Kerkstraat 39 te Nederweert
Bestemmingsplan - gemeente Nederweert
Vastgesteld op 27-09-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Kerkstraat 39 te Nederweert' met identificatienummer NL.IMRO.0946.BPKerkstraat39-va01 van de gemeente Nederweert.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-gebonden beroep:
de uitoefening aan huis van een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt geen detailhandel en seksinrichting
begrepen.
1.4 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
1.5 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.6 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
1.8 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 begane grondlaag:
een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.10 bestaand:
- a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmings- plan als ontwerp;
- b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmings- plan.
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bijgebouw:
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Erkers worden hier niet onder begrepen.
1.19 carport:
een bijgebouw, niet zijnde een overkapping met een open constructie, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit slechts van boven afgesloten c.q. afgedekte, en uit ten hoogste twee wanden, niet zijnde een voorwand, voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig.
1.20 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, zoals bijvoorbeeld een uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut etc.; kantoren worden hier onder begrepen.
1.23 discotheek/bar/dancing:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid bieden tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.24 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelings- bureaus.
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.27 horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening en niet zijnde een discotheek/bar/dancing.
Tot de a t/m c genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:
horeca categorie 1:
- a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken zoals een tearoom, conditorei, koffiecorner, croissanterie, ijssalon;
- b. restaurant/eetcafé/brasserie/cafetarie/snackbar/shoarmazaak/ automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor het gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is;
- c. bar/café/pub/grand-café of taverne : een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel of restaurant voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is.
horeca categorie 2:
- d. hotel: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
- e. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie.
1.28 kantoor:
een gebouw dat door zijn aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.29 kantoor met baliefunctie:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau.
1.30 kunstwerk:
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.
1.31 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.
1.32 omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
1.33 omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
1.34 omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
1.35 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
1.36 perceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.37 peil:
- a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.39 raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.40 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.41 voorgevelrooilijn:
de op de verbeelding aangegeven lijn (bouwgrens en scheidingslijn tussen tuin en achtertuin), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
1.42 voorzieningen voor openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (onder andere. voor afvalstoffen). Een bouwwerk geen gebouw zijnde in de vorm van een jongeren ontmoetingsplek (JOP) wordt hier in ieder geval niet onder begrepen.
1.43 voorzieningen voor cultuur en ontspanning:
culturele en ontspannende voorzieningen die qua aard en omvang passen binnen een centrumgebied. Hier worden in ieder geval niet onder begrepen een attractiepark, bordeel, casino, dierentuin, prostitutie, raamprostitutie, raamexploitatie, en seksinrichting.
1.44 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit., waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.
1.45 weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.46 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden, dan wel een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor begeleid wonen in groepsverband zonder dat sprake is van één huishouden.
1.47 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
1.48 zorgverlenende dienstverlening:
dienstverlening in het kader van maatschappelijke en/of medische zorg, waaronder tevens wordt begrepen de verkoop en verhuur van zorgmaterialen en zorgmaterieel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 breedte van woningen:
tussen de hoofdzijgevelvlakken in de naar de zijde van de weg gekeerde bouwgrens.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt.
2.5 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 Ondergeschikte bouwdelen
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
- c. kantoren met en zonder baliefunctie;
- d. bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën A en B van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging;
- e. horeca categorieën 1 en 2;
- f. dienstverlening en zorgverlenende dienstverlening;
- g. wonen op de verdieping;
- h. aan-huis-gebonden beroep, uitsluitend in het hoofdgebouw;
- i. voorzieningen voor cultuur en ontspanning;
- j. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
- n. tuinen, erven en verhardingen;
- o. voorzieningen voor openbaar nut:
- p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Ter uitvoering van de functies genoemd in lid 3.1 zijn Burgemeester en Wethouders, met inachtneming van het bepaalde in de bouwregels, bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor het bouwen, bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de situering en afmetingen van de bouwpercelen;
mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
- 1. de woonsituatie;
- 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 3. in verband met de verkeers-, sociale en brandveiligheid;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen;
- 6. het gemeentelijke parkeerbeleid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Algemene afwijkingen
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Waarde - Archeologisch Waardevol 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bouwlagen
De hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan:
- a. 3,5 m bij woningen respectievelijk woongebouwen;
- b. 4,5 m bij andere gebouwen.
