KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
Artikel 6 Natuur
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel

De Brem Holsteins

Bestemmingsplan - Gemeente Venlo

Vastgesteld op 24-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 Abiotische waarde
De waarde, die een gebied ontleent aan het voorkomen van bijzondere aardkundige en hydrologische verschijnselen en/of processen.
1.4 Afhankelijke woonruimte
Een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.
1.5 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden en/of fokken van dieren (incl. het scheiden van mest op bedrijfsniveau).
1.6 Agrarisch bedrijf, glastuinbouw
Een tuinbouwbedrijf, waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in kassen, permanente tunnels en plastic kassen daaronder begrepen.
1.7 Agrarisch bedrijf, grondgebonden
Een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond.
1.8 Agrarisch bedrijfsgebouw
Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
1.9 Agrarisch bouwvlak
Een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan bebouwing met een hoofdgebouw of bij elkaar behorende gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegestaan.
1.10 Agrarische bedrijfswoning
Een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
1.11 Agrarisch verwant bedrijf
Een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, maneges, paardenpensions, stalhouderijen, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen, agrarisch loonbedrijf.
1.12 Agrarische waarden
De waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie.
1.13 Archeologische waarde
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
1.14 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.15 Bebouwingsoppervlak
Het oppervlak van het bouwperceel, bestemmingoppervlak dan wel van het bouwvlak, dat ten hoogste met gebouwen (kassen en warenhuizen daaronder niet begrepen) mag worden bebouwd.
1.16 Bed en breakfast
Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
1.17 Bedrijf aan huis
Het hoofdzakelijk door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel. Behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
1.18 Bedrijfsgebouw
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.19 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.20 Beroep aan huis
Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke Bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.
1.21 Bestaand
Ten aanzien van de bebouwing:
De als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning/omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
Ten aanzien van het gebruik:
Het gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
1.22 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.23 Beroepsmatige activiteiten
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woongebouw en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.24 Bestemmingsplan
De geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BPL201313DEBREMHOL-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.25 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van bouwwerken, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.28 Bouwperceel
Een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.30 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.31 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak.
1.33 Caravan
Een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
1.34 Containervelden
Grond afgedekt met plastic, antiworteldoek, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
1.35 Cultuurhistorische waarden
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.36 Dakkapel
Uitspringend dakraam dat op het dakvlak van een gebouw wordt aangebracht.
1.37 Deeltijd agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat in een gedeelte van de werktijd die normaal als volledig geldt, wordt uitgeoefend.
1.38 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 Duurzame agrarische bedrijfsvoering
Instandhouden en ontwikkelen van de agrarische productiefuncties waarbij als uitgangspunt geldt, dat aan agrarische bedrijven voldoende mogelijkheden moeten worden geboden om ook op lange termijn de nodige levensvatbaarheid te behouden.
1.40 Ecologische Hoofdstructuur
Een zone binnen het plangebied die wordt bepaald door de door het Rijk vastgesteldeEcologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven en dat de natuurgebieden zo hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
De EHS bestaat uit:
•bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones hiertussen
•landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheersgebieden)
•grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee)
1.41 Escortbedrijf
De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen).
1.42 Extensieve recreatie
Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
