KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Horeca
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Maatschappelijk - Geestelijke Gezondheidszorg
Artikel 9 Maatschappelijk - Militaire Zaken
Artikel 10 Natuur
Artikel 11 Ontgronding - 1 - Voorlopige Bestemming
Artikel 12 Ontgronding - 2 - Voorlopige Bestemming
Artikel 13 Recreatie
Artikel 14 Sport - Manege
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
Artikel 16 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Leiding - Brandstof
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 22 Leiding - Leidingstrook
Artikel 23 Leiding - Olie
Artikel 24 Leiding - Riool
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 26 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 27 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 28 Waarde - Beekdal
Artikel 29 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur
Artikel 30 Waarde - Esgronden
Artikel 31 Waarde - Houtopstanden En Houtwallen
Artikel 32 Waarde - Ontwikkelingszone Groen
Artikel 33 Waarde - Peel-raamstelling
Artikel 34 Waarde - Peel-raamstelling - Schootslinie
Artikel 35 Waarde - Weidevogelgebied
Artikel 36 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 37 Antidubbeltel Bepaling
Artikel 38 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 40 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 41 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 42 Overgangsrecht
Artikel 43 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Buitengebied Venray 2010

Bestemmingsplan - Gemeente Venray

Vastgesteld op 14-12-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 van de gemeente Venray.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.BP09001-va02 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Het gebouw kan onderscheiden worden van het hoofdgebouw en is in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden-beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang, aard en intensiteit met behoud van de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin), uitgeoefend kan worden.

1.7 aan-huis-gebonden-bedrijf

het aan huis – geheel of overwegend door middel van handwerk – uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit bedrijvigheid in de cat. 1 en 2 als genoemd in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van woonfunctie kan worden uitgeoefend , met hieraan ondergeschikte en kleinschalige detailhandel welke direct in verband dient te staan met de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteiten.

1.8 aanvullende kwaliteitsverbetering

Bestaat uit één of meerdere van de onderstaande componenten:

  • architectonische vormgeving van de nieuw op te richten bebouwing;
  • opruimen oude gebouwen/verharding;
  • herinrichten bouwkavel onder meer met het oog op compact bouwen, de functionaliteit van de bebouwing en het herschikken van de bebouwing;
  • het aanbrengen van extra milieureducerende maatregelen op het gebied van geluid, geur, ammoniak, stof of trilling;
  • voor intensieve veehouderij bij meerdere bedrijfslocaties de toepassing van de beste locatiemethode: gericht op afbouw van de tweede en/of volgende locaties, waarbij op een vast te leggen moment sloop van de gebouwen zal plaatsvinden.

1.9 abiotische waarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.

1.10 adviescommissie

de commissie die landschappelijke inpassingsplannen en aanvullende kwaliteitsverbeteringsvoorstellen beoordeelt, met als toetsingskaders ondermeer het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader.

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf met een minimale omvang van 20 Nge, dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren evenals een productiegerichte paardenhouderij inclusief pensionstal.

1.12 agrarisch afzetbedrijf

een bedrijf, dat uitsluitend, dan wel overwegend is gericht op het vervoer, de opslag, de bewerking en de - geen detailhandel zijnde - verhandeling van producten die in het agrarisch bedrijf zijn voortgebracht.

1.13 (agrarisch) bedrijfsgebouw

(een gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.

1.14 agrarische bedrijfsvoering

de bedrijfsmatige gang van zaken binnen een agrarisch bedrijf.

1.15 agrarisch grondgebruik

gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of door middel van het houden van dieren;

1.16 ambachtelijk

door middel van handwerk, op traditionele wijze.

1.17 archeologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.18 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.19 bebouwingsoppervlak

een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters, dat de omvang van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.

1.20 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.

1.21 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten.

1.22 (agrarische) bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.23 beeldkwaliteitsplan

het plan, zoals vastgesteld op 14 december 2010, waarin aandacht wordt besteed aan de relatie tussen een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en bestaande karakteristieken, landschappelijke en visuele waarden van een gebied.

1.24 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, dat niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan dat hoofdgebouw.

1.28 bosbouwkundige waarde

de aan een gebied toegekende waarde vanwege zijn houtproductiefunctie in samenhang met een natuur-, landschappelijke en/of recreatieve functie.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwvlak, gekoppeld

twee of meer door middel van een pijl aangegeven bouwvlakken, die als één bouwvlak moeten worden beschouwd.

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 burgerwoning

een woning bedoeld ter huisvesting van een huishouden, niet zijnde een woning behorend bij een (agrarisch) bedrijf of andere inrichting.

1.37 camping

een kampeerterrein, met de daarbij behorende voorzieningen en bebouwing zoals een kantine, een kampwinkel, een bedrijfswoning, een groepsaccommodatie en andere facilitaire voorzieningen en gebouwen, waarop kan worden overnacht in tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans en in tegenstelling tot een kampeerterrein als bedoeld in 1.65ook in stacaravans, tenthuisjes, of trekkershutten en/of chalets. En in tegenstelling tot een kampeerterrein als bedoeld in 1.65 het gehele jaar geopend mag zijn.

1.38 caravan

een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.

1.39 chalet

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, waar gedurende een gedeelte van het jaar wordt gerecreëerd door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben.

1.40 containerteeltvlak

grond, afgedekt met plastic en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.41 cultuurhistorische waarde

de waarden aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

1.42 dagrecreatief medegebruik 1

extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.

1.43 dagrecreatief medegebruik 2

tijdelijk medegebruik van grasland akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatie die in de open lucht plaatsvindt, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.

1.44 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.45 doelmatige (agrarische) bedrijfsvoering

het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen.

1.46 eigen terrein

Het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, dan wel in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, welke de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.

1.47 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen). Een escortbedrijf is een aparte functie en derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming valt zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.48 gebiedskwaliteit

Gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:

  1. a. Landschappelijke structuur
    De wijze, waarop de totstandkomingsgeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie.
  2. b. landschappelijke elementen
    De intrinsieke waarde van samenhangende ecologische en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten.
  3. c. Verkavelingstructuur/ bebouwingsstructuur
    De wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur
  4. d. Functionele structuur
    De kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kwaliteitsaspecten.

De inhoudelijke beoordeling van de gebiedskwaliteit is opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK).

1.49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 glastuinbouwbedrijf

een agrarische bedrijfsvoering waarbij uitsluitend of in hoofdzaak onder een permanente opstand van glas of kunststof het telen van gewassen plaatsvindt. Hieronder vallen onder andere alle mogelijke groente-, bloem- en bladgewassen die één of meermalig worden geoogst, of als compleet gewas worden afgeleverd (bijvoorbeeld in potten). Ook de teelt van uitgangs- en vermeerderingsmateriaal, zoals stek, moerplanten en zaaigoed wordt hieronder verstaan.

1.51 groepsaccommodatie

een accommodatie waarbij door een groep of groepen van personen gezamenlijk van voorzieningen gebruik wordt gemaakt en waar logiesgelegenheden aanwezig zijn voor groepen personen.

1.52 groom

verzorger van paarden en onderhouder van zadels, tuigen en andere benodigdheden.

1.53 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.54 hartlijn

een denkbeeldige lijn in een symmetrisch vlak figuur of dito ruimtelijk object (omwentelingslichaam) die precies in het midden loopt.

1.55 hemelwaterproblematiek

de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.

1.56 herbouw

na algehele sloop van het bestaande gebouw (woning) wordt nagenoeg hetzelfde teruggebouwd.

1.57 hobbymatig agrarisch gebruik

agrarisch gebruik met een nge van minder dan 20.

1.58 horecavoorziening

voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.

1.59 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.60 hoofdverblijf

de voorziening die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.

1.61 huishouden

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.62 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, geiten, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders, voorzover er geen sprake is van hoofdzakelijk grondgebonden voerproductie.

1.63 kampeermiddel

tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of stacaravans dan wel ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.64 kampeerplaats

standplaats ten behoeve van een kampeermiddel.

1.65 kampeerterrein

terrein of een deel van een terrein met ten hoogste wasgelegenheid en toiletten, waarop kan worden overnacht in kampeermiddelen met uitzondering van stacaravans en welke uitsluitend geopend mag zijn van 15 maart tot en met 31 oktober van het betreffende jaar.

1.66 kas

een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.

1.67 kas, permanent teeltondersteunend

kassen, die blijvend op een bedrijf aanwezig zijn, uitsluitend ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt.

1.68 kas, tijdelijk teeltondersteunend

kas die gedurende een beperkte periode, die afhankelijk is van de teelt en maximaal zes maanden per jaar bedraagt, mag worden opgericht ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt. De kas is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering. De montage- en demontagetijd staat in bedrijfseconomisch opzicht in relatie tot de beperkte exploitatietijd.

1.69 kleinschalige verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie in de vorm van:

  • kleinschalig kamperen, of
  • maximaal 5 vakantiewoningen of trekkershutten voor totaal maximaal 20 personen met een maximale oppervlakte van 100 m2 per woning, of;
  • logiesvoorzieningen voor maximaal 20 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon, of;
  • een groepsaccommodatie voor maximaal 20 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon, of;
  • een bed & breakfast mits de voorziening niet groter is dan 100 m2

1.70 kleinschalig kamperen

kleinschalig (tot 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 15 maart tot en met 31 oktober), waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitairgelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan.

1.71 kleinschalig bedrijf

een niet aan het buitengebied gebonden bedrijf zoals opgenomen in de Staat vanbedrijfsactiviteiten dat naar aard en omvang kleinschalig is en passend is binnen de milieucategorie 1 of 2.

1.72 kinderdagverblijf

een locatie waar (jonge) kinderen van werkende ouders overdag onder toezicht verblijven en geen sprake is van mogelijkheden voor overnachting c.q. permanente opvang; .

1.73 lawaaisport

een (sport)activiteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het achtergrondniveau wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.

1.74 landbouwverwant bedrijf

Een bedrijf dat door de activiteiten aan het buitengebied is gebonden, zoals een agrarisch hulpbedrijf of een bedrijf met een agrarisch karakter.

Agrarische hulpbedrijven zijn niet-industriële bedrijven die goederen of diensten leveren aan agrarische bedrijven of producten opslaan, vervoeren of verhandelen.

Bedrijven met een agrarisch karakter zijn aan het agrarisch bedrijf of aan het buitengebied gerelateerd en leveren producten en/of diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven.

1.75 logies

gelegenheid om te overnachten voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.76 manege

een bedrijf dat is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/ of pony's houdt, zulks al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.77 mantelzorg

langdurige zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg voor huisgenoten overstijgt.

1.78 milieucategorie

weergave van de zwaarte van bedrijvigheid, zoals die in de handreiking Bedrijven en milieuzonering aan ieder type bedrijvigheid is toegekend, en in dit plan is vertaald naar een Staat van bedrijfsactiviteiten.

1.79 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

1.80 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.

1.81 nge

nederlandse grootte-eenheid: een binnen dit plan toegepaste maat (norm) voor het bepalen van de productieomvang van een agrarisch bedrijf, bepaald door de som van de waarden, die wordt verkregen door voor de verschillende gewassen en diersoorten het bijbehorende bruto standaardsaldo te vermenigvuldigen met het overeenstemmende aantal eenheden.

1.82 niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.

1.83 nieuwbouw

het oprichten van een nieuw gebouw waarbij geen rekening wordt gehouden met de verschijningsvorm van een eventueel gesloopt gebouw op die locatie.

1.84 nieuwvestiging

nieuw op te richten inrichting op een locatie waar eerder geen bebouwing bestond dan wel waar bebouwing aanwezig was met een andere functie dan die van de nieuwe inrichting. Hieronder valt ook verplaatsing van bedrijven.

1.85 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.86 obstakelvlak

een vlak vanaf 120 m van het hart van de start- en / of landingsbaan met een hellingshoek van 1:7 dat tot op 6 km van de uiteinden van de start- en / of landingsbaan bouwhoogtebeperkingen inhoudt.

1.87 omgevingskwaliteit

samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit. '

1.88 omschakeling

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand (agrarisch) bedrijf naar een ander (agrarisch) bedrijf.

1.89 ondergeschikte nevenactiviteiten

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

1.90 ondergronds

beneden het peil.

1.91 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden

het resultaat van een ruimtelijke ingreep heeft een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied.

1.92 overig niet-agrarisch bedrijf

een bedrijf dat vanwege aard en/ of omvang afwijkt van een kleinschalig bedrijf.

1.93 (straat)prostitutie

het zich (op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele dienste ten behoeve van een ander tegen vergoeding. (Straat)prostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.94 paardenhouderij

een bedrijf gericht op het voortbrengen, fokken en houden van paarden, met uitzondering van een manege, met de daarbij behorende stallen, dekinrichtingen en al dan niet overdekte rijbakken.

1.95 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft.

1.96 permanente huisvesting

huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.

