Pletsstraat - Sint Agnesplein Bunde (Centrumplan Bunde)
Bestemmingsplan - gemeente Meerssen
Vastgesteld op 06-10-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Pletsstraat - Sint Agnesplein Bunde' van de gemeente Meerssen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0938.BP04003-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan horeca verwante bedrijvigheid:
het exploiteren van een gebouw als bijvoorbeeld een bingozaal, discotheek of speelautomatenhal.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen waarbij het accent niet ligt op massavervaardiging, alsook het verkopen of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
1.7 ander bouwwerk:
bouwwerken, geen gebouw zijnde, zonder dak. Een bouwwerk geen gebouw zijnde met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.
1.8 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antenne-drager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.11 ASVV:
handboek uitgegeven door het CROW (zie artikel 1.29). Hét handboek voor verkeerskundigen. In dit handboek is alle kennis over verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom gebundeld. De afkorting ASVV staat voor Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage:
een in de verbeelding van het plan of in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.14 begane grond:
de eerste bouwlaag boven het peil.
1.15 beschermde monumenten:
onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers of krachtens een gemeentelijke verordening bescherming genieten.
1.16 bestaand:
- a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of het betreffende planonderdeel.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.
1.20 bijgebouw (aangebouwd en vrijstaand):
een gebouw dat in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en functioneel ten dienste staat van het hoofdgebouw.
1.21 borstwering:
het bovenste deel van de gevel wat boven de zoldervloer uitsteekt, waarop de muurplaat rust.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder;
Voor overige zich onder de kap bevindende ruimten geldt een maximale hoogte van 3.20 meter voor woningen en 4.50 meter voor andere gebouwen.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 CROW:
CROW is oorspronkelijk een afkorting van Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. Die naam dekte de lading niet meer toen CROW steeds meer een platformfunctie kreeg. Sinds 2004 is CROW niet langer een afkorting maar een eigen naam. CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte. Deze non-profit-organisatie ontwikkelt, verspreidt en beheert praktisch toepasbare kennis voor beleidsvoorbereiding, planning ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Dit gebeurt in samenwerking met belanghebbende partijen. De kennis veelal in de vorm van richtlijnen, aanbevelingen, en systematieken vindt haar weg naar doelgroepen via websites, publicaties, cursussen en congressen.
1.30 cultuurhistorische waarde:
de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, waarbij het gaat om historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in het bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop of verhuur of leasing, alsmede het verkopen of leveren of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Dienstverlening door een horecabedrijf, een coffeeshop of een sekswinkel worden hieronder niet begrepen.
1.32 detailhandel in brand- of explosiegevaarlijke stoffen:
detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en/of explosiegevaar kunnen opleveren dat uitstalling ten verkoop niet verantwoord is.
1.33 detailhandel in dagelijkse goederen:
handel in onder meer – van oorsprong - dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelproducten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen resp. levensmiddelen algemeen sortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksprodukten, gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen, algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterij-artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden).
1.34 detailhandel in niet-dagelijkse goederen:
detailhandel, niet zijnde detailhandel in dagelijkse goederen.
1.35 detailhandel in ter plaatse geproduceerde goederen/productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.36 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een relatief groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen, bouwmarkten en detailhandel in landbouwwerktuigen.
1.37 dienstverlening:
bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, die voor zover gelegen in een woonwijk geen baliefunctie kennen en aan de woonfunctie ondergeschikt zijn, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie, een fitnesscentrum, een seksinrichting en een coffeeshop.
1.38 doeleinden van openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, kabels en leidingen, straatvoorzieningen, telefooncellen e.d.
1.39 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw. De zorgvuldigheid gebiedt na te gaan of bepaald gebruik niet is uitgesloten. Het achtererf is het gedeelte dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen. Het zijerf is het gedeelte dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen. Het voorerf is het gedeelte dat voor de voorgevelrooilijn is gelegen, zijnde voor het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'.
1.40 escortbedrijf:
bedrijf, gevoerd door een natuurlijk persoon, groep van personen of rechtspersoon dat prostitutie aanbiedt en dat wordt uitgeoefend op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 gestapelde woning/meergezinswoning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat.
1.43 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.44 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, situering, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.45 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd. Onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van discotheek, seksinrichting, detailhandel of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.
1.46 kantoor:
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden, al dan niet voorzien van een baliefunctie.
1.47 maatschappelijke doeleinden:
doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties.
1.48 monumentale waarde:
waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.49 monumenten:
alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
1.50 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.51 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.
1.52 ondergeschikte functie:
een functie, die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, en voor zover dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan, dan wel daarmee functioneel verbonden hoeft te zijn.
1.53 ondergronds bouwen:
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.
1.54 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een ander bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.55 perceel:
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
1.56 regels van stedenbouwkundige aard:
regels met betrekking tot:
- a. de wegen waaraan gebouwd mag worden;
- b. de rooilijnen, en
- c. de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van elkaar.
1.57 restaurant:
een horecabedrijf waarbij geen logies worden verstrekt en dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.58 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
1.59 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.60 serre:
een voornamelijk uit glas bestaande uitbouw/constructie aan een woonhuis, welke meestal een geheel vormt met het huis en die via deuren in directe verbinding met de tuin staat en waarbij het glas is gevat in ijzer, hout, aluminium of kunststof.
1.61 standplaats:
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.62 stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
1.63 straatmeubilair:
verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, pinautomaten, kleinschalige constructies voor een jongerenontmoetingsplaats en daarmee vergelijkbare objecten.
1.64 verblijfsgebied:
gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.
1.65 verblijfsruimte:
ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte, van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, waarin dezelfde kenmerkende activiteiten plaatsvinden.
1.66 verkoop vloeroppervlak/ bedrijfsvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor een winkel of bedrijfsactiviteiten.
1.67 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.
1.68 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden. Onder bouwgrens valt de grens van een bouwvlak.
1.69 Wabo:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.70 waterhuishoudkundige voorziening:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.
1.71 weg:
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.72 woning/wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden. Ook in geval van kamerverhuur is sprake van één woning, voor zover de kamers minimaal twee centrale voorzieningen, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorziening, gemeenschappelijk hebben.
1.73 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken, met een borstwering van maximaal 1,00 meter hoog, en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Definities
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken. Tevens kunnen zij nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van de hoofdtoegang, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, binnen een marge van 5,00 meter, nadere eisen stellen ten aanzien van de op grond van in dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Verbodsbepaling overschrijding bouwgrens
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de in de verbeelding van het plan aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen die volgens deze regels zijn toegestaan.
8.2 Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen
Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit bestemmingsplan te gebruiken of te doen/ laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en). Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie, voor een seksinrichting of escortbedrijf.
9.2 Woningsplitsing en toename aantal woningen
Woningsplitsing of anderszins een gebruikswijziging met toename van het aantal woningen tot gevolg is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingsregels, niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het in deze regels bepaalde ten aanzien van:
- a. de bebouwing van gronden met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van niet meer dan 3,50 meter en een inhoud van niet meer dan 50 m3.
- b. het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:
- 1. deze passen binnen het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld ter plaatse;
- 2. belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad,
- c. mits de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing niet meer dan 40,00 meter bedraagt.
- d. de in hoofdstuk 2 genoemde en in de verbeelding van het plan aangeduide maten en percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met uitzondering van bestemmingsgrenzen.
10.2 Algemene voorwaarden bij afwijken
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels van de beheersverordening, wordt het onderstaande in acht genomen:
- a. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
- b. belangen van derden worden niet onevenredig nadelig geschaad of kunnen niet onevenredig nadelig geschaad worden;
- c. er vindt geen onevenredige nadelige aantasting plaats van:
- 1. de milieusituatie;
- 2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;
- 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de parkeerbalans in de directe omgeving, waarbij de parkeernormen overeenkomstig de richtcijfers zoals opgenomen in Bijlage 1 Parkeerkencijfers in acht worden genomen.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Procedureregeling nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen wordt de volgende procedure gevoerd:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende 4 weken op het gemeentehuis ter inzage;
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerpbesluit in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid van belanghebbenden om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit bij het college naar voren te brengen gedurende de termijn van terinzagelegging;
- d. Burgemeester en wethouders maken aan hen, die zienswijzen naar voren hebben gebracht, de beslissing op die zienswijzen bekend.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Gemeentelijke regels
Indien en voor zover in deze regels of in de verbeelding van het plan wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
13.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
13.3 Voorrangsregels
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.
13.4 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Pletsstraat - Sint Agnesplein Bunde' van de gemeente Meerssen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Topografische ondergrond met kadastrale perceelgrenzen en plangebied
1.1 Doelstelling
1.1.1 Behoud Leefbaarheid
Bunde beschikt over mooie woonbuurten en tal van goede voorzieningen. Wat ontbreekt, is een levendig centrum als centrale ontmoetingsplek. Om de leefbaarheid van Bunde ook in de toekomst te waarborgen, heeft het gemeentebestuur besloten om het centrumgebied van Bunde op te waarderen. Het gemeentebestuur van Meerssen doet dat door samen met Wonen Meerssen en de Provincie Limburg en in goed overleg met betrokken burgers en ondernemers een centrumgebied te realiseren waar je goed kunt wonen, winkelen en wandelen. Waar je mensen kunt ontmoeten en evenementen kunt houden. Waar je een terrasje kunt pikken, of kermis kunt bezoeken. Het centrumgebied moet uitnodigend, gezellig en veilig zijn. We doen dat vandaag en denken daarbij aan morgen. Dat is het streven om de leefbaarheid te behouden en tevens de definitie van duurzaamheid.
1.1.2 Doelstellingen beleid
In 1999 heeft het gemeentebestuur de Integrale Beleidsvisie Bunde opgesteld met voorstellen voor toekomstig behoud van de leefbaarheid van Bunde en met name realisatie van een vitaal centrumgebied. Uit een inspraakronde is gebleken dat er draagvlak bestaat voor beperking van winkelvoorzieningen in de Vliegenstraat (waardoor verkeersdrukte, parkeeroverlast en laden/lossen afnemen) en concentratie van winkelvoorzieningen rond het Sint Agnesplein.
1.1.3 Samenwerkingsovereenkomst
Overeenkomstig de integrale beleidsvisie van 1999 is de gemeente in september 2005 een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met Schuitema Vastgoed BV (thans: Ahold) en woningstichting Meerssen (thans: Wonen Meerssen) voor de toekomstige ontwikkeling van de lokale economie (winkelen) in combinatie met wonen en infrastructuur (verkeer en parkeren). In oktober 2005 heeft het gemeentebestuur de uitgangspunten bepaald voor het opstellen van een stedenbouwkundige visie voor de verder ontwikkeling van het Sint Agnesplein. In december 2005 heeft de gemeente tijdens een informatieavond verschillende denkrichtingen gepresenteerd aan de inwoners van Bunde en andere belangstellenden.
1.1.4 Burgerparticipatie
Om meer inzicht te krijgen in de verschillende (deel-) belangen omtrent de herinrichting van centrum Bunde heeft het gemeentebestuur toen tevens besloten tot het houden van een uitgebreide samenspraakronde met inwoners en belanghebbenden. Als vervolg op de informatiebijeenkomst van december 2005 heeft het gemeentebestuur in februari 2006 een meedenkformulier (tevens aanmeldingsformulier klankbordgroep) verzonden aan alle aanwezigen, leden van buurtverenigingen, buurtnetwerk Bunde en 380 willekeurig gekozen inwoners van Bunde.
1.1.5 Klankbordgroep
In juni 2006 is de klankbordgroep van start gegaan, met daarin alle mensen die positief op de oproep tot deelname hadden gereageerd. De klankbordgroep was samengesteld uit twaalf vertegenwoordigers van de inwoners binnen het plangebied, twee ondernemers, tien inwoners van buiten het plangebied en een vertegenwoordiger van het bedrijfschap detailhandel. Verdere deelnemers aan de klankbordgroep waren een onafhankelijke voorzitter, de projectleider van de gemeente, een aantal inhoudelijk deskundigen (verkeer, economie, wonen en stedenbouw) en een communicatieadviseur. Na zeven bijeenkomsten heeft de klankbordgroep op 7 mei 2007 richtinggevende overwegingen voor de herinrichting geformuleerd in een eindrapportage.
1.1.6 Eindconclusie in hoofdlijnen
Met betrekking tot economie geeft een groot deel van de klankbordgroep aan achter het idee te staan van een tweede supermarkt als publiekstrekker met ingang aan het Sint Agnesplein. Een klein deel van de klankbordgroep gaf de voorkeur aan kleine winkels rondom het plein, dus zonder supermarkt. Andere alternatieven (supermarkt in de Kerk- / Spoorstraat en geen tweede supermarkt) werden door de klankbordgroep afgewezen.
