Verlegging gasleiding Noorderbrugtracé
Bestemmingsplan - Gemeente Maastricht
Vastgesteld op 12-05-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Verlegging gasleiding Noorderbrugtracé" van de Gemeente Maastricht.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0935.bpglNoorderbrugtr-vg01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 bestemmingsplan 'Noorderbrug e.o.':
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0935.bpNoorderbrugeo-oh01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan- en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vastgebouwd bouwwerk dat qua verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.7 additionele voorzieningen:
die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestemmingen; hieronder zijn in ieder geval begrepen plastieken, standbeelden of andere kunstwerken in het openbaar gebied, kiosken, abri's, telefooncellen, nutsgebouwtjes, straatmeubilair of daarmee vergelijkbare nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen, met uitzondering van parkeergarages.
1.8 antennebeleid:
het gemeentelijk antennebeleid, zoals verwoord in het door de raad d.d. 01.03.2009 vastgestelde document 'Antennebeleid 2009/UMTS Nota 2009'.
1.9 antenne-installaties:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologische zone:
gebied met bepaalde archeologische waarde, aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone a’ (in en binnen een straal van 50 meter om bekende archeologische vindplaatsen en historische relicten alsmede het gebied binnen de eerste stadsmuur), ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone b’ (tussen de eerste en tweede stadsmuur alsmede historische dorpskernen) of ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische zone c’ (buiten de tweede stadsmuur), waarbinnen respectievelijk verschillende ondergrenzen voor archeologisch onderzoek gelden, als omschreven in de beleidsnota “Springlevend Verleden Maastricht 2008” alsmede in deze regels.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding en/of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.13 bedrijfsgebonden:
onlosmakelijk deel uitmakend van een bedrijf dat op basis van deze regels ter plaatse gevestigd mag zijn.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte/brutovloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.15 bekende archeologische vindplaats:
alle bij de gemeente bekende en geregistreerde archeologische vindplaatsen, waaronder ook de archeologische monumenten.
1.16 bestaande situatie:
- bij bouwwerken: aanwezig c.q. in aanbouw op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw:
een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat qua verschijningsvorm en functioneel opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.20 bodemverstoring:
alle effecten die het gevolg zijn van veranderingen van en/of aan de fysische bodemkarakteristieken lager dan 0,40 m onder maaiveld, zoals door bouw-, aanleg en/of sloopwerkzaamheden.
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 cultureel erfgoed:
alle materiële getuigenissen uit het verleden die de samenleving van belang vindt om te conserveren, te onderzoeken, te presenteren en over te informeren.
1.28 cultuurhistorisch rapport:
onderzoek waarbij de algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, worden geïnventariseerd en in kaart worden gebracht.
1.29 cultuurhistorische waardestelling:
een bestaande en/of toegekende samenhangende waardestelling op het gebied van algemene historische waarden en/of de ensemblewaarden en/of de architectuurhistorische waarden en/of de bouwhistorische waarden en/of de waarden vanuit de gebruikshistorie, toegekend aan een zaak en/of object en/of gebied.
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en, verhuren en leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden mede begrepen galeries.
1.31 dominant bouwwerk
bouwwerk met cultuurhistorische en/of architectonische waarden, waarvan zowel het interieur als het exterieur, zoals omschreven in het als bijlage toegevoegde rapport 'RMP Noord (Noorderbrug e.o.) Cultuurwaardenonderzoek, Deelrapport Inventarisatie' , bescherming genieten ingevolge de dubbelbestemming 'Waarde - Maastrichts Erfgoed'.
1.32 extensieve (dag)recreatie:
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 gebruiksoppervlakte:
Het oppervlak gemeten op vloerniveau, tussen de opgaande scheidingswanden die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen.
1.35 gevelafwerking:
de kleurlagen op de gevel, het metsel- en voegwerk, de textuur en het patin.
1.36 growshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.37 headshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van artikelen die verwant zijn aan de hasjcultuur, niet zijnde psychotrope stoffen.
1.38 historisch relict:
objecten en structuren van vóór 1830, zoals kastelen, historische landhuizen, molens, kloosters, hoeves en vestingwerken.
