3 woningen Schoolstraat-Industriestraat Belfeld
Bestemmingsplan - Gemeente Venlo
Vastgesteld op 27-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan " 3 woningen Schoolstraat-Industriestraat Belfeld" van de gemeente Venlo met de verbeelding en regels.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BP201209SCHOOLSTR-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan- en/of uitbouw
een aan een hoofdgebouw vast gebouwd bouwwerk, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze regels wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw.
1.6 Aan huis gebonden bedrijf
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.
1.7 Aan huis gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woon- functie kan worden uitgeoefend. Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.
1.8 Archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
1.9 Archeologisch onderzoek:
onderzoek naar archeologische waarden uitgevoerd conform de vigerende
Kwaliteitsnorm voor Nederlandse Archeologie (versie 3.1 of volgend).
1.10 Archeologisch waardevol gebied:
gebied met zeer hoge archeologische waarden of verwachting.
1.11 Bed and breakfast:
een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
1.12 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.14 Bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.15 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.18 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.20 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 Bijgebouw
een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw.
1.23 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 Hoofdgebouw
een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk op een perceel valt aan te merken.
1.25 Nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.26 Peil
voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.27 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
1.28 Sexinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.29 Voorgevelrooilijn
de naar de weg gekeerde bouwgrens.
1.30 Vrijstaand bijgebouw
een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw.
1.31 Waterhuishouding
het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem.
1.32 Woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden
.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 breedte van een zone langs een watergang
vanaf de insteek van de betreffende zijde van de watergang.
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 aanvullende bepalingen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen in de vorm van maximaal 3 grondgebonden vrijstaande woningen, waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);
- aan huis gebonden beroepen;
- tuinen, erven en onbebouwde erven;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratie-voorzieningen met daarbij behorende:
- hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw‘;
- de hoofdgebouwen dienen in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de op de verbeelding weergegeven maat;
- ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' bedraagt de minimale en maximale goothoogte van hoofdgebouwen de op de verbeelding weergegeven maat;
- de bebouwingsdiepte, respectievelijk breedte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 m, respectievelijk maximaal 20 m bedragen;
- het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 65%;
- de afstand van de gevel tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen.
3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
- bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen tenminste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
- in afwijking van het bepaalde in sub a dienen in hoeksituaties aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag, voor zover gelegen buiten het maximale bouwvlak van het hoofdgebouw, zoals bepaald in lid 3.2.2 sub f, niet meer bedragen dan:
- 100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m²;
- 70 m2 bij een bouwperceel van maximaal 500 m²;met dien verstande dat het maximale bouwpercentage als hiervoor bedoeld onder lid 3.2.2 sub f. niet mag worden overschreden;
- de goothoogte van aan– en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,30 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde in sub a t/m d van dit lid, mogen aan- en uitbouwen worden aangebouwd vóór de voorgevelrooilijn, met een diepte van maximaal 1,5 m, een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen dienen tenminste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw – of in het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
- in hoeksituaties dienen erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd;
- de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uit- zondering van:
- vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- erf- en terreinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;
- het onder lid 3.2.2 sub e aangegeven bebouwingspercentage mag ten gevolge van het oprichten van andere bouwwerken welke hoger zijn dan 1 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet worden overschreden.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Bereik
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering en/of afmetingen van bouwwerken;
- de kapvorm van gebouwen;
- de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;
- de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
3.3.2. Doel
De toepassing van nadere eisen als bedoeld onder lid 3.1 door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
- de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeerruimte op eigen terrein;
- de sociale veiligheid;
- de brandveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1. Algemeen
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval verstaan het gebruik van:
- vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
- woningen voor kamerbewoning voor meer dan 4 huishoudens;
- opstallen als kamerverhuurbedrijf;
- opstallen voor bed and breakfast; en tevens:
- gronden voor de voorgevel bij aaneengesloten woonbebouwing om te parkeren.
