Stadsdeel Blerick
Bestemmingsplan - Gemeente Venlo
Vastgesteld op 25-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Stadsdeel Blerick van de gemeente Venlo, bestaande uit de verbeelding, de toelichting alsmede deze regels.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BPL2009018SDBLERCK-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aaneengebouwd woningen:
woningen die worden gekenmerkt door aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan- en/of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
1.7 aan huis gebonden bedrijf:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.
1.8 aan huis gebonden beroep:
Het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.
1.9 abiotische waarden:
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).
1.10 agrarisch (volwaardig) bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren.
1.11 ander bouwwerk:
een bouwwerk geen gebouw zijnde.
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
1.13 automatenhal/speelhal:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of gedeelte daarvan is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
1.14 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.16 bed and breakfast:
een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
1.17 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.
1.18 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.19 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.20 bedrijfswoning/dienstwoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon / personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.21 begane grond:
een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.22 bestaand:
Bebouwing:
de als zodanig op de verbeeldingen aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
Gebruik:
gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen.
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.29 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 boven- en benedenwoning:
gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.
1.33 bijgebouw:
een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
1.34 coffeeshop:
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden versterkt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.35 consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:
het beroepsmatig uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij horende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Dit laatste is slechts anders daar waar in deze regels is bepaald, dat de consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten tevens als hoofdfunctie zijn toegestaan. kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.
1.36 cultuur en ontspanning:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimten en ceativiteitscentra, seksinrichtingen, casino's en feestzalenverhuur;
1.37 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied. Cultuurhistorie is een verzamelnaam voor de begrippen archeologie, historische bouwkunde (monumenten en beeldbepalende panden en bouwwerken), historische geografie (landschappelijke structuren en patronen door ingrijpen van de mens) en mensgebonden natuur (solitaire bomen, laan- en haagbeplantingen, boomgaarden en houtwallen).
1.38 dagrecreatie:
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet zijn gericht op het verstrekken van nachtverblijf.
1.39 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.40 dakopbouw:
opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij "setbacks" in dit artikel.
1.41 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.42 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van administratieve, economische, maatschappelijke en medische diensten aan derden, zoals:
- niet-consumentgerichte dienstverlening, bijvoorbeeld een advocaten- of accountantskantoor en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
- consumentgerichte dienstverlening, bijvoorbeeld een uitzend- of reisbureau, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
- medische praktijkruimte, bijvoorbeeld een tandarts- of huisartspraktijk.
1.43 discotheek/dancing:
een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarvan het laten beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.44 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.
1.45 (eet)cafe:
een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.
1.46 erf:
het gedeelte van het bouwperceel bestaande uit achtererf en zijerf waarop volgens de regels bijgebouwen mogen worden opgericht.
1.47 evenement:
grootschalige periodieke en/of meerdaagse manifestaties, waarbij de onderstaande categoriën worden onderscheiden:
Evenement, categorie 1:
evenementen met alleen onversterkte muziek tot maximaal 50 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning.
Evenement, categorie 2:
evenementen met een versterkt geluidsniveau tot maximaal 70 d(B)a op de gevel van de maatgevende geluidgevoelige bestemming, mits geen inrichting.
Evenement, categorie 3:
evenementen met een versterkt geluidsniveau tussen 70-80 dB(A) op de gevel van de maatgevende geluidgevoelige bestemming, mits geen inrichting.
1.48 fastfood-vestiging:
een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.
1.49 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.50 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.51 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.52 geluidgevoelige functies:
bewoning en andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.53 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.
1.54 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.55 gestapelde woning:
een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).
1.56 grondgebonden woning:
een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.
1.57 grootschalige detailhandel:
detailhandel met een brutovloeroppervlak groter dan 1.500 m²;
1.58 halfvrijstaande woningen:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengesloten woningen.
1.59 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.
1.60 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.61 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
Horeca, categorie 1:
een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
Horeca, categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
Horeca, categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
Horeca, categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).
Horeca, categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
1.62 huishouden:
een duurzame leefgemeenschap van personen met een onderlinge verbondenheid, waarbij sprake is van (nagenoeg) zelfstandige bewoning.
1.63 intensief veehouderijbedrijf:
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
1.64 inwoning:
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts is toegestaan in het hoofdgebouw, dan wel in het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet is toegestaan.
1.65 kamerbewoning:
een pand of een deel van een pand dat door maximaal 4 personen kamergewijs wordt bewoond, al dan niet mede door de rechthebbende, en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.
1.66 kamerverhuurbedrijf:
een pand of een deel van een pand dat door meer dan 4 personen, anders dan door de rechthebbende, bedrijfsmatig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.
1.67 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.68 kantoor:
een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.69 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
1.70 logiesverblijf:
het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig recreatief verblijf of tijdelijk onderdak wordt verschaft aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.
1.71 maatschappelijke voorzieningen:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd / kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart / begraafplaats, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven en/of defensie / militaire zaken.
1.72 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit plan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.73 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.74 ondergeschikte activiteit:
activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
1.75 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.
1.76 parkeervoorziening:
een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
1.77 peil:
- voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- indien in of op het water wordt gebouwd:
het Nieuw Amsterdams Peil.
1.78 perceelgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.79 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.80 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
1.81 recreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.
1.82 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.83 recreatie inrichting:
overdekte accommodatie waar de gelegenheid bestaat tot de beoefening van sport en spel dan wel recreatie. Hieronder vallen een dansschool, fitnesscentrum, sportschool, biljartcentrum, sauna, automaten- / speelhal, casino en hiermee vergelijkbare functies. Een seks- en/of pornobedrijf valt hier in ieder geval niet onder. Horecadoeleinden zijn alleen inbegrepen als ondergeschikte nevenactiviteiten en alleen dan als dit verband houdt met de toegestane en daadwerkelijk uitgeoefende functie.
1.84 restaurant:
een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken - in principe alleen in combinatie met die maaltijden - worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
1.85 riviergebonden activiteiten:
hieronder worden uitsluitend verstaan:
- waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen t.b.v. veerdiensten e.d.);
- voorzieningen voor de beroepsvaart (vaarwegenverbetering);
- voorzieningen voor een veilige afwikkeling van beroeps- en recreatievaart;
- overslagbedrijven voor zover gekoppeld aan vervoer over een hoofdvaarweg;
- scheepswerven voor schepen groter dan 25 m, gemeten langs de waterlijn;
- natuur in de uiterwaarden;
- uitbreiding van bestaande steenfabrieken onder voorwaarden.
1.86 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, voor zover nader beschreven in de toelichting op dit plan en/of voor zover tot uiting komend in de Beschrijving in Hoofdlijnen gemeenschappelijk aan alle bestemmingen.
1.87 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.88 standplaats:
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.89 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
1.90 stroomvoerend rivierbed:
de gronden die bij extreem hoge afvoer van de rivier de Maas onder water staan en die een stroomvoerende functie moeten kunnen vervullen en die worden begrensd door het zomerbed en de op de verbeelding aangegeven begrenzing die gebaseerd is op het gebied dat stroomvoerend is.
1.91 supermarkt:
grootschalig detailhandelsbedrijf met een verkoopvloeroppervlak van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening voor de klanten;
1.92 tuin:
gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
1.93 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.94 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie dioe mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.
1.95 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto vloeroppervlakte).
1.96 voorgevel:
een of meer gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
1.97 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.98 vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
1.99 vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning
1.100 waterbergende gronden:
de gronden die dienen voor de berging en/of afvoer van extreem hoge afvoeren van de Maas.
1.101 waterloop:
een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
1.102 weg:
een voor het rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.103 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.104 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.105 woongebouw:
een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meerdere woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).
1.106 woonwagen:
een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de Woningwet (Stb. 1991, 439).
1.107 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
1.108 zomerbed:
de oppervlakte die bij gewoon hoog zomerwater door de rivier wordt ingenomen.
1.109 zomerhuis:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.
1.110 zijerf:
gronden gelegen tussen een zijgevel van het hoofdgebouw en de zijdelingse niet aan een weg grenzende perceelgrens, waarop volgens de regels bijgebouwen mogen worden opgericht.
1.111 zijgevel:
een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. Afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
- b. Bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
- c. Dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
- d. Goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
- e. Hoogte van een windmolen/windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen/windturbine.
- f. Horizontale diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
- g. Inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
- h. Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
- i. Oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling', mede de stalling van caravans;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kas', mede het plaatsen en gebruiken van kassen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij', mede een paardenfokkerij;
met daaraan ondergeschikt:
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. recreatief medegebruik;
- g. bed and breakfast-activiteiten;
- h. infrastructurele voorzieningen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
- k. bedrijfswoning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- l. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels voor het herbouwen van één of meer bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m², mits:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van de op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan 100 m²;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m², vermeerderd met 50% van de op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande oppervlakte boven de 100 m², met een maximum van 150 m².
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor meer dan 15 kampeermiddelen;
- b. een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf;
- c. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- d. coffeeshops;
- e. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- g. detailhandel met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen of detailhandel als ondergeschikte agrarische nevenproducten.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in Bijlage 1 Lijst vanBedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, met uitzonderig van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3', mede voorbedrijfsmatige activiteiten als onderstaand bij dat adres is vermeld:
- 2e Maasveldstraat 15 grafmonumenten-, terrazzobedrijf;
- Baarlosestraat 281 goederentransport en sleepbedrijf;
- Diependijkstraat 37 gasdistributie en gas-meet/regelstation;
- Molenbossen 622 kaashandel;
- c. ondergeschikte productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen tot een maximum van 10 % van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 300 m²;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', mede detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de locatie Molenbossen 622 het bedrijfsvloeroppervlak aan detailhandel, inclusief detailhandel ondergeschikt en verbonden aan het betreffende bedrijf, maximaal 300 m² mag bedragen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', mede dienstverlening;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', mede een bedrijfswoning;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', mede een voorziening voor een nutsvoorziening;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', mede een woning;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation', mede een gasontvangststation;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rijkswaterstaat', mede een hoofdsteunpunt voor het wegbeheer;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - service shop', mede maximaal 50 m² aan detailhandel is toegestaan;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer -garagebox', garageboxen;
- p. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- q. tuinen, erven en terreinen;
- r. parkeervoorzieningen. Er dient overwegend te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- s. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:
- a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. wonen, behoudens ter plaatse van de aanduidingen 'wonen' en 'bedrijfswoning' als bedoeld in lid 4.1 ;
- c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' als bedoeld in lid 4.1;
- d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van verkooppunten als bedoeld in lid 4.1;
- e. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- f. coffeeshops;
- g. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
- h. afvalverwerkende en recycliing bedrijven, alsmede sloperijen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van grootschalige detailhandel en supermarkten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', mede een woning;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt', een bouwmarkt;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', een supermarkt;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 5.2.1 onder c minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. detailhandel in volumineuze goederen;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- c. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- d. coffeeshops.
Artikel 6 Dienstverlening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond en op de verdieping zoals bestaand aanwezig;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', mede detailhandel;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', mede een woning;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 6.2.1onder c minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. bedrijvigheid;
- b. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- c. coffeeshops.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten, bouwmarkten en grootschalige detailhandel en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', maximaal 30 % van het bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel mag worden gebruikt;
- b. bedrijven zoals genoemd in de Bijlage 2 Lijst aan huis gebonden bedrijven, onder de categorieën 1 en 2;
- c. maatschappelijk;
- d. cultuur en ontspanning;
- e. dienstverlening;
- f. kantoren, met dien verstande dat maximaal 150 m² brutovloeroppervlakte per vestiging is toegestaan;
- g. horeca, categorie 1 en 2, met dien verstande dat:
- 1. maximaal 150 m² brutovloeroppervlakte per vestiging is toegestaan;
- 2. maximaal twee horecabedrijven per aaneengesloten bestemmingsvlak 'Gemengd' zijn toegestaan;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' geen horeca is toegestaan;
- h. wonen;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- j. wegen en paden;
- k. groenvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
met dien verstande dat:
- m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', een supermarkt.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 7.2.1 onder c minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- b. coffeeshops.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. bermen en beplanting;
- f. evenementen van categorie 1, 2 en 3;
- g. parken;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', mede een begraafplaats;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'sport', mede een sportvoorziening;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietssnelweg', mede een fietssnelweg, met een maximale breedte van 5 m;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' , mede een (fiets)tunnel;
met daaraan ondergeschikt:
- m. paden;
- n. verhardingen;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. hondenuitlaatplaatsen;
- q. kunstwerken;
met de daarbijbehorende:
- r. voorzieningen van algemeen nut.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven tot en met horeca categorie 2;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', horeca categorie 3;
- c. wonen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. terrassen;
- f. wegen en paden;
- g. groenvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
9.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 9.2.1 onder c minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. detailhandel in volumineuze goederen;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- c. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- d. coffeeshops.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, met dien verstande dat is toegestaan:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg', gezondheidszorg;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'welzijnsinstelling', een welzijnsinstelling;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', een school;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', een ontsluiting;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'religie', religie en kapellen;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'openbare dienstverlening', openbare dienstverlening;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - apotheek', een apotheek;
- 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - verenigingsleven', verenigingen;
- 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenambulance', een dierenambulance;
- 10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - jeugdzorg', jeugdzorg;
- 11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - jongerenactiviteitencentrum', jeugdopvang en jeugdactiviteiten;
- 12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - multifunctioneel centrum', een multifunctioneel centrum;
- 13. ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal', een sportzaal;
- 14. ter plaatse van de aanduiding 'uitvaartcentrum', een uitvaartcentrum;
- 15. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', mede wonen;
- 16. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', een zorginstelling, zorg, wonen en welzijn;
- 17. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', karakteristieke bebouwing;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
10.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 10.2.1 onder c minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. een ambachtelijk, industrieel, handels en/of horecabedrijf;
- b. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- c. coffeeshops;
- d. detailhandel.
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en/of aardkundige waarden;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. agrarisch medegebruik;
- e. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
- f. observatieposten;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. voorzieningen van algemeen nut.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' , mede een speeltuin;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
12.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 12.2.1 onder b minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf;
- c. prostitutie en/of seksinrichtingen;
- d. coffeeshops;
- e. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
- b. gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad', mede een openluchtzwembad;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2.1onder a en kan worden toegestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
- b. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt;
- c. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf;
- c. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'natuur', mede natuur;
waarbij wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
- g. bermen en beplanting;
- h. straatmeubilair;
met de daarbijbehorende:
- i. voorzieningen van algemeen nut;
- j. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van veerdiensten e.d.).
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
- b. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- d. voorzieningen van algemeen nut;
- e. geluidwerende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. bermen en beplanting;
- g. straatmeubilair;
met de daarbijbehorende:
- h. voorzieningen van algemeen nut.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. standplaats voor kampeermiddelen;
- b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer -garagebox', garageboxen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', mede een parkeerterrein;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- g. evenementen van categorie 1, 2 en 3;
met daaraan ondergeschikt:
- h. bermen en beplanting;
- i. straatmeubilair;
- j. hondenuitlaatpaatsen;
- k. waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van veerdiensten e.d.);
- l. voorzieningen van algemeen nut;
- m. terrassen.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van een goede milieusituatie;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
- g. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding en ecologische natuurwaarden;
- c. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
- d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie', tevens de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden.
17.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 18 Wonen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, in grondgebonden woningen, gestapelde woningen, boven- en benedenwoningen en waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur', mede kamerverhuur;
- c. aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals vermeld in Bijlage 2 Lijst aan huis gebonden bedrijven, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' enuitsluitend op de begane grond, mede bedrijvigheid;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' enuitsluitend op de begane grond, mede detailhandel;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' enuitsluitend op de begane grond, mede dienstverlening;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' enuitsluitend op de begane grond, mede ten behoeve van gezondheidszorg;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', mede een onderdoorgang;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', mede woonwagenstandplaatsen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dakdekker', mede een dakdekkersbedrijf;
- k. tuinen, erven en onbebouwde erven.
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- m. hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
18.4 Specifieke gebruiksregels
18.5 Afwijken van de gebruiksregels
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een aanduiding als bedoeld in lid 18.1 van de verbeelding te verwijderen indien de activiteit ter plaatse gedurende drie jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
Artikel 19 Wonen - Uit Te Werken
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, en de oppervlakte niet meer dan 50% mag bedragen;
met daarbijbehorende:
- b. woonstraten en paden;
- c. voorzieningen van algemeen nut;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. gebouwen;
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- i. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
- j. tuinen en erven;
- k. speelvoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- m. en overige voorzieningen.
19.2 Bouwregels
- a. Op de gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat in werking is getreden.
- b. Zolang een uitwerkingsplan nog niet in werking is getreden kan slechts worden gebouwd in overeenstemming met een ontwerp uitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen.
19.3 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in 19.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de uitwerking moet passen binnen de door Rijk, Provincie en Gemeente vastgestelde Beleidskaders;
- 2. aan de ontwikkeling dient een door het college goedgekeurd inrichtingsplan ten grondslag te liggen;
- 3. de uitwerking zal gefaseerd plaatsvinden, en wel zodanig dat de omvang en het tempo van de uitwerking wordt afgestemd op het door de gemeenteraad jaarlijks vast te stellen woningbouwprogramma voor de gemeente Venlo;
- 4. de ontsluitingswegen, woonstraten, langzaamverkeersroutes en groenvoorzieningen dienen zoveel mogelijk aan te sluiten op de infrastructuur van het aangrenzende woon- / werkgebied;
- 5. de bebouwingsdichtheid en –hoogte dient te worden afgestemd op de stedenbouwkundige structuur van het aangrenzende woongebied;
- 6. er geen afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
- 7. op de gronden zijn toegestaan vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde woningen, gestapelde woningen, patiowoningen en/of aaneengesloten woningen;
- 8. er dient een goed woonmilieu gegarandeerd te zijnen omliggende bedrijven mogen niet in hun bedrijfsmatig functioneren beperkt worden;
- 9. het gebruik ten behoeve van wonen dient vanuit een oogpunt van goed woonmilieu aanvaardbaar te zijn, hetgeen onder andere wil zeggen dat:
- a. uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
- b. uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door Gedeputeerde Staten danwel burgemeester en wethouders hogere grenswaarden zijn verleend;
- c. dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
- d. dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de flora- en fauna;
- e. is gebleken dat het waterhuishoudkundig belang voldoende in acht genomen wordt. Bij ontwikkelingen groter dan 2000 m2 dient het waterschap tevens om een wateradvies gevraagd te worden;
- 10. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid; de parkeerbalans in de directe omgeving mag niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
- 11. bij de uitwerking is het bepaalde in Artikel 18 Wonen zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20 Leiding - Gas
20.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse gasleiding.
- b. Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Gas' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het, gehoord de leidingbeheerder, verenigbaar is met het belang van de leiding(en).
- c. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 en kan worden toegestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg, beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding; met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
- c. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeftop vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding wordt geen afwijking verleend.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een rioolleiding.
- b. Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Riool' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het, gehoord de leidingbeheerder, verenigbaar is met het belang van de leiding(en).
22.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwverbod
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
15.2.2 Geen gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen. Op de in lid 22.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2 en kan worden toegestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Leiding - Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoofdwatertransportleiding.
- b. Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming 'Leiding - Water' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het, gehoord de leidingbeheerder, verenigbaar is met het belang van de leiding(en).
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2 en kan worden toegestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie Middelhoog
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende:
- a. cultuurhistorische waarden;
- b. archeologische hoge waarden.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.
24.2 Bouwregels
24.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
Artikel 25 Waarde - Archeologie Vindplaats
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie vindplaats' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende:
- a. cultuurhistorische waarden;
- b. archeologische vindplaatsen.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie vindplaats' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie vindplaats' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
Artikel 26 Waarde - Archeologie Zeer Hoog
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie zeer hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende:
- a. cultuurhistorische waarden;
- b. archeologische zeer hoge waarden.
Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie zeer hoog' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2.1 indien:
- a. de archeologische waarden niet worden aangetast;
- b. de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;
- c. de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming 'Waarde - Archeologie zeer hoog' (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
Artikel 27 Waarde - Ecologie
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het ontwikkelen en instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden.
27.2 Bouwregels
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een stroomvoerende functie.
28.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 28.2, ten behoeve van:
- a. de volgende riviergebonden activiteiten:
- 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
- 2. de realisatie van voorzieningen voor een beter en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- 3. de realisatie van natuur;
- 4. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie verbonden zijn;
- 5. de winning van oppervlaktedelfstoffen;
- b. de volgende niet-riviergebonden activiteiten:
- 1. een activiteit met een groot openbaar belang die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 2. een activiteit met een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 3. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie;
- c. de volgende noodzakelijke activiteiten:
- 1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande bebouwing;
- 2. overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht, ondergeschikt belang;
- 3. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming;
- 4. tijdelijke activiteiten,
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- I. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat het veilig functioneren van waterstaatswerken is gewaarborgd;
- II. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoer- of bergingscapaciteit;
- III. de situering en uitvoering van bouwwerken dienen zodanig te zijn dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
- IV. specifiek voor bouwwerken ten behoeve van de in 28.3 onder a en b, de resterende, blijvende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam moeten worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moet zijn;
- V. specifiek voor bouwwerken ten behoeve van de in 28.3 onder b sub 3 genoemde activiteiten, de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moet zijn;
- VI. de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen moeten het oprichten van bouwwerken toelaten;
- VII. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij Rijkswaterstaat.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
29.1 Bestemmingsomschrijving
29.2 Bouwregels
Op de gronden zoals bedoeld in 29.1 mag niet worden gebouwd.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2 en toestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, mits vooraf gehoord Rijkswaterstaat. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:
- a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
- b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
- d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
30.1 Bestemmingsomschrijving
30.2 Bouwregels
Op de gronden aangewezen als 'Waterstaat - Waterkering' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap Peel en Maasvallei van toepassing.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2 en kan worden toegestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Waterstaat - Waterlopen
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en onderhoud van water en watergangen.
31.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag binnen de beschermingszone van de waterkering niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
31.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende watergang.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5 Bijzondere bepaling
Op of in de voor 'Waterstaat - Waterlopen' bestemde gronden geldt de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 33 Algemene Bouwregels
33.1 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
Voor bestaande afstanden en andere maten gelden de volgende regels:
- a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels
34.1 geluidzone - industrie
34.2 veiligheidszone - lpg
34.3 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
34.4 vrijwaringszone - straalpad
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geldt dat voor zover bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsregels, zijn gelegen binnen het aangegeven straalpad, de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte.
34.5 vrijwaringszone - vaarweg
34.6 vrijwaringszone - weg
Artikel 35 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kan worden toegestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en kan worden toegestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- f. de regels en kan het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, worden toegestaan mits:
- 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;
- 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
- 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
- 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
36.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan worden gewijzigd;
- e. de toekenning van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' aan één of meer bestemmingen, indien ter plaatse sprake is van archeologisch waardevol gebied, en/of archeologisch onderzoeksgebied, en indien uit een rapport blijkt dat de betreffende waarde in voldoende mate aanwezig is.
Artikel 37 Algemene Procedureregels
37.1 Procedure nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze regels is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 38 Overige Regels
38.1 Afstemmingsregeling
Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de regels primair de regels van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 39 Overgangsrecht
39.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
39.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder 1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld onder 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het bepaalde onder 1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 40 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplan Stadsdeel Blerick
Hoofdstuk 1 Inleiding
In de Inleiding wordt de aanleiding voor de bestemmingsplanherziening aangegeven. Tevens wordt de ligging van het plangebied ten opzichte van zijn omgeving geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment. Verder wordt een opsomming van de vigerende bestemmingsplannen gegeven die met het nieuwe bestemmingsplan worden herzien.
1.1 Algemeen
De gemeente Venlo wil op korte termijn haar grondgebied voorzien van een geactualiseerde, planologisch-juridische regeling. De huidige bestemmingsplannen vigeren vaak reeds geruime tijd en zijn daardoor niet altijd even actueel meer. Soms kunnen deze plannen ongewenste ontwikkelingen niet tegenhouden en vaak zijn ze voor gewenste ontwikkelingen niet voorwaardenscheppend.
Voor het stadsdeel Blerick ten zuiden van de spoorlijn Venlo-Eindhoven, met uitzondering van het stadsdeelcentrum en de kern Hout-Blerick, heeft het gemeentebestuur daarom besloten één bestemmingsplan te ontwikkelen. Voor het stadsdeel ontbreekt een eenduidig planologisch-juridisch kader. Het plangebied is momenteel geregeld in 27 verschillende bestemmingsplannen en een (groot) aantal partiële herzieningen hierop. Het bestemmingsplan "Stadsdeel Blerick" zal hiervoor in de plaats treden. De modernisering van de vigerende bestemmingsplannen vindt in Venlo plaats volgens het door de gemeente ontwikkelde Handboek ruimtelijke plannen. Bovendien is rekening gehouden met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 en de invoering van de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen) op 1 juli 2009. De daarin voorgeschreven elementen zijn in de in het voorliggende plan toegepaste standaard verwerkt. Er is op die manier sprake van een eenduidige methodiek en systematiek en daardoor van uniforme juridische regelingen, waardoor de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid van de burgers gewaarborgd worden. De nadruk in het voorliggende plan ligt op het beheer van de bestaande situatie. De juridische regeling is hier op toegesneden.
Voor het bestemmingsplan "Stadsdeel Blerick" gekozen voor gedetailleerde bestemmingen met, waar mogelijk, de nodige flexibiliteit. Dit biedt burgers en gemeente een grote mate van flexibiliteit, maar binnen duidelijke kaders, waardoor de aan het plan te verbinden rechtszekerheid niet in het geding komt.
1.2 Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan "Stadsdeel Blerick" is gelegen in het westelijk deel van Venlo, door de Maas fysiek gescheiden van het oostelijk deel van de agglomeratie. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Maas aan de oostzijde, de spoorlijn Venlo-Eindhoven aan de noordzijde en de A73 aan de westzijde. Aan de zuidzijde wordt de begrenzing gevormd door het tracé van de autosnelweg A73, de Baarlosestraat en de Voortweg. Zoals eerder gesteld maakt het centrumgebied van Blerick geen deel uit van het plangebied. In totaal omvat het plangebied een oppervlakte van ca. 500 ha. Zie Bijlage 1 Ligging van het plangebied.
1.3 Doel
Het uiteindelijke doel is om voor het plangebied te komen tot een actueel, uitvoerbaar en handhaafbaar bestemmingsplan. Dit planologisch-juridisch kader zal voldoen aan de volgende randvoorwaarden:
- Overzichtelijk, toegankelijk en praktisch;
- Handhaafbaar;
- Conform het "Handboek opstellen bestemmingsplannen Gemeente Venlo, versie januari 2010; Digitaal raadpleegbaar; Uitwisselbaar en conform IMRO-standaard.
In het algemeen is het beleid ten aanzien van stadsdeel Blerick vooral gericht op beheer en handhaving. In het kader van het onderhavige plan kunnen de volgende doelstellingen worden geformuleerd:
- een duurzame, functionele en evenwichtige ruimtelijke structuur;
- de planologisch-juridische ruimte bieden om een gedifferentieerd woningbestand en een passend voorzieningenniveau in stand te houden;
- bescherming van de waardevolle bebouwingselementen en straatbeelden.
Doelstellingen als verbetering van de integrale veiligheid, het sociaal maatschappelijk beheer en de werkgelegenheidssituatie vragen om aanvullende activiteiten, die buiten het kader van onderhavig bestemmingsplan vallen. Wel dient er sprake te zijn van een integrale aanpak van stedenbouwkundige maatregelen en maatregelen om de sociaal-economische structuur te verbeteren.