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.40 horeca:
een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:
- het verstrekken van nachtverblijf;
- het verstrekken en/of bereiden van drank en/of etenswaren voor consumptie (al dan niet ter plaatse);
- het exploiteren van zaalaccommodatie;
- discotheek/dancing.
De horecabedrijven worden als volgt onderverdeeld:
horeca categorie 1: een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank(en) worden verstrekt;
horeca categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel. koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
horeca categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
horeca categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);
horeca categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
1.41 interieur:
de binnenkant van een gebouw/bouwwerk, zijnde de zaken die door bestanddeelvorming en/of een hechte verbinding met het gebouw/bouwwerk, een onroerend karakter hebben.
1.42 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben, dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.
1.43 (beperkt) kwetsbare objecten:
In het voorliggende plan wordt verstaan onder:
- kwetsbare objecten:
- woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld onder b.;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, te weten:
- ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen, of
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
- beperkt kwetsbare objecten:
- verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- kantoorgebouwen, hotels en restaurants en winkels, voorzover zij niet onder a. vallen;
- sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder a. vallen;
- objecten die met de onder b. genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder a. vallen.
1.44 langzaam verkeer:
berijders van niet-motorvoertuigen (waaronder bromfietsen en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers en geleiders/berijders van bijvoorbeeld een paard.
1.45 nok:
het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden.
1.46 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten dienste van openbaar en semi-openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen.
1.47 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat niet als een bouwlaag wordt aangemerkt en maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen, tenzij in de regels een andere maat is aangegeven.
1.48 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.49 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.50 PDV:
perifere detailhandelsvestiging; vorm van detailhandel met een assortiment van goederen die qua aard en omvang niet in een buurt- of wijkwinkelcentrum thuishoort en door omvang/schaalgrootte moeilijk in (historische) binnensteden inpasbaar is. Het gaat in dit plan om de branches tuin- en sfeercentra, bouwmarkten en wonen en woningrichting. De drie genoemde branches worden daarbij als volgt gedefinieerd:
tuin- en sfeercentrum:
een detailhandelsbedrijf gericht op:
- het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, van:
- levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen zaden, bollen en knollen, bomen, heesters en coniferen, vaste planten en kamerplanten, eenjarige en tropische buitenplanten, snijbloemen, kleine huisdieren, alsmede:
- niet-levend materiaal, waaronder begrepen: meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen, grondproducten, potterie, tuin- en interieurgerelateerde cadeau-, sfeer-en interieurartikelen, kerst- en paasartikelen, vijvermaterialen, bestratingsmateriaal, tuinhuisjes, blokhutten, kassen, serres en tuinhout, tuingereedschappen, (tuin)verlichting, tuinmeubelen, en terrasaankleding, dierbenodigdheden en -voeders, tuinkleding, en -schoeisel, (met uitzondering van modische, sport- of vrijetijdskleding), tuinonderhoudsmiddelen (waaronder schoonmaakmiddelen, beitsen e.d.) en grootschalige tuinartikelen (zoals zwembaden en speeltoestellen);
- levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen zaden, bollen en knollen, bomen, heesters en coniferen, vaste planten en kamerplanten, eenjarige en tropische buitenplanten, snijbloemen, kleine huisdieren, alsmede:
- de verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers, het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease en het leveren van aan een tuin- en sfeercentrum gerelateerde diensten (exposities, seminars, shows en dergelijke).
bouwmarkt:
- het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling van in ieder geval: hout en houtwaren, keukens (incl. apparatuur) en kasten, gereedschappen (incl. klimmaterialen), badkamer-, toilet- en sanitairartikelen, wand- en vloertegels, bouwmaterialen en grondstoffen, isolatiematerialen, deuren, ramen en vensterglas, ijzer- en metaalwaren, hang- en sluitwerk, (sfeer)verlichtingsartikelen, doe-het-zelf- en bouwpakketten, verfwaren, lijmen en kitten, behang(benodigdheden) en wand- en vloerbekleding, woningtextielstoffen, zonwering en zonneschermen, werkkleding en -schoeisel, elektra en elektrisch (installatie)materiaal, geisers, kachels, radiatoren en convectoren;
- de verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers.
