Bedrijventerrein Bocholtzerweg actualisatie 2014
Bestemmingsplan - Simpelveld
Vastgesteld op 05-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Bocholtzerweg actualisatie 2014” met identificatienummer NL.IMRO.0965.BPLBT01Bedrijfter-VA01 van de gemeente Simpelveld;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat voor wat betreft afmetingen en/of in architectonisch opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt. Een aanbouw is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in de Wabo;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar functie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.7 aan huis gebonden bedrijf:
het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.8 ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht;
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijfsactiviteiten:
vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 1. bij de regels: "toegesneden lijst van bedrijfstypen", conform de bijlage uit de brochure Bedrijven en milieuzonering;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.13 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw en/of terrein;
1.14 begane grond:
de eerste bouwlaag boven het peil;
1.15 Besluit omgevingsrecht:
besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo;
1.16 bestaande bebouwing:
de als zodanig op de plankaart aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.17 bestaand gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en borstwering;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometerisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarin in gevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 carport/overkapping:
een dakconstructie vrijstand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw. Een carport/overkapping is een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in de Wabo;
1.29 coffeeshop:
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of bewaren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een relatief groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubelen, bouwmarkten en detailhandel in landbouwwerktuigen. Hieronder worden in ieder geval niet verstaan supermarkten en andere detailhandelsvestigingen, waarbij de gevoerde artikelen (gedeeltelijk) bestaan uit voeding- en genotmiddelen;
1.32 dienstverlening:
bedrijf of instelling voor het bedrijfsmatig verrichten van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen een kapperszaak, schoonheidsinstituut, fotostudio, uitzendbureau, bank, stomerij, wasserette, apotheek, reisbureau en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, een horecabedrijf, een centrum voor fysiotherapie of een fitnesscentrum;
1.33 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 geluidgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.36 geluidzone:
een op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegd gebied rond een bedrijventerrein waarbuiten de geluidsbelasting ten gevolge van dat bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
1.37 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.38 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.39 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.40 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.41 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd;
1.42 kantine:
een drink- en eetgelegenheid die zich bevindt bij bedrijven, scholen, sportvoorzieningen of andere instanties en die ondergeschikt is aan en uitsluitend ten dienste staat van de hoofdfunctie;
1.43 kantoor:
een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard ten behoeve van derden;
1.44 kleinschalige beroepsmatige activiteiten:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch, spiritueel, kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, evenals een kapsalon of manicure;
1.45 mantelzorg:
langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.46 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;
1.47 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.48 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;'
1.49 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.50 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.51 perceel:
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt;
1.52 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichtingen worden in ieder geval verstaan: een (raam-)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.53 stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;
1.54 straatmeubilair:
verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, ver-keersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;
1.55 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.56 weg:
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden;
1.57 woning/wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden;
hiervan is ook sprake bij een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen;
1.58 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend vergunningplichtige bouwwerk;
2.8 het bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;
2.9 de hoogte van een bouwlaag:
de afstand tussen de scheidende vloerdelen gemeten van bovenkant afgewerkte vloer (peil) tot bovenkant afgewerkte vloer;
2.10 de bedrijfsvloeroppervlakte:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
2.11 peil:
- a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van het midden van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,30 m;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het midden van de hoofdtoegang, vermeerderd met 0,30 m.
2.12
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, bijbouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lichtkoepels, gevel- en kroonlijsten, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dynamisch agrarisch gebruik;
- b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;met daaraan ondergeschikt:
- c. instandhouding en ontwikkeling van de landschapsstructuur;
- d. instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke openheid.
3.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
3.2 Bouwregels
Op de tot 'Agrarisch' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.1 wordt tenminste verstaan gebruik van de grond als of voor:
- a. staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- g. het opslaan van mest(stoffen), uitgezonderd in mestzakken, mits daarvoor een aanlegvergunning is verleend;
- h. het oprichten van boogkassen;
- i. opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, alsmede tuinafval.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
- e. het bebossen van gronden;
- f. het rooien van opgaande begroeiing op graften en landschapselementen (zoals groenstroken, grasbanen, bermen en hagen) en/of bosstroken;
- g. het aanleggen van mestzakken.
3.4.2 Het in dit lid, onder 3.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
3.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging in de bestemming 'Natuur'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de aanleg van natuurgebied ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie', mits
- a. de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik;
- b. aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang en aanwezige uitzichten, zichtlijnen en panorama's, niet onevenredig worden geschaad.
