Woonboten Doncker Nack Roermond
Bestemmingsplan - gemeente Roermond
Vastgesteld op 09-11-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Woonboten Donkernack Roermond met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000316-VG01 van de gemeente Roermond.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
1.4 aan huis verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 afhankelijke woonruimte:
een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.
1.8 archeologische waarde:
waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.
1.9 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bedrijfsactiviteit:
het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.13 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 begane grond:
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.18 bijbehorend bouwwerk bij woonschepen
Uitbreiding van woonschip, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend woonschip verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak, al of niet op de oever.
1.19 bijboot
kleine boot die behoort tot de uitrusting van een woonschip en die dient voor uiteenlopende doelen, zoals het uitvoeren van werken aan de buitenkant van het schip, de verbinding tussen schip en oever of als reddingssloep
1.20 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw onder de waterlijn en de kap/dakopbouw.
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.29 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.
1.30 drijvende woning
Een drijvend bouwwerk te water, dat niet is bestemd of ingericht om te varen, voorzien van een (betonnen) casco met daarop een opbouw die qua verschijningsvorm in grote mate overeenstemt met een 'traditionele woning' op de wal, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf.
1.31 erfgrens
een grens van een bouwperceel.
1.32 evenement:
al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 hoofdgebouw:
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
1.35 insteek van het water
De insteek van het water is de snijlijn van het schuine oevertalud (oeverhelling) met het horizontaal gelegen maaiveld.
1.36 kantoor:
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.37 kleine economie:
bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.38 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.39 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede riolering.
1.40 oever
Aan het water grenzende strook land bestaande uit een oevertalud en een horizontaal gelegen oever.
1.41 oevergebruik
Het gebruik van de oever als buitenruimte bij een woonschip en de entree tot het woonschip.
1.42 peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, of een door burgemeester en wethouders vast te stellen hoogte.
1.43 pleziervaartuig
vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de recreatie, niet zijnde passagiersschepen noch zeilende bedrijfsvaartuigen.
1.44 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.45 recreatief medegebruik
Een niet-bedrijfsmatig recreatief gebruik van gronden of bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie(s) van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan.
1.46 rooilijn
de lijn, die behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde of aan de van de weg afgekeerde zijde niet mag worden overschreden.
1.47 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
- een prostitutiebedrijf;
- een raamprostitutiebedrijf;
- een erotische massagesalon;
- een seksbioscoop;
- een sekstheater;
- een parenclub;
- geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;
al dan niet in combinatie met elkaar.
1.48 steiger
Constructie langs een oever die tot aanlegplaats dient voor woonschepen en pleziervaartuigen.
1.49 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.50 voorzieningen voor woonschepen
Een voorziening voor een woonschip is een object dat verband houdt met het wonen of verblijven op het woonschip, zoals een loopplank of steiger, aanmeerpalen, een vlot of vlonder, een tuin of (drijvend) terras, berging, speelvoorzieningen, pleziervaartuigen en de bijboot.
1.51 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het woonschip.
1.52 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
1.53 waterhuishouding:
het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.
1.54 waterlijn
Het grensvlak tussen water en lucht.
1.55 wonen
De huisvesting van één afzonderlijke huishouding op een woonschip en daardoor is aan te merken als wooneenheid
1.56 woonark
Een drijvend bouwwerk te water, dat in het algemeen niet is bestemd of ingericht om te varen. Een woonark is doorgaans voorzien van een betonnen (of metalen) casco, met een vierkante of rechthoekige opbouw. Het casco kan ook bestaan uit een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit of ponton, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf. Een drijvende woning (1.30) wordt eveneens aangemerkt als woonark.
1.57 woonboot
Een drijvend of varend bouwwerk te water, dat herkenbaar is als schip (bijvoorbeeld door de romp, de opbouw of de aanwezigheid van originele onderdelen als een stuurhut, roer of mast), dat wordt gebruikt als of is bestemd voor (al dan niet permanent) woonverblijf.
1.58 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.59 woonschepenligplaats
Een gedeelte van het water, bestemd of geschikt voor het plaatsen en gebruiken van woonschepen voor permanente bewoning.
1.60 woonschip
Een woonboot, woonark en/of drijvende woning, hieronder begrepen een woonboot, woonark en/of drijvende woning in aanbouw, alsook overblijfselen van een woonboot, woonark en/of drijvende woning.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken en woonboten onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de hoogte van een woonboot
Vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.6 de lengte en breedte van een woonboot
Tussen de langste lengte en de langste breedte (buitenkant bak) exclusief overstekken, loopranden, gangboorden, stootranden e.d..
2.7 breedte van een zone langs een watergang
vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.
