw of het bedrijfsterrein noodzakelijk is.

1.16 bekende archeologische vindplaats:

alle bij de gemeente bekende en geregistreerde archeologische vindplaatsen, waaronder ook de archeologische monumenten.

1.17 beleidsregel:

een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Bij de uitwerking van de bepalingen in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar drie beleidsregels:
- beleidsregel 'Parkeernormen Maastricht 2017', d.d. 11.07.2017;
- beleidsregel 'Parkeren en Duurzaamheid Belvédère Maastricht, 2e herziening 2021’, d.d. 12 januari 2021;
- beleidsregel 'Beleidsregel stedenbouwkundig kader Retailpark Belvédère, 1e herziening 2021', d.d. 9 februari 2021.
Deze beleidsregels zijn, daar waar dit in deze regels aangegeven, van toepassing met inachtneming van eventuele toekomstige herzieningen.

1.18 bestaand(e situatie):

  1. bij bouwwerken: aanwezig c.q. in aanbouw op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.19 bestaande bedrijven:

het legale en/of vergunde bedrijfsmatig gebruik in de vorm en omvang ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw:

een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat qua verschijningsvorm en functioneel opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.23 bodemverstoring:

alle effecten die het gevolg zijn van veranderingen van en/of aan de fysische bodemkarakteristieken lager dan 0,40 m onder maaiveld, zoals door bouw-, aanleg en/of sloopwerkzaamheden.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 (sub)branche:

in dit bestemmingsplan wordt als een branche beschouwd een perifere detailhandelsvestiging in de vorm van:
  1. tuin- en sfeercentra als bedoeld in artikel 1 lid 82,
  2. bouwmarkten, als bedoeld in artikel 1 lid 82,
  3. wonen en woningrichting als bedoeld in artikel 1 lid 82,
Een subbranche is een perifere detailhandelsvestiging gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden van producten in de branches 'sport en kamperen', 'bruin- en witgoed', 'rijwielen en rijwielaccessoires' en 'dierbenodigdheden en -voeding' zoals gedefinieerd in de leden 1.42 t/m 1.45.

1.32 brancheverdeling:

verdeling van het totaal beschikbare areaal aan winkelvloeroppervlak over de verschillende branches.

1.33 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.34 cafetaria/snackbar/fastfoodbedrijf:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.35 cluster:

een deelgebied van het Retailpark Belvédère, conform de tekening zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels en zoals aangegeven in de regels met de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd-cluster 2a (sgd-cluster 2a‘), ‘specifieke vorm van gemengd-cluster 2b (sgd-cluster 2b‘), ‘specifieke vorm van gemengd-cluster 2c (sgd-cluster 2c‘), ‘specifieke vorm van gemengd-cluster 2d (sgd-cluster 2d‘), ‘specifieke vorm van gemengd-cluster (sgd-cluster 3‘) en ‘specifieke vorm van gemengd-cluster 4 (sgd-cluster 4‘).

1.36 coffeeshop:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

1.37 cultureel erfgoed:

alle materiële getuigenissen uit het verleden die de samenleving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren.

1.38 cultuurhistorisch rapport:

onderzoek waarbij de algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, worden geïnventariseerd en in kaart worden gebracht.

1.39 cultuurhistorische waardestelling:

een bestaande en/of toegekende samenhangende waardestelling op het gebied van algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, toegekend aan een zaak en/of object en/of gebied.

1.40 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.41 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en, verhuren en leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden mede begrepen galeries.

1.42 detailhandel in bruin- en witgoed:

grootschalige detailhandel met een minimaal winkelvloeroppervlak van 1000 m² in bruingoed (consumentenelektronica waarvan een wezenlijk deel volumineuze apparaten) en witgoed (huishoudelijke apparaten waarvan een wezenlijk deel volumineuze apparaten) en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

1.43 detailhandel in de branche 'dierbenodigdheden en -voeding':

grootschalige detailhandel met een minimaal winkelvloeroppervlak van 1000 m² in dieren en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals diervoeding, dierverblijven, dierbenodigdheden en -accessoires.

