Ringweg ongenummerd Ysselsteyn
Projectbesluit - gemeente Venray
Vastgesteld op 29-06-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Voorschriften
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
- 1. Aanbouw:
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
- 2. Aangebouwd bijgebouw:
Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd al dan niet door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en).
- 3. Aan huis gebonden bedrijf:
Het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.
- 4. Aan huis gebonden beroep:
De uitoefening van een beroep of het beroepsmatige verlenen van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van ambachten respectievelijk prostitutie.
- 5. Achtererf:
Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde is gelegen van de denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van het hoofd-gebouw loopt tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
- 6. Achtergevellijn:
De denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
- 7. Achtergevelrooilijn:
De op de plankaart aangegeven lijn (bebouwingsgrens), die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen.
- 8. Agrarisch bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van gewassen en/of het houden van dieren.
- 9. Agrarisch bedrijfsgebouw:
Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
- 10. Ambachtelijk bedrijf:
Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.
- 11. Ander bouwwerk:
Een bouwwerk geen gebouw zijnde.
- 12. Archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
- 13. Bebouwing:
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
- 14. Bebouwingspercentage:
Een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
- 15. Bebouwingsgrens:
Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak, en die niet door bebouwing overschreden mag worden.
- 16. Bedrijfswoning:
Een woning in of bij een bouwwerk of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het bijbehorende terrein of bouwwerk(en) noodzakelijk is.
- 17. Begane grondlaag:
Een bouwlaag geen verdieping zijnde.
- 18. Bestemmingsgrens:
Een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
- 19. Bestemmingsvlak:
Een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming.
- 20. Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
- 21. Bouwlaag:
Een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,50 m. voor woningen respectievelijk woongebouwen en 4,50 m. voor andere gebouwen.
- 22. Bouwmassa:
Bebouwing bestaande uit:
- een vrijstaand hoofdgebouw met aangebouwde bijge-bouwen, dan wel;
- twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen met bijbehorende aangebouwde bijgebouwen.
- 23. Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.
- 24. Bouwvlak:
Een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarbinnen gebouwen zijn toegelaten.
- 25. Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
- 26. Bijgebouw:
Een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk, dat in zijn afmetin-gen en verschijningsvorm ondergeschikt is aan het hoofdge-bouw, zoals overkappingen, serres, aan- en uitbouwen, carports etc..
- 27. Carport:
Een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een woning, bestaande uit een slechts van boven afgesloten c.q. afgedekte en in beginsel van ten hoogste twee wanden, niet zijnde de voorwand, voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig op meer dan twee wielen, waarbij de tot de constructie behorende wanden niet vóór de voorgevellijn zijn gelegen.
- 28. Deelplangrens:
Grens zoals aangegeven op de plankaarten (deelgebied 1 en deelgebied 2) die de gronden aangeeft die beschouwd moeten worden als zijnde in één deelgebied gelegen.
- 29. Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- 30. Dienstverlening:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
- 31. Discotheek/bar/dancing:
Een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid bieden tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
- 32. Doeleinden van openbaar nut:
Kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen) met een inhoud van maximaal 50m³ per op te richten bouwwerk en een hoogte van maximaal 3 m.
- 33. Eerste verdieping:
De tweede bouwlaag van een woning, waarbij eventueel aanwezige souterrains of kelders niet worden meegerekend.
- 34. Eindwoning:
Een woning deel uitmakende van gesloten bebouwing met slechts één gemeenschappelijke wand met een andere woning en met een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 m. of meer.
- 35. Erf:
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van die woning.
- 36. Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
- 37. Geluidhinder veroorzakende inrichtingen:
Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50).
- 38. Gesloten bebouwing:
Woningen deel uitmakend van meer dan twee aaneengebouwde woningen.
- 39. Gestapelde woning:
Een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
- 40. Geluidzoneringsplichtige inrichting:
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
- 41. Groothandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen, tot aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
- 42. Halfvrijstaande woning:
Een woning deel uitmakend van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
- 43. Hoeksituatie:
Een perceel dat met minimaal twee aaneengesloten zijden grenst aan een weg of twee kruisende wegen.
- 44. Hoofdgebouw:
Een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. Onder een hoofdgebouw wordt hier verstaan de hoofdmassa, zoals die door zijn architectonische verschijningsvorm herkenbaar is.
- 45. Horecabedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening.
- 46. Kas:
Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen.
- 47. Kas, tijdelijk:
Kas die gedurende een beperkte periode, die afhankelijk is van de teelt en maximaal acht maanden per jaar bedraagt, mag worden opgericht ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt. De kas is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering. De montage en demontagetijd staat in bedrijfseconomisch opzicht in relatie tot de beperkte exploitatietijd.