wonen en woninginrichting:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling van in ieder geval: (klein)meubels voor binnen en buiten, open haarden, ornamenten voor binnen en buiten, keukens, keuken(inbouw)apparatuur, behang, wand- en vloerbekleding, wand- en vloertegels, woningtextiel- en meubelstoffen, zonwering en zonneschermen, matrassen en bedbodems en woonaccessoires;
1.51 peil:
- voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang (of die) onmiddellijk aan en weg grenzen: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang of:
- in geval van bouwwerken boven een wateroppervlak: de gemiddelde maaiveldhoogte van de aanliggende oevers, of:
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.52 productiegebonden opslag:
opslag van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de opslagfunctie ondergeschikt is aan het productieproces.
1.53 risicovolle inrichting:
- een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
- een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen.
1.54 seksbedrijf:
een voor het publiek toegankelijk gebouw of een gedeelte van een gebouw, in welk gebouw of welk gedeelte, handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte, is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Ook een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen. Seks- en of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. bestemming, zoals bedoeld, dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
1.55 smartshop:
een gebouw of een deel van een gebouw voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop en/of leveren van producten waarin psychotrope stoffen aanwezig zijn aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
1.56 verstoringsoppervlakte, projectgebied:
de omvang van de bodemverstoring respectievelijk de omvang van het gebied, welk gebied onderwerp is van een omgevingsvergunning voor het opheffen van het planologisch strijdig gebruik als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.57 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.58 wegverkeer:
verkeer dat over een weg plaatsvindt per auto, bus, fiets, bromfiets enzovoort.
1.59 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden (toetsing aan Notitie woningsplitsing).
1.60 zendmast:
bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 ondergeschikte bouwdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van Bedrijfsactiviteiten) onder de milieucategorieën 1 tot en met 3.2, met inachtneming van de in deze bijlage opgenomen minimaal aan te houden afstand, met uitzondering van geluidzoneringplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
- een kunststofverwerkend bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-kunststofverwerkend bedrijf (sb-kb)';
- productiegebonden opslag;
- bedrijfsgebonden kantoren;
- bestaande openbare wegen;
- overige wegen en paden;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- tuinen, erven en verhardingen;
- groenvoorzieningen;
- additionele voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
- het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub a ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 3 meter, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 sub a voor wat betreft het toestaan van bedrijfsactiviteiten die niet zijn opgenomen in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) dan wel tot een hogere milieucategorie behoren, maar die aantoonbaar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan toegelaten milieucategorieën.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wro de bestemming van gronden binnen de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel-PDV', met inachtneming van de volgende wijzigingsregels:
- de te realiseren detailhandelsvestiging(en) dient (en) te passen binnen de in artikel 1 van deze regels opgenomen begripsbepaling 'PDV';
- het totaal aan PDV, inclusief de in artikel 5 lid 1 sub a van het bestemmingsplan 'Noorderbrug e.o.' genoemde oppervlakte, mag niet meer bedragen dan 50.000 m² winkelvloeroppervlak, met dien verstande dat de maximale oppervlakte voor tuin- en sfeercentra en bouwmarkten binnen het gebied met de bestemming 'Detailhandel-PDV' maximaal 20.000 m² winkelvloeroppervlak bedraagt en ten noorden van de Fort Willemweg wordt gesitueerd;
- Burgemeester en Wethouders toetsen bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in ieder geval of voldaan kan worden aan de eisen van de Wet geluidhinder, de Flora- en faunawet en de Wet milieubeheer;
- bebouwing mag plaatsvinden in maximaal twee bouwlagen, met dien verstande dat de minimale bouwhoogte 8 meter bedraagt en de maximale bouwhoogte 12 meter mag bedragen;
- het te wijzigen gebied mag volledig worden bebouwd;
- van het te bebouwen oppervlak van het te wijzigen gebied mag maximaal 20% worden bebouwd met een maximale bouwhoogte van 50 meter;
- er dient een rechtstreekse verbinding met het openbaar gebied wordt gerealiseerd;
- er dient te worden voldaan aan de parkeernormen zoals aangegeven in artikel 5 lid 5.6 van het bestemmingsplan 'Noorderbrug e.o.';
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woonmilieu dan wel de bedrijfsvoering van bedrijven ontstaan of kunnen ontstaan.