Als doelstelling wordt geformuleerd 'een gedifferentieerd woningbestand' en 'passend voorzieningenniveau'. Dit kunnen nooit doelstellingen van een bestemmingsplan zijn, hooguit de planologisch-juridische ruimte bieden om het voorgaande in stand te houden.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Op dit moment zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht, die vervangen gaan worden door het onderhavige bestemmingsplan:
Naam bestemmingsplan | Vastgesteld door Raad | Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten | |
St. Annakamp | 10-6-1970 | 1-2-1971 | |
1e wijz. Knoepert | 21-4-1971 | 13-12-1971 | |
3e wijz. Garage Klaaver betr. 2e wijz. | 11-12-1973 | 22-7-1974 | |
9e wijz. Baarlosestr. / Molenbossen | 1-11-1995 | 20-2-1996 | |
Baarlosestraat / Molenbossen | 1-11-1995 | 20-2-1996 | |
Burgemeester Gommansstraat | 29-3-1994 | 19-7-1994 | |
Buitengebied Blerick | 23-2-1983 | 24-7-1984 | |
Kern Blerick | 10-4-1968 | 2-12-1968 | |
3e wijz. Hoek v. Haeffstr. / Nieuwborgstr. | 25-5-1970 | 31-8-1970 | |
Kern Blerick, 2e gedeelte | 16-2-1977 | 29-5-1978 | |
Blerick Centrum (ged. uit het plan Kern Blerick) | 13-6-1973 | 1-4-1974 | |
1e wijz. Noordelijk gedeelte woningbouw | 28-1-1976 | 12-7-1976 | |
Hazenkamp | 10-11-1971 | 28-8-1972 | |
1e wijz. Hendrik Consciënsestr. / Vossiusstr. | 27-8-1975 | 12-1-1976 | |
3e wijz. Fred. v. Eedenstr. | 31-8-1983 | 27-3-1984 | |
4e wijz. Ruysstr. / Maasbreesestr. | 14-10-1983 | 24-1-1984 | |
5e wijz. Shakespeare. / B.Gommansstr. Woonwagenk. | 27-6-1984 | 12-2-1985 | |
7e wijz. Openbaar groen 3 Decembersingel | 27-8-1986 | 16-12-1986 | |
8e wijz. Medisch centrum B.Gommansstr. | xxx | xxx | |
11e wijz. Tollensstr. | 28-6-1995 | 26-7-1995 | |
12e wijz. Tollensstr. / Brederostr. | 20-3-1996 | 25-6-1996 | |
Uitbreidingsplan in hoofdzaken | 22-7-1959 | 23-7-1960 | |
14e Herziening Groot Boller | 26-1-1972 | 8-1-1973 | |
Jacob Catsstraat | 26-6-1980 | 10-2-1981 | |
Klingerberg | 28-9-1977 | 7-11-1978 | |
1e gedeelte Uitwerking clusters 1 t/m 7 | 3-6-1983 | 2-8-1983 | |
2e wijz. Best.pl. Klingerberg globaal | 25-9-1987 | 15-12-1987 | |
Uitwerkingsplan "In de Wassum" | 6-7-1987 | 15-9-1987 | |
(globaal) Meuleveld | 2-9-1987 | 15-12-1987 | |
Meuleveld I uitwerkingsplan | 14-11-1973 | 8-7-1974 | |
Meuleveld II Uitwerkingsplan | 16-9-1974 | 16-12-1974 | |
Rutgerusgang e.o. | 7-11-1977 | 2-1-1978 | |
Tracé Rijksweg A73-Deelplan II | 27-10-1999 | 26-11-2002 | |
Smelienkamp | 18-2-1998 | 28-7-1998 | |
1e wijz. Noordel. ged. BKE en horeca | 14-5-1969 | 16-11-1970 | |
2e wijz. Remise Brandweer | 8-10-1975 | 3-5-1976 | |
3e wijz. Nieuwborgstr / Mezenkampstr. | 30-8-1972 | 9-4-1973 | |
5e wijz. 36 won. Verbindingsstr. | 8-1-1975 | 13-10-1975 | |
6e wijz. Alberickstr. / Nieuwborgstr. Woonwagen | 20-8-1979 | 23-10-1979 | |
Ubroekweg - Bedrijfswoning | 27-6-1984 | 12-2-1985 | |
Bedrijventerrein Ubroek | 23-4-1997 | 16-9-1997 | |
1e wijziging bedrijventerrein Ubroek | 24-11-1999 | 27-6-2000 | |
Bedrijventerrein Trade Port Noord en park Zaarderheiken | 24-9-2003 | 16-12-2003 | |
Vastenavondkamp | 16-11-1960 | 21-11-1961 | |
De Vossener (Globaal) | 22-10-1970 | 14-6-1971 | |
Vossener I | 15-1-1979 | 20-3-1979 | |
Vossener II | 29-3-1982 | 1-6-1982 | |
Vossener III | 5-2-1979 | 10-4-1979 | |
2e wijz. Molierelaan / Goethelaan | 14-4-1980 | 10-6-1980 | |
Vossener IV | 25-11-1974 | 10-3-1975 | |
1e wijz. Huis en Hof | 5-9-1977 | 7-11-1977 | |
Zuiderbrug | 23-11-198813-6-1989 |
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
In dit hoofdstuk komt aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en de functionele structuur van het plangebied. Wat betreft de ruimtelijke inrichting wordt onder andere aandacht besteed aan de bebouwingsstructuur, de wegenstructuur en het groen. Verder komen in dit hoofdstuk de volgende elementen aan bod: wonen, verkeer, bedrijven en voorzieningen en overige, kwantitatieve en kwalitatieve aspecten.
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.1.1 Stedenbouwkundige structuur
De eerste nederzettingen waaruit later Blerick is ontstaan, liggen nabij de Maas, in het gebied waar nu globaal het centrum is gesitueerd. Hiervandaan ontwikkelt de kern zich in westelijke, noordelijke en zuidelijke richting, in eerste instantie de belangrijkste ontsluitingswegen volgend (o.a. richting Maasbree en Baarlo). Voor de oorlog maakt Blerick deel uit van de gemeente Maasbree. Op 1 oktober 1940 werd Blerick bij Venlo gevoegd.
De stedenbouwkundige structuur van de kern Blerick laat de ontwikkelingen in het stedenbouwkundig denken duidelijk zien. Blerick spiegelt Venlo aan de westzijde van de Maas. Tot na de tweede wereldoorlog vinden er weinig planmatige ontwikkelingen plaats. Uitbreiding van de kern gebeurt ad hoc en vrij langzaam. De bestaande landschappelijke en daarmee samenhangende wegenstructuur blijft daarbij de basis voor de stedenbouwkundige structuur. In deze periode wordt er met name grondgebonden gebouwd. In de periode van de wederopbouw en met name vanaf het eind van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig wordt de opbouw van de kern planmatiger, mede vanwege de grotere aantallen woningen, die in één keer gebouwd worden. In de jaren zestig ontwikkelt de kern Blerick zich met name in westelijke richting. De stedenbouwkundige structuur van Blerick-Midden (Vastenavondkamp, Hazenkamp, Annakamp west en oost) met uitzondering van de vooroorlogse buurt Smeliënkamp wordt nog slechts in geringe mate bepaald door de bestaande landschappelijke en wegenstructuur. Op basis van een orthogonaal stratenplan worden de buurten ingevuld met woningen. Terwijl in Smeliënkamp nog meer dan 90% van de woningen grondgebonden is, komen in Vastenavondkamp en Hazenkamp reeds veel portiekflats en maisonnettes voor (ca. eenderde deel). In Annakamp-West woont ruim 40% van de bewoners in een galerijflat. In Annakamp-Oost is dit ruim 90%.
Aan de westzijde van het stadsdeel ligt een brede groenstrook met allerlei voorzieningen op het gebied van educatie, sport, ontmoeting, recreatie en (openbare) dienstverlening. Blerick-West met de buurten Vossener en Klingerberg dateert uit de jaren zeventig en tachtig. Waar het grote flatgebouw (“de knoepert”) al weer in de jaren negentig is gesloopt, zijn een viertal kleinere flats gerealiseerd afgewisseld met grondgebonden woningen.
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 Groenstructuur
I. Beschrijving
De groenstructuur in Venlo is per deelgebied bekeken en in kaart gebracht (zie Bijlage2 Ligging groengebieden). Voor het plangebied Stadsdeel Blerick betekent dit dat er een onderverdeling is gemaakt in het deelgebied Blerick-Midden, met de buurten Smeliënkamp, Vastenavondkamp, Hazenkamp en Annakamp, het deelgebied Blerick-West met de buurten Klingerberg en Vossener en het deelgebied Meuleveld. Het soort groen en de omvang ervan varieert per deelgebied en per buurt.
Blerick-Midden
De bebouwingsdichtheid in dit deelgebied, met veel eengezinswoningen in rij en gestapelde woningen, is relatief hoog. Binnen deze wijk is het Nieuwborgpark het belangrijkste groenelement. Het park, dat grenst aan het centrumgebied van Blerick is langgerekt en heeft een traditionele inrichting. Het is gelegen op een terrasrand van het Maasdal. Dit blijkt onder andere uit het hoogteverschil binnen het park. Dit hoogteverschil en de langgerekte vorm beperken de gebruiksmogelijkheden. De Lambertusbegraafplaats in Vastenavondkamp heeft een zekere functie als groen-/wandelgebied. In Vastenavondkamp wordt het groen met name getypeerd door de vele gazons. Het toont daardoor een zekere eentonigheid.
Een groene begeleiding van de wegen is veelal niet aanwezig. In de buurt Smeliënkamp is relatief weinig groen. Door de hoge bebouwingsdichtheid is de ruimte voor de bijdrage van groen aan de omgevingskwaliteit ook beperkt. Ook de buurt Hazekamp maakt geen groene indruk. Enkele straten, zoals de Schaepmanstraat doen dat wel. Voor de gehele wijk geldt overigens dat de begeleidende groenstructuur langs wegen vaak onderbroken wordt. Hierdoor verliest de structuur aan duidelijkheid. Vooral bij de hoofdwegenstructuur is een continue begeleiding met bomen een belangrijke voorwaarde voor eenduidigheid. Dat geldt met name voor de Diependijkstraat, Alberickstraat, Drie Decembersingel, Alberinck Thymstraat, Burgemeester Gommanstraat en Pastoor Stassenstraat. In laatstgenoemde twee straten is dit overigens niet mogelijk. De verdeling van het groen in deze buurt is ongunstig. Grotere groenelementen zijn met name gesitueerd rondom de grotere bebouwingselementen, zoals de flats in Annakamp. Aan de westzijde van de wijk ligt een brede groenstrook, met daarin een aantal voorzieningen. In Annakamp neemt het buurtgroen de functie van het wijkgroen over. Tussen het tracé van de A73 en de wijk is een dichtbegroeide bufferzone aangelegd. De Eindhovenseweg is zoveel mogelijk als hoofdontsluiting herkenbaar gemaakt door een begeleiding met doorgaande bomenrijen in de middenberm.
Blerick-West
Binnen dit deelgebied komen zowel de bebouwing als het groen geconcentreerd voor. Op een oude Maasmeander ligt het Wassumpark, tussen de buurten Klingerberg en de Vossener ligt het Maashofpark. Tot slot is er enkele jaren geleden het Klingerbergerpark aangelegd. Het betreft de strook tussen de autosnelweg A73 en de stedelijke bebouwing van Blerick (zie ook paragraaf 3.6.2 Natuurpark Klingerberg(2008)). Het Wassumpark is een landschappelijk park, aan de binnenzijde open, aan de randen dichter begroeid. In het park ligt een waterpartij. Het park mist op het ogenblik enigszins de relatie met de bebouwing.
Ten noorden van de wijk ligt het Egerbosbeekdal. De begraasde weide in dit beekdal laat de lage ligging van de oude Maasmeander goed tot uitdrukking komen en vormt een groene lob richting buitengebied. Er is geen duidelijke relatie aanwezig tussen het Wassumpark en het resterende deel van de Maasmeander. Het uit 1985 daterende Maashofpark is evenals het Nieuwborgpark qua vormgeving een traditioneel park. Binnenin bestaat het park uit open grasvelden, een JOP en speeltoestellen in zandondergrond zijn gelegen, aan de randen uit afwisselend bosplantsoen. Bij de verlegging van de Burgemeester Gommanstraat in noordelijke richting is het park in twee delen gesplitst. De beide buurten zijn omgeven door randen met bosplantsoen. De hoofdwegen zijn ruim in het groen vormgegeven met singels of bomenrijen. Het groen draagt mede door de heldere stedenbouwkundige en beplantingsopzet, de twee parken en het Egerbosbeekdal bij aan de woonkwaliteit binnen de buurt Klingerberg. Vossener staat eveneens ruim in het groen, maar kent hierbinnen geen hoogtepunten. Het buurtgroen is hier te dicht voor divers gebruik. Het ontbreekt binnen de buurt met name aan een centrale open ruimte.
Meuleveld
Ofschoon dit deelgebied geen park heeft is er toch duidelijk sprake van een groenstructuur, met name door de boombegeleiding van de wegen, waaronder de woonstraten. Doordat de bomenstructuur in de wijk per straat gelijkwaardig is, bestaat er onduidelijkheid over de hoofdstructuur. De villawijk heeft door de grote tuinen en het vele dichte openbare groen een geheel eigen karakter.
De gebruikswaarde van dit groen behoeft echter verbetering, evenals de relatie met de Maas. Het beekdal van de Springbeek, in het zuidelijk deel van deze wijk/buurt, heeft een weinig landschappelijke en ecologische inrichting.
II. Ontwikkelingperspectief
Het groen in en rond de stad kan in drie niveaus worden ingedeeld:
- 1. hoofdgroenstructuur van de stad;
- 2. groen op wijk- en buurtniveau;
- 3. kleine groenelementen.
Ad 1. Hoofdgroenstructuur van de stad
Hieronder worden verstaan natuurterreinen, bossen, beken (rivieren, maasmeanders, kwelzones) bermen langs hoofdwegen, historische plekken (kloosters, pastorie), sportpark, stads- en wijkparken. Het gaat om structuurbepalend groen dat planologisch beschermd moet worden en indien mogelijk versterkt.
Voor stadsdeel Blerick zijn van belang:
- Oude maasmeanders versterken en zichtbaar maken. Maasmeanders zijn gedeeltes van Klingerberg, Wassumpark, Maashofpark en Nieuwborgpark.
- Springbeek: stroomgebied beschermen en aanvullen.
- Maascorridor met als onderdeel Maasoeverpark.
- Herstellen laanbeplanting van hoofdontsluitingswegen en ontsluitingswegen. Bij de hoofdontsluitingswegen is het belangrijk dat de bestemming groen aan weerszijde van de weg specifiek wordt genoemd en dat hier geen extra parkeerplaatsen of andere ingrepen behoudens groen mogen plaatsvinden. Om die reden dient het groen aan weerszijde van de weg en de ruime middenbermen geen onderdeel te zijn van de verkeersbestemming.
Ad 2. Groen op wijk- en buurtniveau
Hieronder vallen met name de wijkparken ingericht ten behoeve van zitten, spelen, wandelen, sport, vissen, zwemmen of grotere festiviteiten en groen dat nauw verweven is met de woonomgeving. Het bevat speelgelegenheden en zitgelegenheden voor alle leeftijden. Buurtgroen bevindt zich in een straal van 0 tot 400 meter van de woning. Het groen op buurtniveau is vooral belangrijk voor de kwaliteit van de woonomgeving. Het beleid is gericht op bescherming en handhaving.
Het wijkgroen in Venlo is onder het landelijke gemiddelde en dient aangevuld te worden naar iets meer dan 10 m2/inwoner. De wijken Blerick Midden en Blerick West hebben wel voldoende groen. Hieraan hoeft niets verbeterd te worden. Wel is het belangrijk dat bij uitbreidingsplannen het huidige percentage groen gehandhaafd dient te blijven.
Ad 3. Kleine groenelementen
Hieronder worden niet belangrijke reststroken verstaan. Het toekomstig gebruik hangt af van de ontwikkelingsmogelijkheden in de omgeving.
2.2.2 Ontsluitingsstructuur
Het stadsdeel Blerick kent momenteel een goede externe ontsluiting, zowel richting A67, die een verbinding vormt met het midden van het land en met het Duitse achterland (Ruhrgebied) als richting A73, die noord-zuid is gericht. De ontsluitingsstructuur van Blerick is opgehangen aan een structuur die het best kan worden gekarakteriseerd als tangentiaal (zie bijgaand kaartje).
De twee autosnelwegen zijn te beschouwen als tangenten op een hoger schaalniveau. Op het niveau van het stadsdeel zijn het de Eindhovenseweg, de N273 en de Baarlosestraat - Pontanusstraat - Antoniusstraat - Venrayseweg die als tangenten fungeren. Door de aansluiting van de Maasbreeseweg op de A73 is er sprake van een toevoeging aan dit tangentensysteem. Binnen het plangebied zijn de Burgemeester Gommanstraat in oost-westelijke richting en de Shakespearelaan - Henriëtte Ronald Holstlaan - Groot Bollerweg de belangrijkste interne ontsluitingswegen. De buurtonsluitingswegen en woonstraten zijn hierop aangehaakt. In de wijk Blerick midden is het stratenpatroon orthogonaal, met oostwest en noordzuid gerichte straten.
In Klingerberg is de wegenstructuur opgehangen aan de Klingerbergsingel, die een lusvormige ontsluitingsweg vormt. De Vossener en Meuleveld zijn beide buurten met een eveneens vrij naar binnen gerichte ontsluitingsstructuur met enkele aanhakingen op de hoofdwegenstructuur.
2.2.3 Functionele karakteristiek
A. WONEN
Molenbossen
Molenbossen wordt gekenmerkt door galerijflats. Daarnaast staan er eengezinswoningen langs de Baarlosestraat en de Van Boerlostraat. De flats zijn overwegend huurwoningen, de eengezinswoningen overwegend koopwoningen. Tussen de flats is er een groenvoorziening en langs de Maas zijn natuurwaarden gelegen. Er is beperkt sprake van functiemenging; naast de woningen zijn er slechts enkele (niet-commerciële) voorzieningen en langs de Baarlosestraat enkele kleine bedrijven.
Molenbossen wordt omsloten door de Baarlosestraat, de rijksweg en de Maas. De Baarlosestraat scheidt Molenbossen van Sint-Annakamp. Vanwege de flats is sprake van een open omgeving (naar de Maas) met veel groen.
Sint-Annakamp
Sint-Annakamp is een buurt die zich kenmerkt door de verscheidenheid aan woningtypen (hoogbouw en laagbouw, eengezinswoningen, seniorenwoningen, rijtjeswoningen en vrijstaande woningen), waarbij eengezinswoningen overheersen. Er is beperkt sprake van functiemenging. Het is een na-oorlogse woonbuurt met veel (privé)groen.
De buurt wordt ontsloten door de Baarlosestraat, de Pastoor Stassenstraat en de Shakespearelaan. Over het algemeen zijn het ruime eengezinswoningen met een eigen voor- en achtertuin.
Hazenkamp
Hazenkamp is een naoorlogse buurt met een laag gevarieerd aanbod van woningtypen. Hoofdzakelijk laagbouw afgewisseld met wat hoogbouw langs de doorgaande wegen zoals Hubertusplein. Er is relatief veel privé groen in verhouding tot het groen in de openbare ruimte. De straten zijn relatief smal. Opvallend is dat er her en der in de wijk tussen de woonhuizen nog fabriekjes en werkplaatsen zijn.
Smeliënkamp
Smeliënkamp behoort tot de oude kern van Blerick. Het is primair een woonbuurt waarbij van oudsher nog een sterke functiemenging aanwezig is. De karakteristieke oude woningen zijn veelal behouden. In de buurt staan zowel koop- en huurwoningen. Er is in Smeliënkamp een grote afwisseling in woningtypen: eengezins- en meergezinswoningen, koop- en huurwoningen. Het merendeel is laagbouwwoningen.
Vastenavondkamp
Vastenavondkamp is een woonbuurt uit de jaren zestig, begin jaren zeventig. De buurt is in vergelijking tot Smeliënkamp ruim opgezet. De straten zijn breed en berekend op autoverkeer. Er is een duidelijke functiescheiding tussen wonen en werken. Vastenavondkamp is een buurt waar de differentiatie aan woningtypen groter is dan elders in de wijk. Er zijn maisonnettes en daarnaast staan eengezinswoningen zowel in rijtjes als vrijstaand. De woningvoorraad bestaat uit zowel koop- als huurwoningen. De scheiding daartussen is heel sterk. Het noordelijke deel van de wijk bestaat vooral uit huurwoningen terwijl in het zuiden vooral koopwoningen gebouwd zijn. Het noordelijk deel van de wijk kent een herhaling van hetzelfde type woningen, met dezelfde gevels die steeds op dezelfde manier ten opzichte van elkaar zijn geprojecteerd.
In Vastenavondkamp-Noord, (Geresstraat, Meidoornstraat en omgeving) staan verschillende complexen maisonnettes die duidelijk van elkaar verschillen. De groenvoorziening is weinig gevarieerd.
De woningen rond de Van Stockemstraat zijn in de jaren zeventig gebouwd. In tegenstelling tot het merendeel van de buurt is de opzet hier ruim.
Klingerberg
De Klingerberg is een buurt die omsloten is door autowegen en verbindingswegen met de kern Blerick (Burgemeester Gommansstraat, N273, Eindhovense weg, H.R. Holstlaan).
De buurt is ruim van opzet met veel groen. Er is een grote verscheidenheid aan woningtypen, voornamelijk laagbouwwoningen, zowel eengezins- (rijtjes en vrijstaand) als seniorenwoningen. Rondom het plein Op den Akker zijn meergezinswoningen gesitueerd bestaande uit vijf lagen. De kwaliteit van de woningen is over het algemeen goed. Functiemenging treft men met name aan op en rond het plein, zijnde het "centrum" van de Klingerberg. De Klingerberg is een woonbuurt. Over het algemeen zijn het ruime eengezinswoningen met een eigen voor- en achtertuin.
Vossener
Vossener is een buurt die omsloten is door autowegen (N273/A73) en verbindingswegen met Blerick (Burgemeester Gommansstraat, de Shakespearelaan). De buurt is ruim van opzet en er zijn veel groenvoorzieningen. Er is een grote verscheidenheid aan met name laagbouwwoningen: eengezins-, senioren-, rijtjes- en vrijstaande woningen, waarbij de eengezinswoningen overheersen. Doordat de buurt wordt omsloten door grotere wegen kent een groot deel van de buurt een secundaire of zelfs tertiaire ontsluitingsstructuur, met name aan het groene plein aan de La Fontainestraat. Van functiemenging is sprake bij het plein, zijnde het "centrum" van de Vossener.
Meulenveld
Meulenveld kan als een aparte kern in Hout-Blerick worden gezien. De opzet van dit deelgebied is redelijk ruim met een vrij groot aantal verschillende woningtypen. Het zijn hoofdzakelijk ruime eengezinswoningen, meestal voorzien van een grote voor- en achtertuin. Meergezinswoningen komen er nauwelijks voor.
B. DETAILHANDEL
Uit het in 2006 door BRO afgeronde Detailhandelsonderzoek blijkt dat er in Venlo als geheel sprake is van een goed over de stad en de stadsdelen gespreid winkelapparaat maar ook dat er sprake is van een grote overlap van de verzorgingsgebieden. Dat zelfde geldt ook voor het stadsdeel Blerick waar sprake is van 5 winkelconcentraties in variabele omvang. Naast het stadsdeelcentrum Blerick zijn er in de benaming van het Detailhandelsonderzoek het wijkwinkelcentrum Vastenavondkamp en de buurtsteunpunten Klingerberg, Hazekamp, Vossener en Sint Annakamp. Zie bijgaande afbeelding.
Vastenavondkamp
Vastenavondkamp is een compleet boodschappencentrum en fungeert volgens het Detailhandelsonderzoek als wijkcentrum. Er is sprake van twee supermarkten.
In Vastenavondkamp ligt het merendeel van de winkels in een blokvormig gegroepeerd winkelcentrum met bovenwoningen. Tussen de winkels zijn enkele volledige woningen gelegen. Aan verschillende zijden van dit winkelcentrum zijn parkeerplaatsen gesitueerd, direct nabij de supermarkten.
Voor Vastenavondkamp wordt ingezet op consolidatie met een functie voor de omliggende buurt en Klingerberg. Winkelvestigingen buiten dit centrum zouden voorkomen moeten worden.
Hazenkamp
Het winkelcentrum Hazenkamp wordt in de Detailhandelsnota aangemerkt als buurtcentrum maar vervult naast een buurtfunctie ook een afgeleide centrumfunctie door de nabijheid van het centrum en ligging langs de belangrijkste aanvoerweg naar het centrum. Het winkelcentrum in Hazenkamp bestaat, naast enkele verspreide winkels uit een winkelstrip van ± 800 meter gelegen aan het St. Hubertusplein en de Alberdinck Thijmstraat, en een vijftal winkels aan de Dautzenbergstraat. Boven de winkels wordt gewoond. De winkelstrip beschikt over parkeerplaatsen zowel in de vorm van langsparkeren als centraal op de parkeerplaats voor de kerk. Tussen de winkels in bevindt zich een aantal sport- en recreatieve voorzieningen. De winkels zijn over het algemeen kleinschalig.
Sint Annakamp
Het winkelcentrum Sint Annakamp is te karakteriseren als een centraal in de buurt gelegen winkelcentrum. De bereikbaarheid is goed. Het winkelcentrum beschikt over voldoende parkeervoorzieningen.
Vossener
Van een buurtwinkelcentrum is geen sprake, wel is er een kleine supermarkt en activiteitencentrum gelegen. De ontsluiting is goed. Het gebied beschikt over voldoende parkeerplaatsen.
Een MFC met gymzaal is gerealiseerd in de Vossener, omdat versterking mogelijk is en dit is ruimtelijk inpasbaar gemaakt.
Klingerberg
De laatste jaren is vanuit de gemeente Venlo een kwalitatieve impuls gegeven aan het plein gelegen in het winkelcentrum Klingerberg, daarnaast zijn enkele fysieke ingrepen op het vlak van verkeer gerealiseerd waardoor de leegstand van zowel winkels als appartementen is opgeheven. In het centrum is een kleine supermarkt, friture en kapsalon aanwezig.
Overige winkels
Aan de noordzijde van het plangebied (Smeliënkamp) zijn nog enkele verspreide winkels gelegen. Daar ligt ook een bouwmarkt. De aard van enkele winkels is zodanig dat ze passend zouden zijn in een hoofdwinkelcentrum.
Bewoners zijn vooral aangewezen op Blerick-Centrum. De winkelvestigingen aan het Lambertusplein, Van Laerstraat en 1e Lambertusstraat vormen feitelijk geen onderdeel van het centrumgebied maar liggen hier weliswaar dichtbij en dienen positief te worden bestemd.
C. HORECA
Horeca is merendeels kleinschalig van karakter en komt vooral voor in combinatie met andere buurtvoorzieningen. In de in 2007 opgestelde nota " Ontwikkelingsrichting Horecasector" is de volgende sterkte- zwakte analyse gemaakt.
Sterk | Zwak | |
Buurt- en wijkcentra | * Buurt-en wijksteunende horeca. * Sterke relatie met andere voorzieningen. * Veelal laagdrempelig. | * Overlastgevoeligheid horeca in woongebieden met name bedrijven met een nachtfunctie. * Gedateerde presentatie en matige omgevings-kwaliteit (Vastenavond-kamp, Sint Annakamp |
Radialen | * Van oudsher levendige radialen met een mix van voorzieningen * Zichtlocaties langs de doorgaande weg * Historische omgevings-kwaliteit geschikt voor bijzondere aanbieders met autonome trekkracht | * Veelal matige vaak slechte presentatie en/of kwaliteit. * Weinig onderlinge samenhang. * Imago van "louche" praktijken en malafide ondernemers. * Verkeers(on)veilig-heid |
Overig verspreid aanbod | * Vooral locale verzorgingsfunctie, laagdrempelig. * Enkele sterke aanbieders met autonome trekkracht. * Horeca als onderdeel van andere voorzieningen of detailhandel. | * Deels beperkte samenhang met andere functies. * Gevoeligheid horecagerelateerde overlast van bedrijven in woongebieden |
D. BEDRIJVEN EN KANTOREN
Bedrijvigheid komt vooral voor aan de randen van de oorspronkelijke kern Blerick en is merendeels kleinschalig maar in enkele gevallen omvangrijk.
E. OVERIGE VOORZIENINGEN
Molenbossen
Voorzieningen kent dit deel van de wijk niet of nauwelijks. Er is een crèche en er is een school voor voorbereidend beroepsonderwijs. In het gebouw waarin vroeger de school was gevestigd (De Wendel), is nu een stichting voor geestelijk gehandicapten actief. Het gebouw wordt intensief gebruikt voor (buurt)vergaderingen en activiteiten voor ouderen. Speelgelegenheid voor de kinderen is er volop (zandbakken, wipkippen, voetbalveldje en veel groen).
Sint-Annakamp
Sint-Annakamp kent een redelijk hoog voorzieningenniveau. In de buurt zijn een (basis)school en een crèche. Oudere kinderen gaan buiten de buurt naar school. Als zij uitgaan bezoeken ze gelegenheden in het in de nabijheid gelegen centrum van Venlo of Blerick. Sportgelegenheid aan de rand van de buurt is er genoeg. Voor jongere kinderen zijn er veel grasveldjes met speeltoestellen.
Hazenkamp
Hazenkamp kent een scala aan (recreatieve) voorzieningen, zowel bedoeld voor buurtbewoners als voor inwoners van heel Venlo, zoals het zwembad en de sport- en ontspanningsvoorzieningen van 'La Vita Sana'. Het scholenaanbod is uitgebreid, zodat kinderen ook in hun eigen wijk naar school kunnen gaan. Er is ook een speeltuin aan de Tollenstraat. Andere speelgelegenheid is er bijvoorbeeld aan de Maasbreesestraat. Voor de oudere jeugd is er het jeugd- en jongerencentrum de Singel. Ook medische voorzieningen zoals huisarts, tandarts en apotheek zijn er aanwezig (medisch centrum Plexat).
Vastenavondkamp
In de buurt liggen verschillende basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs.
Het plantsoen voor het Blaricum College kent een dubbelfunctie. Het grasveld doet dienst als sportveld voor de school, maar ook als plantsoen voor de buurt. Aan de rand van de wijk liggen bovenwijkse voorzieningen zoals een middelbare school en de sporthal Egerbos. Aan de westzijde van Vastenavondkamp scheidt een groene buffer de buurt van andere buurten. Hier ligt ook het "Zilvermeer", een park waar mensen uit de aangrenzende wijken komen wandelen en waar kinderen kunnen spelen. "Het Zilvermeer" is een van de weinige groene longen van Blerick.