1.43 Gebouw
Een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 Gevellijn
Een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.
1.45 Glastuinbouwconcentratiegebied
Een zone binnen het plangebied waarbinnen de bedrijfstak glastuinbouw zich verder kan ontwikkelen en waarbinnen nieuwvestiging mogelijk is van glastuinbouwbedrijven.
1.46 Grondgebonden Landbouwgebied
Een zone binnen het plangebied waarbinnen de grondgebonden agrarische productiefunctie overheerst. Binnen deze zone wordt ruimte gegeven voor continuering en eventuele uitbreiding van de grondgebonden landbouw. Tevens zijn er mogelijkheden voor toeristisch-recreatieve nevenfuncties.
1.47 Groothandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.48 Hervestiging (agrarisch bedrijf)
De vestiging van een bestaand agrarisch bedrijf op een agrarisch bouwvlak als gevolg van het verplaatsen van dat bedrijf.
1.49 Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.50 Hout- en sierteelt
De bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.
1.51 Intensieve veehouderij
Een bedrijf met in hoofdzaak een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die gericht is op het Bedrijfsmatig houden van dieren in stallen en/of hokken zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren.
Wanneer wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van eenden, kalkoenen, kippen, konijnen, parelhoenders, pelsdieren, stieren voor roodvleesproductie, varkens, vleeskalveren en vleeskuikens. Melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.
1.52 Kampeermiddel
Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.53 Kampeerplaats
Een standplaats voor maximaal een kampeermiddel.
1.54 Kampeerterrein
Terrein of een deel van een terrein met ten minste twintig toeristische slaapplaatsen en met ten minste wasgelegenheid en toiletten, waarop kan worden overnacht in tenten, toercaravans, kampeerauto's, stacaravans, tenthuisjes of trekkershutten.
1.55 Kas
Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.
1.56 Kas, tijdelijk
Kas met een maximale hoogte van 2,5 meter die gedurende maximaal zes maanden maanden per jaar mag worden opgericht ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt. De kas is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering. De montage- en demontagetijd staat in bedrijfseconomisch opzicht in relatie tot de beperkte exploitatietijd.
1.57 Kwaliteitsmenu
Staat onder andere voor 'Bouwkavel op Maat Plus' en is een regeling op het gebied van de ruimtelijke ordening van de provincie Limburg. De regeling is gericht op het mogelijk maken van (agrarische) Bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd winst behalen in omgevingskwaliteit.
1.58 Kwekerij
Een bedrijf dat gericht is op het kweken van planten en siergewassen alsmede op de verkoop als ondergeschikte nevenfunctie van ter plaatse gekweekte planten en siergewassen, potgrond, compost en meststoffen.
1.59 Landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).
1.60 Maatschappelijk
Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening.
1.61 Mantelzorg
Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.62 Natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkundige en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beïnvloed door menselijke aanwezigheid, instandhouden.
1.63 Natuurkamperen
Een specifieke vorm van verblijfsrecreatie, uitsluitend voor groepen met een doelstelling van sociaal of educatieve aard.
1.64 Niet-agrarisch bouwblok
Een bouwblok dat is bestemd voor andere dan agrarische doeleinden.
1.65 Niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen, sommige viskwekerijen en sommige wormenkwekerijen.
1.66 Normaal onderhoud en beheer
Werken/werkzaamheden die periodiek dienen te worden uitgevoerd ter instandhouding van de binnen een gebied aanwezige functies en waarden.
1.67 Omschakeling
De algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand agrarisch bedrijf naar een andere agrarische bedrijfsvorm. Er is sprake van omschakeling indien op het bedrijf 2/3 of meer van de inkomsten afkomstig zijn van de andere agrarische bedrijfsvorm.
1.68 Ondergeschikt
In aard en omvang of functioneel, ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ten dienste van een hoofdfunctie/gebouw. In geval er onduidelijkheid is over ondergeschikt zijn van een activiteit kan een externe deskundige hierover advies geven.
1.69 Onderkomens
Voor verblijf geschikte - al dan niet aan de bestemming onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.
1.70 Paardenbak
Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.71 Paardenhouderij
Een agrarisch verwant bedrijf voor het stallen van paarden en pony's alsmede gebruik van paarden ten behoeve van recreatie en sport (mensgericht).
1.72 Paardenfokkerij
