Herontwikkeling Emmalaan-Prins Bernhardstraat
Bestemmingsplan - gemeente Roermond
Vastgesteld op 07-07-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Herontwikkeling Emmalaan - Prinsbernhardstraat Roermond met identificatienummer NL.IMRO.0957.BP00000321-VG01 van de gemeente Roermond.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
1.4 aan huis verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aaneengebouwde woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gebouwd / verbonden zijn.
1.8 activiteitenbesluit:
Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
1.9 afhankelijke woonruimte:
een (deel van een) gebouw waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg is gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid met de woning vormt.
1.10 archeologische waarde:
waarde die bestaat uit de aanwezigheid van een bodem-archief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang is en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.
1.11 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.13 bedrijfsactiviteit:
het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde.
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.15 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.16 begane grond:
bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.
1.17 bestaand:
- a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig of wordt gebouwd op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen;
- b. bij gebruik: het vergunde gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
- c. in aanvulling op het bepaalde onder b. worden tot de bestaande kamerverhuurpanden tevens gerekend de panden die zijn opgenomen in bijlage 2 van deze planregels: Lijst kamerverhuurpanden;
- d. in aanvulling op het bepaalde onder b. worden tot de bestaande kamerwoningen tevens gerekend de kamerwoningen waarvoor een omgevingsvergunning op grond van de huisvestingsverordening is verleend.
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.21 bijgebouw:
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend deel van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons en wasserettes.
1.31 evenement:
al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.
1.32 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 gebruiksoppervlakte:
de gebruiksoppervlakte wordt berekend door van de totale oppervlakte binnen de wanden van de woning, het BVO (brutovloeroppervlak) de volgende oppervlaktes af te trekken:
- Grondoppervlak van dragende binnenwanden.
- Oppervlak van vides, liftschachten en trapgaten, indien groter dan 4 m2.
- Oppervlak van ruimten met een vrije hoogte lager dan 1,5 meter. (ter plaatse van een trap of hellingbaan die kleiner is dan 4m2, telt de vloeroppervlakte bij een hoogte onder 1,5 meter wel mee).
- Grondoppervlak van afzonderlijke constructies (bijv. penanten) groter dan 0,5 m2.
- Grondoppervlak van leidingschachten, indien groter dan 0,5 m2.
1.34 hoofdgebouw:
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.
1.35 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, één en ander al dan niet in combinatie met ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van seksinrichtingen. De horecacategorieën binnen de functie horeca zijn omschreven in Bijlage 3 'Staat van horeca-activiteiten'.
1.36 huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.37 kamerverhuur:
woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen gezamenlijk huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
1.38 kamerverhuurpand:
pand dat wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur en waarin zich meerdere kamerwoningen bevinden.
1.39 kamerwoning:
een wooneenheid die geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
Het begrip 'kamerwoning' wordt gelijkgesteld met het begrip 'onzelfstandige woonruimte'.
1.40 kantoor:
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard.
1.41 kleine economie:
bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te stellen zijn aan een aan huis gebonden beroep, waarvan de omvang en de activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
1.42 levensloopbestendig:
zodanig geschikt voor bewoning, doordat de primaire leefruimten (woonruimte, kookruimte, toiletruimte, badruimte en/of doucheruimte en ten minste 1 slaapruimte) op dezelfde verdieping liggen en deze leefruimten zowel inpandig als vanuit het aansluitende terrein drempelvrij toegankelijk te zijn.
1.43 logeerappartement:
een appartement waar cliënten met een niet aangeboren hersenletsel tijdelijk kunnen verblijven en gebruik kunnen maken van de geboden 24-uurszorg.
1.44 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische, sociaal-culturele, (para-) medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.45 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.46 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.47 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel-activiteiten die qua uitstraling passen bij de hoofdfunctie, naar aard- en omvang ondergeschikt zijn aan en dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie, en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn, los van de hoofdfunctie.
1.48 onzelfstandige woonruimte:
dit begrip is gelijk aan het begrip 'kamerwoning'.
1.49 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructiefzelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.50 peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.51 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.52 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
- een prostitutiebedrijf;
- een raamprostitutiebedrijf;
- een erotische massagesalon;
- een seksbioscoop;
- een sekstheater;
- een parenclub;
- geheel of gedeeltelijke bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening;
- al dan niet in combinatie met elkaar.