1.44 detailhandel in de branche 'sport en kamperen':

grootschalige detailhandel met een minimaal winkelvloeroppervlak van 1000 m² in:
  • sportartikelen, waaronder voetballen, ski's, schaatsen, tennisrackets, biljarts, hometrainers enz.;
  • watersportartikelen, waaronder kano’s en roeiboten, surfplanken, duiksportartikelen, vissportartikelen, onderdelen en accessoires voor watersportartikelen, eventueel in combinatie met watersportkleding;
  • sportprijzen, bekers en medailles;
  • sportartikelen in combinatie met sportkleding en/of sportschoeisel waarbij het omzetaandeel van de artikelengroepen afzonderlijk minder dan 70% uitmaakt van de omzet;
  • kampeerartikelen, waaronder kampeertenten, kampeerbenodigdheden en accessoires.

1.45 detailhandel in rijwielen en rijwielaccessoires:

grootschalige detailhandel met een minimaal winkelvloeroppervlak van 1000 m² in fietsen en van rechtstreeks samenhangende artikelen voor fietsen, zoals accessoires, specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen; hieronder valt ook de detailhandel in vervoersmiddelen als scooters, brom/snorfietsen, scootmobielen, rollatoren e.d..

1.46 dominant bouwwerk:

bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarden, waarvan zowel het interieur als het exterieur bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed'.

1.47 exploitatiegebied:

gebied als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid onder a Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 7c, elfde lid, onder c besluit uitvoering Crisis-en herstelwet.

1.48 functie:

gebruiksfuncties als bedoeld in de artikelen 1.42, 1.43. 1.44.1.45, 1.61, 1.69, 1.77 en 1.82,

1.49 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 gebruiksoppervlakte:

Het oppervlak gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingswanden die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen.

1.51 geluidgevoelig object:

gebouwen, terreinen of objecten die volgens de Wet geluidhinder als geluidgevoelig object worden beschouwd; hieronder worden verstaan woningen, geluidgevoelige terreinen en andere geluidgevoelige gebouwen.

1.52 geurgevoelig object:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf, dat daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.53 gevelafwerking:

de kleurlagen op de gevel, het metsel- en voegwerk, de textuur en het patin.

1.54 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.55 grow-producten:

verzamelnaam voor producten welke gebruikt worden voor de kweek van hennep, zoals onder andere meststoffen, zaden, groeilampen, ventilatoren en lectuur.

1.56 growshop:

een specifieke vorm van detailhandel voor grow-producten.

1.57 head-producten:

verzamelnaam voor producten welke verwant zijn aan de hasj-cultuur zoals onder andere waterpijpen, vloeipapier, cocaïnedoosjes en versnijdingsmiddelen zoals cafeïne.

1.58 headshop:

een specifieke vorm van detailhandel voor head-producten.

1.59 historisch relict:

objecten en structuren van vóór 1830, zoals kastelen, historische landhuizen, molens, kloosters, hoeves en vestingwerken.

1.60 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.61 horeca:

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:
  1. het verstrekken van nachtverblijf;
  2. het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie;
  3. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  4. discotheek/dancing.
De horecabedrijven worden als volgt onderverdeeld:
horeca categorie 1: vorm van horeca binnen detailhandel, die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar voor maximaal 25% van het vloeroppervlak overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en niet-alcoholische dranken worden verstrekt, zonder terrasvoorziening;

horeca categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant (zonder alcohol);
horeca categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, restaurant met alcohol, juice- en healthbar;
horeca categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);
horeca categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.62 interieur:

de binnenkant van een gebouw/bouwwerk, zijnde de zaken die door bestanddeelvorming en/of een hechte verbinding met het gebouw/bouwwerk, een onroerend karakter hebben.

1.63 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben, dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.64 kenmerkend bouwwerk:

bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarde, waarvan het exterieur bescherming geniet ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed'.

1.65 kosten van de grondexploitatie:

de kosten als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, onder c, sub 1 en 2 Wet ruimtelijke ordening, die worden verhaald binnen het exploitatiegebied.

1.66 (beperkt) kwetsbaar object:

In het voorliggende plan wordt verstaan onder:
  1. kwetsbare objecten:
    • woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld onder b.;
    • gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
      • ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
      • scholen, of
      • gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    • en de volgende gebouwen, complexen en terreinen:
      • kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
      • complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
  2. beperkt kwetsbare objecten:
    • verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
    • kantoorgebouwen, hotels en restaurants en winkels, voorzover zij niet onder a. vallen;
    • sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
    • bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder a. vallen;
    • objecten die met de onder b. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; ·
    • kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder a. vallen.