Het produceren van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven (diergericht).
1.73 Peil
•Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
•Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
•Indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
1.74 Pensionstalling
Een agrarisch verwant bedrijf dat derden de mogelijkheid biedt om hun eigen paard te stallen en op het pensionterrein of in de omgeving ervan te rijden en/of te trainen (dressuur).
1.75 Permanente bewoning
Indien één of meerdere personen een woning al dan niet tijdelijk gebruiken als (hoofd)verblijf in de zin van artikel 1:10 BW - zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan - dan wel anderszins gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden.
1.76 Plattelandswoning
Een van oorsprong agrarische bedrijfswoning die structureel bewoond wordt door personen die geen (bedrijfstechnische) relatie hebben met het agrarisch bedrijf dat ter plaatse nog wordt uitgeoefend.
1.77 POL
Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is een plan op hoofdlijnen. Het biedt een samenhangend overzicht van de provinciale visie op de ontwikkeling van de kwaliteitsregio Limburg, en de ambities, rol en werkwijze op een groot aantal beleidsterreinen.
1.78 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
1.79 Reconstructieplan
Met het reconstructieplan wordt door de provincie Limburg een aanzet gegeven voor de versterking van de economische en sociale vitaliteit van het landelijke gebied en voor de verbetering van de omgevingskwaliteit.
1.80 Recreatiewoning
Een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door één of meerdere personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond, met dien verstande dat er sprake is van een wisselende bewoning.
1.81 Rustende boer
Het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd op het agrarische bedrijf werkzaam kan zijn.
1.82 Schuilgelegenheid
Overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan het hobbydier/de hobbydieren gebruik moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan.
1.83 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.84 Semi-agrarische nevenactiviteit
Een activiteit gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden.
1.85 Stellingenteelt
Teelttechniek uit de aardbeienteelt, waarbij om arbeidstechnische redenen en ook om aantasting van de vrucht door schimmels te voorkomen, bakken in stellingen gehangen worden op ooghoogte. De stellingen kunnen worden voorzien van regenkappen. De teelt is in principe omkeerbaar omdat de regenkappen en bakken na de oogst worden verwijderd. De stellingen zelf worden niet verwijderd.
1.86 Teeltondersteunende voorziening
Voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
•verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en –verlating, terugdringen van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
•verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
•bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijding, effectief omgaan met water).
1.87 Tent
Een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf.
1.88 Verbeelding
De verbeelding van het bestemmingsplan 'De Brem Holsteins' bestaande uit de verbeelding en legenda.
1.89 Verplaatsing
Zie onder hervestiging (agrarisch bedrijf).
1.90 Vestiging agrarisch bedrijf
De vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw agrarisch bouwvlak als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf.
1.91 Volwaardig agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf met minimaal 70 Nge, met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit op langere termijn voldoende is verzekerd. De volwaardigheid wordt getoetst op doelmatigheid en continuïteit, eventueel te beoordelen door een agrarisch deskundige.
1.92 Waterhuishoudkundig
met betrekking tot de aanwezigheid van (natuurlijke) bronnen, kwel of natuurlijke stroming;
1.93 Waterkering
Elke natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt.
1.94 Waterkeringbeheerder
De instantie die de waterkering exploiteert.
1.95 Weg
Een voor het rij- en nader verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.96 Woning
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand tot de bouwperceelsgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 Dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 Horizontale diepte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
2.6 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen/-uitlaten, lichtkappen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.9 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
b. extensief recreatief medegebruik;
c. erven en inritten indien de gronden direct aansluitend aan een bouwvlak zijn gelegen;
d. tuinen, indien de gronden direct aansluitend aan een bouwvlak zijn gelegen;
e. waterhuishoudkundige en infiltratievoorzieningen.