Het Müspelheim is een buurthuis waar jong en oud terecht kunnen voor allerhande activiteiten. Ook medische voorzieningen zoals huisarts, tandarts en apotheek zijn er aanwezig.
Klingerberg en Vossener
De voorzieningen worden niet meer als onvoldoende ervaren. Kinderopvang is inmiddels geregeld via de basisscholen. Voorzieningen voor de oudere jeugd ontbreken. In "de Wassum" is op initiatief van de buurt een speeltuintje aangelegd (Er is een postkantoor in het winkelcentrum. In de buurt zijn veel voorzieningen gerealiseerd voor gehandicapten. Ook medische voorzieningen zoals huisarts, tandarts en apotheek zijn er aanwezig.
Voor Klingerberg en Vossener is er in 2007-2012 een gebiedsaanpak toegepast. In dit kader zijn diverse leefbaarheidsprojecten uitgevoerd, zoals uitbreiding van voorzieningen, kwaliteitsimpuls openbare ruimte e.d. Zo is er in de Vossener een MFC met gymzaal gerealiseerd.
Meulenveld
Bewoners van Meulenveld zijn vooral aangewezen op voorzieningen in de omliggende buurten. Openbaar vervoer is wel aanwezig.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het relevante Europees, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke en de functionele structuur beknopt opgenomen. Het opnemen van een overzicht van beleid moet wel een meerwaarde hebben. Indien het beleid van andere overheden niet relevant is, dan kan worden volstaan met een (gemotiveerde) vermelding van deze situatie. Met betrekking tot het europees beleid zijn met name de Vogel- en Habitatrichtlijn, het Verdrag van Malta (archeologie) en de Kaderrichtlijn Water relevant. Op het gebied van het rijksbeleid kan onder andere worden gedacht aan de Nota Ruimte. Op provinciaal niveau kan onder andere worden gedacht aan het geldende Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt o.a. de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en is vastgesteld op 13 maart 2012.
Het Rijk stelt in deze structuurvisie heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
In de structuurvisie geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Hierbij staat kwaliteit voor kwantiteit centraal. In de structuurvisie maakt het rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid en welke instrumenten voor deze belangen door de rijksoverheid worden ingezet:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-econmische structuur.
- Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor deze 3 hoofddoelen zijn vervolgens de onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
In de structuurvisie maakt de gemeente Venlo deel uit van de stedelijke regio rond een Greenport. In dergelijke regio's wil het rijk een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat (nationaal belang 1). Greenport Venlo is belangrijk voor de concurrentiekracht van de regio Venlo.
Dit beleid biedt geen concrete fysieke uitgangspunten die relevant zijn bij het actualiseren van vigerende bestemmingsplannen.
Daarnaast zijn er in Stadsdeel Blerick geen grote ontwikkelingen voorzien waarover de SVIR zich uitspreekt.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Hiermee geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen.
Sinds de inwerkingtreding per 1 juli 2008 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn instrumenten als Planologische kernbeslissingen en concrete beleidsbeslissingen (respectievelijk pkb en cbb) namelijk niet meer beschikbaar.
Met het Barro maakt het rijk voor een aantal specifieke onderwerpen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor bestemmingsplannen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter. Het doel is te borgen dat geformuleerde nationale belangen niet gefrustreerd worden door ontwikkelingen die met bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Het Barro bevat onder meer de regel dat gemeenten de een vrijwaringszone voor rijkswegen en een primaire waterkering als zodanig in het bestemmingsplan bestemmen.
Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, conform bovenstaande regels in het Barro.
3.2.3 Provinciaal Omgevingsplan Limburg
Algemeen
Op 22 september 2006 is een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POL) vastgesteld door Provinciale Staten van Limburg. Vervolgens is het nieuwe POL op 1 december 2006 gepubliceerd en daarmee in plaats getreden van het tot dan toe vigerende POL uit 2001. In 2008, 2009, 2010 en 2011 is het POL op onderdelen geactualiseerd. Net als het 'oude' POL is het POL 2006 een integraal plan dat verschillende, bestaande plannen voor de fysieke omgeving op de beleidsterreinen milieu, water, ruimte, mobiliteit, cultuur, welzijn en economie integreert. Het bevat de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg en beschrijft de ambities, de context en de hoofdlijnen van aanpak voor onderwerpen waarbij de provincie een rol speelt. Het POL 2006 is het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen van Limburg tot een kwaliteitsregio.
In 2009 is het POL geactualiseerd met de POL-aanvulling "Verstedelijking & Limburgs kwaliteitsmenu" (2009). Deze zal hier kort worden beschouwd. Daarbij wordt eerst ingegaan op de kaart Perspectieven en de themakaarten blauwe, groene en kristallen waarden. Vervolgens worden de perspectieven die van toepassing zijn op het plangebied nader belicht.
Kaart Perspectieven
Ter beoordeling van toekomstige ontwikkelingen is de zogenaamde POL-kaart 'Perspectieven' vervaardigd die onderscheid maakt in tien ruimtelijke perspectieven. Uit de uitsnede van de POL-kaart valt op te maken dat voor het plangebied perspectief P9: "stedelijke bebouwing" van toepassing is (zie bijgaand kaartje). Het plangebied is tevens gelegen binnen de grens "stedelijke dynamiek'.
Deze aspecten worden in de navolgende paragrafen nader toegelicht.
Themakaarten Blauwe, Groene en Kristallen Waarden
Om bepaalde basiswaarden te beschermen en te versterken heeft de provincie een drietal kaarten ontwikkeld waarop deze basiswaarden aangeduid worden. Het betreft de kaarten: Blauwe Waarden, Groene Waarden en Kristallen Waarden.
Uit deze kaarten blijkt dat het plangebied voor een deel (zuidoosten) in de aanduidingen "Veerkrachtig watersysteem Maas" en "EHS en POG (P1 en P2)" valt. In de themakaarten Groene en Kristallen Waarden is te zien dat deze EHS- en POG gebieden worden aangeduid als "nieuwe natuurgebied" en "Bos- en natuurgebied"(perspectief 1; EHS) en "Provinciale Ontwikkelingszone Groen" (perspectief 2, POG). Tot slot blijkt uit de themakaart Kristallen waarden dat het volledige plangebied onderdeel uitmaakt van de "Venloschol".
In de navolgende paragrafen worden bovenstaande waarden nader belicht.
Perspectief 1 Ecologische Hoofd Structuur
Hoofdlijn van het beleid is het beschermen en realiseren van de samenhangende robuuste structuur van grotere natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen. Bescherming, ontwikkeling en verbetering van de (grensoverschrijdende) biodiversiteit en natuurlijke ecosystemen via milieubescherming, natuurbeheer en herstel van natuurlijke watersystemen, zoals beken en (grond)waterafhankelijke natuurgebieden, staat hier voorop.
Dit perspectief is als een bestemming "Natuur" met dubbelbestemming "Waarde -Ecologie" in dit bestemmingsplan opgenomen.
Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het "nee, tenzij"-regime. Als dergelijke activiteiten toch doorgang vinden moet compensatie plaatsvinden. Onder strikte condities kunnen voor knelpuntsituaties oplossingen worden gecreëerd mits dit tevens leidt tot een versterking van de ecologische structuur voorzien van (recreatieve) routestructuren binnen de ecologische randvoorwaarden.
Perspectief 2: Provinciale ontwikkelingszone groen (POG)
Het beleid in de POG is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. Door inrichting en vergunningstelsel wordt bijgedragen aan de voor de aangrenzende EHS-gebieden gewenste water- en milieucondities. Binnen de POG wordt tevens zorg gedragen voor het vasthouden en bergen van water in de beekdalen, in combinatie met ecologisch herstel van de SEF-beken, waterconservering ten behoeve van de grondwaterafhankelijke natuurgebieden en het voorkomen van erosie op de steilere hellingen.
Het POG is als bestemming "Natuur" in dit bestemmingsplan opgenomen.
Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Belangrijk zijn het behoud en bewerkstelligen van de juiste basiscondities voor de beoogde verbetering van natuur en watersystemen, mede met het oog op het waarborgen van een gegarandeerde en veilige drinkwatervoorziening. Het bebouwingsarme karakter blijft gehandhaafd.
Perspectief 9 "Stedelijke bebouwing"
De stedelijke bebouwing (P9) omvat de aanwezige of als zodanig reeds bestemde woon-, winkel- en voorzieningengebieden, bedrijventerreinen en bijbehorende wegen. Er is hier in veel gevallen nog de nodige ontwikkelingsruimte. De verstedelijkingsopgave wordt voor zover mogelijk hier ingevuld, met in achtneming van de randvoorwaarden vanuit het watersysteem (via de watertoets). Ook dient er aandacht te zijn voor de stedelijke wateropgave ten aanzien van wateroverlast, afkoppeling, riolering en ecologisch water.
Het perspectief stedelijke bebouwing bestaat uit diverse functies en is daarom juridisch geregeld in diverse bestemmingen en dubbelbestemmingen.
Stedelijke dynamiek
Stedelijke dynamiek wordt omschreven als een continu proces van verandering en vernieuwing, intensief ruimtegebruik, samengaan van verschillende leefstijlen en een breed scala aan ontmoetingsplaatsen waar informatie, diensten en goederen worden uitgewisseld. Zeven stadsregio's (de regio Venlo waarbinnen dit plangebied is gelegen) krijgen ruimte voor opvang van de stedelijke dynamiek in de provincie. Daar is ruimte voor stedelijke milieus, daar ligt het accent bij het bieden van een gevarieerd cultuuraanbod en hoogwaardige voorzieningen.
De grens van de stedelijke dynamiek is niet specifiek geregeld in het bestemmingsplan. Indien het plangebied buiten de grens stedelijke dynamiek is gelegen is het Limburgs Kwaliteitsmenu van toepassing. Dit is hier echter niet aan de orde.
Venloschol
Het plangebied ligt in de zogenaamde Venloschol grondformatie. In dit gebied tussen Venlo, Venray en Blitterswijck geldt in de VWL vanaf 4 februari 2005 een stand-still voor onttrekkingen ten behoeve van beregening of bevloeiing met grondwater dat dieper dan N.A.P. + 5 m wordt onttrokken. Dit komt op de meeste plaatsen overeen met een diepte van 15-20 m beneden maaiveld. Voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van andere toepassingen dan beregening of bevloeiing beneden deze diepte geldt een vergunningplicht vanaf 0 m³/uur.
Sinds januari 2008 is de Venloschol in de PMV aangewezen als boringsvrije zone en geldt er tevens een boorverbod, weliswaar met ontheffingsmogelijkheid. De boringsvrije zone Venloschol is ingericht om te voorkomen dat de in het gebied aanwezige (beschermende) kleilaag wordt doorboord en daarmee het onderliggende kwalitatief hoogwaardige grondwater kans loopt op vervuiling. Het betreft hier echter géén absoluut verbod.
De boringsvrijezone is niet specifiek gergeld in dit bestemmingsplan. Indien geboord wordt tot een diepte van 5m. + NAP, dient een ontheffing te worden verkregen in het kader van een omgevingsvergunning.
3.2.4 Strategische Visie 2030
In de Strategische Visie 2030 is vastgelegd hoe Venlo zich tot 2030 zal moeten ontwikkelen. Een belangrijke aanleiding voor deze visie was de gemeentelijke herindeling van januari 2001. Omdat drie gemeenten werden samengevoegd met ieder hun eigen beleidserfenis was het noodzakelijk om een nieuw beleidsdocument te vervaardigen voor de pasgevormde gemeente.
De visie wordt geschetst aan de hand van thema's en ambities. Deze vijf thema's proberen een onderling samenhangend en in de toekomst geprojecteerd antwoord te geven op de ontwikkelingen en trends zoals we die nu, anno 2010, kennen en onderkennen. De thema's zijn:
- Stad van actieve mensen.
- Innovatieve en excellente stad.
- Centrum van de Euregio: hoofdstad en vitaal hart.
- Veelzijdige stad in het groen.
De geschetste thema’s en ambities zijn samengetrokken tot een drietal scenario’s waarin duidelijk herkenbare accenten worden gezet:Netwerk Venlo; Woonkamer Venlo en Atelier Venlo. Tijdens het besluitvormingsproces over de strategische visie in de gemeenteraad zijn een aantal elementen uit een deze drie scenario’s samengevoegd tot een samengesteld scenario, ‘Venlo Kansenstad’
Individuele ontplooiing en participatie, innovatiekracht en een aantrekkelijk woonklimaat zijn de belangrijkste karakteristieken dit voorkeursscenario.
De strategische visie formuleert geen fysieke maatregelen welke in dit bestemmingsplan van een juridische regeling moeten worden voorzien.
3.2.5 Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015
De "Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015" is het functioneel en ruimtelijk toetsingskader voor het maken van keuzes bij ruimtelijke ontwikkelingen in Venlo. Deze visie is op 25 maart 2009 gewijzigd vastgesteld op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid van de structuurvisie zijn mede gebaseerd op de ambities zoals die eerder zijn verwoord in visies als "Venlo grenzeloze stad", de Perspectievennota, de Voorjaarsnota en o.a. geactualiseerd in de Stadsvisie die op 2 juni 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. De Ruimtelijke Structuurvisie is het ruimtelijk integratie kader tussen de stadsvisie (Visie Venlo 2030), de sociale en economische structuurvisies en de beleidsnota's en beleidsprogramma's. In Blerick vormt behoud en de vernieuwing van de woningvoorraad een aandachtspunt. De ontwikkelingen geven aan dat de voorzieningen onder druk zullen komen te staan. Er dient een balans te worden gevonden tussen de verzorgingsfunctie van het centrum (primair als boodschappenfunctie en als ontmoetingsfunctie) en de basisvoorzieningen in de wijken. De mogelijkheden om via nieuwbouw het draagvlak te versteken zijn beperkt. Aandachtspunt is tevens de relatie met de Maas. Functiewijziging van verzorgingsfuncties die door centralisatie zullen verdwijnen is een punt van aandacht.
In de Ruimtelijke Structuurvisie is gekozen voor het voor het ruimtelijk structuurconcept “Krachtige kernen in een robuust casco”. De kern van de Ruimtelijek Structuurvisie wordt gevormd door een aantal principes die uitwerking geven aan de doelstellingen.
Een van die principes is gericht op het behoud van krachtige kernen, daarbij wordt Blerick specifiek genoemd als onderscheidbare en herkenbare kern in het stedelijk netwerk van Venlo. De vraag naar ruimte voor woningen, bedrijven, kantoren en voorzieningen wordt, in ieder geval tot 2015, primair opgelost op locaties binnen de grenzen van de kernen. Dit is noodzakelijk om voldoende draagvlak te behouden voor voorzieningen in de kernen tegen de achtergrond van een stabiliserende bevolking.
Ontwikkelingen in de kernen dienen gericht te zijn op een gedifferentieerd aanbod in belevings en gebruiksmogelijkheden. Dit bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische ruimte en om een gedifferentieerd woningbestand en een passend voorzieningenniveau in stand te houden. Daarbij worden waardevolle bebouwingselementen en straatbeelden van een bescherming voorzien en hiermee een duurzame, functionele en evenwichtige ruimtelijke structuur gewaarborgd.
3.2.6 Nota archtectuurbeleid/Welstandsnota
De nota ten aanzien van het architectuurbeleid heeft het behoud van bestaande kwaliteiten van de bebouwde omgeving en een hoge standaard voor de nieuwbouw op het oog. De commissie Ruimtelijke kwaliteit is een belangrijke gemeentelijke orgaan om de bewaking van de kwaliteit uit te voeren. De beeldkwaliteit van stedenbouw en architectuur kan hierdoor worden versterkt.
In de Welstandsnota worden de lijnen uiteengezet van het gemeentelijk welstandsbeleid. Voor verschillende gebieden wordt een verschillend beleid gevoerd in dat kader.
Blerick valt over het algemeen onder een bijzonder welstandsbeleid, voor enkele deelgebieden gelden specifiek opgestelde beeldkwaliteitplannen. Het welstandsbeleid is volgend op het bestemmingsplan; welstandseisen mogen de mogelijkheden van het bestemmingsplan niet overschrijden. Via de ontheffingsregeling, de nadere eisen regeling en het in een bestemmingsplan op te nemen aanlegvergunningsstelsel kan er een relatie ontstaan tussen welstand, cultuurhistorie en archeologie.
Het onderhavige plan heeft vooral een beheerskarakter en is over het algemeen gedetailleerd van opzet. De ruimte voor ongewenste ontwikkelingen in welstandelijke zin is zeer beperkt.
3.2.7 Stedelijke vernieuwing
Ten behoeve van het in stand houden en verbeteren van de ruimtelijke voorwaarden voor het goed functioneren van de steden, zowel in ruimtelijk, sociaal-cultureel als in economisch opzicht, legt het kabinet de nadruk op het streven naar een goed leef- en productiemilieu, op de benutting van de nog aanwezige capaciteiten van het stedelijk gebied voor wonen, werken, recreatie en verzorging en op vermenging van deze functies.
Het perspectief voor het stedelijk gebied als geheel is georiënteerd op de schaal van de stad, respectievelijk het stadsgewest. Het kabinet streeft voor deze gebieden naar het scheppen van ruimte voor stedelijke vernieuwing.
Ook het bestaand stedelijk gebied moet inspelen op de toenemende vraag naar woon- en werklocaties met kwaliteit. Dit beleid krijgt gestalte zowel in consolidatiegebieden, waar het ruimtelijk beleid gericht is op handhaving van de bestaande ruimtelijke structuur, als in stagnatiegebieden, die via ingrijpende vernieuwing opnieuw tot leven moeten worden gebracht, en in expansiegebieden, waar vaak kan worden volstaan met aanpassing van ruimtelijke structuren, respectievelijk het wegnemen van factoren die vernieuwing van de ruimtelijke structuur in de weg staan.
Door goede afstemming van woon-werklocaties en aandacht voor het mobiliteitsprofiel van bedrijven en voorzieningen wordt een zodanige ontwikkeling van de binnensteden bevorderd dat het mobiliteitsvraagstuk niet wordt verzwaard.
3.3 Coffeeshopbeleid
Om de overlast van de handel in en het gebruik van drugs te voorkomen en te bestrijden voert het gemeentebestuur van Venlo een strak beleid. Onderdeel van dit beleid is dat in de gemeente Venlo een maximum aantal van vijf coffeeshops wordt toegelaten. Het beleid is een paar jaar geleden uitgebreid, op grond waarvan een tweetal coffeeshops in de periferie zijn gerealiseerd, om hiermee de druk op het centrum waar zich de andere coffeeshops bevinden te verminderen.
In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig.
In de coffeeshops wordt het verhandelen van geringe hoeveelheden softdrugs (cannabis) gedoogd, mits wordt voldaan aan een aantal strikte regels. Deze regels, welke zijn gebaseerd op een landelijke strafvervolgingsrichtlijn, staan vermeld in de voor deze inrichtingen verleende exploitatievergunningen. Overtreding van deze regels zal ertoe leiden dat bestuursrechtelijke maatregelen (bijvoorbeeld sluiting) worden getroffen. Tegen de verkoop van drugs op andere plaatsen (voor publiek toegankelijke lokalen, woningen of straat) wordt zowel strafrechtelijk als bestuursechtelijk streng opgetreden.
3.4 Cultuurhistorisch Beleid
3.4.1 Rijks- en gemeentelijke monumenten (algemeen)
Nota Cultuurhistorie 2007-2011
Het motto van het Venlose cultuurhistorische beleid luidt 'Voortbouwen op Venlo's Verleden'. Dit motto hangt samen met het landelijk uitgangspunt 'behoud door ontwikkeling' van de rijksnota Belvedere. Belvedere is een bijzondere nieuwe zienswijze op de omgang met het cultuurhistorisch erfgoed in relatie met ruimtelijke planvorming. Het cultuurhistorisch erfgoed kan immers gebaat zijn met ruimtelijke ontwikkelingen. Deze vormen een nieuwe ruimtelijke drager, voorzien in een nieuwe functie, of geven een economische impuls voor instandhouding. Daarbij zorgt het tevens voor (sociale) identiteit, samenhang en is het bepalend voor de identiteit en het karakter van de plek of de wijk. Investeren in cultuurhistorie betekent dan ook een substantieel positief effect op bijvoorbeeld de waarde die burgers toekennen aan hun woongenot.
Aandacht voor cultuurhistorie is niet alleen een kwestie van cultuurbehoud, maar ook van economie en sociale cohesie. Toeristisch en economisch onderzoek van marketingspecialisten heeft uitgewezen hoe concreet de economische zuigkracht van tastbare cultuurhistorie is. De kwaliteit van de leefomgeving bepaalt in toenemende mate de aantrekkingskracht van locaties op mensen en bedrijven. Steden met een hoge 'quality of life' zijn vaak ook economisch succesvolle steden met een sterke sociale gemeenschap. De esthetische cultuurhistorische kwaliteiten van een stad werken als katalysator van economische groei. Voorbeelden elders, ook in deze provincie, laten dat zien.
Hoofdaccenten en strategieën
Centrale doelstelling is een representatief deel van de Venlose cultuurhistorie te behouden door ontwikkeling en door implementatie in ruimtelijke planvorming. Uiteindelijk streven is dat cultuurhistorie een vanzelfsprekende impuls betekent voor Venlo als duurzame en attractieve stad. Duurzaam en attractief voor bewoners, bezoekers, ondernemers en investeerders. Dit wordt bereikt door:
- Onderzoeken
Doelgericht in kaart brengen van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren die voor de identiteit, het karakter en de belevingswaarde van de gemeente Venlo van belang zijn en economische meerwaarde kunnen bieden.
- Beschermen
Uitbreiding en herziening van de gemeentelijke monumentenlijst met voor Venlo representatieve (archeologische) monumenten, objecten en structuren, inclusief borging van de cultuurhistorische samenhang in bestemmingsplannen en in ruimtelijke ontwikkelingen. Speerpunten zijn onder andere de historische stads- en dorpscentra, waaronder het centrumgebied van Blerick.
- Behouden en versterken
Met gerichte financiële impulsen het behoud van cultuurhistorisch erfgoed stimuleren.
- Ontwikkelen
Integratie en hergebruik van cultuurhistorisch erfgoed door ontwikkeling. Dit geldt zowel voor herbestemming van historische gebouwen en complexen ('nieuw in oud') als voor de integratie van cultuurhistorische aspecten in nieuwe ontwikkelingen ('oud in nieuw').
Van objectgericht naar gebiedsgericht: borgen van cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan
Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. De wijziging houdt in dat bij het opstellen van een bestemmingsplan de gemeente handelt conform artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel van a,: Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Door wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. Voor enkele specifieke belangen, zoals archeologie, was in het Bro al voorgeschreven dat in de toelichting bij het bestemmingsplan dient te worden aangegeven op welke wijze met deze belangen is omgegaan. Deze wijze van borging via het systeem van de ruimtelijke ordening bestond in het Bro nog niet voor cultuurhistorische waarden in het algemeen.
In de Nota Cultuurhistorie van de gemeente Venlo zijn beleidsdoelen opgenomen ten aanzien van verankering van cultuurhistorie in bestemmingsplannen. De Nota zegt hierover: "Binnen elk nieuw of te wijzigen bestemmingsplan zullen cultuurhistorische belangen worden meegenomen. Daar waar de ruimtelijke context onlosmakelijk aan de monumentale waarde van gebouwde objecten is verbonden, zullen beschermende bepalingen in de planregels en op de verbeelding van het bestemmingsplan worden opgenomen".
In paragraaf 5.2.1 Cultuurhistorie wordt hier nader op ingegaan.
Rijks- en gemeentelijke monumenten
De rijks- en gemeentelijke monumenten zijn niet op de verbeelding aangegeven. Voor deze systematiek is gekozen omdat de monumenten een eigen beschermingsregime hebben via een vergunningensysteem. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten zou betekenen dat van iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht. Daar waar vanuit de cultuurhistorie behoud van bestaande ruimtelijke structuren en/of gebouwen gewenst is, is de bestaande situatie precies bestemd, bijvoorbeeld door bouwvlakken strak om bestaande bouwmassa's te leggen of door de bestaande bouwhoogte en dakvorm precies over te nemen.
In paragraaf 5.2.2 Monumenten zijn de aanwezige Rijks- en gemeentelijke monumenten in het plangebied beschreven.
3.4.2 Archeologie
Archeologische beleidskaart 2007
In 1992 is het Verdrag van Valletta (Malta) door de landen van de EU, waaronder Nederland, ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch erfgoed. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat archeologische waarden in situ bewaard moeten blijven. Dat wil zeggen, dat er naar gestreefd moet worden om de waarden op de locatie te behouden. Als dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld bij bouwplannen, dan moeten de waarden worden opgegraven en ex situ worden bewaard. Het Verdrag van Valletta is doorvertaald in de Monumentenwet 1988, zoals deze gewijzigd is in september 2007. Sinds deze wijziging van september 2007 is de gemeente bevoegd gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie. Binnen de gemeente Venlo is dit beleid vertaald in het opstellen van een archeologische verwachtings- en advieskaart1. Op basis van deze advieskaart is een archeologische beleidskaart samengesteld die als onderlegger fungeert voor het implementeren van het beleid in onder andere bestemmingsplannen.
Op basis van de archeologische beleidskaart (september 2007) bevat het plangebied Blerick een viertal verwachtingswaarden. Zie Bijlage 3 Uitsnede archeologischebeleidskaart. Deze waarden zijn gebaseerd op de archeologische verwachtings- en advieskaart en de archeologische selectiecriteria van de gemeente Venlo. Deze kaart geeft aan in welke gebieden gestreefd wordt naar behoud en integratie van het archeologische erfgoed voor zover dat maatschappelijk aanvaardbaar is. Het betreft hier voornamelijk de historische stads- en dorpskernen en enkele delen van het buitengebied. Wegens de aanwezigheid van de oude dorpskern van Blerick, de hoge concentratie aan vondstmeldingen en ruimtelijk aantrekkelijke vestigingsvoorwaarden heeft dat deel een zeer
hoge archeologische verwachtingswaarde (gebied in de omgeving van de Antoniuslaan en Kloosterstaat). De uitgangspunten van de beleidskaart kennen aan de overige delen van het bestemmingsplangebied Stadsdeel Blerick met name een zeer hoge, een hoge en een middelhoge archeologische verwachtingswaarde toe.
Deze verwachtingswaarden vormen het beleidskader voor de kwantitatieve normen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen en gelden bij elke vorm van bodemverstoring.
In het plangebied of directe omgeving bevinden zich geen archeologisch waardevolle terreinen of monumenten. In het plangebied zijn wel enkele vondsten gedaan, met name ter hoogte van de Antoniuslaan.
Daar waar een middelhoge, hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarde geldt, is een dubbelbestemming "Waarde – Archeologie - " opgenomen. Binnen deze bestemming geldt dat in geval van nieuwbouw of uitbreiding van 100 m2 bij een zeer hoge verwachtingswaarde en 500 m2 bij een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde, een rapport dient te worden overlegd, waarin de archeologische waarden van de gronden die zullen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld. Tevens geldt binnen deze dubbelbestemming een aanlegvergunningsplicht voor ingrepen in de bodem vanaf 100 m2, respectievelijk 500 m2.
Vindplaatsen
Verder zijn er in Blerick ook nog een aantal archeologische vindplaatsen aanwezig. Rondom deze vindplaatsen geldt een beschermingscirkel van 50 meter. Deze vindplaatsen zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduid om hier regels aan te kunnen verbinden. Daar waar de vindplaatswaarneming niet betrekking heeft op een vlak, wordt een zone van 50 meter daaromheen beschermd met het bestemmingsplan. Voor alle vindplaatsen geldt bij bodemverstoring een onderzoeksverplichting, dat wil zeggen dat de gemeente nadere eisen kan stellen bij bouwplannen met betrekking tot het nemen van technische maatregelen, doen van opgravingen en archeologische begeleiding tijdens werkzaamheden. Ook geldt voor alle vindplaatsen dat voor bepaalde werkzaamheden een aanlegvergunning nodig is. Zie voor de complete lijst van vindplaatsen Bijlage 4 Archeologische vindplaatsen Blerick.
- 1. X.C.C. van Dijk, gemeente Venlo: Een archeologische verwachtings- en advieskaart (Amsterdam, 2007).
3.5 Economisch Beleid
In de in 2006 vastgestelde Detailhandelsnota 2006-2015 wordt ingegaan op de huidige situatie, de knelpunten en de voorgestane oplossingen ten aanzien van de detailhandelsstructuur in Venlo. De ambitie van Venlo op dit terrein moet zich richten op de volgende punten:
- 1. Het behouden en verder versterken van een goed en attractief winkelaanbod door het bieden van een kwantitatief en kwalitatief zo compleet mogelijk pakket aan detailhandel en aanverwante voorzieningen met een functie voor de inwoners van Venlo.
- 2. Het versterken van de concurrentiepositie van Venlo, met de binnenstad voorop vooral gericht op het versterken van de lokale, regionale en bovenregionale functie. Er moet hierbij ruimte zijn voor dynamiek en vernieuwing met behoud van bestaande kwaliteiten in de structuur.
