Veegbestemmingsplan 2018
Bestemmingsplan - gemeente Meerssen
Vastgesteld op 14-02-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Veegbestemmingsplan 2018' met identificatienummer NL.IMRO.0938.VBP06003-VG01 van de gemeente Meerssen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Hieronder dienen niet te worden begrepen detailhandel, escortbedrijven of seksinrichtingen.
1.4 aan huis verbonden bedrijf:
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die passend is bij de woonfunctie. Het gaat enkel om bedrijven die niet vergunning- of meldingplichtig zijn in het kader van milieuwetgeving.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 agrarisch bedrijf:
bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden of fokken van dieren. Onder een agrarisch bedrijf worden eveneens begrepen een agrarisch hulp- en nevenbedrijf en een productiegebonden paardenhouderij.
1.8 ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen waarbij het accent niet ligt op massavervaardiging, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.
1.9 ander bouwwerk:
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
1.10 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage:
een in de verbeelding van het plan of in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bestemmingsvlak dan wel van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.15 bedrijfsactiviteiten
vormen van bedrijf naar aard en omvang gelijk te stellen met of zoals opgenomen in Bijlage 5 bij de regels, conform de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering.
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.18 bedrijfsvloeroppervlak:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.19 beeldbepalend pand:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.
1.20 beeldkwaliteit:
de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten.
1.21 begane grond:
de eerste bouwlaag boven het peil.
1.22 beschermde monumenten:
onroerende monumenten welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers of krachtens een gemeentelijke verordening bescherming genieten.
1.23 bestaand:
- a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan of het betreffende planonderdeel.
1.24 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.27 boogkas (wandelkap):
een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2.50 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruiteeltproducten. Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan.
1.28 borstwering:
het bovenste deel van de gevel wat boven de zoldervloer uitsteekt, waarop de muurplaat rust.
1.29 (bouw)aanduiding 'bijgebouwen':
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.31 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.32 bouwlaag (voor woningen):
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder. Voor overige zich onder de kap bevindende ruimten met een maximale hoogte van 3.20 meter voor woningen en 4.50 meter voor andere gebouwen.
1.33 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.34 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.35 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.36 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 buitenbak:
een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden.
1.38 carport/overkapping:
een bouwwerk met tenminste een dak en niet of aan maximaal twee zijden van wanden voorzien, inclusief bestaande wanden.
1.39 containervelden:
werk niet zijnde bouwwerk bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
1.40 cultuurhistorische waarde:
aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, waarbij het gaat om historisch-landschappelijk en/of historisch-bouwkundig waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in het bodemprofiel en reliëf (met name oude akkers), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.
1.41 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop of verhuur of leasing, alsmede het verkopen en/of leveren en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
ter verduidelijking:
dienstverlening door een horecabedrijf, een coffeeshop en een sekswinkel worden hieronder niet begrepen.
1.43 doeleinden van openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, kabels en leidingen, straatvoorzieningen, telefooncellen e.d.
1.44 draf-/renbaan
Baan voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, in een ovale vorm, waarop naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie mens en paard in de disciplines draf- en rensport kan plaatsvinden.
1.45 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.
1.46 escortbedrijf:
bedrijf gevoerd door een natuurlijk persoon, groep van personen, en/of rechtspersoon die prostitutie aanbiedt, die uitgeoefend wordt op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte of woning.
1.47 extensief recreatief medegebruik:
vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving, die plaatsvinden in gebieden met weinig of geen recreatieve voorzieningen en waarbij per oppervlakte-eenheid weinig mensen aanwezig zijn.
1.48 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.49 gestapelde woning/meergezinswoning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat.
1.50 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.51 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond.
1.52 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.53 hoog opgaande beplanting:
beplanting hoger dan 4.00 meter.
1.54 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd. Onder exploitatie van zaalaccommodatie wordt verstaan: het bieden van ruimte en voorzieningen voor congressen, feesten en dergelijke, zulks met uitsluiting van discotheek, seksinrichting, detailhandel en/of van 'vliegende' winkels, ingericht voor tijdelijke verkoop.
1.55 huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meerdere personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.
1.56 intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.
1.57 karakteristieke bebouwing:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse.
1.58 kantoor:
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bedoeld zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
ter verduidelijking:
kantoren kunnen worden onderscheiden in kantoren met en zonder een baliefunctie.
1.59 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, met uitzondering van een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen. Eén en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen zijn voorzien van een as-/wielstelsel en verplaatsbaar zijn, alsmede geheel zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.60 kampeerplaats:
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;
ter verduidelijking:
een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt niet gezien als apart kampeermiddel.
1.61 kampeerseizoen:
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.62 kas:
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of ander materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen evenals in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Schuurkassen, permanente hoge boogkassen (>1.5 m, <2.5 m) en boogkassen > dan 2,5 meter worden beschouwd als een kas.
1.63 kleinschalig recreatieve voorziening:
voorziening ter ondersteuning van het recreatieve medegebruik.
1.64 monumenten:
alle rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
1.65 natuurwetenschappelijke/natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.66 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder electriciteitsvoorzieningen, gasregelstations en pompinstallaties.
1.67 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven peil is gelegen.
1.68 ondergeschikte functie:
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn.
1.69 ondergronds bouwen:
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.
1.70 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.71 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.72 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een ander bouwwerk: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
ter verduidelijking:
over het algemeen kan aangenomen worden dat het peil bij bestaande bebouwing gelijk is aan de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.
1.73 perceel:
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
1.74 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en een caravan of andere constructie zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurnde een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.75 regenkap:
een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.
1.76 relatie:
een verbindingslijn in de verbeelding van het plan die één of meerdere bij elkaar behorende bouwvlakken met elkaar verbindt, waardoor er sprake is van één bedrijf, één woning, één voorziening, etc.;
ter verduidelijking:
dit teken geeft aan dat een vrijstaand bijgebouw geen nieuwe zelfstandige woning vormt.
1.77 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
1.78 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden.
onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan:
een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.79 serre:
een voornamelijk uit glas bestaande uitbouw/constructie aan een woonhuis, welke meestal een geheel vormt met het huis en die via deuren in directe verbinding met de tuin staat en waarbij het glas is gevat in ijzer, hout, aluminium of kunststof.
1.80 stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
1.81 straatmeubilair:
verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's, kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, pinautomaten, kleinschalige constructies voor een jongerenontmoetingsplaats en daarmee vergelijkbare objecten.
1.82 Structuurvisie Buitengebied:
de Structuurvisie Buitengebied gemeente Meerssen zoals vastgesteld op 31 mei 2012.
1.83 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product.
1.84 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:
teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
1.85 verblijfsgebied:
gedeelte van één of meer bouwwerken op een perceel met dezelfde bestemming, met ten minste één verblijfsruimte bestaande uit een of meer op dezelfde bouwlaag gelegen aan elkaar grenzende ruimten anders dan een toilet-, bad-, technische of verkeersruimte.
1.86 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals recreatiewoningen, Bed en Breakfast, logeergebouw, door personen die elders een woon- of verblijfplaats hebben.
1.87 verblijfsruimte:
recreatie door personen voor een maximale duur van 12 aaneengesloten weken, die elders een woon- of verblijfplaats hebben, in ruimten, die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals recreatiewoningen, Bed en Breakfast, logeergebouw en dergelijke.
1.88 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met tenminste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang (minimaal 70 Nederlandse grootte-eenheden (nge's)) dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.
1.89 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de openbare weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.
1.90 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens/lijn die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens, die uitgezonderd toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden;
ter verduidelijking:
onder bouwgrens valt zowel de grens van een bouwvlak als de grens van de aanduiding 'bijgebouwen'.
1.91 waterhuishoudkundige voorziening:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.
1.92 weg:
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.93 woning/wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden. Ook in geval van kamerverhuur is sprake van één woning, voor zover de kamers minimaal twee centrale voorzieningen, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorziening, gemeenschappelijk hebben.'
1.94 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken, met een borstwering van maximaal 1.00 meter hoog, en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetregels
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0.50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1.00 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 19.3.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 19.3.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 19.3.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van bedrijven opgenomen in categorie 3. van de Toegesneden lijst van bedrijfstypen solitaire bedrijven (Bijlage 5 bij de regels), alsmede bedrijven die naar het oordeel van het burgemeester en wethouders, gehoord de daartoe door de provincie Limburg aangewezen perso(o)n(en), qua aard en omvang daarmee gelijk te stellen zijn, zulks met uitzondering van geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, met dien verstande dat:
- a. de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu en het aantal verkeersbewegingen en de parkeeroverlast, per saldo niet zullen toenemen;
- b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 18.2.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
- a. de volgens de bestemming toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- b. de woningbouw past binnen de actuele regionale structuurvisie voor wonen;
- c. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
- d. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
- e. de geluidsbelasting, blijkens een geluidsniveaukaart dan wel een akoestisch onderzoek, niet hoger is dan de voor wegverkeerslawaai geldende voorkeursgrenswaarden, of een hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder, in welk geval de verblijfsruimten van de woning in overwegende mate aan de geluidsluwe zijde dienen te worden gesitueerd;
- f. uit onderzoek naar de gesteldheid van de bodem is gebleken, dat er vanuit milieuhygiënisch opzicht geen bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen. Voor zover uit dat onderzoek een verontreiniging naar voren komt, dienen de gronden te worden gesaneerd in overeenstemming met de saneringsaanpak zoals opgenomen in de Wet bodembescherming;
- g. de luchtkwaliteit niet zodanig is of kan worden beïnvloed dat wettelijke bezwaren bestaan tegen de realisering van woningen;
- h. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de flora en fauna waarden van het gebied dient te zijn gegeven.
- i. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);
- j. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven;
- k. de regels als bedoeld in de Structuurvisie Buitengebied zoals opgenomen in Bijlage 6 bij de regels van dit bestemmingsplan in acht worden genomen;
- l. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 8, met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de aanduiding 'bijgebouwen', alsmede het aantal en de aard van de woningen.
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 19.3.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Sport - Manege
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 7.3.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig de regeling zoals opgenomen in artikel 19.3.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Leiding
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de voor 'Leiding' aangewezen gronden, met dien verstande dat:
- a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
- b. dit geen gevaar oplevert voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doet en/of door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen;
- c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.4.1 onder b t/m g, ten behoeve van het uitvoeren van de vermelde activiteiten, met dien verstande dat:
- a. het belang van de leiding, gehoord de leidingbeheerder, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
- b. deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de vergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 met betrekking tot het laten uitvoeren van een inventariserend onderzoek en het overhandigen van een rapport over de waarde van het terrein, indien een onafhankelijke deskundige het betreffende (bouw)plan heeft beoordeeld en heeft geconcludeerd dat geen archeologische waarden in het geding zijn.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Ecologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Landschapselementen
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waterstaat - Waterlopen
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2, ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing binnen de voor 'Waterstaat -Waterlopen' aangewezen gronden, met dien verstande dat:
- a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig nadelig wordt aangetast;
- b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Verbodsbepaling overschrijding bouwgrens
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de bouwgrens wordt overschreden, uitgezonderd overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
15.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
15.3 Bouwregels voor zwembaden en jacuzzi's
Het is niet toegestaan voor de voorgevel of in het verlengde daarvan zwembaden, jacuzzi's en vergelijkbare bouwwerken te bouwen. Voor het overige geldt voor het bouwen van zwembaden het bepaalde in 15.4.2 onder c.
15.4 Ondergronds bouwen
15.5 Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen
Woningsplitsing en nieuwbouw van woningen anders dan vervangende nieuwbouw is - tenzij anders is bepaald in de afzonderlijke bestemmingsregels, gekoppeld aan de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' - niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Algemeen gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
16.2 Gebruiksverbod
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor het beroepsmatig verlenen van diensten op het gebied van prostitutie en/of een seksinrichting en/of escortbedrijf.
16.3 Woningsplitsing en toename aantal woningen
Woningsplitsing of anderszins een gebruikswijziging met toename van het aantal woningen tot gevolg is - tenzij anders is bepaald in de afzonderlijke bestemmingsregels, gekoppeld aan de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' - niet toegestaan, behoudens met een omgevingsvergunning ter afwijking van de regels indien de bevoegdheid daartoe in de afzonderlijke bestemmingsregels is opgenomen.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 geluidzone - spoor
17.2 milieuzone - bodembeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de provinciale Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
17.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bedoeld voor bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Hier gelden beperkingen op grond van de Omgevingsverordening 2014.
17.4 milieuzone - waterwingebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden mede bedoeld voor de winning van (drink)water uit het grondwater. Hier gelden beperkingen op grond van de Omgevingsverordening 2014.
17.5 rode contour
Ter plaatse van de aanduiding 'rode contour' geldt de regeling, zoals opgenomen in artikel 8.2.3 sub c.
17.6 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1', het plan te wijzigen door op de verbeelding aan voornoemd aanduidingsvlak de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bedrijfswoning' toe te kennen, onder verwijdering van de reeds opgenomen aanduiding 'bedrijfswoning', waardoor één vrijstaande bedrijfswoning kan worden gebouwd ter vervanging van de bestaande bedrijfswoning, mits:
- a. de bewoning van de aanwezige inpandige bedrijfswoningduurzaam beëindigd en dit door middel van een voorwaardelijke verplichting wordt geborgd in de regels;
- b. middels bodemonderzoek is aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
18.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het bestemmingsplan ten aanzien van:
- a. de bebouwing van niet voor 'Wonen' aangewezen gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een bouwhoogte van maximaal 3.50 meter en een inhoud van maximaal 50 m3 en met dien verstande dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 18.2;
- b. het plaatsen van masten ten behoeve van telecommunicatie en alarmering, welke niet vergunningsvrij zijn, met dien verstande dat:
- 1. de totale bouwhoogte van de antenne-installatie inclusief bebouwing maximaal 40.00 meter bedraagt;
- 2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 18.2;
- c. de in Hoofdstuk 2 genoemde en in de verbeelding van het het plan aangeduide maten en percentages, met uitzondering van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
- 1. de afwijking maximaal 10% bedraagt;
- 2. bij het verlenen van de omgevingsvergunning de bepalingen in acht worden genomen, zoals opgenomen in artikel 18.2.
18.2 Algemene voorwaarden bij afwijken
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels van het plan wordt het onderstaande in acht genomen:
- a. er wordt geen substantiële afbreuk gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
- b. belangen van derden worden niet onevenredig nadelig geschaad of kunnen niet onevenredig nadelig geschaad worden;
- c. er vindt geen onevenredige nadelige aantasting plaats van:
- 1. de milieusituatie;
- 2. het woonmilieu en de leefbaarheid ter plaatse;
- 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de parkeerbalans in de directe omgeving, met inachtname van het parkeerbeleid uit artikel 19.2.2 en 19.2.3;
Artikel 19 Overige Regels
19.1 (Wettelijke) regels
Indien en voor zover in deze regels of in de verbeelding wordt verwezen naar wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
19.2 Gemeentelijke regels
19.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, en afmetingen van bebouwing;
- 2. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwater-problematiek in verband met nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van de regels als bedoeld in de Structuurvisie Buitengebied zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan;
- b. De onder a. genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing; en
- 2. ter voorkoming van onevenredige nadelige aantasting van de omliggende waarden; en
- 3. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; en
- 4. ter voorkoming van de onevenredige nadelige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse; en
voor zover van toepassing in verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwperceel en de verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
19.4 Voorrangsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Veegbestemmingsplan 2018'.
Hoofdstuk 1 Inleiding En Planopzet
1.1 Inleiding
De gemeente Meerssen heeft relatief recent de voor haar grondgebied geldende bestemmingsplannen herzien en beschikt met het bestemmingsplan "Buitengebied" (vastgesteld d.d. 25 april 2013), de beheersverordening "Kernen" (vastgesteld d.d. 27 februari 2014) en enkele bestemmingsplannen op maat voor specifieke locaties (zogenoemde postzegelplannen), over een actueel planologisch-juridisch kader. De gemeente Meersen houdt ook toezicht op het naleven van wet- en regelgeving, waaronder de geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Door het handhaven van de regels die de ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en veiligheid in de gemeente ten goede komen, wordt gezorgd voor gelijkwaardigheid en duidelijkheid voor iedereen
Er is in de afgelopen jaren geconstateerd dat er op diverse locaties binnen de gemeente situaties bestaan die in strijd zijn met het betreffende bestemmingsplan c.q. de betreffende beheersverordening. Met dit bestemmingsplan wordt voor een deel van die locaties alsnog voorzien in een passende bestemming voor de bestaande situatie.
1.2 Aanleiding
Voor de in onderhavig plan opgenomen locaties geldt dat al jarenlang sprake is van situaties die afwijken van het geldende bestemmingsplan c.q. de geldende beheersverordening en dat die situaties ook op het moment van het ontstaan daarvan reeds strijdig waren met het op dat moment geldende bestemmingsplan. Die situaties komen daarom in beginsel in aanmerking voor handhaving, gezien de beginselplicht tot handhaving die op het college van burgemeester en wethouders van Meerssen rust.
De gemeente Meerssen wenst voor wat betreft handhaving graag met een schone lei te beginnen en in het verleden ontstane situaties waar mogelijk te legaliseren, mits de situatie is ontstaan vóór een bepaalde peildatum en vervolgens wordt voldaan aan een beperkt afwegingskader, als door de gemeenteraad vastgelegd in het Plan van Aanpak 'Meer uit Meerssen halen: meer ruimte voor coulance' dat is vastgesteld op 29 januari 2015. De situaties die op grond van het voorgaande daadwerkelijk in aanmerking komen voor legalisatie en waarvoor een herziening van het planologisch-juridisch regime nodig is om dat mogelijk te maken, worden meegenomen in onderhavig bestemmingsplan.
1.3 Planbegrenzing
Het bestemmingsplan heeft het karakter van een zogenoemd 'veegbestemmingsplan'. Met deze term wordt een bestemmingsplan bedoeld dat bestaat uit een aantal verspreid gelegen locaties, waarbij eigenlijk geen sprake is van een directe samenhang op geografisch of op functioneel gebied, dan wel anderszins. Uit efficiencyoverwegingen wordt echter toch de voorkeur gegeven aan het opstellen van één bestemmingsplan voor al die situaties tezamen, aangezien een en ander voor wat betreft planning en doorlooptijd toch parallel loopt.
Concreet betreft het voor dit plan de volgende locaties:
- 1. Holstraat 17 - Heideweg 4, Rothem;
- 2. Humcoven 15, Ulestraten;
- 3. Waterval 1c, Ulestraten;
- 4. Weerterstraat 9a-9b, Meerssen;
- 5. Zonkampweg 1, Ulestraten;
- 6. Eijkskensweg 4, Geulle.
1.4 Planopzet
Gezien de diversiteit aan locaties en situaties die binnen het plangebied van dit plan worden meegenomen, is gekozen voor een systematiek waarbij per locatie een motivatie c.q. ruimtelijke onderbouwing plaatsvindt voor het betreffende deel van het plan. Daarmee wordt per locatie voorzien in de toelichting op het plan die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is vereist en daarmee wordt tevens de leesbaarheid vergroot, aangezien alle relevante informatie en onderbouwing per locatie beschikbaar is.
In de betreffende ruimtelijke onderbouwingen komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:
- het doel en de aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende situatie;
- een beschrijving van de bestaande, te legaliseren situatie;
- een beschrijving van het geldende bestemmingsplan, dan wel de geldende beheersverordening;
- een beschrijving van en een toets aan het Plan van Aanpak 'Meer uit Meerssen halen: meer ruimte voor coulance';
- een beschrijving van en een toetsing aan het relevante Rijks-, provinciale, regionale en het gemeentelijk beleid;
- een toetsing aan de relevante sectorale aspecten zoals milieuhygiënische aspecten, cultuurhistorie en archeologie, etc;
- een beschrijving van de juridische opzet van het plan, toegespitst op de betreffende locatie;
- de financiële haalbaarheid en de maatschappelijke haalbaarheid van het plan voor de betreffende locatie.
De ruimtelijke onderbouwingen zijn als separate bijlagen bij deze toelichting gevoegd.
Hoofdstuk 2 Procedure
2.1 De Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt kort samengevat de volgende procedure:
a. Voorbereiding:
Vooroverleg met diensten van Rijk, provincie en waterschap.
b. Ontwerp:
1e terinzagelegging (ontwerp bestemmingsplan)
c. Vaststelling:
Vaststelling door de Raad
2e terinzagelegging (vastgesteld bestemmingsplan)
Mogelijkheid reactieve aanwijzing
d. Inwerkingtreding, tenzij voorlopige voorziening wordt gevraagd;
e. Beroep:
Beroep bij Raad van State
f. Onherroepelijk
In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan op basis van de ingediende beroepschriften.
2.2 Resultaten Vooroverleg
Volgens artikel 3.1.1 van het Bro dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met een aantal instanties. Het vooroverleg met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan "Veegbestemmingsplan 2018", heeft plaatsgevonden. Er zijn geen reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ontvangen. Het vooroverleg heeft derhalve niet tot wijzigingen in onderhavig plan geleid.
2.3 Vaststelling
Het ontwerp-bestemmingsplan is conform artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening met ingang van 22 augustus 2018 gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Binnen die periode konden mondeling dan wel schriftelijk zienswijzen worden ingediend. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze is samengevat en van commentaar voorzien in een Nota van Zienswijzen, die als bijlage bij het vaststellingsbesluit d.d. 14 februari 2019 is gevoegd en ook als bijlage is opgenomen bij deze toelichting. De inhoud van de zienswijze heeft geen aanleiding gegeven tot wijziging van het plan. Wel is het plan ambtshalve op een aantal punten gewijzigd. Die wijzigingen zijn beschreven in een Nota van ambtshalve wijzigingen, die zowel als bijlage bij het raadsbesluit als bij deze toelichting is opgenomen.
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Humcoven 15
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing Humcoven 15
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing Zonkampweg 1
Bijlage 2 Landschappelijke inpassing Zonkampweg 1
Bijlage 3 Landschappelijke Inpassing Waterval 1c
Bijlage 3 Landschappelijke inpassing Waterval 1c
Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing Eijkskensweg 4
Bijlage 4 Landschappelijke inpassing Eijkskensweg 4
Bijlage 5 Toegesneden Lijst Van Bedrijfstypen Solitaire Bedrijven
Bijlage 5 Toegesneden lijst van bedrijfstypen solitaire bedrijven
Bijlage 6 Structuurvisie Buitengebied
Bijlage 6 Structuurvisie Buitengebied
Bijlage 7 Kaart Hellingklassen Teeltondersteunende Voorzieningen
Bijlage 7 Kaart hellingklassen teeltondersteunende voorzieningen
Bijlage 8 Archeologische Beleidskaart
Bijlage 8 Archeologische beleidskaart
Bijlage 9 Landschapselementen Kaart 1
Bijlage 9 Landschapselementen kaart 1
Bijlage 10 Landschapselementen Kaart 2
Bijlage 10 Landschapselementen kaart 2
Bijlage 11 Landschapselementen Kaart 3
Bijlage 11 Landschapselementen kaart 3
Bijlage 12 Parkeren In De Voortuin
Bijlage 12 Parkeren in de voortuin
Bijlage 1 Ruon Holstraat 17 - Heideweg 4, Rothem
Bijlage 1 RUON Holstraat 17 - Heideweg 4, Rothem
Bijlage 2 Ruon Humcoven 15, Ulestraten
Bijlage 2 RUON Humcoven 15, Ulestraten
Bijlage 3 Ruon Waterval 1c, Ulestraten
Bijlage 3 RUON Waterval 1c, Ulestraten
Bijlage 4 Ruon Weerterstraat 9a-9b, Meerssen
Bijlage 4 RUON Weerterstraat 9a-9b, Meerssen
Bijlage 5 Ruon Zonkampweg 1, Ulestraten
Bijlage 5 RUON Zonkampweg 1, Ulestraten