3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Containervelden, sleufsilo's, mestsilo's, waterbassins en foliemestbassins worden hieronder niet begrepen.
b. De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvan de maximale hoogte 1,5 meter bedraagt.

3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 voor:
3.4.1 Oprichting schuilgelegenheid
Het bouwen van schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De gronden niet zijn gelegen binnen de aangeduide zone 'glastuinbouw concentratie' of 'Ecologische Hoofdstructuur'.
b. De hoogte van schuilgelegenheden mag maximaal 3 meter bedragen.
c. De oppervlakte van schuilgelegenheden mag maximaal 25 m2 bedragen.
d. Per kadastraal perceel, met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare mag maximaal één schuilgelegenheid worden opgericht.
e. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.
f. Aangetoond wordt dat geen agrarische bedrijfsgebouwen en/of bestaande agrarische bouwvlakken in de directe omgeving kunnen worden gebruikt ten behoeve van een schuilgelegenheid.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1. Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a. wonen;
b. detailhandel;
c. kamperen;
d. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
e. paardenbakken;
f. stallingsmogelijkheden ten behoeve van paarden;
g. het aanleggen van containervelden op verharde ondergrond;
h. het aanleggen van containervelden via omkeerbare voorzieningen behoudens tot een maximum van 4 ha aansluitend aan het bouwvlak.
3.5.2. Voorwaardelijke bepaling
a. De landschappelijke inpassing van de locatie Schandelo ong. te Velden op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch’ moet gelijktijdig met het in gebruik nemen van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Landschappelijke inpassing en kwaliteitsbijdrages nieuwvestiging ‘Melkrundveebedrijf M.M.A. van Lipzig’ Schandelo ongenummerd, Velden - PNR 5941NG113 – 270712/160114’ gedateerd op 16 januari 2014, opgesteld door Ir. Guido Paumen, Tuin- en landschapsarchitect Bnt (bijlage 1 bij de regels).

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden, met uitzondering binnen het bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval het aanleggen van containervelden via omkeerbare voorzieningen tot maximaal 4 hectare aansluitend aan het bouwvlak voor een agrarisch bedrijf.

3.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van 3.6.1 geldt niet voor het uitvoeren werken, of werkzaamheden die:
a. werken en/of werkzaamheden die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.6.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden
Werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.6.2 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden’, de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een grondgebonden bedrijf;
b. wonen in een bedrijfswoning ten dienste van een bedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
c. semi-agrarische en niet-agrarische nevenactiviteiten, mits deze ondersteunend en ondergeschikt zijn aan de agrarische hoofdactiviteit en geen detailhandelsactiviteiten en groothandelsactiviteiten betreffen;
d. verkoop van eigen producten binnen bestaande bebouwing als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, tot een maximale oppervlakte van 200 m2;
met de daarbij behorende:
e. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de aanwijzingen op de verbeelding alsmede de volgende bepalingen:
4.2.1 Algemeen
a. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak.
b. De minimale afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens bedraagt 10 meter.
c. De afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens moet tenminste 5 meter bedragen.
4.2.2 Gebouwen
a. Binnen het bouwvlak mogen ten behoeve van een grondgebonden bedrijf, gebouwen worden opgericht.
b. De goot- en nokhoogte van de bedrijfsgebouwen mogen respectievelijk ten hoogste 7,2 meter en 12 meter bedragen.
c. De bouw van ondersteunende kassen bij bestaande en volwaardige grondgebonden bedrijven is toegestaan tot een maximum van 2.500 m².
4.2.3 Bedrijfswoning
a. Eén bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
b. De inhoud van de bedrijfswoning mag ten hoogste 900 m3 bedragen.
c. De goothoogte van de bedrijfswoning mag ten hoogste 6 meter bedragen en de nokhoogte ten hoogste 9 meter.
d. Per woning kunnen bijbehorende bouwwerken bij de woning worden opgericht, mits de maximale oppervlakte daarvan niet meer dan 100 m².
e. De afstand van de gebouwen tot aan de perceelsgrenzen moet ten minste 5 meter bedragen.
f. De kelder direct gelegen onder het hoofdgebouw telt niet mee in de bepaling van de inhoud van de woning.

4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen en schoorstenen, waarvan de hoogte 25 meter mag bedragen.
b. De hoogte van buitenopslag ten hoogste 4 meter mag bedragen.
c. Op de gronden gelegen voor de gevellijn mag niet worden gebouwd.
d. De maximale omvang van een buitenrijbaan (paardenbak) mag ten hoogste 20 x 60 meter bedragen. Een overdekte rijbaan of paardrijhal bij paardrijactiviteiten is niet toegestaan.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2 voor:
4.4.1 Situering bedrijfswoning op andere locatie
Situering van de bedrijfswoning op een andere locatie, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. Er sprake is van een akoestische en/of stedenbouwkundige verbetering.
b. Herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel.
c. Herbouw buiten de bestaande fundering is stedenbouwkundig opzicht aanvaardbaar.
d. Het landelijke karakter van het gebied wordt niet onevenredig aangetast.
e. De nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a. detailhandel;
b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
c. seksinrichtingen;
d. kamperen;
e. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
f. wonen anders dan ten behoeve van het agrarisch bedrijf.