- nadat de bestemming is gerealiseerd, zijn de regels zoals opgenomen in artikel 5 van het bestemmingsplan 'Noorderbrug e.o.' van toepassing.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- leefgebied voor beschermde fauna en groeiplaats voor beschermde planten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- leefgebied (sn-lg)';
- ecologische verbindingszones, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone (evz)';
- groenvoorzieningen;
- parken;
- plantsoenen;
- bermen en beplantingen;
- taluds;
- speelvoorzieningen;
- extensieve (dag)recreatie;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- voorzieningen voor langzaam verkeer;
- additionele voorzieningen, met uitzondering van parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van natuur- leefgebied (sn-lg) en 'ecologische verbindingszone (evz)'.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
- het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- artikel 4 lid 2.2 sub b ten behoeve van het bouwen van een overkapping, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van beschermde flora en fauna en de stedenbouwkundige kwaliteit;
- artikel 4 lid 2.3 sub b ten behoeve van het bouwen van additionele voorzieningen hoger dan 3,5 meter, mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en de stedenbouwkundige kwaliteit.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Teneinde de gunstige staat van instandhouding van beschermde flora en fauna te waarborgen dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen, voor zover dit noodzakelijk is vanuit de Flora- en faunawet.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegverkeer;
- leefgebied voor beschermde fauna en groeiplaats voor beschermde planten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur- leefgebied (sn-lg)';
- ongelijkvloerse kruisingen ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br);
- een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang [ond]';
- geluidwerende voorzieningen;
- verblijfsgebied;
- groenvoorzieningen verband houdende met het wegverkeer;
- taluds;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
- het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Teneinde gunstige staat van instandhouding van beschermde flora en fauna te waarborgen dienen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - leefgebied' mitigerende maatregelen te worden getroffen, voor zover dit noodzakelijk is vanuit de Flora- en faunawet.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verkeersontsluiting;
- verblijfsgebied;
- groenvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
- het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub e ten behoeve van een overkapping, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van beschermde flora en fauna en de stedenbouwkundige kwaliteit.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
- aan-huis-verbonden beroepen;
- tuinen, erven en verhardingen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- additionele voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van:
- het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing en de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- artikel 7 lid 2.1 sub a, voor de uitbreiding van een hoofdgebouw aan de achtergevel, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangegeven;
- als gevolg van de uitbreiding mag de afstand tussen voor- en achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 15 meter bedragen. Hoofdgebouwen waarvan de afstand tussen voor - en achtergevel reeds in de bestaande situatie 15 meter of meer bedraagt mogen niet worden uitgebreid;
- de uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
- artikel 7 lid 2.1 sub a, voor de uitbreiding van een hoofdgebouw in de hoogte c.q. het realiseren van een andere dakvorm, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' is aangegeven;
- de uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
- artikel 7 lid 2.2 sub b om aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal gelijk met de voorgevel c.q. de in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw gelegen denkbeeldige lijn en/of - voor zover het betreft hoekgebouwen - de naar de straat gerichte zijgevel c.q. de in het verlengde van de naar de straat gerichte zijgevel van het hoofdgebouw gelegen denkbeeldige lijn te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- er wordt geen afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
- de uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan;
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
- artikel 7 lid 2.2 sub b om aan -en uitbouwen en bijgebouwen voor het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen te realiseren, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- er wordt geen afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
- de uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan;
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
- artikel 7 lid 2.3 sub b . ten behoeve van het bouwen van erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 respectievelijk 2 meter, mits voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
- er wordt geen afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid;
- de uitbreiding mag niet leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
- aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan;
- de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de aangeduide hogedruk gastransportleiding.
8.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de leiding worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2 met dien verstande dat geen aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de energievoorziening. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning dient de leidingbeheerder schriftelijk toestemming te hebben verleend. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien er geen kwetsbare object wordt toegelaten.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden op de verbeelding. Alvorens te beslissen omtrent een wijzigingsplan dient de leidingbeheerder schriftelijk toestemming te hebben verleend.
Artikel 9 Leiding - Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de aangeduide waterleiding.