3.5.2 Wijziging in de bestemming 'Water'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder waterbergingen/waterbuffers, en het renatureren van bestaande watergangen, waaronder meandering, mits:
- a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- c. de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- d. de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik;
- e. het renatureren plaatsvindt binnen een zone van 20 m aan weerszijden van de bestaande loop van een watergang;
- f. bij de wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 10 van deze regels.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dynamisch agrarisch gebruik;
- b. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
- c. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
- d. bescherming van aangrenzend natuurgebied, de zogenaamde buffering.
4.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
4.2 Bouwregels
Op de tot 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.1 wordt tenminste verstaan gebruik van de grond als of voor:
- a. staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. sport- en wedstrijdterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- e. staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- g. terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- h. het opslaan van mest(stoffen);
- i. het oprichten van boogkassen;
- j. opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, alsmede tuinafval.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken voor het houden van militaire oefeningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.3 onder f. ten behoeve van het houden van militaire oefeningen, mits de agrarische, landschappelijke en natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
- e. het bebossen van gronden;
- f. het rooien van opgaande begroeiing op graften en landschapselementen (zoals groenstroken, grasbanen, bermen en hagen) en/of bosstroken.
4.5.2 Het in dit lid, onder 4.5.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
- a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
4.5.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging in de bestemming 'Bedrijventerrein' of 'Groen'
Burgemeester en wethouders kunnen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied', de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' en/of de bestemming 'Groen' ten behoeve van de uitbreiding van het aangrenzende bedrijventerrein, onder de volgende voorwaarden:
- a. het aangrenzende woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig geschaad; de toelaatbare bedrijfsactiviteiten worden beperkt tot categorie 3.1 en/of 3.2 conform de tabel in artikel 6.1;
- b. aangrenzende landschappelijke en natuurlijke waarden en belangen worden niet onevenredig aangetast;
- c. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- d. de effecten op de waterhuishouding zijn in beeld gebracht (watertoets);
- e. bij de wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6, respectievelijk 7 van deze regels.
4.6.2 Wijziging in de bestemming 'Water'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder waterbergingen/waterbuffers, en het renatureren van bestaande watergangen, waaronder meandering, mits:
- a. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- b. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- c. de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- d. de bodem, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd is, dat bezwaren bestaan tegen het voorgestane gebruik;
- e. het renatureren plaatsvindt binnen een zone van 20 m aan weerszijden van de bestaande loop van een watergang;
- f. bij de wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 10 van deze regels.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 De voor “Bedrijf - Nutsvoorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende ondergrondse leidingen en daarbij behorende zonering;
- b. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation'.
5.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de tot “Bedrijf - Nutsvoorzieningen” bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de onder 5.1 genoemde doeleinden, en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
5.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
- a. Gebouwen dienen in het bouwvlak te worden gebouwd.
- b. De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3,50 meter bedragen.
5.2.3 Overige regels met betrekking tot bebouwing
- a. Binnen het bestemmingsvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3,50 meter bedragen, met uitzondering van telecommunicatiemasten, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 20,00 meter mag
- b. bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken voor een grotere bouwhoogte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte die nodig is voor de veiligheid en het functioneren van de betreffende nutsvoorziening, mits daaruit geen onevenredig nadelige gevolgen voortvloeien voor het woonmilieu.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 18.1 wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. oppervlakteverhardingen;
- c. opslagdoeleinden, ten behoeve van normaal bij de bestemming van de grond behorend gebruik. Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt de opslag van vuurwerk.
Artikel 6 Bedrijventerrein
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. lokale bedrijven, waaronder begrepen detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen, met een perceelsomvang van maximaal 5.000 m², overeenkomstig onderstaande tabel:
Ter plaatse van de aanduiding | Bedrijven die zijn opgenomen in de van deze regels deel uitmakende toegesneden lijst van bedrijfstypen (bijlage 1 bij de regels) onder: |
Bedrijf ten hoogste tot en met categorie 2 | Categorie 2-bedrijven*, met een grootste afstand van 30 m** |
Bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.1 | Categorie 2- en 3-bedrijven*, met een grootste afstand van 50 m** |
Bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.2 | Categorie 2- en 3-bedrijven*, met een grootste afstand van 100 m** |
* alsmede daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven
** afstand tot de bestemming 'Wonen'
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - betonwarenfabriek' een bestaande betonwarenfabriek, vallende onder categorie 4.2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen (bijlage 1 van de regels),
met de daarbij behorende:
- c. ter plaatse reeds bestaande bedrijfswoningen;
- d. voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen, waaronder begrepen tuinen en erven;
- g. infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of bergen water.