4.5.2 Voorwaardelijke bepaling
a. De bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ en de hierbij behorende gebouwen mogen niet in gebruik worden genomen alvorens de landschappelijke inpassing op de locatie Schandelo ong. te Velden op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch’ en ‘Natuur’ is gerealiseerd en moeten zijn aangelegd overeenkomstig het beplantingsplan als opgenomen in bijlage 1 van de regels en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
b. De bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ en de hierbij behorende gebouwen mogen niet in gebruik worden genomen alvorens de sloop van alle (agrarisch) bebouwing en verwijdering van de verharding van de locatie Schandelo 107 te Velden op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ is gerealiseerd en in overeenstemming is gebracht met de bestemming Agrarisch (Waarde).
4.6 Afwijking van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 voor:
4.6.1 Inwoning
Inwoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. er sprake is van inwonende ouders, mantelzorg waarbij sprake is van een familieband of het voormalig agrarisch bedrijfshoofd, die nog enige tijd in het bedrijf werkzaam zal zijn (rustende boer);
b. de woongelegenheid wordt ingepast binnen of aansluitend aan de bestaande woning met een maximum van 240 m³ waarbij de maximale inhoudsmaat van de woning van 900 m3 niet mag worden overschreden;
c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
d. door het splitsen van de woongelegenheid en de agrarische bedrijfswoning mogen er geen twee zelfstandige woningen ontstaan.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigen bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf naar bestemming Recreatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van:
1. kamperen tot maximaal 25 standplaatsen;
2. een Bed & Breakfast in maximaal 5 ruimten in bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 60 m² van het hoofdgebouw met daarbij behorende bijgebouwen;
3. een groepsaccommodatie van maximaal 50 slaapplaatsen per locatie in bestaande bebouwing tot een maximale oppervlakte van 250 m²;
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. bekeken dient te worden of agrarisch hergebruik nog mogelijk is;
b. het bedrijf dient te zijn beëindigd;
c. de activiteit plaatsvindt in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;
d. de functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven met zich meebrengt;
e. de nieuwe functie de verkeersafwikkeling niet onevenredig belast;
f. er dient een duurzame tegenprestatie in de vorm van het verplicht basispakket, basispakket-plus of extra en een borgingsafspraak zoals aangegeven in de BOM+-regeling in de bijlage van de regels te worden geleverd;
g. er dient een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan te worden aangeleverd;
h. de ontwikkeling past binnen het POL en het reconstructieplan;
i. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.
4.7.2 Wijzigen bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf naar bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf te wijzigen in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden bij vormverandering en/of functieverandering van een agrarisch bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. vormverandering noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
b. aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
b. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
c. tuinen, indien de gronden direct aansluitend aan een bouwvlak zijn gelegen;
d. instandhouding van het oppervlaktewater;
e. extensief recreatief medegebruik;
f. waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Containervelden, sleufsilo's, mestsilo's, waterbassins en foliemestbassins worden hieronder niet begrepen;
b. De maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen waarvan de maximale hoogte 1,5 meter bedraagt.

5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor:
5.4.1 Oprichting schuilgelegenheid
Het bouwen van schuilgelegenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De gronden niet zijn gelegen binnen de aangeduide zone 'glastuinbouw concentratie' of 'Ecologische Hoofdstructuur'.
b. De hoogte van schuilgelegenheden mag maximaal 3 meter bedragen.
c. De oppervlakte van schuilgelegenheden mag maximaal 25 m2 bedragen.
d. Per kadastraal perceel, met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare mag maximaal één schuilgelegenheid worden opgericht.
e. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid/overstroming.
f. Aangetoond is dat er geen vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en/of bestaande agrarische bouwvlakken in de directe omgeving kunnen worden gebruikt ten behoeve van een schuilgelegenheid.
5.4.2 Oprichting teeltondersteunende voorzieningen
Het bouwen van teeltondersteunende voorzieningen, alsmede tijdelijke kassen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. Zij uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
b. De oprichting plaats vindt direct aansluitend aan het bestemmingsvlak Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
c. De maximale oppervlakte 2500 m2 bedraagt;
d. De hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a. wonen;
b. detailhandel;
c. kamperen;
d. opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;
e. paardenbakken;
f. het aanleggen van containervelden op verharde ondergrond;
g. het aanleggen van containervelden via omkeerbare voorzieningen behoudens tot een maximum van 4 ha aansluitend aan het bouwvlak.
5.5.2 Voorwaardelijke bepaling
a. De sloop van alle (agrarisch) bebouwing en verwijdering van de verharding van de locatie Schandelo 107 te Velden op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ moet gelijktijdig met het in gebruik nemen van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, zijn gerealiseerd zoals aangeduid in het beplantingsplan.
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Landschappelijke inpassing en kwaliteitsbijdrages nieuwvestiging ‘Melkrundveebedrijf M.M.A. van Lipzig’ Schandelo ongenummerd, Velden - PNR 5941NG113 – 270712/160114’ gedateerd op 16 januari 2014, opgesteld door Ir. Guido Paumen, Tuin- en landschapsarchitect Bnt (bijlage 1 bij de regels).

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden, met uitzondering binnen het bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval het aanleggen van containervelden via omkeerbare voorzieningen tot maximaal 4 hectare aansluitend aan het bouwvlak voor een agrarisch bedrijf en/of de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:
a. Bufferzone verdroging
1. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren;
2. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, dempen sloten, dempen poelen;
3. infrastructuur: verharden oppervlakte;
b. Middelhoge en hoge archeologische verwachting
terrein met een middelhoge archeologische waarde, terrein met een hoge archeologische waarde, terrein met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde
1. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, indrijven, rooien;
2. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, graven sloten;
3. infrastructuur: aanleg leidingen.
5.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van 5.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
a. werken en/of werkzaamheden die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.6.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden
Werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.6.2 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging bestemming Agrarisch met waarden naar bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van een bouwvlakvergroting van een glastuinbouwbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden naar de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf met de nadere aanduiding glastuinbouw te wijzigen ten behoeve van een bouwvlakvergroting van een volwaardig glastuinbouwbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De gronden zijn gelegen binnen de aangeduide zone 'robuuste landbouw en natuur', 'grondgebonden landbouw' en/of 'glastuinbouw concentratie';
b. Ter plaatse van de aangeduide zone 'robuuste landbouw en natuur' en 'grondgebonden landbouw' geldt voor glastuinbouwbedrijven een referentiemaat van 3 ha., een en ander met dien verstande dat overschrijding van deze maat is toegestaan indien dit leidt tot een integrale verbetering van de omgevingskwaliteit;
c. Een duurzame tegenprestatie in de vorm van het verplicht basispakket, basispakket-plus of -extra en een borgingsafspraak zoals aangegeven in de BOM+-regeling in de bijlage van de regels geleverd wordt;
d. Een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd;
e. De ontwikkeling past binnen het POL, het reconstructieplan en de gemeentelijke structuurvisie.
f. Als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
g. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven met zich meebrengt;
h. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid;
i. de gronden zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding ‘overig- glastuinbouw concentratiegebied’.
5.7.2 Wijziging bestemming Agrarisch met waarden naar bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf met de nadere aanduiding glastuinbouw te wijzigen ten behoeve van de vestiging van een volwaardig glastuinbouwbedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De gronden zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangeduide zone 'overig - glastuinbouw concentratiegebied';
b. De functie geen milieuhygiënische belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven met zich meebrengt;
c. Een duurzame tegenprestatie in de vorm van het verplicht basispakket, basispakket-plus of -extra en een borgingsafspraak zoals aangegeven in de BOM+-regeling in de bijlage van de regels geleverd wordt;
d. Een onderbouwd bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangeleverd;
e. De ontwikkeling past binnen het POL, het reconstructieplan en de gemeentelijke structuurvisie.
f. Als gevolg van de verandering de bestaande natuur-, cultuurhistorische en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
g. Aandacht wordt besteed aan de verschillende deelaspecten namelijk water, landschappelijke inpassing, cultuurhistorie, natuur en landschap, milieu, verstening en veiligheid.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – landschappelijke inpassing’ zijn deze gronden primair bestemd voor het aanbrengen, beheren en onderhouden van landschappelijke inpassingselementen;
b. de instandhouding en versterking van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en abiotische waarden, met een zo sterk mogelijk ecologisch en ruimtelijk-structurele samenhang;
c. extensief recreatief medegebruik;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen (o.a. infiltratie van hemelwater) uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur – landschappelijke inpassing’.
6.2 Bouwregels
Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
a. Beperkte voorzieningen – bouwwerken, geen gebouwen zijnde - ten behoeve van extensieve recreatie zoals zitbanken, routeborden met een maximale hoogte van 2 meter en afrasteringen met een maximale hoogte van 1,2 meter.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
e. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing en/of oppervlakteverharding;
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c. kamperen.
6.4.2 Voorwaardelijke bepaling
a. De landschappelijke inpassing van de locatie Schandelo ong. te Velden op de gronden met de bestemming ‘Natuur’ moet gelijktijdig met het in gebruik nemen van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, zijn gerealiseerd zoals aangeduid in het beplantingsplan.
b. Onder beplantingsplan wordt in deze planregels verstaan de ‘Landschappelijke inpassing en kwaliteitsbijdrages nieuwvestiging ‘Melkrundveebedrijf M.M.A. van Lipzig’ Schandelo ongenummerd, Velden - PNR 5941NG113 – 270712/160114’ gedateerd op 16 januari 2014, opgesteld door Ir. Guido Paumen, Tuin- en landschapsarchitect Bnt (bijlage 1 bij de regels).
6.5 Omgevinsgvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van
werkzaamheden

