KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Woongebied
Artikel 7 Waarde- Beschermd Stadsgezicht
Artikel 8 Waarde Maastrichts Erfgoed
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Bijlage 1

Bestemmingsplan Sphinx

Bestemmingsplan - Gemeente Maastricht

Onherroepelijk op 22-09-2009 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Aan- en/of uitbouw

een aan een hoofdgebouw vastgebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw. Voor de toepassing van deze regels wordt een aan- en/of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.

1.2 Aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied (waaronder in ieder geval kinderopvang wordt verstaan) dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woon-functie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Deze functie kan alleen worden uitgeoefend door de feitelijke bewoner(s) van het pand. Hieronder vallen niet de uitoefening van publiekverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, detailhandel alsmede seks- en/of pornobedrijf.

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aangebouwd bijgebouw

een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en).

1.6 Archeologische zone

gebied met bepaalde archeologische waarde, aangeduid als zone A (binnen de eerste stadsmuur, B (tussen de eerste en tweede stadsmuur alsmede historische dorpskernen) of C (buiten de tweede stadsmuur), waarbinnen respectievelijk verschillende ondergrenzen voor archeologisch onderzoek gelden, als omschreven in de beleidsnota "Springlevend Verleden Maastricht 2008" alsmede in deze regels.

1.7 Atelier

werkplaats van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde producten is toegestaan.

1.8 Bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Bebouwingspercentage

een op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.10 Beeldondersteunende of kenmerkende bebouwing

betreft cultuurhistorisch of architectonisch waardevolle bebouwing, waarvan alleen de onderdelen, die vanaf de semi-publieke ruimte zichtbaar zijn, beschermd worden via de bestemming Waarde - Maastrichts erfgoed.

1.11 Begane grond

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

1.12 Bekende archeologische vindplaats

alle bij de gemeente bekende en geregistreerde archeologische vindplaatsen, waaronder ook de archeologische monumenten.

1.13 Beperkt kwetsbaar object

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.14 Cultuurschets Belvedere

de van het bestemmingsplan deel uitmakende kaart (verbeelding B), behorende bij de bestemming Waarde - Maastrichts erfgoed, (artikel 9 van de regels), waarop het te beschermen cultureel erfgoed is aangegeven.

1.15 Bestaande situatie

bij bouwwerken: aanwezig c.q. in aanbouw op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij in de regels anders is bepaald.


Bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.16 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels.

1.19 Bijgebouw

een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw. Voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw aangemerkt als een bijgebouw

1.20 Bodemverstoring

alle effecten die het gevolg zijn van veranderingen van en of aan de fysische bodemkarakteristieken, lager dan 0,40 meter onder maaiveld.

1.21 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, ver-nieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 Bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder, en met een maximale hoogte van 3,5 meter voor woningen en andere gebouwen.

1.23 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waar ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 Cultuur erfgoed

alle materiele getuigenissen uit het verleden die de samen-leving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren.

1.27 Cultuur en ontspanning

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning waaronder:


ateliers, en/of

attractieparken, en/of

bioscopen, en/of

bowlingbanen, en/of

casino's, en/of

creativiteitscentra, en/of

dansscholen, en/of

dierentuinen, en/of

evenemententerreinen, en/of

kinderboerderijen, en/of

musea, en/of

muziekscholen, en/of

muziektheaters, en/of

sauna, en/of

speeltuinen, en/of

theater, en/of

welness,

met inbegrip van ondergeschikte detailhandel, horeca en kantoren ten dienste van deze voorzieningen.

De functies seks- en pornobedrijf en straatprostitutie vallen niet onder dit begrip.

1.28 Cultuurhistorische waarden

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden mede begrepen galeries en publiekaantrekkende dienstverlening. Smart-, head- en growshops zijn uitgezonderd.

1.29 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 Dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.31 Discotheek/dancing

nachtgelegenheid, waar dranken en soms maaltijden worden verstrekt en waar men de mogelijkheid heeft om te dansen. Er dient een dansvloer aanwezig te zijn van minimaal 10 m2. Hieronder valt tevens een nachtclub.

1.32 Dominant bouwwerk

Bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarden, welke als zodanig op de bestemmingsplankaart is aangegeven en waarvan zowel het interieur als het exterieur van het gebouw/bouwwerk bescherming geniet ingevolge de bestemming Waarde - Maastrichts erfgoed.

1.33 Externe veiligheid

de kans om buiten een inrichting te overlijden als recht-streeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrich-ting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.34 Galerie

tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst.

1.35 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 Geluidhinder veroorzakende inrichtingen

inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50).

1.37 Gevelafwerking

de kleurlagen op de gevel, het metsel- en voegwerk, de textuur en het patin.

1.38 Historisch relict

objecten en structuren van vóór 1830, zoals kastelen, historische landhuizen, molens, kloosters, hoeves, vestingwerken.