1.97 permanente teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.98 reconstructieplan

het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg zoals vastgesteld op 5 maart 2004 door Provinciale Staten van Limburg en goedgekeurd door de ministers van Landbouw, Natuurbeheer Voedselkwaliteit en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu op 22 april 2004.

1.99 ruimtelijk kwaliteitskader (RKK)

gemeentelijk toetsingskader, zoals vastgesteld op 14 december 2010, ter toetsing van de gebiedskwaliteiten en visueel-landschappelijke waarde bij nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen.

1.100 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf te worden gebruikt.

1.101 restaurant

een horecavoorziening dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken

1.102 schuilgelegenheid

een overdekte ruimte die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit oogpunt van dierenwelzijn;

1.103 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

1.104 stacaravan

een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, die elders hun hoofdwoonverblijf hebben, en dat eventueel door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan.

1.105 standplaats

plaats voor kampeermiddelen op een kampeerterrein of een camping danwel voor woonwagens op een woonwagenstandplaats.

1.106 statische opslag

opslag van goederen gedurende langere termijn, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze ter plekke verhandeld worden, waaronder begrepen caravans, wit- en bruingoed en meubels.

1.107 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/ constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/ of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/ of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen wat leidt tot een betere kwaliteit product.

1.108 tent

een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf.

1.109 trekkershut

een eenvoudig primitief houten gebouw, geen woonkeet, chalet, caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt als recreatief nachtverblijf.

1.110 tijdelijk afdekfolie

afdekfolie dat dient ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt en een beperkte periode wordt aangebracht. De periode is afhankelijk van de teelt.

1.111 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.112 tijdelijke tunnel: hoog/laag

een gedurende een aantal maanden per jaar aangebracht werk van maximaal 1.50 m. (laag) of opgericht bouwwerk (hoog) voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend kunststof dienend ter ondersteuning van de vollegronds groenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt ten behoeve van het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van de betreffende gewassen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. De termijn dat het werk aangebracht, of het bouwwerk opgericht mag zijn, is afhankelijk van de teelt en bedraagt maximaal zes maanden. De tunnel is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering. De montage- en demontagetijd staat in bedrijfseconomisch opzicht in relatie tot de beperkte exploitatietijd.

1.113 tijdelijke werknemers

Tijdelijke werknemers die legaal (op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning) niet permanent in de gemeente verblijven en hun hoofdverblijf ergens anders hebben.

1.114 tuincentrum

een bedrijf dat gericht is op de verkoop van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, kamerplanten e.d. en/of attributen voor het onderhoud en de verfraaiing van tuinen alsmede alle daarbij behorende hulpmaterialen.

1.115 vakantieappartement

een afzonderlijke eenheid in een groter gebouw, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf te worden gebruikt.

1.116 verbouw

het verrichten van bouwwerkzaamheden waarbij wezenlijke delen van de bestaande bouw aanwezig moeten blijven.

1.117 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte (inclusief de etalageruimte) bestemd en gebruikt voor detailhandel.

1.118 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht, waarvan het voortbestaan ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd (minimaal 70 Nge). Bovendien dient sprake te zijn van een duurzame volwaardigheid. Hiermee wordt bedoeld dat de volwaardigheid ook feitelijk aanwezig is in de vorm van gebouwen. Als de omvang van het bedrijf bepaald wordt door het huren van gronden, is sprake van duurzaamheid indien het bedrijf minimaal drie jaar in functie is.

1.119 voorgevelrooilijn

de snijlijn van het naar de weg gekeerde gevelvlakken van een woning (niet zijnde de voorkant van een erker) of (agrarisch) bedrijfsgebouw (dat het dichtst bij de weg is gelegen) en het grondvlak, waarop de woning/(agrarisch) bedrijfsgebouw zich bevindt, waarbij de voorgevelrooilijn doorloopt tot de perceelsgrenzen.

1.120 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.

1.121 woon- en leefklimaat

woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de wettelijke normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

1.122 woonunit

ruimte ten behoeve van tijdelijke huisvesting.

1.123 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van één woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.124 zorgboerderij

een locatie in het buitengebied waar sociaal, therapeutisch, maatschappelijke en educatieve activiteiten worden verricht in de vorm van dagbesteding en er geen sprake is van mogelijkheden voor overnachting c.q. permanente zorgverlening.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil. De hoogte ten aanzien van de bestemming Verkeer- Railverkeer moet gemeten worden vanaf bovenkant spoorstaaf (BS).

2.5 afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens

de kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens van het bouwperceel.

2.6 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.7 vloeroppervlakte

op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 inhoud overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken

vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.

2.10 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.11 vrijwaringszone weg

uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan inclusief bijbehorende toe- en afritten

2.12 inhoud bedrijfswoning:

als inhoud van de bedrijfswoning wordt aangemerkt de inhoud (m3) van het hoofdgebouw inclusief aan/bijgebouwen, exclusief overkappingen. Zakelijke functies die in het woongedeelte zijn opgenomen, worden geacht tot de inhoud van de woning te behoren.

2.13 inhoud burgerwoning:

als inhoud van de burgerwoning wordt aangemerkt de inhoud (m3) van het hoofdgebouw inclusief aan/bijgebouwen, exclusief overkappingen. Waar het hoofdgebouw onderdeel is van voormalige bedrijfsbebouwing, wordt onder inhoud van de burgerwoning begrepen de inhoud tot dat deel van het hoofdgebouw dat op dat moment functioneel als woonruimte in gebruik is, dan wel waarvan de uitstraling als woning zich naar buiten toe etaleert. De inhoud wordt dan tot dat punt en over alle bovengrondse bouwlagen berekend.

2.14 wijze van meten:

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • afstanden loodrecht,
  • hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. dagrecreatief medegebruik 1;
  3. c. dagrecreatief medegebruik 2, tenzij de gronden zijn gelegen in de 'Waarde -Houtopstanden en houtwallen';
  4. d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  5. e. de verkoop van streekeigen producten tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  6. f. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  7. g. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, geen intensieve veehouderij of glastuinbouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  8. h. de uitoefening van een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', waarbij ook activiteiten behorende tot een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met uitzondering van glastuinbouw;
  9. i. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw', waarbij ook activiteiten behorende tot een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  10. j. verhardingen ten behoeve van containerteelt en tijdelijke boogkassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
  11. k. een monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- monument';
  12. l. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening;
  13. m. een hondenoefenterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – hondenoefenterrein';
  14. n. een propaantank, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - propaangastank'. Het op de verbeelding aangeduide maximum volume mag niet worden overschreden;
  15. o. een voormalige stortplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalige stortplaats', met als uitgangspunt, dat het oprichten van bouwwerken slechts is toegestaan, indien hierdoor de mogelijkheid tot sanering niet wordt belemmerd en de verontreiniging niet wordt verspreid;
  16. p. een dierenverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijf';
  17. q. bestaande voorzieningen van openbaar nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. r. de bij de bedrijfswoning behorende tuin binnen het bouwvlak dient te zijn gelegen, hiervan uitgezonderd zijn hobbyweides;
  2. s. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

3.2 Bouwregels

Op de voor Agrarisch aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden tenzij anders op de verbeelding weergegeven:

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
    1. 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    2. 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    3. 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  1. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    1. 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    2. 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    3. 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 3.1 van de planregels ten behoeve van de huisvesting van maximaal 20 tijdelijke werknemers bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de oprichting van een tijdelijke (maximaal 5 jaar) logiesgelegenheid (woonunit) is toegestaan mits aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing voor een logieseenheid niet mogelijk is en wordt alleen toegestaan ter overbrugging naar structurele huisvesting.
    2. 2. de leefruimte per logiesgelegenheid minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt.
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen met minmaal 1 toilet en douche per 6 personen;
    6. 6. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    9. 9. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
  2. b. artikel 3.1van de planregels en de oprichting van gebouwen ten dienste van het kleinschalig kamperen toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van het kampeerterrein zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
    2. 2. aangetoond wordt dat voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen niet in de reeds bestaande bebouwing gerealiseerd kunnen worden;
    3. 3. de goothoogte van de gebouwen maximaal 3 m bedraagt;
    4. 4. de gezamenlijke inhoud van de bijgebouwen (inclusief sanitaire voorzieningen) voor kleinschalig kamperen ten hoogste 125 m³ bedraagt.
    5. 5. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    6. 6. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    8. 8. voor het houden van een kleinschalig kampeerterrein voor recreatief gebruik dient de omgevingsvergunning in combinatie met de omgevingsvergunning van artikel 3.6 onder a te worden aangevraagd.
  3. c. artikel 3.2.1 onder a van de planregels en overschrijding van de begrenzing van de op de verbeelding aangegeven agrarische bouwvlakken met bedrijfsgebouwen toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. geen sprake is van een intensieve veehouderij binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone- extensiveringsgebied' of een bedrijf dat ligt binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur';
    2. 2. de overschrijding van het agrarisch bouwvlak, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    3. 3. overschrijding enkel is toegestaan tot maximaal 10% van het bestaand bouwvlak met een maximale lengte van 25 m en slechts éénmalig tijdens de planperiode;
    4. 4. Aangetoond is dat er geen ruimte is binnen de bestaande bouwkavel, in dit geval dient de uitbreiding door middel van vormverandering geregeld te worden als bedoel in artikel 3.7.7;
    5. 5. de oppervlakte van het bestaand bouwvlak als basis blijft dienen bij een eerstvolgende wijziging van begrenzing en/of omvang van het bouwvlak;
    6. 6. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    8. 8. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    9. 9. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  4. d. artikel 3.2.1 onder a van de planregels en de oprichting van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak toe te staan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de bebouwingsoppervlakte is afgestemd op het beoogde gebruik en de locatie, met een maximum van 30 m2;
    3. 3. de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' bedraagt ten minste 30 meter;
    4. 4. de locatie grenst niet aan het bouwvlak van een (agrarisch) bedrijf;
    5. 5. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare;
    6. 6. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd dient een oppervlak te hebben van minimaal 1 ha;
    7. 7. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies.
  5. e. artikel 3.2.1 onder a van de planregels en de oprichting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals voeder-, kunstmest-, mest- en sleufsilo's of mestbassins, buiten het bouwvlak toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. in geval van een intensieve veehouderij de gronden waarop de silo of het mestbassin wordt gebouwd niet gelegen zijn binnen de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', zoals nader op de verbeelding aangegeven;
    2. 2. de oprichting van de silo of het mestbassin, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    3. 3. overschrijding enkel is toegestaan tot maximaal 10% van het bestaand bouwvlak met een maximale lengte van 25 m en slechts éénmalig tijdens de planperiode, waarbij de voeder-, kunstmest-, mest- of sleufsilo of mestbassin direct aansluitend aan de bestaande bebouwing moet worden geplaatst;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat niet in strijd wordt gehandeld met de doeleinden die gelden binnen de op de verbeelding aangeduide 'Milieuzone -waterwingebied' of 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied';
    7. 7. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    8. 8. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  6. f. artikel 3.2.1onder c en (hoge) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot een maximale hoogte van 2,5 m. op afstand van het bouwvlak toestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. voorzieningen dienen aansluitend aan het bouwvlak worden opgericht tenzij vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande bouwvlak niet mogelijk is;
    2. 2. indien de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen na oprichting meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf uitmaakt, is een positief advies noodzakelijk van de adviescommissie;
    3. 3. oprichting vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  7. g. artikel 3.2.2 onder a, b, c, d, e en f van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  8. h. artikel 3.2.2 onder a, b, c, d, e en f van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bestemming Verkeer - Wegverkeertoestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid en verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
  9. i. artikel 3.2.2onder a en een maximale goothoogte van 8 m en een maximale bouwhoogte van 12 m toestaan, onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader.
  10. j. artikel 3.2.2onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    2. 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  11. k. artikel 3.2.2onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het gesloopte volume dat mag worden teruggebouwd als nieuw bijgebouw en/ of als uitbreiding van de bestaande woning is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 gebouwen dat gesloopt wordt (sloopvolume) Maximaal binnen bouwvlak terug te bouwen aantal m3 (bebouwingsvolume)
Tot 250 m3 Tot 250 m3 mag 100% worden teruggebouwd
Van 250 tot 1000 m3 70% van het gedeelte dat meer is dan 250 m3 + 250 m3
Van 1000 tot 4000 m3 50% van het gedeelte dat meer is dan 1000 m3 + 775 m3
Meer dan 4000 m3 20% van het gedeelte dat meer is dan 4000 m3 + 2275 m3
    1. 9. bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt.
  1. l. artikel 3.2.2onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan voor de bedrijfswoning, onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  2. m. artikel 3.2.2onder i van de planregels en toestaan dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bedrijfsvoering op een afstand minder dan 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel worden gebouwd, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de noodzaak tot een kortere afstand kan worden aangetoond en/of;
    2. 2. er sprake is van bouw van een traditionele bouwvorm, zoals een carrévormige complex of een T-boerderij.
  3. n. artikel 3.2.2 onder j en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan.
  4. o. artikel 3.2.2onder k van de planregels en toestaan dat bijgebouwen op een grotere afstand dan 15 m van de woning worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
    1. 1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of
    2. 2. tijdelijk opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
  2. b. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
    1. 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
    2. 2. statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
  3. c. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  4. d. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, uitgezonderd het bepaalde in artikel 3.1 onder e;
  5. e. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bedrijf;
  6. f. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten;
  7. g. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning voor de huisvesting van tijdelijke werknemers;
  8. h. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en (agrarische) bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden;
  9. i. het gebruik van (agrarische) bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen voor bewoning;
  10. j. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;
  11. k. het gebruik van gronden als containerteeltvelden buiten de bouwvlakken voor een agrarisch bedrijf;
  12. l. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden;
  13. m. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van hetzelfde bedrijf;
  14. n. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar een glastuinbouwbedrijf of een intensieve veehouderij;
  15. o. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  16. p. het gebruik voor mantelzorg;
  17. q. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar niet- grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
  18. r. het uitoefenen van nevenactiviteiten, uitgezonderd verkoop van streekeigen producten binnen het bouwvlak tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2;
  19. s. het gebruik van hagelnetten;
  20. t. het gebruik van bestaande opstallen voor kleinschalige verblijfsrecreatie;
  21. u. bevi-inrichtingen;
  22. v. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 3.1 onder f en 3.5 onder d en o van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf toestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    2. 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    3. 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of aan-huis-gebonden-bedrijf;
    4. 4. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;
    5. 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/ of aanbouw plaatsvinden;
  2. b. artikel 3.5 onder c van de planregels ten behoeve van het houden van een kleinschalig kampeerterrein voor recreatief gebruik, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie, inclusief eventueel andere niet-agrarische functies op het bouwperceel, ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. het maximaal 25 kampeerplaatsen betreft;
    4. 4. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de voorziening wordt ingepast;
    5. 5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    6. 6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    7. 7. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    8. 8. het kampeerterrein gelegen is binnen het bouwvlak ofwel binnen een strook van 100 m aan een zijde (niet zijnde de voorzijde) ofwel aan de achterzijde, direct aansluitend aan het bouwvlak of een bestemmingsvlak wonen. In het laatste geval dient de omgevingsvergunning in combinatie met de omgevingsvergunning van artikel 18.6 onder b te worden aangevraagd;
    9. 9. de inrichting van het kampeerterrein niet leidt tot onevenredige aantasting van de aanwezige gebiedskwaliteiten;
    10. 10. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    11. 11. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    12. 12. voor oprichting van gebouwen ten dienste van het kleinschalig kamperen dient de omgevingsvergunning in combinatie met de omgevingsvergunning van artikel 3.4 onder b te worden aangevraagd.
  3. c. artikel 3.5 onder e en r van de planregels ten behoeve van het ontplooien van activiteiten met betrekking tot kleinschalige dagrecreatie, zoals ontbijt- en lunchmogelijkheid, theetuin, terras, speeltuin, huifkartochten, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de activiteiten ten dienste staan van dagrecreatief medegebruik 1 in het gebied (ondersteuning wandel- en fietsroutes).
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    6. 6. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  4. d. artikel 3.5 onderf van de planregels ten behoeve van het bewerken van agrarische producten, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. het de bewerking van producten afkomstig van het eigen bedrijf danwel van in de directe omgeving gelegen agrarische bedrijven betreft;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    6. 6. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
  5. e. artikel 3.5 onderg van de planregels en toestaan dat bestaande bebouwing wordt gebruikt voor logiesgelegenheid voor maximaal 20 tijdelijke werknemers , onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel en wordt ingepast in het bestaande bouwvolume;
    2. 2. de leefruimte per logiesgelegenheid minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt;
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen met minmaal 1 toilet en douche per 6 personen;
    6. 6. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering de niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    9. 9. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  6. f. artikel 3.5 onderh van de planregels ten behoeve van het huisvesten van maximaal 5 grooms/ stagiaires voor het africhten en verzorgen van paarden, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de huisvesting en alle daarbij benodigde voorzieningen enkel mogen plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. bij beëindiging van de paardenhouderijactiviteiten ook het gebruik van gronden en opstallen voor de niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    6. 6. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    8. 8. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  7. g. artikel 3.5 onder e en r de planregels ten behoeve van het houden van een kinderdagverblijf, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    4. 4. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    5. 5. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    6. 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  8. h. artikel 3.5 onder r van de planregels ten behoeve van het houden van een zorgboerderij, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    4. 4. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    5. 5. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    6. 6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  9. i. artikel 3.5 onder p van de planregels en toestaan dat de bedrijfswoning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    3. 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    4. 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    5. 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  10. j. artikel 3.5 onder r van de planregels en het afwijkend gebruik van gronden en opstallen toestaan, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, voor:
    1. 1. landbouwverwant bedrijf, of
    2. 2. kleinschalig bedrijf, of
    3. 3. manege.
      met dien verstande dat:
      • het gebruik plaatsvindt in niet meer in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen;
      • de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
      • de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
      • de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
      • er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
      • bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering dient, voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd ' ook het gebruik van gronden en opstallen voor kleinschalig bedrijf en manege te worden gestaakt, en, voor zover gelegen binnen de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' dient ook het gebruik van gronden en opstallen voor landbouwverwant bedrijf te worden gestaakt;
      • de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
      • sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  11. k. artikel 3.5 onder s van de planregels en hagelnetten toestaan waarbij het volgende beoordelingskader bij de toelaatbaarheid in acht wordt genomen:
    1. 1. zicht op continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    2. 2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
    3. 3. netten mogen niet tot op de grond en niet buiten het bloeiseizoen worden afgerold;
    4. 4. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen;
    5. 5. er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing, bestaande uit een afschermende haag.
  12. l. artikel 3.5 onder t van de planregels en kleinschalige verblijfsrecreatie toestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. indien er sprake is van een recreatiewoning, logiesvoorzieningen, groepsaccommodaties en/of bed&breakfast geldt de voorwaarde dat de omvang van de kleinschalige verblijfsrecreatie niet groter is dan 100 m2;
    2. 2. de verblijfsrecreatie vindt plaats binnen bestaande bebouwing;
    3. 3. de recreatieve functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel, en mag niet worden voortgezet wanneer de agrarische bedrijfsvoering wordt beëindigd;
    4. 4. kleinschalige horeca mogelijk is mits deze ondergeschikt is aan de dagrecreatie;
    5. 5. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    6. 6. de recreatieve voorzieningen dienen landschappelijke ingepast te worden;
    7. 7. deze omgevingsvergunning mag niet worden gecombineerd met de omgevingsvergunning zoals opgenomen in artikel 3.6 onder a.
    8. 8. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    9. 9. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    10. 10. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. behoud, ontwikkeling en versterking van:
    1. 1. de aanwezige landschappelijke waarden, in het bijzonder van het esdorpenlandschap en de beekdalen;
    2. 2. bestaande natuurwaarden al dan niet in combinatie met agrarisch gebruik;
  3. c. dagrecreatief medegebruik 1;
  4. d. dagrecreatief medegebruik 2 tenzij de gronden zijn gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
  5. e. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  6. f. de verkoop van streekeigen producten tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  7. g. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, geen intensieve veehouderij of een glastuinbouwbedrijf zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
  8. h. de uitoefening van een intensief veehouderijbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' waarbij ook activiteiten behorende tot een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met uitzondering van glastuinbouw;
  9. i. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' waarbij ook activiteiten behorende tot een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  10. j. verhardingen ten behoeve van containerteelt en tijdelijke boogkassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - containerteelt';
  11. k. een paardenfokkerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij'waarbij ook activiteiten behorende tot een agrarisch bedrijf zijn toegestaan, met uitzondering van glastuinbouw;
  12. l. een monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- monument';
  13. m. een voormalige stortplaats, uitsluitende ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voormalige stortplaats', met als uitgangspunt, dat het oprichten van bouwwerken slechts is toegestaan, indien hierdoor de mogelijkheid tot sanering niet wordt belemmerd en de verontreiniging niet wordt verspreid;
  14. n. een bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bergbezinkbassin';
  15. o. een bergingsvijver, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bergingsvijver';
  16. p. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  17. q. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening;
  18. r. bestaande voorzieningen van openbaar nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. s. de bij de bedrijfswoning behorende tuin binnen het bouwvlak dient te zijn gelegen, hiervan uitgezonderd zijn hobbyweides;
  2. t. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

4.2 Bouwregels

Op de voorAgrarischmet waarden aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden tenzij anders op de verbeelding weergegeven:

4.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
    1. 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    2. 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    3. 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  1. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    1. 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    2. 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    3. 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel4.1 van de planregels ten behoeve van de huisvesting van maximaal 20 tijdelijke werknemers bij het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de oprichting van een tijdelijke (maximaal 5 jaar) logiesgelegenheid (woonunit) is toegestaan mits aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing voor een logieseenheid niet mogelijk is en wordt alleen toegestaan ter overbrugging naar structurele huisvesting.
    2. 2. de leefruimte per logiesgelegenheid minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt.
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen met minimaal 1 toilet en douche per 6 personen;
    6. 6. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    9. 9. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    10. 10. voor het houden van een kleinschalig kampeerterrein voor recreatief gebruik dient de omgevingsvergunning in combinatie met de omgevingsvergunning van artikel 4.6 onder a te worden aangevraagd.
  2. b. artikel4.1 van de planregels en de oprichting van gebouwen ten dienste van het kleinschalig kamperen toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. bouwwerken ten behoeve van het kampeerterrein zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met de aanduiding 'agrarisch bedrijf';
    2. 2. aangetoond wordt dat voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen niet in de reeds bestaande bebouwing gerealiseerd kunnen worden;
    3. 3. de goothoogte van de gebouwen maximaal 3 m bedraagt;
    4. 4. de gezamenlijke inhoud van de bijgebouwen voor kleinschalig kamperen ten hoogste 125 m³ bedraagt;
    5. 5. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    6. 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    7. 7. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    8. 8. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
  3. c. artikel 4.2.1 onder a van de planregels en overschrijding van de begrenzing van de op de verbeelding aangeduide agrarische bouwvlakken met bedrijfsgebouwen toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. geen sprake is van een intensieve veehouderij binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone- extensiveringsgebied' of een bedrijf dat ligt binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur';
    2. 2. de overschrijding van het agrarisch bouwvlak, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    3. 3. overschrijding enkel is toegestaan tot maximaal 10% van het bestaand bouwvlak met een maximale lengte van 25 m en slechts éénmalig tijdens de planperiode;
    4. 4. aangetoond is dat er geen ruimte is binnen de bestaande bouwkavel, in dit geval dient de uitbreiding door middel van vormverandering geregeld te worden als bedoel in artikel 4.7.6;
    5. 5. de oppervlakte van het bestaand bouwvlak als basis blijft dienen bij een eerstvolgende wijziging van begrenzing en/of omvang;
    6. 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    9. 9. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  4. d. artikel 4.2.1onder a van de planregels en de oprichting van een schuilgelegenheid voor dieren buiten het bouwvlak toe te staan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de hoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. 2. de bebouwingsoppervlakte is afgestemd op het beoogde gebruik en de locatie, met een maximum van 30 m2;
    3. 3. de afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer bedraagt ten minste 30 meter;
    4. 4. de locatie grenst niet aan het bouwvlak van een (agrarisch) bedrijf;
    5. 5. maximaal één schuilgelegenheid is toegestaan per hectare;
    6. 6. het perceel waarop de schuilgelegenheid wordt gerealiseerd dient een oppervlak te hebben van minimaal 1 ha;
    7. 7. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies;
  5. e. artikel 4.2.1onder a van de planregels en de oprichting van bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals voeder-, kunstmest-, mest- en sleufsilo's of mestbassins buiten het bouwvlak toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. in geval van een intensieve veehouderij de gronden waarop de silo of het mestbassin wordt gebouwd niet gelegen zijn binnen de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', zoals nader op de verbeelding aangegeven;
    2. 2. de oprichting van de silo of het mestbassin, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    3. 3. overschrijding enkel is toegestaan tot maximaal 10% van het bestaand bouwvlak met een maximale lengte van 25 m en slechts éénmalig tijdens de planperiode, waarbij de voeder-, kunstmest-, mest- of sleufsilo of mestbassin direct aansluitend aan de bestaande bebouwing moet worden geplaatst;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat niet in strijd wordt gehandeld met de doeleinden die gelden binnen de op de verbeelding aangeduide 'Milieuzone -waterwingebied' of 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' ;
    7. 7. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing/ voorziening wordt ingepast;
    8. 8. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  6. f. het bepaalde onder 4.2.1 onder c en (hoge) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot een maximale hoogte van 2,5 m. op afstand van het bouwvlak toestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. voorzieningen dienen in principe aansluitend aan het bouwvlak worden opgericht tenzij vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande bouwvlak niet mogelijk is;
    2. 2. indien de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen na oprichting meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van het bedrijf uitmaakt, is een positief advies noodzakelijk van de adviescommissie;
    3. 3. oprichting vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  7. g. artikel 4.2.2 onder a, b, c, d, e en f van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  8. h. artikel 4.2.2 onder a, b, c, d, e en f van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid en verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
  9. i. artikel 4.2.2 onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    2. 2. het bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  10. j. artikel 4.2.2 onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het gesloopte volume dat mag worden teruggebouwd als nieuw bijgebouw en/ of als uitbreiding van de bestaande woning is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 gebouwen dat gesloopt wordt (sloopvolume) Maximaal binnen bouwvlak terug te bouwen aantal m3 (bebouwingsvolume)
Tot 250 m3 Tot 250 m3 mag 100% worden teruggebouwd
Van 250 tot 1000 m3 70% van het gedeelte dat meer is dan 250 m3 + 250 m3
Van 1000 tot 4000 m3 50% van het gedeelte dat meer is dan 1000 m3 + 775 m3
Meer dan 4000 m3 20% van het gedeelte dat meer is dan 4000 m3 + 2275 m3
    1. 9. bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt;
  1. k. artikel 4.2.2 onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan voor de bedrijfswoning, onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  2. l. artikel 4.2.2 onder e en een maximale goothoogte van 8 m en een maximale bouwhoogte van 12 m toestaan, onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  3. m. artikel 4.2.2 onder i van de planregels en toestaan dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bedrijfsvoering op een afstand minder dan 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel worden gebouwd, onder de voorwaarde dat:
    1. 1. de noodzaak tot een kortere afstand kan worden aangetoond en/of;
    2. 2. er sprake is van bouw van een traditionele bouwvorm, zoals een carrévormige complex of een T-boerderij.
  4. n. artikel 4.2.2 onder j en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan.
  5. o. artikel 4.2.2 onder k van de planregels en toestaan dat bijgebouwen op een grotere afstand dan 15 m van de woning worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:

  1. a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
    1. 1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of
    2. 2. tijdelijk opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
  2. b. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
    1. 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
    2. 2. statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
  3. c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  4. d. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, uitgezonderd het bepaalde in artikel 4.1 onder f;
  5. e. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bedrijf;
  6. f. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten;
  7. g. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning voor de huisvestingvan tijdelijke werknemers;
  8. h. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en (agrarische) bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden;
  9. i. het gebruik van (agrarische) bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van bewoning;
  10. j. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente huisvesting;
  11. k. elke vorm van detailhandel;
  12. l. het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
  13. m. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  14. n. het gebruik voor mantelzorg;
  15. o. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van hetzelfde bedrijf;
  16. p. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar een glastuinbouwbedrijf of een intensieve veehouderij;
  17. q. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar niet- grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
  18. r. het uitoefenen van nevenactiviteiten, uitgezonderd verkoop van streekeigen producten binnen het bouwvlak tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2;
  19. s. het gebruik van hagelnetten;
  20. t. het gebruik van opstallen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie;
  21. u. bevi-inrichtingen;
  22. v. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. artikel 4.5 onder c van de planregels ten behoeve van het houden van een kleinschalig kampeerterrein voor recreatief gebruik, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie, inclusief eventueel andere niet-agrarische functies op het bouwperceel, ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. het maximaal 25 kampeerplaatsen betreft;
    4. 4. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de voorziening wordt ingepast;
    5. 5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    6. 6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    7. 7. het kampeerterrein gelegen is binnen het bouwvlak ofwel binnen een strook van 100 m aan een zijde (niet zijnde de voorzijde) ofwel aan de achterzijde, direct aansluitend aan het bouwvlak of een bestemmingsvlak wonen. In het laatste geval dient de omgevingsvergunning in combinatie met de omgevingsvergunning van artikel 18.6 onder b te worden aangevraagd.
    8. 8. de inrichting van het kampeerterrein niet leidt tot onevenredige aantasting van de aanwezige gebiedskwaliteiten;
    9. 9. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    10. 10. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    11. 11. voor oprichting van gebouwen ten dienste van het kleinschalig kamperen dient de omgevingsvergunning in combinatie met de omgevingsvergunning van artikel 4.4 onder b te worden aangevraagd.
  2. b. artikel 4.5 onder l en r van de planregels ten behoeve van het ontplooien van activiteiten met betrekking tot kleinschalige horeca en dagrecreatie, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de activiteiten ten dienste staan van dagrecreatief medegebruik 1 in het gebied (ondersteuning wandel- en fietsroutes);
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    6. 6. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
  3. c. artikel 4.5 onder e van de planregels ten behoeve van het houden van een kinderdagverblijf, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  4. d. artikel 4.5 onder e van de planregels ten behoeve van het houden van een zorgboerderij, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    4. 4. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    5. 5. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    6. 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  5. e. artikel 4.5 onder n van de planregels en toestaan dat de bedrijfswoning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    3. 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    4. 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    5. 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  6. f. artikel 4.5 onder f van de planregels ten behoeve van het bewerken van agrarische producten, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. het de bewerking van producten afkomstig van het eigen bedrijf danwel van in de directe omgeving gelegen agrarische bedrijven betreft;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    6. 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  7. g. artikel 4.5 onder g van de planregels en toestaan dat bestaande bebouwing wordt gebruikt voor logiesgelegenheid voor maximaal 20 tijdelijke werknemers, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel en wordt ingepast in het bestaande bouwvolume;
    2. 2. de leefruimte per logiesgelegenheid minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt;
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen met minimaal 1 toilet en douche per 6 personen;
    6. 6. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    8. 8. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  8. h. artikel 4.5 onder h van de planregels ten behoeve van het huisvesten van maximaal 5 grooms/stagiaires voor het africhten en verzorgen van paarden, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de huisvesting en alle daarbij benodigde voorzieningen enkel mogen plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing.
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. bij beëindiging van de paardenhouderijactiviteiten ook het gebruik van gronden en opstallen voor de niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    6. 6. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid.
  9. i. artikel 4.1 onder p en 4.5 onder d en m van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf toestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    2. 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    3. 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    4. 4. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;
    5. 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/ of aanbouw plaatsvinden;
  10. j. artikel 4.5 onder r van de planregels en afwijkend gebruik van gronden en opstallen toestaan, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, voor:
    1. 1. landbouwverwant bedrijf, of
    2. 2. kleinschalig bedrijf, of
    3. 3. manege.
      met dien verstande dat:
      • het gebruik plaatsvindt in niet meer in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen;
      • de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
      • de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
      • de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
      • er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
      • bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering dient, voor zover gelegen binnen de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor landbouwverwant bedrijf te worden gestaakt;
      • de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
      • sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  11. k. artikel 4.5 onder s van de planregels en hagelnetten toestaan waarbij het volgende beoordelingskader bij de toelaatbaarheid in acht wordt genomen:
    1. 1. zicht op continuïteit van het agrarisch bedrijf;
    2. 2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
    3. 3. netten mogen niet tot op de grond en niet buiten het bloeiseizoen worden afgerold;
    4. 4. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen;
    5. 5. er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing, bestaande uit een afschermende haag.
  12. l. artikel 4.5 onder t van de planregels en kleinschalige verblijfsrecreatie toestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. indien er sprake is van een recreatiewoning, logiesvoorzieningen, groepsaccommodaties en/of bed&breakfast geldt de voorwaarde dat de omvang van de kleinschalige verblijfsrecreatie niet groter is dan 100 m2;
    2. 2. de verblijfsrecreatie vindt plaats binnen bestaande bebouwing;
    3. 3. de recreatieve functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    4. 4. kleinschalige horeca mogelijk is mits deze ondergeschikt is aan de dagrecreatie;
    5. 5. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    6. 6. deze omgevingsvergunning mag niet worden gecombineerd met de omgevingsvergunning zoals opgenomen in artikel 4.6 onder a;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. landbouwverwant bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven';
  2. b. kleinschalige bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijven';
  3. c. mestverwerkings- en mestvergistingsbedrijven max. categorie 3.2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – mestverwerking'.
  4. d. verkooppunt motorbrandstoffen met LPG, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG';
  5. e. overige niet-agrarische bedrijven in de bestaande aard, omvang en bijbehorende milieucategorie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overige niet-agrarische bedrijven'.
  6. f. nutsvoorzieningen in de vorm van ondermeer waterleidingmaatschappij, gasdrukregelstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  7. g. een rioolgemaal, bestemd voor de afvoer van rioolwater, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal';
  8. h. containerteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - containerteelt';
  9. i. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  10. j. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximum vloeroppervlakte van 100 m2, met dien verstande dat:
    1. 1. het bedrijfsvloeroppervlak bestemd voor detailhandel ten behoeve van het tuincentrum bedraagt op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel - 1' maximaal 400 m² ;
    2. 2. het bedrijfsvloeroppervlak bestemd voor detailhandel bouwmaterialen bedraagt op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - detailhandel - 2' maximaal 1000 m² ;
  11. k. een propaantank, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - propaangastank'. Het op de verbeelding aangeduide maximum volume mag niet worden overschreden;
  12. l. een vulpunt LPG-tankstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- monument' het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende monumenten;
  14. n. voorzieningen van openbaar nut.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. o. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
    1. 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    2. 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    3. 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  1. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    1. 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    2. 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    3. 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 5.2.1 onder c en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan.
  2. b. artikel 5.2.2 onder a, b en c van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  3. c. artikel 5.2.2 onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het gesloopte volume dat mag worden teruggebouwd als nieuw bijgebouw en/ of als uitbreiding van de bestaande woning is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 gebouwen dat gesloopt wordt (sloopvolume) Maximaal binnen bouwvlak terug te bouwen aantal m3 (bebouwingsvolume)
Tot 250 m3 Tot 250 m3 mag 100% worden teruggebouwd
Van 250 tot 1000 m3 70% van het gedeelte dat meer is dan 250 m3 + 250 m3
Van 1000 tot 4000 m3 50% van het gedeelte dat meer is dan 1.000 m3 + 775 m3
Meer dan 4000 m3 20% van het gedeelte dat meer is dan 4.000 + 2.275 m3
    1. 9. bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt;
  1. d. artikel 5.2.1 onder b van de planregels en uitbreiding van een bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven'respectievelijk van een bedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven' toe te staan, waarbij de hoogte (in kubieke meters) of de bebouwingsoppervlakte (in kubieke meters) wordt aangepast, indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de uitbreiding voor bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven' bedraagt maximaal 50% van de bestaande inhoud;
    2. 2. de uitbreiding voor bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven' bedraagt maximaal 25% van de bestaande inhoud;
    3. 3. het volume dat wordt uitgebreid ten behoeve van bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven' is gelijk aan het totale gesloopte volume;
    4. 4. het volume dat wordt uitgebreid ten behoeve van bedrijven met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- kleinschalige bedrijven' bedraagt niet meer dan de helft van het totale gesloopte volume;
    5. 5. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    6. 6. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    7. 7. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    8. 8. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    9. 9. de te slopen gebouwen dienen door middel van een eerder daarvoor afgegeven omgevingsvergunning voor het bouwen te zijn vergund dan wel te vallen onder het overgangsrecht;
    10. 10. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    11. 11. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    12. 12. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
  2. e. artikel 5.2.2 onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan, met dien verstande dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  3. f. artikel 5.2.2 onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    2. 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  4. g. artikel 5.2.2 onder f van de planregels en toestaan dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bedrijfsvoering op een afstand minder dan 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de noodzaak tot een kortere afstand kan worden aangetoond;
  5. h. artikel 5.2.2 onder h van de planregels en toestaan dat bijgebouwen op een grotere afstand dan 15 m van de woning worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
  6. i. artikel 5.1van de planregels en logiesgelegenheid voor maximaal 20 tijdelijke werknemers toestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de oprichting van een tijdelijke (maximaal 5 jaar) logiesgelegenheid (woonunit) is toegestaan mits aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing voor een logieseenheid niet mogelijk is en wordt alleen toegestaan ter overbrugging naar structurele huisvesting;
    2. 2. de leefruimte per logiesgelegenheid minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt;
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen met minimaal 1 toilet en douche per 6 personen;
    6. 6. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    9. 9. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van opstallen voor permanente of tijdelijke huisvesting, uitgezonderd huisvesting binnen bedrijfswoningen;
  2. b. het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
  3. c. het gebruiken van gronden voor buitenopslag;
  4. d. het gebruik voor mantelzorg;
  5. e. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
  6. f. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  7. g. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  8. h. bevi-inrichtingen.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 5.1 onder a, b, c of e van de planregels en omschakeling toestaan naar landbouwverwante bedrijven of kleinschalige bedrijven onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een gelijke of verminderde milieukundige en ruimtelijke impact;
    2. 2. een landbouwverwant bedrijf alleen is toegestaan wanneer het bedrijf niet is aangeduid als 'overig - agrarisch gemengd' en aan minimaal twee zijden grenst aan de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden;
    3. 3. een kleinschalig bedrijf alleen is toegestaan wanneer het bedrijf aan minimaal twee zijden grenst aan de bestemming Agrarisch met waarden of is aangeduid als 'overig - agrarisch gemengd';
  2. b. artikel 5.1onder e van de planregels en activiteiten toestaan met een andere bedrijfsmatige aard, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een gelijke of verminderde milieukundige en ruimtelijke impact;
    2. 2. de omzetting is slechts toegestaan naar een bedrijf als opgenomen in Staatvan bedrijfsactiviteiten;
  3. c. artikel 5.5 onder c en buitenopslag tot 2,5 meter hoog toestaan, uitsluitend binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de opslag wordt ingepast;
  4. d. artikel 5.5 onder d van de planregels en toestaan dat de bedrijfswoning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    3. 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    4. 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    5. 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  5. e. artikel 5.1 onder b van de planregels en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijven' een bedrijf in de milieucategorie 3.1 wordt uitgeoefend onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bedrijf qua aard en omvang vergelijkbaar is met een bedrijf in de milieucategorie 1 of 2;
    2. 2. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  6. f. artikel 5.1 onder i en 5.5 onder f van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf toestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    2. 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    3. 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    4. 4. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn.
    5. 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/ of aanbouw plaatsvinden;
  7. g. artikel 5.5 onder e van de planregelsen en toestaan dat bestaande bebouwing wordt gebruikt voor logiesgelegenheid voor maximaal 20 tijdelijke werknemers, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel en wordt ingepast in het bestaande bouwvolume;
    2. 2. de leefruimte per logiesgelegenheid minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt.
    3. 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen met minimaal 1 toilet en douche per 6 personen;
    6. 6. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    9. 9. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horecaaangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:

  1. a. een horecavoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel/restaurant' met de daarbij behorende inpandige bedrijfswoning;
  2. b. een restaurant, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant';
  3. c. huisvesting tijdelijke werknemers, uitsluitend op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – huisvesting tijdelijke werknemers ', met dien verstande dat dit binnen bestaande bebouwing plaatsvindt.
  4. d. erfbeplanting, groen- en speelvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. f. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

6.2 Bouwregels

Op de voor Horecaaangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 1.075 m3 mag bedragen.
  2. b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  3. c. voor zover op de verbeelding een maximale bebouwingsoppervlakte respectievelijk goot- en bouwhoogte is opgenomen mogen deze niet worden overschreden;
  4. d. in aanvulling op het bepaalde onder c zijn op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – huisvesting tijdelijke werknemers' maximaal 45 chalets toegestaan, vrijstaand of twee-aaneen, met dien verstande dat:
    1. 1. de leefruimte per logiesgelegenheid minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt;
    2. 2. ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen met minmaal 1 toilet en douche per 6 personen;
    3. 3. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  5. e. gebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn gebouwd worden, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. bouwwerken, geen gebouw zijnde, moeten voldoen aan de volgende bepalingen:
bouwhoogte
Erf- en terreinafscheidingen, voor de voorgevelrooilijn max 1 m
Erf- en terreinafscheidingen, achter de voorgevelrooilijn max 2 m
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde max 3 m

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 onder ben toestaan dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak worden gerealiseerd onder de volgende voorwaarden:

  1. a. er is aantoonbaar onvoldoende ruimte binnen het bouwvlak;
  2. b. de bebouwing wordt gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak;
  3. c. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  4. d. er aantoonbaar voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd (bestemmingsvlak.)

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van opstallen voor permanente of tijdelijke huisvesting, niet zijnde normaal hotelgebruik en eveneens uitgezonderd de bedrijfswoning;
  2. b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een sexinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  3. c. het gebruik van een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-gebonden-bedrijf;
  4. d. het gebruik voor mantelzorg;
  5. e. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
  6. f. bevi-inrichtingen.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke doeleinden in de vorm van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur, lichamelijke en geestelijke volksgezondheid;
  2. b. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  3. c. gemeenschapshuis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk – gemeenschapshuis';
  4. d. zorgboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  5. e. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. f. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. de afvoer van hemelwater;
  6. f. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 7.2.1 onder c en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan;
  2. b. artikel 7.2.2 onder a, b en d van de planregels en het afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  3. c. artikel 7.2.2 onder a en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het gesloopte volume dat mag worden teruggebouwd als nieuw bijgebouw en/ of als uitbreiding van de bestaande woning is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 gebouwen dat gesloopt wordt (sloopvolume) Maximaal binnen bouwvlak terug te bouwen aantal m3 (bebouwingsvolume)
Tot 250 m3 Tot 250 m3 mag 100% worden teruggebouwd
Van 250 tot 1000 m3 70% van het gedeelte dat meer is dan 250 m3 + 250 m3
Van 1000 tot 4000 m3 50% van het gedeelte dat meer is dan 1000 m3 + 775 m3
Meer dan 4000 m3 20% van het gedeelte dat meer is dan 4000 m3 + 2275 m3
    1. 9. bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt;
  1. d. artikel 7.2.2 onder b van de planregels en vergroting van het maximaal toegestane bebouwingsoppervlak toestaan onder de voorwaarden dat:
    1. 1. als gevolg van de uitbreiding de bestaande waarden binnen de bestemming 'Maatschappelijk' niet onevenredig worden aangetast;
    2. 2. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. de uitbreiding maximaal 15% van de op de verbeelding toegestane bebouwing bedraagt;
  2. e. artikel 7.2.2 onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    2. 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  3. f. artikel 7.2.2 onder a en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van opstallen voor permanente of tijdelijke huisvesting, uitgezonderd bewoning van als zodanig aangeduide bedrijfswoningen;
  2. b. elke vorm van detailhandel;
  3. c. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming toegelaten gebruik van gronden en opstallen;
  4. d. het gebruik voor mantelzorg;
  5. e. het gebruik van de woning als huisvesting van tijdelijke werknemers;
  6. f. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  7. g. bevi-inrichtingen.

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 7.5 onder b van de planregels en detailhandel toestaan voor zover deze beperkt blijft tot verkoop van streekgebonden producten en uitsluitend is toegestaan bij de locaties nader aangeduid met 'zorgboerderij'.
  2. b. artikel 7.5 onder d van de planregels en toestaan dat de bedrijfswoning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    3. 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    4. 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    5. 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 8 Maatschappelijk - Geestelijke Gezondheidszorg

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Geestelijke gezondheidszorg' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:

  1. a. een TBS-kliniek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - geestelijke gezondheidszorg - tbs kliniek';
  2. b. een instituut voor verstandelijk gehandicapten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - geestelijke gezondheidszorg - instituut voor verstandelijk gehandicapten';
  3. c. een kliniek voor verslavingszorg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - geestelijke gezondheidszorg - kliniek voor verslavingszorg';
  4. d. de instandhouding van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang ter plaatse van de aanwezige bos- en natuurgebieden.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. e. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de inpasbaarheid in het landschap indien er sprake is van landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  2. b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. f. de afvoer van hemelwater;
  7. g. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 8.2.2 onder a van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;.
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  2. b. artikel 8.2.1 onder b van de planregels en vergroting van de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte toestaan, ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande instellingen onder de voorwaarde dat:
    1. 1. als gevolg van de uitbreiding de bestaande waarden binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Geestelijke gezondheidszorg' niet onevenredig worden aangetast;
    2. 2. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. de uitbreiding maximaal 15% van de op de verbeelding toegestane bebouwing bedraagt.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van opstallen voor permanente of tijdelijke huisvesting;
  2. b. elke vorm van detailhandel;
  3. c. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming toegelaten gebruik van gronden en opstallen;
  4. d. het gebruik voor mantelzorg;
  5. e. het gebruik van de woning voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
  6. f. bevi-inrichtingen.

Artikel 9 Maatschappelijk - Militaire Zaken

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn, bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  2. b. een magazijnencomplex, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militaire zaken – magazijncomplex';
  3. c. start,-, landings,- en taxibanenstelsel, hangars en dergelijke, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'luchthaven';
  4. d. militaire functies en basisvoorzieningen;
  5. e. een jongerenontmoetingscentrum met groepsaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militaire zaken - jongerenontmoetingscentrum';
  6. f. een educatief centrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - militaire zaken – educatief centrum';
  7. g. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  8. h. de instandhouding van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang ter plaatse van de aanwezige bos- en natuurgebieden;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. i. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de inpasbaarheid in het landschap indien er sprake is van landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  2. b. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. f. de afvoer van hemelwater;
  7. g. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 9.2.1 onder b en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan;
  2. b. artikel 9.2.2 onder a, b en c van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  3. c. artikel 9.2.2 onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    2. 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  4. d. artikel 9.2.2 onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  5. e. artikel 9.2.2 onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het gesloopte volume dat mag worden teruggebouwd als nieuw bijgebouw en/ of als uitbreiding van de bestaande woning is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 gebouwen dat gesloopt wordt (sloopvolume) Maximaal binnen bouwvlak terug te bouwen aantal m3 (bebouwingsvolume)
Tot 250 m3 Tot 250 m3 mag 100% worden teruggebouwd
Van 250 tot 1000 m3 70% van het gedeelte dat meer is dan 250 m3 + 250 m3
Van 1000 tot 4000 m3 50% van het gedeelte dat meer is dan 1000 m3 + 775 m3
Meer dan 4000 m3 20% van het gedeelte dat meer is dan 4000 m3 + 2275 m3
    1. 9. bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt;
  1. f. artikel 9.2.2 onder d van de planregels en een verhoging van de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toestaan, ten behoeve van het oprichten van zendmasten en radartorens tot maximaal 100 m, mits de bouwwerken niet zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone';

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van opstallen voor permanente of tijdelijke huisvesting, uitgezonderd bewoning van bedrijfswoningen en het gebruik van gronden voor de legering van militairen;
  2. b. elke vorm van detailhandel;
  3. c. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming toegelaten gebruik van gronden en opstallen;
  4. d. het gebruik voor mantelzorg;
  5. e. het gebruik van de woning voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
  6. f. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  7. g. bevi-inrichtingen.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van

  1. a. artikel 9.5 onder d van de planregels en toestaan dat de bedrijfswoning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    3. 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    4. 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    5. 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos- en natuurgebieden;
  2. b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van bosbouwkundige waarde en natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden met een zo sterk mogelijk ecologische en ruimtelijk-structurele samenhang;
  3. c. dagrecreatief medegebruik 1;
  4. d. een hondenoefenterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur – hondenoefenterrein';
  5. e. een voormalige stortplaats, uitsluitende ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voormalige stortplaats', met als uitgangspunt, dat het oprichten van bouwwerken slechts is toegestaan, indien hierdoor de mogelijkheid tot sanering niet wordt belemmerd en de verontreiniging niet wordt verspreid;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
  2. b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
  3. c. elke vorm van detailhandel, anders dan ten behoeve van het in 10.1 onder cbedoelde recreatieve gebruik, in de vorm van ambulante handel;
  4. d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  5. e. lawaaisporten;
  6. f. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2;
  7. g. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  8. h. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  9. i. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen).

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Ontgronding - 1 - Voorlopige Bestemming

11.1 Bestemmingsomschrijving Ontgronding - 1 - Voorlopige bestemming

De voor 'Ontgronding - 1 - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn voorlopig bestemd voor de uitvoering van de ontgrondingsconsessie Diepeling, zoals deze vergund is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en andere hierbij passende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor de bouwwerken gelden de volgende eisen:

  1. a. er zijn alleen gebouwen en bouwwerken van lichte constructie toegestaan;
  2. b. de bij de voorlopige bestemming behorende bebouwing is toegestaan met een instandhoudingstermijn tot 1 juli 2013, zijnde een halfjaar na de geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming als bedoeld in artikel 11.4;
  3. c. voor het bouwen gelden verder de volgende regels:
    1. 1. bedrijfsgebouwen
goothoogte max 6 m
bebouwd oppervlak max 1000 m2
    1. 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde:
hoogte max 20 m

11.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Ontgronding - 1 - Voorlopige bestemming' bestemde gronden mogen slechts gebruikt worden voor zandwinning als bedoeld onder artikel 11.1, en, voorzover er geen zandwinning (meer) plaatsvindt, voor natuur. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, gebruik dat leidt tot het niet kunnen realiseren van de definitieve bestemmingen, zoals aangegeven in artikel 11.5.