6.2 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de goot- en/of bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot enige bouwperceels-, bestemmings- of bouwvlakgrens en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik van de gronden wordt in ieder geval verstaan:
- a. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis, met uitzondering van gemeentelijke afval inzamelvoorzieningen;
- b. de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;
- c. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
Artikel 8 Overige Regels
8.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmings- plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder een vergunning voor het bouwen, en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangs- bepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Kerkstraat 39 te Nederweert' van de gemeente Nederweert.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 31 mei 2011 heeft de gemeenteraad van Nederweert het bestemmingsplan 'Centrum Nederweert' vastgesteld. Het perceel Kerkstraat nummer 39, waar dit bestemmingsplan voor wordt opgesteld, is gelegen binnen de contouren van dat plan. In dit bestemmingsplan is abusievelijk de bouwhoogte van het achterste deel van het pand Kerkstraat 39 te laag vastgesteld. In het vorige bestemmingsplan had dit perceel namelijk over de volle diepte een bouwhoogte die twee bouwlagen met kap (goothoogte 8 meter en bouwhoogte 11 meter) mogelijk maakte. In het nu vigerende bestemmingsplan 'Centrum Nederweert' is dat abusievelijk gereduceerd tot een goothoogte van 4 en een bouwhoogte van 7 meter voor het achterste deel van het perceel. Voor het voorste deel van het perceel is de goothoogte en bouwhoogte nog wel respectievelijk 8 meter en 11 meter.
Aangezien de bouwmogelijkheden, qua toegestane goot- en bouwhoogte, beperkt worden heeft dit bestemmingsplan daarom tot doel deze omissie te repareren, door de regels zo aan te passen dat ook voor het achterste deel van het perceel weer een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8 meter en 11 meter is toegestaan.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen in de gemeente Nederweert in het centrum van de kern Nederweert. Het perceel is gelegen op de hoek Kerkstraat-Burgemeester Hobusstraat, tussen de bestaande bebouwing.
Luchtfoto planlocatie
Het perceel zelf is kadastraal bekend als gemeente Nederweert, sectie A, nummer 5540.
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Centrum Nederweert'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Nederweert vastgesteld op 31 mei 2011.
Uitsnede vigerende plankaart
Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Centrum' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol 3'. Op de kaart is een bouwvlak aangegeven waarbinnen het hoofdgebouw en bijgebouwen gebouwd moeten worden. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De goot- en bouwhoogte is door middel van een maatvoeringsaanduiding aangeduid. Daarbij is onderscheidt gemaakt in het voorste deel van het perceel en het achterste deel van het perceel. De toegestane maximum goot- en bouwhoogtes bedragen respectievelijk 8 en 11 meter (voorste deel) en 4 en 7 meter (achterste deel).
Door deze differentiatie is abusievelijk de bouw in 2 bouwlagen binnen het volledige bouwvlak niet meer mogelijk omdat dit bestemmingsplan de eerdere toegestane maximum goot- en bouwhoogte uit het voorheen geldende bestemmingsplan overruled. Om de voorheen toegestane maximum goot- en bouwhoogte planologisch-juridisch op dit gedeelte van het perceel weer mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. De voorheen geldende rechten worden hiermee gerespecteerd.
1.4 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk, wordt kort de aanpassing van de toegestane maximum bouwhoogtes beschreven in hoofdstuk 2. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten. De wateraspecten in vorm van een waterparagraaf zijn aangegeven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt aangegeven hoe het planvoornemen is verwoord in de planregels. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 en 8 ingegaan op respectievelijk de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen en de procedure.
Hoofdstuk 2 Het Planvoornemen
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgeving van het plangebied en het aanpassen van de toegestane maximum goot- en bouwhoogte op het achterste deel van het perceel aan de Kerkstraat 39 te Nederweert.
2.2 Omgeving
Kerkstraat 39 met belendende bebouwing
Belendende bebouwing Kerkstraat 39
Het plangebied is gelegen aan de Kerkstraat 39 te Nederweert. De Kerkstraat is dé winkelstraat in het centrum van Nederweert. Aan deze straat zijn de voornaamste (winkel) voorzieningen gelegen.
De bebouwing heeft een wisselend karakter en verschijningsvorm. Ook qua kapvormen alsmede goot- en bouwhoogtes is sprake van een grote mate van differentiatie. De goot- en bouwhoogte in de directe omgeving varieert van 10 meter/16 meter, 8 meter/13 meter en 8 meter/11 meter. Op de hoek Kerkstraat/Paulus Holtenstraat is de goot- en bouwhoogte over het volledige perceel 8 meter en 11 meter.