Ten aanzien van wonen wordt de visie door de klankbordgroep ondersteund om in het centrum seniorenwoningen te bouwen om aan de huidige en toekomstige vraag te kunnen voldoen. De bestaande 19 sociale huurwoningen op de hoek Sint Agnesplein – Sint Agnesstraat voldoen niet aan de behoefte. Bij de nieuwe seniorenwoningen dienen in elk geval economische voorzieningen te liggen.
De klankbordgroep gaf aan dat er geen overlast dient te ontstaan door laden en lossen van vrachtverkeer bij de supermarkt. Het centrum dient goed te worden ontsloten, met duidelijke rijroutes. De parkeerfunctie van het Sint Agnesplein moet worden gecombineerd met andere functies. Voldoende gratis parkeerruimte op of nabij het plein is essentieel (eventueel in een parkeerkelder), zonder overlast voor omwonenden. Het plein moet zodanig worden ingericht, dat het bezoekers prikkelt om verschillende winkels te bezoeken.
Verder wenst de klankbordgroep meer groen, aandacht voor architectuur en het opknappen van pleinwanden, zitelementen en beeldbepalende elementen. Dan krijgt het plein een gezellige uitstraling en is het geschikt als ontmoetingsplek voor inwoners van Bunde.
De 'Eindrapportage Klankbordgroep Herinrichting centrum Bunde' (augustus 2007) is als bijlage bij deze toelichting (Bijlage 10) beschikbaar.
1.1.7 Herinrichting Sint Agnesplein
Begin december 2009 kon het gemeentebestuur belangstellende inwoners van Bunde informeren over het ontwerp voor herinrichting van het Sint Agnesplein. In februari en mei 2010 zijn inwoners en ondernemers van het sint Agnesplein geïnformeerd over de uitwerking van het ontwerp in uitvoeringsplannen. In juni 2010 zijn de werkzaamheden van start gegaan. Op 1 oktober 2010 heeft de feestelijke oplevering plaatsgevonden.
1.1.8 Nieuwe ontwikkeling Albert Heijn
In het voorjaar van 2010 kregen de ontwikkelingen na de sluiting van Super de Boer aan de Sint Rochusstraat een volledig nieuwe wending. Omwonenden en ondernemers ervaren het ontbreken van een supermarkt in het centrum van Bunde als een groot gemis. Het college van B&W was dan ook verheugd in februari te kunnen mededelen, dat de supermarkt (destijds C1000, thans Albert Heijn) van de Vliegenstraat naar de Sint Rochusstraat zal verhuizen.
Dit onder de voorwaarde dat het bruto vloer-oppervlak van 900 m² naar 1.200 m² zal worden uitgebreid en het aantal parkeerplaatsen aan de Sint Rochusstraat toeneemt. Inmiddels is de Albert Heijn verhuisd naar de Sint Rochusstraat. Hierbij hebben uitbreiding van het gebouw en aanpassing van het parkeerterrein plaatsgevonden. De supermarktlocatie aan de Vliegenstraat is na de verhuizing opgeheven en in de oorspronkelijke, kleinere, bouwkundige staat aan de eigenaar opgeleverd. Ook zijn 15 parkeerplaatsen vervallen. Onlangs heeft zich een gegadigde gemeld voor deze locatie.
Luchtfoto plangebied
1.2 Planvoornemen
Het college van B&W heeft in 2010 geconstateerd, dat de ontwikkelingen in de lokale economie van Bunde en de ontwikkelingswensen van Wonen Meerssen aanleiding zijn om de eindconclusie van de klankbordgroep als vertrekpunt op te pakken en de transformatie van het centrumgebied tot levendige ontmoetingsplek te voltooien. Het gemeentebestuur hoopt dat de Bundense gemeenschap door de recente ontwikkelingen doordrongen is geraakt van het feit dat de kern Bunde omwille van het toekomstige behoud van de leefbaarheid een stevige impuls nodig heeft. Het gemeentebestuur is van mening dat Bunde gebaat is bij supermarkten in het centrumgebied van de kern.
1.2.1 Plannen 2011 en ISV-bijdrage
In 2010 is de projectgroep met Wonen Meerssen aan de slag gegaan met de planontwikkeling, waarbij het verwerven van een overheidsbijdrage in het project de haalbaarheid van het plan in hoge mate ondersteunt. De gemeente heeft eind 2010 het plan aangemeld bij de provincie Limburg voor de 3e tranche van het Investeringsbudget Stedelijke vernieuwing (ISV). Op 30 juni 2011 bij de Provincie Limburg voor de ISV een aanvraag ingediend, gebaseerd op het in voorbereiding zijnde voorontwerp bestemmingsplan 'Pletsstraat - Sint Agnesplein Bunde' (2012).
De provincie Limburg heeft aan de gemeente Meerssen voor het project Centrum een ISV bijdrage toegezegd van € 978.158,- omdat door het plan een vitaal centrumgebied met bundeling van winkel- en zorgvoorzieningen met appartementen voor ouderen de leefbaarheid van Bunde wordt behouden en versterkt. Het plan voldoet aan de vijf kernvelden van leefbaarheid:
- Wonen: huisvesting en kwaliteit van woningvoorraad, kwaliteit van woon- en leefomgeving, duurzaamheid en energie;
- Voorzieningen: zorg, werken en leren;
- Participatie: burgerparticipatie en diversiteit;
- Veiligheid: sociale en verkeersveiligheid;
- Identiteit onderscheidend vermogen op lokaal niveau.
De provincie Limburg heeft in 2015 vastgesteld, dat het plan per 1 april 2019 gereed dient te zijn en de accountantsverklaring per 1 oktober 2019 moet zijn ingediend, zodat de bijdrage definitief kan worden vastgesteld.
1.2.2 Voorontwerp bestemmingsplan Pletsstraat - Sint Agnesplein Bunde
Tijdens de planontwikkeling zijn voor onderhavig plan en het plan St. Rochusstraat meedenksessies georganiseerd met burgers (3 sessies) en ondernemers (5 sessies) uit Bunde voor de thema's 'wonen & verblijven' en 'economie' vanaf oktober 2011 t/m juli 2012.
In het voorontwerp bestemmingsplan van 2012 werd uitgegaan van de ontwikkeling van:
- een gezondheidscentrum: ca. 500 m² vloeroppervlak in 2 bouwlagen;
- 1.450 m² winkelvoorzieningen: supermarkt 1.110 m² bruto vloeroppervlak excl. laden en lossen en 340 m² winkels;
- 27 appartementen in 2 en 3 bouwlagen;
- 97 parkeerplaatsen, waarvan 40 plekken in ondergrondse garage;
- Vrachtverkeer op het Sint Agnesplein en de Sint Agnesstraat.
Herziening voorontwerp bestemmingsplan
Na de inspraak van het voorontwerp bestemmingsplan hebben de gecontracteerde supermarktorganisatie (Aldi) en de gedachte zorgondernemer afgezien van vervolgacties. Hierdoor heeft de eigenaar Wonen Meerssen het project "on hold" gezet. In 2014 is het plan door Wonen Meerssen wederom opgepakt met een nieuwe ontwikkelende partij. Door de gewijzigde regelgeving van het Rijk is Wonen Meerssen niet langer bevoegd een dergelijk plan voor zijn rekening te ontwikkelen. De nieuwe ontwikkelende partij heeft de planinhoud op een aantal punten gewijzigd:
- vervallen van de ondergrondse parkeergarage;
- verminderen oppervlakte voor detailhandel;
- woning Ingenopestraat 16 niet meer in plangebied;
- 1 bouwblok voor zorg en geen appartementen aan de Pletsstraat;
- vergroten van parkeerterrein door aankoop achtertuin;
- vervallen van vrachtverkeer op het Sint Agnesplein en de Sint Agnesstraat.
In nagenoeg een gelijk plangebied is de te bebouwen oppervlakte verminderd en het aantal parkeerplaatsen op maaiveld verruimd.
1.2.3 Ontwerp bestemmingsplan Pletsstraat - Sint Agnesplein Bunde
Oude situatie vs toekomstige situatie vanaf het Sint Agnesplein
De nieuwe plannen voor de locatie zijn van een beperktere omvang en bestaan uit:
- 660 m² gezondheidscentrum in 2 bouwlagen aan de Pletsstraat;
- 1.250 m² winkelvoorziening (supermarkt) bruto vloeroppervlak excl. laden en lossen aan het St. Agnesplein;
- 20 appartementen in 2 of 3 bouwlagen aan het Sint Agnesplein;
- 85 parkeerplaatsen op binnenterrein en 20 extra parkeerplaatsen op het Sint Agnesplein.
Wonen Meerssen heeft Bemog Projectontwikkeling uit Zwolle aangezocht voor deze planontwikkeling. De ontwikkelaar heeft Linders Supermarkten gecontracteerd als huurder van de supermarkt. De appartementen worden na oplevering sociale huurappartementen in eigendom van Wonen Meerssen.
Deze nieuwe plannen zijn op 3 september 2015 gepresenteerd aan de gemeenteraad, ondernemers en andere belangstellenden tijdens een informatiebijeenkomst in het Bestuurscentrum Meerssen. Hierbij is een toelichting gegeven door de gemeente en Wonen Meerssen over het proces tot nu toe en het vervolg. De projectontwikkelaar (destijds nog als AssenBerg Projecten, thans Bemog Projectontwikkeling gaf een toelichting op het programma en de meerwaarde van het planvoornemen voor de kern Bunde. Verder is tijdens deze bijeenkomst het distributie planologisch onderzoek (DPO) gepresenteerd, waarbij is ingegaan op de economische achtergrond in 2015. Tot slot heeft de architect de ruimtelijke uitgangspunten en het bouwplan nader toegelicht.
1.3 Geldend Planologisch Regime
Uitsnede geldende beheersverordening Kernen
Het geldend planologisch regime voor het plangebied is de beheersverordening 'Kernen', door de gemeenteraad vastgesteld op 27 februari 2014. Op de betreffende gronden rusten de besluit-vlakken 'Bedrijf', 'Centrum' en 'Wonen'.
Binnen het besluit-vlak 'Bedrijf', gelegen op het achterste deel van het perceel aan de Pletsstraat, mogen de gronden uitsluitend worden gebruikt voor bestaande, ter plaatse gevestigde bedrijven en bedrijven van categorie 1 en 2. Voorheen vonden hier bedrijfsactiviteiten plaats in de vorm van een tankstation met de verhuur van garages. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen (geen woningen zijnde) binnen de bouwvlakken (besluit-subvlak) worden opgericht ten behoeve van de hiervoor genoemde bedrijfsdoeleinden. Deze bouwvlakken zijn samen ruim 300 m² groot. Deze mogen in zijn geheel worden bebouwd. Verder mag de goothoogte maximaal 4,50 meter en de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedragen. De voormalige woonboerderij bij dit perceel ligt binnen het besluit-vlak 'Wonen' met een bouwvlak waarbinnen 1 woning mag worden opgericht. De realisatie van het zorgcentrum met appartementen in 2 of 3 bouwlagen past niet binnen de gebruiks- danwel bouwmogelijkheden die de beheersverordening biedt.
Het deel van het plangebied aan het Sint Agnesplein ligt binnen het besluit-vlak 'Centrum'. De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke doeleinden, kantoren, consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes, informatie- en telecommunicatiedoeleinden (de tot nu toe genoemde doeleinden mogen uitsluitend op de begane grond plaatsvinden), wonen, verkeers- en groenvoorzieningen. Dit besluit-vlak is opgenomen voor de huidige winkels rondom het Sint Agnesplein. De hoofdgebouwen mogen in 2 bouwlagen en uitsluitend binnen de bouwvlakken worden opgericht. Bijgebouwen mogen in 1 bouwlaag worden opgericht binnen het besluit-subvlak 'bijgebouwen' [bg] tot een maximum van 60 m2. Verder mogen binnen de bouwvlakken in totaal 19 wooneenheden (bestaande, legale woningen) worden opgericht.
De bouwvlakken en de aanduiding 'bijgebouwen' binnen het besluit-vlak 'Centrum' hebben samen een oppervlakte van 803 m2. Dit betekent dat conform het geldend planologisch regime reeds detailhandel mogelijk is met een oppervlakte van 803 m2 inclusief bijgebouwen, die mogen worden gebruikt ten behoeve van detailhandel. De voorziene supermarkt heeft echter een grotere oppervlakte nodig. Het planvoornemen aan het Sint Agnesplein past ook niet binnen de bouwmogelijkheden die de beheersverordening biedt, omdat het bouwplan afwijkt van de geldende bouwvlakken en hoogtebepalingen.
