Buitengebied - Oost gemeente Venray
Bestemmingsplan - gemeente Venray
Vastgesteld op 18-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied - Oost gemeente Venray.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.BP11005-va02 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan-huis-gebonden-bedrijf:
het aan huis – geheel of overwegend door middel van handwerk – uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit in de vorm van bedrijvigheid in de cat. 1 en 2 als genoemd in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', of naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij de woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend , met hieraan ondergeschikte en kleinschalige detailhandel welke direct in verband dient te staan met de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteiten.
1.6 aan-huis-gebonden-beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang, aard en intensiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin), uitgeoefend kan worden.
1.7 aanvaardbaar woon- en leefklimaat:
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
1.8 aanvullende kwaliteitsverbetering:
een verbetering van de op een locatie aanwezige kwaliteit, bestaande uit één of meerdere van de onderstaande componenten:
- architectonische vormgeving van de nieuw op te richten bebouwing;
- opruimen oude gebouwen/verharding;
- herinrichten bouwkavel onder meer met het oog op compact bouwen, de functionaliteit van de bebouwing en het herschikken van de bebouwing;
- het aanbrengen van extra maatregelen ten gunste van het milieu (bijvoorbeeld maatregelen die geluid, geur, ammoniak, stof of trilling reduceren).
1.9 abiotische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.
1.10 adviescommissie:
de commissie die landschappelijke inpassingsplannen en aanvullende kwaliteitsverbeteringsvoorstellen beoordeelt, met als toetsingskaders het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader.
1.11 agrarisch bedrijf:
een bedrijf met een minimale omvang van 20 Nge, dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Hieronder valt ook een pensionstal.
1.12 agrarische bedrijfsvoering:
de bedrijfsmatige gang van zaken binnen een agrarisch bedrijf.
1.13 agrarisch grondgebruik:
gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, al dan niet met het gebruik van tijdelijk afdekmateriaal, en/of door middel van het houden van dieren;
1.14 agrarisch hulpbedrijf:
een niet-industriëel bedrijf dat goederen of diensten levert aan agrarische bedrijven of producten opslaat, vervoert of verhandelt.
1.15 ambachtelijk:
door middel van handwerk, op traditionele wijze.
1.16 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.18 bed & breakfast:
nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt.
1.19 bedrijf met een agrarisch karakter:
een aan het agrarisch bedrijf of aan het buitengebied gerelateerd bedrijf dat producten en/of diensten levert aan particulieren of niet-agrarische bedrijven.
1.20 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten.
1.21 (agrarisch) bedrijfsgebouw:
(een gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
1.22 (agrarische) bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.23 beeldkwaliteitsplan:
het plan, zoals vastgesteld op 18 juni 2013, waarin aandacht wordt besteed aan de relatie tussen een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en bestaande karakteristieken, landschappelijke en visuele waarden van een gebied.
1.24 bestaand:
ten tijde van de inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig.
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.28 boogkas:
een constructie, voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend en transparant materiaal, dienend voor het opkweken of vermeerderen of verzorgen van de betreffende gewassen. De tunnel is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering en een hoogte van meer dan 2,50 meter.
1.29 bosbouwkundige waarde:
de aan een gebied toegekende waarde vanwege zijn houtproductiefunctie in samenhang met een natuur-, landschappelijke en/of recreatieve functie.
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.31 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.33 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.35 bouwvlak, gekoppeld:
twee of meer door middel van de figuur 'relatie' aangegeven bouwvlakken, die als één bouwvlak moeten worden beschouwd.
1.36 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.37 caravan:
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
1.38 containerteelt:
de teelt van gewassen waarbij de grond wordt afgedekt met plastic en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen. De gewassen worden op deze afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.
1.39 cultuurhistorische waarde:
de aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
1.40 dagrecreatief medegebruik 1:
extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.
1.41 dagrecreatief medegebruik 2:
tijdelijk medegebruik van grasland akkerbouwgrond of onbebouwde agrarische grond voor kleinschalige dagrecreatieve activiteiten die in de open lucht plaatsvinden, waaronder kleinschalige recreatieve luchtvaart ten behoeve van luchtballonvaren en ultralights.
1.42 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.43 doelmatige (agrarische) bedrijfsvoering:
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen.
1.44 eigen terrein:
het terrein dat is uitgegeven in erfpacht, is verhuurd of in gebruik gegeven aan, of in eigendom is van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die de betreffende gronden gebruikt ten behoeve van een middels de regels van dit plan ter plaatse toegestane functie.
1.45 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen). Een escortbedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld of omschreven in dit bestemmingsplan.
1.46 gebiedskwaliteit:
Gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:
- a. Landschappelijke structuur
De wijze, waarop de totstandkomingsgeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie. - b. Landschappelijke elementen
De intrinsieke waarde van samenhangende ecologische- en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten. - c. Verkavelingstructuur/ bebouwingsstructuur
De wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur - d. Functionele structuur
De kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kwaliteitsaspecten.
De inhoudelijke waardering van de gebiedskwaliteit is opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK).
1.47 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.48 geurgevoelig object:
een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.49 glastuinbouwbedrijf:
een agrarische bedrijfsvoering waarbij uitsluitend of in hoofdzaak onder een permanente opstand van glas of kunststof het telen van gewassen plaatsvindt. Hieronder vallen onder andere alle mogelijke groente-, bloem- en bladgewassen die één of meermalig worden geoogst, of als compleet gewas worden afgeleverd (bijvoorbeeld in potten). Ook de teelt van uitgangs- en vermeerderingsmateriaal, zoals stek, moerplanten en zaaigoed wordt hieronder verstaan.
1.50 groepsaccommodatie:
een accommodatie waarbij door een groep of groepen van personen gezamenlijk van voorzieningen gebruik wordt gemaakt en waar logiesgelegenheden aanwezig zijn voor groepen personen.
1.51 grondgebonden veehouderij:
veehouderij waarbij de dieren gedurende de dagperiode middels weidegang worden gehouden. Hiermee wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van (melk)rundvee of paarden.
1.52 groom:
verzorger van paarden en onderhouder van zadels, tuigen en andere benodigdheden.
1.53 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, of aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.54 hagelnetten:
teeltondersteunende voorziening, bestaande uit al dan niet aaneengeschakelde netten, afgespannen op palen om fruit tegen hagelschade te beschermen.
1.55 hartlijn:
een denkbeeldige lijn in een symmetrisch vlak figuur of dito ruimtelijk object (omwentelingslichaam) die precies in het midden loopt.
1.56 hemelwaterproblematiek:
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.
1.57 herbouw:
na algehele sloop van het bestaande gebouw (woning) wordt nagenoeg hetzelfde teruggebouwd.
1.58 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.59 hoofdverblijf:
de voorziening die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, die ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.60 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde bed & breakfast.
1.61 horeca categorie 1 'lichte horeca':
horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:
- automatiek
- broodjeszaak
- cafetaria
- croissanterie
- koffiebar
- lunchroom
- ijssalon
- snackbar
- tearoom
- traiteur
1b. Overige lichte horeca, zoals:
- bistro
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
- hotel
1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:
- horecabedrijven onder de subcategorieën 1a en 1b met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 250 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservise (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).
1.62 horeca, categorie 2 'middelzware horeca':
horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:
- bierhuis
- biljartcentrum
- café
- proeflokaal
- shoarma/grillroom
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
1.63 horeca, categorie 3 'zware horeca':
horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:
- dancing
- discotheek
- nachtclub
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
1.64 horecavoorziening:
voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
1.65 huishouden:
een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke c.q. gezamenlijke huishouding voeren.
1.66 intensieve veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren waarbij de dieren geheel of hoofdzakelijk in stallen of hokken worden gehouden. Hiermee worden in principe bedoeld: varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, geiten, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders.
