KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltel Bepaling
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Artikel 6 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 7 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht

Puttenweg 67 Ysselsteyn

Projectbesluit - gemeente Venray

Vastgesteld op 27-07-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Toelichting

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het projectbesluit "Puttenweg 67 Ysselsteyn" van de gemeente Venray.

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 adviescommissie BOM+

provinciale adviescommissie met als taak de toetsing van een aanvraag tot uitbreiding of vestiging aan de beleidsregels BOM +.

1.5 (agrarisch) bedrijfsgebouw

(een gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.

1.6 bebouwingsoppervlak

een in de planregels aangegeven oppervlakte in vierkante meters, dat de omvang van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.

1.7 bedrijfsvloeroppervlak

De totale oppervlakte bestemd voor detailhandel met inbegrip van magazijnen, buitenopslag en overige dienstruimten.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 (agrarische) bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.10 bouwvlak

het vlak waarbinnen bebouwing mogelijk is, zoals opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.PRB09026 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijgebouw

een bij een woning behorend en daarmee verbonden of daarvan vrijstaand gebouw welke strekt ten behoeve van een groter woongenot en dat in architectonische zin ondergeschikt is aan de woning.

1.15 BOM+ regeling

bouwvlak op Maat plus, een provinciale regeling gericht op het mogelijk maken van agrarische bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd winst behalen in omgevingskwaliteit.

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

de aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 doelmatige (agrarische) bedrijfsvoering

het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen.

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hartlijn

een denkbeeldige lijn in een symmetrisch vlak figuur of dito ruimtelijk object (omwentelingslichaam) die precies in het midden loopt.

1.25 hemelwaterproblematiek

de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.

1.26 hoofdverblijf

de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.

1.27 inhoud bedrijfswoning

als inhoud van de bedrijfswoning wordt aangemerkt de inhoud van de woning inclusief bijgebouwen, exclusief overkappingen. Zakelijke functies die in het woongedeelte zijn opgenomen, worden geacht tot de inhoud van de woning te behoren.

1.28 nieuwbouw

Het oprichten van een nieuw gebouw waarbij geen rekening wordt gehouden met de verschijningsvorm van een eventueel gesloopt gebouw op die locatie.

1.29 nieuwvestiging

nieuw op te richten inrichting op een locatie waar eerder geen bebouwing bestond dan wel waar bebouwing aanwezig was met een andere functie dan die van de nieuwe inrichting.

1.30 omschakeling

de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand (agrarisch) bedrijf naar een ander (agrarisch) bedrijf.

1.31 ondergeschiktheid nevenactiviteiten

de niet-agrarische nevenactiviteiten die qua economische bedrijfsomvang, inkomen en/of ruimtegebruik van minder belang zijn dan de agrarische activiteiten.

1.32 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden

het resultaat van een planologische ingreep heeft een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied.

1.33 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft.

1.34 permanente huisvesting

huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.

1.35 statische opslag

opslag van goederen gedurende langere termijn, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze ter plekke verhandeld worden, waaronder begrepen caravans, wit- en bruingoed en meubels.

1.36 voorgevelrooilijn

de snijlijn van het naar de weg gekeerde gevelvlakken van een woning (niet zijnde de voorkant van een erker) of (agrarisch) bedrijfsgebouw (dat het dichtst bij de weg is gelegen) en het grondvlak, waarop de woning/(agrarisch) bedrijfsgebouw zich bevindt, waarbij de voorgevelrooilijn doorloopt tot de perceelsgrenzen.

1.37 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.

1.38 woon- en leefklimaat

woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de wettelijke normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 nokhoogte van een bouwwerk

zie bouwhoogte van een bouwwerk.

2.5 hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil.

2.6 afgewerkt peil

bij de toepassing van 2.1, 2.3, 2.4 en 2.5 wordt als afgewerkt peil het aansluitend maaiveld aangehouden.

2.7 ondergronds

de voor mensen toegankelijke vloer van het bouwwerk ligt onder het aansluitende peil.

2.8 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.

2.9 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.10 vloeroppervlakte

op de vloer, tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 inhoud overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken

vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,60 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.

2.13 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.14 vrijwaringszone weg

uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan inclusief bijbehorende toe- en afritten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding, bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten behorende tot bedrijven in milieucategorie 1, 2 en 3, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, verhardingen, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat inrichtingen vallend onder de categorieën genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningen Besluit van de Wet milieubeheer zijn uitgezonderd;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, groen-, nuts- en parkeervoorzieningen en in het bijzonder voor zover aangeduid op de verbeelding:

  1. a. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw) waarbij de bijbehorende tuin binnen het bouwvlak dient te zijn gelegen;
  2. b. overige niet-agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - overige niet-agrarische bedrijven" (sb-ove). De volgende bedrijven zijn toegestaan:
    Overige bedrijven (sb-ove) - lasbedrijf
    - constructiewerkplaats
  3. c. detailhandelsactiviteiten, mits direct gerelateerd aan de bedrijfsfunctie tot een maximum vloeroppervlakte van 100 m²

met dien verstande dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen enkel bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan;
  2. b. de in de planregels aangeduide maximale bebouwingsoppervlakte, alsmede de aangegeven goot- en bouwhoogte mogen niet worden overschreden, met dien verstande dat het maximale bebouwingsoppervlak niet van toepassing is op de bedrijfswoning(en);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning"(bw) één bedrijfswoning is toegestaan;
  4. d. bouwwerken mogen niet voor de voorgevelrooilijn gebouwd worden, met uitzondering van pergola's/tuinmeubilair;