- 3. Het aanpakken van de binnenstad en andere winkelgebieden waarmee wordt ingezet op het aantrekken van meer en andere consumenten, het verlengen van de verblijfsduur in de (binnen)stad en het verhogen van de bestedingen.
- 4. Het versterken van het ondernemingsklimaat, het verbeteren van ruimte aan ondernemersinitiatieven en het verbeteren van de communicatie en samenwerking tussen partijen.
Concreet wordt dit vertaald in de volgende doelstellingen:
- Het verder versterken van clustering van winkels en voorzieningen in perspectiefvolle concentraties binnen de structuur.
- Het bevorderen en faciliteren van de dynamiek, met nadrukkelijk meer aandacht voor de juiste plek voor ontwikkelingen.
- Het behouden en versterken van de eigenheid van aankoopplaatsen en stadsdelen; inzet op kwalitatieve verbetering en onderscheid tussen meerdere gebieden.
- Het behouden en waar mogelijk verbeteren van de leefbaarheid in buurten en wijken.
Gestreefd moet worden naar een heldere detailhandelsstructuur waarbij de centra elkaar aanvullen en zich van elkaar onderscheiden, de functie van de binnenstad en de stadsdeelcentra verder wordt versterkt. De versterking van de binnenstad heeft de hoogste prioriteit en de stadsdeelcentra van Blerick en Tegelen moeten ruimte krijgen hun stadsdeelverzorgende functie uit te bouwen mede door de uitvoering van de in de ontwikkelingsplannen opgenomen deelprojecten.
Er wordt ingezet op behoud van nabijheid van basisvoorzieningen voor de consument in perspectiefvolle centra voor ondernemers. De stadsdeelcentra en de binnenstad hebben voor de dagelijkse artikelensector een dubbelfunctie:
- basisfunctie voor inwoners van de direct omliggende buurten;
- paraplufunctie voor inwoners in de stad of het stadsdeel.
3.6 Groenbeleid
3.6.1 Integrale Natuurvisie regio Venlo (2005)
De Integrale Natuurvisie (vastgesteld 21 december 2005) presenteert een toekomstbeeld als uitwerking van vastgestelde beleidsplannen en waarin voorgenomen ontwikkelingen en plannen op het gebied van wonen, werken en vervoer integraal worden afgewogen ten opzichte van de natuurbelangen. De Integrale Natuurvisie tracht ook de kansen in beeld te brengen waar de 'rode' functies het groen versterken en andersom. De Integrale Natuurvisie beperkt zich niet alleen tot beelden. Het is nadrukkelijk de bedoeling de visie ook uit te voeren. Daarom is de visie voorzien van een uitvoeringsprogramma en realisatiestrategie.
De Integrale Natuurvisie heeft een aantal functies:
- Leidraad voor de toekomstige ontwikkelingen van natuur in samenhang met andere functies;
- Basis voor plannen om de gewenste ecologische structuur te kunnen realiseren;
- Basis voor acceptatie van geplande ingrepen (maatschappelijk en natuurwetenschappelijk);
- Basis voor eventuele natuurcompensatieplannen als gevolg van ruimtelijke ingrepen;
- Toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, vervoer, landbouw en waterbeheer;
- Bouwsteen voor de ruimtelijk structuurvisie en het beleidsprogramma Venlo: Natuurlijk aan de Maas.
De gewenste ontwikkelingen in Venlo zijn uitgewerkt in een aantal streefbeelden, voor de verschillende deelgebieden. De elementen die van belang zijn voor het bestemmingsplan "Blerick" zijn in onderstaande beschrijving opgenomen. De geschetste streefbeelden kunnen bijvoorbeeld een kader vormen bij gewenste toekomstige ontwikkelingen in het gebied. In voorliggend bestemmingsplan is geen sprake van een directe regeling van de beschreven streefbeelden.
Streefbeeld: Groenzone Klingerberg
- Op interactieve wijze met bewoners en gebruikers op zoek gaan naar een (deels) nieuwe invulling van de groenzone die ontstaat als gevolg van de aanleg van de A73.
- Bekijken op welke wijze het groen in deze nieuwe groenzone van betekenis kan zijn voor de verbetering van de luchtkwaliteit.
- Uitwerken van een natuurlijker beheerplan Wassumpark in nauwe samenwerking met bewoners en gebruikers.
Streefbeeld: Maascorridor
- Weerdverlaging, weerdverbreding met het oog op vergroting van de rivierveiligheid;
- Natuurontwikkeling in de uiterwaarden;
- Beheer door middel van grote grazers en schapen;
- Aanleg van fiets / wandelpaden zodat er een doorgaande verbinding is door de gehele Maascorridor;
- Koppeling van bestaande recreatieve netwerken aan het Maascorridor netwerk;
- Veiligheid, Natuur, Recreatie, en gezicht naar de Maas.
3.6.2 Natuurpark Klingerberg (2008)
Met de komst van de nieuwe A73-Zuid is de oude provinciale weg aan de westzijde van Blerick opgeheven. Er resteert een royale open zone tussen de wijk Klingerberg en de nieuwe rijksweg. De gemeenteraad van Venlo heeft besloten om van deze zone een natuurpark te maken dat ruimte biedt voor groen- en natuurbeleving, volop gelegenheid voor spel: kortom een stedelijk uitloopgebied. Dit nieuw aangelegde park speelt ook een belangrijke rol in het kader van gezondheid en de verbetering van de luchtkwaliteit: een natuurlijk filter. De gemeente Venlo heeft in het kader van Groen In en Om de Stad de Dienst Landelijk Gebied gevraagd het ontwerp samen met de bewoners te maken en het proces te begeleiden.
Het behelst een groot aaneengesloten natuurpark waarin twee sferen elkaar ontmoeten, een halfopen speel- en wandelbos en open bloemrijke natuurweiden. Het geheel wordt verbonden door een karakteristieke cultuurlijke zone. Het park wordt gekarakteriseerd door subtiele contrasten in vormgeving en een rijk programma; er is voor iedereen wat wils. De structuren zijn dusdanig gepositioneerd dat het park als optimaal filter fungeert voor de verbetering van de luchtkwaliteit: Het Beleefbare Groene Filter. Het park biedt daarmee een gezonde, actieve en aangename natuurbeleving dicht bij huis; een geborgen oase tussen wijk en weg.
3.6.3 Groenbeleidsplan (1994)
Het ontwikkelen van een verantwoord groenbeleid binnen de gemeente Venlo was de aanleiding voor het opstellen van het groenbeleidsplan (januari 1994). De hoofddoelstelling van het groenbeleidsplan is het formuleren van een visie voor de lange termijn voor het stedelijk groen.
De ruimtelijk relevante onderdelen van dit beleidsplan zijn verwerkt in het bestemmingsplan.Om het aanwezige groen te bewaren, wordt bestaand groen in het plangebied bestemd als “Groen”. Binnen deze bestemming worden geen functies toegelaten die de groenstructuur kunnen aantasten.
3.7 Horecabeleid
Horeca is niet alleen economisch van belang voor een stad als Venlo maar heeft ook een belangrijke maatschappelijke functie. In 2007 is de Nota "Ontwikkelingsrichting Horecabeleid" opgesteld als opvolger van de nota uit 1999. De belangrijkste doelstellingen van de gemeente op dit beleidsveld zijn af te leiden uit de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015:
- Behoud en versterken van en goed en attractief horeca-aanbod, door het bieden van een kwantitatief en kwalitatief zo compleet mogelijk pakket, met een functie voor de bewoners van Venlo, de regiobevolking, Duitsers en (andere) toeristen.
- Het versterken van de concurrentiepositie van Venlo, met de binnenstad voorop, vooral gericht op het versterken de lokale, regionale en bovenregionale functie. Er moet hierbij ruimte zijn voor dynamiek een vernieuwing, met behoud van bestaande kwaliteiten in de structuur.
- Het aanpakken van de binnenstad en andere horecaclusters, om meer consumenten aan te trekken de verblijfsduur te verlengen en de bestedingen te verhogen.
- Het versterken van het ondernemersklimaat, het bieden van ruimte aan ondernemersinitiatieven en het verbeteren van de communicatie en samenwerking tussen partijen.
De uitwerking van dit beleid moet plaatsvinden in een horecabeleidsplan.
3.8 Milieubeleid
Het onderwerp milieu komt uitgebreid aan de orde in paragraaf 5.3 Milieu. Daar zal ook het relevante beleid worden beschreven.
3.9 Prostitutiebeleid
3.9.1 Sexwinkels
In de gemeente Venlo zijn voor zover bekend een zestal sekswinkels. Onder een sekswinkel wordt verstaan: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd. De exploitatie is niet onderworpen aan een vergunningplicht. Prostitutie is niet toegestaan. Vestiging kan worden gereguleerd langs de weg van het bestemmingsplan.
3.9.2 Maximum aantal seksinrichtingen
In 2008 is het maximum aantal seksinrichtingen vastgesteld op 5 seksinrichtingen, te weten voor stadsdeel Venlo 2 locatiegebonden seksinrichtingen, te weten, de Zaar 2 en Maaskade 15, stadsdeel Tegelen 1 locatiegebonden seksinrichting, te weten Roermondseweg 9. Het nieuwe maximum houdt in dat er verder geen nieuwe seksinrichtingen in de gemeente, ook voor het stadsdeel Blerick zijn toegestaan. Het huidige aantal voldoet aan een behoefte aan dit soort inrichtingen.
Op basis van een schouw in de gemeente is vast komen te staan dat zich in 2 van 3 sekswinkels bioscoopzaaltjes bevinden, die daarmee vallen onder het begrip "seksinrichting" Op basis hiervan is het aantal seksinrichtingen in de gemeente vastgesteld op 5 en zijn deze inrichtingen eveneens vergunningplichtig, ook al vindt er geen prostitutie plaats.
Kort samengevat gaat het binnen de gemeente om:
- 2 prostitutiebedrijven (waaronder begrepen erotische massagesalons) en/of parenclubs;
- 1 inrichting bestaande uit een combinatie van een prostitutiebedrijf, seksbioscoop en sekswinkel;
- 2 seksbioscopen.
Binnen het plangebied zijn geen prostitutie-inrichtingen gelegen.
Beleidsmatig wordt ingestoken op vermindering van het aantal seksinrichtingen, zodat uiteindelijk 3 in totaal zijn toegestaan.
3.9.3 Escortbedrijven
In de gemeente zijn 2 vergunde escortbedrijven aanwezig. Hiervan is er nu nog 1 in bedrijf. Deze zogenaamde niet locatiegebonden prostitutie heeft een mobiel karakter, waarbij de seksuele diensten niet locatiegebonden zijn. Dergelijke bedrijven vallen daarom niet onder het begrip "seksinrichting". Bij raadsbesluit is het aantal escortbedrijven gemaximeerd tot 1 bedrijf.
3.10 Reclamebeleid
Het gemeentelijke reclamebeleid is neergelegd in de nota "Reclamebeleid gemeente Venlo 2007". Uit de daarin opgenomen gebiedsindeling blijkt dat alleen gebied 1 (Winkelgebied) en gebied 2 (Woongebied) van toepassing is. Ale reclame-uitingen zoals vlaggen, lichtbakken, onverlichte borden e.d.gelden als reclame. De relatie tussen reclamebeleid en ruimtelijke ordening zit hem met name in het regelen van de hoogte van reclamezuilen en vlaggenmasten. Daar is in dit plan rekening mee gehouden conform het gestelde in de nota..
3.11 Sportbeleid
sport- en beweegnota: "Venlo méér in beweging 2008-2013". In deze nota worden sportvoor-zieningen als belangrijke basisvoorwaarde gezien om te kunnen sporten en te kunnen bewegen. De sportvoorzieningen kunnen in een drietal typen voorzieningen worden onderscheiden, namelijk:
- 1. Sportieve omgevingen
De gemeente stuurt onder meer op en investeert in clustering van aanbod, dat resulteert in flexibel inzetbare multifunctionele accommodaties. Een voorbeeld vormt de sportieve omgeving Maassenhof in het stadsdeel Blerick. - 2. Voorzieningen met een wijkfunctie
De leefbaarheid in de wijken heeft een hoge prioriteit. Recreatief sporten en bewegen dichterbij huis moet voor elke burger mogelijk zijn, met name voor jeugd en ouderen. De komende jaren staat behoud van kwaliteit en kwantiteit van deze voorzieningen centraal. Daarbij verdient beheer en onderhoud en het goed toegankelijk houden voor gehandicapten extra aandacht. - 3. Openbare ruimte
Voorzieningen moeten er niet allen zijn voor georganiseerde sporters, maar ook voor wandelaars, fietsers en hardlopers. Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt hiermee rekening gehouden. Voorzieningen niet alleen voor de bewoners, maar ook voor toeristen en recreanten.
De bestaande sportvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd als “Sport”. In stadsdeel Blerick zijn gymzalen, sporthallen, zwembad de Wisselslag en een Richard Krajicek Playground terug te vinden. In de periode 2010-2015 zullen drie nieuwe gymzalen worden gerealiseerd in stadsdeel Blerick: bij de nieuwe basisschool 't Ritjen / De Vossener, bij basisschool Klingelberg en bij het Muspelheim. De gymzaal aan de Frederik Henrikstraat zal na realisatie van deze gymzalen worden afgebroken.
3.12 Toerisme- En Recreatiebeleid
Venlo 2010: Groenste gemeente aan de Maas
In 2009 is de nota uitgebracht onder de titel "Venlo 2010: Groenste gemeente aan de Maas". In deze nota zijn de regelgeving en het beleid van de voormalige gemeenten geharmoniseerd. Inhoudelijk ging het vooral om het bestaande beleid op elkaar af te stemmen en lopende projecten weer effectief op te pakken. De nota geeft in algemene zin een visie op het toeristisch beleid en waarin de positionering van de gemeente in de vrijetijdseconomie helder is omschreven.
Doel van het onderzoek dat aan de nota ten grondslag heeft gelegen is geweest antwoord te geven op de volgende vragen:
- Wat is de huidige markt- en economische positie van toerisme/recreatie in Venlo en Arcen/Velden?
- Welke uitvoeringsprojecten lopen er en waar bestaat de samenwerking en samenhang, waar is versterking nodig?
- Wat is de meest effectieve strategie en aanpak om de gezamenlijke ambitie vanuit de huidige positie en mede voortbouwend op de lopende projecten en kernthema's verder gestalte te geen?
- Wat zijn de korte en/of middellange termijn de meest belangwekkende acties en/of investeringen voor de nieuwe gemeente en/of haar strategische partners.
Onderzoek heeft plaatsgevonden waar een analyse is gemaakt om de sterke, zwakke punten in beeld te brengen en in het verlengde daarvan de kansen en bedreigingen van de gemeente op toeristisch en recreatief oogpunt in beeld te brengen. Deze analyse heeft geleid tot een visie en een strategie.
Kijkend naar de strategie, dan kan hier het volgende worden aangegeven:
- 1. Meer focus op identiteitsdragers
In de gemeente zijn veel sterke identiteitsdragers aanwezig, die kunnen bijdragen aan een onderscheidend toeristisch image. Focus op de identiteitsdrager versterkt de samenhang tussen Arcen/Velden en Venlo: de Maas, Maasduinen, Maascorridor en de Limburgse cultuur. - 2. Prioriteer (verblijfs)recreatie
Om meer toeristen naar de regio te trekken zijn verblijfsaccommodaties een belangrijke voorwaarde (ook met het oog op de Floriade 2012). Verblijfgasten kennen een langer verblijf en hebben doorgaans een hoger bestedingsprofiel in vergelijking met dagtoerisme. - 3. Stimuleren van "kruisgebruik" van voorzieningen
Venlo als stedelijk centrum en Arcen/Velden als hoogwaardig verblijfsgebied met attracties spreken verschillende doelgroepen aan en kunnen elkaar door kruisgebruik versterken en in economische zin stimuleren.
Visie
De visie kan in een viertal punten worden samengevat, namelijk:
- 1. Venlo: Groenste gemeente aan de Maas
De gemeente moet kiezen voor het onderscheidend vermogen, gericht op de bestaande, unieke en oorspronkelijke kwaliteiten van het gebied. De nieuwe gemeente heeft sterke rode (stad en economie), blauwe (de Maas) en vooral groene kwaliteiten (natuurgebieden, platteland et cetera). - 2. Positionering: Heerlijk toeven in Limburg
Voor de positionering kan de focus het beste gericht zijn op de relatieve rust en de groene omgeving die de regio biedt. Deze rustige plekken dienen verbonden te worden met de bruisende plekken (stedelijke omgeving), zodat een gevarieerd en afwisselend belevingsgebied ontstaat. Ook hier kan de Maas zorgen voor een gemakkelijke en aantrekkelijke verbinding tussen de verschillende plekken (hotspots), waarbij het watertoerisme ook een belangrijke rol kan spelen. De rivier de Maas als verbindende as, met aantrekkelijke recreatieve verbindingen langs de Maas, zorgt tevens voor samenhang tussen de kernen, projecten en het bestaande aanbod. - 3. Verbetering productmix
Door de samenvoeging van de voormalige gemeenten is een betere productmix aan verblijfsaccommodatie en dagattracties ontstaan. Arcen en Velden hebben sterke attracties, toeristische trekkers en verblijfsvoorzieningen, die de gemeente versterken. - 4. Focus op betere bestedende segmenten
Belangrijk uitgangspunt bij de doelgroepkeuze is het bestedingsprofiel. De focus zal gericht moeten zijn op de beter bestedende doelgroepen.
Om voorstaande te bereiken zal de focus moeten liggen op een viertal kernthema's, die hieronder kort zullen worden weergegeven.
Balkons aan de Maas
Bij de Maas als toeristisch –recreatieve zone horen plekken waar men de Maas kan bereiken en beleven: Balkon aan de Maas. De balkons kennen een grote differentiatie en verschillen in programma, ruimtelijke invulling, sfeer, uitstraling et cetera. Een project dat aansluit op dit kernthema is de passantenhaven van Blerick: waterrecreatie, met een verbinding met het centrum van Blerick en aansluiting op infrastructuur, in de vorm van wandel- en fietsroutes.
Verbindingen met en langs de Maas
De bestaande infrastructuur in de gemeente heeft zich in verschillende plaatsen afgewend van de Maas. Men komt in plaats daarvan door woonwijken, bedrijventerreinen en agrarisch gebied. Door het realiseren van aantrekkelijke verbindingen voor gemotoriseerd en langzaam toeristisch verkeer, kan de belevingswaarde van het gebied worden vergroot.
Leisure bij de Maas
Door projecten op het gebied van leisure te concentreren rondom de Maas kan er meer synergie ontstaan tussen de verschillende onderdelen. Accent komt te liggen bij al in gang gezette ontwikkelingen bij de Maas.
Maasregio
De promotie van Venlo dient op het niveau van Noord-Limburg te worden ingezet. Dit levert een grotere associatie op met Limburg als geheel en de positieve gevoelens en merkwaarden die daarbij horen, zodat een meer compleet toeristisch product op de markt kan worden gezet.
3.13 Verkeersbeleid
Gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid 2005-2015, Venlo-leefbaar en bereikbaar (juli 2005)
De hoofdverkeerstructuur voor Blerick bestaat uit een radiale route (Maasbrug – Eindhovenseweg - Sevenumseweg) en een tangentiële route (Mulkenshofweg – Shakespearelaan - H.R.Holstlaan-Groot Bollerweg). Zie Bijlage 5 Hoofdwegenstructuur.
Deze wegen behoren tot de primaire stedelijke hoofdontsluitingswegen. Op stadsdeelniveau en in relatie tot Blerick-centrum hebben verder de Pastoor Stassenstraat, Helmusweg, Baarlosestraat - Pontanusstraat-Antoniuslaan en de Burgemeester Gommansstraat een belangrijke ontsluitende verkeersfunctie.
Zie Bijlage 6 Ontsluitingswegen.
De Alberickstraat en de Diependijkstraat vormen de buurtverzamelwegen in Vastenavondkamp en Smeliënkamp.
Voor Klingerberg en de Vossener verzorgen de Klingerbergsingel respectievelijk de Vossenerlaan-Dickenslaan deze verzamelfunctie. De inprikkers zorgen voor de aantakkingen richting de primaire hoofdontsluiting. Buiten de hoofd- en ontsluitingswegen liggen alle straten die vallen in het 30 km/h gebied.
3.14 Volkshuisvesting
3.14.1 Provinciale Woonvisie Limburg
Op 1 februari 2011 is de Provinciale Woonvisie vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De provinciale woonvisie is opgebouwd op basis van een aantal bouwstenen (vigerende provinciale en regionale woonvisies, bevolkings- en huishoudensprognoses, woonmonitor en ander (nieuw) onderzoek, in- en externe trends en ontwikkelingen) en staat voor een dynamisch beleid, zodat in de komende jaren flexibel kan worden omgegaan met inhoud, onderwerpen en speer- en aandachtspunten (inspelen op actuele (vraag)ontwikkelingen in de woningmarkt).
De Provinciale Woonvisie voor de periode 2010-2015 omvat:
- de provinciale rollen en taken;
- een onderzoeksprogramma waarmee de voeding met gegevens in de toekomst structureel en efficiënt onderdeel zal uitmaken van de beleidscyclus;
- een korte termijnvisie (tot 2015), die waar nodig jaarlijks wordt geactualiseerd en een lange termijnvisie (2015-2030), die per vijf jaar wordt herzien;
- inhoudelijke onderwerpen.
Doel van de Provinciale Woonvisie is om samen met alle partners in de regio’s te bereiken dat de juiste woningen op de juiste plaats en op het juiste moment beschikbaar komen. De visie behandelt met nadruk de bovenlokale en –regionale sturing van de woningmarktontwikkeling (zeker tegen de achtergrond van de veranderende demografische context) en op kwalitatieve aandachtspunten als herstructurering, leefbaarheid en duurzaamheid. De Woonvisie behandelt de woonbehoeften van verschillende doelgroepen en specifieke aandachtspunten voor de verschillende regio’s. Ook gaat de Woonvisie in op internationale aspecten van het wonen.
Naast de Provinciale Woonvisie zijn er Woonvisies opgesteld voor de verschillende regio's. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de Woonvisie Regio Venlo2011-2015. In paragraaf 3.14.3 wordt ingegaan op de DynamischeWoningbouwprogrammering.
3.14.2 Woonvisie Regio Venlo 2011-2015
De tijdgeest, veranderende demografische ontwikkelingen en opschaling van gemeenten hebben de houding op het gebied van wonen verandert. Gemeenten uitten nu meer dan voorheen dat ze samen één complete woon- en leefregio vormen, waarin iedere gemeente zijn eigen rol heeft en deze elkaar ook gunt. Van min of meer binnenregionale concurrentie op het gebied van wonen in het verleden, gaat het vizier juist op zoek naar regionale samenwerking. De drie gemeenten gaan uit van behoud van eigen identiteit en uniciteit en vullen elkaar daarin aan. Vanuit een zelfbewuste houding wil de regio Venlo zich profileren als een regio waar „kwaliteit van leven. centraal staat, waar het dus goed leven en wonen is en waar voor een redelijke prijs in verhouding veel woon- en leefgenot te koop en te huur is. Deze kernkwaliteit wil de regio beter uitnutten om het woongenot van de (nieuwe) bewoners te faciliteren.
Om richting te geven aan lokaal overstijgend woonbeleid heeft de regio Venlo (de gemeenten Beesel, Peel en Maas en Venlo) een toekomstbestendige woonvisie met een horizon tot 2020 en een uitvoeringsgerichtheid voor de periode 2011-2015 (5 jaar).
Op 26 januari 2011 is de Woonvisie Regio Venlo 2011-2015 vastgesteld.
De regionale woonopgaven worden als volgt gedefinieerd:
- Bestaande woningvoorraad: aanpassen en verduurzamen
- Nieuwbouw die iets toevoegt
- Omslag maken van aanbod- naar vraagmarkt
- Ruime plancapaciteit: regionaal sturen op kwaliteit
- Duurzame kwaliteit is leidend
Het antwoord op deze woonopgaven zijn verwoordt in 8 speerpunten:
- 1. Regionale innovatiekracht uit zich in (ver)bouwplannen
- 2. Wonen faciliteert de regionale ambities
- 3. Werken aan één complete woonregio
- 4. Aandacht voor de hulp- en zorgvragende woonconsument
- 5. De woonconsument staat centraal
- 6. Tijd is rijp om de regionale meerwaarde echt te benutten
- 7. Regionale slagkracht vergroten
- 8. Van visie naar enveloppen met inhoud
De richting waarin stadsdeel Blerick zich moet ontwikkelen wordt in de woonvisie aangeduid als leefwijk. Voor het deel ten zuiden van de snelweg A73 (Meuleveld) geldt een ontwikkeling in de richting van een woondorp.
Het wonen in leefwijken wordt gekenmerkt door het organiseren van een prettig woonklimaat door (re)vitalisering en functie-menging. Uitgangspunt is dat de mogelijkheden voor het maken van stappen in de woon- en leefcarrière in de eigen wijk zich uitbreiden. Herstructureringsingrepen worden kleinschaliger en vanzelf meer vraaggestuurd maatwerk. Dit speelt met name in de naoorlogse woonwijken in de stadsdelen Blerick, Tegelen en Venlo-Oost. De beoogde doelgroep is iedereen.
Het wonen in woondorpen kenmerkt zich door een ruime leefomgeving voor de zelfredzame consument. Partners in het veld en ook bestuurders beseffen dat niet overal een door de overheid georganiseerd voorzieningenniveau beschikbaar kan zijn of komen. Veel hangt af van de organisatiegraad van een kern en het vermogen daar zelf werk van te maken. Bouwen mag niet als het redmiddel voor de leefbaarheid van een kern gezien worden.
In de woonvisie is ook weergegeven welke kaders de regio wil vaststellen en welke afspraken de drie regiogemeenten met elkaar en anderen willen maken om de doelen uit deze regionale woonvisie te realiseren. Dit is vastgelegd in zogenaamde enveloppen: een kwantitatieve envelop, een kwalitatieve envelop, een instrumentenenvelop en een communicatie-envelop.
Deze enveloppen geven richting aan de gewenste en benodigde ontwikkeling van de regio op het gebied van wonen. Dit bestemmingsplan voorziet de bestaande situatie van een geactualiseerde juridisch-planologische regeling.
3.14.3 Dynamische Woningbouwprogrammering
De dynamische woningbouwprogrammering (DWP) is een lokaal uitvoeringsinstrument, waarbij de gemeente Venlo invulling geeft aan de woningbouwkaders uit de woonvisie regio Venlo 2011-2015 en de Strategische Visie 2030. De DWP is op 26 april 2011 vastgesteld in het college van B&W.
De gemeente geeft in de DWP aan te kijken naar drie elementen als het gaat om de planvoorraard (initiatieven): mate van gebondenheid, financiële betrokkenheid/risico’s gemeente en doelen van de stad.
De eerste schifting wordt gemaakt door te kijken naar de mate van gebondenheid (juridische status). Binnen de mate van gebondenheid zijn drie categorieën te onderscheiden, per categorie is aangegeven hoe met de initiatieven en plannen omgegaan wordt:
Categorie 1. In aanbouw/ omgevingsvergunning / bestemmingsplan
Het gaat hier om harde plannen die al in uitvoering zijn, of een omgevingsvergunning hebben of waarbij het bestemmingsplan onherroepelijk is. Aan deze plannen zal gemeente Venlo gewoon medewerking (blijven) verlenen. Ook wordt vanuit de gemeente niet actief gestuurd op een eventuele verandering van het programma of een andere fasering. Uiteraard staat het initiatiefnemers vrij op basis van actuele marktvraag in gesprek te gaan met de gemeente om te komen tot een bijstelling van het programma in kwantitatieve en kwalitatieve zin of fasering.
Categorie 2. In voorbereiding (SOK/ROK)
Bij deze plannen bestaat een mate van gebondenheid. Er liggen overeenkomsten aan ten grondslag, bekrachtigd door tenminste een b en w besluit. Per plan kan de mate van gebondenheid verschillen en dit bepaalt de vrijheid die de gemeente heeft nog te sturen in programma en fasering. Het moet dus mogelijk zijn en blijven om in gesprek te gaan met de ontwikkelaars om te komen tot een kwantitatieve en kwalitatieve bijstelling en/of aanpassing van de fasering op basis van de actuele marktsituatie.
Categorie 3. Ontwikkellocatie (geen afspraken)
Dit zijn initiatieven waar nog geen afsprakenkader onder ligt. Gemeente is hier niet gebonden aan het plan en heeft dus nog de vrijheid om te beslissen over eventuele medewerking, het programma en fasering.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een actualiserend plan waarbij geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks worden toegestaan. Kortom, de categorie 1-plannen zijn één-op-één opgenomen in dit bestemmingsplan. De overige categorieën maken géén deel uit van dit bestemmingsplan.
3.14.4 Woonwagenbeleid
De gemeente Venlo heeft medio mei 2005 een tiental woonwagenlocaties met daarin 57 standplaatsen. In het plangebied zijn 2 woonwagenlocaties gelegen (aan de Burg. Gommansstraat en aan de Alberickstraat).