6.1.2 De voor 'Bedrijventerrein' bestemde gronden zijn niet bestemd voor:
- a. in het kader van de Wet geluidhinder zoneringsplichtige inrichtingen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zoneringsplichtige inrichting';
- b. risicovolle inrichtingen vallende onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI).
6.1.3 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op de tot 'Bedrijventerrein' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen, geen woningen zijnde, ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde doeleinden;
- b. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per aanduiding maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan, en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
6.2.2 Regels met betrekking tot gebouwen
- a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone' alleen representatieve ruimten, waaronder ontvangstruimten, kantoorruimten, showrooms/uit-stallingsruimten en bedrijfsrestaurants/kantines, en, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bedrijfswoningen met de daarbij behorende bijgebouwen mogen worden gebouwd, met een representatieve uitstraling.
- b. Het bouwvlak mag per bouwperceel voor ten hoogste 70% worden bebouwd, onder de voorwaarde dat op eigen terrein in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien, conform de meest recente richtlijnen uit de ASVV (CROW).
- c. De afstand van gebouwen tot de binnen het bouwvlak gelegen perceelsgrens van de afzonderlijke bouwpercelen zal, voor zover niet in die perceelsgrens wordt gebouwd, ten minste 5 meter bedragen.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste de aangeduide hoogte bedragen.
- e. Gebouwen mogen plat of met een kap, waarvan de dakhelling ligt tussen de 15° en 40°, worden afgedekt.
- f. Bedrijfswoningen mogen zowel inpandig als (half)vrijstaand worden gebouwd.
- g. De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m3.
- h. Ondergronds bouwen is onder bebouwing toegestaan, mits daarbij niet behoeft te worden voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig functioneren van de ruimte.
- i. Het vergroten van het aantal bedrijfswoningen, door de bouw van een nieuwe bedrijfswoning, anders dan ter vervanging van een bestaande bedrijfswoning, dan wel door splitsing van een bestaande bedrijfswoning, is niet toegestaan.
6.2.3 Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden, met uitzondering van:
- 1. terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden gebouwd;
- 2. reclame-uitingen, welke uitsluitend op een afstand van 3 meter of meer van de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' mogen worden gebouwd;
- 3. de bouwhoogte mag ten hoogste 15 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen en reclame-uitingen, waarvan de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede binnen de 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone' aan de architectonische kwaliteit van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, alsmede de nagestreefde representatieve uitstraling;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijken voor het verkleinen van de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder c. voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse bouwperceelsgrens onder de volgende voorwaarden:
- a. het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast;
- c. de verkeersveiligheid wordt niet aangetast;
- d. voor zover niet in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van één meter aangehouden tot de zijdelingse bouwperceelsgrens.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Specifieke gebruiksregels van de grond
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.1 wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor:
- a. lokale bedrijven met een perceelsomvang van meer dan 5.000 m²; het verbod is niet van toepassing op bestaande bedrijven met een perceelsomvang van meer dan 5.000 m²;
- b. risicovolle inrichtingen vallende onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
- c. in het kader van de Wet geluidhinder zoneringsplichtige inrichtingen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zoneringsplichtige inrichting';
- d. opslag van goederen en materialen, anders dan in verband met het toegelaten gebruik; opslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en in de zone tussen het bouwvlak en de bestemmingsgrens, voor zover deze zone niet aan de bestemming 'Verkeer' grenst en waarbij de hoogte van de opslag in deze zone niet meer dan 3 m mag bedragen.
6.5.2 Specifieke gebruiksregels van de opstallen
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.2 wordt tenminste verstaan het gebruik van de opstallen voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel inherent aan de betreffende bedrijfsactiviteiten, waaronder begrepen detailhandel in ter plaatse vervaardigde producten, en detailhandel in volumineuze goederen, niet zijnde handel in voeding- en genotmiddelen;
- b. wonen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen;
- d. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijken voor de vestiging van bovenlokale bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a. juncto 6.5.1 ten behoeve van de vestiging van regionale en bovenlokale bedrijven op bedrijfspercelen, die gedurende een periode van 1 jaar of langer te koop hebben gestaan, zonder dat dit heeft geleid tot de aankoop door een lokaal bedrijf, met dien verstande dat die bovenlokale bedrijven qua omgevingsbeïnvloeding geen ongewenste effecten veroorzaken, met uitzondering van zoneringsplichtige inrichtingen en met uitzondering van risicovolle inrichtingen.