3.2.2 Bedrijf

Voor de bouwwerken behorend tot het niet-agrarische bedrijf gelden de volgende eisen, tenzij anders op de verbeelding weergegeven:

  1. a. bedrijfsgebouwen:
    goothoogte max. 5,7m
    bouwhoogte max. 7.1m
    dakhelling min. 12 º , tenzij anders op de verbeelding weergegeven, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen (tussenlid, kleine, lage aanbouwen etc.), waarvoor een
    dakhelling van 0 º is toegestaan.
    afstand tot de zijdelingse perceelsgrens min. 5m
    afstand tussen twee bedrijfsgebouwen max. 20m
    afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer min. 10m
    bebouwingsoppervlakte max 1207m²
  2. b. bedrijfswoningen:
    inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. het wonen max. 1075m³ voor zover het bouwvlak het toelaat
    goothoogte max. 4,5m
    dakhelling min. 12 º
    afstand tot de zijdelingse perceelsgrens min. 5m
    afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer min. 10m
  3. c. bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
    goothoogte max. 3,0m
    dakvorm en -helling afgestemd op dakvorm en –helling bedrijfswoning
    afstand tot de zijdelingse perceelsgrens min. 5m
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    bouwhoogte
    erf- en terreinafscheidingen, achter de voorgevelrooilijn max. 2m
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde max. 3m
    afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer min. 10m
  5. e. ondergeschikte bouwdelen wat betreft hoogte en verschijningsvorm en uitgezonderd zijn van het gestelde onder artikel 3.2.2 sub a tot en met d;
  6. f. bij bedrijfswoningen mogen bijgebouwen binnen een omtrek van 15 m van de achter- en zijgevels van de woning worden gebouwd (mits gelegen in het bouwvlak), met dien verstande dat voor de voorgevel geen bijgebouwen mogen worden opgericht;
  7. g. binnen de fundering van de woning en/of het bijgebouw bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben;

3.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. a. het bepaalde in 3.1 onder a en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak "bedrijfswoning"(bw) onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
    2. 2. de regels in artikel 3.2.2 van de planregels in acht genomen worden.
  2. b. Het bepaalde in 3.2.2 onder b en een goothoogte van maximaal 6 m toestaan onder de voorwaarde dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Antidubbeltel Bepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan.

Artikel 6 Algemene Wijzigingsregels

6.1 Wijzigingsbevoegdheid

6.1.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. a. bestemmingsgrenzen met max. 5 m verschuiven.

6.1.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 6.1.1 genoemde wijzigingsregels vindt een belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  1. a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen worden geschaad;
  2. b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 7 Overige Regels

7.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

7.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. brandblusvoorzieningen;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

7.3 BOM + regeling

7.3.1 Basispakket

Wanneer in de regels van dit plan wordt verwezen naar het gestelde in dit artikel worden de volgende eisen gesteld, welke nader zijn geconcretiseerd in het gemeentelijke Ruimtelijk KwaliteitsKader en het Beeldkwaliteitplan:

  1. a. door middel van een inpassingsplan dient de inpassing van de nieuwe bebouwing/ verharding te worden gewaarborgd waarbij een en ander is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken zoals landschappelijke inpassing, stedenbouwkundig ontwerp en cultuurhistorische aspecten, en;
  2. b. voorzieningen dienen te worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek als gevolg van de nieuwe bebouwing/ verharding (water en erosieaspecten), zoals infiltratie of retentie.


7.3.2 Basispakket plus

Wanneer in de regels van dit plan wordt verwezen naar dit artikel zullen burgemeester en wethouders binnen het bouwvlak de volgende eisen stellen, welke nader zijn geconcretiseerd in het gemeentelijke Ruimtelijk KwaliteitsKader:

  1. a. door middel van een inpassingsplan dient de inpassing van bestaande bebouwing/ verharding te worden gewaarborgd, en/of,
  2. b. er kunnen eisen gesteld worden aan de architectonische vormgeving van nieuw op te richten bebouwing, en/of,
  3. c. voorzieningen dienen te worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek als gevolg van bestaande bebouwing/ verharding, en/of,
  4. d. oude gebouwen/verharding dient te worden geamoveerd, en/ of,
  5. e. maatregelen dienen te worden genomen op het gebied van veiligheid/ overstroming van Beekdalen,
  6. f. en/of, overige prestaties, door de initiatiefnemer aan te dragen, betrekking hebbend op gronden gelegen buiten het bouwvlak, echter gelegen in de directe nabijheid van het bouwvlak, zoals:
    1. 1. aanvullende maatregelen op het gebied van waterbeheer (kwalitatief, kwantitatief, grondwater, oppervlaktewater)aanvullende maatregelen op het gebied van erosie (inzaaien grasland op hellingen, aanleggen van lijnvormige landschapselementen, etc);
    2. 2. extra maatregelen op het gebied van inrichting/ beheer van natuur en landschap;
    3. 3. ontsluiting/ openstelling recreatief medegebruik en versterking/ beheer cultuurhistorische relicten;
    4. 4. duurzaamheidsaspecten;
    5. 5. sloop van bedrijfsgebouwen elders;
    6. 6. andere mogelijkheden.

bij welke keuze als uitgangspunt wordt genomen dat de tegenprestatie in redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de agrarische ontwikkeling en wordt gerelateerd aan de effecten van de ingreep alsmede de mogelijke eisen uit sub 1 tot en met 6 wordt aangetoond/ gemotiveerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

8.2 Ontheffing

Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.