1.53 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw is/zijn of word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
1.54 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.
1.55 waterhuishouding:
het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.
1.56 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel voor de huisvesting van maximaal twee personen die geen gezamenlijk huishouden voeren. Het begrip woning wordt gelijkgesteld met het begrip 'zelfstandige woonruimte'.
1.57 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.58 zelfstandige woonruimte:
dit begrip is gelijk aan het begrip 'woning'.
1.59 zorgwoning:
een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar dez afstand het kleinst is.
2.2 de bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 Aanvullende bepalingen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. 28 zorgwoningen en een logeerappartement met bijbehorende maatschappelijke voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. verkeersvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. kleinschalige evenementen;
- i. overige bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.4 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Woongebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen en erven, alsmede aan huis verbonden beroepen;
met daarbij behorende:
- b. verkeersvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. kleinschalige evenementen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. overige bijbehorende voorzieningen;
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op de als ‘Woongebied’ bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 4.1 genoemde functies worden gebouwd;
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.3 voor het plaatsen van erfafscheidingen op de perceelsgrens bij hoekpercelen, onder de voorwaarden dat de erfafscheiding:
- a. het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren en voor het wegverkeer ook niet anderszins hinder of gevaar mag opleveren;
- b. geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur pleegt.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
- b. het bouwen en/of in gebruik nemen van nieuwe kamerverhuurpanden;
- c. het bouwen en/of in gebruik nemen van nieuwe woningen met gebruiksoppervlakte kleiner dan 60 m2.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik voor een seksinrichting;
- b. het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemene afwijking
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 15%;
- b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 20m2 hebben;
- c. het oprichten van gebouwtjes ten dienste van de verkoop van kranten en tijdschriften, bloemen, ijs, frisdranken en straatconsumpties, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 12m2 hebben;
- d. geringe afwijkingen, van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00m bedraagt;
- e. het oprichten van zend; ontvangst; en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 5 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
- f. het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud niet meer bedraagt dan 4000m3;
- 2. ingeval van ondergrondse bekkens:
- bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
- de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
- g. evenementen voor zover de bestemming niet onevenredig wordt aangetast;
8.2 Voorwaarden
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van:
- a. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 25%;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
- e. door een planregel toe te voegen waarin wordt bepaald dat een bestaand kamerverhuurpand of een bestaande kamerwoning zoals omschreven in 1.17 onder c. en d. niet langer als zodanig mag worden gebruikt, indien het gebruik van die woning(en) leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de leefbaarheid en een goed woon- en leefklimaat in de omgeving.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels gelden de volgende procedureregels:
- a. het ontwerpbesluit ligt gedurende tenminste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
- b. burgemeester en wethouders maken de ter inzage legging van het ontwerpbesluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
11.2 Parkeren
11.3 Nadere eis
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen te stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde);
- b. de inrichting van terreinen;
- c. de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van gebouwen;
- d. de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwen
12.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan 'Herontwikkeling Emmalaan - Prinsbernhardstraat Roermond'.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst Kleine Economie
Bijlage 1 Bedrijvenlijst kleine economie
Bijlage 1 Aanmeldnotitie M.e.r.
Bijlage 1 Aanmeldnotitie m.e.r.
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Besluit Provincie Limburg Saneringsplan
Bijlage 3 Besluit Provincie Limburg saneringsplan
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Weg- En Railverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek weg- en railverkeerslawaai
Bijlage 5 Onderzoek Geluidwering Gevels
Bijlage 5 Onderzoek geluidwering gevels
Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 6 Onderzoek externe veiligheid
Bijlage 7 Advies Veiligheidsregio Limburg-noord
Bijlage 7 Advies Veiligheidsregio Limburg-Noord
Bijlage 8 Verantwoordingsdocument Externe Veiligheid
Bijlage 8 Verantwoordingsdocument externe veiligheid
Bijlage 9 Watertoets
Bijlage 10 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Archeologisch onderzoek
Bijlage 11 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 11 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 12 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 12 Onderzoek flora en fauna
Bijlage 13 Participatieplan
Bijlage 14 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 14 Verslag omgevingsdialoog