9.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemming(en) van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de leiding worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2 met dien verstande dat geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de watervoorziening. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning dient de leidingbeheerder toestemming te hebben verleend.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde-maastrichts Erfgoed
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien ter plaatse gemeentelijke monumenten of behoud- en beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, in afwijking van het bepaalde in artikel 10 lid 2 een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, onder de voorwaarden dat:
- de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden niet worden aangetast, en;
- de nieuwbouw binnen de cultuurhistorische waardestelling alsmede de archeologische waarden past dan wel een kwalitatieve bijdrage aan de genoemde waarden levert, en:
- er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in het stedenbouwkundige beeld, en;
- voor zover het bouwen en/of de gevolgen ervan monumenten en/of archeologisch waardevolle locaties betreft, hierover voorafgaand aan de verlening van de omgevingsvergunning advies dient te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige van de gemeente Maastricht.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om het bestemmingsplan te wijzigen door voor de gebieden ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch attentiegebied, specifieke vorm van waarde – archeologische zone a’ en ‘specifieke vorm van waarde – archeologische zone c’ de voormelde aanduiding geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van een cultuurhistorisch en/of archeologisch rapport is aangetoond dat op de betrokken locatie geen cultuurhistorische en/of archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel dat deze waarden niet meer als zodanig bescherming behoeven.
3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Ondergronds bouwen
- Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
- Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
12.2 Antennemasten en zendmasten
Het bouwen van antennemasten en zendmasten is niet toegestaan.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Strijdig gebruik
Het is verboden gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens te gebruiken in strijd met de bepalingen in deze regels. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van smart-, head- en growshops, tenzij dit in deze regels expliciet is toegestaan.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 geluidzone - industrie
- Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd.
- Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
- de gebiedsaanduiding ´geluidzone-industrie´ opgeheven wordt, indien de aanwezige geluidhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geluidhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
- in die zin dat de gebiedsaanduiding ´geluidzone-industrie´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geluidzone als gevolg van een wijziging in een geluidhinderlijke inrichting kleiner is geworden.
14.2 milieuzone - geurzone
- Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.
- Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
- de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ opgeheven wordt, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
- in die zin dat de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.
14.3 milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein
- De gebiedsaanduiding 'milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' geeft de begrenzing aan van een gezoneerd bedrijventerrein. Geluidzoneringplichtige inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd bedrijventerrein'.
- Burgemeester en Wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder a. bedoelde milieuzone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding ´milieuzone - gezoneerd bedrijventerrein' op de verbeelding.
14.4 veiligheidszone - externe veiligheid
- Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone-externe veiligheid' mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gesitueerd;
- Burgemeester en Wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de onder a. bedoelde veiligheidszone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' op, respectievelijk van de verbeelding;
- Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. ten behoeve van het toestaan van nieuwe kwetsbare objecten binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid', mits deze buiten de belemmeringenstrook van de leiding worden gesitueerd en mits vooraf het groepsrisico is verantwoord.
14.5 veiligheidszone - lpg
- Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gesitueerd.
- Burgemeester en Wethouders kunnen bij opheffing van het LPG-vulpunt het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone-lpg’ op de verbeelding.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken:
- van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevellijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
- de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
- van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
- van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter mag bedragen.
- van deze regels en toestaan dat antennemasten en zendmasten worden gebouwd met dien verstande dat:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 50 meter;
- er wordt voldaan aan het gemeentelijk antennebeleid.
- van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Wijziging bestemmingsgrenzen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Deze overschrijding mag niet meer bedragen dan 3 meter.
16.2 Wijziging antennebeleid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de van toepassing verklaring van een nieuwe, door de gemeenteraad vast te stellen 'Antennebeleid/UMTS Nota', dan wel een wijziging van het antennebeleid.
Artikel 17 Algemene Procedureregels
17.1 Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (Wabo) van toepassing.
17.2 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
- het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage;
- Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging tevoren in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend;
- in het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en Wethouders;
- Burgemeester en Wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.
17.3 Wijzigingen
Met betrekking tot de voorbereiding van een wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en Wethouders, is Afdeling 3.4 (Uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Verwijzing naar wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig, in afwijking van het bepaalde onder a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%;
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels behorende bij het bestemmingsplan Verlegging gasleiding Noorderbrugtracé.