2.3 Aanpassing Toegestane Maximum Goot- En Bouwhoogte
In het voorheen gelden bestemmingsplan voor het centrum van Nederweert was planologisch-juridisch geregeld dat de goot- en bouwhoogte voor het volledige perceel 8 meter en 11 meter bedroeg. Hierdoor was het mogelijk om op het volledige perceel bebouwing op te richten in 2 bouwlagen met kap.
Door de omissie in het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Nederweert' wordt de aangegeven maatvoering op de verbeelding de goot- en bouwhoogte voor het achterste deel van het perceel beperkt tot een goothoogte van 4 meter en een bouwhoogte van 7 meter. Op basis van deze toegestane bouwhoogtes is het bouwen in 2 bouwlagen met kap op dit deel van het perceel niet (meer) mogelijk.
Nieuwe verbeelding bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan voorziet dan ook in de planologisch-juridische reparatie van de omissie. Met dit bestemmingsplan wordt op het achterste deel van het perceel, net als op het voorste deel, weer een goot- en bouwhoogte van 8 meter en 11 meter toegestaan. De overige bouwregels voor het perceel blijven op basis van de bestemming 'Centrum' ongewijzigd.
2.4 Ontsluiting En Parkeren
De aanpassing van de toegestane maximum goot- en bouwhoogte heeft geen consequenties voor de ontsluiting dan wel het parkeren. De situatie hieromtrent blijft ongewijzigd. Het perceel wordt ontsloten door de Kerkstraat respectievelijk de Burgemeester Hobusstraat.
Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals deze door de gemeente Nederweert worden gesteld.
2.5 Privacy En Bezonning
Ten aanzien van de privacy en bezonning voor de belendende percelen blijft de situatie ongewijzigd ten opzichte van wat in het verleden planologisch-juridisch mogelijk was. De bestaande rechten uit het verleden worden met deze bestemmignsplanherziening hersteld. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Nederweert' neemt de inbreuk op het belendende perceel Kerkstraat 41/43 toe gezien de ligging aan de noordzijde van het perceel Kerkstraat 39. Echter het perceel Kerkstraat 41/43 is volledig bebouwd, waarbij op de perceelsgrens met Kerkstraat 39 sprake is van een 'blinde' gevel. Daarnaast betreft het een situatie in het centrum, waar sprake is van een reguliere situatie qua bebouwingsmogelijkheden.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. De belangrijkste kaders van Rijk en de provincie Limburg worden in het kort weergegeven, omdat deze zoals gezegd randvoorwaarden geven voor het lokale maatwerk in het bestemmingsplan.
3.2 Rijks-, Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een omissie met betrekking tot de toegestane maximum goot- en bouwhoogte gerepareerd. De goot- en bouwhoogte worden voor het achterste deel van het perceel verruimd van 4 meter en 7 meter naar 8 meter en 11 meter. Het betreft uitsluitend de aanpassing van de maatvoering. Voor het overige blijft het bestemmingsplan ongewijzigd. Door de ondergeschikte betekenis van dit reparatieplan zijn er geen Rijks- provinciale, regionale of gemeentelijke belangen in het geding.
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
De reparatie van de toegestane maximum goot- en bouwhoogte heeft geen consequenties voor de milieuaspecten. Onderstaand wordt dit nader onderbouwd
4.2 Bodem, Geluid, Luchtkwaliteit, Externe Veiligheid, Archeologie, Flora En Fauna
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een omissie met betrekking tot de toegestane maximum goot- en bouwhoogte gerepareerd. De goot- en bouwhoogte worden voor het achterste deel van het perceel verruimd van 4 meter en 7 meter naar 8 meter en 11 meter. Het betreft uitsluitend de aanpassing van de maatvoering. De onderliggende bestemming wijzigt niet. Derhalve zijn nadere onderzoeken op het gebied van bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en flora/fauna niet noodzakelijk.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de toelichting van een bestemmingsplan aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als waterparagraaf worden beschouwd.
5.2 Waterhuishoudkundige Situatie En Invloed Van Het Planvoornemen
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen belangen van het Waterschap Peel en Maasvallei aanwezig. Ook is er geen oppervlaktewater in de directe omgeving aanwezig.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt uitsluitend een omissie met betrekking tot de toegestane maximum goot- en bouwhoogte gerepareerd. De goot- en bouwhoogte worden voor het achterste deel van het perceel verruimd van 4 meter en 7 meter naar 8 meter en 11 meter. Het betreft uitsluitend de aanpassing van de maatvoering. Het plangebied kan op basis van het vigerende bouwvlak volledig verhard worden. In deze situatie treedt met deze aanpassing verandering op. De reparatie van deze omissie heeft dan ook verder geen invloed op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse van het plangebied en de directe omgeving.