1.39 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.40 Horecabedrijf

een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:


· het verstrekken van nachtverblijf;

· het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);

· het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.41 Interieur

de binnenkant van een gebouw/bouwwerk, daaronder be-grepen de zaken die door bestanddeelvorming en/of een hechte verbinding met het gebouw/bouwwerk, een onroe-rend karakter hebben.

1.42 Kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel han-delingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.43 Kenmerkend bouwwerk

bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarde, welke als zodanig op analoge verbeelding B is aangegeven en waarvan slechts die onderdelen zoals omschreven in het als bijlage toegevoegde rapport "Maastricht, cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek Sphinxterrein", bescherming genieten ingevolge de bestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed.

Horeca, categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

Horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

Horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.

Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

Horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.

Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

Horeca, categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf.

Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.44 Kunstwerk

uiting van kunst waarbij gevoelens en emoties in een werk tot uitdrukking zijn gebracht.

Horeca, categorie 1 "lichte horeca"

horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:

  • automatiek
  • broodjeszaak
  • cafetaria
  • croissanterie
  • koffiebar
  • lunchroom
  • ijssalon
  • snackbar
  • tearoom
  • traiteur

1b. Overige lichte horeca, zoals:

  • bistro
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
  • hotel

1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:

  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).

Horeca, categorie 2 "middelzware horeca"

horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis
  • biljartcentrum
  • café
  • proeflokaal
  • shoarma/grillroom
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Horeca, categorie 3 "zware horeca"

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing
  • discotheek
  • nachtclub
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

1.45 Kwetsbare objecten

  1. a. object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.46 Maastrichts erfgoed

onroerend cultureel erfgoed dat gelegen is binnen de contour met de dubbelbestemming Waarde - 'Maastrichts erfgoed' op de verbeelding en dat onder de bescherming valt van de gemeentelijke monumentenverordening cq. waarvan de gronden en opstallen zijn aangewezen op de analoge verbeelding B.

1.47 Maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, ouderenzorg, kinderopvang en maatschappelijke functies, met inbegrip van ondergeschikte detailhandel, horeca en kantoren ten dienste van deze voorzieningen.

1.48 Mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.49 Nok

het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden.

1.50 Onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat niet als bouwlaag wordt aangemerkt en maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen, tenzij in de regels een andere maat is aangegeven.

1.51 Ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 meter onder peil.

1.52 Peil

  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

1.53 Plan

het bestemmingsplan "Sphinx" van de gemeente Maastricht.

1.54 Publieksaantrekkende dienstverlening

een met detailhandel vergelijkbare functie voor het verrichten van diensten van of ten behoeve van het publiek, zoals een uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, postkantoor, reisbureau, schoonheidsinstituut, fotostudio en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrich-tingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seks- en/of pornobedrijf.

1.55 Publieksverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, zoals kapper, schoenmaker of goudsmid, (in tegenstelling tot het aan huis verbonden beroep), gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. In geval sprake is van uitoefening in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan deze functie alleen worden uitgeoefend door de feitelijke bewoner(s) van het pand. Ondergeschikte detailhandel in producten samenhangend met de ter plaatse uitgeoefende ambachtelijke bedrijvigheid dan wel in ter plaatse vervaardigde goederen is toegestaan.

1.56 Rijksmonument en rijksbeschermd gezicht

monumenten en gezichten die onder de bescherming vallen van de Monumentenwet 1988 en waarop dus het daarin vastgelegde vergunningenstelsel van toepassing is.

1.57 Seks- en/of pornobedrijf

een voor het publiek toegankelijk gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden.


Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Ook een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen.


Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.58 Straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Straatprostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.59 Verbeelding

de digitale en analoge verbeelding (bestaande uit kaart A en B) met nr. 211x1308-PK1 waarop de bestemmingen van de in het plan "Sphinx" begrepen gronden zijn aangewezen.

1.60 Verblijfsruimte

een ruimte binnen een woning waarin één of meerdere personen normaliter gedurende een langere tijd verblijft, zoals een woonkamer of slaapkamer;

1.61 Waardevolle cultuurhistorische elementen

objecten en bouwwerken, niet zijnde gebouwen, met cultuurhistorische waarde, welke als zodanig op de analoge verbeelding B zijn aangegeven en bescherming genieten ingevolge de bestemming Waarde - Maastrichts erfgoed.

1.62 Weg

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.63 Woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.64 W.v.o.( winkelvloeroppervlak)

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd of gebruikt. Het betreft hier het netto vloeroppervlak.

1.65 Zolder

ruimte(n) in een gebouw die valt onder de dakenstructuur zoals bepaald in het beeldkwaliteitplan. Betreffende ruimte(n) maakt (maken) in functioneel opzicht deel uit van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. In geval van een lessenaarsdak moet worden gemeten vanaf de laagste goot, druiplijn, boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.