11.4 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming ex artikel 3.2. Wet ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 11.1 geldt tot en met 31 december 2012, met uitzondering van de bebouwing, waarvoor de termijn geldt als bedoeld in artikel 11.2 onder b.

11.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemmingen

De voor 'Ontgronding - 1 - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn definitief bestemd voor 'Natuur', zoals in het terrein aanwezig op 31 december 2012. Daarbij zijn de regels van artikel 10 van toepassing.

Artikel 12 Ontgronding - 2 - Voorlopige Bestemming

12.1 Bestemmingsomschrijving Ontgronding - 2 - Voorlopige bestemming

De voor 'Ontgronding - 2 - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn voorlopig bestemd voor de uitvoering van de ontgrondingsconsessie Diepeling, zoals deze vergund is ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, verhardingen en andere hierbij passende voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Voor de bouwwerken gelden de volgende eisen:

  1. a. er zijn alleen gebouwen en bouwwerken van lichte constructie toegestaan;
  2. b. de bij de voorlopige bestemming behorende bebouwing is toegestaan met een instandhoudingstermijn tot 1 juli 2013, zijnde een halfjaar na de geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming als bedoeld in artikel 12.4;
  3. c. voor het bouwen gelden verder de volgende regels:
    1. 1. bedrijfsgebouwen
goothoogte max 6 m
bebouwd oppervlak max 1000 m2
    1. 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde:
hoogte max 20 m

12.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Ontgronding - 2 - Voorlopige bestemming' bestemde gronden mogen slechts gebruikt worden voor zandwinning als bedoeld onder artikel 12.1 , en, voorzover er geen zandwinning (meer) plaatsvindt, voor water. Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, gebruik dat leidt tot het niet kunnen realiseren van de definitieve bestemmingen, zoals aangegeven onder 12.5.

12.4 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming ex artikel 3.2. Wet ruimtelijke ordening als bedoeld in artikel 12.1 geldt tot en met 31 december 2012, met uitzondering van de bebouwing, waarvoor de termijn geldt als bedoeld in 12.2 onder b.

12.5 Bestemmingsomschrijving definitieve bestemmingen

De voor 'Ontgronding - 2 - Voorlopige bestemming' aangewezen gronden zijn definitief bestemd voor 'Water', zoals in het terrein aanwezig op 31 december 2012. Daarbij zijn de regels van artikel 17 van toepassing.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:

  1. a. kleinschalige dagrecreatie:
    1. 1. recreatief medegebruik 1;
    2. 2. een visvijver, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – visvijver';
    3. 3. een schietbaancomplex, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – schietbaan';
    4. 4. een terrein voor modelvliegsport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'modelvliegtuigbaan';
    5. 5. een hondenoefenterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – hondenoefenterrein';
    6. 6. een terrein voor een schutterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – schutterij';
    7. 7. een terrein voor een handboogschieten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – handboogschieten';
    8. 8. een sportveld, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
  2. b. kleinschalige verblijfsrecreatie;
  3. c. verblijfsrecreatie overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding in de vorm van:
    1. 1. een kampeerterrein met uitsluitend seizoensplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
    2. 2. een camping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – camping';
    3. 3. een groepsaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie';
    4. 4. een recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';tenzij een ander aantal wooneenheden op de verbeelding staat aangegeven;
  4. d. dagrecreatie uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  5. e. horeca, uitsluitend ten dienste van de hoofdfunctie, op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie', 'specifieke vorm van recreatie – schutterij' en 'specifieke vorm van recreatie – camping'; schutterij';
  6. f. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximum vloeroppervlakte van 100 m2;
  7. g. detailhandel ten behoeve van volumineuze goederen, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximum oppervlakte van 160 m2, op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – camping';
  8. h. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;

    Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:
  9. i. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
  1. j. horeca, uitsluitend ten dienste van de hoofdfunctie, op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie' en 'specifieke vorm van recreatie – schutterij';
  2. k. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. l. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
    1. 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
    2. 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
    3. 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.

  1. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
    1. 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
    2. 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
    3. 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 13.2.1 onder c en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan;
  2. b. artikel 13.2.1 onder b en uitbreiding toestaan indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen het onderhavig plangebied;.
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. de visueel-landschappelijke waarden behouden dienen te blijven;
    4. 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    5. 5. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    6. 6. een inhoud wordt gesloopt, gelijk aan vergroting van de inhoud van de gebouwen;
    7. 7. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    8. 8. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    9. 9. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    10. 10. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    11. 11. maximaal 5 vakantiewoningen of trekkershutten zijn toegestaan voor totaal maximaal 20 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon en een maximale oppervlakte van 100 m2 per woning of logiesvoorzieningen;
    12. 12. maximaal één groepsaccommodatie is toegestaan voor maximaal 20 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon;
    13. 13. een bed & breakfast met een maximale oppervlakte van 100 m2;
    14. 14. een onderlinge uitwisseling van voorzieningen mogelijk is mits het maximaal aantal personen niet wordt overschreden;
  3. c. artikel 13.2.2 onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  4. d. artikel 13.2.2 onder a, b, c, d en e van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  5. e. artikel 13.2.2 onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    2. 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  6. f. artikel 13.2.2 onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het gesloopte volume dat mag worden teruggebouwd als nieuw bijgebouw en/ of als uitbreiding van de bestaande woning is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 gebouwen dat gesloopt wordt (sloopvolume) Maximaal binnen bouwvlak terug te bouwen aantal m3 (bebouwingsvolume)
Tot 250 m3 Tot 250 m3 mag 100% worden teruggebouwd
Van 250 tot 1000 m3 70% van het gedeelte dat meer is dan 250 m3 + 250 m3
Van 1000 tot 4000 m3 50% van het gedeelte dat meer is dan 1000 m3 + 775 m3
Meer dan 4000 m3 20% van het gedeelte dat meer is dan 4000 m3 + 2275 m3
    1. 9. bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt.

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het permanent wonen op gronden aangewezen voor dagrecreatieve of verblijfrecreatieve doeleinden, uitgezonderd bewoning van bedrijfswoningen;
  2. b. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
  3. c. het gebruik voor mantelzorg;
  4. d. het gebruik voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
  5. e. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  6. f. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een sexinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  7. g. bevi-inrichtingen.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 13.5 onder d van de planregels en toestaan dat de bedrijfswoning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    3. 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    4. 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    5. 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Sport - Manege

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. manege;
  2. b. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:

  1. c. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. de afvoer van hemelwater;
  6. f. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 14.2.2 onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het gesloopte volume dat mag worden teruggebouwd als nieuw bijgebouw en/ of als uitbreiding van de bestaande woning is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 gebouwen dat gesloopt wordt (sloopvolume) Maximaal binnen bouwvlak terug te bouwen aantal m3 (bebouwingsvolume)
Tot 250 m3 Tot 250 m3 mag 100% worden teruggebouwd
Van 250 tot 1000 m3 70% van het gedeelte dat meer is dan 250 m3 + 250 m3
Van 1000 tot 4000 m3 50% van het gedeelte dat meer is dan 1000 m3 + 775 m3
Meer dan 4000 m3 20% van het gedeelte dat meer is dan 4000 m3 + 2275 m3
    1. 9. bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt;
  1. b. artikel 14.1van de planregels en de oprichting van gebouwen ten dienste van het kleinschalig kamperen toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het kampeerterrein gelegen is binnen het bouwvlak ofwel binnen een strook van 100 m aan een zijde of aan de achterzijde, direct aansluitend aan het bouwvlak;
    2. 2. aangetoond wordt dat voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen niet in de reeds bestaande bebouwing gerealiseerd kunnen worden;
    3. 3. de goothoogte van de gebouwen maximaal 3 m bedraagt;
    4. 4. de gezamenlijke inhoud van de bijgebouwen (inclusief sanitaire voorzieningen) voor kleinschalig kamperen ten hoogste 125 m³ bedraagt;
    5. 5. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
    6. 6. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering voor zover gelegen buiten de aanduiding 'overig - agrarisch gemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  2. c. 14.2.1 onder c en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerkundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan;
  3. d. artikel 14.2.2 onder b en toestaan dat indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075 m³, het gehele hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk worden aangetast;
    2. 2. de bestaande bebouwingsoppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft, woningsplitsing is niet toegestaan;
  4. e. artikel 14.2.2 onder a, b en c van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    7. 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    8. 8. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
  5. f. artikel 14.2.2 onder a van de planregels en het verhogen van de maximale bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen toestaan, onder de voorwaarden dat omgevingsvergunning kan worden verleend tot 12 m, indien:
    1. 1. dit om doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  6. g. artikel 14.2.2 onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans of woonunits ten behoeve van de huisvesting door tijdelijke werknemers;
  2. b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering;
  3. c. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
  4. d. het gebruik van gronden en opstallen voor nevenactiviteiten op de manege;
  5. e. het gebruik van de bedrijfswoning voor de huisvesting van tijdelijke werknemers;
  6. f. het gebruik van bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden;
  7. g. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
    1. 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
    2. 2. statische opslag in niet meer functionele bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
  8. h. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden;
  9. i. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een sexinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
  10. j. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  11. k. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het bedrijf waarbij de mest afkomstig is van hetzelfde bedrijf;
  12. l. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
  13. m. het gebruik van opstallen voor (kleinschalige) verblijfsrecreatie;
  14. n. het gebruik voor mantelzorg;
  15. o. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  16. p. bevi-inrichtingen.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 14.5onder a van de planregels ten behoeve van het houden van een kleinschalig kampeerterrein, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. het maximaal 25 kampeerplaatsen betreft;
    4. 4. stacaravans niet zijn toegestaan;
    5. 5. ten behoeve van het kampeerterrein geen extra bebouwing en/of verharding ten behoeve van het kleinschalig kamperen mag worden opgericht;
    6. 6. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd;
    7. 7. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    8. 8. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    9. 9. bij beëindiging van de bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    10. 10. het kampeerterrein gelegen is binnen het bouwvlak;
    11. 11. de inrichting van het kampeerterrein bijdraagt aan het behoud van de aanwezige gebiedskwaliteiten;
  2. b. artikel 14.5 onder d en h van de planregels ten behoeve van het ontplooien van activiteiten met betrekking tot kleinschalige horeca en dagrecreatie, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd;
    4. 4. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    5. 5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    6. 6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    7. 7. bij beëindiging van de bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    8. 8. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    9. 9. de activiteit als nevenactiviteit kan worden aangemerkt, direct verbonden zijnd aan de hoofdactiviteit;
    10. 10. de activiteiten kleinschalig zijn, zoals bijvoorbeeld ontbijt- en lunchmogelijkheid, theetuin, terras, speeltuin, huifkartochten;
    11. 11. de activiteiten ten dienste staan van dagrecreatief medegebruik 1in het gebied (ondersteuning wandel- en fietsroutes);
  3. c. artikel 14.5 onder d van de planregels ten behoeve van het houden van een kinderdagverblijf, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd;
    3. 3. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    4. 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    5. 5. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    6. 6. bij beëindiging van de bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid:
  4. d. artikel 14.5 onder d van de planregels ten behoeve van het houden van een zorgboerderij, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd;
    4. 4. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    5. 5. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    6. 6. bij beëindiging van de bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
    7. 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  5. e. artikel 14.5 onder d van de planregels ten behoeve van het bewerken van agrarische producten, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    2. 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    3. 3. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd;
    4. 4. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
  6. f. artikel 14.5 onder f van de planregels ten behoeve van het huisvesten van maximaal 5 grooms/ stagiaires voor het africhten en verzorgen van paarden, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de huisvesting en alle daarbij benodigde voorzieningen enkel mogen plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    2. 2. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het bouwperceel;
    3. 3. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    4. 4. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
    5. 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    6. 6. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
    7. 7. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd;
    8. 8. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    9. 9. bij beëindiging van de bedrijfsvoering van de manege ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
  7. g. artikel 14.1 onder b en 14.5 onder j van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf toestaan, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    2. 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    3. 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    4. 4. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;
    5. 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/ of aanbouw plaatsvinden;
  8. h. artikel 14.5 onder m van de planregels en kleinschalige verblijfsrecreatie toestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de verblijfsrecreatie alleen mag plaatsvinden binnen bestaande bebouwing;
    2. 2. maximaal 1 vakantiewoning of 1 trekkershut is toegestaan met een maximale oppervlakte van 100 m2 of logiesvoorzieningen voor maximaal 10 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon;
    3. 3. of maximaal één groepsaccommodatie is toegestaan voor maximaal 10 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon;
    4. 4. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit; hiertoe moet een landschappelijke inpassingsplan worden overgelegd;
    5. 5. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    6. 6. deze omgevingsvergunning mag niet worden gecombineerd met de omgevingsvergunning zoals opgenomen in artikel 14.6 onder a
  9. i. artikel 14.5 onder n van de planregels toestaan dat de bedrijfswoning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    3. 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    4. 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    5. 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Verkeer - Railverkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. verkeers- en vervoersdoeleinden per rail
  2. b. verhardingen en groenvoorzieningen

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor permanente of tijdelijke huisvesting, uitgezonderd bewoning van burgerwoningen en bedrijfswoningen.