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Inleiding
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening, bepaalt een viertal zaken de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels, te weten:
- de digitale raadpleegbaarheid;
- de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SBVP 2012);
- de Woningwet;
- het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Nederweert' (vastgesteld in 2011);
Bij het opstellen van de inhoud van de regels zijn de voorschriften uit het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Nederweert' aangehouden. Aangezien dat bestemmingsplan niet is opgesteld conform SVBP2012 zijn de regels in dit plan hier op aangepast en wordt de gewenste toegestane maximum bouwhoogte op het achterste deel van het perceel aan de Kerkstraat 39 te Nederweert geregeld.
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
6.2 De Verbeelding
Op de verbeelding zijn aangegeven:
- de grens van het plangebied;
- de bestemming van de in het plangebied gelegen gronden: 'Centrum';
- de dubbelbestemming: 'Waarde - Archeologisch waardevol 3';
- het bouwvlak;
- de maatvoeringsaanduiding: 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
Het bouwvlak geeft de begrenzing weer waarbinnen hoofd- en bijgebouwen opgericht mogen worden. Dit is overeenkomstig de bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan. Binnen dit bouwvlak is op basis van de aangegeven maatvoeringsaanduiding voor het gehele vlak geregeld dat de maximum goot- en bouwhoogte respectievelijk 8 en 11 meter bedraagt.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
Naast het toetsen van het planvoornemen aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
7.2 Economische En Financiële Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomst met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
Dit plan voorziet echter in de planologisch-juridische reparatie van de maximum toegestane goot- en bouwhoogte op het achterste deel van het perceel aan de Kerkstraat 39 te Nederweert. Met deze reparatie wordt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft uitsluitend een 'administratieve' aanpassing van de ter plaatse toegestane maatvoering. Er zijn daarmee geen gevolgen voor de gemeentelijke financiën, behoudens dat de plankosten voor rekening van de gemeente komen. Het betreft immers de reparatie van een omissie als gevolg van het correct regelen van de toegestane maximum bouwhoogtes voor dit perceel in het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Nederweert'.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het planvoornemen betreft het planologisch-juridisch aanpassing van de toegestane maximum goot- en bouwhoogte op het achterste deel van het perceel aan de Kerkstraat 39 te Nederweert. Het betreft uitsluitend een verruiming van de toegestane bouwhoogtes. De haalbaarheid en de uitvoerbaarheid hiervan heeft reeds in eerder stadium plaatsgevonden aangezien in het voorheen geldende bestemmingsplan de betreffende bouwhoogtes reeds waren toegestaan. Dit plan betreft dan ook een reparatie van het bestemmingsplan om de oorspronkelijk toegestaande bouwhoogtes planologisch-juridisch weer mogelijk te maken. Het planvoornemen zal daarom naar alle waarschijnlijkheid niet op overwegende planologische bezwaren uit de omgeving stuiten.
Dit bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.
7.4 Conclusie
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Hoofdstuk 8 De Procedure
8.1 De Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
- a. Ontwerp:
Publicatie en terinzagelegging
Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad
- b. Vaststelling:
Vaststelling door de Raad
Mogelijkheid reactieve aanwijzing
Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn
- c. Inwerkingtreding:
Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
- A. Beroep:
Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.
8.2 Kennisgeving
Overeenkomstig artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Kerkstraat 39 te Nederweert´. Hierin is vermeld dat het planvoornemen ziet op het aanpassen van de maximum toegestane goot- en bouwhoogte op het achterste deel van het perceel aan de Kerkstraat 39 te Nederweert.
8.3 Het Vooroverleg Met Diensten Van Rijk En Provincie
Het voorheen geldende bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan de diverse instanties (provincie Limburg, waterschap) en voldeed destijds aan de beleidskaders van de verschillende instanties. Met dit bestemmingsplan wordt een omissie gerepareerd van hetgeen eigenlijk al akkoord was bevonden. Het betreft uitsluitend een 'administratieve' aanpassing van de ter plaatse toegestane maatvoering. Er zijn hierdoor geen rijks- of provinciale belangen in het geding. Het is de verwachting dat instanties geen opmerkingen zullen maken op dit bestemmingsplan.
8.4 Vaststelling
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 26 maart 2016, gedurende zes weken, dat wil zeggen tot en met 6 mei 2016 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is er één zienswijzen tege het plan ingediend. Deze zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is ten opzichte van het ontwerp dan ook gewijzigd vastgesteld in de raadsvergadering van 27 september 2016