3.4.2. Beroepen aan huis regeling en kleinschalige bedrijvigheid
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt niet gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor het in combinatie met het wonen uitoefenen van een aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mits de bedrijfsactiviteit is opgenomen in de bijlage bij deze regels "bedrijvenlijst woongebied", en:
- de woonfunctie overwegend behouden blijft;
- de beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan-, uit- en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
- door beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
- de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn;
- geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving ontstaat;
- geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend;
- geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied wordt / worden uitgeoefend.
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1 Bed and Breakfast
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.4.1 sub d. voor het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw of een gedeelte van het hoofdgebouw ten behoeve van een bed and breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag op- leveren;
- het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
- het gebruik de woonfunctie ondersteund, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- er geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaat;
- het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
- er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- de bed and breakfastvoorziening in bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een bed and breakfast in gebruik is, zulks met een absoluut maximum van 60 m².
3.5.2 Kamerverhuurbedrijf
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.4.1 onder c. voor de vestiging van een kamerverhuurbedrijf, mits :
- het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
- het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
- wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
5.1.1 Overschrijding voorgeschreven maten
Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken
die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het
plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en
hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
5.1.2 Minimaal toelaatbare maten
In die gevallen dat afstanden tot bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande
bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze
maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
5.1.3 Heroprichting van gebouwen
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 5.1.1 en 5.1.2 uitsluitend van
toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik met de bestemming geldt wordt in ieder geval gerekend;
- het gebruik voor een seksinrichting;
- het permanent bewonen van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- het gebruik van niet-bebouwde staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 Algemene afwijking
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken - met een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- het afwijken van de maatvoering (inclusief percentages) met ten hoogste 10%;
- het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,50m en geen grotere oppervlakte dan 20m2 hebben;
- geringe afwijkingen van de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrenzen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2,00m bedraagt;
- het oprichten van zend-, ontvangst-, en/of sirenemasten voor zover deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 meter voor privégebruik en niet meer dan 40 meter voor gemeenschappelijk gebruik;
- het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
- de inhoud niet meer bedraagt dan 4000 m3;
- ingeval van ondergrondse bekkens:
- de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 meter onder het aangrenzende maaiveld blijft;
- de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
7.2 Voorwaarden
7.2.1 Voorwaarden ten aanzien van de situering
Het bevoegd gezag kan bij verlening van een omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de in 7.1 bedoelde bouwwerken, teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze bouwwerken ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
7.2.2 Geen onevenredige afbreuk aan gebruiksmogelijkheden
De in artikel 7.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten
behoeve van:
- Overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
- Overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft.
- De overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
- Het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het
moment van vaststelling van het plan.
9.2 Parkeren
9.2.1 Bepaling met betrekking tot het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein
Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel
zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om het parkeren op eigen terrein te kunnen
afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief
parkeergelegenheid voor bezoekers, conform de parkeernorm van 1,9 parkeerplaats per woning.
9.2.2 Afwijking van het benodigd aantal parkeerplaatsen
Het bevoegd gezag kan afwijken van het in artikel 9.2.1 bepaalde indien anderszins in voldoende
parkeergelegenheid is voorzien.
9.3 Nadere eisenregeling
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het aspect externe veiligheid, ter beheersing
van de blootstelling aan giftige stoffen en uitpandige vluchtroutes, nadere eisen stellen aan:
- de situering van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde);
- de inrichting van terreinen;
- de bruto vloeroppervlakte (bvo) en de hoogte van de gebouwen;
- de wijze van afsluitbaarheid van mechanische ventilatiesystemen.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwen
10.1.1 Algemeen overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 10.1.1 met maximaal 10%.
10.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Algemeen overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2 Wijzigen strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2.1 te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.2.3 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
10.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan "3 woningen Schoolstraat- Industriestraat Belfeld".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van de gemeente Venlo van 27 februari 2013
De voorzitter,
De griffier,