Het binnenterrein van het plangebied ligt binnen het besluit-vlak 'Wonen' en het sub-besluitvlak 'bijgebouwen'. Deze gronden zijn bestemd voor bijgebouwen bij woningen, carports en overkappingen, tuinen, erven en verharding, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen uitsluitend voor de bijbehorende woning en doeleinden van openbaar nut. De voorziene openbare parkeerplaats en het laden en lossen vallen niet onder deze doeleinden.
Zowel de gebruiks- als de bouwregels van deze beheersverordening staan de realisatie van het onderhavige initiatief niet volledig toe. Het toekomstige gebruik is deels niet mogelijk maar hoofdzakelijk past het nieuwe bouwplan niet binnen de geldende bouwmogelijkheden. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen heeft derhalve besloten om deze ontwikkeling te regelen in een afzonderlijk bestemmingsplan dat de beheersverordening ter plaatse van onderhavig plangebied vervangt. Onderhavig bestemmingsplan zal te zijner tijd integraal worden verwerkt in het planologisch regime voor de kern Bunde.
1.4 Opzet Bestemmingsplan
In deze toelichting wordt ingegaan op de ruimtelijke inpasbaarheid en wordt uiteengezet dat de voorgestane ontwikkeling geen afbreuk doet aan de aanwezige waarden ter plaatse van het plangebied, maar juist leidt tot een kwaliteitsverbetering van het gebied en de directe omgeving. Tevens wordt onderbouwd dat het plan niet strijdig is met andere beleidsvelden.
In de hierna volgende hoofdstukken van dit bestemmingsplan komen onder meer de volgende elementen aan de orde:
- gebieds- en projectomschrijving;
- toetsing aan het geldend beleid;
- toetsing aan milieuwetgeving en andere ruimtelijke wetgeving met betrekking tot bestaande of potentiële belemmeringen in de omgeving van het plangebied;
- financiële haalbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid;
- procedurele voortgang.
Hoofdstuk 2 Gebieds- En Projectbeschrijving
Ligging plangebied binnen de kern Bunde (bron: Google Maps)
2.1 Gebiedsbeschrijving
Bunde (Limburgs: Bung) is een dorp dat deel uitmaakt van de Limburgse gemeente Meerssen. Samen met de hoofdkern Meerssen vormt het een stedelijke omgeving ten noorden van Maastricht. De autosnelweg A2 vormt de fysieke scheiding tussen deze twee kernen. Bunde ligt in de Maasvallei, op de rechteroever van het Julianakanaal en grenst in het noorden aan het Bunderbos.
De kern Bunde heeft zich gevormd rond de historische linten Vliegenstraat, Burchtstraat, Pletsstraat en Pasweg. Het gehucht Kasen heeft zich gevormd aan het historische lint Kasennerweg-Wonkelestraat. De historische linten zijn in de loop der tijd verder verdicht geraakt, waardoor de lintbebouwing een grote diversiteit in verschijningsvorm heeft. Het streven is dan ook om deze diversiteit, op een verantwoorde wijze, te behouden en bij nieuwe ontwikkelingen te continueren en indien mogelijk te versterken.
De Vliegenstraat is onderdeel van de historische lintstructuur, waarvan ook de Pletsstraat, de Pasweg en de Roggeveldstraat deel uitmaken. Daarvan is nog veel herkenbaar, zowel in de structuur van de straat zelf (verloop en profiel) als in hoeveelheid en aard van de historische bebouwing. Het oudste deel van Bunde ligt aan de Pletsstraat, een stukje Pasweg en delen van de Burchtstraat, Patronaatstraat en Klumpkestraat.
2.2 Het Plangebied
In Bunde concentreren de (detailhandel)voorzieningen zich hoofdzakelijk aan het Sint Agnesplein en de St. Rochusstraat. In 2010 is het Sint Agnesplein heringericht en is hiermee een sfeervolle ontmoetingsplek geworden. Het gedeelte voor de kerk is iets hoger gelegen dan de rest van het plein en vormt een laantje vanaf de St. Rochusstraat naar de begraafplaats. In de zone voor de winkels ligt een natuursteenloper van 80 cm breed als uitstalruimte voor de winkels en de daarnaast gelegen voetgangerszone. Het autovrije gedeelte van het plein, de zitbanken en de terrassen liggen aan de zonzijde van het Sint Agnesplein. Op het autovrije gedeelte kan de kermis plaatsvinden, waarbij de parkeerplaatsen bereikbaar blijven. De ontsluitingsweg loopt rond het autovrije plein en heeft enkelzijdige en tweezijdige parkeerplaatsen.
Het plangebied is gelegen in het centrum van de kern Bunde, tussen het Sint Agnesplein (waaraan ook de rooms-katholieke kerk ligt) en de Pletsstraat (één van de hoofdwegen van Bunde). Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Bunde, sectie C, nummers 1826, 1827, 829, 1901, 1902 en 2106 (gedeeltelijk). Op deze percelen stonden vóór de planvorming nog grondgebonden woningen, bedrijfsruimten (aan de Pletsstraat) en seniorenwoningen (aan de Sint Agnesstraat). Tussen deze woningen is een weiland gelegen.
2.3 Het Planvoornemen
Vogelvlucht toekomstige situatie vanaf het Sint Agnesplein
In het kader van het planvoornemen worden de bestaande 19 (gestapelde) woningen aan het Sint Agnesplein gesloopt. De voormalige woonboerderij en bedrijfsbebouwing aan de Pletsstraat zijn reeds gesloopt.
Het planvoornemen gaat uit van de herontwikkeling van het plangebied ten behoeve van een gezondheidscentrum (660 m² in 2 bouwlagen) aan de Pletsstraat en een supermarkt (1.250 m² bruto vloeroppervlak excl. laden en lossen) aan het Sint Agnesplein. Op de verdiepingen boven deze voorzieningen worden in totaal 20 appartementen (in 2 of 3 bouwlagen) gerealiseerd. Vooralsnog zijn hiervan 2 appartementen voorzien boven het zorgcentrum aan de Pletsstraat en 18 appartementen boven de supermarkt aan het Sint Agnesplein. Het is ook mogelijk dat op basis van voortschrijdend inzicht 20 appartementen boven de supermarkt worden gerealiseerd en geen appartementen boven het zorgcentrum. Dit aantal is gelijk aan het aantal woningen dat binnen het plangebied is gesloopt (19 (gestapelde) woningen + 1 woonboerderij).
Ten behoeve van het planvoornemen worden 85 parkeerplaatsen op het binnenterrein aangelegd en 20 extra parkeerplaatsen op het Sint Agnesplein.
2.4 Het Ontwerp
2.4.1 Stedenbouwkundige uitgangspunten gemeente
Met besluit van de gemeenteraad van oktober 2005 zijn de uitgangspunten vastgelegd voor de plannen van de herinrichting van het centrum Bunde. De klankbordgroep centrum Bunde heeft in september 2007 haar definitieve eindrapportage uitgebracht. In grote lijnen zijn de stedenbouwkundige uitgangspunt als volgt:
- Concentratie van winkelvoorzieningen op het Sint Agnesplein met een supermarkt als publiekstrekker op het plein;
- Vorming van een gesloten pleinwand in 3 – 4 lagen met een accent op de hoek en de bestaande rooilijnen respecterend;
- Verblijfskwaliteit van het plein met parkeren in stand houden;
- Toevoeging van gratis parkeerruimte en laden en lossen aan de achterzijde via de gebiedsontsluitingsweg Pletsstraat;
- Voetgangersverbinding van en naar Sint Agnesplein.
2.4.2 Het ontwerp
De nieuwbouw sluit de pleinwand af met een in zijn omgeving passend geheel, dat een relatie aangaat met de al bestaande bebouwing. De aanwezigheid van de kerk, de plaatsing aan het plein met zijn toren als accent en de verticale structuur met het glas in beton van Daan Wilschut zijn de uitgangspunten voor het ontwerp. Op de hoek met de Agnesstraat is een hoogte accent gemaakt dat naar voren is geschoven, waardoor overdekt gebied op de begane grond ontstaat, ter versterking van de verblijfskwaliteit van het plein.
3D-Impressie nieuwe bebouwing aan Sint Agnesplein
De entree van de supermarkt en de huurwoningen is gelegen aan de rooilijn van het Sint Agnesplein, zodat de voordeuren aan het Sint Agnesplein zijn gelegen, waardoor bezoekers van het plein in een oogopslag de gewenste locatie in het vizier hebben. De vormgeving van de verticale supermarkt gevel op de begane grond die een verwantschap heeft met het glas in beton van de kerkgevel begint met een boog en loopt vanaf het parkeerterrein langzaam omhoog om de hoek van het Sint Agnesplein om in de Sint Agnesstraat te eindigen.
Deze route van en naar het plein is plaatselijk overdekt om ook met slecht weer aantrekkelijk te kunnen zijn.
Aan de Pletsstraat is een eigentijds vervangend gebouw voor de voormalige woonboerderij voorzien in de rooilijn van de Pletsstraat. Er is een uitnodigend gebaar gemaakt voor het in-en uitrijdend verkeer op dezelfde plek als de voormalige toegang naar het tankstation.
Bij de uitwerking van het bouwplan is aandacht noodzakelijk voor:
- de plaatsing van de condensors en airco's op een hoger gelegen dak en af te werken met een lucht doorlatend scherm;
- de 5e gevel in de ontwerpopgave mee te nemen, zodat bewoners toch van groen kunnen genieten.
- reclame uitingen terughoudend en in het ontwerp mee te nemen.
- alle onderdelen van het totale gebied in samenhang te bezien, zodat het eindresultaat wordt versterkt.
2.5 Ontsluiting En Parkeren
Inrichting parkeerterrein toekomstige situatie
2.5.1 Ontsluiting
Het plangebied wordt voor bezoekers en vrachtverkeer ontsloten vanaf de gebiedsontsluitingsweg Pletsstraat-Maastrichterlaan. Deze ontsluitingsweg staat in directe verbinding met de rijksweg A2, waardoor het vrachtverkeer niet door de woonwijk hoeft te rijden. Vanaf de erftoegangswegen rond het Sint Agnesplein is de andere toegang alleen voor voetgangers. De Pletsstraat ligt ruim een meter lager dan het maaiveld van het Sint Agnesplein.
2.5.2 Parkeren
Het hoogte verschil wordt opgevangen in de van enkele graden voorziende helling naar het parkeergebied op het binnen terrein met 85 parkeerplaatsen. Tevens worden op het Sint Agnesplein 20 nieuwe parkeerplaatsen toegevoegd aan de 36 bestaande parkeerplaatsen.
Het parkeerterrein wordt in asfalt (weggedeelten) en in klinkers (parkeerplaatsen) aangelegd. De verblijfskwaliteit van het parkeerterrein wordt verhoogd door het in te richten met bomen, veel groen en met een groene afscherming naar de privé-tuinen van aanwonenden, die net iets hoger liggen dan het parkeerterrein. Op het terrein wordt tevens een ondergrondse afvalcontainer geplaatst.
Het laden en lossen voor de supermarkt is overdekt geregeld aan de achterzijde van het gebouw. Het parkeerterrein is zodanig ingericht dat de vrachtwagen voldoende ruimte heeft om op het terrein zelf te manoeuvreren ten behoeve van het laden en lossen. Voor de oplegger is een verbrede insteek op het parkeerterrein om achteruit in de dock-shelter te rijden.
2.5.3 Conclusies parkeer- en verkeersonderzoek
Om de toename in de parkeervraag te bepalen en om aan deze toegenomen parkeervraag te kunnen voldoen, is een parkeer- en verkeersonderzoek uitgevoerd door Royal HaskoningDHV. Het rapport is als Bijlage 1 Parkeer- en verkeersonderzoek (2016) bij de toelichting opgenomen. De conclusies worden hierna samengevat weergegeven.
2.6 Invloed Planvoornemen Op De Winkelvoorzieningen
Aangezien het voorontwerp bestemmingsplan dateert uit 2012 is door BRO wederom studie gedaan naar de marktruimte en economische effecten van verruiming van het supermarktaanbod in de kern Bunde anno 2016. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen (Bijlage 2 Bunde, Ontwikkelingsmogelijkheden 2016) en wordt hierna samengevat weergegeven.