- 48. Kas, permanent, ondersteunend:
Kassen, die blijvend op een bedrijf aanwezig zijn, uitsluitend ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt en een beperkte periode wordt aangebracht. De periode is afhankelijk van de teelt en bedraagt maximaal acht maanden.
- 49. Kunstwerk:
Voortbrengsel van de beeldende kunsten; kunstuiting.
- 50. Maatschappelijke dienstverlening:
Het verlenen van diensten door organisaties op het gebied van openbaar bestuur respectievelijk het verlenen van diensten door religieuze en andere levensbeschouwelijke organisaties, gezondheids- en veterinaire diensten, sociaal-culturele en culturele instellingen alsmede sociale organisaties en onderwijs.
- 51. Onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.
- 52. Overkapping:
Een overdekte ruimte al dan niet gedeeltelijk omsloten met wanden.
- 53. Plan:
Het projectbesluit "Ringweg 35 Ysselsteyn" van de gemeente Venray.
- 54. Plankaart:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML NL.IMRO.0984.PRB09032 met de bijbehorende regels en bijlagen.
- 55. Peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
- 56. Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
- 57. Seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
- 58. Serre:
Een aanbouw van lichte constructie aan een woning, waarvan een essentieel deel van het dak en achtergevel licht doorlatend dan wel transparant zijn.
- 59. Straatprostitutie:
Het zich op de openbare weg resp. op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Straatprostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
- 60. Tijdelijke afdekfolie:
Afdekfolie die dient ter ondersteuning van de vollegrondsgroenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt en een beperkte periode wordt aangebracht. De periode is afhankelijk van de teelt en bedraagt maximaal acht maanden.
- 61. Tijdelijke tunnel:
een gedurende een aantal maanden per jaar aangebracht werk van maximaal 1.50 m. (laag) of opgericht bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatende kunststof dienend ter ondersteuning van de vollegronds groenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierplantenteelt en/of bloembollenteelt ten behoeve van het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van de betreffende gewassen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. De termijn dat het werk is aangebracht, of het bouwwerk opgericht mag zijn, is afhankelijk van de teelt en bedraagt maximaal acht maanden. De tunnel is eenvoudig te monteren en te demonteren en heeft een verplaatsbare fundering. De montage- en demontagetijd staat in bedrijfseconomisch opzicht in relatie tot de beperkte exploitatietijd.
- 62. Tussenwoning:
Een woning deel uitmakend van gesloten bebouwing met twee gemeenschappelijke wanden of één gemeenschappelijke wand met een andere woning en met een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van minder dan 3 m.
- 63. Uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
- 64. Voorerf:
Gedeelte van het erf dat aan de voorzijde is gelegen van de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
- 65. Voorgevellijn:
De denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
- 66. Voorgevelrooilijn:
- a. de op de plankaart aangegeven lijn (bouwgrens) en die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;
- b. of waar het bepaalde onder a niet van toepassing is, de evenwijdig aan de as van de weg gelegen denkbeeldige lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft.
- 67. Vrijstaand bijgebouw:
Een bijgebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
- 68. Vrijstaande woning:
Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.
- 69. Watergang:
Een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
- 70. Weg:
Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen. Onder weg wordt mede verstaan een voet- of rijwielpad.
- 71. Woning:
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
- 72. Zolder:
Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afdekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
- 73. Zorgunit:
Eenheid in of bij een zelfstandig woonzorgcomplex van waaruit zorgtaken ten behoeve van de bewoners worden uitgeoefend.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
- 1. De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
- 2. De goothoogte van een bouwwerk
Verticaal vanaf het peil tot de horizontale snijlijn van een dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerkse gevelvlak.
- 3. Nokhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot het hoogste punt van een dakvlak; voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen niet meegerekend.
- 4. De oppervlakte van een bouwwerk
Horizontaal tussen de buitenste verticale projecties van de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
- 5. Inhoud van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en de buitenwerkse dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers, dakkapellen, loggia's, overdekte terrassen en boven peil.
- 6. Breedte van een bouwperceel
Tussen de snijpunten van de zijdelingse grenzen van een bouwperceel met de voorgevellijn.
- 7. Vloeroppervlakte
Op de vloer, tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.
De in deze regeling gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstand en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, schoorstenen, lichtkoepels, antennes, dakopbouwen, plinten, dorpels stoeptreden en soortgelijke bouwdelen.
Bij bouwwerken zonder gevelvlakken dient de denkbeeldige lijn tussen de rand van het dakvlak en het peil als zodanig aangemerkt te worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsvoorschriften
Artikel 3 Wonen
3.1 Doeleinden
De gronden op de plankaart aangewezen voor "Wonen" zijn bestemd voor het wonen.