Artikel 16 Verkeer - Wegverkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van:
    1. 1. hoofdverkeerswegen;
    2. 2. interregionale wegen;
    3. 3. interlokale wegen;
    4. 4. lokale verharde wegen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wegverkeer – onverhard' zijn uitsluitend lokale onverharde wegen toegestaan;
  3. c. instandhouding van de ecologische, visueel-landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de onverharde en verharde wegen;
  4. d. bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – bergbezinkbassin';
  5. e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  6. f. geluidswallen en geluidsschermen op gronden behorende tot de hoofdverkeerswegen;
  7. g. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen abri's, verlichtingsarmaturen, apparatenkasten voor telecommunicatiemasten;
  8. h. groen, bermen, en wegbeplantingen;
  9. i. parkeren;
  10. j. veldkruizen, kapellen en kunstwerken;
  11. k. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, duikers, viaducten, faunapassages, met een maximale hoogte van 12 m voor verlichtingsarmaturen en bewegwijzering, onder de voorwaarde dat:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - bergbezinkbassin' uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het bergbezinkbassin zijn toegestaan, mits:
    1. 1. de kelder geheel onder het maaiveld moet worden gebouwd;
    2. 2. de bijbehorende bovengrondse voorzieningen, zoals een schakelkast en pompgebouwtje, waarbij de bebouwde oppervlakte niet meer mag zijn 10 m2.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van (straat)prostitutie.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden van natuurlijk oppervlaktewater in de vorm van plassen, vennen en beken;
  3. c. ontwikkeling van natuurlijke oevers;
  4. d. de berging, wateraanvoer en/of –afvoer (infiltratie);
  5. e. ter plaatse van duikers tevens tuinen, erven, kavelontsluitingen en/of weg(berm) behorende bij de aansluitende bestemmingen;
  6. f. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  7. g. start,-, landings,- en taxibanenstelsel, hangars en dergelijke, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'luchthaven';
  8. h. riooloverstorten uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - riooloverstort';

Met daarbij behorende voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en/of duikers, alsmede voorzieningen noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterloop met een maximale hoogte van 3 m en steigers.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
  2. b. de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. de grond, daaronder mede begrepen wateren, en opstallen als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
  2. b. een monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- monument';
  3. c. woonwagenstandplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'.

Een en ander met daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen en ontsluitingen, tuinen, groen en parkeren.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende eisen gelden:

  1. a. burgerwoningen:
Inhoud woning inclusief aan/bijgebouwen Max. 875 m3
goothoogte Max. 4,5 m
dakhelling Min. 12 º en max. 45 º
afstand tot agrarische bedrijfsgebouwen Min. 25 m.
  1. b. aanbouwen en bijgebouwen bij de woning:
goothoogte Max. 3 m
dakvorm en -helling afgestemd op dakvorm en -helling woning
afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens Min. 5 m
afstand tot de bestemming 'Verkeer -Wegverkeer' Min. 10 m
  1. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde
bouwhoogte
erf- en terreinafscheidingen, achter voorgevelrooilijn Max. 2 m
erf- en terreinafscheidingen, voor voorgevelrooilijn Max. 1 m
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde Max. 3 m
Oppervlakte ten behoeve van woning, exclusief onoverdekt zwembad Max. 30 m2
Onoverdekt zwembad Max. 50 m2
  1. d. ter plaatse van het bouwvlak is één woning toegestaan, met de daarbij behorende aan- en bijgebouwen met dien verstande dat de uitbreiding van de woning buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. e. in aanvulling op artikel 18.2 onder d dienen aan- en bijgebouwen bij met de dichtstbijzijnde gevel binnen een omtrek van 15 m van de achter- en zijgevels van de woning te worden gebouwd
  3. f. ondergeschikte bouwdelen zijn wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 18.2 onder a, b en c;
  4. g. binnen de fundering van de woning en/of het bijgebouw bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben;
  5. h. op de gronden met de aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn maximaal vier woonwagens toegestaan in de bestaande maten.

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. een verantwoorde landschappelijke inpassing van de woning met bijgebouwen;
  5. e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 18.2 onder a en een grotere inhoudsmaat toestaan voor woning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
    2. 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    3. 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
    4. 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    5. 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
    6. 6. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    7. 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
    8. 8. het percentage van het gesloopte volume dat mag worden teruggebouwd als nieuw bijgebouw en/ of als uitbreiding van de bestaande woning is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 gebouwen dat gesloopt wordt (sloopvolume) Maximaal binnen bouwvlak terug te bouwen aantal m3 (bebouwingsvolume)
Tot 250 m3 Tot 250 m3 mag 100% worden teruggebouwd
Van 250 tot 1000 m3 70% van het gedeelte dat meer is dan 250 m3 + 250 m3
Van 1000 tot 4000 m3 50% van het gedeelte dat meer is dan 1000 m3 + 775 m3
Meer dan 4000 m3 20% van het gedeelte dat meer is dan 4000 m3 + 2275 m3
    1. 9. bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt;
  1. b. artikel 18.2 onder e van de planregels en toestaan dat bijgebouwen op een grotere afstand dan 15 m van de woning worden gebouwd, onder de voorwaarde dat de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
  2. c. artikel 18.2 onder d en toestaan dat een woning wordt opgericht buiten het aangewezen bouwvlak onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. dit vanuit het verkeersbelang dan wel een aanvaardbaar woonmilieu noodzakelijk is;
    2. 2. de afstand buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan noodzakelijk is in verband met het verkeersbelang dan wel het woonmilieu;
    3. 3. dit vanuit verkeerskundig, stedenbouwkundig en/of milieuhygiënisch oogpunt toelaatbaar is;
    4. 4. natuurlijke, cultuur-historische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden mogen niet worden aangetast;
    5. 5. het toevoegen van een extra woning is niet toegestaan;
  3. d. artikel18.2 onder c en het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met grotere afmetingen, zoals tennisbanen, (paard)rijbakken en/of stapmolens met de bijbehorende voorzieningen toestaan, onder de voorwaarde dat de bouwwerken zorgvuldig worden ingepast, waarbij de inpassing door de erfinrichting, beplanting en/of vormgeving moet bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten;
  4. e. artikel 18.2 onder a en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld isin het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
  5. f. artikel 18.2 onder a en een grotere inhoudsmaat voor woningen toestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de woning gelegen is in een hoofdgebouw dat groter is dan 875 m³. Het gehele hoofdgebouw mag inpandig worden verbouwd tot woning;
    2. 2. de bestaande bebouwde oppervlakte niet wordt vergroot;
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
    5. 5. het aantal woningen gelijk blijft; woningsplitsing is niet toegestaan;
  6. g. artikel 18.2 onder a en b van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
    2. 2. met het oog op de hemelwaterproblematiek dienen voorzieningen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater;
    3. 3. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
    6. 6. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig worden beperkt;
    7. 7. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. elke vorm van detailhandel;
  3. c. het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden;
  4. d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een sexinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
  5. e. aan-huis-gebonden-bedrijf;
  6. f. het splitsen van woningen;
  7. g. het gebruik voor mantelzorg.
  8. h. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. artikel18.5 onder h van de planregels en toestaan dat de burgerwoning worden gebruikt als tijdelijke huisvesting voor tijdelijke werknemers onder de voorwaarden dat:
    1. 1. logiesgelegenheden worden ingepast binnen de bestaande bebouwing;
    2. 2. de leefruimte minimaal 10 m2 per medewerker bedraagt en er sprake is van met minimaal 1 toilet en douche per 6 personen;
    3. 3. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
    4. 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    5. 5. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  2. b. artikel 18.5 onder a van de planregels en toestaan dat de gronden bij een burgerwoning worden gebruikt als kleinschalig kampeerterrein voor recreatief gebruik, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het maximaal 25 kampeerplaatsen betreft;
    2. 2. kampeermiddelen maximaal 50 m achter de voorgevelrooilijn geplaatst worden;
    3. 3. indien het kampeerterrein gedeeltelijk gelegen is buiten de bestemming wonen dient de omgevingsvergunning in combinatie met de omgevingsvergunning van artikel3.6 onder a of 4.6 onder a te worden aangevraagd;
    4. 4. ten behoeve van het kampeerterrein geen extra bebouwing en/of verharding ten behoeve van het kleinschalig kamperen wordt opgericht;
    5. 5. de cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en/of abiotische waarden behouden blijven;
    6. 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    7. 7. de ontwikkeling moet zijn gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de voorziening wordt ingepast;
    8. 8. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
    9. 9. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
  3. c. artikel18.1 onder a en 18.5 onder e van de planregels en een grotere omvang van aan-huis-gebonden-beroep respectievelijk een aan-huis-gebonden-bedrijf, anders dan een verblijfsrecreatieve voorziening, toestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 70 m2;
    2. 2. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    3. 3. detailhandel vindt slechts plaats voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden-beroep en/ of het aan-huis-gebonden-bedrijf;
    4. 4. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;
    5. 5. de activiteit mag uitsluitend in het hoofdgebouw en/ of aanbouw plaatsvinden;
  4. d. artikel18.5 onder f en splitsing van voormalige boerderijen in twee volwaardige woningen toestaan indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de splitsing dient bij te dragen aan het behoud van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden;
    2. 2. de architectonische vormgeving en het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter mogen niet wezenlijk worden aangetast;
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. splitsing in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw is niet toegestaan;
    5. 5. het bestaande grondoppervlak mag niet worden vergroot;
    6. 6. de bestaande inhoud van het hoofdgebouw dient in totaal minimaal 1000 m³ te bedragen;
    7. 7. er dient een sloop te worden gerealiseerd dat in volume (bovengronds) gelijk is aan de helft van het bestaande gebouw dat wordt gesplitst, onder de voorwaarden dat;
      • gesloopt wordt binnen onderhavig plangebied;
      • alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
      • de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
    8. 8. aan de omgevingsvergunning voor het splitsen van de woning wordt de voorwaarde verbonden dat splitsing pas is toegestaan wanneer de sloop heeft plaatsgevonden;
    9. 9. alle aan de gebouwen of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
    10. 10. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
  5. e. artikel 18.5 onder g van de planregels en toestaan dat de woning, aan- of bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van mantelzorg onder de voorwaarden dat:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. sprake is van een medische indicatie door een van gemeentewege erkende instelling;
    3. 3. het ten behoeve van de mantelzorg ingerichte vloeroppervlak maximaal 70 m² bedraagt;
    4. 4. er geen tweede woning(eenheid) mag ontstaan;
    5. 5. burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is
  6. f. artikel 18.5 onder e van de planregels en verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een recreatiewoning, logiesvoorzieningen, groepsaccommodaties en/of bed & breakfast toestaan onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de bestemming wonen aan ten minste twee zijden grenst aan de bestemming Agrarisch met waarden;
    2. 2. de voorzieningen in hun totaliteit niet groter zijn dan 100 m2;
    3. 3. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    4. 4. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
    5. 5. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met de verblijfsrecreatieve voorziening;
    6. 6. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen - waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;

18.7 Wijzigingsbevoegheid

Artikel 19 Leiding - Brandstof

19.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Brandstof' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming (en) (basisbestemming), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse brandstofleidingen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij:

  1. a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - brandstof' de hartlijn van de brandstofleiding aangeeft;
  2. b. artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

19.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Brandstof' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
  2. b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel19.2van de planregels en bouw binnen de dubbelbestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 19.1 omschreven doeleinden;
  2. b. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Gas' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen ten behoeve van de gasvoorziening alsmede en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :

  1. a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - gas' de hartlijn van de gasleiding aangeeft;
  2. b. artikel 41.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

20.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
  2. b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2van de planregels en bouw binnen de zone toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  2. b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 20.1 omschreven doeleinden;
  3. c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

21.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding -Hoogspanningsverbinding' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen ten behoeve van de energievoorziening, waarbij :

  1. a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding' de hartlijn van de hoogspanningsleiding aangeeft;
  2. b. artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

21.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 50 m;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer van telecomminicatievoorzieningen;
  3. c. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel21.2van de planregels en gebouwen binnen de dubbelbestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  2. b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 21.1 omschreven doeleinden;
  3. c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Leiding - Leidingstrook

22.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Leidingstrook' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de reservering van gronden voor de aanleg van ondergrondse leidingen, waarbij artikel41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

22.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder(s).