1.67 landmark:

hoogteaccent in de vorm van een bouwwerk (geen gebouw zijnde) dat bijdraagt aan de identiteit en herkenbaarheid van het retailpark. Het landmark kan een zelfstandig bouwwerk zijn of een onderdeel van een gebouw.

1.68 langzaam verkeer:

berijders van niet-motorvoertuigen (waaronder bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers en geleiders/berijders van bijvoorbeeld een paard.

1.69 leisure:

doelgerichte voorzieningen van grootschalig indoor-entertainment met een toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht. Het betreft voorzieningen van spel- en/of sportgerelateerde aard. (Semi-) culturele voorzieningen zoals theaters en bioscopen zijn uitgesloten.

1.70 maatvoeringsnormen:

normen over de maatvoeringen van stedenbouwkundige aard bestaande uit bebouwingsoppervlakte in BVO, aantal bouwlagen, goot- en bouwhoogten, bebouwingspercentage en bouwlagen.

1.71 nachtzaak:

horecabedrijf met ontheffing op het algemene sluitingsuur op grond van de APV.

1.72 nevenassortiment:

een assortiment van artikelen dat gevoerd wordt in aanvulling op het regulier assortiment van een winkel; dit assortiment moet aansluiten op de hoofdactiviteit van de winkel en passen in het kader van trends en ontwikkelingen.

1.73 nok:

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden.

1.74 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten dienste van openbaar en semi-openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen.

1.75 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat niet als een bouwlaag wordt aangemerkt en maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen, tenzij in de regels een andere maat is aangegeven.

1.76 ondergeschikt:

in omvang gering en niet zelfstandig uitgeoefend.

1.77 ondergeschikte horeca en winkel c.q. leisureondersteunende horeca:

een vorm van horeca die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan en uitsluitend toegankelijk is via de hoofdactiviteit, die alleen wordt uitgeoefend tijdens publieke openingstijden van de hoofdactiviteit en die in inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de bedrijfsmatige functie van de hoofdactiviteit.

1.78 ondergeschikte kantooractiviteit:

een kantoorfunctie die deel uitmaakt van een bedrijfsmatige hoofdactiviteit en die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan die hoofdactiviteit en waarbinnen hoofdzakelijk administratieve en representatieve werkzaamheden worden verricht ten behoeve van de hoofdactiviteit. Solitaire kantoorvestigingen worden hier niet onder begrepen.

1.79 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.80 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.81 peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang (of die) onmiddellijk aan en weg grenzen: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang of:
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.82 PDV+:

perifere detailhandelsvestiging; vorm van detailhandel met een assortiment van goederen dat qua aard en omvang niet in een buurt- of wijkwinkelcentrum thuishoort en door omvang/schaalgrootte moeilijk in (historische) binnensteden inpasbaar is.
Het gaat in dit plan om de branches tuin- en sfeercentra, bouwmarkten, wonen en woningrichting en additionele grootschalige branches. Deze branches worden daarbij als volgt gedefinieerd:
tuin- en sfeercentrum:
een detailhandelsbedrijf gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, van:
  • levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen zaden, bollen en knollen, bomen, heesters en coniferen, vaste planten en kamerplanten, eenjarige en tropische buitenplanten, snijbloemen, kleine huisdieren, alsmede:
  • niet-levend materiaal, waaronder begrepen: meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, grondproducten, potterie, tuin- en interieurgerelateerde cadeau-, sfeer-en interieurartikelen, kerst- en paasartikelen, vijvermaterialen, bestratingsmateriaal, tuinhuisjes, blokhutten, kassen, serres en tuinhout, tuingereedschappen, (tuin)verlichting, tuinmeubelen, en terrasaankleding, dierbenodigdheden en -voeders, tuinkleding, en -schoeisel, (met uitzondering van modische, sport- of vrijetijdskleding), tuinonderhoudsmiddelen (waaronder schoonmaakmiddelen, beitsen e.d.) en grootschalige tuinartikelen (zoals zwembaden en speeltoestellen),

    en daaraan ondergeschikte verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers, het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease en het leveren van aan een tuin- en sfeercentrum gerelateerde diensten (exposities, seminars, shows en dergelijke).
bouwmarkt:
een detailhandelsbedrijf gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling, van in ieder geval: hout en houtwaren, keukens (incl. apparatuur) en kasten, gereedschappen (incl. klimmaterialen), badkamer-, toilet- en sanitairartikelen, wand- en vloertegels, bouwmaterialen en grondstoffen, isolatiematerialen, deuren, ramen en vensterglas, ijzer- en metaalwaren, hang- en sluitwerk, (sfeer)verlichtingsartikelen, doe-het-zelf- en bouwpakketten, verfwaren, lijmen en kitten, behang(benodigdheden) en wand- en vloerbekleding, woningtextielstoffen, zonwering en zonneschermen, werkkleding en -schoeisel, elektra en elektrisch (installatie)materiaal, geisers, kachels, radiatoren en convectoren,
en daaraan ondergeschikte verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers.
wonen en woninginrichting:
een detailhandelsbedrijf gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling van in ieder geval: (klein)meubels voor binnen en buiten, open haarden, ornamenten voor binnen en buiten, keukens, keuken(inbouw)apparatuur, behang, wand- en vloerbekleding, wand- en vloertegels, woningtextiel- en meubelstoffen, zonwering en zonneschermen, matrassen en bedbodems en woonaccessoires.
additionele branches:
detailhandelsbedrijven gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling van producten in de branches 'sport en kamperen', 'bruin- en witgoed', 'rijwielen en rijwielaccessoires' en 'dierbenodigdheden en -voeding' zoals gedefinieerd in de leden 1.42 t/m 1.45.

1.83 productiegebonden opslag:

opslag van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de opslagfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.

1.84 retailpark-gerelateerde bedrijvigheid:

bedrijvigheid, verband houdend met het retailpark of anderszins aan de producten die in de winkels op het retailpark verkrijgbaar zijn gerelateerde bedrijfsactiviteiten.

1.85 risicovolle inrichting:

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen.

1.86 seksbedrijf:

een voor het publiek toegankelijk gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte, is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Ook een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen. Seks- en of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. bestemming, zoals bedoeld, dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.87 smartshop:

een gebouw of een deel van een gebouw voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop en/of leveren van producten waarin psychotrope stoffen aanwezig zijn aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

1.88 verstoringsoppervlakte, projectgebied:

de omvang van de bodemverstoring respectievelijk de omvang van het gebied, welk gebied onderwerp is van een omgevingsvergunning voor het opheffen van het planologisch strijdig gebruik als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.89 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.90 waardevolle cultuurhistorische elementen:

objecten en bouwwerken, niet zijnde gebouwen, met cultuurhistorische waarde die bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming ‘Waarde - Maastrichts Erfgoed’.

1.91 wegverkeer:

verkeer dat over een weg plaatsvindt per auto, bus, fiets, bromfiets enzovoort.

1.92 winkel:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin goederen aan particulieren worden verkocht.

1.93 winkelvloeroppervlak (w.v.o.):

de voor het publiek toegankelijke, zichtbare, overdekte en ommuurde winkelruimte, inclusief buitenverkoop, exclusief (drive-in) magazijnen, kantoren, etalages, opslagruimten en dergelijke.

1.94 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.95 zendmast:

bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorie 4.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf van categorie 4.1 (b=4.1)’, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van geluidzoneringplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  2. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 tot en met 3.2, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van geluidzoneringplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  3. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);
  4. productiegebonden opslag;
  5. bedrijfsgebonden kantoren;
  6. bestaande openbare wegen;
  7. overige wegen en paden;
  8. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein (p)';
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. tuinen, erven en verhardingen;
  11. groenvoorzieningen;
  12. additionele voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.5 sub a. ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 3 meter, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a en artikel 3 lid 1 sub b voor wat betreft het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) dan wel tot een hogere milieucategorie behoren, maar die aantoonbaar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan toegelaten milieucategorieën.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Detailhandel - Pdv+