1.67 jetskiterrein:
een terrein ten behoeve van het te water laten van jetski's en vergelijkbare watervoertuigen.
1.68 kampeermiddel:
tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of stacaravans of een ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.69 kampeerplaats:
standplaats ten behoeve van een kampeermiddel.
1.70 kampeerterrein:
terrein of een deel van een terrein met ten hoogste wasgelegenheid en toiletten, waarop kan worden overnacht in kampeermiddelen met uitzondering van stacaravans en welke uitsluitend geopend mag zijn van 15 maart tot en met 31 oktober van het betreffende jaar.
1.71 karakteristiek:
met kenmerken of eigenschappen waardoor iets zich onderscheidt van andere.
1.72 kas:
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander transparant materiaal, dienend tot het (op)kweken, vermeerderen of overwinteren van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen.
1.73 kleinschalig bedrijf:
een niet aan het buitengebied gebonden bedrijf zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 dat naar aard en omvang kleinschalig is en passend is binnen de milieucategorie 1 of 2.
1.74 kleinschalige horeca en dagrecreatie:
vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, verhuur van kano’s, verhuur van huifkarren, pony’s etc., uitvoeren van ambachten (kaasboerderij e.d.), tuinbezichtiging en bezichtiging historisch deel boerderij of schuur, lunchmogelijkheden, theetuin, terras en speeltuin.
1.75 kleinschalige verblijfsrecreatie:
recreatie van beperkte omvang waarbij overnachting plaatsvindt, waaronder wordt begrepen:
- a. kleinschalig kamperen of
- b. verblijfsrecreatie met een oppervlakte van maximaal 100 m² in de vorm van
- 1. recreatiewoningen
- 2. groepsaccommodatie
- 3. bed and breakfast.
1.76 kleinschalig kamperen:
kleinschalig (tot 25 kampeerplaatsen) kampeerterrein (tussen 15 maart tot en met 31 oktober), waarbij uitsluitend zijn toegestaan kampeermiddelen en eenvoudige ondersteunende voorzieningen zoals watertappunten, sanitairgelegenheid, informatieborden en zitbanken. Stacaravans zijn niet toegestaan.
1.77 kinderdagverblijf:
een locatie waar kinderen overdag onder toezicht verblijven en geen sprake is van mogelijkheden voor overnachting.
1.78 landbouwverwant bedrijf:
een niet-agrarisch bedrijf dat door de activiteiten aan het buitengebied is gebonden, zoals een agrarisch hulpbedrijf of een bedrijf met een agrarisch karakter. Hierbij kan gedacht worden aan een loonwerkbedrijf, een grondverzetbedrijf of hovenier.
1.79 landgoed:
een ruimtelijke eenheid die als zodanig is ontwikkeld en die als bedrijfsvorm -gericht op instandhouding en verdere, bij het karakter van het landgoed passende ontwikkeling- wordt beheerd. Hierbij is sprake van één of meer grondgebruiksvormen, functies en/of waarden, zoals landbouw, bosbouw, wonen, recreatie, natuur, landschap en cultuurhistorie.
1.80 lawaaisport:
een (sport)activiteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het achtergrondniveau wordt overschreden, en waarbij de activiteit wordt begrensd door een terrein en/of gebied, of door de technische mogelijkheden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport en (model)vliegsport.
1.81 manege:
een bedrijf dat is gericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.82 mantelzorg:
zorg die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan mensen met fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen in hun familie, huishouden of sociale netwerk; het gaat om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.
1.83 mantelzorgindicatie:
een indicatie dat sprake is van een zorgbehoefte en een daarvan afgeleide noodzaak tot huisvesting ten behoeve van mantelzorg, die dient te worden vastgesteld door een van gemeentewege erkende instellling.
1.84 maximale bebouwingsoppervlakte:
een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters (m²), die de omvang van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
1.85 mestverwerking op boerderijniveau:
mestbe- en verwerking binnen een agrarisch bouwvlak van mest die op dat betreffende bouwvlak is geproduceerd.
1.86 milieucategorie:
weergave van de zwaarte van bedrijvigheid, zoals die in de handreiking Bedrijven en milieuzonering aan ieder type bedrijvigheid is toegekend, en in dit plan is vertaald naar een Staat van bedrijfsactiviteiten.
1.87 milieuhygiënische uitvoerbaarheid:
overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, flora en fauna et cetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is geborgd.
1.88 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.
1.89 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.90 nge:
nederlandse grootte-eenheid: een binnen dit plan toegepaste maat (norm) voor het bepalen van de productieomvang van een agrarisch bedrijf, bepaald door de som van de waarden, die wordt verkregen door voor de verschillende gewassen en diersoorten het bijbehorende bruto standaardsaldo te vermenigvuldigen met het overeenstemmende aantal eenheden.
1.91 nieuwvestiging:
nieuw op te richten inrichting op een locatie waar eerder geen bebouwing bestond of waar bebouwing aanwezig was met een andere functie dan die van de nieuwe inrichting.
1.92 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
1.93 omgevingskwaliteit:
samenhangend systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit, zoals weergegeven in het Beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk kwaliteitskader.
1.94 omschakeling:
de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand (agrarisch) bedrijf naar een ander (agrarisch) bedrijf.
1.95 ondergeschikte bouwdelen
onderdelen van een hoofdgebouw die in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken, zoals erkers, ingangpartijen, luifels, schoorstenen en antennes.
1.96 ondergronds:
beneden het peil.
1.97 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden:
het resultaat van een ruimtelijke ingreep heeft een te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied in verhouding tot de aard en omvang van die waarden.
1.98 overige niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen.
1.99 overig niet-agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat vanwege aard en/of omvang afwijkt van een kleinschalig bedrijf.
1.100 peil:
- a. voor gebouwen waarvan:
- 1. de hoofdingang binnen 20 meter van de weg is gelegen en;
- 2. het oorspronkelijke maaiveld niet meer dan 0,50 meter afwijkt van de hoogte van de weg:
de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld waarop het bouwwerk geplaatst is of wordt;
met dien verstande dat, indien bestaande gebouwen afwijkend van de onder a. en/of b. genoemde gevallen zijn gerealiseerd, de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen als peil wordt beschouwd.
1.101 pensionstal:
het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van de paarden.
1.102 permanente huisvesting:
huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.
1.103 permanente teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn.
1.104 plattelandswoning:
een woning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden, en die op hetzelfde niveau wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het agrarisch bedrijf waartoe de woning behoort of voorheen behoorde als een bedrijfswoning.
1.105 (straat)prostitutie:
het zich (op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. (Straat)prostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld of omschreven in dit bestemmingsplan.
1.106 reconstructieplan:
het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg zoals vastgesteld op 5 maart 2004 door Provinciale Staten van Limburg en goedgekeurd door de ministers van Landbouw, Natuurbeheer Voedselkwaliteit en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu op 22 april 2004.
1.107 recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf te worden gebruikt.
1.108 rivierbed:
gebieden dat bij hoogwater voornamelijk een functie als waterberging heeft.
1.109 ruimtelijk kwaliteitskader (RKK):
gemeentelijk toetsingskader, zoals vastgesteld op 18 juni 2013, ter toetsing van de gebiedskwaliteiten en visueel-landschappelijke waarde bij nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen.
1.110 schuilgelegenheid:
een overdekte ruimte die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden uit oogpunt van dierenwelzijn.
1.111 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde of onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld of omschreven in dit bestemmingsplan.
1.112 stacaravan:
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, die elders hun hoofdverblijf hebben, en dat eventueel door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan.
1.113 statische opslag:
opslag van goederen gedurende langere termijn, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze ter plekke verhandeld worden, waaronder begrepen caravans, wit- en bruingoed en meubels.
1.114 stroomvoerend deel van het rivierbed:
gebied dat bij hoogwater van belang is voor zowel waterberging als -afvoer.
1.115 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen, hetgeen leidt tot een betere kwaliteit van het product. De voorzieningen dienen ter ondersteuning van de vollegrond-, fruit-, bloemen- en boomteelt. het betreft tijdelijke en permanente tunnels, containerteelt, hagelnetten en permanent ondersteunend glas/boogkassen.
1.116 tent:
een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf.
1.117 trekkershut:
een eenvoudig primitief houten gebouw, geen woonkeet, caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt als recreatief nachtverblijf.
1.118 tuin:
een gedeelte van het erf bij een woning of bedrijfsgebouw dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen.
1.119 twee aaneengebouwde woningen:
twee woningen die aan elkaar gebouwd zijn en die gezamenlijk één hoofdgebouw vormen, hetzij in de vorm van twee oorspronkelijk zelfstandige woningen, hetzij als gevolg van woningsplitsing ten behoeve van het behoud van het hoofdgebouw met zijn cultuurhistorische, landschappelijke en/of architectonische waarden
1.120 tijdelijk afdekmateriaal:
folie dat teeltgebonden is en dient ter ondersteuning van de vollegrond-, fruit-, bloemen- en boomteelt en uitsluitend tijdens de teeltperiode voor het afdekken van het gewas mag worden gebruikt.
1.121 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die korter dan 6 maanden, al dan niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn.
1.122 tijdelijke tunnel:
een tijdelijke teeltondersteunende voorziening in de vorm van een tijdelijke boogkas, met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,50 meter bedraagt.
1.123 tijdelijke werknemers:
werknemers die op niet permanente basis en legaal, tijdelijk in de gemeente verblijven en die hun hoofdverblijf ergens anders hebben.
1.124 verbouw:
het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of vergroten van een bestaand gebouw of bouwwerk.
1.125 verenigingsleven:
activiteiten van verenigingen, clubs en dergelijke met een maatschappelijke functie, niet zijnde sportverenigingen.
1.126 verkoopvloeroppervlak:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte (inclusief de etalageruimte) bestemd en gebruikt voor detailhandel.
1.127 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht, waarvan het voortbestaan ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd (minimaal 70 Nge). Bovendien dient sprake te zijn van een duurzame volwaardigheid. Hiermee wordt bedoeld dat de volwaardigheid ook feitelijk aanwezig is in de vorm van gebouwen. Als de omvang van het bedrijf bepaald wordt door het huren van gronden, is sprake van duurzaamheid indien het bedrijf minimaal drie jaar in functie is.
1.128 voorgevelrooilijn:
de snijlijn van de naar de voornaamste ontsluitingsweg gekeerde gevelvlakken van een woning (niet zijnde de voorkant van een erker) of (agrarisch) bedrijfsgebouw (dat het dichtst bij de weg is gelegen) en het grondvlak, waarop de woning/(agrarisch) bedrijfsgebouw zich bevindt, waarbij de voorgevelrooilijn doorloopt tot de perceelsgrenzen.
1.129 waterkering:
voorziening die beveiliging biedt tegen overstroming.
1.130 Wet plattelandswoningen
`Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen`, gepubliceerd op 23 oktober 2012 in Staatsblad 2012, nr. 493 en in werking getreden op 1 januari 2013 (Staatsblad 2012, nr 571).
1.131 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting en hoofdverblijf van een huishouden.
1.132 zorgboerderij:
een locatie in het buitengebied waar sociale-, therapeutische-, maatschappelijke- en educatieve activiteiten worden verricht in de vorm van dagbesteding en er geen sprake is van mogelijkheden voor overnachting c.q. permanente zorgverlening.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens van het bouwperceel.
2.5 de afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.6 de vloeroppervlakte:
op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 de oppervlakte van een werk of werkzaamheid, geen bouwwerk zijnde:
de fysieke oppervlakte van het maaiveld, gemeten over het oorspronkelijke maaiveld.
2.9 de inhoud van overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken:
vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.
2.10 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.11 de inhoud van een woning
als inhoud van de woning wordt aangemerkt de inhoud (m³) van het hoofdgebouw inclusief bijbehorende bouwwerken, exclusief overkappingen. Waar het hoofdgebouw onderdeel is van voormalige bedrijfsbebouwing, wordt onder inhoud van de woning begrepen de inhoud van dat deel van het hoofdgebouw dat legaal functioneel als woonruimte in gebruik is.
2.12 wijze van meten
tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m, m² of m³ zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
- afstanden loodrecht,
- hoogten verticaalvanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
- maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik;
- b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- 1. de uitoefening van een grondgebonden veehouderij en/of een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
- 2. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'glastuinbouw';
- c. wonen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
- d. voorzieningen buiten het bouwvlak ten behoeve van containerteelt, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
- e. voorzieningen buiten het bouwvlak ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van tunnels en boogkassen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen';
- f. voorzieningen buiten het bouwvlak ten behoeve van hobbystalling en opslag, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbystalling/opslag';
- g. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening;
- h. mestverwerking op boerderijniveau;
- i. dagrecreatief medegebruik 1;
- j. dagrecreatief medegebruik 2, tenzij de gronden zijn gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde -Houtopstanden en houtwallen';
- k. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen en bosschages voor zover niet opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
- l. de verkoop van streekeigen producten tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- m. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
- n. voorzieningen van openbaar nut;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder paden, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. infiltratie van hemelwater.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden, tenzij anders op de verbeelding weergegeven:
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde voor:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
- 1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of
- 2. tijdelijk opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
- b. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
- 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
- 2. statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
- c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers;
- d. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, anders dan genoemd in artikel 3.1 sub j;
- e. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bedrijf, anders dan genoemd in artikel 3.1;
- f. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten van derden;
- g. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van tijdelijke werknemers;
- h. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en/of (agrarische) bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden;
- i. het gebruik van (agrarische) bedrijfsgebouwen (stallen) en/of bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- j. het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van permanente bewoning;
- k. het gebruik van gronden als containerteeltvelden buiten de bouwvlakken en/of de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
- l. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden;
- m. aan-huis-gebonden-bedrijf;
- n. het gebruik voor mantelzorg;
- o. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten,behoudens het bepaalde in artikel 3.1 onder h;
- p. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
- q. het gebruik van hagelnetten;
- r. het gebruik van opstallen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie;
- s. bevi-inrichtingen;
- t. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
- u. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar overig niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
- v. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
een en ander uitgezonderd het bepaalde in artikel 3.1.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik;
- b. behoud, ontwikkeling en versterking van:
- 1. de aanwezige landschappelijke waarden;
- 2. bestaande natuurwaarden al dan niet in combinatie met agrarisch gebruik;
- c. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
- 1. de uitoefening van een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf niet is toegestaan binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Beekdal' en 'Waarde - Ontwikkelingszone groen';
- 2. de uitoefening van een grondgebonden veehouderij en/of een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
- 3. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'glastuinbouw';
- d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
- e. voorzieningen buiten het bouwvlakten behoeve van containerteelt, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerteelt';
- f. voorzieningen buiten het bouwvlak ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boogkassen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boogkassen';
- g. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening;
- h. mestverwerking op boerderijniveau;
- i. dagrecreatief medegebruik 1;
- j. dagrecreatief medegebruik 2, tenzij de gronden zijn gelegen in de dubbelbestemming 'Waarde -Houtopstanden en houtwallen';
- k. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen en bosschages, voor zover niet opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
- l. de verkoop van streekeigen producten tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- m. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
- n. voorzieningen van openbaar nut;
- o. een jetskiterrein, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - jetskiterrein';
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder paden, verkeersvoorzieningen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. infiltratie van hemelwater.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden, tenzij anders op de verbeelding weergegeven.
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
- 1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of
- 2. tijdelijk opslag van geoogste producten met een maximum van drie maanden;
- b. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
- 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
- 2. statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
- c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers;
- d. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel, anders dan genoemd in artikel 4.1, sub k;
- e. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bedrijf, anders dan genoemd in artikel 4.1;
- f. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten van derden;
- g. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van tijdelijke werknemers;
- h. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en/of (agrarische) bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden;
- i. het gebruik van (agrarische) bedrijfsgebouwen (stallen) en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- j. het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van permanente bewoning;
- k. het gebruik van gronden als containerteeltvelden buiten de bouwvlakken en/of de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – containerteelt;
- l. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden;
- m. aan-huis-gebonden-bedrijf;
- n. het gebruik voor mantelzorg;
- o. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten, behoudens het bepaalde in artikel 4.1 onder h;
- p. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
- q. het gebruik van hagelnetten;
- r. het gebruik van opstallen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie;
- s. bevi-inrichtingen;
- t. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan anders dan bestaande situaties, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
- u. het aanbrengen van verhardingen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - jetskiterrein';
- v. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar overig niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
- w. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
een en ander uitgezonderd het bepaalde in artikel 4.1.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kleinschalige bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – kleinschalige bedrijven';
- b. landbouwverwant bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – landbouwverwante bedrijven';
- c. overige niet-agrarische bedrijven in de bestaande aard, omvang en bijbehorende milieucategorie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - overige niet-agrarische bedrijven';
- d. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximale vloeroppervlakte van 100 m2;
- e. een opslagbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
- f. een rioolgemaal, bestemd voor de afvoer van rioolwater, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolgemaal';
- g. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- h. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
- i. voorzieningen van openbaar nut;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation':
- 1. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
- 2. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
- 3. bij deze aanduiding behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen;
- k. buitenopslag ten dienste van het bedrijf, uitsluitend binnen het bouwvlak en tot een maximale hoogte van 2,5 meter;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten en tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. infiltratie van hemelwater.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. het gebruik van bedrijfsgebouwen en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- b. het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
- c. het gebruiken van gronden voor buitenopslag, uitgezonderd het bepaalde in artikel 5.1 onder k;
- d. mantelzorg;
- e. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
- f. aan-huis-gebonden-bedrijf;
- g. inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
- h. bevi-inrichtingen;
- i. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie; .
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:
- a. een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - museum';
met daaraan ondergeschikt:
- b. horeca van categorie 1 en 2 ten behoeve van het museum;
- c. groenvoorzieningen;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- f. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen
met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. infiltratie van hemelwater.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
6.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens, met dien verstande dat:
- 1. het bouwen in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
- 2. de ontwikkeling gepaard moet gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
- 3. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
- 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
- 5. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
- 7. het woon- en leefklimaat van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- 9. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
- b. Voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 6.5 wordt artikel 6.6 toegepast.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. permanente of tijdelijke huisvesting;
- b. elke vorm van detailhandel;
- c. horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming toegelaten gebruik van gronden en opstallen;
- d. nevenactiviteiten;
- e. bevi-inrichtingen;
- f. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
- g. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarden dat de uitvoering van de museumfunctie de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.5 onder d ten behoeve van afwijkend gebruik van gronden en opstallen voor een kleinschalig bedrijf in de vorm van opslag, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, met dien verstande dat:
- a. de hoofdactiviteit van het afwijkende gebruik plaatsvindt in (tijdelijk) niet meer in gebruik zijnde bedrijfsgebouwen;
- b. de aan de nevenactiviteit verbonden buitenopslag beperkt blijft tot:
- 1. binnen het bouwvlak;
- 2. een hoogte van 2,5 meter;
- 3. een oppervlakte die gelijk is aan de bebouwde ruimte voor de nevenactiviteit;
- c. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het reguliere gebruik van het bouwperceel;
- d. de nevenactiviteit qua aard en omvang past in de omgeving en de daarin voorkomende functies;;
- e. de activiteit infrastructureel goed inpasbaar is en niet tot onevenredige verkeersoverlast leidt;
- f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
- g. bij beëindiging van de reguliere bedrijfsvoering, voor zover gelegen buiten de aanduiding 'Agrarischgemengd' en grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' ook het gebruik van gronden en opstallen voor kleinschalig bedrijf dient te worden gestaakt;
- h. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
- i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- j. de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in:
- 1. bestaande bebouwing;
- 2. nieuwe bebouwing die is toegestaan volgens artikel 6.2;
- 3. bebouwing die wordt gerealiseerd middels een omgevingsvergunning volgens artikel 6.4;
- k. voor zover gebouwd wordt in afwijking van 6.2, ook artikel 6.4 moet worden toegepast.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Gemengd - Kasteelterrein
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Kasteelterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding, behoud en/of herstel van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten), patronen (parkstructuren, beplantingspatronen, waterpartijen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden.
- b. dagrecreatief medegebruik 1;
- c. dagrecreatief medegebruik 2;
- d. een monument ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding-monument';
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. weiland;
- g. paden, wegen, ontsluitings- en verkeersvoorzieningen ten behoeve van de bestemming;
met de daarbijbehorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. infiltratie van hemelwater.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
- 3. in het belang van de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en;
- 4. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 ten behoeve van het oprichten van gebouwen ten behoeve van het beheer, onderhoud, visualisatie, herstel en exploitatie van het kasteel bijbehorend kasteelterrein, met dien verstande dat:
- a. er een relatie moet zijn met historische bouwplaatsen, of passend binnen een nieuw ontwerp van het kasteelterrein;
- b. de maatvoering en het aantal van de gebouwen afgestemd moet zijn op de historische situatie of het nieuwe ontwerp;
- c. voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 7.5 wordt artikel 7.6 toegepast.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden, uitgezonderd het bepaalde in artikel 7.1 onder f;
- b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
- c. elke vorm van detailhandel, behalve ambulante handel ten behoeve van kleinschalig dagrecreatie en passend bij de functie;
- d. evenementen;
- e. lawaaisporten;
- f. het gebruik van bestaande opstallen voor opslagdoeleinden;
- g. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie; .
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 7.5 onder d ten behoeve van evenementen ter ondersteuning van de op het terrein voorkomende functies.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:
- a. horeca tot en met categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
- b. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' of de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - inpandige bedrijfswoning';
- c. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
- d. erfbeplanting, groen- en speelvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. infiltratie van hemelwater.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden, tenzij anders op de verbeelding weergegeven.
8.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. permanente of tijdelijke huisvesting afwijkend van de bestemmingsomschrijving;
- b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
- c. het gebruik van een bedrijfswoning en de daarbij bijbehorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-gebonden-bedrijf;
- d. nevenactiviteiten;
- e. mantelzorg;
- f. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
- g. bevi-inrichtingen;
- h. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie; .
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:
- a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- b. een kapel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel';
- c. verenigingsleven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
- d. een monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. infiltratie van hemelwater.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
9.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de bouwperceelsgrens, met dien verstande dat:
- 1. het bouwen in verband met een doelmatige bedrijfsvoering of vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het bedrijf;
- 2. de ontwikkeling gepaard moet gaan met verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe moet een landschappelijk inpassingsplan worden overgelegd waaruit blijkt dat de nieuwe bebouwing wordt ingepast;
- 3. op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater;
- 4. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
- 5. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 6. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
- 7. het woon- en leefklimaat van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
- 9. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie;
- b. Voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 9.5 wordt artikel 9.6 toegepast.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. permanente of tijdelijke huisvesting;
- b. elke vorm van detailhandel;
- c. horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming toegelaten gebruik van gronden en opstallen;
- d. nevenactiviteiten;
- e. bevi-inrichtingen;
- f. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarden dat de uitvoering van de maatschappelijke functie de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.5 onder d ten behoeve van afwijkend gebruik van gronden en opstallen voor een kleinschalig bedrijf in de vorm van opslag, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, met dien verstande dat:
- a. de hoofdactiviteit van het afwijkende gebruik plaatsvindt in (tijdelijk) niet meer in gebruik zijnde bedrijfsgebouwen;
- b. de aan de nevenactiviteit verbonden buitenopslag beperkt blijft tot:
- 1. binnen het bouwvlak;
- 2. een hoogte van 2,5 meter;
- 3. een oppervlakte die gelijk is aan de bebouwde ruimte voor de nevenactiviteit;
- c. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het reguliere gebruik van het bouwperceel;
- d. de nevenactiviteit qua aard en omvang past in de omgeving en de daarin voorkomende functies;
- e. de activiteit infrastructureel goed inpasbaar is en niet tot onevenredige verkeersoverlast leidt;
- f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
- g. bij beëindiging van de reguliere bedrijfsvoering, voor zover gelegen buiten de aanduiding 'Agrarischgemengd' en grenzend aan de bestemming 'Agrarisch' ook het gebruik van gronden en opstallen voor kleinschalig bedrijf dient te worden gestaakt;
- h. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
- i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- j. de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in:
- 1. bestaande bebouwing;
- 2. nieuwe bebouwing die is toegestaan volgens artikel 9.2;
- 3. bebouwing die wordt gerealiseerd middels een omgevingsvergunning volgens artikel 9.4;
- k. voor zover gebouwd wordt in afwijking van 9.2, ook artikel 9.4 moet worden toegepast.
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos- en natuurgebieden, met als doel;
- a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden en met daaraan nevengeschikt de bosbouwkundige waarde;
- b. water en waterhuishoudkundige doeleinden, zoals beken, waterlopen, waterberging, wateraanvoer en/of -afvoer (infiltratie), met de daarbij behorende kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken, het een en ander met in acht name van de Keur van het Waterschap;
- c. een monument ter plaatse van de 'Specifieke bouwaanduiding-monument';
- d. dagrecreatief medegebruik 1;
- e. paden, wegen, ontsluitings- en verkeersvoorzieningen ten dienste van de bestemming of ingesloten andere bestemmingen;
een en ander met bijbehorende ondergeschikte bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2.1 onder a en b, ten behoeve van de oprichting van een uitkijktoren met een maximale hoogte van 30 meter;
- b. De onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien hierdoor of door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de natuurwaarden van deze gronden, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, of de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden, anders dan ter ondersteuning en het beheer van de in het gebied voorkomende en/of te ontwikkelen waarden;
- b. het storten, aanbrengen of toepassen van (mest)stoffen die niet noodzakelijk zijn ter verbetering of instandhouding van de kenmerkende vegetatie en flora;
- c. elke vorm van detailhandel;
- d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
- e. lawaaisporten;
- f. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2;
- g. het gebruik van bestaande opstallen voor opslagdoeleinden;
- h. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie; .
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 10.4 onder c ten behoeve van ambulante handel ten behoeve van dagrecreatief medegebruik 1, mits:
- a. deze activiteit naar aard en omvang passend is op de locatie;
- b. er geen overmatige overlast plaatsvindt (door geluidhinder of verkeersaantrekkende werking);
- c. de activiteit geen verstorend effect heeft op de natuurwaarden op de locatie.
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:
- a. kleinschalige dagrecreatie:
- 1. dagrecreatief medegebruik 1;
- 2. een terrein voor een schutterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – schutterij';
- 3. een schietbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schietbaan';
- b. verblijfsrecreatie overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding in de vorm van:
- 1. een kampeerterrein met uitsluitend seizoensplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
- 2. een kampeerterrein met jaarplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jaarkampeerterrein';
- 3. een kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kampeerterrein;
- 4. een kampeerterrein ten behoeve van stacaravans, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – stacaravans';
- 5. een groepsaccommodatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – groepsaccommodatie';
- 6. één recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', tenzij een ander aantal wooneenheden op de verbeelding staat aangegeven;
- c. een helofytenfilter, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - helofytenfilter'
- d. dagrecreatie uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de recreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
- e. horeca van categorie 1a, uitsluitend ten dienste van en ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
- f. horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
- g. een zwembad, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad';
- h. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximum vloeroppervlakte van 100 m2;
- i. wonen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' of ter plaatse van de aanduiding 'inpandige bedrijfswoning';
- j. aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
- k. een monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, tuinen, met dien verstande dat:
- a. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- 1. voldoende parkeergelegenheid;
- 2. infiltratie van hemelwater;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' de terreininrichting voor minimaal 30% uit houtopstanden dient te bestaan, behoudens ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat -Stroomvoerend deel rivierbed', waar geen percentage geldt;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jaarkampeerterrein' de terreininrichting voor minimaal 50% uit houtopstanden dient te bestaan.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en;
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. het permanent wonen op gronden aangewezen voor dagrecreatieve of verblijfrecreatieve doeleinden, uitgezonderd bewoning van -al dan niet inpandige- bedrijfswoningen;
- b. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
- c. het gebruik voor mantelzorg;
- d. het gebruik voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
- e. aan-huis-gebonden-bedrijf;
- f. nevenactiviteiten;
- g. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
- h. bevi-inrichtingen;
- i. het verwijderen van de bestaande helofytenfilter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - helofytenfilter'.
- j. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:
- a. sportvelden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
- b. een golfbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
- c. tennisbanen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
- d. horeca, uitsluitend ten dienste van de hoofdfunctie;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder groen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten, met dien verstande dat:
- a. ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- 1. voldoende parkeergelegenheid;
- 2. infiltratie van hemelwater.
- b. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' de terreininrichting voor minimaal 35% uit houtopstanden dient te bestaan.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
12.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2.2 onder b ten behoeve van een bouwhoogte van maximaal 6 m onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing;
- b. Voor zover het beoogde gebruik afwijkt van artikel 12.5 wordt artikel 12.6 toegepast.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden, behoudens verband houdend met het binnen de bestemming op de grond gerichte gebruik van gronden en opstallen;
- b. huisvesting van tijdelijke werknemers;
- c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
- d. nevenactiviteiten;
- e. bevi-inrichtingen;
- f. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan, onder voorwaarden dat de uitvoering van de sportactiviteiten de hoofdactiviteit blijft, worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.5 onder d ten behoeve van afwijkend gebruik van gronden en opstallen voor een kleinschalig bedrijf in de vorm van opslag, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, met dien verstande dat:
- a. de werkzaamheden van de nevenactiviteit, met uitzondering van bijbehorende buitenopslag, plaatsvinden in (tijdelijk) niet meer in gebruik zijnde bedrijfsgebouwen;
- b. de bij de nevenactiviteit behorende buitenopslag beperkt blijft tot:
- 1. binnen het bouwvlak;
- 2. een hoogte van 2,5 meter;
- 3. een oppervlakte die gelijk is aan de bebouwde ruimte voor de nevenactiviteit;
- c. de nevenactiviteit ondergeschikt blijft aan het reguliere gebruik van het bouwperceel;
- d. de nevenactiviteit qua aard en omvang past in de omgeving en de daarin voorkomende functies; ;
- e. de activiteit infrastructureel goed inpasbaar is en niet tot onevenredige verkeersoverlast leidt;
- f. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein;
- g. bij beëindiging van het reguliere gebruik, voor zover gelegen buiten de aanduiding 'Agrarischgemengd' ook het gebruik van gronden en opstallen voor kleinschalig bedrijf dient te worden gestaakt;
- h. de natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke, abiotische en archeologische waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
- i. er sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- j. de nevenactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan in:
- 1. bestaande bebouwing;
- 2. nieuwe bebouwing die is toegestaan volgens artikel 12.2;
- 3. bebouwing die wordt gerealiseerd middels een omgevingsvergunning volgens artikel 12.4;
- k. voor zover gebouwd wordt in afwijking van 12.2, ook artikel 12.4 moet worden toegepast.
Artikel 13 Verkeer - Wegverkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van:
- 1. interlokale wegen;
- 2. lokale verharde wegen;
- 3. lokale onverharde wegen;
- b. ter plaatse van de aanduidingen 'brug' en 'agrarisch' zijn de gronden bestemd voor een brug voor wegverkeer en tevens voor agrarisch grondgebruik onder de brug;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – onverhard' zijn uitsluitend lokale onverharde wegen toegestaan;
- d. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
- e. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen abri's, verlichtingsarmaturen, apparatenkasten voor telecommunicatiemasten;
- f. geluidswallen en geluidsschermen op gronden behorende tot de hoofdverkeerswegen;
- g. kabels en leidingen;
- h. groen, bermen, en wegbeplantingen;
- i. parkeren;
- j. veldkruizen, kapellen en kunstwerken;
- k. kadaverplaatsen met een maximale oppervlakte van 5 m2 per voorziening.
een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, zoals:
- a. bruggen, viaducten, faunapassages, met een maximale hoogte van 8 m;
- b. verlichtingsarmaturen, bewegwijzering met een maximale hoogte van 12 m;
- c. duikers en leidingkokers.
In afwijking van het in artikel 1 onder 1.100 en artikel 2 onder 2.3 bepaalde wordt bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde op bruggen, viaducten, dijken en taluds de hoogte gemeten vanaf het hoogste punt van het wegdek.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
- b. het verharden van onverharde wegen met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverhard'.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden van natuurlijk oppervlaktewater in de vorm van plassen, vennen en beken;
- c. ontwikkeling van natuurlijke oevers;
- d. de berging, wateraanvoer en/of –afvoer (infiltratie);
- e. ter plaatse van duikers tevens tuinen, erven, kavelontsluitingen en/of weg(berm) behorende bij de aansluitende bestemmingen;
- f. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
met daarbij behorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en/of duikers, alsmede voorzieningen noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterloop met een maximale hoogte van 3 m en steigers.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
- b. gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, en opstallen als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen.
Artikel 15 Water - Rivier
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Rivier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. de scheepvaart;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de gronden tevens bestemd voor wegverkeer over de brug;
- d. de beheersing van de waterstand en de stroomvoerende functie van de rivier de Maas;
- e. het behoud en herstel van natuurwaarden;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichten en bakens ten behoeve van de scheepvaart;
met daarbij behorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het aanleggen, aanmeren of als ligplaats innemen van woonschepen;
- b. gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. gebruik van de grond, daaronder mede begrepen wateren, en opstallen als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voertuigen, goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
- d. gebruik van de grond en/of van vaartuigen vooreen seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie; .
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum van 40 m2;
- b. het bestaande aantal woningen, zoals weergegeven door het aantal bouwvlakken en/of de aanduiding 'twee-aaneen';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis', een landhuis;
een en ander met daarbij behorende voorzieningen zoals verhardingen en ontsluitingen, tuinen, groen en parkeren en met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie op eigen terrein moet worden voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. infiltratie van hemelwater.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende eisen gelden:
- a. woningen:
Inhoud woning inclusief bijbehorende bouwwerken | Max. 875 m3 |
Inhoud ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis' | Min. 1075 m³ en max. 4000 m³ |
Goothoogte | Max. 4,5 m |
Goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis' | Max. 9 m |
Bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis' | Max. 12 m |
Dakhelling | Min. 12 º en max. 45 º |
Afstand tot agrarische bedrijfsgebouwen | Min. 25 m |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' | Min. 10 m |
- b. bijbehorende bouwwerken bij de woning:
Goothoogte | Max. 3 m |
Dakvorm en -helling | afgestemd op dakvorm en -helling woning |
Afstand tot de niet naar de weg gekeerde bouwperceelsgrens | Min. 5 m |
Afstand tot de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' | Min. 10 m |
- c. bouwwerken, geen gebouw zijnde
bouwhoogte | |
Erf- en terreinafscheidingen, achter voorgevelrooilijn | Max. 2 m |
Erf- en terreinafscheidingen, voor voorgevelrooilijn | Max. 1 m |
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | Max. 3 m |
Oppervlakte ten behoeve van woning, exclusief onoverdekt zwembad | Max. 30 m2 |
Onoverdekt zwembad | Max. 50 m2 |
- d. ter plaatse van een bouwvlak is één woning toegestaan, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met dien verstande dat de uitbreiding van de woning buiten het bouwvlak is toegestaan;
- e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'twee-aaneen' zijn maximaal twee aaneengebouwde woningen toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. de bestaande inhoud van het hoofdgebouw niet mag worden vergroot;
- 2. de architectonische vormgeving en het stedenbouwkundige karakter mogen bij verbouw of gehele of gedeeltelijke herbouw niet wezenlijk worden aangetast;
- f. in aanvulling op artikel 16.2 onder d dienen bijbehorende bouwwerken met de dichtstbijzijnde gevel binnen een omtrek van 15 m van de achter- en zijgevels van de woning te worden gebouwd
- g. ondergeschikte bouwdelen zijn wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd van het gestelde onder artikel 16.2 onder a, b en c;
- h. binnen de fundering van de woning en/of het bijbehorend bouwwerk bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben.
16.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp), gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden, gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor:
- a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. elke vorm van detailhandel;
- c. het gebruik ten behoeve van horecadoeleinden;
- d. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
- e. aan-huis-gebonden-bedrijf;
- f. het splitsen van woningen;
- g. het gebruik voor mantelzorg.
- h. het gebruik van de woning voor huisvesting van tijdelijke werknemers;
- i. een seksinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie;
- j. het gebruik voor verblijfsrecreatie.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels
16.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Leiding - Gas
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen ten behoeve van de gasvoorziening alsmede en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :
- a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - gas' de hartlijn van de gasleiding aangeeft;
- b. artikel 36.3 in acht dient te worden genomen.
17.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.2 ten behoeve van het bouwen binnen de zone, met dien verstande dat:
- a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
- b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 17.1 omschreven doeleinden;
- c. alvorens het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleent, de beheersinstantie van de betrokken leidingen wordt gehoord.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Leiding - Riool
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :
- a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - riool' de hartlijn van de rioolleiding aangeeft;
- b. artikel 36.3 in acht dient te worden genomen.
18.2 Bouwregels
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.2 ten behoeve van het bouwen binnen, met dien verstande dat:
- a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
- b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in 18.1 omschreven doeleinden;
- c. alvorens het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verleent, de beheersinstantie van de betrokken leidingen wordt gehoord.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen.
19.2 Bouwregels
- a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 1' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 2.500 m² (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
- b. Indien de verstoring meer dan 2.500 m² bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad;
- c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij d evergunning te stellen kwalificaties.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen.
20.2 Bouwregels
- a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 2' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 500 m2 (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
- b. indien de verstoring meer dan 500 m² bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm dient de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
- c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 3
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen.
21.2 Bouwregels
- a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 3' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 100 m2 wordt verstoord;
- b. Indien de verstoring meer dan 100 m² bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm, dient de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) te overleggen, waaruit blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
- c. Uitsluitend indien archeologische waarde is vastgesteld worden aan de omgevingsvergunning daartoe de volgende voorwaarden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden. Hierbij kan gedacht worden aan het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag, het gebruiken van alternatieven voor het funderen van bouwwerken zoals heien, of
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
- 3. de verplichting de uitvoering van de (bouw)activiteiten te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij d evergunning te stellen kwalificaties.
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Beekdal
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beekdal' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
- a. de bescherming van de natuurwaarden die verbonden zijn aan een vochtig milieu, landschapswaarden alsmede behoud van kwelgebieden welke een belangrijk onderdeel vormen van het hydrologisch systeem, waarbij artikel 36.3 hierbij in acht dient te worden genomen;
- b. het aanleggen en verwijderen van tijdelijke waterkeringen, mits deze als zodanig zijn opgenomen in de Keur van het waterschap;
met dien verstande dat de regels in dit artikel niet gelden voor het bouwen, het gebruik en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, indien deze activiteiten plaatsvinden binnen een bouwvlak.
22.2 Bouwregels
Op of in de als 'Waarde - Beekdal' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits de in artikel 21.1 genoemde waarden niet worden onevenredig aangetast.
22.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor het aanbrengen van een ondergrond voor containervelden.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Ecologische Hoofdstructuur
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de natuur- en landschapswaarden in het gebied, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen, met dien verstande dat de regels in dit artikel niet gelden voor het bouwen, het gebruik en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, indien deze activiteiten plaatsvinden binnen een bouwvlak.
23.2 Bouwregels
Op of in de als 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur' aangegeven gronden mag niet worden gebouwd, behoudens de in artikel 7 genoemde bebouwing, mits de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2 voor het bouwen op basis van de onderliggende bestemming als wijzigingen in de provinciale verordening ertoe hebben geleid dat de Ecologische Hoofdstructuur niet meer op de betreffende gronden van toepassing is en mits de provincie terzake is gehoord.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waarde -Ecologische Hoofdstructuur' op de verbeelding verwijderen of aanpassen indien:
- a. wijzigingen in de begrenzingen van het provinciaal beleid daartoe aanleiding geven;
- b. hiermee een bijdrage wordt geleverd aan realisatie van de streefbeelden voor het betreffende gebied zoals aangegeven in het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
met dien verstande dat gelijktijdig de onderliggende bestemming 'Agrarisch met waarden' dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch'.
Artikel 24 Waarde - Esgronden
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Esgronden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de landschapswaarden waarbij de openheid op het akkercomplex typerend is voor de lokale omstandigheden in het gebied en voor de bescherming van infiltratiegebied als belangrijk onderdeel van het hydrologisch systeem, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen, met dien verstande dat de regels in dit artikel niet gelden voor het bouwen, het gebruik en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, indien deze activiteiten plaatsvinden binnen een bouwvlak.
24.2 Bouwregels
Op of in de als 'Waarde - Esgronden' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd, mits de in artikel 24.1 genoemde waarden niet worden onevenredig aangetast.
24.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor het aanbrengen van tijdelijke tunnels, niet aansluitend aan het bouwvlak gelegen, en een bouwwerk.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Houtopstanden En Houtwallen
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de landschappelijke waarden in het gebied waar de houtopstand typerend is voor de lokale omstandigheden, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen, met dien verstande dat de regels in dit artikel niet gelden voor het bouwen, het gebruik en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, indien deze activiteiten plaatsvinden binnen een bouwvlak.
25.2 Bouwregels
Op of in de als 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemming worden gebouwd mits de in artikel 25.1 genoemde waarden niet onevenredig worden aangetast.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waarde -Houtopstanden en houtwallen' op de verbeelding aanpassen, met dien verstande dat:
- a. daarmee een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van de streefbeelden voor het betreffende gebied zoals aangegeven in het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
- b. verwijderde houtopstanden en/of houtwallen elders in het gebied gecompenseerd moeten worden, met inachtneming van de natuur- en landschappelijke waarden van die locatie.
Artikel 26 Waarde - Ontwikkelingszone Groen
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de ontwikkeling van de potentiële natuur- en landschapswaarden in het gebied, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen, met dien verstande dat de regels in dit artikel niet gelden voor het bouwen, het gebruik en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, indien deze activiteiten plaatsvinden binnen een bouwvlak.
26.2 Bouwregels
Op of in de als 'Waarde - Ontwikkelingszone groen' aangegeven gronden mag niet worden gebouwd, anders dan afrasteringen van maximaal 3 meter hoog, ten behoeve van agrarische beheer.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 26.2 voor het bouwen op basis van de onderliggende bestemming als wijzigingen in het provinciale beleid en/of een provinciale verordening ertoe hebben geleid dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen niet meer op de betreffende gronden van toepassing is en mits de provincie terzake is gehoord.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waarde -Ontwikkelingszone groen' op de verbeelding verwijderen of aanpassen indien:
- a. wijzigingen in de begrenzingen van het provinciaal beleid daartoe aanleiding geven;
- b. hiermee een bijdrage wordt geleverd aan realisatie van de streefbeelden voor het betreffende gebied zoals aangegeven in het Ruimtelijk Kwaliteitskader.
met dien verstande dat gelijktijdig de onderliggende bestemming 'Agrarisch met waarden' dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch'.
Artikel 27 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor andere de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen. Op deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing.
Artikel 28 Waterstaat - Rivierbed
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het waterbergend rivierbed, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen.
28.2 Bouwregels
28.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
- a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd wordt;
- b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
- c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van het bouwwerk, dat:
- 1. de waterstandsverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 2. de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- d. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
- e. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het Waterschap en bij Rijkswaterstaat. .
28.4 Wijzigingsbevoegdheid
In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen kan op de voor 'Waterstaat - Rivierbed' aangewezen gronden uitsluitend gebruik worden gemaakt van de in de afzonderlijke artikelen opgenomen wijzigingsbevoegdheden indien daarbij een of meer van de volgende activiteiten mogelijk worden gemaakt:
- a. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
- b. de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;
- c. de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;
- d. de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
- e. de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
- f. activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;
- g. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
- h. andere bestemmingen dan bedoeld onder e, f en g, mits daarbij activiteiten mogelijk worden gemaakt die per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren op een vanuit rivierkundig oogpunt bezien zo gunstig mogelijke locatie;
- i. aan het bepaalde onder h wordt slechts toepassing gegeven voor zover in het wijzigingsplan is vastgelegd welke maatregelen worden genomen die per saldo meer ruimte voor de rivier opleveren.
Artikel 29 Waterstaat - Stroomvoerend Deel Rivierbed
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. riviergebonden activiteiten;
- b. het waarborgen van een veilige afvoer van en berging van rivierwater onder normale en maatgevende hoogwaterstanden, sediment en ijs;
- c. de waterhuishouding;
- d. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
- e. het vergroten van de afvoercapaciteit.
Onder riviergebonden activiteiten wordt verstaan:
- a. de aanleg of wijziging van de waterstaatkundige kunstwerken;
- b. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
- c. de realisatie en het beheer van natuurterreinen;
- d. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met waterrecreatie zijn verbonden;
- e. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
29.2 Bouwregels
Op of in de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan, mits gehoord Rijkswaterstaat, bij het verlenen van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2 ten behoeve van:
- a. riviergebonden activiteiten;
- b. niet-riviergebonden activiteiten;
- c. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming
- d. rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang;
- e. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing, mede conform de onderliggende bestemming,
met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend:
- a. voor riviergebonden activiteiten, indien:
- 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- 3. er sprake is van een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 4. er sprake is van een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- 5. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
- b. voor niet-riviergebonden activiteiten, indien:
- 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of;
- 2. het een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
- 3. het een groot openbaar belang betreft en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
- 4. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 5. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 6. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- 7. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 8. er sprake is van een zodanige situering van de activiteit dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- 9. en onder de voorwaarde dat:
- de resterende waterstandeffecten duurzaam worden gecompenseerd of;
- de afname van het bergend vermogen duurzaam wordt gecompenseerd of;
- de rivierverruimende maatregelen worden genomen,
waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gewaarborgd zijn;
- c. voor rivierkundige activiteiten van ondergeschikt belang, activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of rivierverruiming en voor een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10 % van de bestaande bebouwing indien:
- 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig en doelmatig functioneren van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 4. er sprake is van een zodanige situering van de activiteit dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
29.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet-riviergebonden activiteiten.
29.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.4 ten behoeve van zowel riviergebonden als niet-riviergebonden activiteiten, met dien verstande dat slechts een omgevingsvergunning wordt verleend:
- a. voor riviergebonden activiteiten, indien:
- 1. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 2. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit;
- 3. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 4. er sprake is van een zodanige situering van de activiteit dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- 5. de resterende waterstandeffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
- b. voor niet-riviergebonden activiteiten, indien:
- 1. het een functieverandering binnen de bestaande bebouwing betreft of;
- 2. het een activiteit betreft die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie of;
- 3. het de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang betreft en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd of;
- 4. er een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang is voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
- 5. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig en doelmatig functioneren van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
- 6. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
- 7. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandverhoging of de afname van het waterbergend vermogen zo gering mogelijk is;
- 8. er sprake is van een zodanige situering van de activiteit dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert;
- 9. en onder voorwaarde dat:
- de resterende waterstandseffecten duurzaam worden gecompenseerd of;
- de afname van het bergend vermogen duurzaam wordt gecompenseerd of;
- de rivierverruimende maatregelen worden genomen,
waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gewaarborgd zijn.
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn in eerste instantie bestemd voor het onderhoud en de instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en daarnaast voor de overige daar voorkomende bestemmingen, waarbij artikel 36.3 in acht dient te worden genomen. Op deze gronden is de Keur van het waterschap van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene Bouwregels
32.1 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
32.2 Steigers
Voor het bouwen van openbare aanlegplaatsen en/of steigers ten behoeve van bestaande bebouwing en functies die grenzen aan het water, gelden de volgende regels:
- a. er moet toestemming zijn verkregen van de vaarwegbeheerder;
- b. met de aanleg van de steiger mag geen onevenredige (blijvende) schade wordt aangebracht aan ter plekke aanwezige rietkragen of andere met oever- en moerasplanten begroeide oevers;
- c. de lengte van de steiger bedraagt niet meer dan 2 meter en de breedte niet meer dan 1 meter. De steiger mag niet meer dan 0,75 meter boven het wateroppervlakte (streefpeil) uitsteken;
- d. per steiger mogen niet meer dan 2 afmeerpalen gerealiseerd worden met een onderlinge afstand van maximaal 4 meter;
- e. de steiger dient 'onderloops' te zijn, hetgeen betekent, dat het water onder de steiger en het plankier vrije doorloop moet hebben.
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
33.1 Agrarisch gemengd
33.2 Archeologisch monument
33.3 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' is het niet toegestaan om woningen, of andere geluidgevoelige bebouwing op te richten, behoudens na verlening van een omgevingsvergunning op basis van de Wet geluidhinder
33.4 Landgoed 1
33.5 Landgoed 2
33.6 Milieuzone - stiltegebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - stiltegebied' geldt een natuurlijk heersend geluidsniveau van 40 dB(A). Er zijn in en om de aanduiding geen activiteiten toegelaten die het geluidsniveau structureel aantasten.
33.7 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' zijn de gronden tevens bedoeld voor het weergeven van de Extensiveringsgebieden, zoals bedoeld in het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg.
33.8 Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' zijn de gronden tevens bedoeld voor het weergeven van de Landbouwontwikkelingsgebieden, zoals bedoeld in het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg.
33.9 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn de gronden tevens bedoeld voor het weergeven van de Verwevingsgebieden, zoals bedoeld in het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg.
33.10 Specifieke bouwaanduiding-monument
Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding-monument' is de Monumentenwet 1988 van toepassing.
33.11 Veiligheidszone - lpg
Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
33.12 Vrijwaringszone - vaarweg
33.13 Vrijwaringszone - waterstaatswerk
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
34.1 Omgevingsvergunning
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de planregels ten behoeve van het onderling in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits van de wegbeheerder een positief advies is ontvangen;
- b. de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangepast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. de planregels ten aanzien van het bouwen van kunstuitingen en van zend-, ontvangen/ of sirenemasten, waarbij voor een hoogte van meer dan 65 m +NAP, in het kader van voorkoming van onaanvaardbare radarverstoring, voorafgaand aan het toestaan schriftelijk advies dient te zijn ingewonnen bij de Dienst Vastgoed Defensie;
- d. afmetingen in de planregels en op de verbeelding met een maximum van 10%.
34.2 Afwegingskader
Een in artikel 34.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
35.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen of verwijdering functieaanduidingen
35.2 Wijziging in verband met aanpassing verloop beek of waterloop
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigingen in de bestemming 'Water' en de aangrenzende dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang', ten behoeve van de aanpassing van het verloop van een beek of waterloop, met dien verstande dat:
- a. wijziging plaatsvindt binnen de bestemming 'Agrarisch' en/of 'Agrarisch met waarden';
- b. wijziging niet plaatsvindt binnen:
- 1. de dubbelbestemmingen:
- 'Leiding - Gas';
- 'Leiding - Riool',
- 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3';
- 'Waarde - Esgronden';
- 'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
- 'Waterstaat - Waterkering' en de daarbij behorende gebiedsaanduidingen 'Vrijwaringszone -waterstaatswerk' en '';
- 2. een agrarisch bouwvlak;
- 1. de dubbelbestemmingen:
- c. van de waterbeheerder een positief advies is verkregen.
Artikel 36 Overige Regels
36.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
36.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. brandblusvoorzieningen;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
36.3 Prioriteit van dubbelbestemmingen
- a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
- b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- 1. in de eerste plaats de regels van de bestemmingen 'Waterstaat - Stroomvoerend deel rivierbed' en 'Waterstaat - Rivierbed';
- 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' met de bijbehorende gebiedsaanduidingen 'Vrijwaringszone - waterstaatswerk';
- 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas';
- 4. in de vierde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Riool';
- 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3';
- 6. in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2'
- 7. in de zevende plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1';
- 8. in de achtste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Ecologische Hoofdstructuur';
- 9. in de negende plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Ontwikkelingszone groen';
- 10. in de tiende plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Beekdal';
- 11. in de elfde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang';
- 12. in de twaalfde plaats de regels van de bestemming'Waarde - Houtopstanden en houtwallen';
- 13. in de dertiende plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Esgronden'.
36.4 Oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten
Nieuwe (kwetsbare) bestemmingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet gebouwd worden binnen een (geprojecteerde) 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van aanwezige risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS), het Besluit Transportroutes externe veiligheid (Btev) en / of het Besluit transportroutes externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
36.5 Oprichting van risicovolle activiteiten
De 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico van nieuwe risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering Vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS), het Besluit Transportroutes externe veiligheid (Btev) en/of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) mag niet over (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen.
36.6 Strijdig gebruik
Het is verboden gronden, bouwwerken en onderkomens te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel dat strijdig is met de aan de gronden gegeven bestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 37 Overgangsrecht
37.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
- c. lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
37.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 38 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied - Oost gemeente Venray.
,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,,
oktober 2012.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitskader
Bijlage 2 Ruimtelijk kwaliteitskader
Bijlage 3 Voortoets Natuurbeschermingswet
Bijlage 3 Voortoets Natuurbeschermingswet