Op of in de gronden op de plankaart aangewezen voor "Wonen" is het niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen ten dienste van wonen te bouwen, tenzij het vervangende nieuwbouw betreft. Hierbij geldt dat de woningtypologie zoals op de plankaart is aangegeven dient te worden gehandhaafd en de voorgevel in de op de plankaart aangegeven voorgevelrooilijn geplaatst moet worden.
Het is tevens niet toegestaan om bestaande hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen.
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is zowel in het hoofdgebouw als in de bij het hoofdgebouw behorende bijgebouwen toegestaan.
Op of in de gronden op de plankaart nader aangeduid met het teken is het toegestaan zorgwoningen te realiseren met de daarbijbehorende zorgunits.
Op of in de gronden ten behoeve van deze bestemming zijn uitsluitend toegestaan:
- a. hoofdgebouwen;
- b. bijgebouwen;
- c. bouwwerken geen gebouwen zijnde die bij de bestemming passen;
- d. doeleinden van openbaar nut;
- e. tuinen en erven.
3.2 Bouwvoorschriften
- 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart en de volgende bepalingen:
- a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- b. ten aanzien van de hoofdgebouwen geldt een maximale goothoogte van 6 meter;
- c. per bouwvlak mogen, overeenkomstig de aanduiding op de plankaart, worden gebouwd:
W(v): vrijstaande woningen;
W(hv): halfvrijstaande woningen;
W(g): gesloten bebouwing;
W(s): gestapelde woningen;
- d. de hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 30° en ten hoogste 65°, met uitzondering van de gebouwen aangeduid op de plankaart met de letter P die uitsluitend plat afgedekt mogen worden;
- e. met betrekking tot de overige maatvoering gelden de in het navolgende schema opgenomen maten:
Woningklasse | Max. inhoud hoofdgebouw | Max. breedte hoofdgebouw | Min. afstand hoofdgebouw tot zijdelingse perceelsgrens |
Vrijstaand | 750 m³ | 12 m. | 3 m. |
Halfvrijstaand | 600 m³ | 12 m. | 3 m. (aan één zijde) |
Gesloten | 500 m³ | 12 m. | - |
Gestapeld | 350 m³ | - | - |
- 2. Bijgebouwen mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 worden opgericht.
- 3. Erfafscheidingen zijn toegestaan op percelen waarop reeds een woning staat met dien verstande dat:
- a. bij plaatsing voor de voorgevelrooilijn een maximale hoogte van 1 m. in acht genomen dient te worden;
- b. bij plaatsing achter de voorgevelrooilijn een maximale hoogte van 2 m. in acht genomen dient te worden;
- c. bij woningen in hoeksituaties is het bepaalde onder a. en b. van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat daarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen en dat bij plaatsing van een erfafscheiding voor de voorgevelrooilijn die dwars over het perceel loopt een hoogte van maximaal 2 m. is toegestaan, met dien verstande dat een afstand van minimaal 2,5 m. in acht dient te worden genomen ten opzichte van de voorgevellijn.
- 4. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende bepaling:
- a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m. bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen;
- b. voorzieningen voor de openbare verlichting mogen maximaal 8 m. hoog zijn en antennes en antennemasten mogen maximaal 12 m. hoog zijn.
3.3 Gebruiksvoorschrift
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan mits:
- a. de primaire woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
- b. het woonmilieu niet onevenredig wordt aangetast;
- c. de parkeerbalans en verkeersafwikkeling in de directe omgeving niet onevenredig wordt benadeeld;
- d. detailhandel slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
- e. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning inclusief de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 40m² als zodanig mag worden gebruikt;
- f. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen.
3.4 Vrijstellingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, aanhef ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat de voorwaarden zoals genoemd in lid 3 in acht genomen dienen te worden.
- 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, sub 1, onder b, in verband met het verhogen van de goothoogte tot maximaal 6 m..
- 3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, sub 1, onder d, ten aanzien van de verplichte kap dan wel voor een kap met een afwijkende dakhelling.
- 4. De vrijstelling onder sub 2 en 3 van dit lid wordt uitsluitend verleend indien:
- het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig wordt aangetast;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig wordt aangetast.
3.5 Nadere eisen
Ter uitvoering van de doeleinden in lid 1 zijn Burgemeester en Wethouders bij het verlenen van een bouwvergunning bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- de situering en afmetingen van gebouwen;
- de situering en afmetingen van de bouwpercelen;
mits deze eisen blijven binnen de in het plan neergelegde begrenzingen en indien zulks noodzakelijk is in verband met:
- a. de woonsituatie;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. in verband met de verkeers-, sociale- en brandveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden in aangrenzende bestemmingen.