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - PDV+' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. perifere detailhandel (PDV+), passend binnen de in artikel 1 lid 82 van deze regels opgenomen begripsbepaling 'PDV+' en overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 lid 1;
  2. nevenassortiment;
  3. leisure, conform het bepaalde in artikel 4 lid 5.7, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning uitgesloten - leisure uitgesloten (-sco - lu)' geen leisurefuncties zijn toegestaan op de begane grond;
  4. aan de functies onder a. tot en met c. ondergeschikte horeca;
  5. aan de functies onder a. tot en met c. ondergeschikte kantooractiviteiten;
  6. inpandige bedrijfsgebonden opslag;
  7. parkeervoorzieningen ten behoeve van deze bestemming, conform het bepaalde in artikel 4 lid 5.6;
  8. openbare wegen;
  9. tuinen, erven en verhardingen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. groenvoorzieningen;
  12. additionele voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Gemengd - Transformatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-Transformatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bestaande bedrijven;
  2. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', met dien verstande dat indien deze afwijkende functie gedurende een aaneengesloten periode van minimaal drie jaar ter plaatse niet wordt uitgeoefend, deze functie niet meer mag worden voortgezet;

    alsmede voor
  3. perifere detailhandel (PDV+), passend binnen de in artikel 1 van deze regels opgenomen begripsbepaling 'PDV+' en overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.
  4. leisure, conform het bepaalde in artikel 5 lid 5.5;

    met daarbij behorende:

  5. bedrijfsgebonden kantoren;
  6. inpandige bedrijfsgebonden opslag;
  7. wegen en paden;
  8. parkeervoorzieningen ten behoeve van deze bestemming, conform het bepaalde in artikel 5 lid 5.4;
  9. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. tuinen, erven en verhardingen;
  11. groenvoorzieningen;
  12. additionele voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. leefgebied voor beschermde fauna en groeiplaats voor beschermde planten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur-leefgebied (sn-lg)’;
  2. groenvoorzieningen;
  3. plantsoenen;
  4. bermen en beplantingen;
  5. taluds;
  6. speelvoorzieningen;
  7. extensieve (dag)recreatie;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  10. additionele voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Teneinde de gunstige staat van instandhouding van beschermde flora en fauna te waarborgen dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen, voor zover dit noodzakelijk is vanuit de Wet Natuurbescherming.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegverkeer;
  2. langzaamverkeer;
  3. geluidwerende voorzieningen;
  4. verblijfsgebied;
  5. groenvoorzieningen verband houdende met het (weg)verkeer;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. taluds;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. additionele voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bebouwing ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 8 Verkeer-verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersontsluiting;
  2. verblijfsgebied;
  3. een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein (p)’;
  4. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  5. groenvoorzieningen
  6. speelvoorzieningen;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. additionele voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
  1. het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving


De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de aangeduide hogedruk gastransportleiding.

9.2 Bouwregels


In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de leiding worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.

9.3 Afwijken van de bouwregels


Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2 met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de energievoorziening. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning dient de leidingbeheerder toestemming te hebben verleend.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Maastrichts Erfgoed

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen


Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien ter plaatse gemeentelijke monumenten of behoud- en beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

10.4 Afwijken van de bouwregels


Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van het bepaalde in artikel 10 lid 2 een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, onder de voorwaarden dat:
  1. de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden niet worden aangetast, en;
  2. de nieuwbouw binnen de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage aan de genoemde waarden levert, en;
  3. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, en;
  4. voor zover het bouwen en/of de gevolgen ervan monumenten en/of archeologisch waardevolle locaties betreft, hierover voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning advies dient te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige van de gemeente Maastricht.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

10.7 Wijzigingsbevoegdheid


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor de gebieden ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – dominant bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – kenmerkend bouwwerk’, ‘specifieke bouwaanduiding – waardevol cultuurhistorisch element’, 'specifieke vorm van waarde – archeologische zone a’ en ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone c’ de voormelde aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een cultuurhistorisch en/of archeologisch rapport is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische en/of archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel dat deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven.

3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel


Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Ondergronds bouwen

Het bouwen van ondergrondse gebruiksruimten is niet toegestaan.

12.2 Landmark

  1. Binnen de bestemming ‘Detailhandel – PDV+’ mag één landmark worden gerealiseerd tot een hoogte van 30 meter, met inachtneming van het 'Beleidsregel stedenbouwkundig kader Retailpark Belvédère, 1e herziening 2021'.
  2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het plan van het bepaalde onder a. ten behoeve van het realiseren van een landmark in de vorm van twee extra bouwlagen met maximaal 250 m² gebruiksfunctie per bouwlaag op het gebouw in cluster 2a. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
    1. De gebruiksfunctie moet passen binnen het bestaande programma voor cluster 2a overeenkomstig artikel 19.
  3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het plan van het bepaalde onder a. ten behoeve van het realiseren van het hier bedoelde landmark binnen de bestemmingen ‘Groen’ of ‘Verkeer’ met inachtneming van de beleidsregel 'Beleidsregel stedenbouwkundig kader Retailpark Belvédère, 1e herziening 2021', met dien verstande dat:
    1. de maximale hoogte van 30 meter wordt gerelateerd aan het peuil van de Baron Des Tombeslaan.

12.3 Antennemasten en zendmasten

Het bouwen van antennemasten en zendmasten is niet toegestaan.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik


Het is verboden gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens te gebruiken in strijd met de bepalingen in deze regels. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van smart-, head- en growshops;
  3. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning.

13.2 Leisure

Binnen de bestemmingen 'Detailhandel - PDV+' en 'Gemengd - Transformatie' mogen leisurefuncties worden gevestigd tot een maximum van 15.000 m² b.v.o. voor de beide bestemmingen tezamen (inclusief toegepaste wijzigingsbevoegdheden vanuit de bestemming 'Bedrijventerrein' naar de bestemming 'Detailhandel – PDV+'), met dien verstande dat de minimale omvang van een leisurefunctie 500 m² b.v.o. dient te bedragen.

13.3 Horeca

Binnen de bestemmingen 'Detailhandel - PDV+' en 'Gemengd - Transformatie', inclusief toegepaste wijzigingsbevoegdheden vanuit de bestemming 'Bedrijventerrein' naar de bestemming 'Detailhandel - PDV+' mogen met toepassing van de in de bestemmingsregels van 'Detailhandel - PDV+' en 'Gemengd - Transformatie', daartoe opgenomen afwijkingsbevoegdheden (zelfstandige) horecafuncties van categorie 1 en 2 alsmede juice- en healthbars worden gerealiseerd tot een maximum van 1.500 m² b.v.o. voor de beide bestemmingen tezamen, met dien verstande dat de maximum oppervlakte voor één horecavestiging 500 m² b.v.o. bedraagt.

13.4 Kostenverhaal en locatie-eisen

  1. de kosten van de grondexploitatie worden verhaald ten laste van de gronden gelegen binnen het exploitatiegebied waarop aangewezen bouwplannen zijn voorzien;
  2. het exploitatiegebied, onderscheiden naar exploitatiegebied A tot en met E, is zodanig aangewezen op de verbeelding;
  3. een exploitatieplan kan, in afwijking van artikel 6.12 eerste en derde lid Wet ruimtelijke ordening, worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 milieuzone - geurzone

  1. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    1. de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ opgeheven wordt, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
    2. in die zin dat de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.

14.2 milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein

  1. De gebiedsaanduiding 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' geeft de begrenzing aan van een gezoneerd bedrijventerrein. Geluidzoneringplichtige inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein'.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder a. bedoelde milieuzone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding ´milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' op de verbeelding.

14.3 veiligheidszone - bevb

  1. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bevb' mogen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gesitueerd;
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder a. bedoelde veiligheidszone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-bevb’ op de verbeelding.

14.4 veiligheidszone - externe veiligheid

  1. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' kunnen nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd, met uitzondering van kwetsbare objecten met name gericht op minder zelfredzame personen zoals kinderen jonger van 12 jaar. Bij realisering van nieuwe kwetsbare objecten kunnen burgemeester en wethouders maatregelen opleggen ter waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van de beheersbaarheid bij incidenten;
  2. De onder a. genoemde maatregelen houden ten minste in dat:
    1. nieuw te realiseren gebouwen geen ramen en deuren (exclusief doorgangen ten behoeve van laden en lossen) mogen hebben aan de zijde van de gasleiding;
    2. bij indeling van de gebouwen nagestreefd dient te worden dat de niet-verblijfsruimten en de ruimten die niet toegankelijk zijn voor bezoekers/publiek aan de zijde van de gasleiding worden gesitueerd (bv opslag, personeelskantine, toiletblokken etc). Zodoende wordt inpandig zoveel mogelijke ruimtelijke scheiding gecreëerd tussen de risicobron en de aanwezige personen;
    3. Vluchtroutes binnen de gebouwen moeten voldoen aan de vereisten van het Bouwbesluit. De capaciteit van vluchtwegen aan de, van de hogedruk aardgastransportleiding afgekeerde zijde, dient verhoogd te worden met capaciteit van vluchtwegen die richting de hogedruk aardgastransportleidingen gaan;
    4. bij de invulling van het bestemmingsplan wordt aanbevolen functies met een lage personendichtheid, voor zover mogelijk, te situeren aan de kant van de buisleiding.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder a. bedoelde veiligheidszone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-externe veiligheid’ op de verbeelding.

14.5 wetgevingszone – exploitatiegebied

Ten aanzien van het exploitatiegebied is het bepaalde in artikel 13 lid 4 van toepassing.

14.6 wetgevingszone – verwezenlijking in naaste toekomst


Ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone – verwezenlijking in de naaste toekomst’ wordt de verwezenlijking van het bestemmingsplan in de naaste toekomst urgent geacht.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken:
  1. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de bouwgrens voor de bouw van een luifel, groter dan 1 meter aan de voorgevel van een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    2. er geen bezwaren bestaan vanuit stedenbouwkundig oogpunt en vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
  5. van deze regels en toestaan dat antennemasten en zendmasten worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 50 meter;
    2. er wordt voldaan aan het gemeentelijk antennebeleid;
  6. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter mag bedragen;
  7. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 40 meter;
    2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 50 meter;
    3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
  8. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Wijziging bestemmingsgrenzen


Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze overschrijding mag niet meer bedragen dan 3 meter.

16.2 Wijziging antennebeleid


Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de van toepassing verklaring van een nieuwe, door de gemeenteraad vast te stellen 'Antennebeleid/UMTS Nota', dan wel een wijziging van het antennebeleid.

Artikel 17 Algemene Procedureregels

17.1 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) van toepassing.

17.2 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
  1. het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage;
  2. Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
  3. in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
  4. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en Wethouders;
  5. Burgemeester en Wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

17.3 Wijzigingen

Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en Wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Verwijzing naar wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

18.2 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Waar in dit plan (dubbel)bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
  1. in de eerste plaats de regels van Leiding - Gas;
  2. in de tweede plaats de regels van Waarde - Maastrichts Erfgoed.

Artikel 19 Geboden

19.1 Programma

  1. Voor de PDV-functies zoals toegelaten conform het bepaalde in artikel 4 lid 1 en artikel 5 lid 1= gelden de volgende bepalingen:
    1. Op grond van artikel 4 lid 1 sub a en artikel 5 lid 1 sub c is gezamenlijk maximaal 28.500 m² winkelvloeroppervlak aan perifere detailhandel (PDV+), passend binnen de in artikel 1 van deze regels opgenomen begripsbepaling 'PDV+', als volgt verdeeld over de volgende (sub)branches:
Branches
Wonen en woninginchting
Bouwmarkten
Tuin en sfeercentra
13.900 m²
3500 m²
Subbranches
Bruin en witgoed
dierbenodigdheden en -voeding
sport en kamperen
rijwielen en rijwielaccessoires
2000 m²
1500 m²
5000 m²
2600 m²

Artikel 20 Beleidsregels

  1. Beleidsregels
    1. de beleidsregel 'Parkeernormen Maastricht 2017' kan na de vaststelling van dit plan door het college van burgemeester en wethouders worden gewijzigd, ingetrokken of herzien;
    2. de beleidsregel 'Parkeren en Duurzaamheid Belvédère Maastricht, 2e herziening 2021' kan na de vaststelling van dit plan door het college van burgemeester en wethouders worden gewijzigd, ingetrokken of herzien';
    3. de beleidsregel 'Beleidsregel stedenbouwkundig kader Retailpark Belvédère, 1e herziening 2021' kan na de vaststelling van dit plan uitsluitend door de gemeenteraad worden gewijzigd, ingetrokken of herzien;
  2. Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van vergunningverlening gelden.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig, in afwijking van het bepaalde onder a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%;
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels behorende bij het bestemmingsplan 'Retailpark Belvédère'.