2.8 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.10 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.12 Aanvullende bepalingen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Oevergebruik
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - Oevergebruik' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. oevergebruik ten behoeve van de woonschepen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. speelvoorzieningen
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen ten behoeve van de woonschepen met een maximum van 3 parkeervoorzieningen per woonschip;
- g. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woonschepen;
- h. nutsvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen en waterpartijen;
- b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen,
- c. infiltratie- en bergingsvoorzieningen;
- d. beroepsvaart;
- e. recreatief medegebruik, waaronder voor plezier-/recreatievaart met gemotoriseerde vaartuigen en daarbij behorende voorzieningen;
- f. woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' waarbij het toegestane aantal woonschepen per woonschepenligplaats is aangegeven middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
- g. aan woonschepen gerelateerde voorzieningen, waaronder een bijboot en daarbij behorende overkappingen;
- h. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. oevers;
- j. taluds;
- k. (onderhouds)paden;
- l. nutsvoorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangegeven gronden zijn mede bestemd voor:
- a. riviergebonden activiteiten;
- b. het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;
- c. de waterhuishouding;
- d. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- e. het vergroten van de afvoercapaciteit.
Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan:
- f. de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige kunstwerken;
- g. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- h. de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
- i. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
- j. de realisatie en het beheer van natuurterreinen;
- k. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met waterrecreatie zijn verbonden;
- l. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan, mits gehoord Rijkswaterstaat, bij het verlenen van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van:
- a. riviergebonden activiteiten;
- b. niet-riviergebonden activiteiten;
- c. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming;
- d. rivierkundige bouwwerken van ondergeschikt belang;
- e. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende bestemming;
met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend:
- a. voor riviergebonden bouwwerken, indien:
- 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- 3. er sprake is van een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 4. er sprake is van een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- 5. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
- b. voor niet-riviergebonden activiteiten, indien:
- 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of;
- 2. het een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
- 3. het een groot openbaar belang betreft en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
- 4. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 5. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 6. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- 7. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 8. er sprake is van een zodanige situering van het bouwwerk dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- 9. en onder de voorwaarde dat:
- de resterende waterstandeffecten duurzaam worden gecompenseerd of;
- de afname van het bergend vermogen duurzaam wordt gecompenseerd of;
- de rivierverruimende maatregelen worden genomen;
waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gewaarborgd zijn;
- c. voor rivierkundige bouwwerken van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing indien:
- 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig en doelmatig functioneren van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 4. er sprake is van een zodanige situering van de activiteit dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet-riviergebonden activiteiten.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet-riviergebonden activiteiten, mede conform de onderliggende bestemming, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend:
- a. voor riviergebonden activiteiten, indien:
- 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit;
- 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 4. er sprake is van een zodanige situering van de activiteit dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- 5. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
- b. voor niet-riviergebonden activiteiten, indien:
- 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of;
- 2. het een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
- 3. het de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang betreft en het bouwwerk niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
- 4. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en het bouwwerk redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 5. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig en doelmatig functioneren van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 6. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- 7. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 8. er sprake is van een zodanige situering van de activiteit dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- 9. en onder voorwaarde dat:
- de resterende waterstandseffecten duurzaam worden gecompenseerd of;
- de afname van het bergend vermogen duurzaam wordt gecompenseerd of;
- de rivierverruimende maatregelen worden genomen,
waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gewaarborgd zijn.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik voor een seksinrichting;
- b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik qua ruimtelijke uitstraling van zeer ondergeschikte betekenis is, of noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Overige zone - natuurnetwerk
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijking
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
- b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50 meter en geen grotere oppervlakte dan 20 m² hebben;
- c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50 meter en geen grotere oppervlakte dan 12 m² hebben;
- d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2 meter bedraagt;
- e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
- f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000 m3;
- 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
- de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
- de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
- g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast.
10.2 Voorwaarden
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
- a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
13.2 Parkeren
13.3 Nadere eis
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwen
14.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Woonboten Donkernack Roermond'.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Opnamerapport Herinventarisatie Woonboten Donker Nack D.d. 8 Augustus 2023
Bijlage 2 Bedrijvenlijst Kleine Economie
Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 3 Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 4 Quickscan Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 4 Quickscan bedrijven en milieuzonering
Bijlage 5 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 5 Onderzoek externe veiligheid
Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 6 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 7 Verantwoordingsdocument Externe Veiligheid
Bijlage 7 Verantwoordingsdocument externe veiligheid
Bijlage 8 Watertoets
Bijlage 9 Aerius-berekening Stikstof
Bijlage 9 AERIUS-berekening stikstof
Bijlage 10 Explosievenonderzoek
Bijlage 10 Explosievenonderzoek