6.6.2 Afwijken voor bouwpercelen met een grotere omvang
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a. juncto 6.5.1 ten behoeve van het toestaan van bouwpercelen met een grotere omvang dan 5.000 m² ten behoeve van de uitbreiding van bestaande bedrijven, waarbij de omvang van het bouwperceel eenmalig mag worden uitgebreid met maximaal 20% van de bestaande omvang.
6.6.3 Afwijken voor hogere categorieën
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder a., ten behoeve van het toelaten van bedrijven uit een hogere categorie dan op grond van de in artikel 6.1.1 onder a. opgenomen tabel mogelijk, onder de volgende voorwaarden:
- a. per categorie is slechts afwijking mogelijk voor bedrijven uit de volgende categorieën:
Ter plaatse van de aanduiding: | Afwijking mogelijk voor: |
Bedrijf tot en met categorie 2 | Categorie 3-bedrijven*, met een grootste afstand van 100 m** |
Bedrijf tot en met categorie 3.1 | Categorie 3-bedrijven*, met een grootste afstand van 200 m** |
* alsmede daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven
** afstand tot de bestemming 'Wonen'
- b. bij de bedrijven worden afdoende fysieke maatregelen genomen, in de vorm van voorzieningen met een afdoende afschermende werking, en/of wordt een aangepaste bedrijfsvoering gevoerd, opdat sprake blijft van een afdoende omgevingsafstemming.
6.6.4 Afwijken voor risicovolle inrichtingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 6.1.2 onder b. juncto 6.5.1 onder b. ten behoeve van het toelaten van risicovolle inrichtingen onder de volgende voorwaarde:
- a. de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar is gelegen binnen de bouwperceelsgrens van de inrichting en/of de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer'.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging in de bestemming 'Verkeer'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van de aanleg van een weg in het kader van de realisering van een nieuwe ontsluitingsstructuur voor het bedrijventerrein, onder de volgende voorwaarden:
- a. de desbetreffende gronden zijn aan het oorspronkelijke gebruik conform de bestemming 'Bedrijventerrein' onttrokken;
- b. aangrenzende waarden en belangen worden niet onevenredig aangetast;
- c. de bodem is, blijkens bodemonderzoek vooraf, niet zodanig verontreinigd, dat bezwaren bestaan tegen de aanleg van de weg;
- d. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 8 van deze regels.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. voorzieningen van algemeen nut;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of bergen water.
7.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op de tot 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend erfafscheidingen worden gebouwd.
7.2.2 Overige regels met betrekking tot bebouwing
De hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bewegend en stilstaand verkeer en de daarbij behorende voorzieningen;
- b. voorzieningen van algemeen nut;
- c. groen, ter aankleding van niet direct voor bewegend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, in de vorm van bermen en beplanting;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. infiltratie- en bergingsvoorzieningen, inclusief benodigde voorzieningen voor voorbehandeling en risicobeperking in verband met het te infiltreren en/of bergen water.
8.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 8.1.1 genoemde doeleinden;
- b. (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en afvalverwijdering.
8.2.2 Overige regels met betrekking tot bebouwing
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter, met uitzondering van de hoogte van lichtmasten, welke niet meer mag bedragen dan 12,00 meter.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijken voor masten telecommunicatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 8.2.2. voor het oprichten van masten ten behoeve van telecommunicatie anders dan ten behoeve van het C-2000 netwerk, met een grotere hoogte, onder de voorwaarde dat de hoogte niet meer niet meer mag bedragen dan 20,00 meter.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Specifieke gebruiksregels van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.1 wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond voor:
- a. standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, tenzij:
- 1. dit geen belemmering voor de verkeersafwikkeling vormt;
- 2. dit geen onomkeerbare verandering van de in artikel 8.1.1 genoemde doeleinden tot gevolg heeft.
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatief railverkeer en de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van een station, inclusief stationsrestauratie en kantoorruimte, werkplaatsen en stallingruimten;
- b. spoorwegovergangen, -onderdoorgangen en viaducten voor het wegverkeer;
- c. instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken.
9.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op de tot 'Verkeer - Railverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van de in artikel 9.2.1 genoemde doeleinden;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de stroomvoorziening, de regeling van de veiligheid van het spoorwegverkeer en het (on)gelijkvloers kruisen met het wegverkeer.
9.2.2 Overige regels met betrekking tot bebouwing
- a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van bestaande, buiten het bouwvlak gelegen gebouwen, in de vorm van seinwachterhuisjes;
- b. Het bouwvlak mag voor ten hoogste 25 % worden bebouwd;
- c. De goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 6.50 m bedragen;
- d. De bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 10.00 m bedragen;
- e. Gebouwen mogen uitsluitend plat of met een kap van ten minste 25° en ten hoogste 60° worden afgedekt;
- f. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 13.00 m bedragen, uitgezonderd de hoogte van voorzieningen voor verlichting en antennemasten, welke ten hoogste 20.00 m mag bedragen.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het ontvangen, (tijdelijk) bergen en daarna geleidelijk lozen, verzinken dan wel afvoeren van water door middel van een waterberging/waterbuffer.
10.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Boven, op of in de tot 'Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterberging en/of de waterbuffer.
10.2.2 Overige regels met betrekking tot bebouwing
- a. De hoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5.00 m bedragen.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen.
11.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. één woning per bouwperceel;
- b. bijgebouwen;
en de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
11.2.2 Woningen
- a. Woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
- b. Per bouwvlak mogen niet meer woningen worden toegevoegd dan het bestaande aantal woningen, door nieuwbouw dan wel door splitsing van bestaande woningen.
- c. Woningen zullen in of ten minste 3,00 meter uit de zijdelingse erfscheiding worden gebouwd.
- d. De goothoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 6,50 meter.
- e. De bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan 8,50 meter.
- f. De inhoud van woningen mag niet meer bedragen dan 800 m3 of, wanneer dit meer is, de bestaande inhoud.
- g. De woningen worden plat of met een kap, waarvan de dakhelling ligt tussen de 25° en 40°, worden afgedekt.
- h. Ondergronds bouwen is onder bebouwing toegestaan, mits daarbij niet behoeft te worden voorzien in een toegang van buitenaf, ten behoeve van het zelfstandig functioneren van de ruimte.
11.2.3 Bijgebouwen
- a. Bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd.
- b. De gronden buiten het bouwvlak mogen voor maximaal 60% per bouwperceel worden bebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, niet meer mag bedragen dan 150 m².
- c. De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,30 meter.
- d. De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gebouwd worden, met uitzondering van:
- 1. erfafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een maximaal oppervlak van 2,50 m², welke binnen het gehele bestemmingsvlak mogen worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,30 meter, met uitzondering van:
- 1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer mag bedragen dan 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer mag bedragen dan 2,00 meter.
11.2.5 Setbacks
- a. Een setback mag uitsluitend worden gebouwd op de woning.
- b. De hoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de woning.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijken voor een bijgebouw buiten aanduiding 'bijgebouwen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 11.2.3 onder a. ten behoeve van het bouwen van een bijgebouw buiten de aanduiding 'bijgebouwen', mits:
- a. het bijgebouw in of achter de naar de weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
- b. dit passend is uit oogpunt van verkeersveiligheid;
- c. dit passend is uit oogpunt van een samenhangend stedenbouwkundig beeld.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Specifieke gebruiksregels van de grond
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.1 wordt ten minste verstaan het gebruik van de grond anders dan voor:
- a. parkeervoorzieningen;
- b. groenvoorzieningen en/of tuin;
- c. opslagdoeleinden, in verband met het toegelaten gebruik.
11.5.2 Specifieke gebruiksregels van de opstallen
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.2 wordt ten minste verstaan het gebruik van de opstallen voor:
- a. bewoning, indien het een vrijstaand bijgebouw betreft;
- b. ambachtelijke en/of industriële bedrijfsactiviteiten;
- c. detailhandel en/of groothandel;
- d. horeca;
- e. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als verboden gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken voor aan huis gebonden bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 11.5.2 onder b. ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, onder de volgende voorwaarden:
- a. het woonmilieu wordt niet onevenredig geschaad, dit betekent dat uitsluitend bedrijfsactiviteiten overeenkomend met categorie 1 en 2 uit de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering” toelaatbaar zijn;
- b. er geen extra verkeersmaatregelen of parkeervoorzieningen noodzakelijk worden;
- c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel (uitgezonderd beperkte verkoop, inherent aan de betreffende activiteit) ontstaat;
- d. ten hoogste 35 m² van de opstallen voor het aan huis gebonden beroep mag worden gebruikt.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
11.7 Wijziging in de bestemming 'Bedrijventerrein'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in combinatie met een bedrijfswoning, onder de volgende voorwaarden:
- a. de desbetreffende gronden en opstallen zijn aan het oorspronkelijke gebruik conform de bestemming 'Wonen' onttrokken;
- b. aangrenzende waarden en belangen worden niet onevenredig aangetast;
- c. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
- d. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
- e. bij wijziging wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6 van deze regels, waarbij de toelaatbare categorieën van bedrijven conform de toegesneden lijst van bedrijfstypen (bijlage 1 bij de regels) worden vastgelegd en de gronden op een met de reeds binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' gelegen gronden overeenkomstige wijze van de 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone' worden voorzien.
Artikel 12 Leiding
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen voor gastransport, overeenkomstig de aanduiding van de hartlijnen van de desbetreffende leidingen.
12.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
12.2 Bouwregels
Op de tot 'Leiding' bestemde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de instandhouding van de betreffende leiding, met dien verstande, dat:
- a. de bouwhoogte ten hoogste 3,50 m mag bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken voor andere bebouwing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 12.2 ten behoeve van het oprichten van andere bouwwerken, mits:
- a. het belang van de leiding niet wordt aangetast; alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder;
- b. dit de veiligheid van de gasleiding niet schaadt, dit geen gevaar oplevert voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doet en/of door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen;
- c. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Specifieke gebruiksregels van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 18.1 wordt tenminste verstaan het gebruik van de grond:
- a. op een wijze die gevaar kan opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding afbreuk doet;
- b. voor het uitvoeren van ontgrondingen, dan wel het anderszins wijzigen van het bodemniveau;
- c. voor het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
- d. voor het aanbrengen en/of rooien van diep wortelende en/of hoogopgaande beplanting;
- e. voor het verrichten van grondwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk, en het diepploegen;
- f. voor het verrichten van grondophogingen;
- g. voor het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
- h. voor het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- i. voor het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- j. voor het heien of anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
12.4.2 Gebruiksregels en normaal onderhoud
De verbodsbepaling in 12.4.1 onder b. t/m j. geldt niet voor werken en werkzaamheden vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad.
12.5 afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Afwijken van verboden gebruik
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 12.4.1 onder b. t/m j. ten behoeve van het uitvoeren van de vermelde activiteiten, mits:
- a. het belang van de leiding, niet onevenredig wordt aangetast; aangetast; alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder
- b. deze geen gevaar opleveren voor de leiding of aan het functioneren van de leiding geen afbreuk doen en/of door het aan de omgevingsvergunning verbinden van voorwaarden een en ander kan worden voorkomen.
Artikel 13 Waarde - Archeologie
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden, c.q. gelden als archeologisch verwachtingsgebied.
13.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Bouwwerken ten behoeve van andere krachtens dit plan voor deze gronden aangewezen bestemmingen kunnen op de onder 13.1 genoemde gronden zonder archeologisch onderzoek worden opgericht, indien het betreft bouwwerken ter plaatse van een perceel met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m².
13.2.2 In afwijking van het bepaalde in 13.2.1 mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen een straal van 50 meter van een bekende “archeologische vindplaats”.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken voor bouwen binnen 50 meter van een “archeologische vindplaats”
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 13.2.2 met inachtneming van de regels geldend voor de andere krachtens dit plan voor deze gronden aangewezen bestemmingen, onder de volgende voorwaarden:
- a. op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- b. op basis van onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- c. op basis van onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. de begeleiding van bouwwerkzaamheden door een archeologische deskundige.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in onderhavige gronden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- a. grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden,alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatie- leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.4.2 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 13.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
13.4.3 Het verbod als bedoeld in 13.4.1 is niet van toepassing indien:
- a. op basis van onderzoek is aangetoond dat de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. de werken of werkzaamheden:
- 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan;
- 3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen;
- c. de werken en werkzaamheden ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- d. de werken en werkzaamheden betrekking hebben op een grondoppervlak tot ten hoogste 100 m², of een lengte tot ten hoogste 50m en een diepte tot 1,5 m.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
13.5.1 Wijziging vervallen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 14 Waarde - Beekdal
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 De voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de natuurlijke waterhuishouding, betreffende zowel het oppervlaktewater als het grondwater, en de daarvan afhankelijke landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede de realisering van een veerkrachtig watersysteem geschikt voor waterconservering en opvang van hoge waterafvoeren.
14.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige aangewezen dubbelbestemmingen, bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 23.3.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Op de tot 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van een watergang of regenwaterbuffer.
14.2.2 Overige regels met betrekking tot bebouwing
- a. Het oppervlak aan bouwwerken mag per ha ten hoogste 20 m² bedragen;
- b. De bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 3.20 m bedragen.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in onderhavige gronden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- b. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
- c. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- d. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
- e. het verrichten van werkzaamheden welke beschadigingen tot gevolg kunnen hebben aan vochtige bronbiotopen.
14.3.2 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 14.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 14.1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
14.3.3 Het verbod als bedoeld in 14.3.1 is niet van toepassing indien:
- a. de werken of werkzaamheden:
- 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan;
- 3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen.
Artikel 15 Waarde - Ecologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de samenhang tussen abiotische (niet-levende natuur) en biotische (levende natuur) kenmerken van de betreffende plangebiedsdelen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Op de tot 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van een watergang of regenwaterbuffer.
15.2.2 Overige regels met betrekking tot bebouwing
- a. Het oppervlak aan bedoelde bouwwerken mag per ha ten hoogste 20 m² bedragen.;
- b. De bouwhoogte mag ten hoogste 3.20 m bedragen.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in onderhavige gronden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het rooien van opgaande begroeiing op graften en landschapselementen (zoals groenstroken, grasbanen, bermen en hagen) en/of bosstroken;
- b. het vellen en/of rooien van houtgewas, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
- c. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- d. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- e. het bebossen van gronden;
- f. het scheuren van grasland, voor zover het betreft waardevolle graslandvegetaties;
- g. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
- h. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen.
15.3.2 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 15.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 15.1.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
15.3.3 Het verbod als bedoeld in 15.3.1 is niet van toepassing indien:
- a. de werken of werkzaamheden:
- 1. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
- 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van dit plan;
- 3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden, water daaronder begrepen, alsmede van de daarin gelegen ondergrondse leidingen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Algemene regels over de bouwgrens
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
17.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
17.2.1 Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
17.2.2 In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
17.2.3 In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 17.2.1 en 17.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
17.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de parkeervoorzieningen;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- e. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
17.4 Ondergronds bouwen
17.4.1 Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
17.4.2 Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
- c. in aanvulling op het bepaalde onder a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
- 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
- 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
- 4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
- d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
- e. bij het berekenen van de blijkens deze regels geldende bebouwingspercentages, of van de in deze regels maximaal te bebouwen oppervlakte, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
17.4.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 17.4.2 onder d. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Algemene gebruiksregels van de gronden
- a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
- b. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder a. indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
18.2 Algemene gebruiksregels van bouwwerken
- a. Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
- b. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder a. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
18.3 Gebruik in strijd met het bestemmingsplan
Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- c. straatprostitutie;
- d. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde een bouwwerk, een en ander met uitzondering van een normaal gebruik overeenkomstig de bestemming;
- e. uitbreiding van het totaal aantal (bedrijfs)woningen binnen het plangebied na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is niet toegestaan;
- f. woningsplitsing.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 geluidzone - industrie
19.1.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geen geluidgevoelige objecten worden opgericht.
19.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 19.1.1 indien de geluidsbelasting vanwege het bedrijventerrein op de gevels van het geluidgevoelige object niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
19.1.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de aanduiding 'geluidzone - industrie', zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
19.2 veiligheidszone - gasontvangstation
Binnen de veiligheidszone rond gasontvangstations mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht binnen 15 m van de opstelplaats van de inrichting en geen beperkt kwetsbare objecten binnen 4 m van die opstelplaats.
19.3 veiligheidszone – leiding
Binnen de veiligheidszone rond ondergrondse leidingen dient het risico voor gevaar voor mensen in verband met het transport van gevaarlijke stoffen door de leidingen te worden beperkt. Binnen de veiligheidszone moet aan de hand van de daarvoor vastgestelde wet- en regelgeving steeds worden afgewogen of ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden toegestaan.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Afwijken ten behoeve van bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande dat:
- a. de inhoud maximaal 50 m3 mag bedragen;
- b. de bouwhoogte maximaal 3,50 m mag bedragen.
20.2 Afwijken voor het bouwen van antennemasten
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van antennemasten, niet zijnde een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie of ten behoeve van de C2000-infrastructuur als bedoeld in het Besluit omgevingsrecht, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer dan 50,00 m mag bedragen;
- b. de antennemast geen onevenredige afbreuk mag doen aan het stedenbouwkundig beeld;
- c. de antennemast geen onevenredige hinder mag opleveren voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- d. de antennemast geen hinder mag opleveren voor omliggende bedrijven.
20.3 Afwijken ten behoeve van voorzieningen voor duurzame energie
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw en/of gebruiksregels voor het bouwen van voorzieningen ten behoeve van duurzame energie, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. bedoeld bouwwerk mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.
20.4 Afwijken ten behoeve van bed en breakfast
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw en/of gebruiksregels voor het realiseren van kleinschalig logeren (Bed en Breakfast), indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. kleinschalig logeren dient gekoppeld te zijn aan een woonfunctie;
- b. kleinschalig logeren dient plaats te vinden in de bestaande bebouwing;
- c. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 2 per locatie dan wel maximaal 4 personen;
- d. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
- e. bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- f. bedoeld gebruik mag geen hinder opleveren voor omliggende bedrijven;
- g. het betreft geen zodanige verkeersaantrekkende activiteit, dat die kan leiden tot nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
- h. de brandveiligheid dient gewaarborgd te zijn.
20.5 Afwijken voor de aanpassing van het beloop of het profiel van wegen
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw en/of gebruiksregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
20.6 Afwijken van de bouwhoogtes
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking :
- a. van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
- 1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
- 2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
- 3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
- b. van de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
20.7 Afwijken ten behoeven van beroep en bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het gebruik van woning of bijbehorend bouwwerk ten behoeve van beroep of bedrijf aan huis onder de volgende voorwaarden:
- a. het bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 45 m2 van de woning, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft en het bedrijfsvloeroppervlak nooit meer mag bedragen dan 25% van de oppervlakte van de woning;
- b. het aan-huis-gebonden beroep of bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans ter plaatse;
- c. er wordt voldaan aan de beleidsregel aan huisgebonden beroepen en bedrijven aan huis.
20.8 Afwijken ten behoeve van mantelzorg
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking ten behoeve van het gebruik van een woning of bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte onder de volgende voorwaarden:
- a. het mag geen zelfstandige (extra) woning zijn;
- b. de totale oppervlakte van het bijbehorend bouwwerk dat gebruikt wordt voor afhankelijke woonruimte mag maximaal 80 m2 bedragen;
- c. per woning kan gelijktijdig slechts éénmaal een omgevingsvergunning worden verleend ten behoeve van mantelzorg;
- d. een eigen toegang, hetzij in de voorgevel, hetzij in een zijgevel is niet toegestaan;
- e. de woonruimte dient te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
- f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd, hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
- g. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.
20.9 Afwijken ten behoeve van zorgunits
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw en/of gebruiksregels voor de bouw van zorgunits indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de maximale oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken zoals bepaald in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van deze regels mag niet worden overschreden;
- b. in afwijking van het gestelde onder a kan de maximale oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken worden vergroot tot maximaal 35 m2 indien de maximale toegestane oppervlakte reeds is bereikt;
- c. uit de zorgtoets blijkt dat de zorgunit noodzakelijk is.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot niet meer dan 2 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.
Artikel 22 Algemene Procedureregels
22.1 Procedureregeling nadere eisen
Indien burgemeester en wethouders nadere eisen willen stellen als bedoeld in deze regels, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:
- a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende tenminste zes weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op gebruikelijke wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk en/of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen tot het stellen van nadere eisen gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.
Artikel 23 Overige Regels.
23.1 (Wettelijke) regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
23.2 Gemeentelijke regels
23.2.1 Algemeen
Indien en voor zover in deze regels of op de plankaart wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.
23.2.2 Parkeernormen
Daar waar in de regels wordt verwezen naar het parkeerbeleid, moet de, op het tijdstip van aanvraag van de bouwvergunning geldende parkeernorm worden gehanteerd. De gemeente beschouwt de ASVV, CROW in het kader van dit bestemmingsplan als een gemeentelijke regeling.
23.3 Voorrangsregels
23.3.1 Strijdigheid belangen
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
23.3.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
- Waarde-Archeologie;
- Leiding;
- Waarde - Beekdal;
- Waarde - Ecologie.
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Bocholtzerweg actualisatie 2014'.