22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel22.2van de planregels en bouw ten behoeve van de onderliggende (basis)bestemming(en) binnen de dubbelbestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  2. b. als gevolg van de werkzaamheden het doel van de bestemming niet onevenredig wordt belemmerd;
  3. c. de bebouwing binnen het bouwvlak behorende bij Moostdijk 3 en voor zover gelegen binnen de dubbelbestemming alleen mag worden vervangen door bebouwing van gelijke constructie;

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de realisering van buisleidingen. Hierbij kan ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding -Leidingstrook' één of meerdere van de volgende dubbelbestemmingen worden toegewezen:

  1. a. 'Leiding - Brandstof'
  2. b. 'Leiding - Gas'
  3. c. 'Leiding - Olie'

zoals opgenomen in respectievelijk artikel 19, 20, 23 en onder de voorwaarde dat de bijbehorende directe beschermingszone niet buiten de dubbelbestemming 'Leiding -Leidingstrook' mag vallen.

Artikel 23 Leiding - Olie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Olie' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse olieleidingen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :

  1. a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - olie' de hartlijn van de olieleiding aangeeft;
  2. b. artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

23.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Olie' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van zeer beperkte omvang, zoals erf- en terreinafscheidingen - voor zover de onderliggende bestemming dit toelaat en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel23.2van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  2. b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel23.1 omschreven doeleinden;
  3. c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Leiding - Riool

24.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Riool' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :

  1. a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - riool' de hartlijn van de rioolleiding aangeeft;
  2. b. artikel41.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

24.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
  2. b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel24.2van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  2. b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in24.1 omschreven doeleinden;
  3. c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 1'zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 41.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

25.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 1' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits de verstoring van de bodem maximaal 2500 m2 bedraagt en niet dieper dan 50 cm, danwel nadat de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  2. b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm;

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waarde - Archeologie - 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 2'zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 41.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

26.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 2' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits de verstoring van de bodem maximaal 500 m2 bedraagt en niet dieper dan 50 cm, danwel nadat de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  2. b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm;

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waarde - Archeologie - 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 3'zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

27.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 3' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits de verstoring van de bodem maximaal 100 m2 bedraagt en niet dieper dan 50 cm, danwel nadat de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  2. b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm;

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde - Beekdal

28.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Beekdal' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de natuurwaarden die verbonden zijn aan een vochtig milieu, landschapswaarden alsmede behoud van kwelgebieden welke een belangrijk onderdeel vormen van het hydrologisch systeem, waarbij artikel 41.3 van de planregels hierbij in acht dient te worden genomen.

28.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Beekdal' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in 28.1 genoemde waarden niet worden onevenredig aangetast.

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor;

  1. a. het aanbrengen van tijdelijke lage tunnels en een ondergrond voor containervelden

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur

29.1 bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - EcologischeHoofdstructuur' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de bescherming van de natuur- en landschapswaarden in het gebied, waarbij artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

29.2 bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur' aangegeven gronden mag niet worden gebouwd.

29.3 specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  2. b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  3. c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  4. d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  5. e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  6. f. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  7. g. het verwijderen van gras en het omzetten in bouwland tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli);
  8. h. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 30 Waarde - Esgronden

30.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Esgronden' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de landschapswaarden waarbij de openheid op het akkercomplex typerend is voor de lokale omstandigheden in het gebied en voor de bescherming van infiltratiegebied als belangrijk onderdeel van het hydrologisch systeem, waarbij artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

30.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Esgronden' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in artikel 30.1 genoemde waarden niet worden onevenredig aangetast;

30.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor het aanbrengen van tijdelijke lage tunnels en een ondergrond voor containervelden, niet zijnde een bouwwerk.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 31 Waarde - Houtopstanden En Houtwallen

31.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Houtopstanden enhoutwallen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de landschappelijke waarden in het gebied waar de houtopstand typerend is voor de lokale omstandigheden, waarbij artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

31.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in artikel 31.1genoemde waarden niet worden onevenredig aangetast.

31.3 specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:

  1. a. de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  2. b. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  3. c. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  4. d. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  5. e. het verwijderen van gras en het omzetten in bouwland tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli);
  6. f. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2;
  7. g. het aanbrengen van tijdelijke afdekmaterialen;
  8. h. het aanbrengen van tijdelijke lage tunnels en een ondergrond voor containervelden, niet zijnde een bouwwerk.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 32 Waarde - Ontwikkelingszone Groen

32.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Ontwikkelingszonegroen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de ontwikkeling van de potentiële natuur- en landschapswaarden in het gebied, waarbij artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

32.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' aangegeven gronden mag niet worden gebouwd, anders dan afrasteringen van maximaal 3 meter hoog, ten behoeve van agrarische beheer.

32.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:

  1. a. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  2. b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  3. c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  4. d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  5. e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
  6. f. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  7. g. het verwijderen van gras en het omzetten in bouwland tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli);
  8. h. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2.

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 33 Waarde - Peel-raamstelling

33.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Peel-raamstelling'zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de monumentale cultuurhistorische waarden in het gebied, waarbijartikel 41.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

33.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Peel-raamstelling' aangegeven gronden mag niet gebouwd worden, anders dan bij wijze van restauratie van de bestaande bouwwerken aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding – monument'.

33.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallenvoor:

  1. a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
  2. b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  3. c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
  4. d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
  5. e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
  6. f. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond;
  7. g. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
  8. h. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
  9. i. het dempen van sloten of greppels;
  10. j. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
  11. k. het verwijderen van gras en het omzetten in bouwland tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli);
  12. l. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  13. m. het aanbrengen van tijdelijke afdekmaterialen;
  14. n. het aanbrengen van tijdelijke lage tunnels en een ondergrond voor containervelden, niet zijnde een bouwwerk.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 34 Waarde - Peel-raamstelling - Schootslinie

34.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Peel-raamstelling -Schootslinie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden in het gebied, waarbij artikel 41.3van de planregels in acht dient te worden genomen.

34.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Peel-raamstelling - Schootslinie' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in 34.1genoemde cultuurhistorische waarden niet worden aangetast.

34.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallenvoor:

  1. a. het planten van bomen en/of struiken;
  2. b. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);

Artikel 35 Waarde - Weidevogelgebied

35.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde -Weidevogelgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de weidevogelgebieden in het plangebied, waarbij artikel 41.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

35.2 Bouwregels

Op of in de als 'Waarde - Weidevogelgebied' aangegeven gronden mag niet worden gebouwd.

35.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallenvoor:

  1. a. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
  2. b. het planten van bomen en/of struiken;
  3. c. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
  4. d. het aanbrengen van tijdelijke lage tunnels en een ondergrond voor containervelden, niet zijnde een bouwwerk.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 36 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

36.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat -Beschermingszone watergang' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, waarbij artikel 41.3 van de planregels in acht dient te worden genomen.

36.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 36.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;

b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Burgemeester en Wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.

36.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 37 Antidubbeltel Bepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 38 Algemene Aanduidingsregels

38.1 Milieuzone - waterwingebied

38.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

38.3 Milieuzone - stiltegebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - stiltegebied' zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten. Dit betekent in ieder geval dat onderstaande functies niet zijn toegestaan:

  • lawaaisporten;
  • nieuwvestiging van intensieve recreatie;
  • nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid;
  • laagvliegbewegingen;

Een geluidsrapport dient te worden overlegd wanneer nieuwe functies zijn gepland binnen het stiltegebied.

38.4 Geluidzone - industrie

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan om op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' ter aanduiding van de industriële geluidzone van een bedrijventerrein, woningen, dan wel andere geluidgevoelige bebouwing op te richten, behoudens na omgevingsvergunning op basis van de Wet geluidhinder

38.5 Geluidzone - ke zonering

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan om op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - ke zonering' ter aanduiding van de Kosten Eenheden zonering van het luchtvaartterrein, woningen of andere geluidgevoelige bebouwing op te richten binnen de 36KE-contour, behoudens na omgevingsvergunning op grond van de Luchtvaartwet met bijbehorend Besluit Geluidbelasting Grote Luchtvaart.

38.6 Luchtvaartverkeerzone

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone', ter aanduiding van de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein, enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven op de verbeelding.

38.7 Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone -landbouwontwikkelingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Landbouwontwikkelingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

38.8 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone -extensiveringsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Extensiveringsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

38.9 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

De gronden met de gebiedsaanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Verwevingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.

38.10 Veiligheidszone - munitie

In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan om op op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - munitie':

  1. a. gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie op te richten, dan wel gebouwen met zeer grote glasoppervlakte, waarin zich een groot aantal personen bevindt alsmede gebouwen met een functie welke niet verenigbaar is met de opslag van munitie (zoals gebouwen voor de opslag van brandgevaarlijke vluchtige stoffen in bovengrondse reservoirs);
  2. b. openbare wegen, spoorwegen of druk bevaren waterwegen aan te leggen;
  3. c. recreatieve functies uit te voeren.

38.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop

38.12 Vrijwaringszone - spoor

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - spoor' is het niet toegestaan om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten, dan wel aarden wallen aan te leggen dan wel bomen of houtwas aan te planten, behoudens het bepaalde in artikel 15 van de planregels.

38.13 Vrijwaringszone - weg - 1

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - weg - 1' mag in de bebouwingsvrije zone (0-50 m van de weg) niet worden gebouwd.

38.14 Vrijwaringszone - weg - 2

Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - weg - 2' mag in de overlegzone (50-100 m van de weg) alleen worden gebouwd na een positief advies van de wegbeheerder.

Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels

39.1 Omgevingsvergunning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits van de wegbeheerder een positief advies is ontvangen;
  2. b. de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. c. de planregels ten aanzien van het bouwen van kunstuitingen en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, waarbij voor een hoogte van meer dan 65 m +NAP, in het kader van voorkoming van onaanvaardbare radarverstoring, voorafgaand aan het toestaan schriftelijk advies dient te zijn ingewonnen bij de Dienst Vastgoed Defensie;
  4. d. afmetingen in de planregels en op de verbeelding met een maximum van 10%.

39.2 Afwegingskader

Een in artikel 39.1genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.

Artikel 40 Algemene Wijzigingsregels

40.1 Wijzigingsbevoegdheid

40.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen en de bestemming 'Water'en de aangrenzende dubbelbestemmingen ten behoeve van de aanpassing van het verloop van een beek of waterloop, over een breedte van maximaal 20 meter verschuiven, mist de wijziging:

  1. a. plaatsvindt binnen de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden';
  2. b. niet plaatsvindt binnen:
    1. 1. de dubbelbestemmingen:
      • 'Leiding - Brandstof',
      • 'Leiding - Gas',
      • 'Leiding - Leidingstrook',
      • 'Leiding - Olie',
      • 'Leiding - Riool',
      • 'Waarde - Archeologie - 1','Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde -Archeologie - 3';
      • 'Waarde - Esgronden',
      • 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen',
      • 'Waarde - Peel-raamstelling', 'Waarde - Peel-raamstelling -Schootslinie';
    2. 2. een agrarisch bouwvlak en binnen de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch – voormalige stortplaats', 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – voormalige stortplaats ', 'specifieke vorm van natuur – voormalige stortplaats',
    3. 3. de 'Milieuzone – waterwingebied',

en van de waterbeheerder een positief advies is verkregen.

Artikel 41 Overige Regels

41.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

41.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. brandblusvoorzieningen;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

41.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen

  1. a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook';
    2. 2. in de de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Brandstof';
    3. 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas';
    4. 4. in de vierde plaats de regels van de bestemming 'Leiding -Hoogspanningsverbinding';
    5. 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Riool';
    6. 6. in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Olie';
    7. 7. in de zevende plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde -Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie -3';
    8. 8. in de achtste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - EcologischeHoofdstructuur';
    9. 9. in de negende plaats de regels van de bestemming 'Waarde -Ontwikkelingszone groen';
    10. 10. de tiende plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Beekdal';
    11. 11. in de elfde plaats de regels van de bestemming'Waterstaat -Beschermingszone watergang';
    12. 12. in de twaalfde plaats de regels van de bestemming 'Waarde -Houtopstanden en houtwallen';
    13. 13. in de dertiende plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Esgronden';
    14. 14. in de veertiende plaats de regels van de bestemming 'Waarde -Peel-raamstelling' en 'Waarde - Peel-raamstelling - Schootslinie';
    15. 15. in de vijftiende plaats de regels van de bestemming 'Waarde -Weidevogelgebied'.

41.4 Oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten

Nieuwe (kwetsbare) bestemmingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet gebouwd worden binnen (geprojecteerde) 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van aanwezige risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS), het Besluit Transportroutes externe veiligheid (Btev) en / of het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev).

41.5 Oprichting van risicovolle activiteiten

De 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico van nieuwe risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS), het Besluit Transportroutes externe veiligheid (Btev) en / of het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) mogen niet over (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen.

41.6 Geurzone rioolgemaal

In deze geurzone van een gemaal is het oprichten van geurgevoelige bestemmingen niet toegestaan.

41.7 Strijdig gebruik

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan

  1. a. aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  2. b. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  3. c. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  5. e. lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van hetbestemmingsplan Buitengebied Venray 2010.

november 2010.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten