Von Clermontplein 60
Bestemmingsplan - gemeente Vaals
Vastgesteld op 30-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Von Clermontplein 60 van de gemeente Vaals als aangegeven op de verbeelding, bestaande uit de tekening nr. NL.IMRO.0981.BPVaaClermontpl60-va02, alsmede deze regels;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0981.BPVaaClermontpl60-va02 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 bestaand:
- bestaand bij bouwwerken: zoals bestond ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
- bestaand bij gebruik: zoals bestond ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
1.7 bestemmingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.10 bouwgrens:
grens van een bouwvlak;
1.11 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van setback, zolder, onderbouw, (parkeer)kelder en souterrain tot en met een maximale hoogte van 2.65 meter;
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 cultuurhistorische waarde:
de aan het bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of wooneenheden bevat;
1.19 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering (de constructie van de liftput, de riolering en overige leidingen niet meegerekend).
1.20 Peil:
Bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer, welke is gelegen op 203.600 boven N.A.P.
1.21 setback:
Een dakopbouw die gelegen is op ten minste 2,00 meter achter de doorgetrokken voorgevel van een gebouw met een hoogte van maximaal 3,00 meter.
1.22 stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de aansluitende terreinen, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;
1.23 verbeelding:
de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
1.24 wooneenheid:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden; hiervan is ook sprake bij een kamerverhuurbedrijf, waarbij de kamers afzonderlijke wooneenheden vormen, indien daarbij centrale voorzieningen aanwezig zijn, zoals een keuken, een douche en andere centrale voorzieningen;
1.25 Wro
Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of
het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein
ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, groenvoorziening, nutsvoorzieningen en voor parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage";
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de voor "Wonen" aangewezen gronden mogen ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat het maximaal aantal gestapelde woningen 10 bedraagt.
3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
- De woningen worden uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gebouwd;
- De goothoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
- De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte';
- Gebouwen mogen plat of met een kap worden afgedekt, met dien verstande dat bij het toepassen van een kap de hellingshoek tenminste 30 graden maar niet meer dan 45 graden bedraagt;
- Ondergronds bouwen is in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" toegestaan tot en met een maximale diepte van 2,65 meter.
Artikel 4 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde – beschermd dorpsgezicht" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, het stedenbouwkundig beeld, de architectonische verschijningsvorm en het karakter van het dorpsgezicht, voor zover die bepaald worden door:
- de architectonische waarden van de afzonderlijke gebouwen;
- de historisch bepaalde rangschikking en samenhang van de gebouwen;
- de landschappelijke inpassing van gebouwen.
4.2 Bouwregels
Op de voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden geldt, aanvullend op de bepaling zoals die van toepassing zijn op basis van de andere aan de grond gegeven bestemmingen, voor gebouwen dat ze naar aard en omvang dienen te passen binnen het stedenbouwkundig beeld voor zover van cultuurhistorisch belang.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd me het oog op het behoud en/of herstel van cultuurhistorische waarden, het stedenbouwkundig beeld dan wel een goede landschappelijke inpassing nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, afmetingen en kapvormen van gebouwen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of voor werkzaamheden
Het is verboden, op of in de voor "Waarde – Beschermd dorpsgezicht" aangewezen gronden zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- Het veranderen van gebouwen en andere bouwwerken;
- Het slopen van gebouwen en andere bouwwerken, anders dan ten effectuering van een bouwvergunning;
- Het schilderen, wijzigen, aanbrengen en/of herstellen van gevels, goten, boeiboorden, ramen, deuren, luiken, sieronderdelen en/of dakbedekking, voor zover daarvoor geen bouwvergunning is vereist;
- Het pleisteren van gevels;
- Het aanbrengen van ondergrondse en/of bovengrondse constructies of apparatuur;
- Het aanleggen, verharden of wijzigen van wegen, paden, banen, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- Het verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van bodem;
- Het aanbrengen van bovengrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing voor:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd;
- voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden.
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor een seksinrichting of escortbedrijf.
6.2 Afwijking gebruiksverbod
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit artikel, 6.1, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 7 Algemene Procedureregels
Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheden, bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen en de bevoegdheid tot het verlenen van omgevingsvergunning is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 8 Overige Regels
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen eenmalig afwijken van lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met maximaal 10%.
9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 9.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Von Clermontplein 60.