De toegestane goothoogte wordt bepaald door de maximale hoogte van het totaal aantal toegestane bouwlagen; indien de daadwerkelijk gerealiseerde of geprojecteerde hoogte minder bedraagt, mag ook het hoogste punt van onderdelen van het gebouw die niet onder het begrip bouwlaag vallen, gerekend worden tot de goothoogte voor zover hiermee de maximaal toegestane hoogte niet wordt overschreden. Tevens is het toegestaan minder bouwlagen te bouwen dan het totaal aantal toegestane bouwlagen aangeeft, mits het bepaalde in artikel 1 onder 22 (bouwlaag) in acht wordt genomen en de maximaal toegestane hoogte niet wordt overschreden;

2.3 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 De afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) perceelsgrens en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.7 Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een bestemmingsvlak

de oppervlakte van alle op het bouwperceel/bestem-mingsvlak gelegen bouwwerken tezamen;

2.8 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.9 De hoogte van ondergrondse gebouwen

vanaf het peil tot aan de vloer van het ondergrondse gebouw;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, borstweringen, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt. Voor borstweringen mag de overschrijding niet meer dan 1,20 meter bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

a. Uitsluitend op de verdiepingen:


- wonen;

Uitsluitend op de begane grondlaag, de eerste verdieping alsmede de kelderverdiepingen aansluitend bij de parkeergarages:


- detailhandel met een totale maximale oppervlakte van 30.000 m2 w.v.o., met dien verstande dat de inpandige ruimte voor laden en lossen niet hoeft te worden meegerekend. De invulling van de detailhandel dient te gebeuren conform de Detailhandelsnota 2008 zoals door de raad van de gemeente Maastricht is vastgesteld op 16 september 2008;


- kantoren;

- horeca, met uitzondering van discotheken, gokhallen, nachtclubs en seksinrichtingen;

- dienstverlening;

- maatschappelijke voorzieningen;

- cultuur en ontspanning;

b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' voor een onderdoorgang;

c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor een ontsluitingsweg in de vorm van een woonstraat met een minimale breedte van 5 meter;

d. aan huis verbonden beroepen;

e. tuinen en erven;

f. wegen, paden;

g. (ondergrondse) parkeervoorzieningen in maximaal 3 ondergrondse bouwlagen;

h. nutsvoorzieningen;

i. groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;

j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

k. openbare verblijfsruimten;


met de daarbij behorende


l. gebouwen;

m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a. Van het bepaalde in 3.1 sub a, ten behoeve van woondoeleinden op de begane grond, mits,


(1) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;


(2) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;


(3) er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen;


b. Van het bepaalde in 3.1 sub a, ten behoeve van het toestaan van commerciële functies (kantoren, horeca, maatschappelijke doeleinden, cultuur en ontspanning, dienstverlening) op verdiepingen, mits


(1) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;


(2) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;


(3) er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen.


c. Van het bepaalde in 3.2.5. sub a om de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw te verhogen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. maatschappelijke voorzieningen;

b. tuinen, erven en terreinen;

c. speelvoorzieningen;

d. wegen, paden en parkeervoorzieningen;

e. nutsvoorzieningen;

f. groenvoorzieningen;

g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

4.2 Bouwregels

4.3 Gebruik

Specifieke gebruiksregels

a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen voor bewoning.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

a. openbare, nuts-, afval- en verkeersvoorzieningen;


b. wegen en paden;


c. voet- en rijwielpaden;


d. (ondergrondse) parkeervoorzieningen in maximaal 3 ondergrondse bouwlagen;


e. groenvoorzieningen;


f. waterhuishoudkundige voorzieningen en kunstwerken en waterlopen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;


met de daarbij behorende:


g. gebouwen


h. verhardingen;


i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Woongebied

6.1 Woongebied

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor een ontsluitingsweg in de vorm van een woonstraat met een minimale breedte van 5 meter;
c. aan huis verbonden beroepen, publiekverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, kantoordoeleinden, ateliers en galeries;

d. tuinen en erven;
e. wegen, paden;
f. (ondergrondse) parkeervoorzieningen in maximaal 3 ondergrondse bouwlagen;
g. nuts- en (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
h. groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met de daarbij behorende:

j. gebouwen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Ontheffing bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a. Voor de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met maximaal 30% van de bestaande inhoud, met dien verstande dat:


(1) Maximaal 50% van het erf mag worden bebouwd en voor zover reeds meer dan 50% is bebouwd dit percentage niet verder mag worden verhoogd en met inachtneming van het bepaalde in 6.2.1.g.;


(2) De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;


(3) De ruimtelijke kwaliteit ter plaatse niet vermindert;


b. Van het bepaalde in 6.2.1.c. om het maximale aantal toegestane bouwlagen te verhogen met 1 bouwlaag.


c. Van het bepaalde in 6.2.2.a. om het bebouwingspercentage van erven ten behoeve van bijgebouwen bij woningen van 30 naar 40 te verhogen, mits;


(1) De belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;


(2) Het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse niet vermindert;


d. Van het bepaalde in 6.2.4.a. om de maximale hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw te verhogen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

a. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijge-bouwen voor bewoning.


b. In het hoofdgebouw van de woning zijn aan huis verbonden beroepen, publiekverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, kantoordoeleinden, ateliers en galeries toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:


(1) de woonfunctie in het hoofdgebouw in overwegende mate gehandhaafd blijft;


(2) maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning exclusief de daarbij behorende bijgebouwen als zodanig mag worden gebruikt;


(3) er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep, bedrijf of dienstverlening;


(4) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;


(5) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.

6.5 Ontheffing van gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen:

a. Van het bepaalde in 6.4.a. voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:


(1) Een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;


(2) Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen;


(3) De afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;


b. Van het bepaalde in 6.4.a. voor het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:


(1) Het bijgebouw deel blijft uitmaken van het perceel waarop het hoofdgebouw zich bevindt;


(2) Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen;


c. Van het bepaalde in 6.4.b. voor het gebruik van bijgebouwen behorende bij een woning voor de uitoefening van aan huis verbonden beroepen, publiekverzorgende ambachtelijke bedrijvigheid, kantoordoeleinden, ateliers en galeries, mits:


(1) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;


(2) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;


(3) de functie alleen wordt uitgeoefend door de feitelijke bewoner(s) van het pand.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen:

a.voorzover het betreft de gronden met de aanduiding 'Wro zone - wijzigingsgebied I' te wijzigen in de bestemming 'Centrum', mits:


(1) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;


(2) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;


(3) er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen.


b.voorzover het betreft de gronden met de aanduiding 'Wro zone - wijzigingsgebied II' te wijzigen in (een) bestemming(en) ten behoeve van de functies kantoor, cultuur en ontspanning en/of maatschappelijk, mits:


(1) de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;


(2) geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;


(3) er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder belangen van derden en die van aangrenzende percelen.

Artikel 7 Waarde- Beschermd Stadsgezicht

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd Stadsgezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals bedoeld in artikel 36 van de Monumentenwet 1988.

De bepalingen van deze bestemming hebben, bij strijdigheid met de ondergeschikte bestemmingen, voorrang boven de voorschriften omtrent het (ver)bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande:

a. voorgevelrooilijnen;


b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;


c. de breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;


d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;


e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.3 Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het afwijken van de bouwregels zoals bedoeld in 7.2. voor afwijking van:

a. de (minimale en maximale) goot- en bouwhoogte van de gebouwen;


b. de (minimale en maximale) breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;


c. de (minimale en maximale) bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;


d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;


e. de indeling van de gevel;


f. de voorgevelrooilijn.

De hierboven genoemde ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

a. afwijking van de minimale en maximale hoogten, breedtes dan wel overschrijding mag niet meer bedragen dan 10%.


b. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermde stadsgezicht.


c. voordat ontheffing wordt verleend wordt de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie gehoord.

7.4 Aanlegvergunning

Het is verboden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a. onroerende zaken, geen gebouwen zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, bomen, erfafscheidingen - niet zijnde bouwwerken - te wijzigen;


b. (voor)tuinen welke grenzen aan het openbare gebied te verharden.

Het verbod als bedoeld in 7.4.1.is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van het beschermde stadsgezicht;

b. vooraf advies is ingewonnen bij de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie.

Artikel 8 Waarde Maastrichts Erfgoed

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Maastrichts Erfgoed aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van het op die gronden aanwezige cultureel erfgoed, met dien verstande dat:

a. bij verwijzingen naar aanduidingen in dit artikel, deze aanduidingen zijn opgenomen op de analoge verbeelding B;


b. Voor de met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - dominant bouwwerk', 'specifieke vorm van maatschappelijk - dominant bouwwerk' of 'specifieke vorm van woongebied - dominant bouwwerk' aangewezen bouwwerken geldt dat:


1. deze bouwwerken, overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Monumentenverordening, de status hebben van gemeentelijk monument;


2. van deze bouwwerken zowel het interieur als het exterieur is beschermd;


3. het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden in, op, bij of aan deze bouwwerken dient te passen binnen de toegekende waarden en toepasselijke richtlijnen zoals vervat in het als bijlage opgenomen rapport "Maastricht, cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek Sphinxterrein".


c. Voor de met de aanuiding 'specifieke vorm van centrum - kenmerkend bouwwerk', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kenmerkend bouwwerk' of 'specifieke vorm van woongebied - kenmerkend bouwwerk' aangewezen bouwwerken geldt dat:


1. deze bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Monumentenverordening, en voor zover als zodanig beschreven in de als bijlage opgenomen rapport "Maastricht, cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek Sphinxterrein de status hebben van gemeentelijk monument;


2. van de bouwwerken slechts het exterieur is beschermd, een en ander conform het bepaalde in het als bijlage opgenomen rapport "Maastricht, cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek Sphinxterrein."


3. het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden in, op, bij of aan deze bouwwerken dient te passen binnen de toegekende waarden en toepasselijke richtlijnen zoals vervat in het als bijlage opgenomen rapport "Maastricht, cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek Sphinxterrein´.


d. Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden B' of 'archeologische waarden C' alsmede binnen een straal van 50 meter rond bekende archeologische vindplaatsen geldt dat:


1. behoud van het bodemarchief in situ gaat voor behoud ex situ;


2. indien behoud in situ niet mogelijk is kunnen voorwaarden aan de toepasselijke vergunning worden verbonden met het oog op behoud van het bodemarchief ex situ.


e. Voor de met de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - waardevol cultuurhistorisch element', 'specifieke vorm van maatschappelijk - waardevol cultuurhistorisch element' of 'specifieke vorm van woongebied - waardevol cultuurhistorisch element' aangewezen waardevolle cultuurhistorische elementen geldt dat


1. deze elementen overeenkomstig het bepaalde in de gemeentelijke Monumentenverordening, en voor zover als zodanig beschreven in de als bijlage opgenomen rapport "Maastricht, cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek Sphinxterrein" de status hebben van gemeentelijk monument;


2. het uitvoeren van (bouw)werkzaamheden in, op, bij of aan de als zodanig aangewezen elementen dient te passen binnen de bestaande cultuurhistorische context, de toegekende waarden en toepasselijke richtlijnen zoals vervat in het als bijlage opgenomen rapport "Maastricht, cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek Sphinxterrein."


Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen diverse bestemmingen zijn de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met de dubbelbestemming Waarde - Maastrichts Erfgoed, van toepassing.

8.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Maastrichts Erfgoed aangewezen gronden, met daarop beschermde rijksmonumenten en of gemeentelijke monumenten mag worden gebouwd indien en voor zover:

a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;


b. de bestaande kwaliteit niet wordt aangetast door wezenlijke veranderingen in het stedenbouwkundige beeld, bepaald door situering, massa, kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling en gevelafwerking met kleur en materiaalgebruik, zulks met inbegrip van waardevolle details en;


c. de bouwplannen niet strijdig zijn met en worden uitgevoerd met inachtneming van de toepasselijke richtlijnen zoals vervat in het als bijlage opgenomen rapport "Maastricht, cultuurhistorisch en archeologisch bureauonderzoek Sphinxterrein."

Voor zover de bouwvergunning, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de bouwaanvraag genoemde bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van een gemeentelijk monument, kunnen aan de bouwvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:



a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten kunnen worden behouden;


b. de verplichting om de bouwwerkzaamheden die tot monumentverstoring leiden, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.


Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden B' of 'archeologische waarden C' mag slechts worden gebouwd indien:


a. bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;


b. het bouwplangebied de oppervlakte ondergrens van de betreffende archeologische zone niet overschrijdt, waarbij voor Archeologische waarden B een oppervlakte van 250 m2 en voor Archeologische waarden C een oppervlakte van 2500 m2 als ondergrens geldt;


c. bij overschrijding van de onder b bedoelde ondergrenzen, de bouwwerken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden aantoonbaar niet leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.


Geen verstoring van archeologisch materiaal in de zin van hierboven onder c. vindt plaats indien:


a. de ingre(e)p(en) word(t)(en) verricht op minder dan 0,40 meter onder maaiveld;


b. het bouwplan of bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en of uitgebreid.


c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.



Voor zover de bouwvergunning, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de bouwaanvraag genoemde bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan aan de bouwvergunning één of meer van de volgende voorschriften worden verbonden:


a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;


b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen;


c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie en monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

De voorschriften als bedoeld hierboven kunnen alleen aan de bouwvergunning worden verbonden indien:


a. de bouwwerkzaamheden plaatsvinden binnen een straal van vijftig meter van een bekende vindplaats of historisch relict (Archeologische waarden A) of;


b. de bouwwerkzaamheden plaatsvinden binnen de eerste stadsmuur (Archeologische waarden A) of;


c. de bouwwerkzaamheden plaatsvinden tussen de eerste en tweede stadsmuur (Archeologische waarden B) of binnen de historische dorpskernen én een omvang hebben van minimaal 250 m2 of;


d. de bouwwerkzaamheden plaatsvinden buiten de tweede stadsmuur (Archeologische waarden C) én een omvang hebben van minimaal 2.500 m2;



Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een bouwvergunning verplichten een rapport te overleggen waarin de bouw- en of cultuurhistorische waarden en zonodig de archeologische (verwachtings)waarden van het op de bouwaanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het rapport wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welke daartoe is opgesteld door een deskundige op het gebied van archeologie en/of cultuurhistorie van de gemeente Maastricht.

Ten behoeve van de voor Waarde - Maastrichts Erfgoed aangewezen gronden met daarop een gemeentelijk monument, worden alle aanvragen om een bouwvergunning, alsmede de ontheffingsaanvragen, voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorgelegd.

8.3 Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen in het kader van de bouw-, aanleg- en sloopvergunning ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien ter plaatse gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten of behoudens- en beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

8.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels met betrekking tot de bebouwing, voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, onder de voorwaarden dat:


a. de cultuur- en bouwhistorische waarden alsmede archeologische waarden niet worden aangetast;


b. de nieuwbouw binnen de cultuur- en bouwhistorische waarden alsmede de archeologische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;


c. er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld;


d. voor zover het bouwen en of de gevolgen ervan, monumenten en/of archeologisch waardevolle locaties betreft, dient hierover voorafgaand aan de verlening van de ontheffing, advies te worden ingewonnen bij een terzake deskundige van de gemeente Maastricht.


Ten behoeve van de voor Waarde - Maastrichts Erfgoed aangewezen gronden met daarop een gemeentelijk monument, worden alle ontheffingsaanvragen, voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorgelegd.

8.5 Aanlegvergunning

Op de voor Waarde - Maastrichts Erfgoed aangewezen gronden, met daarop beschermde rijksmonumenten en of gemeentelijke monumenten is het verboden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:


a. het vellen, rooien of anderszins aantasten van waardevolle groenelementen;


b. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van dominante en kenmerkende bouwwerken, waaronder begrepen alle detaillering en gevelafwerking alsmede het interieur van de dominante panden;


c. het geheel of gedeeltelijk wijzigen, aantasten, vernietigen van de waardevolle cultuurhistorische elementen;


Voor zover de aanlegvergunning, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van een gemeentelijk monument, kan aan de aanlegvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:


a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten kunnen worden behouden;


b. de verplichting om de activiteit(en) die monumentverstoring leid(t)(en), te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties


Ter plaatse van de aanduiding 'archeologische waarden B' en/of 'archeologische waarden C' is het verboden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:


a. bodemverstorende ingrepen op een grotere diepte dan 0,40 meter onder maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage, draineren, ontginnen alsmede het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;


b het graven, aanleggen, verbreden of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;


c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;


d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;


e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;


f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;


g. het aanleggen van een boomgaard;


h. het scheuren van grasland;


i. werken die leiden tot inklinking van de bodem indien en voorzover zulks aantoonbaar leidt tot verstoring van het in situ archeologisch bodemarchief.


a. de ingreep plaatsvindt binnen een straal van vijftig meter van een bekende vindplaats of historisch relict (Archeologische waarden A)of;


b. de ingreep plaatsvindt binnen de eerste stadsmuur (Archeologische waarden A) of;


c. de ingreep plaatsvindt tussen de eerste en tweede stadsmuur (Archeologische waarden B) of binnen de historische dorpskernen én een omvang heeft van minimaal 250 m2 of;


d. de ingreep plaatsvindt buiten de tweede stadsmuur (Archeologische waarden C) én een omvang heeft van minimaal 2.500 m2;


Voor zover de aanlegvergunning, dan wel de directe of indirecte gevolgen van de in de aanvraag genoemde werken en of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan aan de aanlegvergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden:


a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;


b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen;


c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.



a. werken of werkzaamheden die naar oordeel van burgemeester en wethouders:


1. van ondergeschikte betekenis zijn of;


2. behoren tot de normale bodemexploitatie en het normale bodemgebruik of;


3. behoren tot normaal onderhoud, daaronder begrepen de onderhoudswerkzaamheden gericht op de instandhouding van terreinen met cultuurhistorische en of archeologische waarden;


b. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;


Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager van een aanlegvergunning, verplichten een rapport te overleggen waarin de bouw- en of cultuurhistorische waarden en zonodig de archeologische (verwachtings)waarden van het op de bouwaanvraag betrekking hebbende terrein en de zich eventueel daarop bevindende opstallen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.


Het rapport wordt vervaardigd met inachtneming van een programma van eisen, welke daartoe is opgesteld door een deskundige op het gebied van archeologie en of cultuurhistorie van de gemeente Maastricht.

Ten behoeve van de voor Waarde - Maastrichts Erfgoed aangewezen gronden met daarop een gemeentelijk monument, worden alle aanvragen om een aanlegvergunning voor advies aan de gemeentelijke Welstands-/Monumentencommissie voorgelegd.

8.6 Sloopvergunning

Op de voor Waarde - Maastrichts Erfgoed aangewezen gronden, met daarop beschermde rijksmonumenten en of gemeentelijke monumenten, is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning).


De in hierbovengenoemde vergunningplicht is van overeenkomstige toepassing indien sloop een bodemverstorende ingreep dieper dan 40 cm onder maaiveld met zich brengt en:


a. de sloop plaatsvindt binnen een straal van vijftig meter van een bekende vindplaats of historisch relict (Archeologische waarden A) of;


b. de sloop plaatsvindt binnen de eerste stadsmuur (Archeologische waarden A) of;


c. de sloop plaatsvindt tussen de eerste en tweede stadsmuur (Archeologische waarden B) of binnen de historische dorpskernen én een omvang heeft van minimaal 250 m2 of;


d. de sloop plaatsvindt buiten de tweede stadsmuur (Archeologische waarden C) én een omvang heeft van minimaal 2.500 m2


Voor zover de sloopwerkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal en of een gemeentelijk monument, worden aan de sloopvergunning de volgende voorschriften verbonden:


a. de verplichting tot een door burgemeester en wethouders bepaalde wijze van slopen;


b. de verplichting de sloop die tot bodem- en/of monumentenverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologie en monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:


a. de aanduiding


'specifieke vorm van centrum - dominant bouwwerk', 'specifieke vorm van maatschappelijk - dominant bouwwerk' of 'specifieke vorm van woongebied - dominant bouwwerk',


'specifieke vorm van centrum - kenmerkend bouwwerk', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kenmerkend bouwwerk' of 'specifieke vorm van woongebied - kenmerkend bouwwerk'


'archeologische waarden'


'specifieke vorm van centrum - waardevol cultuurhistorisch element', 'specifieke vorm van maatschappelijk - waardevol cultuurhistorisch element' of 'specifieke vorm van woongebied - waardevol cultuurhistorisch element'

geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van cultuur- en bouwhistorisch of archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen cultuur-, en bouwhistorische waarden en of archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven;


b. op terreinen en hun opstallen alsnog de aanduiding


'specifieke vorm van centrum - dominant bouwwerk', 'specifieke vorm van maatschappelijk - dominant bouwwerk' of 'specifieke vorm van woongebied - dominant bouwwerk',


'specifieke vorm van centrum - kenmerkend bouwwerk', 'specifieke vorm van maatschappelijk - kenmerkend bouwwerk' of 'specifieke vorm van woongebied - kenmerkend bouwwerk'


'archeologische waarden'


'specifieke vorm van centrum - waardevol cultuurhistorisch element', 'specifieke vorm van maatschappelijk - waardevol cultuurhistorisch element' of 'specifieke vorm van woongebied - waardevol cultuurhistorisch element'


te leggen, indien de noodzaak hiertoe blijkt uit nader cultuur- en bouwhistorisch of archeologisch onderzoek.



c. Van de gronden met daarop dominante panden kan de bestemming worden gewijzigd, met inachtneming van de regels behorende bij de onderliggende bestemming en voor zover het belang van het Maastrichts Erfgoed zich niet daartegen verzet.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Relatiebouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:


a) Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening.


b) Invloed van de omgeving op een bouwwerk.


c) Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer.


d) Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten.


e) Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.


f) Ruimte tussen bouwwerken.


g) Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

10.2 Overschrijdingsbestemmingsgrenzen

Het is verboden de aangegeven bestemmingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de op de gronden liggende bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze regels uitdrukkelijk

10.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend worden opgericht, met dien verstande dat:


a) de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter per bouwlaag, tenzij in deze regels anders is aangegeven;


b) het aantal ondergrondse bouwlagen niet meer bedraagt dan 1, tenzij in deze regels anders is aangegeven;


c) de gebouwen maximaal 1,50 meter boven peil worden gebouwd, tenzij in deze regels anders is aangegeven;


d) de gebouwen uitsluitend mogen worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.

10.4 Parkeerplaatsen

Het totale aantal parkeerplaatsen in het plangebied dient te voldoen aan de parkeernorm, zoals deze door de raad van de gemeente Maastricht is vastgelegd in de Beleidsnota parkeren d.d. 17 april 2007, van de toe te voegen functies, met dien verstande dat in het plangebied maximaal 1050 openbare parkeeerplaatsen gerealiseerd mogen worden.

10.5 Bouwhoogte van gebouwen

De bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter hoger zijn dan de goothoogte van het betreffende gebouw, tenzij in deze regels anders is bepaald.

10.6 Dakenstructuur

Binnen de bestemmingen 'Woongebied' en 'Centrum' dient bebouwing te worden voorzien van een dakafdekking conform de dakenstructuur zoals bedoeld in het beeldkwaliteitplan Sphinx (vastgesteld door de raad van de gemeente Maastricht d.d. 22-09-2009) .


Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van het bepaalde in artikel 11.6. ontheffing verlenen, met dien verstande dat geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit.

10.7 Wet geluidhinder

Binnen de onderzoekszones conform artikel 74 van de Wet geluidhinder (Stb. 1981, 533), mogen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder slechts worden opgericht indien terzake door het college van Burgemeester en Wethouders voor de vaststelling van het bestemmingsplan vastgestelde hogere grenswaarden c.q. de voorkeursgrenswaarden niet worden overschreden en voldaan wordt aan de door het college van Burgemeester en Wethouders te stellen aanvullende eisen.


In gevallen waar een geluidbelasting hoger dan 53 dB zal optreden, dienen geluidgevoelige ruimten c.q. verblijfsruimten binnen de woningen, in overwegende mate aan de geluidluwe, van de weg gekeerde, zijde van de woningen gesitueerd te worden.

10.8 Bodemonderzoek

Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover nodig, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar door middel van een ontheffings- respectievelijk wijzigingsbevoegdheid gebouwd kan worden. De bouwvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aanvang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd.

10.9 Nadere Eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen in het gehele plangebied nadere eisen stellen ten aanzien van:


a) De situering, de afmetingen en de stedenbouwkundige vormgeving van de hoofdgebouwen en bijgebouwen;


b) De situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;


c) De situering van in- en uitritten, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen;


d) Het gebruik van gebouwen;


e) Het uitvoeren van 'dove gevels' aan gebouwen.

De onder 10.9. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:


a) Indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld, de cultuurhistorische en/of archeologische waarde ter plaatse, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing in de bestaande bebouwing;


b) Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;


c) Indien dit noodzakelijk is ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat met betrekking tot Wet geluidhinder.

10.10 Woningbouwprogramma

In het plangebied worden maximaal 750 woningen gerealiseerd.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt ten minste verstaan het gebruik:

a. voor de opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;


b. voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke ge-bruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;


c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor een seks- en/of pornobedrijf en/of straatprostitutie;


d. van de gronden direct gelegen tussen de voorgevel van een woning en de weg te gebruiken als parkeerplaats. Dit geldt niet voor zover het gronden betreft direct gelegen tussen de ingang van de bij de woning behorende garage en de weg.


e. dat leidt tot aantasting of vernietiging van het Maastrichts erfgoed, vastgelegd op de verbeelding en geregeld in artikel 9.


Bij strijdigheid met de overige bestemmingsplanbepalingen krijgen behoud, versterking en ontwikkeling van, dan wel het inpassen met respect voor het Maastrichts erfgoed voorrang.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

12.1 Gebiedsaanduidingen

Ten aanzien van de voorkomende gebiedsaanduidingen gelden de volgende regels:

12.2 Ontheffing

Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van het bepaalde in 12.1.3. en 12.1.4. ontheffing verlenen, met dien verstande dat een goed woon- en leefklimaat aanwezig dient te zijn.

Artikel 13 Algemene Ontheffingsregels

13.1. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:


a. het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages. Hieronder wordt ook verstaan het verschuiven van de aangegeven "functie-, bouw- en maatvoeringsaanduidingen" met ten hoogste 10 meter;


b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouw-werken van openbaar nut en voor religieuze doelein-den zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakel-huisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumen-ten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:


1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²;


2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;


3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5,5 meter bedraagt;


4. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3 meter;


c. het bouwen vóór de voorgevel van een hoofdgebouw van erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken, mits de afstand van de voorgevel van de erkers, entreeportalen of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter bedraagt en de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;


d. het in geringe mate afwijken van een bestemmings-grens, alsmede de vorm van bouwpercelen, voorzover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;


e. het bouwen van communicatievoorzieningen tot een maximale hoogte van 50 meter.


f. het bouwen ten koste van - een onderdeel van - Maastrichts erfgoed, mits de met de ontheffing beoogde ontwikkeling plaatsvindt binnen de cultuurhistorische randvoorwaarden.


g. het afwijkend gebruik van dominante opstallen met het doel middelen te genereren voor de instandhouding daarvan, onder voorwaarden dat:


1. het afwijkend gebruik een extensief karakter draagt en beperkt blijft tot maximaal 30% van het totale volume;


2. de aanvraag gemotiveerd wordt door een technisch-financiële onderbouwing;


3. de hoofdbestemming in stand blijft;


4. het afwijkend gebruik geen ingrepen vergt die strijd opleveren met de bestemming Waarde - Maastrichts erfgoed;


5. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;


6. aan de ontheffing nadere voorwaarden kunnen worden verbonden.


h. het niet invullen van een toegestane bouwlaag met een bouwlaag maar met een andere invulling zoals bijvoorbeeld een dakterrasmuur, met dien verstande dat de toegestane maximale goothoogte door middel van het maximaal aantal bouwlagen niet wordt overschreden.


i. het afwijken van de onder artikel 1 lid 22 maximale hoogte van een bouwlaag tot een maximum van 4,50 meter.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:


a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;


b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geeft;


c. de overschrijding als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;


d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Procedure bij toepassing bevoegdheden

Bij het verlenen van een ontheffing of het stellen van nadere eisen dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen:


a) de op de ontheffing betrekking hebbende stukken liggen gedurende tenminste twee weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage;


b) Burgemeester en Wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;


c) de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van een ieder tot het indienen van schriftelijke zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders gedurende de onder a. genoemde termijn;


d) Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan.

16.2 Algemene criteria toepassing bevoegdheden

Bij het verlenen van een ontheffing, aanlegvergunning, wijzigingsbevoegdheid dan wel het stellen van nadere eisen dient het navolgende in acht te worden genomen:

a) aan het stedenbouwkundig beeld en samenhang en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan. Als toetsingskader zal hierbij het beeldkwaliteitplan Sphinx (vastgesteld door de raad van de gemeente Maastricht d.d. 22-09-2009) worden gehanteerd;


b) er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;


c) de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;


d) de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;


e) aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 17.1. voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in 17.1. met maximaal 10%.


Het bepaalde in 17.1. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in 17.2. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

Indien het gebruik, bedoeld in 17.2., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Het bepaalde in 17.2. is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:


'Regels bestemmingsplan 'Sphinx'.


Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Maastricht d.d. 22-09-2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Sphinx'.


Mij bekend,


de griffier.

Bijlage 1