6.5.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden, met uitzondering binnen het bouwvlak, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:
a. Bufferzone verdroging
1. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, egaliseren;
2. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, dempen sloten, dempen poelen;
3. infrastructuur: verharden oppervlakte;
4. teeltondersteunende voorzieningen.
b. Hoogterras
1. bodem: ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen, egaliseren;
2. het vellen en/of rooien of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas danwel waardevolle vegetaties ten gevolge kunnen hebben.
c. Middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde terrein met een middelhoge archeologische waarde, terrein met een hoge archeologische waarde, terrein met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde
1. bodem: afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen, indrijven, rooien;
2. waterhuishouding: draineren, onderbemalen, graven sloten;
3. infrastructuur: aanleg leidingen.
6.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van 6.5.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
a. werken en/of werkzaamheden die niet dieper gaan dan -0,4 meter beneden maaiveld;
b. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
e. behoren bij het uitvoeren van de landschappelijke inpassing, tegenprestatie of andere groenaanleg zoals beschreven in bijlage 1 van de regels.
6.5.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 6.5.2 zijn slechts toelaatbaar, indien:
a. deze verband houden met de omschrijving, die aan de desbetreffende bestemming is toegekend;
b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, bosbouwkundige en/of landbouwkundige waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in a. en b. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - grondwaterbescherming venlo schol
Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - grondwaterbescherming venlo schol’ is het verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders putten te boren dieper dan 5 meter boven NAP.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsbepalingen
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van de bestemmingsbepalingen voor:
a. Het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.
b. Toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven.
c. Toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
d. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter.
e. Het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
f. Het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1. de oppervlakte niet meer dan 15 m2 bedraagt;
2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;
4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a. Overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
b. Overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
c. De overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
d. Het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

12.1 Toepassen algemene wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
12.2 Toepassen afwijkingsbevoegdheid
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing.
12.3 Toepassen nadere eisen regeling
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
12.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het bepaalde onder 12.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen bij een omgevingsvergunning afwijken van dat overgangsrecht.

Artikel 14 Slotregel

De regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Brem Holsteins’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 september 2014
………………………
De voorzitter,
De griffier,
……………………….
……………………
Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Venlo d.d. …………………………………………… tot vaststelling van het bestemmingsplan 'De Brem Holsteins'
Mij bekend,
de griffier.