- De dagelijkse sector in Bunde behoeft een structuurimpuls
De gemeente Meerssen beschikt over 27 verkooppunten in de dagelijkse sector, met een gezamenlijke winkelruimte van 5.909 m² wvo. Het aanbod is daarmee relatief beperkt. Ook in de kern Bunde (7 winkels, 1.381 m² wvo) is sprake van een relatief geringe omvang van het dagelijkse artikelenaanbod. - Distributieve uitbreidingsmogelijkheden aanwezig
De beoogde uitbreiding van het supermarktaanbod omvat in Bunde netto + 950 m² wvo. Dit betekent enige overschrijding van de theoretisch beschikbare marktruimte van 600 m² wvo). De vloerproductiviteit (omzet per m² wvo) komt hiermee in 2025 ca. 15% beneden het landelijke gemiddelde te liggen. De lokale en regionale verzorgingsstructuur komt door deze (beperkte) overschrijding echter niet in gevaar. Bovendien anticiperen beide nieuwe supermarkten ook qua omvang reeds op de aanhoudende schaalvergroting in de sector, ook in de toekomst. - Positieve effecten op de bestaande detailhandelsstructuur
De kwaliteit van de aanbodstructuur en de lokale consumentenverzorging worden na de verplaatsing en vergroting van Albert Heijn verder versterkt door de komst van Jan Linders in het centrum van Bunde. In de ruimtelijke ordening wordt op basis van ruimtelijk relevante argumenten beoordeeld of nieuwe initiatieven resulteren in duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur. Het gaat hierbij om de effecten op de structuur, dus het geheel van de winkelvoorzieningen. Een verslechterde concurrentiepositie voor individuele bedrijven is ruimtelijk niet relevant. Pas als het verdwijnen van een of meerdere winkels als gevolg van een initiatief een ‘onevenredige’ aantasting van de distributieve voorzieningen tot gevolg heeft, is er sprake van duurzame ontwrichting.
Essentieel is dat de consument ook in de toekomst beschikt over voldoende keuzemogelijkheden op ‘aanvaardbare’ afstand van de eigen woning (conform de Europese Dienstenrichtlijn). Dat is hier het geval. In Bunde wordt een nieuw marktsegment (prijsvriendelijk) toegevoegd. Doordat Jan Linders een groter accent legt op lage prijzen kan er van een complementair aanbod worden gesproken.
De vestiging van Jan Linders zal leiden tot een relatief ruim aanbod van supermarkten in Bunde en de gemeente Meerssen als geheel. Twee service-supermarkten in een plaats als Bunde is echter niet uitzonderlijk. Wel leidt dit tot enige omzetdruk op het bestaande aanbod, inclusief de supermarkten zelf. De berekende omzet per m² wvo komt echter niet dusdanig laag uit dat de lokale verzorgingsstructuur onder druk te staan. Door de initiatieven zullen wel ook de koopstromen binnen Bunde en de gemeente als geheel veranderen, waardoor individuele zaken omzeteffecten kunnen ondervinden.
Kleinschalige supermarkten en versspeciaalzaken op minder goede locaties hebben het de afgelopen jaren door de voortgaande schaalvergroting, kostenstijgingen en zuinige consumenten moeilijker gekregen. De realisatie van moderne supermarkten kan dit proces versnellen, maar is nooit de enige oorzaak. - Toenemende dominantie supermarkten binnen de dagelijkse sector
Het marktaandeel van de supermarkten binnen de totale dagelijkse sector groeit landelijk nog steeds, in zowel bestedingen als vloeroppervlak. Momenteel bedraagt dit aandeel in vloeroppervlak landelijk 69%, met een toename van 2 procentpunt alleen al in de afgelopen 5 jaar. Het plan voor centrum Bunde sluit aan op deze trend. - Economische impuls voor het centrum
Vitale dorpscentra als Bunde bestaan bij voorkeur uit minimaal twee complementaire supermarkten. Zij zijn op dit verzorgingsniveau de grote publiekstrekkers en essentieel voor de dagelijkse verzorging van de lokale inwoners. Moderne supermarkten verlengen de gemiddelde verblijfsduur van bezoekers, wat leidt tot hogere bestedingen en (indirect) meer werkgelegenheid. Vestiging van Albert Heijn en Jan Linders in het centrum passen goed binnen dit uitgangspunt.
Behalve dagelijkse- en niet-dagelijkse winkels profiteren ook andere functies nadrukkelijk van hun wervingskracht, zoals dienstverlening, horeca, leisure, etc., maar ook maatschappelijke functies. Het Centrumplan Bunde leunt in hoge mate op nieuw supermarktaanbod. - Supermarkten als trekker
Een doorsnee-supermarkt van 1.000 à 1.200 m2 wvo trekt ca. 10.000-12.000 bezoekers per week. De andere dagelijkse artikelenwinkels, maar ook de andere aanwezige winkels en voorzieningen profiteren van deze wervingskracht omdat de consument het bezoek aan een supermarkt vaak combineert met het bezoek aan andere zaken. Onderzoek geeft aan dat in wijkwinkelcentra ca. 70% van de bezoekers in eerste instantie voor supermarktbezoek komt en hiervan combineert bijna de helft (45%) het bezoek ook met andere winkels.
Een ander onderzoek komt tot de identieke conclusie dat in dorps- en wijkcentra het combinatiebezoek tussen supermarkten en dagelijkse speciaalzaken op een hoog niveau ligt. De synergie wordt positief beïnvloed als de supermarkt dicht bij de andere winkels ligt. Uit dit onderzoek onder 4.750 bezoekers van supermarkten in 30 centra komt het volgende verder naar voren:- 1. Gemiddeld loopt 65% van de supermarktklanten één of meer andere winkels binnen tijdens hetzelfde bezoek aan het winkelgebied.
- 2. In centra waar de supermarkt een directe ruimtelijke relatie heeft met het overige winkelaanbod (op zeer korte afstand, tot 50 meter en entree in het zicht) ligt het combinatiebezoek door supermarktklanten (73%) beduidend hoger dan in centra waar de supermarkt op afstand en/of buiten het zicht ligt (49%).
- 3. Gemiddeld ligt het combinatiebezoek door klanten van servicesupermarkten (75%) aantoonbaar hoger dan bij klanten van discountsupermarkten (40%).
- 4. De omvang van de supermarkt heeft geen invloed op het aandeel supermarktklanten dat één of meer andere winkels binnen loopt tijdens hetzelfde bezoek.
Een winkelcentrum wint, concluderend, aan kracht als er meerdere, complementair supermarkten zijn. Niet alleen omdat het publiekstrekkers zijn, maar ook vanwege combinatiebezoek onderling en met andere zaken. Daardoor kan bovendien het geografische verzorgingsgebied toenemen.
2.7 Duurzaamheid
Duurzame ontwikkeling is te zien als een ontwikkelingsproces, waarbij wordt gestreefd naar het tot stand brengen van een duurzame samenleving. Dit gebeurt door in alle stadia van een planproces kansen en mogelijkheden te benutten voor het realiseren van een hoge ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een zo laag mogelijke milieubelasting. En vervolgens deze in tijd weten te handhaven, zodat toekomstige generaties daarin delen. Ook de gemeente Meerssen heeft in haar beleidsdoelstellingen duurzaamheid opgenomen en wenst deze structureel in bestemmingsplannen op te nemen.
In het planvoornemen wordt de gewenste duurzaamheid bereikt door gebruik te maken van duurzame materialen en door een goede isolatie. De nieuwe woningen krijgen een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) die voldoet aan de huidige norm.
Verder wordt het schone hemelwater dat op de daken valt ter plaatse in de bodem geïnfiltreerd (zie ook paragraaf 4.11).
Het initiatief past in een duurzame, goede ruimelijke ordening en is gericht op een toekomstvaste, leefbare kern met adequate voorzieningen en een veilige leefomgeving.
De ontsluiting van het initiatief voor het gemotoriseerd verkeer ligt aan de gebiedsontsluitingsweg en ligt geconcentreerd op een afgesloten gebied. Daarbij is voor het langzaam verkeer de ontsluiting via het centrale plein geregeld.
Hoofdstuk 3 Beleidskader Rijk, Provincie En Regio
3.1 Inleiding
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het Rijksbeleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit. Met deze structuurvisie wordt de onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' reeds ingezette decentralisatie verder doorgezet. Dit houdt in dat verantwoordelijkheden worden overgedragen aan provincies en gemeenten. Deze overheden kunnen met hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden opgaven zelf integraal, doeltreffend en met kwaliteit aanpakken.
Voor het formuleren van het ruimtelijke Rijksbeleid zijn een drietal criteria leidend geweest. Er is beleid opgesteld indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
- een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van de gezondheid van inwoners.
In de Structuurvisie is vervolgens een drietal doelen voor de middellange termijn (tot 2028) geformuleerd:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Concurrentiekracht
Nederland wil in 2040 tot de top 10 van de meest concurrerende economieën van de wereld behoren. Van belang daarvoor is een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dat betekent onder meer dat moet worden ingezet op sterke stedelijke regio's, optimale bereikbaarheid en goede (logistieke) verbindingen met het buitenland.
Belangrijke innovatieve economische sectoren voor Nederland zijn onder meer Water, Agro & Food, High Tech Systemen en Materialen, Life Sciences & Health, Chemie, Energie, Logistiek en Creatieve Industrie.
Bereikbaarheid
Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden (waaronder knooppuntontwikkeling), meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange termijn (2040) op te vangen. Daarbij moet worden gekozen voor een integrale benadering die de mobiliteitsgroei in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling faciliteert. De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid
De ruimtelijke verschillen in Nederland nemen toe onder invloed van urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening. Deze toenemende regionale verschillen hebben consequenties voor de verstedelijking in Nederland. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn daardoor niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief).
De ambitie voor 2040 is dat woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut.
Voorts is het nodig onze bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteiten te koesteren en te versterken, hetgeen vraagt om de borging van natuurwaarden, biodiversiteit, cultuurhistorische waarden en een goede milieukwaliteit. De ambitie voor 2040 is het bieden van een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Belangrijke onderdelen daarvan zijn ook een blijvende bescherming tegen extreme weersomstandigheden en overstromingen en het voorzien in voldoende zoetwater in droge perioden.
Op basis van voorgaande doelstellingen zijn vervolgens 13 nationale belangen benoemd. Voor onderhavig bestemmingsplan zijn vooral de volgende belangen relevant:
- Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's (nationaal belang 8).
- Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten (nationaal belang 13).
Onderhavig planvoornemen voorziet in de herontwikkeling van een deel van het centrumgebied van de kern Bunde. Het planvoornemen is dermate kleinschalig dat er geen rijksbelangen in het geding zijn. De afwegingen en keuzes met betrekking tot de milieukwaliteit en betrokken belangen komen in dit bestemmingsplan uitdrukkelijk aan de orde, waarmee wordt voorzien in transparante en zorgvuldige besluitvorming.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.
De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt.
Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van een supermarkt, een medisch centrum, 20 appartementen op de verdiepingen en een (openbaar) parkeerterrein op het binnenterrein.
Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de Barro gelden.
3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
3.2.4 Crisis- en herstelwet
De Crisis- en herstelwet (Chw) is van toepassing op een bestemmingsplan waarin de bouw van meer dan 11 woningen mogelijk wordt gemaakt of waarin de herstructurering van woon- en werkgebieden mogelijk wordt gemaakt. Het moet dan gaan om planologische herstructurering en het bestemmingsplan moet noodzakelijk zijn (vereist zijn) voor die herstructurering.
Voor dergelijke projecten gelden enkele wettelijke bepalingen die versnelling in de beroepsprocedure mogelijk maken. Zo mogen er geen beroepsgronden meer worden ingebracht na de beroepstermijn en de Raad van State moet binnen 6 maanden uitspraak doen.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014
Uitsnede POL 2014
Op 12 december 2014 is door Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan 2014 (POL2014) vastgesteld. Het POL2014 is per 16 januari 2015 in werking getreden. Het POL 2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).
In het POL 2014 komen alleen die zaken aan bod, die er op provinciaal niveau echt toe doen en die vragen om regionale oplossingen. Dat sluit aan bij de basisfilosofie en ook bij aanpak de van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.
In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
De belangrijke principes in het Limburgs omgevingsbeleid zijn:
- 1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
- 2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop we samen met onze partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.
De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. In het bebouwd gebied gaat het om de zones “bedrijventerrein”, “stedelijk centrum” en “overig bebouwd gebied” en in het landelijk gebied gaat het om de “goudgroene natuurzone”, de “zilvergroene natuurzone”, de “bronsgroene landschapszone” en het “buitengebied”.
De locatie van onderhavige ontwikkeling is gelegen in het bebouwd gebied en ligt in de zone “overig bebouwd gebied”. Dit zijn gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter, zoals de kern Bunde. Het accent ligt hier op de transformatie van de regionale woningvoorraad, de bereikbaarheid, de balans voorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water en kwaliteit leefomgeving. Met het planvoornemen worden per saldo geen woningen toegevoegd. Het planvoornemen sluit goed aan bij het provinciale beleid zoals opgenomen in het POL 2014.