Met ingang van 1 maart 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken. Heden ten dag hebben gemeenten en corporaties een gezamenlijk verantwoordelijkheid voor de woonwagenzaken. Deze ontwikkeling is aanleiding geweest voor het opstellen van de nota Woonwagenbeleid. Er is een onderzoek verricht waarbij de volgende conclusies het meest in het oog springen:
- Nieuwe standaard woonwagenlocaties worden in de toekomst niet meer aangelegd.
- Bij gebleken behoefte mogelijkheden voor woningenbouw (chalets) in particulier opdrachtgeverschap opnemen in reguliere bestemmingsplannen.
- Bij de huisvesting in reguliere woningen zal, voor zover dat mogelijk is, rekening gehouden worden met de expliciete voorkeur voor wonen in groepsverband.
- Herinrichten van locaties zal in overleg met de bewoners plaatsvinden. Uitgangspunt daarbij: duurzame bouwkavel waar bouw van ruime chalets mogelijk is. Verkoopbaarheid moet door omvang van de kavel(s) niet geblokkeerd worden.
3.15 Waterbeleid
3.15.1 Kaderrichtlijn Water (KRW)
Internationale afstemming
Omdat de KRW uniforme eisen stelt aan de Europese landen wordt voorkomen dat vervuiling van een bovenstrooms land een probleem kan gaan vormen in een benedenstrooms land. Landen die binnen een stroomgebied liggen moeten dan ook gezamenlijk een stroomgebiedbeheersplan opstellen.
Oude 'waterrichtlijnen'
Al voor 2000 bestonden er verschillende Europese richtlijnen die (indirect) invloed hebben op de waterkwaliteit. Voorbeelden zijn de Nitraatrichtlijn, de Zwemwaterrichtlijn, de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Richtlijn Milieukwaliteitseisen Gevaarlijke Stoffen Oppervlaktewateren, en de Richtlijn Behandeling Stedelijk Afvalwater. De KRW integreert deze richtlijnen. Hierdoor zullen geleidelijk enkele van de oude richtlijnen vervallen.
Goede ecologische toestand
De KRW eist dat de ecologische toestand van het water een goede kwaliteit weerspiegelt. Dit betekent dat in alle Europese wateren de soorten organismen moeten voorkomen die daar in een onverstoorde situatie thuis horen. Deze natuurlijke soortensamenstelling komt in Nederland vrijwel nergens meer voor. De EU verplicht de lidstaten om een goede ecologische toestand voor verschillende watertypen te definiëren. Indien nodig moeten de landen maatregelen treffen om een goede ecologische toestand te bereiken.
Verstorende factoren
De ecologische toestand van het oppervlaktewater is sterk afhankelijk van ingrepen door de mens. De voornaamste verstorende factoren zijn:
- Lozing van stoffen.
- Onttrekking van water.
- Verandering van het stroombed (kanalisatie, baggerwerkzaamheden, sluizen en dammen).
- Scheepvaart.
- Koelwaterlozing.
- Visserij.
Prioritaire stoffen onder de Kaderrichtlijn Water
Onder de KRW is een aantal (33) prioritaire stoffen gekozen, waarvoor in de Richtlijn Prioritaire Stoffen (richtlijn 2006/398/EC) normen voor oppervlaktewater zijn vastgesteld. Daarnaast zijn lidstaten verplicht om voor alle stoffen die mogelijk een probleem vormen een norm vast te stellen. Die normen moeten gehaald zijn per 2015. Om normoverschrijding te voorkomen zijn de EU lidstaten verplicht maatregelen te treffen.
KRW in Nederland
Het RIVM adviseert de Nederlandse overheid in de vertaling van de KRW in landelijk beleid. Deze vertaling gebeurt in overleg met de overheden provincies, waterschappen, gemeenten, stakeholders zoals de waterwinbedrijven en onderzoeksinstituten, zoals TNO en het RIVM. Het RIVM adviseert de overheid bijvoorbeeld over maatregelen die genomen kunnen worden, over welke stoffen relevant zijn om een norm voor vast te stellen en hoe hoog die norm dan moet zijn.
3.15.2 Nota Ruimte
Aan 'water' wordt een groot gewicht toegekend in het ruimtelijk beleid. Dat komt door de klimaatverandering, die grote gevolgen heeft voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Denk aan het waarborgen van veiligheid tegen overstromingen en het voorkomen van schade door wateroverlast of watertekorten. De zorg voor de primaire waterkeringen langs de grote rivieren, kust en IJsselmeer is de verantwoordelijkheid voor het rijk. Deze waterkeringen horen bij de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Dat geldt ook voor genoemde grote wateren; net als de Waddenzee horen zij tot de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, ook omdat zij belangrijk zijn vanuit oogpunt van natuur en landschap. Water als structurerend principe houdt in dat water meer ruimte krijgt en dat waterkwantiteit en -kwaliteit sturend zijn voor het grondgebruik. Dit is ook belangrijk voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water voor een goede ecologische waterkwaliteit. Gemeenten, provincies en waterschappen hanteren daarom water als een structurerend principe bij het ontwikkelen, uitwerken en toetsen van hun ruimtelijk beleid.
Water bij locatiekeuze en herinrichting
Bij locatiekeuzes en herinrichting van bestaand bebouwd gebied moeten nadelige effecten op kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlaktewater (het watersysteem) worden voorkomen, verminderd, of gecompenseerd. Dat kan door van tevoren een goede analyse te maken van de risico's voor verdroging, overstromingen en overlast van grond- of oppervlaktewater. Het is raadzaam om erbij te betrekken wat het beperken van deze risico's kost. Het rekening houden met de wateropgave bij ruimtelijke ingrepen die de waterhuishouding beïnvloeden, is als verplichting opgenomen in het Besluit op de ruimtelijke ordening (BRO) die regelingen geeft ter uitvoering van de Nota Ruimte.
Waterkwantiteit
Water beter vasthouden voorkomt watertekorten en wateroverlast. Om water te bergen kan het areaal oppervlaktewater tijdelijk worden vergroot of het peilbeheer worden aangepast. Pas in laatste instantie wordt water af- of aangevoerd. Dit is de zogeheten 'drietrapsstrategie waterkwantiteit' die uitgaat van de prioriteitenvolgorde vasthouden – bergen – afvoeren. Dat betekent in de praktijk het volgende:
- het waterbergend vermogen neemt per stroomgebied toe;
- er vindt geen bebouwing plaats in gebieden die de provincies op termijn nodig vinden voor waterberging;
- er worden geen ruimtelijke besluiten genomen en er vinden geen peilverlagingen plaats die leiden tot bodemdaling in gebieden met dikke laagveenpakketten;
- onttrekking van het grondwater mag de natuurlijke aanvulling niet overstijgen;
- peilverlaging in de nabijheid van hydrologisch kwetsbare delen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt voorkomen.
Waterkwaliteit
De zorg voor de waterkwaliteit houdt in dat de ruimte zodanig wordt bestemd, ingericht en gebruikt dat het grond- en oppervlaktewater niet, of zo min mogelijk, worden vervuild. Is dat niet mogelijk of niet effectief genoeg, dan moeten schone en vuile waterstromen zo veel mogelijk gescheiden blijven. Wanneer ook dat niet het beoogde resultaat heeft, rest de derde stap: zuiveren. Deze 'drietrapsstrategie waterkwaliteit' - voorkomen – scheiden – zuiveren - resulteert in verbetering van de kwaliteit van (het diepe) grond- en oppervlakte water, vooral in grondwaterbeschermingsgebieden en in hydrologisch kwetsbare delen van de EHS.
3.15.3 Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze nieuwe wet vormt de grondslag voor een complete regeling van het integraal waterbeheer. Zowel het afwegingskader, het instrumentarium als de procedures zijn in één wet te vinden. De Waterwet vervangt een achttal bestaande wetten op het terrein van het waterbeheer. Ook de waterbodemregeling van de Wet bodembescherming wordt daarin geïntegreerd. Nieuwe elementen zijn de versterkte relatie tussen waterbeheer en ruimtelijke ordening, de normering voor (regen)wateroverlast, de wettelijke verankering van de verdringingsreeks, de regeling voor bergingsgebieden, de leggerplicht, de rol van waterschappen bij het grondwaterbeheer en de integrale watervergunning.
3.15.4 Het nationale Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.
Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.
3.15.5 Beleidslijn Grote Rivieren
In de afgelopen eeuwen is veel ruimte aan de rivier ontnomen, met het gevolg dat de rivieren zijn ingeklemd tussen dijken die steeds hoger zijn gemaakt. Door de bevolkingsontwikkeling en de economische groei zijn de te beschermen waarden sterk toegenomen. Als een overstroming zou plaatsvinden, zijn de gevolgen enorm. Deze kwetsbaarheid van ons land, samen met de ongunstige verwachtingen over klimaatveranderingen en zeespiegelrijzing, maken duidelijk dat een duurzame bescherming tegen hoogwater, zowel nu als in de toekomst, hoge prioriteit moet hebben. De dreigende overstromingen in 1993 en 1995 hebben bewezen dat het probleem niet moet worden onderschat.
Om een goede afweging te kunnen maken bij elke nieuwe ingreep in het rivierbed, zodat de rivier de ruimte behoudt die zij nodig heeft voor de afvoer van maatgevend hoogwater, is in 1996 de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier tot stand gekomen. Na verloop van jaren werd deze beleidslijn ten aanzien van regionale ruimtelijk economische ontwikkelingswensen en mogelijkheden als te restrictief ervaren. Mede op basis van de resultaten van de evaluatie en ervaringen in de praktijk is besloten om de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier aan te passen. De nieuwe Beleidslijn Grote rivieren biedt meer ontwikkelingsmogelijkheden voor initiatieven die een positief effect hebben voor het rivierbeheer en voor de ruimtelijke en economische kwaliteit van het betreffende gebied.
Het uitgangspunt van de Beleidslijn Grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater, onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden, en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor overheden om te zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoogwater voor activiteiten in het rivierbed. Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen.
De Beleidslijn Grote rivieren heeft als doelstellingen:
- De beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden.
- Ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid van rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
Het afwegingskader in deze beleidslijn is bedoeld om te kunnen beoordelen of activiteiten kunnen plaatsvinden in het rivierbed, en zo ja, onder welke voorwaarden. De beleidslijn zelf is geen instrument om actief rivierverruiming uit te voeren. Daarvoor bestaan andere kaders en procedures. Wel biedt het afwegingskader mogelijkheden voor initiatieven om binnen de gestelde voorwaarden rivierverruimende maatregelen uit te voeren. De Beleidslijn Grote rivieren is het kader voor beoordeling van initiatieven in het rivierbed. Daarbij wordt uitgegaan van een integrale afweging.
In het gedeelte van het rivierbed waar het stroomvoerend regime geldt worden in principe alleen "riviergebonden" activiteiten toegestaan. Het geldt een "ja, mits"-afweging; dat wil zeggen, dat deze riviergebonden activiteiten zijn toegelaten wanneer aan de gestelde rivierkundige voorwaarden wordt voldaan. Het betreft hier een beperkt aantal nader omschreven activiteiten, waarvan op voorhand duidelijk is dat situering buiten het rivierbed niet mogelijk of niet wenselijk wordt geacht. Het gaat daarbij om activiteiten en (bouw)werken ten behoeve van het rivierbeheer of de (beroeps)scheepvaart, of andere functies of vormen van gebruik die heel specifiek aan de rivier zijn gebonden. Vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover gekoppeld aan vervoer over de rivier, wordt specifiek genoemd als riviergebonden activiteit.
Zie ook Bijlage 7 Kaartblad 15 van de beleidslijn Grote Rivieren.
3.15.6 POL
In 2006 heeft de Provincie Limburg het tweede provinciaal omgevingsplan uitgebracht. Het betreft een plan op hoofdlijnen; de nadere invulling komt in beleidsuitwerkingen tot uitdrukking. Het provinciale beleidskader Stedelijke Waterbeheer is één van deze beleidsuitwerkingen. Het beleidskader vernieuwt de beleidsuitgangspunten die in de Nota rioleringsbeleid (1997) zijn weergegeven.
Dit nieuwe beleidskader stedelijk waterbeheer is opgesteld om een provinciale visie op beleidsdoelen en beleidsaanpak vast te leggen en vervolgens het concreet te kunnen invullen van de provinciale taken en verantwoordelijkheden. Hoofdlijnen van het nieuwe beleidskader worden verankerd in het provinciale (POL).
Hoofdopgave voor het stedelijk waterbeheer is het op orde brengen in uiterlijk 2015 en vervolgens op orde houden van de stedelijke watersystemen. In het licht van een doelmatige inzet van maatschappelijke middelen en met het oog op een ruimtelijke kwaliteit in het stedelijk gebied bevordert de Provincie dat randvoorwaarden en kansen van water worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Doelen voor het stedelijk waterbeheer zijn:
- In 2015 voldoen alle stedelijke wateren aan normen en criteria voor wateroverlast.
- Afvalwaterstromen en regenwater worden zoveel mogelijk gescheiden. Regenwater wordt, binnen grenzen van doelmatigheid, maximaal afgekoppeld van het riool.
- Toename van waterafvoer door nieuwe ruimtelijke plannen wordt voorkómen.
- In 2015 zijn baggerknelpunten in het stedelijk watersysteem opgelost.
Bij het bepalen van provinciale positie, zowel in het voorliggende beleidskader als bij het borgen en stimuleren van de uitvoering in de komende jaren, hanteert de Provincie de volgende uitgangspunten.
- ieder zijn deel, samen sterk;
- het nieuwe waterbeleid spreekt alle overheden aan op hun bijdrage aan een duurzaam (stedelijk) waterbeheer. De Provincie, als regionaal regisseur, vindt het belangrijk dat alle Limburgse overheden deze verantwoordelijkheid opnemen dan wel meewerken aan het op orde brengen van het stedelijk watersysteem en aan het implementeren van nieuwe werkmethoden;
- voortvarende en realistische aanpak.
Het nieuwe waterbeleid stelt ambitieuze doelen. De Limburgse overheden zijn (op basis van wetgeving, beleid en/of bestuurlijk afspraken) gecommitteerd aan deze doelen. De Provincie verwacht van alle Limburgse overheden dat ze voortvarend aan de slag gaan om de gestelde doelen te verwezenlijken. Tegelijkertijd pleit de Provincie voor realisme. Maatregelen dienen doelmatig te zijn en geen onevenwichtige inbreuk te maken op een duurzame maatschappelijke ontwikkeling. De Provincie wil daaraan bijdragen door het stellen van haalbare doelen, beperking van de regelgeving en administratieve lastendruk, ruimte voor maatwerk en kostenefficiënte maatregelen en gerichte inzet van ondersteunende middelen. Water stelt randvoorwaarden, maar water biedt ook kansen om de kwaliteit van de leefomgeving te vergroten.
De Provincie vindt het belangrijk dat deze kansen worden benut. Aanpak van de wateropgaven in het bredere perspectief van de ruimtelijke ontwikkeling maakt het mogelijk om maatschappelijke doelen gecombineerd te verwezenlijken. De nieuwe ontwikkelingsgerichte benadering in de ruimtelijke ordening geeft ruimte om zo'n duurzame route vorm te geven.
3.15.7 Waterschapsbeleidsplan
Het beleid en het voorgestane beheer van de waterbeheerders in het gebied (waterschap Peel en Maasvallei en zuiveringschap Limburg) in zowel het landelijk als het stedelijk gebied, zijn verwoord in het Integraal Waterbeheersplan Peel en Maasvallei 1997-2000. Hierin zijn functies aan oppervlaktewateren toegekend. Daarnaast hebben alle wateren een algemeen ecologische functie en dienen te voldoen aan de MTR-waarden. Specifiek ecologische functies hebben de Springbeek, de benedenloop van de Everlose beek, de Molenbeek en de Wilderbeek. In de Nota Beleid Stadswater 1997 van de gemeente (Gemeente Venlo, 1997) zijn de functies van de stadswateren weergegeven.
Thema's
Springbeek
De Springbeek heeft een vrij beperkt stroomgebied. Het grootste deel hiervan heeft de specifiek ecologische functie. De Springbeek loopt door de oude Maasmeander het Dubbroek, waar verdrogingsbestrijding plaatsvindt. Het stroomgebied is voornamelijk landelijk gebied. Grondverwerving wordt daarom mogelijk geacht. Het waterschap stelt voor de Springbeek voor vis migreerbaar te maken. De kansen om van de Springbeek een meer natuurlijk beeksysteem te maken zijn vrij groot. De matige waterkwaliteit is een punt van aandacht. Een concentratie van glastuinbouw is in het stroomgebied aanwezig. De relatie Dubbroek - glastuinbouw zal in het bestemmingsplan "Buitengebied" worden opgenomen. Het Dubbroek kampt met verdroging. Het Tangkoel (functie natuur) wordt negatief beïnvloed door de instroom van gebiedsvreemd water. Aanpak van deze problemen heeft prioriteit.
De belangrijkste redenen om voor het hoogste ambitieniveau te kiezen is de mogelijkheid beter aan de specifiek ecologische doelstellingen te kunnen voldoen dan op het middelste en vooral laagste ambitieniveau. Een belangrijk middel hiervoor is de gebiedsgerichte aanpak. Daarbij speelt mede een belangrijke rol de mogelijkheid hemelwater als duurzame bron in te zetten. De grootte van het afgekoppelde verharde oppervlak lijkt op het middelste niveau te klein om economisch rendabel te zijn. Tenslotte is het verschil in absolute kosten relatief gering terwijl de looptijd kort is zodat op korte termijn (tijdshorizon tot 2010) E-water geproduceerd kan worden. De korte doorlooptijd en de overeenkomstig geraamde kosten zijn evenwel afhankelijk van de mogelijkheid op korte termijn mee te kunnen liften met reeds uit te voeren werkzaamheden aan in het rioolstelstel, omdat anders de kosten sterk hoger zullen uitvallen.
De Everlose beek (exclusief Mierbeek)
Het stroomgebied van de Everlose beek is omvangrijk. Het benedenstroomse deel van de Everlose beek heeft de specifiek ecologische functie. Het deel dat de Everlose beek over Venloos grondgebied stroomt is relatief klein. Een stroomgebieds aanpak overstijgt het waterplan Venlo. Ontwikkelingen en planvorming voor de Noordervaart (onderdeel van de Everlose beek) maken het belang voor landschappelijke en recreatieve inpassing duidelijk. De kansen voor natuur zijn het grootst in het Koelbroek (na isolatie van de Everlose beek). Verweving van recreatie-, natuur- en landschappelijke waarden (mulitifunctioneel) is kansrijk voor de Everlose beek. Het Koelbroek heeft te maken met verdroging en eutrofiëring door water uit de Everlose beek. Isolatie van het Koelbroek heeft prioriteit.
De belangrijkste redenen om te kiezen voor het middelste ambitieniveau is de geringe meerwaarde die op het hoge ambitieniveau wordt bereikt voor de verschillende doelstellingen in samenhang met de zeer hoge kosten die daar mee gemoeid zijn. Bovendien worden op het middelste niveau zeer aansprekende resultaten bereikt, waaronder het natuurlijk inrichten en beheren van het overgrote deel van de beek, het uitbreiden van de activiteiten van het natuur- en milieueducatie centrum in het Koelbroek. Een gemiste kans op het middelste ambitieniveau is dat slechts 20% van het verharde oppervlak van het bedrijventerrein Groot Boller Haven wordt afgekoppeld terwijl de investeringen onevenredig groot zijn.
Stadsvijvers Venlo
Venlo heeft een aantal min of meer geïsoleerde stadswateren. De stadswateren in de laag gelegen kwelzones hebben een hydrologische functie: ontwatering en berging van water. Een combinatie met natuur en gebruiksfuncties is hier kansrijk.
De stadswateren gelegen in infiltratiegebieden zijn hydrologisch gezien artefacten met een kunstmatig karakter. Zonder een duidelijke gebruiksfunctie zijn ze overbodig en kunnen beter worden gebruikt als infiltratiezone (droge bedding) bij afkoppelingsprojecten. Bij een duidelijke gebruiksfunctie, zonder hydrologische functie is afweging van handhaving gewenst. De verschillende gebruiksfuncties kunnen worden gecombineerd met een basisnatuurfunctie (algemeen voorkomende planten- en diersoorten). De inrichting en beheer dienen te worden gericht (en gedifferentieerd) naar de verschillende functies.
Beleid Waterleidingsmaatschappij Limburg en e-Water Group
In de regionale watervisie van WML en e-Water Group wordt gestreefd naar duurzame waterconcepten waarbij hergebruik van regenwater, kringloopsluiting, minimale milieubelasting en inzet van natuurlijke bronnen een prominente plek innemen. Moderne technologie kan daarbij worden toegepast. De regionale watervisie van WML en e-Water is toegesplitst op veerkrachtige watersystemen welke in staat zijn een grotere retentie binnen het plangebied te realiseren. Binnen het plangebied zijn met name AGRO Siberië, Trade Port West, Trade Port Noord, Trade Port Oost, veiling ZON en Groot Boller doelgebieden. Het glastuinbouwgebied Californië ligt daaraan echter verbonden zodat een Gemeentegrenzen overschrijdend doelgebied wordt gevormd.
3.15.8 Integraal Waterplan Venlo
In het onderstaande is een beknopte weergave van het Gemeentelijk integraal waterplan Venlo en de in 2005 opgestelde samenvatting opgenomen. Het betreft een beschrijving van het hydrologische systeem, het vigerende beleid, analyse en visie en een uitwerking van ambitieniveaus per stroomgebied.
Systeembeschrijving
Geologie en bodemopbouw
De gemeente Venlo is gesitueerd op de overgang van de hoge dekzandgronden van de Peel naar de Maasvallei. De Maasvallei is beduidend lager gelegen als gevolg van eeuwenlange eroderende werking van de rivier de Maas. In het Pleistocene dekzandgebied kan onderscheid worden gemaakt naar relatief hoger gelegen dekzandruggen en de lager gelegen dekzandvlaktes. Op verschillende plaatsen hebben beken zich ingesneden in de dekzandvlakten en zijn beekdalen ontstaan. Vanaf zowel de dekzanden als het plateau stromen beken richting de Maas. De dekzandvlaktes worden voornamelijk gekenmerkt door relatief droge, lemige zandgronden (veldpodzolen en vlak- of vorstvaaggronden) met grondwatertrappen V, VI en VII. De dekzandruggen bestaan uit leemarme duinvaaggronden en zijn relatief droog (grondwatertrap VII). In de omgeving van de oude bewoningsplaatsen zijn de dekzandvlaktes afgedekt met hoge zwarte enkeerdgronden (oude bouwlanden). In de beekdalen die zijn ingesneden in de dekzandvlakte worden relatief vochtige beekeerdgronden en ten noorden van Sevenum lage enkeergronden aangetroffen.
Waterhuishouding
Watersystemen
In de gemeente Venlo kunnen een zestal grotere oppervlaktewatersystemen onderscheiden worden. Aan de oostzijde van de Maas zijn dit de Stepkensbeek, de Rijnbeek en de Wilderbeek. Aan de westzijde van de Maas worden de dekzandvlakten gedraineerd door de Everlose beek, de Mierbeek en de Springbeek. Aangezien de Mierbeek uitmondt op de Everlosebeek is de eerste onderdeel van het stroomgebied van de tweede.
Beheer
Het waterschap Peel en Maasvallei (WPM) is verantwoordelijk voor het peilbeheer van bijna al het oppervlaktewater en de wateraanvoer en -afvoer via het oppervlaktewater.
De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbrengen en in stand houden van voldoende ontwatering in stedelijke gebieden. Daarnaast draagt de gemeente zorg voor het inzamelen van het afvalwater en het aanleggen en onderhouden van een gemeentelijk rioolstelsel.
Waterkwaliteit
De zuurstofhuishouding is in alle wateren redelijk tot goed. Incidenteel vinden tijdelijk onderschrijdingen van de zuurstofnormen plaats. Verder zijn in een aantal wateren problemen geconstateerd met zware metalen en organische microverontreinigingen (voornamelijk PAK's en bestrijdingsmiddelen). Er dient een gebiedsgerichte aanpak te komen voor een duurzamer gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Riolering
Het afvalwatersysteem van Venlo/Blerick bestaat uit een groot aantal stroomgebieden die afvoeren naar twee centrale bemalingsgebieden aan weerszijde van de Maas. Het gebied is naar Nederlandse maatstaven relatief hellend, hetgeen betekent dat stuwconstructies noodzakelijk zijn voor het realiseren van berging in de hoger gelegen gebieden.
De strategie van emissiebeperkende maatregelen is gericht op het afvoeren van afvalwater naar de centraal gelegen gebieden met de overstorten op de Maas. Het aantal overstortlocaties wordt beperkt. In een aantal situaties dient daarbij de afvoercapaciteit van het stelsel te worden vergroot.
Grondwater
Het grondwater ten westen van de Maas stroomt in oostelijke tot zuidoosterlijke, het grondwater ten oosten van de Maas stroomt in westelijke richting naar de Maas. In het oosten liggen de isohypsen dichter op elkaar, hetgeen wordt veroorzaakt door de steilrand van het oude Maasterras. In de omgeving van Venlo vindt onttrekking van grond- en oppervlaktewater plaats. Grondwater wordt onttrokken voor de drinkwatervoorziening, voor de industrie (proces- en koelwater), voor beregeningsdoeleinden en voor bronbemaling. Nabij Venlo wordt grondwater onttrokken bij 4 pompstations, te weten Groote Heide, Tegelen, Californië en Hanik. Het aantal industriële onttrekkingen nabij Venlo ligt rond de dertig.
Ecologie en natuur
De ecologische structuur van Venlo op hoofdlijnen wordt bepaald door een drietal elementen:
- aan de westzijde van Venlo markeren bossen de overgang van de dekzanden naar het Maasdal;
- midden door de stad liggen de Maas en het Maasdal, waarlangs de stad zich aan beide zijden heeft ontwikkeld;
- de derde langgerekte noord-zuid structuur ligt ten oosten van Venlo en bestaat uit de beboste steilrand en de grensoverschrijdende bossen op het hoogterras, doorlopend in Duitsland.
Grotendeels haaks op deze structuur loopt een aantal beekdalen als dragers van natte natuur. De beken van Venlo zijn de dwarsverbindingen in de ecologische structuur. Het stedelijk gebied van Venlo is relatief compact opgebouwd.
Binnen de stad liggen diverse parken en plantsoenen. De gemiddelde omvang van het openbaar groen ligt in Venlo op 37 m2 per inwoner, hetgeen laag is. Binnen de parken kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende stijlen en inrichtingsthema's van de parken.
Streefbeelden en ambitieniveau
In het waterplan worden de streefbeelden beschreven die de gemeente voor ogen heeft voor de verschillende beken en vijvers in de gemeente. Daarbij wordt gedacht aan een termijn van ongeveer 30 jaar, terwijl het Waterplan een termijn van 10 jaar heeft. Hoe sneller het streefbeeld wordt gerealiseerd, hoe hoger het ambitieniveau.
De Springbeek heeft een hoog ambitieniveau, omdat het mogelijk is te profiteren van de plannen, die er al zijn om de Maasbedding te reconstrueren (ruimte voor de natuur). De deels nog meanderende Springbeek heeft een specifieke ecologische functie.
De Everlosebeek heeft een middenhoog ambitieniveau. Het waterschap heeft al een klein deel van de Everlosebeek heringericht, maar de rest is nog genormaliseerd. Aan de beek is een specifieke ecologische functie toegekend.
Analyse en Visie
Werkwijze
Kernwoorden voor het waterplan Venlo zijn "integraal" en "duurzaam". Integraal betekent dat wordt gezocht naar samenhang tussen de verschillende onderdelen van het watersysteem en bovendien dat de verschillende beleidsvelden op elkaar worden afgestemd. Het begrip duurzaam voegt hier aan toe dat het waterbeheer niet alleen dient bij te dragen aan de leefbaarheid van de huidige stad, maar ook perspectieven dient te scheppen voor de gebruikswaarde, de belevingswaarde en natuurwaarde van water ten behoeve van toekomstige generaties.
Om vat te krijgen op de integraal en duurzaam waterbeheer in de Venlose situatie wordt water in Venlo via vijf sporen benaderd. Aan deze sporen zijn doelen gekoppeld. De doelen zijn:
- Lang vasthouden, langzaam afvoeren.
- Schoon water, schoon houden.
- Zichtbaar en aantrekkelijk, functioneel.
- Hemelwater als duurzame bron.
Het vijfde spoor is procesmatig van aard.
3.15.9 Gemeentelijk rioleringsplan
In het gemeentelijk rioleringsplan geeft de gemeente Venlo niet alleen aan hoe invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het afvalwater maar ook op welke wijze invulling wordt gegeven aan de nieuwe zorgplicht voor het hemelwater en grondwater. Als gevolg van de invoering van de wet op de gemeentelijke watertaken is de oorspronkelijke zorgplicht voor het afvalwater vanaf 1-1-2008 verbreed. Dit plan vormt de basis om op een doelmatige en verantwoorde wijze invulling te geven aan de (verbrede) gemeentelijke rioleringtaken.
Behalve de invoering van de verbrede zorgplicht volgen uit het nationaal bestuursakkoord water, de Europese Kaderrichtlijn water, de optimalisatiestudie afvalwatersysteem Venlo en het Integraal waterplan Venlo (IWPV) de belangrijkste wateropgaven, welke zijn vertaald in dit GRP+. In dit GRP+ zijn een zevental doelen geformuleerd, waarmee de afval-, hemel- en grondwatertaken worden omschreven.
- 1. Inzamelen en transporteren van afvalwater.
- 2. Regenwater gecontroleerd afvoeren.
- 3. Verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit.
- 4. Voorkomen van (grond)wateroverlast.
- 5. Voorkomen van andere vormen van overlast.
- 6. Doelmatig beheer en onderhoud.
- 7. Bewustwording duurzaam waterbeheer.
Op basis van de hierboven genoemde doelen zijn functionele eisen en maatstaven opgesteld. Vervolgens heeft er een vertaalslag plaats gevonden naar de benodigde maatregelen op hoofdlijnen. De instandhoudingsmaatregelen zijn ingeschat op basis van de resultaten van de periodieke inspectiecyclus van het rioolsysteem, waarbij sober en doelmatig het uitgangspunt is. In dit plan zijn de financiële consequenties middels een exploitatieopzet in beeld gebracht voor zowel de korte als lange termijn. Uitgangspunt voor de kostenkant is het door de gemeenteraad vastgestelde beleid van kostendekkendheid. Naast kostendekkendheid wordt gestreefd naar beperking van de lastendruk voor de inwoners en bedrijven, zoals opgenomen in het collegeprogramma 2006-2010. Dit maakt een doelmatige invulling van het riool- en watersysteembeheer en daarbij het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen noodzakelijk. Bij het opstellen van het GRP+ is ondermeer rekening gehouden met:
- Het prioriteren van maatregelen.
- Het combineren van werkzaamheden.
- Het meeliften met andere projecten.
- Toetsing van maatregelen op doelmatigheid.
- Nieuwe ontwikkelingen.
Operationele programma's geven een nadere uitwerking van het GRP+, waarin voor het betreffende jaar concreet wordt aangegeven, welke voorzieningen worden aangelegd, welke onderzoeken zullen worden uitgevoerd en welke instandhoudingsmaatregelen worden getroffen. Overeenkomstig het vastgestelde beleidkader binnen de gemeente Venlo zal een (financiële) actualisatie van het plan tenminste iedere drie jaar aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Tijdens de totstandkoming van dit GRP + heeft zowel intern als extern afstemming en overleg plaatsgevonden. Extern is overleg gevoerd met de Provincie Limburg, de Oppervlaktewaterbeheerders Waterschap Peel en Maasvallei, Rijkswaterstaat en met het Waterschapsbedrijf Limburg als waterkwaliteitbeheerder en beheerder van de rioolwaterzuivering. Het plan is tevens voor commentaar toegezonden aan Stichting het Limburgs Landschap, de Milieufederatie Limburg, Vereniging Milieudefensie, Ministerie van LNV directie Zuid, Natuurhistorisch Genootschap kring Venlo, Strix-Aluco, IVN afdeling Steilrand.
3.15.10 Wateroverleg
Dit bestemmingsplan zal worden voorgelegd aan het waterschap.
3.16 Ontwikkelingsperspectief In Relatie Tot Bestemmingsplan
3.16.1 Wonen
Voor het plangebied Stadsdeel Blerick geldt dat de woonfunctie in principe niet mag worden vervangen door een andere functie. Bij een gemengde functie wordt wonen op de begane grond niet voorgestaan en wonen op de verdiepingen gestimuleerd.
Binnen het stadsdeel Blerick is het beleid ten aanzien van het wonen gericht op de volgende doelstellingen:
- een belangrijke doelstelling is het doorbreken van de homogene structuur van delen van de wijk door herdifferentiatie van het woningenbestand. Een en ander kan plaatsvinden door middel van sloop en nieuwbouw en herstructurering en beheer van de bestaande voorraad;
- concentratie van het voorzieningenniveau. Binnen het stadsdeel is verdeeld over de buurten een redelijk aantal voorzieningen aanwezig;
- het clusteren van gemeenschapsvoorzieningen centraal binnen de wijk;
- een aantal bedrijven zou bij voorkeur verplaatst moeten worden teneinde de milieubelasting ten opzichte van het woongebied te verminderen. Medewerking van eigenaar is hier wel bepalend;
- het verbeteren van de gebruiks- en belevingswaarde van de openbare ruimte. Ongewenste zaken en ontwikkelingen kunnnen worden verwijderd;
- tegengaan van ontwikkelingen en activiteiten die overlast veroorzaken voor de woonbuurt dan wel de sociale veiligheid verminderen. Daarnaast zal ook hinder en overlast van horecaondernemingen of andere bedrijven worden tegegegaan. Het betreft hier in de meeste gevallen geluidsoverlast. Voor een deel zal de weg worden bewandeld van de politieverordeningen, deels zal de Wet Milieubeheer van belang zijn.
Bepaalde functies kunnen binnen de woning worden toegestaan. Het betreft praktijkruimten en aan huis gebonden bedrijven. Aan het toelaten van deze functies is de voorwaarde verbonden dat de overwegende woonfunctie van een woning in stand wordt gehouden.
Er is sprake van een sterke vergrijzing, omdat er zowel sprake is van fors toenemende aantallen senioren als van een steeds ouder wordende bestaande seniorenpopulatie. Daarnaast ontstaat er een toenemen vraag vanuit zorginstellingen naar ruimte voor spreiding en deconcentratie van huidige en toekomstige verzorgingsplaatsen, zowel van lichamelijk als van geestelijk gehandicapten. De aanwezigheid van een adequate zorg- en welzijnsinfrastructuur, goed verdeeld over de stad in zogenaamde woonzorgzones is een voorwaarde voor een goed aanbod.
3.16.2 Detailhandel
In de Detailhandelsnota wordt een aantal conclusies getrokken over perspectief en ontwikkelingsrichting. Deze zijn inmiddels enigszins aangepast, omdat het beleidsvoorstel om te komen tot een nieuwe locatie in Blerick-Zuid inmiddels is komen te vervallen. Op basis van de meest recente inzichten zijn in de onderstaande tabel alleen de binnenstad opgenomen en de voor het plangebied relevante winkelconcentraties.
Ten aanzien van de verschillende winkelconcentraties worden de volgende conclusies getrokken.
Stadsdeelcentrum Blerick
Het winkelhart Blerick verzorgt het hele stadsdeel en heeft een sterke functie in de niet-dagelijks en dagelijkse sector. Het centrum is voor een deel vernieuwd waarbij uitvoering van het centrumplan noodzakelijk is voor het behoud van de huidige positie van kwalitatief sterk stadsdeelcentrum. Op buurt- en wijkniveau is gekozen voor een consolidatie van het wijkcentrum Vastenavondkampstraat met een functie voor de omliggende wijk en Klingerberg.
Vastenavondkamp
Het centrum van Vastenavondkamp is het enige wijkwinkelcentrum van Venlo. Er zijn twee supermarkten gevestigd en een aantal aanvullende winkels. Het centrum is ruim van opzet. Bij een draagvlak van ca. 8000-9000 inwoners in de directe omgeving, inclusief Klingerberg blijft een positie als wijkwinkelcentrum te verantwoorden.
Wel moeten vooral de ruimtelijke knelpunten worden aangepakt. Er moet op een herontwikkeling van het centrum ingezet worden waarbij de inzet is:
- het creëren van een meer compact centrum;
- met een of twee supermarkten als trekker;
- aangevuld met voornamelijk dagelijkse artikel winkels en meer beperkt niet dagelijkse artikelen.
Klingerberg
Deze wijk telt ca. 4.000-4.500 inwoners. De verwachting is dat het draagvlak de komende jaren in het meest gunstige geval stabiliseert. Vanuit leefbaarheid heeft het centrum nog wel een functie voor de omliggende buurten, maar door het kleine consumentendraagvlak en de nabijheid van Vastenavondkampstraat is het toekomstperspectief voor het centrum niet optimaal. Het streven is gericht op het op lange termijn in stand houden van Vastenavondkampstraat en Klingelberg.
Vossener, Sint Annakamp en Hazenkamp
De winkelfunctie in deze drie winkelstrips staat al jaren onder druk. Dit is in de uitstraling van deze drie gebieden ook nadrukkelijk zichtbaar en problemen uit de wijk komen hier samen (hangjongeren, vandalisme en andere vormen van overlast). Reden is de terugloop van de bevolking in de omliggende wijken, het ontbreken van een economisch perspectief door de kleine draagvlakken voor eigentijdse supermarkten en de aanwezigheid van een sterk winkelaanbod in de omgeving waaronder in het stadsdeelcentrum Blerick. Het draagvlak per buurt is te klein voor rendabele vormen van detailhandel.
Om toch op een goede wijze te voorzien in de dagelijkse behoeften op korte afstand en tegelijkertijd de leefbaarheid in de buurten te versterken wordt gekozen voor:
- een lichte versterking van het huidige centrum in Vossener met een nieuwe full-service supermarkt. Tevens is een MFC met gymzaal gerealiseerd.
- stabilisatie in het centrum Sint Annakamp, echter geen schaalvergroting;
- behoud van Hazenkamp als multifunctioneel gebied met ambachten, horeca, diensten en niet-dagelijkse goederenwinkels. De nu al beperkte rol voor de dagelijkse-goederensector zal met de realisatie van een buurtcentrum verder afnemen.
Overige winkels
Er wordt gestreefd naar een winkelconcentratie in het centrum en is erop gericht om verspreide winkels niet te laten groeien.
Vertaling in het bestemmingsplan
Ten aanzien van de detailhandel zal een bundelings- en concentratiebeleid worden gevoerd, waarbij een combinatie wordt nagestreefd met een aantal maatschappelijke voorzieningen. Teneinde dit beleid te kunnen effectueren is het van belang de buiten het aan te wijzen gebied gelegen detailhandels- en andere voorzieningen te prikkelen om tot verplaatsing over te gaan. In concreto betekent dit onder andere dat vestigings- en uitbreidings-mogelijkheden in concentratiegebieden ruimer van opzet dienen te zijn dan in het gebied daarbuiten. De bestaande detailhandelsvestingen worden overigens niet tot verplaatsing gedwongen. Zij worden in het plan positief bestemd en krijgen een beperkte mogelijkheid tot uitbreiden. Detailhandel zal alleen op de begane grond worden toegestaan.
3.16.3 Horeca
Vertaling in het bestemmingsplan
De aanwezigheid van horeca kan bedreigend zijn voor de woonomgeving. De met horeca vaak gepaard gaande geluidsoverlast kan de kwaliteit van het woon- en leefklimaat aantasten. Het algemene beleid is dan ook gericht op het terugdringen van de horecafuncties in gebieden met een overwegende woonfunctie. Nieuwvestiging wordt hier in beginsel niet toegestaan. Een uitzondering op het terugdringingsbeleid wordt gemaakt voor de bestemming "Gemengd". Daarbinnen wordt het toestaan van maximaal 2 horecavestigingen per concentratiegebied aanvaardbaar geacht. Uitdrukkelijk is bepaald dat daaronder niet zal worden begrepen een discotheek, dancing, automatenhal/speelhal dan wel een seksinrichting. Veeleer dient te worden gedacht aan een kleinschalig restaurant al dan niet in de vorm van fast food (friture, shoarmazaak of iets dergelijks) of een kleinschalige café/bar. Afwijkingen van het gegeven maximum aantal mogen blijven bestaan.
Voor de coffeeshops geldt een repressief beleid en wordt met het voorliggende bestemmingsplan uitgesloten.
3.16.4 Bedrijven en kantoren
Vertaling in het bestemmingsplan
De huidige en toekomstige functionele karakteristiek van het stadsdeel Blerick zal voornamelijk gericht zijn op het behoud en verbetering van de woonfunctie, kwalitatief opgewaardeerd met herstructurering van woningbouw aangevuld met een nieuw concentratiebeleid ten aanzien van winkel- en maatschappelijke voorzieningen. Bedrijvigheid gericht op productvervaardiging en andere bedrijfsmatige activiteiten van industriële aard worden in deze wijk minder passend geacht. Het beleid is erop gericht de in het plangebied voorkomende bedrijvigheid positief te bestemmen. Het gaat daarbij om bedrijven die vallen onder de milieucategorieën 1 en 2, zoals weergegeven in de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering uitgave 2009. Deze zullen worden opgenomen op een bij het bestemmingsplan te voegen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Aangezien dergelijke bedrijvigheid in het algemeen in milieuhygiënische zin aanvaardbaar is in een rustige woonwijk kunnen bestaande bedrijven binnen de genoemde milieucategorieën tevens vrij uitwisselen met andere qua milieucategorie gelijksoortige bedrijven. Wel verdient het de voorkeur om vestiging van de hiervoor geschetste aard van bedrijvigheid elders in het plangebied in beginsel zoveel mogelijk te weren en de reeds bestaande bedrijvigheid waar mogelijk terug te dringen.
Bedrijven welke gerangschikt zijn in de milieucategorieën 3 of hoger, krijgen een gerichte bestemming. Deze bedrijven zijn in de regel moeilijker inpasbaar in een woonomgeving. Uitwisseling van bedrijven wordt alleen aanvaardbaar geacht voor zover het een identieke bedrijfsvoering zou betreffen als dat van het scheidende bedrijf dan wel wanneer het een bedrijfsvestiging in een lagere milieucategorie zou betreffen. Omwille van de benodigde flexibiliteit ten aanzien van de op te nemen Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is in het plan een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Deze geldt voor bedrijven welke niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen, maar vallen onder milieucategorie 2 of lager of bedrijven die daarmee kunnen worden gelijkgesteld en die niet voorkomen in de SvB.
Voor kantoren ligt in Venlo de nadruk in de komende jaren op de ontwikkeling van Venlo-Centrum-Zuid. In het onderhavige bestemmingsplangebied kunnen de bestaande kantoorvestigingen vanzelfsprekend gehandhaafd blijven. Nieuwvestiging wordt slechts toegestaan in het gebied waarin de voorzieningen worden geconcentreerd. Qua oppervlakte betreft het kleine kantoren.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de planuitgangspunten en het beleid zijn vertaald naar de inhoud van het plan. Aangegeven wordt wat in het bestemmingsplan wordt geregeld, verwoord in de planregels.
4.1 Doelstellingen En Uitgangspunten
Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan. Dit betekent dat in principe de huidige situatie geconserveerd wordt. De actualisatie van dit deel van het bestemmingsplan is dan ook gericht op het toepassen van een moderne plansystematiek en het vertalen van het huidige gebruik naar een actueel bestemmingsplan. Daarnaast hebben ontwikkelingen plaatsgevonden in de loop der jaren, waardoor de bestemmingsregelingen niet meer actueel zijn en aangepast dienen te worden.
In onderstaande tabel zijn thema's, onderwerpen en gekozen regelingen voor het bestemmingsplan opgenomen. Paragraaf 4.2 beschrijft vervolgens de wijze waarop de reeds geplande ontwikkelingen zijn meegenomen in dit bestemmingsplan.
Thema | Onderwerp | Regeling bestemmingsplan |
Plangrenzen | Tussen bestemmingsplannen onderling | Wegen die langs de plangrens lopen, vallen volledig binnen 1 bestemmingsplan conform planbegrenzingenbestand van de gemeente. |
Grenzend aan bestaande / in procedure zijnde bestemmingsplannen | Grens bestaand / in procedure zijnde bestemmingsplan wordt overgenomen conform planbegrenzingenbestand van de gemeente. | |
Leegstand | Leegstand van panden | Vigerende bestemming overnemen. |
Beleidskaders | Coffeeshops | Verbod op coffeeshops in algemene gebruiksregels. |
Horeca | Bestaande horecavestigingen positief bestemmen. Gebruik maken van differentiatie Handboek. | |
Prostitutie | Verbod op prostitutie is opgenomen in algemene gebruiksregels. | |
Volkshuisvesting | Bestaande woningen positief bestemmen. | |
Agrarische bedrijven en gronden | Agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering; | Bestemming "Agrarisch". Binnen deze bestemming is detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse vervaardigde goederen of agrarische nevenproducten toegestaan |
Bedrijvigheid | Bedrijven, categorie 1 of 2 | Bestemming "Bedrijf" conform Handboek, maximaal categorie 2. Productiegbonden detailhandel is toegestaan, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen. |
Bedrijven, categorie 3 | Aanduiden als bedrijf van categorie 3. | |
Hinder | Omschakeling van bestaand bedrijf naar ander type, zal alleen mogelijk zijn als nieuw bedrijf vergelijkbaar is aan maximaal categorie 2. Koppeling wordt gemaakt naar Staat van Bedrijfsactiviteiten. | |
Cultuurhistorische waarden | Archeologische waarden | De verschillende archeologische verwachtingswaarden zijn vertaald in de daarbij behorende dubbelbestemming "Waarde – Archeologie - ". Hierbinnen regeling conform Handboek. |
Monumenten | Worden niet aangemerkt op verbeelding. Bescherming gebeurt via Monumentenwet 1988. | |
Externe veiligheid | Risicocontour | Op de verbeelding zullen de risicocontouren worden opgenomen. |
Groen | Groengebieden, niet zijnde natuur en niet zijnde bos (natuurontwikkelingsgebieden) | Bestemming "Groen". |
Kleine groenelementen | Als onderdeel van een groene verbinding, straatbepalende aanpklant of een andere belangrijke functie: "Groen"; anders "Verkeer" | |
Speelvoorzieningen | Overal toegestaan binnen bestemming "Groen". | |
Natuurontwikkeling of natuur | Bestemming "Natuur". | |
Recreatieve voorzieningen | Aanduiden als recreatie binnen bestemming "Groen". | |
Kabels & leidingen | Gasleidingen | Dubbelbestemming "Leiding – Gas". |
Hoogspanningsverbinding | Dubbelbestemming "Leiding – Hoogspanningsverbinding". | |
Persleiding | Dubbelbestemming "Leiding – Riool". | |
Hoofdwatertransportleiding | Dubbelbestemming "Leiding – Water". | |
Sport & recreatie | Openluchtzwembad | Aanduiden als zwembad binnen bestemming "Sport". De ligweide heeft bestemming "Recreatie". |
Speeltuin | Aanduiden als speeltuin binnen bestemming "Recreatie". | |
Verkeer | Bestemming van woonstraten | Bestemming "Verkeer – Verblijfsgebied". |
Bestemming van wegen met hoofdzakelijk verkeersfunctie | Bestemming "Verkeer". | |
Parkeren | Parkeren wordt mogelijk gemaakt binnen verschillende bestemmingen. | |
Spoorweg | Bestemming "Verkeer - Railverkeer" | |
Voorzieningen | Scholen, gezondheidscentrum, et cetera. | Bestemming "Maatschappelijk" met een aanduiding om alleen de specifieke functie toe te staan. |
Bestaande kantoren | Bestemming "Dienstverlening". | |
Bestaande supermarkten | Aanduiden als supermarkt binnen bestemming "Detailhandel" of "Gemengd" | |
Kapel | Aanduiden als specifieke vorm van maatschappelijk – religie binnen bestemming "Maatschappelijk". | |
Bepaalde voorzieningen als apotheek, kapperszaak en schoonheidssalon | Bestemming "Dienstverlening" | |
Water | Water | Binnen de bestemmingen zal water, waterberging en waterinfiltratie mogelijk worden gemaakt. |
Beleidslijn Grote rivieren | De delen van het plangebied die vallen onder de Beleidslijn hebben een passende dubbelbestemming: "Waterstaat - waterbergend rivierbed" of "Waterstaat - stroomvoerend rivierbed". | |
Structureel water | Bestemming "Water". Tevens voor de rivier de Maas een "vrijwaringszone - vaarweg" opgenomen. | |
Water met natuurwaarden | Bestemmen als "Water" met specifieke ecologische functie | |
Waterkeringen | Geregeld met een dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" | |
Waterlopen | Bestemming "Water" of dubbelbestemming "Waterstaat - Waterlopen" | |
Wonen | Bestemming bestaande woningen | Bestemming "Wonen" conform Handboek. |
Aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten | Binnen bestemming "Wonen" regelen conform Handboek. | |
Bedrijfswoningen (adres) | Aanduiden als bedrijfswoning binnen bestemming "Bedrijf". | |
Woonwagenstandplaatsen | Aanduiden als woonwagenstandplaats binnen bestemming "Wonen". | |
Toekomstige ontwikkelingen | Gebieden, die binnen afzienbare tijd van een andere bestemming zullen worden voorzien. | Wro-zone - wijzigingsgebied |
Gebieden, die binnen afzienbare tijd worden ingevuld met woningen. | Bestemming "Wonen - Uit te werken" |
4.2 Uitgelicht
In of nabij het plangebied spelen ontwikkelingen en projecten, die invloed kunnen hebben op dit bestemmingsplan. In deze paragraaf worden kort de ontwikkelingen genoemd die in dit bestemmingsplan van toepassing zijn.
Het gaat in Stadsdeel Blerick om de volgende ontwikkelingen:
- De reeds gerealiseerde A73 is gedeeltelijk in het plangebied opgenomen. Het betreft het gedeelte vanaf Hout-Blerick tot aan knooppunt Zaarderheiken.
- Het multifunctioneel centrum en appartementen Boulevard Hazenkamp is planologisch-juridisch geregeld via een projectbesluit en is inmiddels uitgevoerd. Het plan Boulevard Hazenkamp is opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.
- De bouw van een multifunctioneel centrum (MFC) aan de Vossenerlaan is geregeld met een omgevingsafwijkingsvergunning en opgenomen in dit bestemmingsplan.
- Er is een omgevingsafwijkingsvergunning verleend voor de bouw van een gymzaal aan de Alberickstraat. Deze vergunning is verwerkt in dit bestemmingsplan.
- Er is een omgevingsafwijkingsvergunning verleend voor het uitbreiden van de school en een gymzaal aan de Klingerbergsingel. Deze vergunning is verwerkt in dit bestemmingsplan.
- De herbouw van het reeds gesloopt Ons Huis tot woningen is opgenomen in dit bestemmingsplan.
- Voor de realisering van een woning met kantoor aan de Boekenderhofweg is een ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dit plan is verwerkt in het onderhavige bestemmingsplan.
- De locatie van het voormalige Blariacumcollege is bestemd tot Wonen - Uit te werken. Woningstichting Antares is voornemen op deze locatie woningen te realiseren op termijn. Concrete plannen zijn er nog niet.
- De locatie Gieterijwegje is bestemd tot Wonen - Uit te werken. Een ontwikkelaar en de woningstichting zijn voornemen op deze locatie woningen te realiseren. Concreet vastgestelde plannen zijn er nog niet. De nieuwe kade (nog niet gerealiseerd) op deze locatie is in dit bestemmingsplan verwerkt.
- Binnen het plangebied zijn enkele compensatiepercelen gelegen t.b.v. het nieuwe motorcrossterrein. Deze percelen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen met een bestemming Natuur.
- Het doortrekken van de Everlosebeek, conform het plan en onderbouwing, van het waterschap Peel en Maasvallei, is in dit bestemmingsplan verwerkt.
- Aan de Tiendstraat is een bedrijfslocatie gelegen, waarvoor een wijzigingsbevoegdheid naar Wonen is opgenomen. De locatie is eigendom van de gemeente en er wordt geen bedrijvigheid meer uitgeoefend.
- Aan de Baarlosestraat worden 2 rotondes aangelegd, welke in het onderhavige bestemmingsplan zijn opgenomen.
- Voor de nieuwbouw van een gezondheidscentrum aan de Van Boerlostraat is een omgevingsafwijkingsvergunning verleend. Deze vergunning is verwerkt in dit bestemmingsplan.
- Er is medewerking verleend voor de realisering van het Tomashuis (mensen met een verstandelijke beperking) en Herbergier (dementerende ouderen) in de voormalige boerderij Boekenderhofweg 15. Dit plan is verwerkt in dit bestemmingsplan.
- De nieuwbouw en herbouw van de sporthal aan de Drie Decembersingel is opgenomen in dit bestemmingsplan.
- Het Kazernekwartier, een grootschalige leisure-ontwikkeling op het terrein van de voormalige Frederik Hendrik Kazerne (FHK) in Blerick (zie paragraaf 4.3Ontwikkeling Kazernekwartier).
Dit maakt géén onderdeel uit van dit plangebied, hiervoor is een apart bestemmingsplan opgesteld. - Een "fietssnelweg" genaamd "Greenport Bikeway" vormt een nieuwe fietsroute tussen woon- en werkgebieden. De Greenport Bikeway loopt door dit plangebied en wordt van planologisch-juridische regeling voorzien.
4.3 Ontwikkeling Kazernekwartier
Aan de noord-oost zijde van het plangebied Stadsdeel Blerick is het terrein van de voormalige Frederik Hendrik Kazerne gelegen. Op deze locatie is een grootschalige leisure-ontwikkeling voorzien. Deze ontwikkellocatie valt buiten het plangebied Stadsdeel Blerick.
Ook het gebied Eindhovenseweg-Kazernestraat nabij het station van Blerick behoort tot de ontwikkeling van het Kazernekwartier. Voor de ontwikkeling van het kazernekwartier, inclusief het gebied Eindhovenseweg-Kazernestraat, is een apart bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan is inmiddels door de gemeenteraad op 29 mei 2013 vastgesteld.
In het gebied Eindhovenseweg-Kazernestraat is t.b.v. de ontwikkeling van het Kazernekwartier een rotonde gepland met bijbehorende op- en afritten en geluidsschermen. Hiervoor is inmiddels op 11 juni 2013 een omgevingsvergunning verleend.
Omdat het gebied Eindhovenseweg-Kazernestraat nabij het station onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling van het Kazernekwartier is dit gebied niet opgenomen in het bestemmingsplan Stadsdeel Blerick.
Voor de ontwikkeling van het Kazernekwartier wordt verwezen naar het betreffende bestemmingsplan en de omgevingsvergunning(en), en de daarbij behorende (onderzoek)rapporten.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / Resultaten Onderzoeken
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende omgevingsaspecten, alsmede de resultaten van de onderzoeken. Per paragraaf wordt verwezen naar de betreffende beleidsparagraaf in hoofdstuk 3.
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het onderzoek dat verricht is in het kader van de culltuurhistorische en milieuhygiënische aspecten, samenhangende met onderhavige planontwikkeling. De laatste jaren is in toenemende mate het besef gegroeid dat ruimtelijke ordening, culltuurhistorie en milieu beleidsvelden zijn die met elkaar te maken hebben, rekening met elkaar moeten houden en elkaar kunnen versterken.
Het gemeenschappelijke doel dat aan de beleidsvelden ten grondslag ligt is, het creëren van een goede kwaliteit van het leefmilieu (de omgevingskwaliteit). Om dit te bereiken geldt voor het bestemmingsplan dat toetsing dient plaats te vinden aan specifieke ruimtelijke (milieu)normen zoals afstandsnormen en normen ten aanzien van geluid, bodem en lucht. Onderstaand wordt op de op onderhavig plan van toepassing zijnde aspecten nader ingegaan.
5.2 Cultuurhistorische Waarden
5.2.1 Cultuurhistorie
Op basis van het Venlose cultuurhistorische beleid ligt het accent op het behoud van de cultuurhistorie door ontwikkeling en door implementatie in ruimtelijke planvorming.
Daar waar vanuit de cultuurhistorie behoud van bestaande ruimtelijke structuren en/of gebouwen gewenst is, zoals het historische centrum van Blerick, is de bestaande situatie precies bestemd, bijvoorbeeld door bouwvlakken strak om bestaande bouwmassa's te leggen of door de bestaande bouwhoogte en dakvorm precies over te nemen.
In het algemeen kan worden gesteld dat binnen het plangebied niet zodanige cultuurhistorische waarden zijn gelegen of het beleid hieromtrent nog niet is vastgesteld (denk aan een beleidsnota voor de bescherming van de wederopbouwarchitectuur). Daarom dat recente ontwikkelingen in wetgeving (zie paragraaf 3.4 Cultuurhistorischbeleid) nog geen concrete gestalte kunnen krijgen in de actualisatie van dit bestemmingsplan.
5.2.2 Monumenten
De rijks- en gemeentelijke monumenten zijn niet op de verbeelding aangegeven. Voor deze systematiek is gekozen omdat de monumenten een eigen beschermingsregime hebben via een vergunningensysteem. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten zou betekenen dat van iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht.
In het onderstaande overzicht zijn de Rijks- en gemeentelijke monumenten die gelegen zijn in het plangebied beschreven.
Rijksmonumenten
Baarlosestraat 1:
Oude pastorie met tuinmuur, witgeverfd, bestaande uit een middenbouw met T-vormige op elkaar aansluitende zadeldaken en renaissancistische tuitgevels, op symmetrische wijze geflankeerd door twee lagere, door zadeldaken gedekte zijvleugels in het verlengde van de middenbouw, uit het begin van de achttiende eeuw. In het begin van de zestiende eeuw was op deze plaats al een pastorie die in de loop der tijd meerdere malen werd verwoest door brand- en oorlogsgeweld. De pastorie is in 1840, in 1927 en in de jaren 1976-1978 vergroot en gerestaureerd. In het interieur bevinden zich nog resten van betimmeringen en schoorsteenmantels uit het begin van de achttiende eeuw en een geschilderd portret van de bouwheer, pastoor Th. Van de Panhuysen, uit dezelfde periode.
Gemeentelijke monumenten
Antoniuslaan 6:
Dit pand was van oudsher in het bezit van de familie Spits en oorspronkelijk een boerderij met een groot landbouwgebied. In 1927 heeft de eigenaar het pand laten voorzien van een gevel met jugenstilelementen.
Antoniuslaan 81:
Villa Van den Bergh', later in de volksmond genoemd "Villa Hillen", gebouwd in 1901, is een bakstenen villa met neo-renaissancistische kenmerken.
Boekenderstraat ongenummerd:
Gepleisterde veldkapel Sint-Joseph met omringende bomen en natuurlijke terpvorm, daterend uit het midden van de negentiende eeuw, gebouwd in neo-romaanse stijl. De kapel is in 1897 geheel door brand verwoest, in 1907 hersteld en in 1977 in de huidige vorm gerestaureerd.
5.2.3 Archeologie
Op basis van de archeologische beleidskaart (september 2007) bevat het plangebied Blerick een viertal verwachtingswaarden. Deze waarden zijn gebaseerd op de archeologische verwachtings- en advieskaart en de archeologische selectiecriteria van de gemeente Venlo. Deze kaart geeft aan in welke gebieden gestreefd wordt naar behoud en integratie van het archeologische erfgoed voor zover dat maatschappelijk aanvaardbaar is.
Deze verwachtingswaarden vormen het beleidskader voor de kwantitatieve normen zoals die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen en gelden bij elke vorm van bodemverstoring.
In het plangebied bevinden zich geen archeologisch waardevolle terreinen of monumenten. In de omgeving van het plangebied is het kazernekwartier gelegen waar wel sprake is van hoge archeologische waarden, dit maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
5.3 Milieu
5.3.1 Afval
Het beleid en planologisch kader ten aanzien van afval zijn in het kader van dit bestemmingsplan niet relevant.
5.3.2 Bodemkwaliteit
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend beheersplan; het is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Verder worden bestaande bouwrechten op grond van vigerende bestemmingsplannen in beginsel overgenomen in het nieuwe plan.
Er worden geen nieuwe ontwikkelingen voorzien in het plangebied.
Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen.
5.3.3 Ecologie
In de Flora- en faunawet is de soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden moeten worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend.
Daarnaast dient rekening te worden gehouden met gebiedsbescherming. Gebieden kunnen beschermd zijn doordat ze zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Vanaf begin oktober 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgenomen als Natura 2000-gebieden. Daarnaast kunnen gebieden zijn opgenomen in de Ecologische HoofdStructuur (EHS).
Voor beheergerichte bestemmingsplannen, zoals het op te stellen bestemmingsplan voor Stadsdeel Blerick, kan in het algemeen worden gesteld dat de uitvoerbaarheid in de meeste gevallen niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarvan de haalbaarheid nog niet is aangetoond. Een onderzoek flora en fauna is daarom niet noodzakelijk.
5.3.4 Energie
De gemeente Venlo streeft naar een milieuvriendelijke leefomgeving. In 2004 is het Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid 2004-2007 door het college vastgesteld. Negatieve milieueffecten van (gemeentelijke) plannen en activiteiten dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. Om dat te bereiken streeft Venlo naar beperking van energieverbruik, beperking van ruimtebeslag, het zuinig omgaan met schaarse grondstoffen en het zo min mogelijk produceren van schadelijke stoffen. De gemeente heeft als doelstelling een toename te realiseren van duurzame energie in bestaande bouw. Het beleid is gericht op een zuinig en verantwoord gebruik van energie. Het is van belang het energieverbruik door bedrijven en woningen terug te dringen. Dit betreft met name het energieverbruik voor ruimteverwarming, dat kan worden beperkt door verbeterde isolatie en door optimale benutting van alternatieve energiebronnen. Bij nieuw- en verbouwplannen zal moeten worden gestreefd naar een optimale benutting van energiebronnen. Het streven naar optimale benutting van energiebronnen kan niet in een bestemmingsplan worden afgedwongen of gereguleerd.
5.3.5 Externe veiligheid
Algemeen
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Beleidsplan Externe Veiligheid Venlo 2012-2015
Venlo heeft zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot een bloeiende economische gemeente. Veel bedrijven hebben zich gevestigd in de nabijheid van de logistieke hotspot die Venlo sinds de tweede helft van de 20e eeuw is geworden.
Voor 2030 wil Venlo nog meer innoveren en excelleren met als stuwende sectoren de logistiek, agribusiness en maakindustrie. Een sterke internationale oriëntatie is daarbij natuurlijk onontbeerlijk. Met daarnaast de ambitie om tot de top 10 van aantrekkelijkste woongemeenten in Nederland te behoren, wordt de komende jaren flink geïnvesteerd in het centrum waaronder de voltooiing van de Maasboulevard, Maaswaard en het KazerneKwartier. Echter, deze economische groei en ontwikkeling brengen externe veiligheid risico's met zich mee. Met het oog op de nagestreefde 'quality of life' is het van belang deze risico's zo veel mogelijk te beperken en te beheersen. Met het (operationele) beleidsplan EV Venlo en het daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma wordt vanuit een integrale benadering duidelijk hoe vanuit het thema externe veiligheid een bijdrage kan worden geleverd aan de gewenste ontwikkeling van Venlo.
Omdat een volledige risicoloze maatschappij niet bestaat, is de vraag welke risiconiveaus in Venlo acceptabel worden gevonden en welke niet. Hierop is in het beleidsplan een antwoord gegeven. Zo is ondermeer duidelijk gemaakt waar ruimte bestaat voor nieuwe risicovolle bedrijvigheid en wonen, onder welke veiligheidsverhogende condities en hoe we zorgen voor een goede beheersbaarheid van bestaande en toekomstige externe veiligheidsrisico's. Ook worden oplossingsrichtingen aangegeven voor bestaande knelpunten.
Het beleidsplan heeft geen wettelijke basis, maar is wel door de gemeenteraad van Venlo vastgesteld op 25 januari 2012, waardoor het een kaderstellend beleidsstuk is. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen is aangegeven dat gemeenten die over een beleidsplan, met aandacht voor externe veiligheid beschikken, tot een lichtere invulling van de verantwoordingsplicht kunnen komen. Belangrijke afwegingen zijn immers al in het beleidsplan externe veiligheid gemaakt.
De afwegingen in het beleidsplan gemaakt zijn op hoofdlijnen:
- Venlo wil de risico's van het spoorwegemplacement reduceren om zodoende ruimte te geven aan de stad voor een duurzame ontwikkeling
- Venlo wil nieuwe risicovolle bedrijven alleen situeren op geschikte locaties. Dit betekent dat:
- 1. Nieuwe risicovolle bedrijven zoveel mogelijk aan de rand van de stad worden gesitueerd op speciaal daarvoor aangewezen bedrijventerreinen. Zo wordt ook voorkomen dat het transport van gevaarlijke stoffen door de stad kan toenemen.
- 2. Nieuwe LPG-tankstations enkel langs provinciale en rijkswegen buiten de bebouwde kom of op bedrijventerreinen worden toegelaten.
- Venlo wil extra kwetsbare groepen niet in de nabijheid van risico's plaatsen. Venlo vindt het niet wenselijk dat objecten waarin verminderd zelfredzame personen verblijven nabij risicovolle activiteiten zijn gelegen.
Venlo wil streven naar optimalisatie van beheersmaatregelen. Als ergens een calamiteit dreigt of aanwezig is, worden de hulpverleningsdiensten ingeschakeld. Deze calamiteit kan alleen bestreden worden als (1) de opkomsttijden en ontsluiting voldoende zijn; (2) er voldoende voorhanden bluswater is, (3) de
- bestrijdingsplannen op orde zijn en (4) het crisisplan voldoende toepasbaar is.
- Venlo wil de zelfredzaamheid van haar inwoners vergroten door risicocommunicatie. Ten tijde van een ramp is het belangrijk dat de inwoners van Venlo weten wat ze moeten doen om zichzelf en anderen te helpen.
Dit beleidsplan is richtinggevend voor het kader in ruimtelijke plannen, het afgeven van milieuvergunningen voor risicobedrijven en het afgeven van bouwvergunningen. Deze kaders zijn afgestemd op de Strategische visie 2030 van Venlo en de lokale bestuurlijke visie op veiligheid. Uitgangspunt was een brede afweging op bestuurlijk niveau waar alle relevante elementen een plaats hebben gekregen: veiligheid, doelmatig ruimtegebruik, stadsontwikkelingpotentieel en financiële argumenten.
Ad Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet onderzocht worden:
- of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
- of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Voor het plangebied zijn de volgende inrichtingen relevant:
- Shell Station Blerick aan de Eindhovenseweg 40;
- Tankstation De Witte aan de Fort Sint Michielstraat 19/Eindhovenseweg;
- Autobedrijf Klaver aan de Pastoor Stassenstraat 49;
- en het railemplacement van het station Blerick.
Daarnaast zijn er buisleidingen in het plangebied gelegen en is er sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze relevante risicobronnen komen verderop in deze paragraaf aan de orde.
Plaatsgebonden risico
Het ontwerp besluit LPG tankstations is ingetrokken. In verband met internationale regelgeving kunnen de eisen juridisch niet worden verankert. Daarom heeft staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu op 14 februari 2013 het ontwerpbesluit LPG ingetrokken. In de brief van de staatssecretaris wordt gesteld dat dit tot gevolg heeft dat de bestaande grotere afstanden van LPG-tankstations tot kwetsbare objecten moeten worden gehandhaafd. Hiermee kan er in dit bestemmingsplan bij 2 van de 3 LPG-tankstations niet worden voldoen aan het Bevi. De staatssecretaris stelt verder dat er voor deze LPG-tankstations een oplossing wordt voorbereid via bestaande milieuregelgeving of anderszins.
In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg moeten hier de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:
Voor de ligging van de verschillende zones bij de 3 tankstations wordt verwezen naar Bijlage 8 Veiligheidszones Shell-station Eindhovenseweg, Bijlage 9 VeiligheidszonesTankstation De Witte, Fort Sint Michielstraat en Bijlage 10 Veiligheidzones AutobedrijfKlaver, Pastoor Stassenstraat.
Hieruit blijkt dat er zowel bij Tankstation De Witte aan de Fort Sint Michielstraat / Eindhovenseweg als bij Autobedrijf Klaver aan de Pastoor Stassenstraat kwetsbare objecten binnen de contour zijn gelegen. De PR-contouren van deze tankstations zijn in dit bestemmingsplan opgenomen op de verbeelding en in de regels (artikel 34.2veiligheidszone - lpg).
De PR-contour van het railemplacement Blerick is gelegen binnen de inrichtingsgrens en maakt daarmee dan ook geen onderdeel uit van dit bestemminsgplan.
Groepsrisico
Voor de drie LPG-tankstations geldt dat zij het groepsrisico niet overschrijden. Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna per tankstation ingegaan op de volgende aspecten:
- a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
- b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
- c. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
- d. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
- e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
- f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
- g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
- h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
- i. zich in veiligheid te brengen.
Voor de verantwoordingsplicht wordt verwezen naar Bijlage 13 VerantwoordingGroepsrisico.
I. Shell Station Blerickaan de Eindhovenseweg 40
ad a en b.
Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" van augustus 2004 en de update van 2007. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 meter van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 meter rondom het tankstation) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen en bedrijven zijn gelegen.
In deze situatie ligt de lpg-voorraadtank net op iets meer dan 50 meter afstand van het lpg-vulpunt en derhalve is er geen standaardsituatie en zal een QRA (Quantitatieve Risico Analyse) uitgevoerd moeten worden. Deze QRA is in januari 2012 uitgevoerd, hieruit volgen de volgende conclusies ten aanzien van het plaatsgebonden- en groepsrisico:
Resultaten Plaatsgebonden Risico
Er zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6/j. Er is voldaan aan het Bevi.
Resultaten groepsrisicoberekening
De bevolking is in het model gebracht volgens de bestemmingsplannen. Het groepsrisico is berekend zonder gebruik te maken van de hittewerende coating (Revi 2004 berekening). Daarnaast is ter illustratie (juridisch gezien nog niet van toepassing) een groepsrisico berekening gemaakt waarin gebruik is gemaakt van een hittewerende coating (Revi 2007 berekening).
Geen van deze scenario's leidt tot een groepsrisico dat boven de oriëntatiewaarde ligt. Er is geen toename van het groepsrisico door het vaststellen van het nieuwe bestemmings-plan (dit omdat het bestemmingsplan conserverend wordt vastgesteld).
Zie Bijlage 12 Kwantitatieve risicoanalyse LPG-tankstation Blerick voor het volledige rapport.
De verantwoordingsplicht is van toepassing; deze is in Bijlage 13 VerantwoordingGroepsrisico van deze toelichting opgenomen.
ad c.
In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche thans maatregelen voorbereidt die tot vermindering van het groepsrisico zullen leiden. Het gaat om de volgende maatregelen:
het gebruiken van een verbeterde vulslang. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk en vermindert het aantal knelpunten met het plaatsgebonden risico.
het aanbrengen van hittewerende coating op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'BLEVE': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen.
In de onderhavige situatie is het wenselijk om de aflevering overdag te laten plaatsvinden.
ad d.
In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen vigerend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.
ad e.
In de milieuvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar. De feitelijk verkochte hoeveelheid ligt een stuk onder die hoeveelheid.
ad f.
Ruimte is schaars en de invulling van de ruimte wordt door tal van factoren bepaald. Het groepsrisico als gevolg van een lpg-tankstation is er daar één van. Het gemeentelijke beleid richt zich in beginsel op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Onder omstandigheden kan een toename onder de oriëntatiewaarde onaanvaardbaar worden gevonden. Dat is in de onderhavige situatie niet het geval, mede gelet op alle andere factoren die de invulling op de onderhavige locatie bepalen, waaronder de stedenbouwkundige inpassing.
ad g en h.
Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt -indien mogelijk- in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.
In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.
ad i.
Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen). In veiligheid brengen is vluchten en dat betekent weg van de brand.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van dit lpg-station het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.
2. Tankstation de Witte aan de Fort Sint Michielstraat 19
Zoals onder 1 al is aangegeven kan voor standaardsituaties het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Binnen de PR-10-6 contour van het vulpunt (45m.) zijn (beperkt) kwetsbare objecten gelegen. Er zijn echter reeds maatregelen doorgevoerd (verbeterede vulslang, hittewerende coating op de tankwagens) die aanleiding zijn om de kortere afstanden genoemd in tabel 2a in het Revi te hanteren. Er is wat dat betreft dan ook geen aanleiding tot het maken van een QRA voor het tankstation. Zie Bijlage13 voor een verantwoording van het groepsrisico.
3. Autobedrijf Klaver aan de Pastoor Stassenstraat 49
Ook voor dit lpg-verkooppunt geldt dat er zich (beperkt) kwetsbare objecten bevinden binnen de PR-10-6 contour van 45 meter rond het vulpunt. Er zijn echter reeds maatregelen doorgevoerd (verbeterede vulslang, hittewerende coating op de tankwagens) die aanleiding zijn om de kortere afstanden genoemd in tabel 2a in het Revi te hanteren. Er is wat dat betreft dan ook geen aanleiding tot het maken van een QRA voor het tankstation. Zie Bijlage 13 voor een verantwoording van het groepsrisico.
4. Railemplacement station Blerick
Daarnaast moet rekening worden gehouden met risicovolle handelingen ter plaatse van het railemplacement van Blerick. De PR-contour van het railemplacement Blerick is echter gelegen binnen de inrichtingsgrens en maakt daarmee dan ook geen onderdeel uit van dit bestemminsgplan.
Overige stationaire risicobronnen.
- In het plangebied komt ook nog is een gasdrukregel en –meetstation voor. Deze valt onder de werkingssfeer van het Besluit Voorzieningen en installaties milieubeheer. Volgens dit besluit en zoals aangegeven op de Risicokaart moet rekening worden gehouden met een veiligheidsafstand van 25 meter tot kwetsbare objecten (zoals woningen) en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten als sporthallen, winkels, bedrijven met meer dan 50 personen et cetera. Het deel van deze contour dat buiten de terreingrens valt wordt aangegeven op de verbeelding.
In het plangebied komen verder geen bedrijven voor die relevant zijn om in dit kader te vermelden.
Voor de verantwoordingsplicht wordt verwezen naar Bijlage 13 VerantwoordingGroepsrisico.
Ad Buisleidingen
Op 28 augustus 2009 is het ontwerp-Besluit externe veiligheidbuisleidingen gepubliceerd met bijbehorende aanbiedingsbrief. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Per 01-01-2011 is het besluit in werking getreden.
In of bij het plangebied zijn twee aardgastransportleidingen van de Gasunie gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het is de gasleiding Z-513-07 met een uitwendige diameter van 8,6 inch en een werkdruk van 40,00 bar. De andere leiding is de Z-513-22 met een uitwendige diameter van 12,75 inch en een werkdruk van 40,00 bar.
In het kader van het nieuwe Besluit is voor alle twee de leidingen een berekening uitgevoerd met behulp van het programma Carola.
Uit deze berekeningen blijkt, dat de 10-6-contour op 0 meter ligt voor beide leidingen en dat de curven zodanig ver nog van de orientatiewaarde vandaan blijft dat de gemeente Venlo de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, acceptabel vindt. Zie voor nadere informatie Bijlage 11 Risicoanalyse buisleidingen Stadsdeel Blerick.
Volgens het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt in het bestemmingsplan de ligging weergegeven van de aanwezige buisleidingen alsmede de volgens artikel 14 lid 1 Bevb daarbijbehorende belemmeringenstrook ten behoeve van onderhoud van de buisleiding (opgenomen als Leiding - Gas). Deze belemmeringenstrook bedraagt bij 40 bar 4 meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten uit het hart van de leiding.
Ad Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden. Het Basisnet vervoer gevaarlijk stoffen is vastgesteld en wordt 1 januari 2014 ingevoerd.
Het Basisnet Spoor is gebaseerd op:
- De prognoses van ProRail voor 2020 over de toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen.
- Alle (nu bekende) bouwplannen van gemeenten. Gemeenten langs het spoor hebben de kans gekregen hun bouwplannen te overleggen en te bezien of dit knel- of aandachtspunten oplevert.
- Voor de berekeningen van het risico is gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBMII.
Uitwerking
Er zijn nog een aantal punten in dit dossier die uitgewerkt moeten worden. Zoals de oplossing van resterende groepsrisico aandachtspunten bij enkele gemeenten, de locatie van de plasbrand-aandachtsgebieden, de aanvullende maatregelen die gemeenten aan bebouwing kunnen gaan stellen en de uitkomsten van enkele studies.
Het Basisnet vervoer gevaarlijk stoffen is vastgesteld en wordt 1 januari 2014 ingevoerd.
Overgangsperiode
Totdat het Basisnet spoor wettelijk van kracht is, geldt dat indien men bouwplannen wil ontwikkelen in de omgeving van spoorlijnen, de externe veiligheid daarvan (zoals tot nu toe gebruikelijk) getoetst moet worden aan de Circulaire Risiconormering VervoerGevaarlijke Stoffen (2004). Hierbij moet gebruik gemaakt worden van de meest actuele prognose van het vervoer van gevaarlijke stoffen langs de locatie waar zal worden gebouwd.
In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.
Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:
– 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
– 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
– 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
– enz.
Weg
Uit het ontwerp-Basisnet Weg blijkt dat de A73 tussen Knooppunt Zaarderheiken en Knooppunt het Vonderen geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) heeft en dat een dergelijke contour voor deze weg ook niet wordt verwacht op basis van het hoogste groeiscenario (Global Economy).
De weg heeft verder een groepsrisico (GR), dat zowel in de huidige als in de toekomstige situatie beneden de 0,1*orientatiewaarde ligt.
Ook hoeft bij het bovengenoemde stuk van de A73 geen rekening te worden gehouden met een PAG.
In het beleidsplan externe veiligheid Venlo is bepaald dat er geen extra kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen 200 meter van de A73. Extra kwetsbare objecten zijn: lagere scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen en verzorgingstehuizen. Het plangebied ligt binnen de 200 meter van de A73. Dit is in dit bestemmingsplan van een juridische regeling voorzien en op de verbeelding aangeduid als veiligheidszone - vervoergevaarlijke stoffen (200m).
Water
Uit het Basisnet Water blijkt dat over de Maas ter plaatse van Blerick transport van brandbare vloeistoffen en – gassen plaatsvindt.
De PR 10-6-contour ligt op het water en kan groeien tot de oeverlijn. Dit betekent: geen nieuwe kwetsbare bestemmingen binnen de waterlijnen, voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt dit als richtwaarde.
De Maas heeft verder een groepsrisico (GR), dat zowel in de huidige als in de toekomstige situatie beneden de 0,1*orientatiewaarde ligt.
Spoor
Volgens het Basisnet Spoor behoort het traject Venlo-Eindhoven tot categorie 3: er gelden wel vervoersbeperkingen, maar geen ruimtelijke beperkingen. De risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen bij categorie 3 worden begrensd door middel van gebruiksruimtes op basis van de risicobenadering. Naast gebruiksruimtes worden rondom de infrastructuur veiligheidszones gedefinieerd. Het betreft hier corridors rondom infrastructuur waarbinnen restricties gelden voor bebouwing. Voor categorie 3-routes geldt geen veiligheidszone en mag dus het dichtst op de infrastructuur worden gebouwd.
In het beleidsplan externe veiligheid Venlo is echter bepaald dat er geen extra kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen 200 meter van het spoor. Het spoor wordt namelijk in het beleidsplan gerekend tot een risicovolle transportas. Extra kwetsbare objecten zijn: lagere scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen en verzorgingstehuizen.
Het plangebied ligt binnen de 200 meter van een spoor. Dit is in dit bestemmingsplan van een juridische regeling voorzien en op de verbeelding aangeduid als veiligheidszone- vervoer gevaarlijke stoffen (200m).
5.3.6 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids- overlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieu- belastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
In deze paragraaf wordt ingegaan op deze afzonderlijke geluidsaspecten.
Wegverkeerslawaai
Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Omdat in het voorliggende plangebied geen nieuwe gevoelige functies worden geprojecteerd, hoeft derhalve op dit moment geen akoestische toetsing plaats te vinden.
Wel is er één gebied waar de bestemming "Bedrijf" gewijzigd kan worden in "Wonen". Als voorwaarde voor de wijziging is opgenomen dat in geval van een zonering de geluidsbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Voor onderhavig plan zijn de navolgende zoneplichtige wegen van belang aangezien de zones van deze wegen tot binnen het plangebied reiken:
- Burgemeester Gommansstraat;
- Shakespaerelaan;
- H.R. Roland Holstlaan;
- Groot Bollerweg;
- Eindhovenseweg;
- Sevenumseweg;
- Baarlosestraat;
- Pastoor Stassenstraat;
- Antoniusstraat;
- Ruysstraat;
- Scholtis Coopmansstraat;
- Vliegenkampstraat;
- Vastenavondkampstraat;
- N273;
- A73.
De overige binnen het plangebied gelegen wegen worden binnen de planperiode, ter bevordering van de leefbaarheid, ingericht als 30 km-zone.
Het bestemminsgplan heeft het karakter van een beheersplan. Binnen de zones van voorvermelde wegen is dan ook voornamelijk bestaande bebouwing gelegen.
De locatie binnen het plan waar de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is is als zodanig op de verbeelding aangegeven. De noodzakelijke onderzoeken zullen beschikbaar moeten zijn op het moment dat het wijzigingsbesluit wordt genomen.
Industrielawaai
Aan de noordoostzijde van de Eindhovenseweg ter hoogte van onderhavig plangebied is het industrieterrein Venlo Trade Port gelegen. Op dit industrieterrein zijn enkele inrichtingen, als genoemd in het Besluit omgevingsrecht, artikel 2.1, lid 3 en Bijlage A, onderdeel D, gelegen. Bij besluit van 14 mei 1991 heeft de Kroon onder nr. 91.004368 de zone rond dit industrieterrein vastgesteld. Ook deze geluidszone (50 dB(A)-contour) reikt tot juist binnen het plangebied.
Woningbouw binnen deze zone is alleen mogelijk na ontheffing door B en W. In dit plan wordt dit evenwel niet nagestreefd.
Spoorweglawaai
Aangezien sprake is van een conserverend bestemmingsplan, waarin de bestaande situatie opnieuw wordt vastgelegd hoeft hier niet verder aandacht aan te worden besteed.
Hinder van overige bedrijven
In het bestemmingsplan worden regels gesteld met betrekking tot bestaande bedrijvigheid en nieuwe bedrijvigheid welke zich, ter plaatse van deze bestaande bedrijvigheid, mag vestigen. In beide gevallen dient bezien te worden of deze bedrijvigheid geen belemmerende werking heeft op zowel de bestaande als mogelijk nieuw te bouwen woningen.
Om te bepalen of bepaalde nieuwe bedrijven in het plangebied vanuit het oogpunt van milieuhinder toelaatbaar zijn, wordt voor de eerste toetsing in het bestemmingsplan gebruik gemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten is in bijlage 1 bij de regels opgenomen. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de "lijst van bedrijfstypen" uit de herziene uitgave van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG. Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is in deze Staat aangegeven tot welke milieucategorie het betreffende bedrijfstype wordt gerekend.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten vormt een eerste toets of vestiging van een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de bestemmingsplanregels toelaatbaar is.
De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunningen bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en derhalve al dan niet toelaatbaar is.
5.3.7 Hinderlijke bedrijvigheid
Bestaande bedrijven
De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan niet zonder meer worden toegepast bij de vraag of bedrijven die al in het plangebied gevestigd zijn, wegbestemd moeten worden of niet. Uiteraard geeft de categorie-indeling van deze bedrijven wel een indicatie van de aanvaardbaarheid.
In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft.
De praktijk heeft laten zien dat ook relatief zwaardere bedrijven, door extra voorzieningen te treffen, binnen de woonomgeving aanvaardbaar kunnen zijn.
Daarnaast is het gemeentelijk beleid in zijn algemeenheid er niet op gericht bedrijven uit de woonomgeving weg te bestemmen. Alleen indien een bedrijf onaanvaardbare hinder veroorzaakt, waaraan redelijkerwijs door het treffen van voorzieningen niet tegemoet kan worden gekomen, kan een bedrijf uit dien hoofde worden wegbestemd. Voorwaarde hierbij is evenwel dat de gemeente de benodigde financiële middelen ter beschikking heeft.
De gemeente voert wel een beleid dat bedrijven die een aanzienlijke milieubelasting veroorzaken stimuleert te verplaatsen naar een geschikt bedrijfsterrein. Hiervoor bestaan ook subsidieregelingen.
Binnen en direct buiten het plangebied is een aantal bedrijven gelegen.
Deze bedrijven vallen overwegend binnen de milieucategorieën 1 en 2 en zijn uit dien hoofde toelaatbaar binnen de woonomgeving.
Een aantal bedrijven valt binnen milieucategorie 3 of hoger. Bedrijvigheid uit milieucategorie 3 of hoger hoort in beginsel niet thuis binnen de woonbebouwing. Het betreft hier evenwel bestaande situaties. De bedrijven zijn op de verbeelding aangegeven en betreffen:
- 2e Maasveldstraat 8 grafmonumenten-, terrazzobedrijf;
- Antoniuslaan 34 voedingsmiddelen;
- Baarlosestraat 277 reiniging van transportmiddelen;
- Baarlosestraat 281 goederentransport en sleepbedrijf;
- Diependijkstraat 1111 gasdistributie en gas-meet/regelstation;
- Pastoor Stassenstraat 51 garagebedrijf.
De milieubelasting van deze bedrijven wordt beperkt respectievelijk voorkomen door de aan deze bedrijven verleende milieuvergunningen of melding o.b.v. het activiteitenbesluit, waarin (extra) regels zijn opgenomen ter beperking van deze milieubelasting.
De bedrijven uit milieucategorie 3 en hoger zijn binnen het plangebied positief bestemd, dat wil zeggen dat vooralsnog de bedrijvigheid verder mag blijven plaatsvinden. In de regels is verder bepaald dat uitsluitend middels een ontheffing, een overigens beperkte, uitbreiding van de bestaande bedrijvigheid mag plaatsvinden (10%), indien vooraf vaststaat dat voldaan kan worden aan een aantal voorwaarden, waaronder voorwaarden op het gebied van de milieukwaliteit. Uitbreiding naar een hogere milieucategorie dan thans aanwezig is niet toegestaan.
Teneinde toch de noodzakelijke flexibiliteit te verkrijgen is in de regels bepaald dat bij sluiting/opheffing van bovengenoemde bedrijven uit milieucategorie 3 en hoger, op deze gronden uitsluitend dezelfde bedrijvigheid mag terugkeren dan wel bedrijven uit de milieucategorieën 1 of 2.
In dit verband kan opgemerkt worden dat te zijner tijd in het kader van de middels de wijzigingsbevoegdheid te realiseren woonbebouwing onderzoek zal plaatsvinden naar mogelijke belemmering voor bedrijven.
Anderzijds kan op basis van dit onderzoek ook bepaald worden of het op grond van de wijzigingsbevoegdheid te realiseren woonmilieu niet negatief zal worden beïnvloed door deze bedrijven. In de regels is de noodzaak van dit onderzoek opgenomen.
In het gebied zijn drie lpg-tankstations gelegen. Op grond van het gestelde in het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) moeten bepaalde afstanden in acht worden genomen rond het lpg-vulpunt, de lpg-opslagtank en de afleverzuil. Zie de paragraaf over de externe veiligheid.
Nieuwe bedrijven
Onderhavig plan biedt in beginsel geen mogelijkheid tot vestiging van nieuwe bedrijven anders dan op die locaties waar thans reeds bedrijvigheid aanwezig is.
Hiervoor is reeds gesteld dat ter plaatse van de bestaande bedrijvigheid uitsluitend dezelfde bedrijvigheid mag terugkeren, dan wel bedrijvigheid uit de milieucategorieën 1 en 2 (of vergelijkbare bedrijven). Binnen de nieuw te realiseren woonomgeving is nieuwe bedrijvigheid uit milieucategorieën 1 en 2 alleen op basis van een ontheffing, verleend door het college van Burgemeester en Wethouders, toelaatbaar. In de bestaande woonomgeving mogen nieuwe consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsdoeleinden ook eerst na ontheffing plaatsvinden.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten, als opgenomen in bijlage 1 van de regels, zijn op grond van het bovenstaande alleen de bedrijven/activiteiten tot en met milieucategorie 2 en de bestaande bedrijven/activiteiten uit een hogere milieucategorie die thans binnen het plan voorkomen, opgenomen.
5.3.8 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde, die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur “Niet in betekenende mate” (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het onderhavige bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, ofwel op basis van de bestemming "Wonen - Uit te werken" ofwel via een wijziging, op grond waarvan een aantal woningen gebouwd kan worden. De totale hoeveelheid is echter van geringere omvang dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
5.3.9 Waterparagraaf
Kades
De kades langs de Maas, die zijn aangelegd in het kader van de bescherming tegen hoogwater zijn binnen het kader van onderhavig bestemmingsplan juridisch geregeld.
Dit betekent dat er een beschermingszone van 40 meter in acht dient te worden genomen, gerekend vanaf de buitenzijde van de kademuur, of indien sprake is van een groene kade, gemeten vanuit de teen van de groene kade. Bepaalde activiteiten zijn binnen deze beschermingszone (zonder vergunning van het Waterschap Peel en Maasvallei) niet toegestaan. Dit is binnen de zogenaamde Keur van het Waterschap geregeld.
Binnen de regels is naar de keur van het Waterschap verwezen en zijn beperkingen aangegeven die binnen de beschermingszone gelden.
Stroomvoerend en waterbergend rivierbed van de Maas
Een deel van het plangebied is gelegen binnen het stroomvoerend en waterbergend rivierbed van de Maas binnen en buiten de contour. In dit waterbergend rivierbed zijn ingevolge de "Beleidslijn Ruimte voor de Rivier", bepaalde activiteiten, waaronder bouwen verboden, dan wel streng gereglementeerd. In het kader van het provinciale (circulaire Bouwen langs de Maas) en het rijksbeleid (Beleidslijn Grote Rivieren) is dit vastgelegd (zie ook Bijlage 7).
Bij het ondernemen van nieuwe activiteiten bij een lager beschermingsniveau dan 1:1.250 wordt door het rijk geen recht op schadevergoeding erkend. Aanvragers van vergunningen dienen erop gewezen te worden, dat het dringend aanbeveling verdient zich tegen deze schade te verzekeren, omdat ingeval van een overstroming zowel het rijk als de provincie niet gehouden zijn schade te vergoeden. In de regels en de toelichting van dit plan is een relatie gelegd met het beleid en de wetgeving van de hogere overheden.
Integraal Waterplan
Het Integrale Waterplan van de gemeente Venlo onderscheidt vijf sporen voor de vaststelling van de ambitieniveaus ofwel vijf verschillende aspecten van het watersysteem:
- 1. Lang vasthouden, langzaam afvoeren.
- 2. Schoon maken, schoon houden.
- 3. Zichtbaar en aantrekkelijk, functioneel.
- 4. Hemelwater als duurzame bron.
- 5. Proces en zorg.
Bij elk ambitieniveau passen voor elk stroomgebied maatregelen. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient rekening te worden gehouden met deze vijf sporen.
Bij nieuwe ontwikkelingen streeft de gemeente Venlo naar het afkoppelen van de hemelwaterafvoer, waarbij zoveel mogelijk water in of nabij het plangebied wordt geïnfiltreerd. De benodigde ruimte voor infiltratievoorzieningen hangt af van het aandeel verhard oppervlak, het aantal en de omvang van de (woon)bebouwing, de grondwaterstand en de doorlatendheid van de bodem. De afvoer van hemelwater naar infiltratievoorzieningen vindt bij voorkeur bovengronds plaats. De omgang met hemelwater voor uitbreiding van bestaande bebouwing en verharding zal in de toekomst veranderen. Hierop anticipeert het bestemmingsplan. Binnen de bestemmingen wordt water, waterberging en waterinfiltratie mogelijk gemaakt.
5.4 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hogedrukaardgastransportleiding Gasunie/Hogedrukgasvoedingsleiding Essent
Langs de oever (aan de westzijde) van de Maas loopt een hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie met een doorsnede van 12 inch (30 cm) en een bedrijfsdruk van 40 bar. Globaal in dezelfde richting (zuidwest-noordoost), in het westelijk deel van het plangebied loopt een hogedrukaardgastransportleiding van de Gasunie met een doorsnede van 8 inch (20 cm) en een bedrijfsdruk van 40 bar (zie externe veiligheid). De toetsingsafstand (de afstand waarbinnen overleg met de leidingbeheerder dient plaats te vinden, indien hier bepaalde ontwikkelingen worden geprojecteerd) bedraagt voor eerstgenoemde leiding 30 meter, voor laatstgenoemde 20 meter. De veiligheidsafstand van beide leidingen bedraagt voor incidentele bebouwing en bijzondere objecten categorie I (weinig bezoekers of werkzame personen) 4 meter en voor een woonwijk of flatgebouw en bijzondere objecten categorie II (veel bezoekers of werkzame personen), 7 respectievelijk 14 meter. Daarnaast is ter weerszijden van het hart van deze leiding een beschermingszone opgenomen met een breedte van telkens 5,00 m waar activiteiten die het functioneren van de leiding op negatieve wijze kunnen beïnvloeden, worden verboden. Midden in het plangebied loopt ook een hogedrukgasvoedingsleiding van Essent. Hier geldt eveneens een beschermingszone van 5,00 m. Indirect ruimtebeslag is hier niet van toepassing.
Deze zone dient ter bescherming van het bedrijfsveilig functioneren van de leiding enerzijds, alsmede ter bescherming/veiligstelling van de naastgelegen functies.
In de regels is aangegeven welke activiteiten het betreft, op de verbeelding is de ligging van de leiding aangeduid en de daarbijbehorende beschermingszone als zogenaamde dubbele bestemming geregeld (Leiding - Gas).
Hoogspanningslijn Tennet bv
Door het plangebied over de centrale groene as lopen hoogspanningslijnen van Tennet bv.
Hoofdwatertransportleiding Waterleiding Maatschappij Limburg (WML)
Een regionale hoofdwatertransportleiding van de N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg met een doorsnede van 400 mm steekt ten zuiden van het plangebied de Maas over in globaal noordelijke richting. Ter weerszijden van het hart van deze leiding geldt een beschermingszone met een breedte van telkens 2,50 meter, waar activiteiten die het functioneren van de leiding op negatieve wijze kunnen beïnvloeden worden uitgesloten. In de regels is aangegeven welke activiteiten het betreft, op de verbeelding is de ligging van de leiding aangeduid en de daarbijbehorende beschermingszone als zogenaamde dubbelbestemming geregeld.
Rioolwatertransportleiding Zuiveringsschap Limburg (WZL)
Binnen het plangebied ligt in de westelijke oever van de Maas een rioolwatertransportleiding (persleiding) van de WZL. Deze loopt vanuit het gemaal bij Baarlo naar de noordelijk van Blerick (buiten het plangebied) gelegen rioolwaterzuiveringsinstallatie. Door het noordelijk deel van Blerick loopt een rioolwatertransportleiding, eveneens een persleiding vanuit het gemaal in Maasbree naar de eerdergenoemde rioolwaterzuivering.
Ter weerszijden van het hart van deze leiding is een beschermingszone opgenomen met een breedte van telkens 2,50 meter waar activiteiten die het bedrijfsveilig functioneren van de leiding op negatieve wijze kunnen beïnvloeden worden verboden.
In de regels is aangegeven welke activiteiten het betreft, op de verbeelding is de ligging van de leiding aangeduid en de daarbijbehorende beschermingszone als zogenaamde dubbelbestemming geregeld.
Straalpad
Het plangebied ligt onder diverse straalverbindingen. Op de verbeelding zijn de betreffende straalpaden aangegeven. Het betreft de straalpaden tussen de telecommunicatietoren in Blerick en de telecommunicatietorens van Roermond, Venray en Hunsel. Ter weerszijden van de hartlijnen van deze straalpaden geldt een beschermingszone van 100 meter, waarin gebouwd mag worden tot een hoogte + NAP, zoals op de verbeelding aangegeven. Deze hoogte varieert van ca. 60 tot ca.80 meter.
Lpg
Aan de Eindhovenseweg liggen twee motorbrandstofverkooppunten met lpg. De wet milieubeheer schrijft voor dat de betreffende zones op de verbeelding worden aangegeven en in de regels worden geregeld. Ook aan de Pastoor Stassenstraat ligt een lpg-tankstation. (Zie Externe veiligheid).
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.1.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het voor de burgers juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding (schaal 1:1.000) heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond.
De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels.
6.1.2 Uitgangspunten
Wettelijk Kader
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008, versie 10 april 2008).
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening wordt niet langer gesproken over voorschriften, maar over planregels en vrijstellingen worden ontheffingen genoemd. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven. De regels van het bestemmingsplan 'Stadsdeel Blerick' bestaan, uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
Handboek ruimtelijke plannen, versie 2009 van januari 2010
De gemeente Venlo wenst haar bestemmingsplannen in de toekomst uniform en digitaal aan te bieden. Dit betekent dat het belangrijk is om zowel binnen als buiten de organisatie een standaard te hebben die ervoor zorgt dat de bestemmingsplannen steeds op dezelfde wijze tot stand komen. Standaarden voorkomen spraakverwarring en vervorming, verlies of foutieve interpretatie van informatie.
Standaardisering verbetert de mogelijkheid om in planprocessen eenduidiger en vroegtijdiger te communiceren en standpunten af te stemmen tussen overheden, private investeerders en belangenorganisaties.
Standaardisering maakt het mogelijk en eenvoudiger om onderdelen van het planproces via opdrachtverlening uit te besteden aan één of meerdere bureaus.
Aan deze meer technische standaardisering gaat het formuleren van inhoudelijk beleid vooraf. In het Handboek zijn dan ook naast de meer technische standaarden ook de (inhoudelijke) beleidsuitgangspunten opgenomen, die basis zijn voor de inhoud van regels en verbeelding.
6.1.3 Planonderdelen
Verbeelding
Zoals in paragraaf 6.1.1 al is aangegeven heeft de verbeelding (schaal 1:1.000) de rol van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding is getekend op een bijgewerkte en digitale kadastrale ondergrond.
Regels
De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing.
6.2 Inleidende Regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de planregels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
6.3 Bestemmingsregels
6.3.1 Algemeen
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend welke dient te voldoen aan onder meer de planregels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.
De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- afwijkinging van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijking van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerken;
- wijzigingsbevoegdheid.
Verder kunnen ook 'nadere eisen' gesteld worden.
Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca et cetera. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt weergegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zin 'met daarbijbehorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, et cetera.
Bouwregels
In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de planregels ook een primaire eis wordt gesteld.
De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
Afwijking van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze afwijkingen zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking wordt aangegeven waarop afwijking wordt verleend, de maximale afwijking die met deze afwijking kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder afwijking wordt verleend.
Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
Afwijking van de gebruiksregels
Een afwijking van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel afwijking kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via afwijking kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de afwijkingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerken
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerkengebonden te worden. Het gaat daarbij om gevallen waarbij er geen noodzaak bestaat om werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten, maar waarbij de toelaatbaarheid afhangt van de omstandigheden in een concreet geval. Een stelsel voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van bouwwerkenwordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke bestemmingswaarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, of de groen en/of waterstructuur.
Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming, maar deze wijziging kan eventueel ook gebruikt worden om de bouwmogelijkheden op een perceel te wijzigen.
Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de planregels (de algemene regels).
6.3.2 Bestemmingen
In deze subparagraaf wordt een korte toelichting gegeven op de in dit plan voorkomende bestemmingen.
Agrarisch
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
Bedrijf
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor bedrijven onderscheidenlijk in de milieucategorieën 1 en 2, en milieucategorie 3 is midedels een aanduiding opgenomen, waarbij tevens productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen is toegestaan. Verder zijn de als zodanig aangewezen gronden ook bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen, tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
In de planregels zijn bebouwingsregels opgenomen. Voor wat betreft de toegestane goot- en bouwhoogte en het toegestane bebouwingspercentage wordt verwezen naar de verbeelding.
Detailhandel
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor detailhandel met uitzondering van grootschalige detailhandel. Een supermarkt of bouwmarkt is enkel toegestaan daar waar deze is aangeduid op de verbeelding.
Gebouwen ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd worden. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen.
Dienstverlening
De in het plangebied separaat gevestigde dienstverlening, alsmede kantoren, zijn juridisch geregeld middels de bestemming Dienstverlening.
Binnen deze bestemming zijn de betreffende gronden ook bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen met daaraan ondergeschikt wegen en paden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Gebouwen ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd worden. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen.
Gemengd
De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor diverse functies, zoals detailhandel, met uitzondering van grootschalige detailhandel, bedrijven, maatschappelijke doeleinden, cultuur en ontspanning en dienstverlening. Een bouwmarkt is enkel toegestaan daar waar deze is aangeduid op de verbeelding.
Groen
De gronden binnen deze bestemming zijn onder meer bestemd voor plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bermen en beplanting, parken, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbaar nut gebouwd worden. Voorts mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden.
Horeca
Deze bestemming laat de vestiging van horecabedrijven tot en met horeca categorie 2 toe. Horeca van categorie 3 is uitsluitend toegestaan op de op de verbeelding aangegeven locaties.
Tevens bevat deze bestemming een afwijkingsbevoegdheid, die onder voorwaarden ook horeca van categorie 3 op andere dan de aangeduide locaties toelaat.
Maatschappelijk
De gronden binnen deze bestemming zijn met name bestemd voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd / kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, verenigingsleven et cetera.
In de planregels zijn bebouwingsregels opgenomen. Voor wat betreft de toegestane goot- en bouwhoogte en het toegestane bebouwingspercentage wordt verwezen naar de verbeelding.
Natuur
De gronden binnen deze bestemming zijn met name gelegen langs de Maas. Het gaat daarbij met name om het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke, landschappelijke en/of aardkundige waarden.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Recreatie
Binnen deze bestemming zijn de gronden voornamelijk bestemd voor het uitoefenen van sportactiviteiten, met daaraan ondergeschikt: gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals een kantine, waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen met daaraan ondergeschikt: wegen en paden, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.
Gebouwen ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend binnen aangegeven bouwvlak gebouwd worden. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen.
Sport
De gronden binnen deze bestemming zijn met name bedoeld voor het uitoefenen van sportactiviteiten. Binnen deze bestemming is het zwembad specifiek aangeduid. Gebouwen ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd worden. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen.
Verkeer
De gronden binnen deze bestemming zijn onder meer bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen en parkeervoorzieningen.
Binnen deze bestemming wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Op de gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Verkeer - Railverkeer
De gronden binnen deze bestemming zijn overwegend bestemd voor spoorwegvoorzieningen. Daarnaast zijn de gronden ook bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen, groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting, voorzieningen van algemeen nut en geluidwerende voorzieningen.
Op de gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van spoorwegvoorzieningen en voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden binnen deze bestemming zijn onder meer bestemd voor woonstraten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Op de gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van garageboxen en voorzieningen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Water
De gronden binnen deze bestemming zijn onder meer bestemd voor water, waterberging en waterwegen, waterhuishoudkundige voorzieningen en dergelijke.
Wonen
De gronden binnen deze bestemming zijn onder meer bestemd voor het wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, gestapelde woningen, boven- en benedenwoningen, aan huis gebonden beroepen en bedrijven, tuinen, erven en onbebouwde erven en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangeduide bouwvlak. In de planregels zijn nadere bebouwingsregels opgenomen. Voor wat betreft de toegestane goot- en bouwhoogte en het toegestane bebouwingspercentage wordt verwezen naar de verbeelding.
Wonen – Uit te werken
De gronden binnen deze bestemming zijn onder meer bestemd voor wonen, verkeer en verblijf, waterhuishouding, nutsvoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen.
Leiding - Gas/ Hoogspanningsverbinding/Riool/Water
De op de verbeelding voor "Leiding – Gas/ Hoogspanningsverbinding/Riool/Water" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), voornamelijk bestemd voor de aanwezige gasleidingen, een hoogspanningsverbinding, een rioolleiding en een waterleiding.
Waarde – Archeologie (middelhoog, vindplaats en zeer hoog)
De op de verbeelding voor "Waarde – Archeologie" aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aanwezige bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
Waarde - Ecologie
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het ontwikkelen en instandhouden van de landschaps- en natuurwaarden.
Er mag slechts worden gebouwd indien en voor zo ver de landschaps- en natuurwaarden niet worden aangetast
Waterstaat
De op de verbeelding voor "Waterstaat" aangewezen gronden hebben, naast de andere voor die gronden aanwezige bestemmingen, tevens ofwel primair een waterbergende functie, of een stroomvoerende functie, of zijn bestemd voor het onderbehoud en instandhouding van waterkeringen dan wel watergangen.
6.4 Algemene Regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Doordat is gekozen voor een standaardregeling voor de (bebouwde kommen van alle kernen van de) gemeente Venlo, kunnen zich situaties voordoen, waarbij bestaande bebouwing in strijd is met de regels. Zo kan de specifieke bouwhoogte van een woning hoger zijn dan de toegestane hoogte van bebouwing (een algemene maat). Deze strijdigheid is niet gewenst. Het is immers niet de bedoeling dat deze woning moet worden aangepast aan de nieuwe maatvoering. Daarom is de algemene bepaling opgenomen, dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die fysiek bestond op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel komen de gebiedsaanduidingen aan de orde. Het betreft vooral gebieden waar het in beginsel verboden is gronden te bebouwen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsbepalingen die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.
Specifieke, op de bestemmingen gerichte, afwijkingen, zijn reeds opgenomen onder de betreffende bestemming.
De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om het plan op onderdelen te wijzigen.
De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene procedureregels
In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij het stellen van nadere eisen.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Overgangsrecht
In deze bepalingen wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.
Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze bepaling bevat de titel van het plan.
6.6 Consequenties Van Beleid
Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader en op welke wijze het beleid zijn weerslag vindt in onderhavig bestemmingsplan. Daarnaast zijn in hoofdstuk 4 de uitgangspunten van dit bestemmingsplan beschreven, waarin ook de relatie met het vigerende beleid is opgenomen. De consequenties van het beleid voor dit bestemmingsplan worden in deze paragraaf dan ook niet verder beschreven.
6.7 Handhaving
Politiek en samenleving onderkennen steeds nadrukkelijker de cruciale rol van handhaving bij het met elkaar verbinden van werkelijkheid en regels. Met dit groeiend besef van het belang van handhaving en de jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds meer de beginselplicht tot handhaven is uitgesproken, wordt de noodzaak van een handhavingsbeleid benadrukt. De beleidsmatige grondslag voor de handhavingstaak van de gemeente Venlo is neergelegd in de nota Programmatisch Integraal Handhaven, die door de raad is vastgesteld in april 2005. In deze nota is de visie van de gemeente Venlo op handhaving vastgesteld.
Een belangrijke reden tot actualisatie van bestemmingsplannen ligt in het feit dat de vigerende bestemmingsplannen oud, planologisch en juridisch onvoldoende actueel, niet integraal en amper handhaafbaar zijn. Ongewenste ontwikkelingen in het gebied zijn mogelijk, terwijl voor gewenste ontwikkelingen ontheffingsprocedures moeten worden doorlopen.
In het laatstelijk in 2002 gehouden onderzoek van de Inspectie VROM naar de uitvoering van de ruimtelijke regelgeving is onder meer gewezen op deze tekortkomingen en de noodzaak van handhaafbare bestemmingsplannen. Een eerste vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor bestemmingsplannen in de gemeente Venlo is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels dienen zo geredigeerd te zijn, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Planregels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn. Ook dienen alleen regels te worden opgesteld, die gemeente wil handhaven. Teneinde hieraan te voldoen is bij de actualisatie van bestemmingsplannen ervoor gekozen om de planregels zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij landelijk ontwikkelde standaardwerken. Dezelfde uitgangspunten zijn van toepassing op de verbeelding.
Verder zijn de regels aangepast aan de laatste stand van de jurisprudentie en wetgeving (bijvoorbeeld Woningwet). Dit biedt voldoende garanties voor de rechtszekerheid en de flexibiliteit van de nieuwe bestemmingsplannen.
In het voorliggende bestemmingsplan is het actuele ruimtelijk beleid van de gemeente Venlo toegespitst op het plangebied vastgelegd.
Het bestemmingsplan bevat een juridisch toetsingskader voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om deze kwaliteit voor de planperiode te kunnen garanderen is vereist, dat in de praktijk de planregels strikt worden toegepast en gehandhaafd. Goede voorlichting en informatievoorziening dragen bij aan een verbetering in de naleving van de bestemmingsplannen.
In het bijzonder wordt daaraan in de inspraakfase van de bestemmingsplanprocedure de nodige aandacht besteed.
Het voornemen bestaat om de plicht tot actualisatie van bestemmingsplannen en de beginselplicht tot handhaving van de ruimtelijke regelgeving wettelijk te verankeren. Met het project actualisatie bestemmingsplannen en de daaruit voortvloeiende handhavingtrajecten wordt daarop vooruitgelopen. Standaard vindt bij de voorbereiding van een planherziening in het kader van deze actualisatie een inventarisatie plaats van het plangebied. De inventarisatie dient echter om de juiste beleidskeuzes te kunnen maken en is niet bedoeld als een uitputtende opsomming van alle soorten aanwezige activiteiten.
Deze inventarisatie, gebaseerd op de beschikbare actuele gegevensbestanden en gegevens van opnames ter plaatse, vormt het startpunt voor handhavingactiviteiten op het gebied van de ruimtelijke regelgeving en bouwregelgeving evenals op het gebied van de milieu- en brandveiligheidregelgeving. De planning van deze handhavingactiviteiten kan worden afgestemd op de planning voor de actualisatie van bestemmingsplannen om vervolgens te kunnen worden opgenomen in de gemeentebrede handhavingprogramma's.
In de uitgangspunten van de Programmatisch Integraal Handhaven is bepaald, dat handhaving elke handeling van de gemeente betreft, die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Handhaving omvat toezicht, controle en sanctionering en is altijd gericht op de naleving van wettelijke regels.
Overtredingen die in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen worden geconstateerd, worden conform de bestaande handhavingprotocollen behandeld. De handhavingprocedures zijn in deze protocollen gestandaardiseerd en geüniformeerd. Door de handhaving standaard in de bestemmingsplancyclus op te nemen, zal de ruimtelijke kwaliteit van het grondgebied van de gemeente Venlo beter worden gewaarborgd voor de toekomst.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
Het bestemmingsplan 'Stadsdeel Blerick' is vooral een conserverend plan waarin de bestaande situatie wordt geconsolideerd. Het betreft een herziening van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. De conclusie is dan ook dat het bestemmingsplan financieel-economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft. Over het voorontwerp van een bestemmingsplan wordt dan ook, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot inspraak geboden. Afhankelijk van de grootte van het plan kan hiervan worden afgeweken en wordt in een aantal gevallen direct het ontwerp ter inzage gelegd.
Ook vindt in deze fase het overleg ex artikel 3.1.1 Bro met diensten van rijk en provincie en met betrokken maatschappelijke organisaties plaats. De resultaten van zowel het overleg als de inspraak worden in het laatste hoofdstuk van de plantoelichting verwerkt.
8.1 Uitkomsten Overleg
8.1.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 BRO
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1.van het Besluit ruimtelijke ordening ter advisering aangeboden aan de diverse betrokken instanties. Het vooroverleg heeft geleid tot enkele aanpassingen in het voorontwerpplan. Naar aanleiding van het vooroverleg zijn reacties ingekomen van:
1. Provincie Limburg; ingekomen 7 juni 2011.
2. VROM Inspectie; ingekomen 9 juni 2011.
3. Enexis; ingekomen 10 mei 2011.
4. Tennet; ingekomen 9 mei 2011.
5. N.V. Nederlandse Gasunie; ingekomen 31 mei 2011.
6. Regiobureau Brandweer Limburg-Noord, via mail d.d. 25 mei 2011 en 6 juni 2011.
Zie voor een volledige weergave van het overleg en de gemeentelijke reactie Notainspraak en vooroverleg.
8.2 Rapportering Inspraak
8.2.1 Inspraak
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Stadsdeel Blerick' heeft met ingang van 28 april 2011 tot en met 8 juni 2011 in het kader van de inspraakverordening gemeente Venlo ter inzage gelegen in de stadswinkels in Venlo en Blerick. Gedurende deze termijn hebben de ingezetenen, overige belanghebbenden, natuurlijke en rechtspersonen hun mening over dit voorontwerpbestemmingsplan mondeling dan wel schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders van Venlo kenbaar kunnen maken.
Op 24 mei 2011 van 19.00 uur tot 20.30 uur heeft een inloopavond in 't Raodhoes, St. Anthoniuslaan 2 te Blerick plaatsgevonden omtrent dit plan. Tijdens deze avond kon een ieder binnenlopen en van de aanwezige vertegenwoordigers van de gemeente informatie krijgen over het bestemmingsplan. Er heeft geen centrale presentatie en toelichting plaatsgevonden.
Tijdens deze inloopavond is de mogelijkheid geboden om het bestemmingsplan in te zien en vragen te stellen.
Schriftelijke reacties
Er zijn 7 schriftelijk inspraakreacties met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan ingediend. Mondelinge inspraakreacties zijn niet ingediend.
Zie voor een volledige weergave van de inspraak en de gemeentelijke reactie Bijlage 14Nota inspraak en vooroverleg.
8.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Stadsdeel Blerick' heeft voor een ieder ter visie gelegen van 10 januari 2013 tot en met 21 februari 2013. Gedurende deze termijn zijn 14 zienswijzen tegen het ontwerpplan ingekomen. De hieruit voortkomende benodigde aanpassingen zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
Zie Bijlage 15 en Bijlage 16 voor respectievelijk de Nota van zienswijzen en Nota vanwijzigingen.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven
Bijlage 2 Lijst aan huis gebonden bedrijven
Bijlage 1 Ligging Van Het Plangebied
Bijlage 1 Ligging van het plangebied
Bijlage 2 Ligging Groengebieden
Bijlage 2 Ligging groengebieden
Bijlage 3 Uitsnede Archeologische Beleidskaart
Bijlage 3 Uitsnede archeologische beleidskaart
Bijlage 4 Archeologische Vindplaatsen Blerick
Bijlage 4 Archeologische vindplaatsen Blerick
Bijlage 5 Hoofdwegenstructuur
Bijlage 6 Ontsluitingswegen
Bijlage 7 Kaartblad 15 Van De Beleidslijn Grote Rivieren
Bijlage 7 Kaartblad 15 van de beleidslijn Grote Rivieren
Bijlage 8 Veiligheidszones Shell-station Eindhovenseweg
Bijlage 8 Veiligheidszones Shell-station Eindhovenseweg
Bijlage 9 Veiligheidszones Tankstation De Witte, Fort Sint Michielstraat
Bijlage 9 Veiligheidszones Tankstation De Witte, Fort Sint Michielstraat
Bijlage 10 Veiligheidzones Autobedrijf Klaver, Pastoor Stassenstraat
Bijlage 10 Veiligheidzones Autobedrijf Klaver, Pastoor Stassenstraat
Bijlage 11 Risicoanalyse Buisleidingen Stadsdeel Blerick
Bijlage 11 Risicoanalyse buisleidingen Stadsdeel Blerick
Bijlage 12 Kwantitatieve Risicoanalyse Lpg-tankstation Blerick
Bijlage 12 Kwantitatieve risicoanalyse LPG-tankstation Blerick
Bijlage 13 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 13 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 14 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 14 Nota inspraak en vooroverleg
Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 15 Nota van zienswijzen