Weverslo 2a Merselo
Bestemmingsplan - Gemeente Venray
Vastgesteld op 06-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Weverslo 2a Merselo' van de gemeente Venray.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.BP17005-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat. Het gebouw kan onderscheiden worden van het hoofdgebouw en is in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aan-huis-gebonden-beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang, aard en intensiteit in of bij de woning met behoud van de woonfunctie (in ruimtelijke en visuele zin), uitgeoefend kan worden.
1.7 aan-huis-gebonden-bedrijf
het aan huis – geheel of overwegend door middel van handwerk – uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit bedrijvigheid in de cat. 1 en 2 als genoemd in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij de woning met behoud van woonfunctie kan worden uitgeoefend, met hieraan ondergeschikte en kleinschalige detailhandel welke direct in verband dient te staan met de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteiten.
1.8 aanvullende kwaliteitsverbetering
een verbetering van de op een locatie aanwezige kwaliteit bestaande uit één of meerdere van de onderstaande componenten:
- architectonische vormgeving van de nieuw op te richten bebouwing;
- opruimen oude gebouwen/verharding;
- herinrichten bouwkavel onder meer met het oog op compact bouwen, de functionaliteit van de bebouwing en het herschikken van de bebouwing;
- het aanbrengen van extra maatregelen ten gunste van het milieu (bijvoorbeeld maatregelen die geluid, geur, ammoniak, stof of trilling reduceren);
- voor intensieve veehouderij bij meerdere bedrijfslocaties de toepassing van de beste locatiemethode: gericht op afbouw van de tweede en/of volgende locaties, waarbij op een vast te leggen moment sloop van de gebouwen zal plaatsvinden.
1.9 abiotische waarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.
1.10 adviescommissie
de commissie die landschappelijke inpassingsplannen en aanvullende kwaliteitsverbeteringsvoorstellen beoordeelt, met als toetsingskaders onder meer het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader.
1.11 agrarisch grondgebruik
gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, al dan niet met het gebruik van tijdelijk afdekmateriaal, en/ of door middel van het houden van dieren.
1.12 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijfsgebouw
(een gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
1.15 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten.
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.17 beeldkwaliteitsplan
het plan, zoals vastgesteld op 14 december 2010, waarin aandacht wordt besteed aan de relatie tussen een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en bestaande karakteristieken, landschappelijke en visuele waarden van een gebied.
1.18 bestaand
ten tijde van de inwerkingtreding van het plan aanwezig.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waarbij het behoort, dat niet toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan dat hoofdgebouw.
1.22 bijbehorende bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 burgerwoning
een woning bedoeld ter huisvesting van een huishouden, niet zijnde een woning behorend bij een (agrarisch) bedrijf of andere inrichting.
1.30 cultuurhistorische waarde
de waarden aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het wegen- en slotenpatroon, de verkavelingsstructuur of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
1.31 dagrecreatie
vrijetijdsbesteding buiten de woning waarbij verschillende recreatieve activiteiten (al dan niet met een therapeutisch oogmerk) worden ondernomen en die niet gepaard gaat met overnachting ter plaatse.
1.32 dagrecreatief medegebruik
extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.
1.33 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.34 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen). Een escortbedrijf is een aparte functie en derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming valt zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
1.35 gebiedskwaliteit
gebiedskwaliteit is opgebouwd uit vier, onderling samenhangende, aspecten:
- Landschappelijke structuur
De wijze, waarop de totstandkomingsgeschiedenis van een gebied afleesbaar is in de huidige situatie. - landschappelijke elementen
De intrinsieke waarde van samenhangende ecologische en groenstructuren en watersystemen en de visuele waarde van de (afwisseling) van groene en gebouwde kwaliteiten. - Verkavelingstructuur/ bebouwingsstructuur
De wijze waarop de ruimte in een gebied letterlijk geordend is: open/gesloten, de verdeling van bebouwd/onbebouwd, de functionele verdeling en de herkenbaarheid van de ruimtelijke structuur - Functionele structuur
De kwaliteit van de gebouwde omgeving, zowel de kwaliteit van de elementen op zich, als de kwaliteit van de onderlinge samenhang en de relatie met andere kwaliteitsaspecten.
De inhoudelijke waardering van de gebiedskwaliteit is opgenomen in het Ruimtelijk Kwaliteitskader (RKK).
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 hemelwaterproblematiek
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.
1.38 herbouw
na algehele sloop van het bestaande gebouw (woning) wordt nagenoeg hetzelfde teruggebouwd.
1.39 horeca(voorziening)
(voorzieningen voor) het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
1.40 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.41 hoofdverblijf
de voorziening die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.42 huishouden
een of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke c.q. gezamenlijke huishouding voeren.
1.43 maximale bebouwingsoppervlakte
een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters (m2). Die de omvang van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
1.44 milieucategorie
weergave van de zwaarte van bedrijvigheid, zoals die in de handreiking Bedrijven en milieuzonering aan ieder type bedrijvigheid is toegekend.
1.45 milieuhygiënische uitvoerbaarheid
overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
1.46 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang.
1.47 nevenactiviteiten
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.48 nieuwbouw
het oprichten van een nieuw gebouw waarbij geen rekening wordt gehouden met de verschijningsvorm van een eventueel gesloopt gebouw op die locatie.
1.49 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
1.50 omgevingskwaliteit
samenhangende systeem van water, milieu-, natuur- en landschapskwaliteit, zoals weergegeven in het Beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk kwaliteitskader.
1.51 ondergeschikte detailhandel
detailhandel-activiteiten die qua uitstraling passen bij de hoofdfunctie, ter ondersteuning dienen van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn, los van de hoofdfunctie.
1.52 ondergronds
beneden het peil.
1.53 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden
het resultaat van een ruimtelijke ingreep heeft een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied.
1.54 (straat)prostitutie
het zich (op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig) beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding. (Straat)prostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
1.55 peil
- a. Voor gebouwen waarvan:
- 1. de hoofdingang binnen 20 meter van de weg is gelegen en;
- 2. het oorspronkelijke maaiveld niet meer dan 0,50 meter afwijkt van de hoogte van de weg:
de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke maaiveld waarop het bouwwerk geplaatst is of wordt; met dien verstande dat, indien bestaande gebouwen afwijkend van de onder a. en/of b. genoemde gevallen zijn gerealiseerd, de bovenkant van de begane grondvloer van bestaande gebouwen als peil wordt beschouwd.
1.56 permanente huisvesting
huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.
1.57 recreatieve poort
recreatieve voorziening bestaande uit een verblijfsaccommodatie met hieraan ondergeschikt dagrecreatie in de vorm van een zwembad, spa-/wellnessvoorzieningen, horeca, multifunctionele ruimte voor workshops, vergaderingen, exposities en lezingen,
receptiekantoor, informatiepunt ten behoeve van extensieve dagrecreatie en de binnen de aangrenzende bestemmingen toegestane functies, verhuur van fietsen, steps, e-bikes en vergelijkbare voertuigen en ondergeschikte detailhande.
1.58 recreatieve verblijfseenheid
kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang.
1.59 Ruimtelijke kwaliteitskader (RKK)
gemeentelijk toetsingskader, zoals vastgesteld op 26 september 2023, ter toetsing van de gebiedskwaliteiten en visueel-landschappelijke waarde bij nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen. Indien gedurende de planperiode het gemeentelijke toetsingskader (Ruimtelijk kwaliteitskader) wijzigt, wordt de nieuwe versie in acht genomen.
1.60 recreatiewoning
een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf te worden gebruikt.
1.61 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
1.62 spa (wellness)
een centrum voor het verkrijgen van een goede gezondheid, maar ook voor het behoud van gezondheid, schoonheid en van geestelijke ontspanning, waar masseurs en schoonheidsspecialisten zich ontfermen over het welzijn van hun klant.
1.63 tijdelijke werknemers
tijdelijke werknemers die legaal (op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning) niet permanent in de gemeente verblijven en hun hoofdverblijf ergens anders hebben.
1.64 verblijfsrecreatie
recreatie waarbij één of meerdere overnachtingen plaatsvinden. Hierbij wordt onder recreatieverblijf verstaan een bouwwerk dat bedoeld is om uitsluitend recreatief door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, zoals een recreatiewoning, chalet, stacaravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen; onder recreatief verblijf wordt niet verstaan het verblijf noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden of arbeid.
1.65 verbouw
het verrichten van bouwwerkzaamheden waarbij wezenlijke delen van de bestaande bouw aanwezig moeten blijven.
1.66 verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte (inclusief de etalageruimte) bestemd en gebruikt voor detailhandel.
1.67 voorgevelrooilijn
de snijlijn van de naar de weg gekeerde gevelvlakken van een woning (niet zijnde de voorkant van een erker) of (agrarisch) bedrijfsgebouw (dat het dichtst bij de weg is gelegen) en het grondvlak, waarop de woning/(agrarisch) bedrijfsgebouw zich bevindt, waarbij de voorgevelrooilijn doorloopt tot de perceelsgrenzen.
1.68 wonen
een permanente verblijfplaats ten behoeve van de huisvesting van een huishouden in een woning.
1.69 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting en hoofdverblijf van een huishouden.
1.70 woon- en leefklimaat
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil.
2.5 afstand tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens
de kortste afstand van een bouwwerk tot de (naar de weg gekeerde) perceelgrens van het bouwperceel.
2.6 afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.7 vloeroppervlakte
op de vloer tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 inhoud overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken
vanaf het peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,50 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.
2.10 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.11 inhoud bedrijfswoning
als inhoud van de bedrijfswoning wordt aangemerkt de inhoud (m3) van het hoofdgebouw inclusief aan/bijgebouwen, exclusief overkappingen. Zakelijke functies die in het woongedeelte zijn opgenomen, worden geacht tot de inhoud van de woning te behoren.
2.12 wijze van meten
Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
- afstanden loodrecht,
- hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
- maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos- en natuurgebieden;
- b. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden en met daaraan nevengeschikt de bosbouwkundige waarde;
- c. dagrecreatief medegebruik;
Een en ander met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor:
- a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en abiotische waarden;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – recreatieve poort' een recreatieve poort, bestaande uit:
- 1. verblijfsaccommodatie met maximaal 15 recreatieve verblijfseenheden;
- 2. inpandige dagrecreatie in de vorm van een zwembad, spa-/wellnessvoorzieningen, uitsluitend ten dienste van de verblijfsrecreatieve accommodatie en tot een oppervlakte van maximaal 200 m2 en wellnessvoorzieningen in de open lucht en aansluitend aan het hoofdgebouw tot een oppervlakte van maximaal 60 m2;
- 3. horeca met maximaal 275 m2 restaurant en 140 m2 terras;
- 4. multifunctionele ruimte met gebruiksoppervlak van maximaal 195 m2 voor workshops, vergaderingen, exposities en lezingen;
- 5. een receptiekantoor ten behoeve van de onder 1 t/m 4 genoemde functies, informatiepunt ten behoeve van extensieve dagrecreatie, alsmede ten behoeve van de binnen de aangrenzende bestemmingen toegestane functies;
- 6. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de onder 1 t/m 5 genoemde functies met een verkoopvloeroppervlak van maximaal 50 m2;
- 7. verhuur van fietsen, steps, e-bikes en vergelijkbare voertuigen;
- c. gebruik en bebouwing ten behoeve van de ter plaatse aanwezige recreatieve poort en hierbij behorende ondersteunende voorzieningen (zoals o.a. overige aan de bestemming gerelateerde inpandige opslag);
- d. wonen, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning', waarbij de uitoefening van een aan-huis-gebonden-beroep tot een maximum gebruiksoppervlak van 40 m2 is toegestaan;
- e. met de daarbijbehorende:
- 1. tuinen, erven en terreinen;
- 2. terrassen;
- 3. parkeervoorzieningen en in- en uitritten, met dien verstande dat ten behoeve van de ter plaatse aanwezige functie moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- 4. groenvoorzieningen/landschappelijke inpassing;
- 5. bebossing;
- 6. nutsvoorzieningen;
- 7. watergangen en waterpartijen;
- 8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders stellen nadere eisen ten aanzien van:
- 1. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
- 2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- 3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
Een en ander op basis van een landschappelijke inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) gericht op verbetering van de omgevingskwaliteit.
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke inpassing en
- 2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en
- 3. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. artikel 4.2.2 onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede ruimtelijke inpassing zoals bedoeld is in het beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Kwaliteitskader;
- b. artikel 4.2.2 onder b en een grotere inhoudsmaat toestaan voor bedrijfswoning inclusief bijgebouwen indien bestaande (bij)gebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
- 1. gesloopt wordt binnen een of meer van de voor het buitengebied geldende bestemmingsplannen van de gemeente Venray;
- 2. er is sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 3. alleen de te slopen gebouwen die op die locatie niet vallen binnen het daar, op grond van de bouwregels, toegestane maximale bebouwingsvolume, worden in de berekening meegenomen;
- 4. de te slopen gebouwen dienen legaal aanwezig te zijn op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
- 5. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt de voorwaarde verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden;
- 6. alle te slopen gebouwen en de daarbij behorende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen, bijbehorende ondergrondse (kelder-)ruimten, fysieke erfafscheidingen, voederplaten en andere erfverhardingen dienen gesloopt te worden;
- 7. alleen bovengrondse gebouwen worden meegerekend bij het te bepalen sloopvolume;
- 8. het percentage van het te bouwen volume dat moet worden gesloopt is bepaald in de onderstaande tabel:
Aantal m3 dat wordt gebouwd (bebouwingsvolume) Minimaal te slopen % (sloopvolume) Tot en met 250 m3 100% Het meerdere boven de 250 m3 150%
- bij de berekening wordt begonnen met het vullen van het getal in de eerste rij van bovenstaande tabel, waarna op dezelfde manier de volgende rijen gevolgd wordt.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 12.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.
5.2 Bouwregels
- a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 1' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemmingen worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 2500 m2 (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
- b. Indien de verstoring meer dan 2500 m2 bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm, dient de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
- a. grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
- b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waarde - Archeologie - 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied, waarbij artikel 12.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.
6.2 Bouwregels
- a. Op of in de als 'Waarde - Archeologie - 2' aangegeven gronden mag op basis van de onderliggende bestemmingen worden gebouwd, waarbij de grond voor maximaal 500 m2 (gemeten op maaiveldniveau) wordt verstoord;
- b. Indien de verstoring meer dan 500 m2 bedraagt en deze verstoring dieper gaat dan 50 cm, dient de aanvrager een rapport (voortoets, bijvoorbeeld bureauonderzoek, inventariserend veldonderzoek, proefsleuvenonderzoek, opgraving, sleufgraaf, archeologische begeleiding) van een door gemeenteweg erkende archeologisch deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemmingsplan omschreven archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
- a. grondbewerkingen uit te voeren, voor zover de werkzaamheden dieper gaan dan 50 cm ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
- b. het indrijven van voorwerpen in de grond, dieper dan 50 cm.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
7.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Waterstaat - Beschermingszonewatergang' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de nabij gelegen waterloop, waarbij artikel 12.2 van de planregels in acht dient te worden genomen.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:
- a. het belang van de waterloop niet onevenredig wordt aangetast;
- b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
Burgemeester en wethouders winnen, alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies in bij de waterbeheerder zijnde het waterschap.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de dubbelbestemming 'Waterstaat -Beschermingszone watergang' van de verbeelding verwijderen indien uit overleg met de waterbeheerder blijkt dat de bescherming overbodig is geworden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen beperkingen, de volgende regels:
- a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan bij bestaande hoofd- en bijgebouwen;
- b. ondergrondse bouwwerken dienen van binnenuit toegankelijk te zijn;
- c. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan de toegestane oppervlakte van bouwwerken boven peil;
- d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
9.2 Infiltratie
9.3 Parkeren
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Luchtvaartverkeerzone
In afwijking van het overigens in het plan bepaalde is het niet toegestaan op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone', ter aanduiding van de obstakelvrije zone van het luchtvaartterrein, enig bouwwerk te bouwen, enig roerend goed, houtopstanden en/of beplantingen te hebben of aan te brengen, danwel de bodem op te hogen, met een grotere hoogte dan aangegeven op de verbeelding.
10.2 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied
De gronden met de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' zijn bedoeld voor het weergeven van de Verwevingsgebieden, zoals bedoeld in de Reconstructiewet.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.2 Prioriteit van dubbelbestemmingen
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
12.3 Oprichting van (beperkt) kwetsbare objecten
Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen mogen niet gebouwd worden binnen (geprojecteerde) 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van aanwezige risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
12.4 Oprichting van risicovolle activiteiten
De 10-6-risicocontour voor het plaatsgebonden risico van nieuwe risicobronnen zoals (onder meer) bedoeld het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en / of het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) mogen niet over (geprojecteerde) (beperkt) kwetsbare objecten komen te liggen.
12.5 Strijdig gebruik
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Weverslo 2a Merselo'.
Bijlagen
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer heeft onder de naam Hof van Weverslo unieke, marktvergrotende recreatieve plannen ontwikkeld voor een recreatieve poort op de locatie Weverslo 2a in Merselo (gemeente Venray).
De plannen spelen in op de belangrijkste wensen van de recreant, te weten het beleven van een wandel-, fiets-, wellness- en/of culinaire vakantie in een luxe en comfortabele accommodatie, dichtbij/in de natuur. De recreatieve poort 'Hof van Weverslo' wordt gerealiseerd op een zeer groen ingerichte locatie met struinnatuur op eigen erf en bevat:
- 1. De ontwikkeling van een recreatieve poort voor de natuurgebieden Loobeekdal en
Weversloseberg, met de daarbij behorende faciliteiten; - 2. Een restaurant met extra aandacht voor streekproducten en met een sfeervol en gezellig terras en een ruimte voor (culinaire) workshops;
- 3. De realisatie van maximaal 15 luxe toeristische verblijfseenheden, met
een duurzaam karakter, zodat gasten de regio tijdens meerdaagse vakanties de natuur nog beter kunnen beleven; - 4. De realisatie van een (luxe) wellnessvoorziening, maar die ook een bijzondere en natuurlijke inrichting kent.
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Venray 2010', herzieningen locaties en regels en heeft daarin de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden', 'Natuur' , 'Water' en 'Wonen' (met een bouwvlakje) gekregen, alsmede de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 en 2', 'Waarde - Esgronden' en 'Waterstaat - beschermingszone watergang', en de gebiedsaanduidingen luchtvaartverkeerzone (waarbij een maximum bouwhoogte geldt van 85, 90 resp. 95 m) en reconstructiewet- zone - verwevingsgebied.
Binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan kan geen medewerking worden verleend aan de realisatie van Hof van Weverslo, echter het bevoegd gezag heeft in juli 2019 te kennen gegeven dat het project een gewenste ontwikkeling betreft en heeft medewerking toegezegd.
Het voorliggende bestemmingsplan 'Weverslo 2a Merselo' voorziet in een adequate planologisch-juridische regeling voor het project.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is kadastraal bekend als gemeente Venray, sectie Y nummers 121, 123, 133 en 135 (gedeeltelijk), 364, 365 en 368 (gedeeltelijk) en is plaatselijk bekend als Weverslo 2a en 2d te Merselo. Het plangebied beslaat een oppervlakte van grofweg 5 ha. Op onderstaande luchtfoto en uitsnede uit de omgevingskaart is de ligging van de ontwikkelingslocatie weergegeven:
Afbeelding 1: luchtfoto plangebied
De situatie is op onderstaande omgevingskaart rood omkaderd weergegeven.
Afbeelding 2: kaart met plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |||
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010, inclusief herziening regels | - bestemming Agrarisch, Agrarisch met Waarden, Natuur, Water en Wonen - dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 en 2', 'Waarde - Esgronden' en 'Waterstaat - beschermingszone watergang' - functieaanduiding 'bouwvlak' - gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (max. bouwhoogte 85, 90 resp. 95 m) - gebiedsaanduiding reconstructiewet- zone - verwevingsgebied | 14 december 2010 en 20 september 2017 |
Afbeelding 3: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemmingen is het exploiteren van de recreatieve poort 'Hof van Weverslo' niet toegestaan. Daarom is het noodzakelijk om een reguliere bestemmingsplanprocedure te doorlopen.
1.4 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende delen. Na deze inleiding volgt hoofdstuk 2 met een uitgebreide analyse van (de waarden van) het plangebied. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling zelf. In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan het geldende ruimtelijke beleid. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de milieu-planologische aspecten. Hoofdstuk 6 bevat de waterparagraaf. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan is neergelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 9 gaat ten slotte in op de gevolgde procedure inclusief de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Analyse Van Het Plangebied
In dit hoofdstuk wordt de feitelijke situatie van het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de aanwezige ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied en omgeving. Ook worden de aanwezige gebiedswaarden (natuur en landschap, flora en fauna en cultuurhistorie) van het plangebied beschreven.
2.1 Beschrijving Plangebied E.o.
Binnen het plangebied is de woning van initiatiefnemer gesitueerd, met een vrijstaand bijgebouw; het geheel is gelegen in een bomenrijk gebied met veel open danwel begroeide natuur, zoals op onderstaande afbeeldingen is te zien. Achter de woning bevindt zich een ruime vijver. Verder van de weg af, neemt de natuurlijke begroeiing af. Langs het plangebied stroomt de beek Weverslo, welke over gaat in de beek met de naam Nachtegaal. Binnen het plangebied bevinden zich nog enkele zaksloten die zorgen voor drainage, buffering en infiltratie van hemelwater welke op de weilanden neerslaat. De weilanden zijn mede in gebruik voor het (hobbymatig) beweiden van paarden.
Afbeelding 4: Foto's van de woning, het in het groen verscholen bijgebouw en de omliggende gronden.
2.2 Ruimtelijke Structuren
2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur, stedenbouw en landschap
De omgeving van het plangebied kenmerkt zich voornamelijk door akker- en landbouwgronden (open landschap) afgewisseld met bospassages, agrarische bedrijven en enkele andere voorzieningen, zoals een vakantieboerderij, minicamping, manege en een natuurbegraafplaats.
Het verkavelingspatroon is als gevolg van de ontginningen en de latere ruilverkaveling, rationeel en rechthoekig. De wegstructuur volgt dit beeld. Beplanting is er hoofdzakelijk in de vorm van wegbegeleidende beplanting en erfbeplanting rond de agrarische erven, zoals op onderstaande afbeeldingen is te zien.
Afbeelding 5: Weverslo, zicht richting noorden
Afbeelding 6: Weverslo, zicht richting zuiden
Bovendien zijn enkele bospercelen te vinden in de directe omgeving. Deze bospercelen kennen een versnipperde structuur, maar zijn op korte afstand van elkaar gelegen. Hierdoor kennen de bospercelen, veelal bestemd als "natuur", een verbinding met elkaar. De diersoorten die in deze gebieden leven kunnen zich zo gemakkelijk verplaatsen tussen de gebieden.
Weverslo is een buurtschap op 2 km ten zuiden van Merselo. De buurtschap werd al genoemd in 1407. Er zijn enkele monumentale boerderijen, zoals de kortgevelboerderij "De Martiene Plats" waarvan de geschiedenis tot 1640 teruggaat. Enkele honderden meters ten zuidwesten van Weverslo ligt de Weverslose Berg. Dit is een voormalig stuifduin dat bebost is en met 38,6 meter het hoogste punt van Noord-Limburg is. Boven op dit duin is een uitzichtpunt. Het bos bestaat voornamelijk uit eiken, die gebruikt werden voor hakhout en tevens het stuifzand vastlegden. Na de Tweede Wereldoorlog werd er geen hakhout meer geoogst en groeiden de eiken tot een bos uit.
De hoofdlijnen van het gemeentelijke groenbeleid zijn vastgelegd in het Groenstructuurplan. In het groenstructuurplan worden aanbevelingen gedaan voor het ontwikkelen van een sterke groenstructuur, die aansluit bij de karakteristieke eigenschappen van elk dorp. Als algemene doelstellingen voor de kerkdorpen worden genoemd:
- het versterken van de ruimtelijke opbouw van de landelijke kern en de onderlinge samenhang van de diverse groenvoorzieningen;
- het tot stand brengen van een goede ruimtelijk relatie tussen het omringend landschap en het dorpsgroen;
- de entrees van de dorpen markeren door een laanbeplanting met aanvullende beplanting die een verkeersremmende invloed kan hebben.
Merselo wordt in dit Groenstructuurplan beschreven als een historisch gegroeid esdorp gelegen grenzend aan het beekdal van de Loobeek. De dorpskern ligt tussen drie essen, op de splitsing van verschillende lokale wegen. Rond Merselo liggen de hoger gelegen bouwlanden, aan de oostkant overgaand in de weilanden op van oorsprong vochtige beekdalgronden. In de loop der eeuwen heeft Merselo zich ontwikkeld tot een zogenaamd kransesdorp. Het dorp beschikt over weinig openbaar groen; het particulier groen bepaalt het beeld van Merselo. Ter bevordering van de groene uitstraling dienen de toegangswegen naar het dorp (tot in het dorp) van een aanvullende of passende wegbeplanting te worden voorzien ter versterking van zowel de entrees van het dorp, als het historisch wegenpatroon en als de landschappelijke ligging.
De bestaande fysieke omgeving zal buiten het plangebied geen wijzigingen ondergaan en in het landschappelijk inpassingsplan wordt rekening gehouden met de esgronden, bestaande landschappelijke kwaliteiten en gewenste kwaliteiten van het gebied, zodat deze een impuls krijgen.
2.2.2 Verkeer
Het gebied kent vooral kleine buitenwegen en is op korte afstand gelegen van de ontsluitingsweg N270. Deze provinciale weg loopt van Helmond naar Venray en verder richting Well. De hoofdontsluiting vindt dan ook vooral plaats via deze weg. Ten zuidoosten van Venray kruist de N270 de snelweg A73 welke het verkeer in noordelijke en zuidelijke richting leidt (Nijmegen respectievelijk Roermond).
De parkeernormen van de gemeente Venray zijn neergelegd in de Beleidsnota Parkeernormen Venray. Deze beleidsnota zal in hoofdstuk 3 worden toegepast bij de beschouwing van het noodzakelijke aantal parkeerplaatsen voor de nieuwe ontwikkeling.
In de parkeergelegenheid dient geheel op eigen terrein te worden voorzien.
2.3 Waarden Van Het Plangebied E.o.
2.3.1 Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Op onderstaande afbeelding is de
ligging van het plangebied (rode cirkel) te zien ten opzichte van het NNN (grijze vlakken). De afstand van de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied tot aan dit Natuurnetwerk bedraagt ruim 500 meter.
Afbeelding 7: NNN rondom plangebied
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze vervangt drie
wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De gebiedsbescherming wordt geregeld in hoofdstuk 2 van de Wnb.
De groengekleurde vlakken op onderstaande afbeelding hebben betrekking op de Deurnsche Peel & Mariapeel, Boschhuizerbergen en Maasduinen (op een afstand van respectievelijk ruim 5 km, 6 km en 12 km van het plangebied).
Afbeelding 8: natura 2000-gebieden rondom plangebied
Binnen het plangebied is er sprake van een wijziging van een burgerwoonbestemming en onbebouwde agrarische gronden met een klein perceel met de bestemming Natuur, naar een recreatieve functie in de vorm van een recreatieve poort welke goed landschappelijk zal worden ingebed.
Ten behoeve van de instandhouding van de natuurgebieden dienen negatieve effecten te worden uitgesloten, waardoor onder andere onderzoek plaats dient te vinden naar de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Bij een projecteffect kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar zorgt het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie en worden negatieve effecten uitgesloten.
De relevante emissies van stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3) tijdens de aanlegfase vinden plaats door de verkeersbewegingen ten behoeve van de bouw en de aanvoer van materialen en personen en de inzet van mobiele werktuigen tijdens de constructie ten behoeve van de realisatie van het plan. De relevante emissies tijdens de gebruiksfase vinden plaats door de verkeersbewegingen van en naar het plangebied.
De berekening van het projecteffect van zowel de aanleg- als de gebruiksfase is op 7 juni 2023 verricht met behulp van het programma Aerius Calculator welke als bijlage 6 bij de planstukken is gevoegd.
Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof.
Enige andere aantasting van Natura 2000-gebieden en eveneens op het NNN op deze ruime afstand zal als gevolg van het project ook niet plaatsvinden. In de volgende paragraaf zal ingegaan worden op mogelijke aantasting van flora en fauna.
2.3.2 Soortenbescherming
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt een eind gemaakt aan de discussies over de implementatie van de Europese richtlijnen. In artikel 3.1 Wnb wordt direct een link gelegd met de Vogelrichtliijn. Alle vogels die beschermd zijn op grond van artikel 1 Vogelrichtlijn vallen onder het beschermingsregime van de artikel 3.1 Wnb, voor zover deze vogels van nature in Nederland voorkomen. Artikel 3.1 eerste lid Wnb ziet op het verbod om vogels te doden of vangen. De verboden in de Wnb zijn vrijwel letterlijk overgenomen uit de artikelen 5 en 6 Vogelrichtlijn. Net als de in de Vogelrichtlijn zijn de verboden beperkt tot opzettelijke handelingen. Het beschermingsregime voor vogels is iets versoepeld ten opzichte van het systeem onder de Flora en Faunawet. Het verbod op het opzettelijk verstoren van vogels is beperkt tot verstoringen die van “wezenlijke invloed” zijn op de staat van instandhouding van de soort. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan: “een wezenlijke negatieve invloed op een beschermde soort”. Of daar sprake van is hangt af van de populatie van de diersoort. Hoe zeldzamer de soort hoe groter de kans dat naar bijvoorbeeld een lokale populatie moet worden gekeken. Daarnaast is van belang of de populatie een negatief effect zelf teniet kan doen, bijvoorbeeld of er voldoende uitwijkmogelijkheden zijn naar een volwaardig leefgebied elders. Als een populatie het effect niet zelf teniet kan doen is de kans groter dat het effect als wezenlijke invloed kan worden aangemerkt.
Bij vogels is verstoring tijdens het broedseizoen niet langer verboden als de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar is.
De wet voorziet in ruime mogelijkheden voor het verlenen van vrijstellingen, ook voor vogels en strikt beschermde soorten. Bij het verlenen van de vrijstelling moet aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als bij het verlenen van de vroegere ontheffing.
Een ontheffing van een verbod ex artikel 3.1 Wnb kan slechts worden verleend indien:
- er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is;
- er geen sprake is van verslechtering van de staat van instandhouding van de soort;
- en er een limitatief opgesomde ontheffingsgrond aan de ontheffing ten grondslag kan worden gelegd.
Quick scan flora en fauna
Op 26 juni 2022 heeft IJzerman Advies een quick scan opgesteld voor de ontwikkellocatie aan Weverslo 2a en 2d.
Onderstaand is de conclusie van deze scan weergegeven:
'•Vrijgestelde soorten kunnen mogelijkerwijs worden aangetroffen. Hiervoor hoeft in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen geen ontheffing meer te worden aangevraagd.
Het voorkomen van deze soorten wordt door de geplande ontwikkelingen niet in gevaar gebracht. Het is echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Hierbij valt te denken aan het uitvoeren van de meest verstorende werkzaamheden in de maanden september en oktober.
•Voor overige beschermde soorten is nader onderzoek niet noodzakelijk door het ontbreken van geschikte biotopen en vaste verblijfslocaties. Van soorten met jaarrond beschermde nestlocaties zoals huismussen, gierzwaluwen, uilen of vleermuizen zijn geen nest- of verblijfslocaties aangetroffen. Er worden geen vaste nest- of verblijfslocaties aangetast. Ook nader onderzoek hiernaar is niet relevant.
• Ter voorkoming van het verstoren van broedende vogels wordt aangeraden eventuele kapwerkzaamheden tussen half juli en half maart (buiten het broedseizoen) te verrichten. Het verstoren van broedende vogels is verboden. Voor het verstoren van broedende vogels wordt geen ontheffing verleend. In het broedseizoen kan ook gekapt worden, alleen dient het dan onder begeleiding van een ter zake kundige te worden uitgevoerd.
• Initiatiefnemer dient rekening te houden dat de ontwikkelingen geen fysieke verstoring van nestlocaties van broedende vogels (zoals vernietiging, verplaatsing of bewuste verjaging) tot gevolg heeft.'
De quick scan is integraal als bijlage 5 bij de planstukken gevoegd.
Flora en fauna vormt vooralsnog geen belemmering voor onderhavig plan.
2.3.3 Cultuurhistorie en archeologie
Ten aanzien van archeologie is het uitgangspunt dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit vloeit voort uit het Europese Verdrag van Valetta (1992) inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed en de Wet op de archeologische monumentenzorg die de Monumentenwet 1988 deels heeft aangepast. Gezien dit uitgangspunt mogen bekende archeologische monumenten niet aangetast worden en moet in geval van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde, in principe een inventariserend en waarderend vooronderzoek plaatsvinden. Eventueel aangetroffen waarden dienen primair ter plekke (in situ) beschermd te worden dan wel - indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is - door een opgraving (ex situ) te worden veilig gesteld.
Uit onderstaande uitsnede van de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart blijkt dat voor de gronden van het plangebied waarop de toekomstige ontwikkeling zal plaatsvinden, de aanduiding “categorie 4” geldt. Voorzover op delen van het plangebied een middelhoge waarde rust, zal hier geen verstoring plaatsvinden; ter plaatse van de aarden wal geldt deels categorie 7 (vrijjgegeven gebied). De categorie 4 (waarop de ontwikkelingen plaatsvinden) omvat droge en natte gebieden met een hoge verwachting.
Figuur 9: uitsnede archeologische beleidskaart
Voor deze categorie 4-gebieden geldt dat er een hoge verwachting is, te beschermen middels een archeologische dubbelbestemming; bij een verstoring van meer dan 500 m2 welke verstoring dieper reikt dan 50 cm - mv, is een archeologisch onderzoek vereist. Gezien de omvang van het plangebied, omvang van de gewenste bebouwing en vergravingen ten behoeve van de vijver, wordt deze drempel overschreden.
Op 17 augustus 2021 is door ArcheoPro een Inventariserend Veldonderzoek Overig (IVO-O) uitgevoerd ten behoeve van het project Hof van Weverslo in de gemeente Venray. Samengevat is het volgende geconstateerd:
'Volgens het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het plangebied dat de nabijheid van een beekloop het mogelijk maakt dat uit booronderzoek blijkt dat het plangebied in een gradiëntzone ligt die met name in de steentijd aantrekkelijk kan zijn geweest voor bewoning. In dat geval geldt een hoge verwachting voor archeologische resten uit het laat laat-paleolithicum en het mesolithicum. Omdat het plangebied in een laagte ligt aan de rand van een tamelijk vlak en aanmerkelijk hoger gelegen deel van het dekzandlandschap, is de verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum, de bronstijd, de ijzertijd, de Romeinse tijd en de vroege-middeleeuwen, laag. De verwachting voor huisplaatsen uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is door de ligging op ruime afstand van historische bewoning, eveneens laag.
Om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen zijn binnen het plangebied 15 boringen gezet in een dichtheid van vijftien boringen per hectare.
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kunnen de onderzoeksvragen als volgt beantwoord worden:
-Kunnen binnen het plangebied (nog) archeologische resten verwacht worden?
Het plangebied blijkt niet op een met een enkeerdgrond afgedekte dekzandvlakte te liggen zoals respectievelijk de bodemkaart en de geomorfologische kaart suggereren, maar op een uitloper van het noordelijker gelegen, met veen gevulde beekdal. Plaatselijk werd ook beekklei afgezet. De lage ligging in een van nature zeer slecht ontwaterde zone betekent dat de kans op de aanwezigheid van bewoningsresten binnen het plangebied nagenoeg nihil is.
De verwachting voor de aanwezigheid van bewoningsresten kan derhalve voor alle perioden worden bijgesteld tot een lage verwachting.
-Zo ja, in welke zones en op welke diepten is dit het geval?
Binnen het in het plangebied aangetroffen veen kunnen resten van typisch aan beekdalen gebonden activiteiten aanwezig zijn zoals resten die samenhangen met jacht en visvangst maar ook depotvondsten en knuppelpaden e.d.
- Welke vorm van veldonderzoek is geschikt om de verwachte resten op te sporen?
De bovengenoemde, specifiek aan met veen gevulde beekdalen gebonden archeologische resten zijn nauwelijks door middel van prospectief onderzoek op te sporen. Op basis van de aanwezigheid van louter veen is niet aan te geven of, en zo ja waar, dergelijke resten aanwezig zijn. Om deze reden wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.'
Het archeologisch onderzoek is integraal aan de planstukken toegevoegd (bijlage 3).
Het bevoegd gezag heeft het advies om geen archeologisch vervolgonderzoek te doen overgenomen bij wijze van (selectie)besluit. Het plangebied is hiermee archeologisch vrijgegeven en het aspect archeologie speelt geen rol meer bij de planontwikkeling.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Ontwikkeling
3.1 Projectbeschrijving
De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling 'Hof van Weverslo' betreft een nieuwbouwplan voor een recreatieve poort in het buitengebied, aan Weverslo 2a te Merselo (gemeente Venray). Deze recreatieve poort zal bestaan uit:
Hoofdgebouw/recreatieve poort
- Verblijfsrecreatie: 15 (luxe) verblijfseenheden (kamers)
- (Luxe) Restaurant met terras, ook voor derden toegankelijk (aanleglocatie voor fietsers, wandelaars)
- (Luxe) Wellness enkel ten behoeve van gasten van de verblijfseenheden
- Multifunctionele ruimte: informatievoorziening regio, workshops, exposities, vergaderen, verkoop streekproducten, fietsenverhuur en hiermee direct te vergelijken functies
- Struinnatuur op eigen erf
Van belang is dat er een recreatieve poort ontstaat welke is gericht op het hogere segment en luxe, comfort, kwaliteit biedt, gecompleteerd met culinaire faciliteiten.
De doelgroep waarop initiatiefnemer zich richt, zijn de (binnen- en buitenlandse) 'empty nesters' en de actieve en vitale senioren (in principe in leeftijd variërend van 45 t/m 70). Uiteraard zijn ook andere personen die zich aangetrokken voelen tot de bijzondere, luxe en comfortabele productmix welkom, maar de focus zal liggen op deze specifieke doelgroep.
Het project speelt in op de belangrijkste wensen van deze specifieke doelgroep, zijnde het beleven van een wandel-, fiets-, wellness- en/of culinaire vakantie in een luxe en comfortabele accommodatie, dichtbij (in) de natuur: 'bezinning en beleving'.
De marktvergrotende productmix van het Hof van Weverslo wordt gerealiseerd op een locatie die deels al is ingevuld met struinnatuur op eigen erf maar nog verder landschappelijk zal worden ingericht.
Ook omdat initiatiefnemer veel waarde aan duurzaamheid hecht en dit past bij de doelgroep, zal aansluiting worden gezocht bij Euro-Toques Nederland 2019 (ETN). ETN wil uitdragen dat al haar leden zich hebben verplicht gezond te koken en of voedsel te bereiden met in beginsel regionale en seizoensgebonden producten zonder kunstmatige additieven. Vanuit ETN zullen ook vakinhoudelijke lezingen en workshops worden georganiseerd.
De invulling van de restaurantfunctie van Hof van Weverslo is tevens een welkome aanvulling c.q. uitbreiding van het aanbod van de Regio van de Smaak, welke bevordert dat:
- bewoners en bezoekers van de regio “smaak” ervaren als een van de belangrijke onderscheidende kwaliteiten van Noord-Limburg en dat het daardoor onder andere toeristisch-recreatief van groot belang is
- kinderen en volwassenen (waaronder ook de meer kwetsbare burgers) meer waardering opbrengen voor gezonde en duurzaam geproduceerde voeding; onder andere door middel van op de doelgroepen toegesneden educatieve programma’s met een hoge belevingswaarde
- de afstand tussen consument en producent kleiner wordt door middel van samenwerking rond het thema “smaak” met de partners binnen de voedselketen. Dit moet leiden tot een hogere waardering van de consument voor de regionale agro & food sector en verhoging van de omzet
- er in Noord-Limburg meer aandacht komt voor gezonde voeding en (het belang van) ambachtelijk en duurzaam geproduceerde streekproducten en hun producenten.
Richtinggevend voor de Regio van de Smaak zijn de thema's ‘be part of nature’ en ‘Cradle to Cradle’. Ook het streven van Noord-Limburg om te komen tot versterking van de Quality of Life past in de doelstellingen van ‘de streek van de smaak’.
Onderhavig initiatief is de verwezenlijking van deze doelstellingen en leidt tot (met name) een groter welbevinden, gezondere levensstijl en gezonder voedingspatroon.
Recreatieve poorten zijn dé startpunten voor een fiets- of wandeltocht door de natuur en liggen dichtbij attractieve locaties (aan knooppuntennetwerken of aan de start van leuke fiets- en wandelroutes) voor deze activiteiten. Bij een recreatieve poort is altijd een horecapunt en voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Ook wordt er informatie verstrekt over de regio en in het geval van Hof van Weverslo met name over Loobeekdal en Weverloseberg, de natuur en de beschikbare routes.
Het knooppuntennetwerk is reeds aanwezig en zal de komende jaren verder worden uitgebreid. Hof van Weverslo ligt bij knooppunt 35 en 36 en eveneens dichtbij diverse bijzondere wandel- en fietsroutes zoals de "Vierseizoenenwandeling Loobeek", "Ommetje Loobeekdal" en "Wandel- en fietsroute Venray" van VVV-Noord-Limburg.
De bestaande woning met bijgebouw zullen behouden blijven; de woning wordt bedrijfswoning en het bijgebouw wordt bedrijfsgebouw behorende bij de recreatieve functie en zal worden gebruikt voor opslagdoeleinden ten behoeve van het bedrijf.
3.2 Stedenbouwkundige Opzet En Landschappelijke Inpassing
3.2.1 Stedenbouwkundig
Voor de inrichting van het plangebied zijn schetsen en artist impressions gemaakt.
De architect heeft zich bij het ontwerp van Hof van Weverslo laten leiden door de ligging in het buitengebied bij Merselo en heeft zich ten doel gesteld om de bouwwerken zo veel mogelijk in het landschap te integreren. De context bestaat uit een afwisselend landschap, deels bos, deels natuurontwikkeling, doorkruisd door een kleine beek. Het bestaande bos blijft gehandhaafd.
De basis van het ontwerp van het hoofdgebouw, is in beginsel om het uitzicht vanuit binnen naar buiten optimaal te laten beleven. Openheid vanuit het interieur naar de open landschappelijke ontwikkeling aan de zuidzijde is daarbij een logische stap. Door de kromming van de gevels is vanuit het interieur steeds een iets ander facet van het uitzicht te genieten, zonder dat daarbij de rest van de bebouwing in beeld komt. De beleving ontstaat dat men 'alleen is samen met het landschap". Ruimte en rust en 'be part of nature'.
Aan de noordzijde, waar zich verkeersruimte's bevinden zijn de gevels juist gesloten en grotendeels ingebed in een aarden wal. Daarmee verdwijnt het bouwwerk deels letterlijk in de context, maar is ook beschutting gecreëerd voor het koude noorden.
Vervolgens is in de verdere vormgeving en materialisering gekozen voor ontwerpen welke een link hebben met gebiedseigen architectuur.
Op afbeelding 10 is de impressie van de nieuwe bebouwing weergegeven; deze is al geaccordeerd door de Adviescommissie Ruimtelijke kwaliteit.
Afbeelding 10: nieuwe accommodatie met 15 overnachtingsruimten, wellnessfaciliteiten, horeca en multifunctionele ruimten
3.2.2 Landschappelijk
Voor deze inbedding van het project in de natuur, is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld dat als bijlage 2 aan de planstukken is toegevoegd. De aanwezige diversiteit in het landschap is hiervoor onderzocht en zal verder worden versterkt. Wat het landschap uniek maakt, de diversiteit op een relatief kleine schaal, maakt ook dat deze natuurontwikkeling interessant is voor de bezoekers welke in de gelegenheid worden gesteld door het gebied te wandelen, of er voor een iets langere tijd te verblijven.
Het natuurlijke en landschappelijke decor draagt bij om naast het Loobeekdal ook het dal van de beek Weverslo een impuls te geven waardoor de differentiatie van de verschillende landschapstypen in dit gebied wordt versterkt. Door de inrichting en beheer krijgt niet alleen het landschap een impuls, maar ook de ecologische waarde van het gebied, doordat de beek Weverslo een belangrijke schakel vormt om de bestaande natuurwaarden met elkaar te verbinden. Het plan draagt daarmee bij aan een kwaliteitsverbetering van het landschap, evenals een versterking van de biodiversiteit en een bijdrage aan klimaatadaptatie.
De landschappelijke inpassing van het gebied laat zich per saldo als volgt schetsen:
Figuur 11: Landschappelijk inpassingsplan
Het gebruik van de gronden voor de recreatieve poort is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing, conform bovenstaand landschappelijk inpassingsplan, is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
3.3 Ontsluiting En Parkeren
Ontsluiting:
Het plangebied en omgeving kent vooral kleine buitenwegen en is op korte afstand gelegen van de ontsluitingsweg N270. Deze provinciale weg loopt van Helmond naar Venray en verder richting Well. De hoofdontsluiting vindt dan ook vooral plaats via deze weg. Ten zuidoosten van Venray kruist de N270 de snelweg A73 welke het verkeer in noordelijke en zuidelijke richting leidt (Nijmegen respectievelijk Roermond).
De N270 heeft ter plaatse van de kruising met Weverslo een zogenaamde linksafstrook met middengeleiding, waardoor het rechtdoorgaande verkeer niet gehinderd wordt door afslaand verkeer. Dit bevordert niet alleen de doorstroom van het verkeer, maar ook de verkeersveiligheid.
Beide zijden van de N270 beschikken over een vrijliggend fietspad.
Het plangebied bevindt zich aan wandel- en fietsroutes en - knooppunten, zodat Hof van Weverslo een ideale uitvalsbasis vormt voor extensieve recreatie in de vrije natuur. Op onderstaande afbeeldingen zijn de routes weergegeven waarop direct aangesloten kan worden.
Figuur 12: Fietsroutenetwerk
Figuur 13: Wandelroutenetwerk
De verblijfsgasten van Hof van Weverslo zullen veelal met de auto komen.
Op basis van het CROW laat de totale verkeersgeneratie voor de bedrijfsmatige ontwikkeling zich als volgt schetsen:
Eenheid of oppervlakte | verkeersgeneratie/eenheid | Totaal | |
Bedrijfswoning | 1 | 9 | 9 |
15 verblijfseenheden (kamers) | 15 | 27,6 per 10 kamers | 41,4 |
Restaurant met terras | 275 m2 en 140 m2 | Geen kental beschikbaar | 324 (met 3x turn over) |
Multifunctionele ruimte | 195 m2 | 33 met turnover | 34 |
Totaal | 408,4 voertuigbewegingen per etmaal |
De theoretisch berekende verkeersgeneratie bedraagt dus na realisatie 409 bewegingen per dag. Omgeslagen naar een periode van 12 uur per dag waarbinnen zich de meeste verkeersbewegingen zullen manifesteren, en uitgaande van een goede spreiding (gelet op de capaciteit van de recreatieve poort) betekent dit dat er een toename zal zijn van 34 bewegingen per uur (van 10.00 tot 22.00 uur).
Deze toename is relatief beperkt zodat gesteld kan worden dat de extra verkeersbewegingen snel opgaan in de reguliere verkeersstroom over de Deurneseweg. Ook over Weverslo zelf zal deze toename, mede gelet op de korte afstand tot de Deurneseweg en een beperkte aanwezigheid van kruisend verkeer, geen onaanvaardbare of verkeersonveilige situaties tot gevolg hebben, temeer nu het komende en verstrekkende verkeer van elkaar gescheiden wordt en ter plaatse van de ontsluiting gezorgd wordt voor een goed overzicht op de weg.
Parkeren:
De parkeernorm van de gemeente Venray (‘Beleidsnota Parkeernormen Venray ' en het CROW) betreft voor grondgebonden woningen 2 parkeerplaatsen, waarvan minstens 1 op eigen terrein.
Voor de nieuwe ontwikkeling Hof van Weverslo zullen ook alle voertuigen op eigen terrein dienen te worden gestald.
Op de nieuwe functies zijn op basis van de Beleidsnota Parkeernormen de volgende parkeernormen van toepassing welke leiden tot onderstaande parkeerbehoefte voor de ontwikkeling.
Uitgangspunten:
- Voor kamers is aangesloten bij een vier-sterrenhotel, 0,9 parkeerplaatsen per kamer
- De horecafunctie is voor 0,5 deel voor eigen gasten en 0,5 deel voor externe bezoekers; als worst case scenario is het nu toch als geheel berekend voor eventuele opvang van overige functies
- De multifunctionele ruimte 'worst case' volledig als congrescentrum geteld, met als uitgangspunt 8,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
- De wellness-voorzieningen zijn geheel te behoeve van interne gasten waardoor er geen parkeerbehoefte is (indien extern toegankelijk, dan is de parkeerbehoefte 10,3 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo)
- Restaurant met terras: 13,0 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
- Indien geen parkeernorm voor het buitengebied van toepassing is in beleidsnota, dan wordt aangesloten bij 'rest bebouwde kom'
- Parkeernormen zijn inclusief personeel
Eenheid | Parkeernorm | Totaal | |
Bedrijfswoning | 1 | 2 | 2 |
15 verblijfseenheden (kamers) | 15 | 0,9 | 13,5 |
Restaurant 275 m2 | 2,75 | 13 | 35,8 |
Terras t.b.v. restaurant 140 m2 | 1,4 | 13 | 18,2 |
Multifunctionele ruimte= 150 m2 + dakterras 45 m2 = 195 m2 | 1,95 | 8,5 | 16,6 |
Totaal | 86 pp |
Hiertoe is binnen de bestemming Recreatie voldoende ruimte. Op onderstaande schets van de nieuwe inrichting van het perceel is de ruimte welke zal worden ingericht voor het parkeren van 104 voertuigen aangeduid:
Afbeelding 14: parkeergelegenheid
3.4 Brandveiligheid
In het Bouwbesluit 2012 zijn regels gesteld ten aanzien van brandveiligheid.
Op 9 augustus 2022 heeft de Veiligheidsregio Limburg-Noord advies uitgebracht (bijgevoegd als bijlage 10). Bij de nadere uitwerking van het project (bij de aanvraag om een omgevingsvergunning) zullen de adviezen van de Veiligheidsregio in acht worden genomen. Op onderstaande afbeelding is de opstelplaats van de brandweer voor het hoofdgebouw opgenomen. Hulpdiensten kunnen over eigen terrein tot aan het hoofdgebouw rondrijden.
Figuur 15: opstelplaats brandweer
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, is een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk tot een strategische visie op de fysieke leefomgeving. Het doel is om alle onderdelen van de fysieke leefomgeving met elkaar insamenhang te brengen. Ook gemeenten en provincies maken een omgevingsvisie vanwege deze nieuwe wet.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.
- Ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie
Het klimaat verandert. De gevolgen hiervan worden steeds duidelijker merkbaar. Denk aan de steeds drogere zomers, de hevigere regenval en stijgende zeespiegel. Op deze en andere gevolgen van de klimaatverandering moet tijdig worden ingespeeld. Tegelijkertijd moet de overstap worden gemaakt naar duurzame energie. Het is de bedoeling dat ons land in 2050 een duurzame energievoorziening heeft. Iedereen draagt hier zelf aan bij door bijvoorbeeld zoveel mogelijk woningen aardgasvrij te maken. Maar er zullen ook aanpassingen nodig zijn, bijvoorbeeld met windenergie, die moeten worden ingepast in het landschap. Mensen in de omgeving moeten ook voordelen ervaren van geplaatste windmolens.
- De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden
Nederland heeft een sterke internationale concurrentiepositie. Vanuit die positie wordt gewerkt aan een nieuw economisch verdienmodel dat duurzaam is en circulair. Door grondstoffen te hergebruiken in de bouw bijvoorbeeld. De overstap naar duurzame energie en het zorgen voor een gezond milieu zijn belangrijk. Ook zullen bedrijven zich hier goed moeten kunnen vestigen met voldoende ruimte voor bedrijvigheid. Daarvoor is het van belang om alle verschillende aspecten te betrekken die hierbij een rol spelen, zodat duurzaam geld verdiend kan blijven.
- Onze steden en regio’s sterker en leefbaarder maken
Veel mensen zijn op zoek naar een geschikte, betaalbare woning. Iedereen wil graag wonen in een prettige omgeving. Een omgeving met voldoende groen en met aandacht voor veiligheid en gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan groen en fonteinen op plekken waar het erg warm kan worden (hittestress). Tegelijkertijd is het belangrijk dat de woningen goed bereikbaar zijn door goede fiets- en wandelpaden en aansluiting op het wegennet en het openbaar vervoer. Kortom, het gaat niet alleen om voldoende woningen, maar ook om een aantrekkelijke woonomgeving.
- Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen
In sommige regio’s staan de natuurlijke systemen en het landschap onder druk. Soms is daar sprake van een verzakkende bodem, onder meer door een te laag waterpeil. Als het waterpeil omhoog wordt gebracht, kan dat gevolgen hebben voor de landbouw en de veeteelt. In sommige gebieden wordt het dan misschien logischer om duurzame energie te produceren in plaats van voedsel. Tegelijkertijd moeten de kwaliteiten van het landschap worden behouden om te kunnen recreëren en ook vanwege het cultureel erfgoed.
In hoofdstuk 3 van onderhavige plantoelichting zijn de aspecten duurzaamheid, kwaliteit van leefomgeving, bereikbaarheid, groen en water uitgebreid aan de orde gesteld. Tevens in relatie met hoofdstuk 5 kan gesteld worden dat in onderhavige ontwikkeling voldoende aandacht is voor de afwegingen die op basis van de nationale omgevingsvisie dienen te worden gemaakt.
4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe
Laddersystematiek geldt.
De Laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In artikel 1.1.1 onder i van het Bro is een nadere omschrijving van het begrip stedelijke ontwikkeling vastgelegd. Als stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Voor de laddertoets is een separate verantwoording opgesteld, welke integraal als bijlage 4 is opgenomen bij de plantoelichting. De rapportage volgt de voor de "ladder van duurzame verstedelijking", mede op basis van de jurisprudentie van toepassing zijnde beantwoording van de navolgende 5 aspecten:
- 1. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
- 2. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
- 3. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?
- 4. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten bestaand stedelijk gebied?
- 5. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?
In de rapportage wordt geconcludeerd dat de plannen voor de realisatie van de recreatieve poort Hof van Weverslo, mede vanwege de hoge kwaliteit, luxe en comfort, die specifiek inspelen op de wensen en eisen van de (uitgerekte) doelgroep "empty nesters", die nog nergens in de regio zo specifiek benaderd wordt, voldoen aan de eisen van de "ladder voor duurzame verstedelijking" en bovendien een welkome aanvulling zijn voor het toeristisch-recreatieve product van de gemeente Venray.
Door de kennis van de markt en ervaring en het feit dat de bijzondere productmix van het toekomstige Hof van Weverslo precies aansluit bij de ideeën van initiatiefneemster, wordt de kans dat dit, voor de regio, unieke concept succesvol in de markt gezet zal worden, zeer reëel geacht.
Hoewel de laddertoets dateert van november 2019 en ook nog ingaat op een tweede fase van de planontwikkeling die inmiddels geen onderdeel meer uitmaakt van onderhavig bestemmingsplan, is die laddertoets nog steeds actueel (met dien verstande dat de bestaande woning met bijgebouw van 190 m2 behouden zullen blijven; de woning wordt bedrijfswoning en het bijgebouw wordt bedrijfsgebouw behorende bij de recreatieve functie en zal worden gebruikt voor opslagdoeleinden ten behoeve van het bedrijf). De concurrentie op de vakantiemarkt is sterk toegenomen. Uit de vitaliteitsscan Verblijfsrecreatie (Rapport Vitaliteit Verblijfsrecreatie Limburg, ZKA, 2015) blijkt dat binnen deze sector verblijfsrecreatie een urgent probleem bestaat: het kwantitatieve aanbod van bungalowparken en campings is groter dan de vraag en de kwaliteit sluit onvoldoende aan bij de snel veranderende eisen en wensen van de consument. In regio Noord Limburg is geen behoefte aan meer van hetzelfde. Vergrijzing en ontgroening maken dat de consument andere eisen stelt aan het recreatieve verblijf: comfort en luxe zijn belangrijk. Mensen willen meer luxe en meer kortere vakanties. Onderhavige nieuwe ontwikkeling 'Hof van Weverslo'' is een initiatief dat zowel toeristisch perspectief biedt en onderscheidend is doordat het zich richt op het hogere en luxere segment zoals beschreven in paragraaf 3.1 van de plantoelichting. Duurzaam zijn door verse streekproducten te serveren en ook de mogelijkheid tot overnachting door mindervaliden zorgen voor extra onderscheidendheid. Het aantal senioren (babyboomers) groeit nu snel. Samen met de impact van de Coronacrisis op verblijfsrecreatie leidt dit tot een almaar groter wordende vraag naar luxere vakanties in eigen land. Dit effect manifesteert zich in het voorjaar van 2022 des te sterker door personeelsgebrek op luchthavens waardoor vluchten geannuleerd werden (en zullen worden) en met name de oudere vakantiegangers sneller de keuze maken om de vakantie in eigen land te genieten.
Het initiatief is ter instemming voorgelegd aan het regionale PHO Ruimte en deze is akkoord.
4.1.3 Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro en Rarro)
In het Barro zijn een aantal onderwerpen opgenomen waarvoor het rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ruimtelijke regels stelt:
- rond rijksvaarwegen wordt ruimte geborgd voor de veiligheid van scheepvaart;
- rond de Maastakken wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige rivierverruiming;
- rond verschillende hoofdwegen en op enkele locaties wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
- op verschillende locaties wordt ruimte gereserveerd voor (kern)energiecentrales en zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
- de provincies wordt opgedragen de ecologische hoofdstructuur te beschermen;
- primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
- in het IJsselmeer wordt verstedelijkingsruimte beperkt mogelijk gemaakt;
- het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Romeinse Limes worden ruimtelijk beschermd;
- rond militaire radarposten worden voorwaarden gesteld aan windmolens en hoge bebouwing.
Voor een aantal van de genoemde Barro-onderwerpen, waaronder de uitbreiding van het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en de militaire radars, geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Rarro.
Op onderhavig project werken geen van de in het Barro genoemde rijksbelangen rechtstreeks door.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg
De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.
In de Omgevingsverordening legt de Provincie regels vast voor onder meer natuur, milieu, (grond-) water, ontgronding, wegen, ruimte (verstedelijking, woon- en werklocaties, agrarische bedrijven).
De Omgevingsvisie is op 1 oktober 2021 door Provinciale Staten vastgesteld. Voor wat betreft verblijfsaccommodaties wordt aangegeven vraag en aanbod van verblijfsaccommodaties beter in balans gebracht dienen te worden, zowel kwantitatief als kwalitatief. Meer van hetzelfde leidt tot verdringing en leegstand. Een voortdurende kwaliteitsslag is nodig om nieuw en bestaand aanbod aan te passen aan de veranderende vraag van zowel vaste als nieuwe gasten.
Net als in het voorgaande POL 2014 blijft de aanpak staan waarmee wordt gewerkt aan vernieuwing van vakantieparken en kampeerterreinen, met aandacht voor nieuwe doelgroepen, de vraag naar ruime en luxe accommodaties, ruimere opzet van terreinen en goede landschappelijke inpassing. Uitbreiding van het bestaande aanbod is alleen mogelijk als het kwalitatief echt goed is en extra vraag genereert. Meer van hetzelfde leidt tot verdringing en leegstand. Initiatieven die niet het gewenste kwaliteitsniveau hebben, die een bedreiging voor landschappelijke kwaliteiten vormen of versnippering vergroten, worden niet ondersteund.
Gelet op de teruglopende vraag en het overaanbod op met name huisjesterreinen wordt een saneringsslag verwacht bij verouderde accommodaties, met een verkleuring van functies tot gevolg.
Afweging
Aan het buitengebied gerelateerde toeristisch-recreatieve voorzieningen passen binnen de doelstellingen voor de zone buitengebied in de Provinciale Omgevingsvisie Limburg.
De beoogde ontwikkelingen passen bovendien binnen de provinciale en regionale doelstellingen voor verblijfsaccommodaties, aangezien met deze ontwikkelingen het bestaande aanbod wordt verruimd, waarmee tevens plaats wordt geboden aan een nieuwe doelgroep in de hoedanigheid van de (binnen- en buitenlandse) 'empty nesters' en ook de actieve en vitale senioren. Het project speelt in op de belangrijkste wensen van deze specifieke doelgroep, zijnde het beleven van een wandel-, fiets-, wellness- en/of culinaire vakantie in een luxe en comfortabele accommodatie, dichtbij (in) de natuur: 'bezinning en beleving'.
Hiermee wordt het bestaande aanbod aan dagrecreatieve voorzieningen vergroot. Het is een uniekconcept met een hoog kwaliteitsniveau.
Met onderhavige ontwikkeling wordt daarnaast gestreefd naar een goede landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering, zoals in paragraaf 3.2.2 al aan de orde is gekomen. Dit zal tevens de biodiversiteit bevorderen en de belevingswaarde van het gebied doen toenemen.
De ontwikkeling past daarmee binnen de uitgangspunten van de Provinciale Omgevingsvisie.
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg
Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.
Hoewel de op 17 december 2021 vastgestelde Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.
In paragraaf 12.1.5 van de Omgevingsverordening heeft betrekking op 'Vrijetijdseconomie' is bepaald dat toevoeging van vestigingsmogelijkheden voor voorzieningen voor vrijetijdseconomie is toegelaten als dat in overeenstemming is met de Limburgse principes en hoofdstukken 3 (Algemene zonering), 8 (Economie) en 15 (Landschap) van de provinciale omgevingsvisie.
Het plangebied is gelegen binnen de 'Groenblauwe mantel' en binnen het 'Beekdal', zoals uit onderstaande uitsnede bij de kaart 'Landschap' bij de Omgevingsverordening blijkt:
Figuur 16: uitsnede kaart Landschap Provinciale Omgevingsverordening Limburg
Groenblauwe mantel en Beekdal
Het Maasdal, de beekdalen en steilere hellingen vormen samen de groenblauwe mantel binnen de landelijke gebieden van Limburg. Het zijn gebieden waar we goede combinatiemogelijkheden zien voor duurzame vormen van (kringloop) land- en tuinbouw en andere economische functies, vooral door hergebruik van reeds aanwezige monumentale en beeldbepalende gebouwen.
In de Groenblauwe mantel blijft de grondgebonden landbouw de belangrijkste functie en is de agrarische sector tevens de belangrijkste beheerder. De focus ligt hier op het versterken van het klimaatadaptieve karakter met meer ruimte voor de beken en Maas, de biodiversiteit en kernkwaliteiten van het landschap.
Gemeenten hebben de motiveringsplicht om in de toelichting op nieuwe omgevingsplannen of omgevingsplanactiviteiten in de groenblauwe mantel aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in de betreffende gebieden wordt omgegaan. Bij nieuwe ontwikkelingen zal rekening gehouden moeten worden met de aanwezige omgevingskwaliteiten, maar ook met regionale afspraken ten aanzien van de ontwikkeling van onder meer wonen, bedrijventerreinen, detailhandel en vrijetijdseconomie.
Voor wat betreft vrijetijdseconomie ambieert de provincie om het vakmanschap in de recreatie sector te versterken. Er wordt gekozen voor het verhogen van de kwaliteit van het aanbod. Een kwantitatieve uitbreiding van het aanbod is alleen mogelijk als dit niet leidt tot verdringing en leegstand en er moeten op regionale schaal afspraken over kwantiteit en kwaliteit van verblijfsrecreatie en hotels worden gemaakt.
In artikel 7.6 van de Omgevingsverordening is een motiveringsplicht opgenomen die gemeenten vraagt om in de toelichting op nieuwe bestemmingsplannen voor onderdelen van de 'groenblauwe mantel' aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in het betreffende gebied wordt omgegaan. Voor een beschrijving van de kernkwaliteiten in de groenblauwe mantel (voorheen: 'bronsgroene landschapszone') en een globale ruimtelijke duiding wordt verwezen naar de Omgevingsverordening (en Landschapskader Noord- en Midden-Limburg, deel A, hoofdstuk 4 onder ‘Landschapsecologie’). Bij verlies van natuurwaarden in deze zone is compensatie aan de orde, verder uit te werken in de Beleidsregel Natuurcompensatie.
Ten aanzien van toerisme en recreatie (vrijetijdseconomie) heeft Limburg een goed imago. Dit uit zich in de kwaliteit van het landschap én beeldbepalende en onderscheidende vrijetijdsproducten en -diensten zoals (inter)nationale topevenementen, attracties, kooptoerisme, zakelijk toerisme, waterrecreatie, streekproducten en het bourgondische leven. Dit trekt gasten aan uit binnen- en buitenland. Het is goed voor een substantieel werkgelegenheids- en marktaandeel. Dat draagt daarmee bij aan een goed woon-, werk- en leefklimaat voor haar inwoners. Speerpunten in Noord-Limburg zijn onder meer:
- de Maas, cultuurhistorie, natuur en landschap, Bourgondisch en gastvrij, funshoppen in aantrekkelijke steden, verbindingsregio van landen en culturen, de groene (be)leefomgeving van Maasduinen en Peelgebied.
- Toverland, Arcen en Odapark.
- Verblijfsrecreatie, fiets- en wandelvoorzieningen als basis, regio van de gezonde voeding.
Vergrijzing en ontgroening maken dat de consument andere eisen stelt aan het verblijf: comfort en luxe zijn belangrijk. Veranderingen in de gezinssamenstelling (meer eenoudergezinnen) en de wens om met drie generaties (ouders, kinderen en grootouders) op vakantie te gaan vragen om aanpassing in het type aanbod. In Nederland is sprake van een afname van de vraag naar kamperen. Oorzaken hiervoor zijn dat mensen meer luxe willen en dat vakanties korter worden. Mensen verblijven daarom liever in een chalet of vakantiewoning.
Toets aan Omgevingsverordening Limburg
Deze ontwikkeling is niet strijdig met de doelstellingen zoals beschreven in de Omgevingsverordening Limburg mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden. Zoals in paragraaf 3.2.2 al aan de orde is gekomen, voorziet het voor deze ontwikkeling opgenomen landschappelijke inpassingsplan in een versterking van de kernkwaliteiten van het gebied, zorgt het voor de verbreding van de koppeling tussen natuurgebieden en daarmee ook voor de verbetering van de natuurlijke waarden rondom de AEF-beek (Weverslo en De Nachtegaal). Dit zal tevens de biodiversiteit bevorderen en de belevingswaarde van het gebied doen toenemen.
Tevens ziet de ontwikkeling op het aanbod in luxe verblijfsmogelijkheden, en wordt aangesloten op hetgeen de regio sterk maakt: wandelen, fietsen, gezonde voeding, natuur en landschap.
Onderhavig initiatief is reeds aan de 'regiotafel recreatie' getoetst in het regionale portefeuillehoudersoverleg voor recreatie en economie (portefeuillehoudersoverleg Ruimtelijke Domein (PHO Ruimte) d.d. 7 november 2019, agendapunt 8) en akkoord bevonden.
Het project is dan ook niet strijdig met de Omgevingsverordening Limburg.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'
In het coalitieakkoord 2018-2022 'Een gezonde toekomst voor Venray' is opgenomen dat de gemeente Venray wil komen tot een nieuwe strategische visie met een horizon tot 2030. Deze stip op de horizon moet richting geven aan de vraag waarin de gemeente zich de komende jaren wil ontwikkelen gezien de actuele trends en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, energie, duurzaamheid, leefomgeving, gezondheid, demografie en technologie, maar ook kijkend naar de positie en rol van de gemeentelijke overheid.
Hiertoe heeft de gemeenteraad op 27 juni 2019 een nieuwe strategische visie vastgesteld; de Toekomstvisie 2030 'Venray loopt voorop'. Deze visie vervangt de Strategische visie Venray 2020 en de nota 'Venray, stad in de Peel (2025)'.
De toekomstvisie geeft richting om de koers te bepalen waarlangs we de gevolgen van de trends en ontwikkelingen laten landen in de gemeente, binnen de gemeenschap van Venray én in de regio. Belangrijke thema's uit de vorige (herijkte) strategische visie 'Tweede stad in de Peel' lopen door naar deze visie. 'Venray loopt voorop' geeft een eigentijdse vertaling van zelfsturing met een herijking van participatie en de rol van de overheid. Daarnaast is er veel aandacht voor de kwalitatieve ontwikkeling van onder meer de leefomgeving. Ook is samenwerking nader geduid als het gaat om de regio, met onderwijs, bedrijfsleven en in de naaste omgeving van inwoners.
Speciale aandacht verdient de komst van de Omgevingswet. De toekomstvisie 2030 is een belangrijke 'eerste stap' (identiteit, kwaliteiten, doelen) voor de totstandkoming van de Omgevingsvisie. In dat traject zal de verdieping plaatsvinden op de toekomstvisie, meer specifiek in de ruimtelijke vertaling.
De gemeente Venray heeft voor de komende tien jaar de volgende vijf concrete ambities geformuleerd:
"In het Venray van 2030:
- 1. zijn inwoners, hun netwerken, culturen en voorzieningen met elkaar verbonden;
- 2. woon je groen en sociaal;
- 3. zorgt ondernemerschap met aandacht voor mens, dier en milieu, voor nieuwe economische kansen;
- 4. stroomt kennis, creativiteit en vernieuwing;
- 5. is iedereen mobiel."
In de toekomstvisie wordt geconstateerd dat de agrarische sector bijdraagt aan het recreatieve aanbod. Landbouwgrond is beschikbaar gesteld voor wandel- en fietsroutes en je kunt onderweg uitrusten op een terrasje of op excursie bij de boer. Natuurontwikkeling heeft in deze transitie weer de kans gekregen. Het Limburgse landschap heeft meerdere functies: recreatie en ontspanning, (agrarisch) ondernemerschap en natuurbeleving. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed op hoe de beschikbare ruimte wordt ingericht.
Deze aspecten (recreatie en ontspanning, ondernemerschap en natuurbeleving) komen tot leven bij Hof van Weverslo. Een reguliere woonbestemming wordt omgevormd en uitgebreid tot een recreatieve poort, waarbij natuurontwikkeling de drager wordt van de recreatieve poort. Hier wordt aangehaakt op de bestaande wandel- en fietspaden en worden de opbrengsten van de regionale agrarische sector (fruit-groente-vlees) verwerkt in gerechten waarmee de 'Regio van de Smaak' (en de smaak van de regio) wordt gepromoot. Hof van Weverslo is als recreatief concept sterk gericht op kwaliteit. Omdat er een doelgroep wordt aangesproken die van comfort, luxe en natuur houdt, zorgt dit concept voor een kwaliteitsimpuls waardoor er meer bezoekers naar het gebied trekken. Het initiatief draagt bij aan de gewenste verbreding van het toeristisch aanbod in de gemeente Venray en daarmee aan de lokale economie.
De (esthetische) kwaliteit van de nieuwe bebouwing zal aansluiten op het landelijke karakter en de in het gebied voorkomende historische bouwstijlen, waarbij tevens de duurzaamheidsmaatregelen betrokken worden.
Deze invulling van de locatie betreft een nieuwe economische kans en is daardoor niet strijdig met de toekomstvisie.
4.3.2 Omgevingsvisie Venray
Op 2 november 2021 heeft de gemeenteraad van Venray de Omgevingsvisie Venray vastgesteld. De omgevingsvisie van geeft aan wat belangrijk wordt gevonden in de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving is alles wat we buiten zien en voelen: bijvoorbeeld hoe de gemeente eruit ziet, wat de kwaliteit is van de lucht en welke bedrijven er zijn. De omgevingsvisie gaat in op ambities, beleid en de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, wonen en werken en cultureel erfgoed.
De onderdelen van deze leefomgeving waar de gemeente trots op is, moeten worden beschermd en verbeterd. Daarnaast zet de gemeente in op nieuwe doelen die zijn beschreven in vier hoofdambities. De omgevingsvisie is gebiedsgericht.
In de agrarische gebieden:
- We bevorderen werkgelegenheid en economische groei door onze groene omgeving open te stellen aan gasten en toeristen.
- We spelen in op kansen in het landelijk gebied, zoals het toevoegen aan een gezinstrekker die past bij de identiteit van Venray en onderscheidend genoeg is ten opzichte van huidige aanbieders.
- We verrijken het agrarische gebied door kleinschalige recreatie, bijvoorbeeld B&B’s, Bed & Paard, vakantiewoningen en boerencampings. Dit zijn gezinstrekkers die passen bij de identiteit van Venray.
- We ontwikkelen thema fiets- en wandelroutes.
Omdat er voor de gezinnen zoals voornoemd al veel recreatiemogelijkheden zijn, richt initiatiefnemer zich in het bijzonder op de (binnen- en buitenlandse) 'empty nesters' en de actieve en vitale senioren (in principe in leeftijd variërend van 45 t/m 70) waarvoor veel minder specifieke recreatiemogelijkheden op zijn toegerust. Uiteraard zijn ook andere personen die zich aangetrokken voelen tot de bijzondere, luxe en comfortabele productmix welkom, maar de focus zal liggen op deze specifieke doelgroep.
Het project speelt in op de belangrijkste wensen van deze specifieke doelgroep, zijnde het beleven van een wandel-, fiets-, wellness- en/of culinaire vakantie in een luxe en comfortabele accommodatie, dichtbij (in) de natuur: 'bezinning en beleving' en past daarmee in de Omgevingsvisie Venray.
4.3.3 Visie en actieprogramma recreatie en toerisme 2026
In 2010 is de kadernota Toerisme en Recreatie vastgesteld. Met name om tred te houden met de ontwikkelingen in de sector én met regionale en provinciale ontwikkelingen, was het noodzakelijk om deze te actualiseren. Venray is met ongeveer 3.75 miljoen dagrecreatieve
bezoeken en 146.000 overnachtingen goed voor circa € 67 miljoen bestedingen op jaarbasis. Met name de dagrecreatieve sector is sterk vertegenwoordigd in Venray. Het winkelaanbod in het centrum speelt hierin een voorname rol evenals een aantal grote evenementen.
De toeristisch-recreatieve sector is ambitieus en wil zich de komende jaren verder ontwikkelen. Er liggen kansen voor crossovers met andere sectoren bijvoorbeeld met de agrarische sector en met het centrumgebied. Gezamenlijk heeft de sector in de nieuwe Visie en actieprogramma recreatie en toerisme 2026, door de gemeenteraad van Venray vastgesteld op 12 mei 2020, een viertal ambities vastgesteld, waarmee ze aan de slag wil. Deze zijn als volgt geformuleerd:
1. We sluiten aan bij regionale samenwerkingsverbanden binnen Noord-Limburg maar ook met Brabant om gezamenlijk meer toeristen te trekken en bestedingen te genereren. Binnen die samenwerking zijn we onderscheidend door ons als gemeente te focussen op twee grote kernthema’s.
2. We gaan de beleving van ons mooie en diverse landschap versterken door meer en betere routes, meer gethematiseerde routes die passen bij het DNA van Venray (Liberation, schapen, psychiatrie) en de realisering van Land-art en uitzichtpunten.
3. We gaan de kwaliteit en diversiteit van ons verblijfsaanbod verder versterken. Er wordt nieuw en bijzonder kwaliteitsaanbod toegevoegd (gekoppeld aan thema’s) en daarnaast hebben we voortdurende aandacht voor de vitaliteit van ons huidige aanbod.
4. We gaan ons centrum verrijken met R&T om de verblijfsduur te vergroten en gaan ons actief inzetten om een nieuwe gezinstrekker in het buitengebied binnen te halen. Daarnaast willen we het huidige aanbod kwalitatief versterken en onder de aandacht brengen.
Begin 2019 hebben de Noord-Limburgse gemeenten gezamenlijk de ambitie opgesteld om de gezondste regio van Nederland te worden. Ook de toeristisch-recreatieve sector wil en kan hieraan bijdragen. In 2026 is de voedselindustrie ook voor toerisme en recreatie van belang. Bezoekers kunnen op meerdere plekken in de gemeente een kijkje nemen bij een agrarisch bedrijf en hier hun kennis verrijken (bijv. over insectenteelt). Immers, de agrarische sector maakt onderdeel uit van het DNA van Venray. Lokale streekproducten zijn belangrijk voor Venray, zowel in de horeca als voor de verkoop. De recreatieve routes binnen de gemeente, stimuleren inwoners, bezoekers en toeristen daarnaast om extra te bewegen.
Een aantal trends met betrekking tot recreatie en toerisme heeft aan de wieg gestaan van het initiatief Hof van Weverslo. Deze betreffen:
- De beleving staat centraal
- Men ervaart door maatschappelijke druk en hectiek gemakkelijk stress en heeft daarom behoefte aan een ontspanning van lichaam en geest
- Ouderen hebben meer tijd voor leisure dan andere groepen, waardoor het belangrijk is de faciliteiten af te stemmen op de wensen van deze groep
- Door ontwikkelingen in mobiliteit en technologie kunnen consumenten kiezen uit een groter aanbod dan ooit tevoren. Onderscheidendheid kan worden gecreëerd door middel van een thema of voorzieningen. Venray kan inspelen op deze trend door (kleinschalige) bijzondere vormen van verblijf toe te voegen.
Uit deze Visie en actieprogramma recreatie en toerisme 2026 blijkt dat hetgeen beschreven wordt als ambitie en trend, tot verwezenlijking komt met de recreatieve poort 'Hof van Weverslo'.
4.3.4 Energiestrategie 2030
In 2013 is de Energiestrategie 2030 voor de gemeenten Beesel, Venlo en Venray: 'Energie voor groene groei' vastgesteld. Door de gemeenteraad is daarbij de ambitie uitgesproken om in 2030 CO2-neutraal (ofwel energieneutraal met compensatiemaatregelen) te zijn. Op basis van deze visie is door het college het 2e Uitvoeringsprogramma Energie Venray (2018-2021) vastgesteld. Met de Energiestrategie en het bijbehorende UP zijn de doelstellingen en de gefaseerde uitvoering op lange en korte termijn uitgewerkt.
De gemeente is voor het bereiken van de energiedoelen afhankelijk van alle energiegebruikers en energieleveranciers in de gemeente: bedrijfsleven, huishoudens, instellingen etc. De samenleving laat zich echter niet door de overheid sturen om energie te besparen of lokaal duurzaam op te wekken. Daarvoor moet er in de samenleving vooral ruimte zijn die leidt tot creativiteit en innovatie van de bedrijven en inwoners zelf. De overheid heeft daarin een rol als partner die samenwerkt, belemmeringen wegneemt, faciliteert en het goede voorbeeld geeft. De betrokkenheid van de overheid zorgt voor het aanjagen en versnellen van de gewenste ontwikkelingen.
Het streefbeeld in 2030 voor woningen laat zich als volgt schetsen:
- Gebouwen hebben de laagste energievraag
- Gebouwen worden energiecentrales
- Slimme netwerken zorgen voor optimale uitwisseling
- 50% van de bestaande woningen en gebouwen zijn 50% energiezuiniger en 50% van de woningen voorziet in 100% van eigen energievraag
Door de positionering van de recreatieve poort, met de glaspartijen naar de zuidzijde en de dichte wanden in het talud richting de noordelijke (koude) zijde, wordt ervoor gezorgd dat wamte binnen komt en koude buiten blijft. De overstekken aan de zuidzijde voorkomen dat in de zomer de opwarming van de ruimten aan de zuidzijde te ver doorslaat. Voor het overige zal op het moment van indiening van een aanvraag om een omgevingsvergunning bepaald worden welke de op dat moment wenselijke en benodigde duurzame vorm van energievoorziening is.
4.3.5 Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Merselo
In de Structuurvisie Dorpsontwikkelingsplan Merselo van mei 2019 wordt het gemeentelijk beleid op diverse aspecten voor de kern Merselo beschreven. Voor het aspect recreatie en toerisme wordt geconstateerd dat er reeds enkele faciliteiten op het gebied van kleinschalig toerisme aanwezig zijn. In de visie worden enkele campings, een vakantieboerderij en vakantieappartementen genoemd. Een recreatieve poort met verblijfsmogelijkheden als bedoeld in onderhavig plan wordt niet genoemd in de analyse van het bestaande gebied. Het groene, bosrijke buitengebied leent zich volgens de structuurvisie zeer goed voor recreatieve activiteiten. Dit komt ook in de overige reeds benoemde beleidsdocumenten aan de orde.
Ook in de toekomst moet er ruimte zijn voor de ontwikkeling van recreatieve en toeristische initiatieven. Voor wat betreft de vestigingslocatie van een recreatieve poort met verblijf en de bijbehorende voorzieningen zijn in de structuurvisie geen specifieke duidingen opgenomen. Er wordt enkel in de analyse van het gebied gesproken dat het beboste buitengebied zich bij uitstek leent voor recreatieve activiteiten. Weverslo 2a is gelegen in een gebied dat verschillende beboste percelen kent. Deze bospercelen zullen door de ontwikkeling niet aangetast worden en zelfs door de aanleg van de landschappelijke inpassing beter met elkaar worden verbonden. In deze zin draagt de ontwikkeling bij aan het aanwezige bosrijke karakter van de omgeving.
4.3.6 Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling
De Structuurvisie bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling 2011 is vastgesteld op 20 december 2011 en op 1 januari 2012 in werking getreden. Het in deze structuurvisie vastgelegde kwaliteitsbeleid omtrent een bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling is gebaseerd op de gedachte dat ruimtelijke ontwikkelingen (bouwactiviteiten) leiden tot verlies aan ruimtelijke kwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Achterliggend doel is het behoud en waar mogelijk versterking van de (groene) kwaliteiten van zowel het buitengebied als het stedelijk gebied.
Het ruimtelijk beleid in het stedelijk en het buitengebied is vastgelegd in diverse ruimtelijke visies en bestemmingsplannen. Deze zijn maatgevend voor waar welke ontwikkelingen worden toegestaan. In dit beleid en deze regelgeving wordt ook ingegaan op de ruimtelijke kwaliteit en maatregelen die kunnen worden genomen.
Op basis van het Limburgs kwaliteitsmenu zijn verschillende soorten ontwikkelingen in modules uitgewerkt. Per module wordt ingegaan op de algemene beleidsdoelen en voorwaarden die gelden voor een dergelijke ontwikkeling. Tevens is per module de hoogte van de bijdrage Ruimtelijke ontwikkeling, indien van toepassing uitgedrukt in een bepaald bedrag per m2, aangegeven. Daarnaast is aangegeven welke soort kwaliteitsverbeterende maatregelen gewenst zijn.
Onderhavig initiatief valt, na afstemming hierover met het bevoegd gezag, binnen deze structuurvisie binnen de ontwikkeling “Gebiedseigen en/of kleinschalige recreatie”. Voor ruimtelijke ontwikkelingen van deze aard wordt in het buitengebied een minimumverhouding rood:groen van 1:5 gehanteerd. Dit houdt in dat voor elke vierkante meter bebouwing en verharding een compensatie van 5 vierkante meter groen wordt gevraagd.
In Bijlage 1 bij het landschappelijk inpassingsplan is berekend wat de omvang van de oppervlakte aan groen is welke dient te worden gerealiseerd voor onderhavig initiatief. Dit is gebaseerd op de te realiseren bebouwing en verharding en is tevens onderstaand opgnomen:
Figuur 16a: berekening investering landschap
Uit de totale berekening volgt de volgende benodigde natuur-/landschapscompensatie van totaal: 34.350,9 m2 = 3,44 hectare
Het totale inrichtingsplan voorziet in een te realiseren natuur-/landschapscompensatie van 36.848 m2. Hierdoor wordt aan de Structuurvisie Bijdrage Ruimtelijke Ontwikkeling voldaan.
4.3.7 Vigerend bestemmingsplan
Voor het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
Naam bestemmingsplan | Bestemming | Vaststelling Raad | |||
bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010, inclusief herziening regels | - bestemming Agrarisch, Agrarisch met Waarden, Natuur, Water en Wonen - dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 en 2', 'Waarde - Esgronden' en 'Waterstaat - beschermingszone watergang' - functieaanduiding 'bouwvlak' - gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerzone (max. bouwhoogte 85, 90 resp. 95 m) - gebiedsaanduiding reconstructiewet- zone - verwevingsgebied | 14 december 2010 en 20 september 2017 |
Afbeelding 17: Uitsnede verbeelding
Binnen deze bestemmingen is het exploiteren van de recreatieve poort 'Hof van Weverslo' niet toegestaan. Daarom is het noodzakelijk om een reguliere bestemmingsplanprocedure te doorlopen.
Hoofdstuk 5 Milieu-planologische Aspecten
5.1 Milieu Effect Rapport
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In het gewijzigde Besluit staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet een m.e.r.- beoordelingsbesluit worden genomen. Dit houdt in dat in afwijking van voorheen voor iedere activiteit die wordt genoemd in kolom 1, ook al blijft deze onder de drempelwaarde van gevallen in kolom 2, een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet worden genomen. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing met beschrijving van de activiteiten, de noodzaak en de (milieu)gevolgen dient tevens gezien te worden als 'aanmeldnotitie' op basis waarvan het m.e.r.-beoordelingsbesluit kan worden genomen.
Uit bijlage onderdeel D, Besluit milieueffectrapportage.
Wanneer een project wordt getoetst aan onderdeel D en wordt gekeken in kolom 2 van de D-lijst, is hier een drempelwaarde opgenomen voor 'een oppervlakte van 100 ha of meer'.
In casu behoeft er geen m.e.r.-beoordelingsbesluit te worden genomen. De activiteit voor de realisatie van de recreatieve poort daar waar nu de bestemming Wonen geldt, inclusief aangrenzende gronden, waarbij het plangebied een omvang heeft van circa 5,5 ha, valt niet binnen de definitie van kolom 1, 'een stedelijk ontwikkelingsproject' waarbij de drempelwaarde van 100 ha (kolom 2) wordt overschreden.
Overigens passeren in onderhavige plantoelichting alle relevante milieuaspecten uitgebreid de revue en wordt geconstateerd dat aan betreffende wet- en regelgeving wordt voldaan.
5.2 Geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh).
De N270 is aangewezen als weg met een maximumsnelheid van 80 km/h en aan Weverslo, Zandstraat en Janslust is een maximumsnelheid van 60 km/h toegestaan. De nieuwe bestemming waarbinnen zich verblijfsfuncties bevinden, zijn gelegen binnen de geluidzones van Weverslo en Janslust. Echter, hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn geen geluidsgevoelige objecten. In situaties waarop de Wgh niet van toepassing is, vind de bescherming tegen geluid via de invulling van 'een goede ruimtelijke ordening' plaats.
Bij de afbakening van geluidsgevoelige functies die niet door de Wgh worden beschermd, kan in eerste instantie worden aangesloten bij de geluidsgevoelige gebouwen en terreinen van de Wgh. Ook voor andere functies kan, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, een zeker mate van bescherming tegen geluid nodig zijn.
Vooralsnog is het uitvoeren van dergelijk onderzoek dus niet noodzakelijk.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt niet in een zone van een spoorweg.
5.3 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied een bodemgevoelige functie toegelaten in de vorm van verblijf. Deze nieuwe bodemgevoelige functie beslaat een groter gebied dan waarop nu reeds de bestemming Wonen rust. Voor alle bestemmingen, waarbij de functie wijzigt of de locatie wordt heringericht, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in kaart te worden gebracht.
Op 3 september 2021 heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op een locatie aan de Weverslo 2a te Merselo, gemeente Venray. Hierin is het volgende geconstateerd:
'Algemeen
De bodem op de locatie bestaat tot de verkende diepte van 0,5 m-mv overwegend zandige veenhoudende klei. Vervolgens wordt tot de verkende diepte matig fijn siltig zand aangetroffen. Lokaal bevindt zich een dunne veenlaag. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is geen aanvullende informatie naar voren gekomen welke tot een aanpassing van de boorstrategie heeft geleid.
Grond
In de grondmengmonsters MM1 en MM2 (bovengrond) zijn analytisch licht verhoogde gehalten met cadmium aangetoond. De gehaltenoverschrijden de achtergrondwaarden, doch overschrijden de interventiewaarden niet. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan de milieuhygiënische kwaliteit van deze bodemlaag indicatief als klasse AW2000 beschouwd worden.
In het grondmengmonster MM3 (ondergrond) zijn analytisch geen van de onderzochte parameters in verhoogde mate aangetoond. Allen liggen onder de achtergrondwaarden. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan de milieuhygiënische kwaliteit van deze bodemlaag indicatief als klasse AW2000 beschouwd worden.
Grondwater
In het grondwater uit peilbuis PB01 zijn analytisch geen verhoogde concentraties aangetoond.
Asbest in grond
In het kader van dit onderzoek is geen specifiek onderzoek (conform NEN5707) verricht naar het voorkomen van asbest in de grond en op het maaiveld. Wel heeft een indicatieve inspectie van het terrein plaatsgevonden. In de vrijkomende grond en op het maaiveld zijn geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Het voorliggende onderzoek doet echter geen bindende uitspraak over de aan- of afwezigheid van asbest in de bodem binnen de onderzoekslocatie.Toetsing hypothese
De hypothese ‘onverdacht’ kan op basis van de resultaten, slechts licht verhoogde gehalten met cadmium in de bovengrond, formeel worden aanvaard.
Nader bodemonderzoek
Op basis van voornoemde samenvatting en conclusies is nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde.
Resumé en aanbeveling
Middels onderhavig bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vastgelegd. In het kader van de Wet bodembescherming zijn geen aanvullende procedures noodzakelijk. Op basis van de bevindingen uit onderhavig bodemonderzoek zijn er, ons inziens, vanuit milieuhygiënisch oogpunt derhalve geen belemmeringen c.q. beperkingen voor de geplande ontwikkelingen op deze locatie.'
Het verkennend bodemonderzoek is integraal als bijlage 1 bij deze plantoelichting opgenomen.
5.4 Luchtkwaliteit
De regels inzake luchtkwaliteit kennen het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
De Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' bevat regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).
Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM).
Onderhavig plan heeft betrekking op de omzetting van de bestemming Wonen en Agrarisch (al dan niet met Waarden) in een bestemming 'Recreatie' en een bestemming 'Natuur'.
Het aantal verkeersbewegingen zal op basis van de voorziene bedrijfsvoering toenemen tot een aantal van circa 419 per etmaal (waarvan 9 zijn te relateren aan de bedrijfswoning).
Via de NIBM-rekentool is een berekening gemaakt waaruit blijkt dat bij een toename van het aantal van 419 verkeersbewegingen per dag (waarvan minder dan 3% zwaarder verkeer) sprake is van 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Afbeelding 18: uitvoer NIBM-tool
De nieuwe verblijfsaccommodatie is echter ook een object dat moet voldoen aan het blootstellingscriterium. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden bezien of de luchtkwaliteit ter plaatse goed genoeg is om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen.
Volgens de kaarten van het RIVM bedraagt de actuele concentratie PM10 ter plaatse van het plangebied 16 microgram/m3, en de concentratie NO2 17 microgram/m3. In de Wet milieubeheer is de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 40 microgram/m3. Voor NO2 bedraagt de jaargemiddelde grenswaarde eveneens 40 microgram/m3.
De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is hiermee goed te noemen.
Luchtkwaliteit vormt derhalve ook geen belemmering voor het plan.
5.5 Externe Veiligheid
5.5.1 Risicovolle inrichtingen (Bevi)
De veiligheid rond bedrijven wordt gereguleerd in de vigerende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu (of het Activiteitenbesluit) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen van 21 oktober 2004 (Bevi). In het Bevi zijn specifieke regels opgenomen voor specifieke risicovoIle inrichtingen. Het gaat hierbij onder meer om inrichtingen in het kader van het Besluit risico's zware ongevallen 1999, LPG-tankstations, inrichtingen waar gevaarlijke (afval)stoffen of bestrijdingsmiddelen in emballage van meer dan 10.000 kg worden opgeslagen of inrichtingen met een koel-of vriesinstallatie met meer dan 400 kg ammoniak. In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren, hotels, winkelcentra, campings) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen dan wel bedrijfsgebouwen van derden, kleinere kantoren, hotels en winkels, sporthallen, zwembaden) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6/jr.
Het kan gaan om inrichtingen waarbij door middel van een vaste afstand wordt voldaan aan deze contour (zogenaamde “categoriale inrichtingen”) en inrichtingen waarbij deze contour individueel moet worden berekend (Quantitative Risk Assement (QRA)). Dit is geregeld in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Bij het nemen van een planologisch besluit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan) moet het bevoegd gezag deze contour in acht nemen voor kwetsbare objecten. Hierbij geldt de PR-contour 10-6/jr. als grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour als richtwaarde, d.w.z. in principe moet PR 10-6/jr. aangehouden worden, maar er mag gemotiveerd van worden afgeweken.
Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsrisico (GR). Het groepsrisico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm (zoals de PR-contour 10-6/jr. wel is) maar een zogenaamde oriënterende waarde. Het berekende groepsrisico wordt weergegeven in een curve, waarbij de kans op een ongeval wordt uitgezet tegen het aantal mensen dat daarbij om kan komen. In dezelfde grafiek wordt de oriënterende waarde uitgezet. Als die wordt overschreden door een ruimtelijke ontwikkeling moet dat worden verantwoord. Hiermee wordt in beeld gebracht of en in welke mate het bevoegd gezag het GR wel of niet aanvaardbaar vindt, al dan niet na het nemen van maatregelen.
De verblijfsaccommodatie is te kwalificeren als een (beperkt) kwetsbaar object. Volgens de Risicokaart van de provincie Limburg liggen in de directe omgeving (in een straal van 500 m) van het plangebied twee risicovolle inrichtingen of risicovolle installaties.
Het betreft de inrichting aan Weverslo 2 (varkensfokkerij) waar een bovengrondse propaantank met een capaciteit van 5000 liter aanwezig is, met een plaatsgebonden risicocontour van 20 meter. De feitelijke afstand tussen deze risicocontour en het plangebied bedraagt 190 meter.
Verder ligt er aan Weverslo 5 (eveneens een varkenshouderij) ook een bovengrondse propaantank welke een capaciteit heeft van 3000 liter; de plaatsgebonden risicocontour bedraagt 20 meter. De feitelijke afstand tussen deze risicocontour en het plangebied bedraagt 310 meter.
Aan de Nachtegaalweg 6 ligt een inrichting met een bovengrondse propaantank welke een capaciteit heeft van 3000 liter, maar betreffende risicocontour van 20 meter ligt op een grotere afstand dan 500 meter.
Afbeelding 19: uitsnede uit risicokaart met plangebied ter plaatse van blauwe ster
Gezien de ruime afstanden tussen het plangebied en de propaantanks, zal de ontwikkeling hierdoor niet worden belemmerd.
5.5.2 Vervoer gevaarlijke stoffen
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd. Daarmee wordt de opdracht aan het bevoegd gezag voor ruimtelijke besluiten nadrukkelijk vastgelegd om rekening te houden met de risico's van transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. In het basisnet is de omvang voor de verschillende transportmodaliteiten vastgelegd.
De dichtstbijzijnde weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de N270 (Deurneseweg).
In onderstaande tabel zijn de vervoersintensiteiten voor 2020 weergegeven voor 3 soorten gevaarlijke stoffen, namelijk LF1 en LF2-stoffen (brandbare vloeistoffen) en GF3-stoffen (brandbare gassen/ LPG en propaan):
Vervoershoeveelheden N270 (jaarintensiteiten) | ||||||
N270 | LF1 | LF2 | GF3 | |||
Wegvak B124:N270/N277 (bij Ysselsteyn)-A73/N270 (A73 afrit 9 Venray) | 673 | 224 | 390 |
De PR-contour 10-6/jr bedraagt hier 0 meter en het invloedsgebied in verband met het groepsrisico bedraagt 200 m. De afstand van de nieuwe bebouwing met verblijfsruimten tot aan de provinciale weg bedraagt ruim 340 meter. Er behoeft derhalve geen groepsrisico te worden verantwoord.
5.6 Milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om milieuzonering hanteerbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
5.6.1 Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten
De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
- de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
- de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.
De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
5.6.2 Invloed milieuhinder vanuit de inrichting
Het plangebied ligt in het buitengebied van Merselo. Het project heeft betrekking op een inrichting welke vergeleken kan worden met de in de Brochure genoemde functies 'hotel', 'conferentie-oord', 'restaurant', 'vakantiecentrum' en 'sauna-baden'; de hierbij behorende zwaarste categorie is 3, met een bijbehorende richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk/woning in rustig buitengebied. In casu echter, is er sprake van een menging van burgerwoningen, (intensieve) veehouderij en overige agrarische bedrijfsbestemmingen, een niet-agrarische bedrijfsbestemming en een natuurbegraafplaats; dit betekent dat uitgegaan mag worden van een dynamische omgeving waarbij één afstandsstap lager gehanteerd mag worden (zijnde 30 meter).
De enige, binnen een afstand van 50 meter vanuit het plangebied gesitueerde (bedrijfs)woning van derden (Weverslo 2b) ligt op circa 25 meter uit de nieuwe bestemming Recreatie.
Ook de woningen aan de Deurneseweg 82 en 84 bevinden zich ruim buiten de richtafstand.
Tevens is gekeken of het nieuwe initiatief een belemmering vormt voor de andere functies in de omgeving. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich in een straal van 200 meter, zes (agrarische) bedrijven, waarvan drie intensieve veehouderijbedrijven. Voor deze bedrijven is met neme het geuraspect van belang. Vanuit het initiatief dient beoordeeld te worden of het initiatief geen belemmering vormt voor betreffende bedrijven.
Doordat er reeds een bestemming Wonen op het deel van het plangebied rust, dat het dichtste bij de veehouderijen is gelegen, was er in de bestaande situatie al sprake van een beperking; door de wijziging naar de bestemming Recreatie en Natuur wordt deze beperking niet vergroot, zodat deze veehouderijen niet in hun bedrijfsvoering worden geschaad. Ten opzichte van de overige veehouderijen geldt dat de afstand tot het plangebied groter is dan de richtafstand voor deze agrarische bedrijven. Voor het aspect geurhinder dient echter ook in beeld te worden gebracht of er ter plaatse van het initiatief sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat (omgekeerde werking). Hierover handelt de volgende subparagraaf.
5.6.3 Geurhinder
In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich zoals hiervoor gezegd in een straal van 200 meter, zes (agrarische) bedrijven, waarvan drie intensieve veehouderijbedrijven.
Het wettelijk kader voor geur afkomstig van veehouderijen is vervat in de Wet geurhinder en veehouderij (en gelijkluidend in het Activiteitenbesluit milieubeheer). Dit wettelijk kader schrijft voor op welke wijze het bevoegd gezag de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij uitbreidt of wijzigt. In deze wetgeving zijn geurnormen en minimaal vereiste vaste afstanden benoemd.
De toets van het aspect 'geur' is in oktober 2021 (geactualiseerd in juni 2022) uitgevoerd door LS Plan & Advies. In deze rapportage welke integraal als bijlage 7 is bijgevoegd, zijn twee onderzoeksvragen beschouwd. Onderstaand zijn beide vragen met de bijbehorende conclusies opgenomen:
- Vraag 1: Zorgt de ontwikkeling van de recreatieve poort ‘Hof van Weverslo’ voor onevenredige beperkingen in de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende veehouderijen?
Doelstelling is om een ruimtelijke procedure te doorlopen voor onderhavige ontwikkeling, de realisatie van recreatieve poort 'Hof van Weverslo'. De bestaande woning blijft hierbij ongewijzigd behouden. Uit een beschouwing van de ligging van de planlocatie in relatie tot omliggende veehouderijen en de richtafstanden uit de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering volgt dat voor het hoofdgebouw van 'Hof van Weverslo' voor alle omliggende veehouderijbedrijven ruimschoots aan de richtafstanden (voor de aspecten geur, stof, geluid, gevaar) voor omgevingstype gemengd gebied wordt voldaan. Hieruit kan in beginsel reeds geconcludeerd worden dat er ten gevolge van deze bedrijvigheid sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in het plangebied en dat de ontwikkeling niet zorgt vooronevenredige belemmeringen in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden.
Voor Weverslo 2B en Weverslo 2 kan enkel niet worden voldaan aan de richtafstanden voor het aspect geur indien wordt uitgegaan van omgevingstype rustig buitengebied, in plaats van omgevingstype gemengd gebied. Derhalve is voor dit aspect een nadere beschouwing uitgevoerd. Gelet op de omvang van de aanwezige bedrijven Deurneseweg 72 en Deurneseweg 87 zijn deze volledigheidshalve ook betrokken bij een nadere afweging omtrent geur.
Voor de adressen Weverslo 2B, Weverslo 2, Deurneseweg 72 en Deurneseweg 87 zijn aanvullende geurberekeningen (voor- en achtergrondbelasting) uitgevoerd. Voor deze adressen kan ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden het volgende worden geconcludeerd:
- Weverslo 2B: De ontwikkeling van 'Hof van Weverslo' heeft geen gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van Weverslo 2B. De bestaande (ongewijzigd te behouden) woning Weverslo 2a is namelijk het bepalende object voor de ontwikkelingsmogelijkheden. Deze toetsing blijft dus ongewijzigd behouden.
- Weverslo 2: De ontwikkeling van 'Hof van Weverslo' heeft geen gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van Weverslo 2. De bestaande geurgevoelige objecten op het adres Weverslo 3 zijn bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden en hier wordt met de vergunde situatie reeds niet voldaan aan de normstelling van 14,0 OUE/m3.
- Deurneseweg 72: De ontwikkeling van 'Hof van Weverslo' heeft geen gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van Deurneseweg 72. De bestaande geurgevoelige objecten op o.a. de adressen Deurneseweg 70, Deurneseweg 73 en Deurneseweg 76 zijn meer bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden.
- Deurneseweg 87: De ontwikkeling van 'Hof van Weverslo' heeft geen gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van Deurneseweg 87. De bestaande geurgevoelige objecten op o.a. de adressen Deurneseweg 81, 84 en 89 zijn meer bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden en hier wordt met de vergunde situatie reeds niet voldaan aan de normstelling van 14,0 OUE/m3.
Concluderend, wegens de ligging van het plangebied, de afstanden tot omliggende veehouderijen en de aanwezigheid van bestaande geurgevoelige objecten, is de planontwikkeling niet bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen in de directe omgeving. De ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen blijven ongewijzigd behouden.
- Vraag 2: Is ter plaatse van de recreatieve poort ‘Hof van Weverslo’ sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, bezien vanuit het aspect veehouderijen en milieuzonering?
Voor alle veehouderijen in de directe omgeving kan, ter plaatse van het hoofdgebouw 'Hof van Weverslo' in beginsel worden voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-handreiking (op basis van omgevingstype gemengd gebied) en de voorgeschreven afstanden op grond van de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hieruit kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden aangenomen.
Volledigheidshalve zijn echter aanvullend berekeningen gemaakt van de voorgrondbelasting (Weverslo 2B, Weverslo 2, Deurneseweg 72 en Deurneseweg 87) en de achtergrondbelasting.
De locatie is gelegen in het buitengebied (buiten de bebouwde kom) van de gemeente Venray. Deze gemeente valt binnen de concentratiegebieden als van toepassing voor de Wet geurhinder en veehouderij. Blijkens de Wgv en de gemeentelijke geurverordening geldt ter plaatse van het plangebied een geurnorm voor de voorgrondbelasting van 14,0 OUE/m3. Deze normstelling is van toepassing bij de vergunningverlening bij veehouderijen, indien zij willen uitbreiden of wijzigen. Het betreft dus geen rechtstreekse norm voor de totstandkoming van nieuwe geurgevoelige objecten. Daarnaast gelden hierbij minimaal vereiste vaste afstanden (50 meter tot emissiepunt, 25 meter tot gevel dierenverblijven).
Aan de minimaal vereiste vaste afstanden kan ruimschoots worden voldaan. De gemeente Venray heeft in haar gemeentelijke gebiedsvisie opgenomen voor het buitengebied een streefwaarde van maximaal 20 OUE/m3 achtergrondbelasting (en derhalve 20% geurgehinderden) te hanteren, als toetswaarde voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Ter plaatse van het hoofdgebouw Hof van Weverslo' kan het woon- en leefklimaat worden aangemerkt als 'Matig'. Uit de rekenresultaten volgt:
- De hoogst berekende voorgrondbelasting bedraagt 7,6 OUE/m3 (bij een normstelling van 14 OUE/m3).
- De hoogst berekende achtergrondbelasting bedraagt 16,18 OUE/m3 (bij een normstelling van 20 OUE/m3).
- Het hoogste percentage geurgehinderden bedraagt 17,3% (bij een normstelling van 20%).
De door de gemeente Venray opgestelde geurkaart voor de achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied en omgeving laat het volgende beeld zien, in het verlengde van voornoemde rekenresultaten:
Afbeelding 20: geurkaart Venray achtergrondgeurbelasting
Hieruit valt af te leiden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, bezien vanuit de actuele geurbelasting (voor- en achtergrondbelasting).
5.7 Kabels, Leidingen En Straalpaden
5.7.1 Inleiding
Ruimtelijk relevante leidingen en straalpaden worden op de verbeelding en in de planregels geregeld. Leidingen met ongevaarlijke stoffen zoals hoofdwatertransportleidingen, transport-/rioolpersleidingen zijn in beginsel niet opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij door de leidingbeheerder de noodzaak voor opname is aangetoond. Een vereiste voor opname in het bestemmingsplan is dat de opgave van de ligging van de leidingen op digitale wijze dient te geschieden. Dit in verband met het bepalen van de exacte ligging.
5.7.2 Gas-, olie-, brandstof- of watertransportleidingen en hoogspanningskabels
Een buisleiding die wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen, vormt een risico voor de veiligheid. Als de leiding gaat lekken, kunnen de gevaarlijke stoffen vrijkomen en ontstaat er een kans op explosie, vergiftiging van mensen of dieren of verontreiniging van bodem/milieu.
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen zoals dit per 1 januari 2011 geldt, staan veiligheidseisen voor de exploitant en de gemeente. Exploitanten hebben een zorgplicht en moeten ervoor zorgen dat hun buisleidingen veilig zijn. Gemeenten moeten buisleidingen in hun bestemmingsplannen opnemen en bij nieuwbouw zorgen voor genoeg afstand tot de buisleidingen.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen leiding- of hoogspanningkabeltracés welke belemmerend zijn voor het project.
5.7.3 Obstakelbeheer- en radarverstoringsgebied
Het plangebied bevindt zich niet binnen een straalpad van telecomvoorzieningen. Wel ligt het plangebied in het radarverstoringsgebied dat hoort bij de radar die staat op vliegbasis Volkel. Objecten hoger dan 65 meter boven NAP binnen een straal van 28 km van het radarstation kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en zijn derhalve in beginsel niet toegestaan. Op de algemene hoogtekaart van Nederland is te zien dat het plangebied is gelegen op zodanige hoogte, dat met de planregels de toegestane bouwhoogte van het "object" niet boven 65 meter boven NAP uit zal komen en dus geen belemmering vormt voor de radarverbinding.
Gelet op het bovenstaande mag worden gesteld dat met het onderhavige bestemmingsplan de belangen van defensie niet worden geschaad.
5.7.4 Niet gesprongen explosieven
Op vele locaties in Nederland bevinden zich nog conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de ondergrond, zoals niet ontplofte vliegtuigbommen (blindgangers, granaten, mijnen en (handwapen)munitie. Het gehele grondgebied van de gemeente Venray heeft in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur gelegen. Bij eventuele grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, dient er uit het oogpunt van veiligheid en zorgvuldigheid gezocht te worden naar niet gesprongen explosieven (NGE). Met behulp van het explosievenonderzoek worden de aanwezigheid en risico's van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in kaart gebracht. De gemeente Venray adviseert bij grondwerkzaamheden en nieuwe ontwikkelingen een detectieonderzoek uit te (laten) voeren.
Dit onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de Arbowetgeving en is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet juridisch afdwingbaar. Het is echter te allen tijden de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de grond om bij grondwerkzaamheden te zorgen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
6.1 Waterbeleid
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Limburg. In het kader van het beleid van zowel de gemeente Venray als het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden. Concreet betekent dit dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit de eisen genoemd in de Toetssteen Openbare Ruimte 2019 van de gemeente Venray gelden daarbij de volgende uitgangspunten:
1. afkoppelen van 100% van het verhard oppervlak, waarbij de beslisboom verantwoord afkoppelen van toepassing is;
2. de trits vasthouden-bergen-afvoeren is van toepassing, waarbij hergebruik dan wel infiltratie van schoon regenwater de voorkeur heeft;
3. verontreiniging van het water dient door bronmaatregelen voorkomen te worden;
4. grondwateroverlast dient voorkomen te worden;
5. een gelimiteerde afvoer naar het oppervlaktewatersysteem is toegestaan;
6. bij inbreidingslocaties dient een voorziening gerealiseerd te worden met een minimale inhoud van 60 mm met een overloop naar maaiveld of oppervlaktewater (het aangesloten verharde oppervlak vermenigvuldigd met 60 mm geeft de benodigde bergingscapaciteit in m3).
Ook in het kader van het beleid van het waterschap dient binnen het plangebied een duurzaam waterhuishoudkundig systeem gerealiseerd te worden, hetgeen betekent dat er sprake moet zijn van gescheiden schoon- en vuilwaterstromen die afzonderlijk worden verwerkt. Vanuit het waterschap Limburg gelden daarbij de volgende uitgangspunten als wens:
- 1. Circa 10% van het plangebied reserveren voor water.
Doorgaans zijn lager gelegen gebiedsdelen het meest geschikt. Nagaan of plangebied nodig is voor wateropgave van omliggende gebieden; zorgen dat geen logische waterstructuren worden geblokkeerd.
- 2. Rekening houden met hoogteverschillen in plangebied en omgeving.
Voorkomen van wateroverlast en erosie door afstromend water vanuit de omgeving naar het plangebied en andersom.
- 3. Uitvoeren van bodem- en infiltratieonderzoek en bepalen grondwaterstand.
Input voor ontwerpen van het hemelwatersysteem. Denk ook aan bodemverontreinigingen.
- 4. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwaliteit.
Schoonhouden, scheiden, zuiveren.
- 5. Toepassen voorkeursvolgorde voor de waterkwantiteit.
Hergebruik water, vasthouden in de bodem (infiltratie), tijdelijk bergen, afvoeren naar oppervlaktewater, afvoeren naar gemengd of DWA-riool.
- 6. Toepassen voorkeurstabel afkoppelen.
Verantwoorde systeemkeuze conform voorkeurstabel; maatwerk per situatie. Bij voorkeur toepassen van bovengrondse waterhuishoudkundige voorzieningen. Bij diepte-infiltratie gelden zeer strenge randvoorwaarden; liever geen diepte-infiltratie toepassen.
- 7. Voldoende opvangcapaciteit en een duurzame leegloop realiseren.
Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op Infiltratie- en bergingsvoorzieningen in het plan dimensioneren op 100 mm per etmaal voor Noord Limburg (ten noorden van Sittard) en 80 mm per twee uur ten zuiden van Sittard met een beschikbaarheid van de gehele berging binnen 24 uur.
- 8. Beheer en onderhoud regelen.
Denk aan bereikbaarheid, controlemogelijkheid, verantwoordelijkheid.
6.2 Waterhuishoudkundige Situatie Plangebied
Hemelwater
Binnen het plangebied moet een duurzaam waterhuishoudkundig systeem worden aangelegd om de hoeveelheid regenwater te verwerken die gelet op het ter plaatse aan de orde zijnde (nieuw) afvoerend verhard oppervlak (bebouwing inclusief niet doorlatende erfverhardingen) binnen het plangebied valt.
Op onderstaande afbeelding zijn de nabij het plangebied gelegen primaire watergangen (Weverslo, De Nachtegaal en Loobeek) weergegeven. Deze watergangen blijven ongewijzigd behouden en hier zal ook geen hemelwater op worden geloosd.
Afbeelding 21: waterlopen nabij plangebied
De K-waarde (geeft de mate van infiltratiegeschiktheid aan) van het plangebied bedraagt volgens de kaart inzake de bodemdoorlatendheid (K-waarde) van de gemeente Venray van het waterschap 0,45 - 0,75 m/dag. De onderhavige gronden zijn derhalve gemiddeld geschikt voor hemelwaterinfiltratie. Bij de bepaling van de capaciteit/kwantiteit van de gekozen infiltratievoorziening wordt, nu er niet wordt geloosd op het oppervlaktewater, uitgegaan van een neerslaggebeurtenis waarbij 60 mm neerslag valt in 24 uur. De te realiseren waterbergingsruimte kan dan berekend worden door de toename van het afvoerend verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met 0,06 m.
De benodigde buffercapaciteit wordt berekend over de nieuw te realiseren bebouwing met aansluitende erfverharding en bedraagt circa 1050 m2 x 0,06 m = 63 m3. De interne ontsluitingsstructuur en het bosparkeren zal niet voorzien worden van een volledig afvoerend oppervlak, waardoor hierop neerslaand hemelwater kan infiltreren in deze halfverharding danwel kan afvloeien naar de wadi's die zijn voorzien in het groen dat de interne ontsluitingsstructuur omringd. De parkeergelegenheid onder de bomen zal zelfs voornamelijk onverhard worden en een organische vorm aannemen, zodat de bestaande bomen behouden kunnen blijven. De (half)verharding zal onder afschot worden aangebracht, zodat het hemelwater in wadi's terecht zal komen welke groene 'eilandjes' vormen in de parkeerstructuur en welke een ideale en landschappelijk aantrekkelijke mogelijkheid bieden om het hemelwater van de parkeeromgeving hier direct te laten infiltreren. De oppervlakte van de erf(half)verharding bedraagt circa 4150 m2,hetgeen gepaard moet gaan met een hemelwateropvang met een capaciteit van 4150 m2 x 0,06 m = 249 m3.
Er zal in relatie tot de bebouwing derhalve moeten worden voorzien in een buffer van 63 m3. Deze infiltratievoorziening zal geïntegreerd worden in de landschappelijke inpassing in de vorm van een waterpartij die een oppervlakte zal beslaan van circa 1500 m2 (vijver met continu aanwezig water) welke voorzien wordt van een een flauw talud richting de begrenzing van de vijver waardoor de vijver met 1200 m2 verruimd wordt ten behoeve van extra opvangcapaciteit. Hierdoor kan, ingeval van een extreme bui van T=100, het hemelwater binnen de vijver opgevangen kan worden. Bij de verruiming van de waterpartij is ook rekening gehouden met extra bufferruimte die de mogelijkheid biedt om het water dat in de op het perceel aanwezige 'zakslootjes' terecht komt, op te vangen, nu deze zakslootjes met de komst van de nieuwe bebouwing en de vijver komen te vervallen. Deze zakslootjes staan, met uitzondering van hevige regenbuiten, altijd droog en zijn voor het gebruik van het gebied met de bestemming Natuur ook niet noodzakelijk; het hemelwater kan hier direct infiltreren.
Ten behoeve van de 249 m3 op de erf(half)verharding neerslaand hemelwater zijn 11 wadi's voorzien rondom deze erfverhardingen. Alle wadi's beslaan bij elkaar een oppervlakte van 1530 m2. Bij een gemiddelde verlaging van het maaiveld met 60 cm kan hier al het op de bestrating neerslaand hemelwater worden opgevangen en langzaam infiltreren.
Op onderstaande afbeelding zijn deze hemelwateropvangplekken weergegeven:
Afbeelding 22: hemelwaterinfiltratie op perceel
Afvalwater
Bedrijfsafvalwater dient via het rioolstelsel te worden afgevoerd.
In de straat Weverslo ligt een bestaand drukrioolstelsel. Er is onderzocht of dit bestaande stelsel voldoende capaciteit heeft om deze ontwikkeling te kunnen verwerken.
Waterzuiveringsinstallatie zwembad en whirlpool
Belasting op het riolering vindt plaats door het terugspoelen van het zandfilter van de waterzuivering. Het binnenzwembad en de whirlpool zijn op deze zandfilter aangesloten. Het zwembad is voor de bepaling spoelwater maatgevend.
Aanname voor de berekening:
- Vormfactor bassin 4 x 10 x 1,4 = 77 m3 inhoud
- Filter 1100 mm/A = 0,95 m3
- Elke week wordt circa 5% schoon water toegevoegd en zal eenzelfde hoeveelheid afgevoerd worden-> 3,8 m3/week
Om de hoeveelheid rioolwater dat direct op het riool loost te doseren kan een zogenaamde tussenbuffer (wateropslag circa 4 m3) worden geplaatst. Vanuit deze buffer kan het rioolwater op basis van de rioleringscapaciteit worden uitgestreken over een langere tijdsduur.
Ook kan de warmte uit het zwembadwater worden teruggewonnen middels een warmte/warmtepomp systeem. De warmte wordt dan weer gebruikt voor zwembadwater.
Gebruiksfuncties
Op basis van de gebruiksfuncties in het gebouw is het aantal aanwezige personen bepaald.
Stel: 0,125 m3 afvalwater per persoon per dag
Totalen per functie:
Gebruiksfunctie | aantal personen | 0,125 x aantal personen |
Bijeenkomstfunctie | 55 | 6,875 |
Logiesfunctie | 33 | 4,125 |
Sportfunctie | 10 | 1,25 |
Totaal | 12,25 m3 per dag |
Volgens navraag bij de gemeente Venray heeft het huidige gemaal een capaciteit van 10 m3/u.
Met de gebruiksfuncties wordt er circa 12,25 m3 water geloosd per dag; dit is nooit allemaal tegelijk, maar verdeeld over de dag met piekmomenten zoals de ochtend en avond wanneer er meer gebruik wordt gemaakt van de douches. Het huidige gemaal zou dit goed moeten kunnen verwerken.
Het zwembadfilter wordt één keer per dag gespoeld waarbij 3800 liter water geloosd wordt; de meeste minigemalen kunnen circa 1000 liter water afvoeren, waardoor het wenselijk is om een bufferput te plaatsen.
Indien er toiletten in de kelder geplaatst gaan worden, moet er gewerkt worden met een pompput om het lager gelegen riool van de kelder omhoog te pompen.
Het is mogelijk om de bufferput en de pompput te combineren.
Bouwmaterialen
De gemeente Venray streeft naar het terugdringen van het gebruik van uitlogende bouwmaterialen. Dit aspect is als aanbeveling opgenomen in het pakket duurzaam bouwen. Er zal derhalve, voorzover relevant, geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen.
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Algemeen
Het bestemmingsplan heeft als doel het planologisch-juridisch kader te geven voor de ontwikkeling van het beschreven plan. De nadere juridische invulling is gedetailleerd geregeld. Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
- plantoelichting
- planregels;
- verbeelding.
Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Waar dat noodzakelijk was , is afgeweken van de standaard en is het plan specifiek toegesneden op de feitelijke situatie in het onderhavige plangebied. De plansystematiek voldoet aan de volgende RO-standaarden 2012:
- Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012;
- PraktijkRichtlijn BestemmingsPlannen (PRBP) 2012;
- Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI) 2012.
7.2 Planmethodiek
Er is, volgens de Wro, gekozen voor een analoge en digitale verbeelding van het plan. Aan de bestemmingen zijn bouw- en gebruiksregels gekoppeld die direct inzichtelijk maken welke ontwikkelingen zijn toegestaan. Verbeelding en regels bieden een directe bouwtitel voor bebouwing en gebruik.
Verder is aansluiting gezocht bij de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied Venray 2010 (inclusief herziening regels).
7.3 Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis ingevolge het voorliggende plan, indien en voor zover deze in de regels daaraan wordt gegeven. Als een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis heeft, is deze niet opgenomen in de verbeelding. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn bij de verbeelding opgenomen in een renvooi.
7.4 Planregels
De planregels zijn ondergebracht in inleidende regels, in bestemmingsregels, in algemene regels en in overgangs- en slotregels.
De Inleidende regels (hoofdstuk 1) bestaan uit begrippen en de wijze van meten, teneinde te voorkomen dat discussie ontstaat over de interpretatie van de regels. In de Begrippen (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik.
In het artikel over de "Wijze van meten" (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de doeleindenomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Indien er sprake zou kunnen zijn van conflicterende belangen, is er een nadere detaillering van de doeleinden opgenomen waarin wordt vermeld welke doeleinden prevaleren. Vervolgens wordt in de bebouwingsregeling aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat gronden en opstallen niet in strijd met de bestemming mogen worden gebruikt. Voor de duidelijkheid zijn een aantal situaties aangegeven die in ieder geval in strijd met de bestemming worden geacht.
In de Algemene regels (hoofdstuk 3) zijn opgenomen de Anti-dubbeltelbepaling, de algemene bouwregels, de algemene afwijkingsregels, de algemene wijzigingsregels, de algemene procedureregels voor wijzigingen, ontheffingen en nadere eisen en de overige regels.
In de Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.
Omdat onderhavig bestemmingsplan slechts een partiële herziening inhoudt, zijn in de regels ook slechts de van toepassing zijnde bepalingen opgenomen.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid, Kostenverhaal En Planschade
De realisatie van het project geschiedt voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke financiën zijn hierbij niet in het geding. De gronden zijn in eigendom van de initiatiefnemer.
Kostenverhaal is geregeld in een tussen de gemeente Venray en de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Door de vaststelling van deze anterieure overeenkomst is het verhaal van de gemeentelijke kosten van de grondexploitatie over de in dit plan begrepen gronden afdoende verzekerd.
In de anterieure overeenkomst is ook een bepaling ten aanzien van planschadeverhaal zoals bedoeld in art. 6.4a Wro met initiatiefnemer opgenomen. Hiermee wordt gewaarborgd dat eventueel te vergoeden planschade niet voor rekening van de gemeente Venray komt maar voor rekening van de initiatiefnemer.
Hoofdstuk 9 Procedure En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Procedure
Elk nieuw bestemmingsplan ontstaat uit een initiatief. De totstandkoming begint met de beslissing dat een bestemmingsplan zal worden opgesteld.
Conform artikel 3.1.1. Bro worden de Provincie Limburg en het Waterschap Limburg in het kader van dit bestemmingsplan betrokken in het vooroverleg.
Artikel 3.8 Wro regelt de procedure van het bestemmingsplan. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Hierbij zijn een aantal aanvullingen:
1. kennisgeving, zoals bedoeld in artikel 3:12 Awb, dient tevens te worden gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg te worden verzonden;
2. het ontwerpbestemmingsplan dient te worden verstuurd aan het Rijk, Provincie, Waterschappen en aan de besturen van bij het plan een belang hebbende gemeenten;
3. kennisgeving aan de eigenaren van percelen welke de bestemming in de naaste toekomst zal worden verwezenlijkt;
4. door een ieder kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht;
5. de gemeenteraad zal binnen 12 weken, na de ter inzage termijn te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan (termijn van orde).
Binnen twee weken wordt het besluit tot vaststelling bekend gemaakt. Indien door Gedeputeerde Staten (GS) een zienswijze is ingediend en deze niet volledig is overgenomen, dan vindt bekendmaking plaats binnen zes weken na vaststelling. Dit geldt tevens indien de gemeenteraad bij de vaststelling wijzigingen aanbrengt ten opzichte van het ontwerp. In deze gevallen zend het college na vaststelling onverwijld een afschrift van het raadsbesluit aan GS.
Indien het Rijk of de Provincie gebruik wil maken van haar aanwijzingsbevoegdheid gaat deze termijn niet op. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan, met uitsluiting van het onderdeel waarop het aanwijzingsbesluit ziet, samen met het aanwijzingsbesluit bekend gemaakt.
Het besluit treedt in werking 1 dag na afloop van de beroepstermijn.
Overleg
In het kader van het wettelijk overleg heeft onder meer overleg plaatsgevonden met de Provincie Limburg en het Waterschap Limburg.
Het Waterschap Limburg heeft op 29 augustus 2023 te kennen gegeven dat het plan akkoord is.
De provincie Limburg heeft op 2 oktober 2023 te kennen gegeven te kunnen instemmen met het plan.
Omgevingsdialoog
Voorafgaand aan het opstellen van onderhavig bestemmingsplan zijn omwonenden door initiatiefnemers op de hoogte gesteld van de plannen die toen nog uit twee fases bestonden. Het verslag van deze omgevingsdialoog is ter hand gesteld aan het bevoegd gezag; de geanonimiseerde versie is toegevoegd als bijlage 8.
Zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan
Het ontwerp-besluit tot wijziging van het bestemmingsplan heeft van 25 augustus 2023 tot en met 5 oktober 2023 voor een ieder ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.