3.3.2 Omgevingsverordening Limburg 2014
Bij het POL2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.
De Omgevingsverordening Limburg was een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. Nu, in 2014, wordt de Omgevingsverordening opnieuw gewijzigd, vanwege de vaststelling van POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk "Ruimte" aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk "Ruimte" is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Het POL 2014 zet sterk in op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. In de omgevingsverordening komt dit tot uiting in de Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2). Daarin wordt gesteld dat een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, rekening houdt met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarbij worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3 van de omgevingsverordening onderzocht. De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording over de wijze waarop hieraan invulling is gegeven. Een uitwerking van de ladder duurzame verstedelijking is in paragraaf 3.2.3 opgenomen.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bodembeschermingsgebied Mergelland. Op het bodembeschermingsgebied is de beschermingsregeling, zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg van toepassing (zie ook paragraaf 4.9).
Voor het planvoornemen gelden vanuit de Omgevingsverordening verder geen specifieke regels.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Regionale woonvisie Maastricht en Mergelland
De Regionale Woonvisie Maastricht en Mergelland is, op verzoek van de provincie Limburg, geactualiseerd en op 4 oktober 2012 door de gemeenteraad van Meerssen vastgesteld. Zoals reeds aangegeven staat de opgave voor de regio in het teken van vervangen en definitief onttrekken van woningen aan de voorraad. Er is sprake van een flinke transformatieopgave, waarin sloop zonder vervanging in toenemende mate aan de orde is.
In de regionale woonvisie komt de overmaat aan woningbouwplannen van alle gemeenten, afgezet tegen de verwachte vraag, duidelijk naar voren. Een gezonde woningmarkt voor zowel de bestaande woningen als de nieuwbouw van woningen is gebaat bij een evenwichtige en regionaal complementaire woningbouwprogrammering, kwalitatief en kwantitatief. Zonder evenwicht tussen vraag en aanbod dreigen leegstand, onverkoopbaarheid en verloedering met alle gevolgen van dien voor de leefbaarheid van dorpen en wijken. Bovendien is het in het belang van alle gemeenten om door middel van eigen regionaal en lokaal beleid de woningbouwplanning in eigen hand te houden en provinciaal ingrijpen te voorkomen.
De woningmarkt staat er volledig anders voor dan enkele jaren geleden. De financiële crisis, de demografische ontwikkelingen en gewijzigd overheidsbeleid hebben bijgedragen aan een groeiende mismatch tussen vraag en aanbod. De trend voor wat betreft demografische teruggang voor Zuid-Limburg zet zich door: krimp, vergrijzing, ontgroening, verdunning van huishoudens. Een vitale woningmarkt en waardevastheid zijn van wezenlijk belang voor de leefbaarheid, aantrekkelijkheid en vitaliteit van stad en regio. Alleen gezamenlijk kan de regio Maastricht en MergeIland de juiste variatie aan woonmilieus bieden.
Het toevoegen van woningen zal dan ook onvermijdelijk gevolgen hebben voor de afzetbaarheid van de bestaande voorraad. De rekening van deze problemen zal uiteindelijk als een boemerang via de burger weer bij de gemeentelijke instanties terechtkomen. Daarnaast zet provincie Limburg in op een saldo nul benadering voor toevoeging van woningen: 1 erbij = 1 eraf. Dit vraagt om een eenduidige en doortastende regierol van met name lokale overheden. Dit is dan ook doorvertaald, hoewel in de vastgestelde Verordening Wonen Zuid-Limburg in aanvulling op het eerdere ontwerp van die verordening inmiddels is vastgelegd dat het toevoegen van 'maximaal één woning' wel toegestaan is.
Bureau ABF heeft op basis van gegevens uit 2010 per gemeente het consumentengerichte programma berekend, dat wil zeggen het woningbouwprogramma dat qua aanbod zou passen bij de te verwachten vraag. Uit de confrontatie met de daadwerkelijke gemeentelijke plannen op dat moment blijkt, dat de gemeenten gezamenlijk circa 1.340 woningen zouden kunnen toevoegen in de periode tot 2015 (peildatum 2010) en dat daarna een netto sloop zou moeten worden gerealiseerd van 475 woningen (2015-2020). Over de gehele periode betekent dit "marktruimte" van minder dan 900 woningen toevoeging, mits in de juiste woonmilieus en de juiste kwaliteit op de juiste plaats. Hiertegenover stond een planvoorraad van 4.000 woningen, waarvan een groot deel harde plannen.
In 2011 heeft een opschoonactie van de regionale woningbouwprogramma's plaatsgevonden. Door deze regionale herprogrammering is de regionale plancapaciteit teruggebracht naar netto 3.000 woningen. Wanneer dit wordt afgezet tegen de hiervoor genoemde 900 woningen is dit nog altijd fors meer. Bureau ABF geeft aan dat elke woning die er meer wordt gebouwd de woningmarkt verstoort en dus negatieve gevolgen heeft voor de bestaande voorraad in de eigen gemeente (bijvoorbeeld in een andere dorpskern of wijk) en/of in een andere gemeente. Dat wil zeggen overaanbod, leegstand, waardedaling en leefbaarheidproblemen.
Ten behoeve van onderhavig planvoornemen worden/zijn 19 verouderde huurappartementen en 1 voormalige woonboerderij afgebroken. Hiervoor in de plaats worden maximaal 20 nieuwe (zorg)appartementen terug gebouwd. Dit betekent per saldo geen toename in het aantal woningen binnen het plangebied.
Bovendien zullen de nieuwe (huur)woningen betaalbaar zijn en levensloopbestendig. Doordat de woningen samen met een zorgcentrum en een supermarkt worden gerealiseerd, zijn deze uitermate geschikt voor de oudere bevolking. Hiermee kan in een groot deel van hun dagelijkse levensbehoeften worden voorzien. Met het planvoornemen vindt derhalve een verbetering van de kwaliteit van de woningvoorraad plaats.
3.4.2 Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg
De 18 gemeenten binnen de regio Zuid-Limburg, waaronder Meerssen, werken samen aan het opstellen van een Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. De Structuurvisie geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van Wonen in de regio Zuid-Limburg voor de komende 10 jaar. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijke leidraad voor het opstellen van toekomstige bestemmingsplannen en het toetsingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen het gemeentelijke grondgebied.
De Structuurvisie heeft begin van het jaar 2016 als ontwerp ter inzage gelegen. De Ontwerp Structuurvisie is tot stand gekomen op basis van breed ambtelijk en bestuurlijk overleg binnen de regio Zuid-Limburg. Naar verwachting zal de structuurvisie later dit jaar worden vastgesteld door de 18 gemeenten, dus ook door de Raad van de gemeente Meerssen.
Bij de totstandkoming van de structuurvisie is onderhavige ontwikkeling met de te realiseren woningaantallen meegenomen. Er vindt geen toename van het aantal woningen plaats binnen het plangebied. Met het planvoornemen vindt een verbetering van de kwaliteit van de woningvoorraad plaats.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Toekomstvisie Meerssen 2020
In de “Toekomstvisie, gemeente Meerssen 2020” wordt een beeld geschetst van wat de gemeente in de komende 10 tot 15 jaar wil betekenen, voor de inwoners van de gemeente zelf en voor de regio.
De gemeentelijke toekomstvisie heeft de volgende doelstellingen:
- een afgewogen en aansprekend antwoord geven op de vraag hoe de burgers van deze gemeente een prettig woon-, werk- en leefklimaat kan worden geboden;
- inspelen op de behoefte aan een samenhangend beleid op gemeentelijke aandachtsgebieden;
- antwoord geven op veranderingen en nieuwe ontwikkelingen in de samenleving;
- reageren op regionale vraagstukken en beleid van rijk en provincie en dus:
- zorgen dat Meerssen bij de tijd blijft.
Deze toekomstvisie is een herijking van de toekomstvisie van 2004. De herijking van de toekomstvisie laat dan ook duidelijke keuzes zien. Meerssen wil met nadruk een woon- en leefgemeente zijn en zet in op het behoud van haar vitale leefkernen en een landelijke en rustige woonomgeving.
De gemeente Meerssen ambieert een woongemeente te zijn met een landelijk karakter. Deze kernwaarden zijn leidend in de visie van de gemeente op de integrale inrichting van haar fysieke, maatschappelijke en economische ruimte. De missie luidt als volgt: “Meerssen streeft naar een kwalitatieve versterking van het woon- en leefklimaat, respectievelijk van het landelijke karakter van de gemeente.” De ambities zijn daarmee gedefinieerd. Het streven naar hoogwaardig wonen en leven in de gemeente Meerssen bepaalt de inhoud van de gemeentelijke beleidsdomeinen. Meerssen is niet alleen duidelijk in wat zij wil bereiken, maar maakt ook duidelijk wat zij niet wil, waar zij zich niet op concentreert en waar zij van afziet.
Ruimte
De fysieke ruimte van de gemeente Meerssen moet hoogwaardig zijn. De natuur, de gebouwen en de wegen zijn het tastbare decor en directe ondersteuning van een hoge kwaliteit van leven. De gemeente Meerssen moet bij voorkeur na afstemming met de overige Heuvellandgemeenten en onafhankelijk van de keuzen van die gemeenten in de regio fysiek groener, rustiger, schoner en beter onderhouden zijn. Het landschappelijke natuurschoon dient in dat opzicht de aantrekkelijkheid van de woonomgeving. Verkeer - en vervoersmaatregelen zijn er voor alles op gericht de gemeente naar binnen toe zo rustig en verkeersarm te houden als maar mogelijk is, maar naar buiten toe goed te ontsluiten.
De ruimte voor economische bedrijvigheid is in de woongemeente Meerssen letterlijk beperkt. Meerssen is een woongemeente en geen werkgemeente. De fysieke inrichting faciliteert alleen de economische bedrijvigheid die gericht is op de kwaliteit van het wonen, bewonen en leven. De facilitering van de detailhandel wordt fysiek zoveel als mogelijk ondersteund.
Maatschappij
Van doorslaggevend belang voor een aantrekkelijke woongemeente zijn een bloeiend sociaal leven en een sterke sociale samenhang van haar kernen. De gemeente Meerssen investeert meer dan gemiddeld in de leefbaarheid van al haar kernen. Belangrijkst doel daarbinnen is behoud van voldoende, gespreide maatschappelijke voorzieningen voor de inwoners. De gemeente handhaaft kwalitatief hoogstaande zorgvoorzieningen, streeft naar een blijvend groot aanbod van sportverenigingen en vrijwilligersclubs en ambieert het voortbestaan van een zeer goed ontwikkeld cultureel en muzikaal verenigingsleven. Meerssen is een leefgemeente en geen slaapgemeente. Basisscholen zijn in de gemeente Meerssen voor iedere kern beschikbaar en dat moet zo blijven. Net als verenigingen zijn scholen de spil van vitale woonkernen. De aanwezigheid van een goed aangeschreven middelbare school en voldoende woon- en zorgvoorzieningen zijn voorwaarden voor een gemeente waarin veel verschillende oudere en jongere mensen samenwonen. Om die reden dient de gemeente kwetsbare groepen inwoners te verbinden met het reguliere maatschappelijke verkeer. Wonen in de gemeente Meerssen is niet alleen landschappelijk en groen, maar ook sociaal, menselijk en veilig. Het maatschappelijk beleid gaat dan ook hand in hand met het fysieke beleid. Aan het verenigingsleven, zorgvoorzieningen en scholen moet fysiek ruimte worden gegund in de gemeente. Voorop staat dat de vergrijzende en in aantal teruglopende bevolking zich in de gemeente Meerssen niet alleen een fysiek, maar ook maatschappelijk thuis voelt. De vitaliteit van Meerssen als woongemeente kent een duidelijk economisch aspect. De maatschappelijke levendigheid van de gemeente komt ook tot uiting in het winkelbestand en de activiteiten die de detailhandel voor de Meerssense gemeenschap organiseert, met het centrum van Meerssen als concentratiegebied. De gemeente streeft actief naar versterking van de detailhandel.
Economie
De gemeente Meerssen ambieert een gemeente te zijn voor mensen die voornamelijk elders werken. Meerssen wil nadrukkelijk een woon - en leefgemeente zijn. De focus in het economisch beleid ligt daarom op de detailhandel, omdat die aansluit bij de ambitie van de woongemeente Meerssen. De detailhandel heeft nadrukkelijk voorrang boven andere economische activiteiten. Grootschalige, industriële, logistieke bedrijvigheid past niet bij de gemeente Meerssen en vindt daar geen plaats. De woonkern Meerssen fungeert als centrum voor de gemeente en zal ook in de toekomst meer bedrijvigheid kennen dan de andere kernen. De gemeente streeft naar voldoende, gespreide detailhandel maar onderkent daarin haar beperkingen. Door te zorgen voor een goede fysieke en sociale woonomgeving en enkele goed bereikbare bedrijvenlocaties wil de gemeente aantrekkelijk blijven voor ondernemers. De bedrijventerreinen worden beperkt uitgebreid en zullen in de toekomst dus nauwelijks meer ruimte bieden. Bestaande bedrijventerreinen worden geherstructureerd om de terreinen efficiënter te benutten. Bovendien blijft de gemeente het regionale bedrijventerrein MAA ondersteunen. De gemeente Meerssen streeft bewust naar een betere benutting van haar toeristisch-recreatieve potenties en kiest voor extensieve dagrecreatie gericht op kwaliteitstoerisme en niet op massatoerisme. Het aantal overnachtingsmogelijkheden zal in de gemeente Meerssen per definitie beperkt zijn.
3.5.2 Visie op detailhandel (2006)
De aanwezigheid van detailhandelsvoorzieningen is belangrijk voor de leefbaarheid van de kern. De gemeente Meerssen hecht dan ook veel waarde aan behoud van de aanwezige winkels. Voor voorzieningen met voldoende toekomstperspectief dient te worden gestreefd naar optimalisatie van het aanbod. Initiatieven om vertrek van winkels te voorkomen worden positief benaderd.
Gezien de gespreide ligging van de voorzieningen in Bunde, vormt concentratie van voorzieningen in Bunde het uitgangspunt. Het Sint Agnesplein biedt daarvoor de beste papieren. Aangezien het plein voor de huidige functie te groot is en de ruimtelijke kwaliteit door de overheersende parkeerfunctie matig is, biedt concentratie van voorzieningen op dit plein tegelijkertijd een oplossing voor deze problemen.
Verder wordt in het rapport geopteerd voor het versterken van het profiel als boodschappencentrum. Een modern supermarktaanbod is daarbij essentieel. Het huidige aanbod wordt daarbij aangevuld met beperkt ander aanbod aan vooral frequent benodigde artikelen (levensmiddelen, drogisterij, huishoudelijke artikelen en dier en plant).
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Algemeen
Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. Van de andere kant wordt milieubeleid ook steeds meer in andere beleidsvelden geïncorporeerd. Ook in de ruimtelijke planvorming is derhalve structureel aandacht nodig voor milieudoelstellingen. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen.
4.2 Geluid
4.2.1 Algemeen
In het plangebied worden geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd (zoals woningen). In het kader van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) is ten behoeve van deze bestemmingen akoestisch onderzoek noodzakelijk.
De geluidsniveaukaart van de gemeente Meerssen geeft een beeld van de complexe geluidssituatie binnen de gemeente Meerssen en de directe omgeving. Zo is op de geluidsniveaukaart van de gemeente aangegeven welke wegen in het kader van de Wet geluidhinder zoneplichtig zijn ten gevolge van de intensiteiten van het wegverkeer. Dit betekent dat indien nieuwbouw van geluidsgevoelige bebouwing langs deze wegen wordt gerealiseerd, er een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden dat aangeeft in hoeverre en onder welke voorwaarden bebouwing mogelijk is.
4.2.2 Conclusies akoestisch onderzoek
In het kader van de Wgh en het beleid van de gemeente Meerssen is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Econsultancy.
In de omgeving van het plan bevinden zich twee wegen met een zone volgens artikel 74 Wet geluidhinder en een drietal wegen zonder zone. De geluidsbelasting is voor een aantal woningen hoger dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB. Het treffen van bron- en afschermende maatregelen is niet mogelijk. Door het toepassen van bijzondere gevelconstructies kan de geluidsbelasting op de gevel enkele dB’s worden gereduceerd. Dit neemt niet weg dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar de karakteristieke geluidwering van de gevel om aan de eisen met betrekking tot het binnenniveau te voldoen. Voor de betreffende woningen moet in het kader van de bestemmingsplanwijziging een hogere waarde worden aangevraagd.
Op circa 300 meter ten oosten van de planlocatie is de spoorlijn Sittard – Maastricht gelegen. Uit een berekening van de geluidsbelasting op basis van de gegevens uit het geluidregister volgt, dat deze lager is dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
De inpassing van de supermarkt voldoet niet aan de richtwaarden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering uitgaande van gemengd gebied. De beperkte overschrijding in de dagperiode voor een bestaande woning ter hoogte van de toerit tot het parkeerterrein kan worden weggenomen door het plaatsen van een 2 meter hoog scherm op de erfgrens. Aan de zijde van het Sint Agnesplein zijn winkelwagens op klinkerbestrating maatgevend. Om deze overschrijding zoveel mogelijk weg te nemen, moet de aanschaf van een stil type winkelwagen worden overwogen.
Wat betreft maximale niveaus treedt alleen rond het nieuwe parkeerterrein een verslechtering van het leefklimaat op. In de nachtperiode is de bevoorradingsvrachtwagen de enige relevante bron. Deze activiteit moet worden uitgesloten in de nachtperiode om de overschrijding tegen te gaan. In de avond- en nachtperiode treden ook hoge maximale geluidniveaus op als gevolg van dichtslaande autoportieren. Bron- en overdrachtsmaatregelen zijn qua investering niet in verhouding met het gewenste resultaat.
Het volledige rapport is als bijlage Bijlage 3 Akoestisch onderzoek (2016) opgenomen.
4.2.3 Luchtverkeer
Uit het Aanwijzingsbesluit Maastricht Aachen Airport (BMAA) van december 2004 blijkt dat de 35 Ke-contour van de noord-zuidbaan van de luchthaven Maastricht-Aachen Airport voor een klein deel over het oosten van de kern Bunde lopen. Deze geluidscontour is met name van belang voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Conform het bepaalde in het Besluit Geluidbelasting Grote Luchtvaart en het Bouwbesluit is het toegestaan te bouwen tussen de 35 en 40 Ke-contouren. Voor te ontwikkelen woningbouw en andere geluidsgevoelige bestemmingen tussen de 35 en 40 Ke-contouren moet wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Het plangebied ligt echter niet binnen deze contouren.
4.2.4 Besluit hogere grenswaarden
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor een aantal woningen de voorkeurgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschreden wordt door het wegverkeerslawaai. Hiervoor is een ontwerpbesluit hogere waarden opgesteld. Het ontwerp besluit hogere grenswaarde woningen in het kader van de Wet Geluidhinder wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd.
4.3 Bodemkwaliteit
4.3.1 Bodembeheersplan
De gemeente Meerssen heeft een bodembeheersplan laten opstellen. Dit bodembeheersplan heeft tot doel hergebruik van schone en licht verontreinigde grond als bodem te reguleren conform het regime van de ministeriële Vrijstellingsregeling Grondverzet. Het bodembeheersplan beschrijft de regels voor grondverzet binnen en tussen de onderscheiden bodemkwaliteitszones in de gemeente Meerssen. Verder beoogt het bodembeheersplan op milieuhygiënisch verantwoorde wijze onderzoeksvrijstellingen te verlenen bij de beoordeling van aanvragen voor omgevingsvergunningen.
Voorafgaand aan een directe ontwikkeling dient een verkennend bodemonderzoek uit te wijzen of de bodem niet is verontreinigd en of deze geschikt is voor de beoogde bestemming.
4.3.2 Actualiserend bodemonderzoek (2016)
Aangezien het meest recente bodemonderzoek 4 jaar oud is, is een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is door Econsultancy uitgevoerd in het kader van de voorgenomen herontwikkeling van en nieuwbouw op de onderzoekslocatie.
Op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen waargenomen. Hierbij wordt echter wel opgemerkt, dat de locatie ofwel geheel begroeid is met gras of verhard en bebouwd is, waardoor het maaiveld slecht inspecteerbaar is.
Asbest
De parameter asbest maakte deel uit van het meeste recente verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de onderzoekslocatie (Aelmans Eco, 2011). Destijds zijn alle verrichte boringen gecombineerd met een asbestgat. Zintuiglijk zijn destijds bijmengingen met kolengruis, sintels, glas, asfalt en/of baksteen waargenomen, alsmede (plaatselijk) fundatielagen, bestaande uit menggranulaat, stol en/of silex. Hierbij zijn zintuiglijk géén asbestverdachte materialen waargenomen. Destijds zijn echter geen asbestanalyses uitgevoerd. Wel is destijds door Aelmans Eco geconcludeerd dat de onderzoekslocatie als onverdacht kan worden beschouwd voor de parameter asbest. Formeel voldoet deze aanpak niet meer aan de huidige asbestnormen. Echter, met de onderzoeksintensiteit van destijds en de aangetroffen zintuiglijke waarnemingen, alsmede het niet aantreffen van asbestverdachte (plaat)materialen, wordt een asbestverontreiniging niet aannemelijk geacht.
Overige parameters
De eerder aangetroffen sterke verontreinigingen zijn, voor zover bekend, allemaal gesaneerd. De sloop van het voormalige tankstation met woning, bijgebouwen en garageboxen vormt echter een potentieel bodembedreigende activiteit.
Conclusie
Geadviseerd wordt om binnen het plangebied onderzoek uit te voeren volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming" (VEDHE). Het doel van het verkennend bodemonderzoek in deze situatie is het bepalen van de aard van de heterogeen verdeelde verontreinigde stof op schaal van monsterneming. Tevens wordt vastgesteld of de vermoede verontreinigde stof de achtergrondwaarde of het geldend achtergrondgehalte overschrijdt.
Bij de aanvraag omgevingsvergunning zal het verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Het volledige rapport is als bijlage beschikbaar (Bijlage 4).
4.4 Luchtkwaliteit
Conform de Wet Luchtkwaliteit (binnen de Wet Milieubeheer) die vanaf 15 november 2007 in werking is getreden, zijn er meer mogelijkheden om kleine bouwprojecten door te laten gaan. Voor projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Het project draagt dan niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging.
De grens van 3% wordt overschreden als sprake zou zijn van de nieuwbouw van meer dan 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en de nieuwbouw van meer dan 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling (Ministerie van VROM, Handreiking NIBM luchtkwaliteit, mei 2008). Binnen het plangebied is sprake van de realisatie van 20 (zorg)appartementen, een supermarkt en een zorgcentrum. Uitgaande van het 3% criterium is binnen het plangebied geen sprake van een project dat in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Daarnaast is op 16 januari 2009 het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Als een bestuursorgaan voornemens is een besluit te nemen over een gevoelige bestemming op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen (snelwegen en autowegen in beheer bij het rijk) of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen (autowegen en overige wegen in beheer bij de provincie), dan moet het bestuursorgaan onderzoeken of op die locatie sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (fijn stof; PM10) en/of voor stikstofdioxide (NO2). Tot de gevoelige bestemmingen behoren: scholen (voor onderwijs aan minderjarigen), kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleegtehuizen.
Het planvoornemen ligt op een grotere afstand van rijks- of provinciale wegen dan de aangegeven 300 respectievelijk 50 meter. Geconcludeerd wordt dan ook dat voor het plangebied geen onderzoek luchtkwaliteit hoeft te worden uitgevoerd.
4.5 Externe Veiligheid
4.5.1 Inleiding
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.
4.5.2 Transport van gevaarlijke stoffen
Alle transportroutes gevaarlijke stoffen (de A2, Oude Rijksweg en het spoor) liggen op een afstand van meer dan 200 meter van het plangebied. Op deze afstand hoeven er conform de Circulaire geen beperkingen aan het ruimtegebruik te worden gesteld. In het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico wordt opgemerkt dat het plangebied wel binnen het effectgebied van de A2 en het spoor is gelegen. De gemeente heeft aangegeven dat het betreffende woongebied - waarbinnen de onderhavige ontwikkeling is geprojecteerd - wordt beschouwd als een risicovol gebied. Op een afstand van meer dan 200 meter van de transportroutes worden risicoberekeningen alsmede een volledige invulling van de verantwoordingsplicht echter niet noodzakelijk geacht. De gemeente vereist echter wel dat bij nieuwbouwinitiatieven binnen dit gebied voldoende aandacht wordt besteed aan de mogelijkheden om in geval van calamiteit te vluchten.
4.5.3 Buisleidingen
Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van buisleidingen.
4.5.4 Hoogspanningslijnen
Er zijn geen hoogspanningslijnen in de nabijheid van het plangebied aanwezig.
4.5.5 Risicovolle bedrijven
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig, waarvan het invloedsgebied of het werkelijke effectgebied over het plangebied liggen.
4.6 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied zijn geen boven- of ondergrondse hoofdtransportleidingen gelegen die planologische bescherming dan wel zonering behoeven om hun functioneren veilig te stellen.
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7.1 Inleiding
Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) van kracht. Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. Ingevolge deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruik voor ruimtelijke procedure.
4.7.2 Archeologische beleidskaart gemeente Meerssen
Op 24 maart 2011 heeft de gemeenteraad van Meerssen het gemeentelijk beleid vastgesteld op basis van een archeologische inventarisatie en waardenstelling. Volgens de kaart ligt het plangebied binnen een gebied met een waardecategorie 3 'Overige monumenten en gebieden met zeer hoge trefkans' (westelijk) en 5 'Gebied met een middelhoge trefkans of met een lage trefkans met kans op bijzondere dataset' (oostelijk). Voor waardecategorie 3 geldt bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 50 cm beneden maaiveld (-mv) in de bebouwde kom en 30 cm –mv in het open buitengebied en een verstoringsoppervlak groter dan 250 m² een onderzoeksplicht. Voor waardecategorie 5 geldt bij ruimtelijke plannen met bekende verstoring en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 50 cm –mv in de bebouwde kom en 40 cm – mv in het open buitengebied en een verstoringsoppervlak groter dan 1.000 m² een onderzoeksplicht.
Indien zich in een gebied waarvoor een vergunning wordt gevraagd zich meerdere waardecategorieën bevinden, geldt de vrijstellingsgrens voor de categorie met de meeste waarde. Dit betekent dat voor het hele plangebied een waardecategorie 3 geldt. Op basis van dit beleid is ter plaatse van het plangebied onderzoek noodzakelijk.
4.7.3 Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek
Gelet op het bovenstaande is aan Econsultancy opdracht verleend een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (d.m.v. boringen) uit te voeren. Het onderzoeksrapport is als losse bijlage beschikbaar (Bijlage 5). Volledigheidshalve worden de resultaten van het inventariserend veldonderzoek en de conclusie die daaruit wordt getrokken hieronder grotendeels integraal overgenomen.
Conclusie
Uit het inventariserend veldonderzoek blijkt dat de bovenste laag van 65 cm dikte in het westelijke deel van het plangebied geïnterpreteerd kan worden als een oude woongrond en daarom niet als verstoring van het gebied kan worden beschouwd. In het centrale deel van het plangebied is geen verstoring vastgesteld. In het oostelijke deel van het plangebied is de bouwvoor afgegraven en vervolgens opgehoogd met een 120 cm dik ophogingpakket. Er kunnen derhalve nog archeologische waarden in situ worden verwacht.
Aangezien nog archeologische waarden in situ worden verwacht, wordt geadviseerd om het plangebied nader te onderzoeken door middel van een IVO waarderende fase, proefsleuven (IVO-P). De resultaten van het inventariserend veldonderzoek zijn door het bevoegd (gemeente Meerssen) beoordeeld en akkoord bevonden.
Voor het nader onderzoek is een Programma van Eisen (hierna: PvE) opgesteld die door de gemandateerde beleidsambtenaar van de gemeente Meerssen is goedgekeurd d.d. 8 mei 2012. Het PvE dient als leidraad voor het vervolgonderzoek en is als losse bijlage beschikbaar (Bijlage 6).
4.7.4 Cultuurhistorische elementenkaart provincie Limburg
Op de kaart met cultuurhistorische elementen van de provincie Limburg zijn de Trichterstraat, ten oosten van het plangebied, en de Papenweg, ten zuidoosten van het plangebied, aangeduid als een weg uit de periode 1810-1955. Verder zijn in of nabij het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle elementen of monumenten gelegen. De historisch geografische situatie verandert ook niet door het planvoornemen.
4.7.5 Cultuurhistorische waardenkaart KICH
Het KennisInfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart.
Op de cultuurhistorische waardenkaart van Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) is de historische kern van Bunde aangeduid als beschermd monument. Dit gebied is op de gemeentelijke archeologische beleidskaart aangewezen als een gebied met een zeer hoge trefkans van archeologische waarden. Het westelijke deel van het plangebied ligt conform deze cultuurhistorische waardekaart gedeeltelijk binnen een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart kent het gebied zelfs een zeer hoge trefkans op het aantreffen van archeologische relicten. Dit betreffen dus archeologische monumenten welke reeds zijn beschermd op basis van de gemeentelijke beleidskaart (zie paragraaf 4.7.2).
Andere cultuurhistorische waarden zoals monumenten of historische geografie/lijnen zijn binnen het plangebied niet aanwezig. Het planvoornemen vormt dan ook geen belemmering voor cultuurhistorische waarden.
4.8 Grondwaterbeschermingsgebied
De kern Bunde is aan de noordzijde voor een deel gelegen binnen het niet-freatisch grondwaterbeschermingsgebied Geulle. Binnen deze gebieden wordt er naar gestreefd dat het grondwater een zodanige kwaliteit behoudt dat het geschikt is als grondstof voor de drinkwatervoorziening en andere hoogwaardige toepassingen. Deze gebieden zijn van zodanige omvang dat de waterwinputten minimaal 25 jaar zijn beschermd tegen een mogelijke verontreiniging. Aan de zuidzijde van de kern Bunde is het buitengebied aangeduid als overig kwetsbaar gebied.
Het plangebied zelf is niet gelegen binnen één van deze gebieden. Dit aspect heeft dan ook geen invloed op het planvoornemen.
4.9 Bodembeschermingsgebied
Het grondgebied van de gemeente Meerssen is gelegen in het bodembeschermingsgebied Mergelland. In dit gebied wordt gestreefd naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige – en bijzondere – biotopische, a-biotopische en cultuurhistorische waarden stellen. Op het bodembeschermingsgebied is de beschermingsregeling, zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing.
Een deel van de kern Bunde is gelegen in dit bodembeschermingsgebied, het plangebied zelf echter niet. Dit is dan ook niet van invloed op het planvoornemen.
4.10 Flora En Fauna
De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen, waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden als 'Natura 2000-gebieden' opgenomen.
Het plangebied is niet gelegen in een stiltegebied of in de ecologische hoofdstructuur. Het betreft realisatie van bebouwing midden in het centrumgebied van een kern. Om zeker te zijn dat er door het planvoornemen geen beschermde soorten worden bedreigd, is een quickscan flora en fauna uitgevoerd door Econsultancy.
Quickscan flora en fauna
De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging en heeft tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep.
De initiatiefnemer is voornemens om nieuwbouw op de onderzoekslocatie te realiseren. In de nieuwe situatie zullen ook enkele bomen worden aangeplant. Ten behoeve van de nieuwbouw zal de huidige bebouwing worden gesloopt en het aanwezige groen worden verwijderd.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In onderstaande tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen
Conclusie
Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Met betrekking tot de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Nader onderzoek dient verricht te worden om de noodzaak van een ontheffingsaanvraag te bepalen betreffende de aanwezigheid van de huismus, gierzwaluwen en vleermuizen. Overtredingen ten aanzien van broedvogels kan worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen en daarnaast dient de zorgplicht in acht te worden genomen voor de algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Er is geen sprake van het indienen van een ontheffingsaanvraag voor overtredingen van verbodsbepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998, het Natuurnetwerk Nederland ten aanzien van de voorgenomen plannen.
Ook dit rapport is als losse bijlage beschikbaar (Bijlage 7).
Bij de totstandkoming van het plan wordt in ieder geval de algemene zorgplicht in acht genomen. Het nadere onderzoek zal worden uitgevoerd. De periode dat het onderzoek wordt uitgevoerd valt deels samen met de periode dat het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage wordt gelegd. Bij de vaststelling van het plan zullen de onderzoeksresultaten bekend zijn.
4.11 Water
4.11.1 Inleiding
In het kader van deze toelichting zijn de belangrijkste aandachtspunten het scheiden van vuil- en schoonwaterstromen, het vasthouden van gebiedseigen (hemel)water en het zichtbaar en aantrekkelijk maken van water in de gemeente. Maatregelen in de vorm van de aanleg van gescheiden rioolstelsels, het afkoppelen van schoon hemelwater en het beperken van verhard oppervlak dienen in het plangebied te worden uitgevoerd. Daarnaast kan worden gedacht aan de aanleg van gescheiden watercircuits (drinkwater, grijswater en huishoudwater) en andere waterbesparende voorzieningen. Deze zijn echter pas rendabel gebleken bij projecten met 1000 of meer woningen. Onderhavig plan is dan ook te kleinschalig om deze voorzieningen toe te passen.
4.11.2 Waterhuishoudingkundige situatie
Aan de westzijde van het plangebied op een afstand van ca. 800 m is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van het Julianakanaal. Ten zuiden van het plangebied, op een afstand van ca. 600 meter, stroomt de Geul. Verder is in of nabij het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig waarop het hemelwater kan worden geloosd. Het hemelwater zal daarom door middel van een infiltratie- en bergingsvoorziening met een overloopvoorziening op het bestaande riool moeten worden verwerkt.
4.11.3 Invloed van het planvoornemen
In het kader van duurzaam waterbeheer dienen maatregelen te worden getroffen op het gebied van het scheiden van waterstromen, het vasthouden, bergen en infiltreren van schoon water in de bodem en het afvoeren van water. De realisatie van de supermarkt, het zorgcentrum en de (zorg)appartementen zal gevolgen hebben voor de waterhuishouding ter plaatse. Bij de realisatie dienen dan ook voorzieningen te worden getroffen om het regenwater zoveel mogelijk ter plaatse te infiltreren.
Voor het ontwerp van infiltratievoorzieningen dient conform opgave van het waterschap Roer en Overmaas rekening te worden gehouden met een bui T=25. Tevens moet bui T=100 doorgerekend worden om de overstortcapaciteit te bepalen. Bui T=25 komt conform de statistieken gemiddeld 1 maal per 25 jaar voor, bui T=100 eens per 100 jaar. De totale neerslaghoeveelheid bij bui T=25 bedraagt ca. 35 mm in 45 minuten, bij bui T=100 ca. 45 mm in 30 minuten. De capaciteit van het systeem moet toereikend zijn voor de totale verwachte hoeveelheid neerslag van bui T=25.
Eén en ander wordt in de navolgende paragrafen nader beschreven.
4.11.4 Geotechnisch grond- en infiltratieonderzoek
In het kader van het planvoornemen is een geotechnisch grondonderzoek en een infiltratieonderzoek uitgevoerd. In het rapport van Geonius Geotechniek B.V. d.d. 17 augustus 2011 wordt de conclusie getrokken dat uit de gemeten doorlatendheden en grondwaterstand blijkt dat infiltratie van neerslagwater tot de mogelijkheden behoort. De doorlatendheid van de ondergrond is voldoende. Geadviseerd wordt een infiltratievoorziening in de ondiepe ondergrond bijvoorbeeld middels kratten en/of grindkoffers te realiseren. De dimensionering van de infiltratievoorziening is in de volgende paragraaf nader beschreven.
De resultaten van het grondonderzoek zijn opgenomen in Bijlage 8 bij deze toelichting.
4.11.5 Dimensionering infiltratievoorziening
Voor de berekeningen is uitgegaan van een totaal afstromend oppervlak van ca. 2.365 m2 en een stationaire situatie met een half gevuld infiltratiekrat. Hiervoor is gerekend met de verharde oppervlaktes van het linkerpand à 365 m2 en het rechterpand à 2000 m2. Bij de berekening is uitgegaan van het realiseren van infiltratiekratten om het regenwater te infiltreren. Conform de eisen van het waterschap dient de buffer de volledige bui (T=25) te kunnen verwerken. Er dient derhalve een buffer gerealiseerd te worden met een bergend vermogen van ca. 82,8 m3.
De gedetailleerde berekeningen en twee varianten voor de afmetingen van de infiltratiekratten zijn in Bijlage 9 Dimensionering infiltratievoorziening (2016) nader weergegeven.
4.11.6 Riolering
De doelstelling van het thema riolering is het beperken van de vuiluitworp uit rioolstelsels. Binnen de gemeente Meerssen is sprake van een gemengd rioleringssysteem. De supermarkt, het zorgcentrum en de woningen worden op dit systeem aangesloten. Afvalwater wordt naar de rioolwaterzuivering afgevoerd.
4.11.7 Watertoets
Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
Het planvoornemen is in het kader van de Watertoets voorgelegd aan het watertoetsloket van het Waterschap Roer en Overmaas.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Algemeen
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepaalt een viertal zaken de opzet en inrichting van de planregels, te weten:
- de digitale raadpleegbaarheid;
- de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
- de Woningwet;
- de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Bij het opstellen van de inhoud van de regels wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het 'Handboek gebiedsgerichte besluiten' van de gemeente Meerssen.
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
5.2 Planonderdelen
Het bestemmingsplan 'Pletsstraat - Sint Agnesplein Bunde' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan.
5.3 Nadere Toelichting Op De Verbeelding
De structuur van het bestemmingsplan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het plan dient dan ook eerst naar de verbeelding te worden gekeken. Vervolgens kan in de regels worden teruggelezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. Op de verbeelding zijn aangegeven:
- de grens van het plangebied;
- de bestemming van de in het plangebied gelegen gronden;
- de aanduidingen bij de bestemmingen;
- de verklaringen.
Het plangebied is ingevuld met de bestemmingen 'Centrum' en 'Verkeer'. Een nadere toelichting op deze bestemmingen wordt gegeven in paragraaf 5.5.2.
5.4 Nadere Toelichting Op De Regels
De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregels.
5.4.1 Inleidende regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die in de regels worden gebruikt en wellicht voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in het SVBP en dient daaruit te worden overgenomen.
Ook over de bepaling van afstanden, hoogtes en oppervlaktes kunnen interpretatieverschillen ontstaan. Om op een eenduidige manier afstanden, hoogtes en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de wijze van meten worden in de SVBP2012 voorschriften gegeven die in het plan letterlijk zijn overgenomen.
5.4.2 Bestemmingsregels
Voor elke bestemming die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- 1. Bestemmingsomschrijving
- 2. Bouwregels
- 3. Nadere eisen
- 4. Afwijken van de bouwregels
- 5. Specifieke gebruiksregels
- 6. Afwijken van de gebruiksregels
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- 9. Wijzigingsbevoegdheid
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Op de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden “met daaraan ondergeschikt”. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen. Voorts bevatten de bouwregels – voor zover van toepassing – minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarvan wordt afgeweken, de maximale aanpassing die met de afwijking kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder afwijking wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn deze opgenomen in hoofdstuk 3 (Algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In specifieke gebruiksregels kunnen bepaalde gebruiksvormen als verboden gebruik worden benoemd.
Afwijking van de gebruiksregels
Van de gebruiksregels kan ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik worden afgeweken. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via afwijking geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. De afwijking dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening te worden geregeld.
Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (Algemene regels).
5.4.3 Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening wordt de zogenaamde 'anti-dubbeltelregel' opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Voor het hele plangebied en alle bestemmingen geldt een aantal algemene bouwregels. Zo wordt bijvoorbeeld geregeld dat het verboden is de bouwgrenzen te overschrijden, behoudens uitzonderingsgevallen.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen het bevoegd gezag, in deze meestal burgemeester en wethouders, gerechtigd is om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
Algemene procedureregels
In deze bepaling wordt aangegeven welke procedures moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen van een plan of het verlenen van omgevingsvergunningen is al bij wet geregeld.
Overige regels
Onder de overige regels is bepaald dat indien in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen het de regelingen betreft zoals die gelden op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Daarnaast zijn voorrangsregels opgenomen. Indien een strijdigheid tussen een bestem-ming en dubbelbestemming aan de orde is, dan gaat het belang van de dubbelbestem-ming voor. Tevens is een prioriteitsstelling ten aanzien van de dubbelbestemmingen on-derling opgenomen.
5.4.4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen. Als laatste wordt de slotregel opgenomen, zoals eveneens voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan dient te worden aangehaald.
5.5 De Regeling In Het Onderhavige Plan
5.5.1 Algemeen
De supermarkt, mogelijke overige detailhandel, het zorgcentrum en de appartementen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. Door middel van aanduidingen wordt de gewenste goot- en bouwhoogten en aantallen woningen geregeld. Dit sluit aan bij de planologische regeling uit het geldende bestemmingsplan van het aansluitende gebied (bestemmingsplan Kom Bunde). Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.
5.5.2 Bestemmingen
Centrum
Ter plaatse van de bestemming 'Centrum' worden de volgende functies toegestaan:
- woningen, uitsluitend op de verdiepingen. Alleen via afwijking mogelijk op begane grond;
- kantoren;
- consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijfjes;
- informatie- en telecommunicatiedoeleinden;
- dienstverlening;
- maatschappelijke voorzieningen;
- detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- een laad- en losruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats';
- een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'. Via afwijking kan, bij voortschrijdend inzicht, de exacte ligging van de onderdoorgang gewijzigd worden.
- verkeersvoorzieningen;
- groenvoorzieningen.
Vrije uitwisseling van bovengenoemde functies is mogelijk, tenzij anders aangeduid.
Verkeer
De openbare parkeerplaats en de toegangsweg zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'.
5.5.3 Dubbelbestemmingen
Waarde – Archeologie 3 en 5
Deze dubbelbestemming is verdeeld in de categorieën 3 en 5, hetgeen te maken heeft met het onderliggende gemeentelijke archeologische beleid en de te beschermen waarden. Deze dubbelbestemming leidt ertoe dat diepere bodemingrepen pas mogen plaatsvinden, nadat er archeologisch onderzoek is uitgevoerd dat voldoet aan een goedgekeurd programma van eisen. Dit in verband met de kans op archeologische vondsten (zie paragraaf 4.7).
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 5' zijn als volgt opgenomen in dit bestemmingsplan:
Waardecategorie volgens beleid | Dubbelbestemming | Vrijstellingsgrens | Diepte binnen kom |
3. Overige monumenten en gebieden met zeer hoge trefkans | Waarde – Archeologie 3 | 250 m2 | 50 cm |
5. Gebied met middelhoge trefkans of met een lage trefkans met kans op bijzondere dataset | Waarde – Archeologie 5 | 1.000 m2 | 50 cm |
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Exploitatieplan
Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een omgevingsvergunning of een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn.
Voor de uitvoering van dit project wordt een exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en de eigenaar van de gronden en bebouwing gesloten, waardoor het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd. Een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde.
6.2 Financiële Haalbaarheid
Het planvoornemen is een initiatief van Wonen Meerssen. De met de daadwerkelijke realisering gepaard gaande kosten worden gedragen door Wonen Meerssen. Bijkomende kosten, zoals voor de aansluiting op de nutsvoorzieningen en riolering, komen eveneens voor rekening van Wonen Meerssen. Een en ander is in een exploitatieovereenkomst tussen Wonen Meerssen en de gemeente vastgelegd. Tevens is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten met Wonen Meerssen. Aldus wordt eventuele planschade op de initiatiefnemer afgewenteld.
Voor de uitvoering van dit plan heeft de Provincie Limburg een bijdrage verstrekt in het kader van de verordening Investeringen Stedelijke Vernieuwing (ISV).
De gemeente draagt zorg voor aanvullende verkeersvoorzieningen in de Pletsstraat en het Sint Agnesplein. De financiering van deze investering is voorzien in het Meerjarenprogramma.
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het plangebied is gelegen in het centrumgebied van de kern Bunde. De gemeente Meerssen wil het centrumgebied herinrichten, om ervoor te zorgen dat deze kern ook in de toekomst leefbaar blijft. De gemeenteraad heeft vastgelegd dat de planvorming rondom de herinrichting in samenspraak met de inwoners van Bunde dient plaats te vinden.
In december 2005 heeft de gemeente tijdens een eerste informatieavond verschillende denkrichtingen gepresenteerd aan de inwoners van Bunde en andere belangstellenden. Om meer inzicht te krijgen in de verschillende (deel-) belangen omtrent de herinrichting van centrum Bunde heeft het gemeentebestuur daarna tevens besloten tot het houden van een uitgebreide samenspraakronde met inwoners en belanghebbenden. Als vervolg op de informatiebijeenkomst van december 2005 heeft het gemeentebestuur in februari 2006 een meedenkformulier (tevens aanmeldingsformulier klankbordgroep) verzonden aan alle aanwezigen, leden van buurtverenigingen, buurtnetwerk Bunde en 380 willekeurig gekozen inwoners van Bunde.
In juni 2006 is de klankbordgroep van start gegaan, met daarin alle mensen die positief op de oproep tot deelname hadden gereageerd. Na zeven bijeenkomsten heeft de klankbordgroep op 7 mei 2007 richtinggevende overwegingen voor de herinrichting geformuleerd (zie ook paragraaf 1.1.5 en 1.1.6).
In de periode oktober 2011 tot en met juni 2012 heeft de gemeente aan een groep ondernemers en een groep burgers toelichting gegeven op de onderzoeken en plannen voor de St. Rochusstraat en het Agnesplein en is gevraagd om reacties ter verbetering en aanpassingen. De verslagen zijn als Bijlage 11 Verslagen meedenksessies toegevoegd.
In het kader van de voorbereiding is het plan gepubliceerd in de Geulbode van augustus 2012 (ten behoeve van het voorontwerp bestemmingsplan) en in de Geulbode van mei/juni 2016 (ten behoeve van het ontwerp bestemmingsplan). Belangstellenden worden hiermee in de gelegenheid om vragen te stellen over en een reactie te geven op de beoogde ontwikkeling. Tevens zijn/worden op 4 september 2012, 3 september 2015 en tweede helft juni 2016 informatiebijeenkomsten georganiseerd, waarbij het (gewijzigde) planvoornemen is gepresenteerd.
In hoofdstuk 7 Procedure wordt nader ingegaan op de inspraakprocedure, de zienswijzenprocedure en de uitkomsten hiervan.
Gelet hierop en op het gegeven dat de nieuwe bebouwing aan nauwe stedenbouwkundige randvoorwaarden dient te voldoen alsmede omwonenden voldoende zijn geïnformeerd, wordt er vanuit gegaan dat tegen het planvoornemen naar verwachting geen overwegende bezwaren bestaan, althans dat die voldoende in de besluitvorming zijn meegewogen.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 De Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure:
a. Voorbereiding:
Vooroverleg met diensten van rijk en provincie
Watertoets
Inspraak
Mogelijkheid om inspraakreacties in te dienen
b. Ontwerp:
1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)
Mogelijkheid om zienswijzen in te dienen
c. Vaststelling:
Vaststelling door de Raad
2e ter inzage legging
(vastgesteld bestemmingsplan)
d. Beroep:
(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan
Reactieve aanwijzing
Beroep bij Raad van State
Op het voorontwerp van het bestemmingsplan kunnen door iedereen inspraakreacties in worden gediend. In het kader van het ontwerp is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. Na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze te zijn ingediend of dient het plan ten opzichte van het ontwerp te zijn gewijzigd. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm. Zie ook paragraaf 3.2.4.
7.2 Vooroverleg En Inspraak
7.2.1 Het vooroverleg met instanties
Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Instanties die blijkens hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Het voorontwerp bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Limburg. Ook het Waterschap Roer en Overmaas is geraadpleegd.
De provincie heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op onderhavig bestemmingsplan, maar geeft wel aan dat de woningbouwaantallen in dit bestemmingsplan opgenomen dienen te worden in de regionale woonvisie.
7.2.2 Meedenksessies
In de periode oktober 2011 t/m april 2012 hebben vier meedenksessies plaatsgevonden. Hierbij heeft de gemeente aan de lokale ondernemers een toelichting gegeven op de onderzoeken en plannen voor het Sint Agnesplein en is gevraagd om reacties ter verbetering en aanpassingen. De verslagen zijn in Bijlage 11 bijgevoegd.
7.2.3 Informatieavonden
Om de bevolking van Bunde en andere belanghebbenden te informeren is op 4 september 2012 in Gemeenschapshuis de Auw Kerk een informatieavond georganiseerd, waarbij de plannen voor het plangebied en het voorontwerp bestemmingsplan zijn toegelicht. Tijdens deze informatieavond is tevens de mogelijkheid geboden om een reactie te geven.
Omdat de plannen inmiddels gewijzigd zijn is op 3 september 2015 wederom een informatieavond gehouden, waarbij de gewijzigde plannen nader zijn toegelicht (zie ook paragraaf 1.2.3).
In het kader van de terinzagelegging van het plan als ontwerp wordt wederom in de tweede helft van juni 2016 een informatieavond georganiseerd.
7.2.4 Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft voor inspraak ter inzage gelegen vanaf 23 augustus 2012 tot en met 3 oktober 2012. Tijdens de 6 weken dat het bestemmingsplan ter inzage lag, heeft eenieder de mogelijkheid gehad om schriftelijk zijn inspraakreactie in te dienen. Gedurende de inzage termijn zijn 4 inspraakreacties (1 identieke inspraakreactie van 6 personen) ingediend. Van de inspraak is een nota van inspraakreacties opgesteld. Dit eindverslag is als Bijlage 12 bijgevoegd.
7.3 Ontwerp Bestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 9 juni 2016 tot en met 21 juli 2016. Gedurende deze periode zijn 7 zienswijzen ingediend, die niet hebben geleid tot aanpassing van het plan. In de Nota van zienswijzen, die als bijlage 13 is opgenomen, is gemotiveerd ingegaan op deze zienswijzen.