3.6 Ander gebruik van gronden en bouwwerken
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 18, lid 1, sub 1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. de uitoefening van detailhandel behoudens de uitoefening van detailhandel in beperkte mate die verband houdt met de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
- b. zelfstandige bewoning voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
- 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming te wijzigen door het verschuiven of vergroten van het bouwvlak binnen de bestemming, onder de voorwaarden dat:
- a. het op de plankaart aangegeven bouwvlak met maximaal 10% mag worden vergroot;
- b. dit niet leidt tot een verhoging van het aantal woningen;
- c. dit past binnen het straat- en bebouwingsbeeld.
- 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming "Wonen", van de op de plankaart met een arcering aangeduide gronden, alsmede van de gronden die met de op de plankaart als zodanig aangeduide gronden één geheel vormen, overeenkomstig de op de plankaart opgenomen kadastrale aanduidingen, geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming "Horecadoeleinden –H-", "Maatschappelijke doeleinden –M-" of "Dienstverlening –D-", onder de voorwaarden dat:
- a. uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffend gebruik;
- b. indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid;
- c. indien de betreffende locatie op de kaart "indicatieve archeologische waarden" van de provincie Limburg (1999) een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde kent dient voorafgaand aan nieuwe bouwontwikkelingen een archeologisch onderzoek te worden verricht om eventueel archeologische waarden in kaart te brengen;
- d. de ontwikkeling niet valt binnen een stankcirkel van een agrarisch bedrijf;
- e. de ontwikkeling de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven in de omgeving niet onevenredig belemmert;
- f. de ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast;
- g. de belangen van derden niet onevenredig worden aangetast.
3.8 Procedure
Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid zoals vervat in lid 4 en bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 7 geldt de procedure als bedoeld in artikel 21.
Hoofdstuk 3 Algemene Voorschriften
Artikel 4 Bijgebouwen Bij De Bestemming Wonen
- 1. Ongeacht de overige bepalingen in dit artikel dient tenminste 50% van het achtererf onbebouwd en onoverdekt te blijven.
- 2. Het oprichten van bijgebouwen bij gestapelde woningen is niet toegestaan.
- 3. Voor het bouwen van bijgebouwen tegen de achtergevel gelden de volgende bepalingen:
- a. bij woningen mogen bouwwerken tegen de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd over de volle breedte van het hoofdgebouw en met een diepte tot 4 m., mits het bepaalde in lid 1 in acht wordt genomen;
- b. de goothoogte van het bijgebouw mag maximaal 3 m. bedragen tenzij deze aan een woning met meerdere bouwlagen wordt gebouwd; in dat geval mag de goothoogte niet hoger zijn dan 0.25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning.
- 4. Voor het bouwen van bijgebouwen bij tussenwoningen, gelden de volgende bepalingen:
- a. de situering van bijgebouwen is alleen toegestaan op het zij- en achtererf met uitzondering van de aan- en/of uitbouwen als bedoeld in lid 10 van dit artikel;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m². Bij de berekening van deze oppervlakte blijft de oppervlakte van het toegestane bijgebouw als bedoeld in lid 3 buiten beschouwing;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen meer dan 20 m² bedragen mits het achtererf– ook na het realiseren van een bijgebouw als bedoeld in lid 3 – voor niet meer dan 50% is bebouwd met een maximum oppervlakte van 40 m²;
- d. de goothoogte mag niet meer dan 3m. bedragen, tenzij het bijgebouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt aangebouwd. In dat geval mag de goothoogte niet hoger zijn dan 0.25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
- e. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 4.50 m.;
- f. de dakhelling van een eventuele kap mag niet meer bedragen dan 45°; overigens dient deze aangekapt dan wel in de vorm van een zadeldak gerealiseerd te worden;
- g. het bepaalde onder e. en f. is niet van toepassing indien het hoofdgebouw met een plat dak is uitgevoerd. In dat geval dienen de bijgebouwen eveneens met plat dak te worden uitgevoerd en mag de hoogte niet meer bedragen dan 3 m. tenzij het bijgebouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt aangebouwd. In dat geval mag de hoogte niet hoger zijn dan 0,25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
- h. in afwijking van het bepaalde onder f. mag een serre of een transparante overkapping met een hellend of plat dak worden uitgevoerd, mits de maximum hoogte niet meer bedraagt dan 3 m. en de minimum hoogte niet minder bedraagt dan 2.20 m.;
- i. bij een garage dient aan de voorzijde een opstelruimte van minimaal 5 m. op eigen terrein in acht te worden genomen;
- j. de voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2.50 m. ten opzichte van de voorgevellijn van de hoofdbebouwing terug te liggen m.u.v. aan- en/of uitbouwen als bedoeld in lid 10;
- k. bijgebouwen op het achtererf bij woningen in een hoeksituatie mogen niet vóór de voorgevel van de dwars op het perceel staande voorgevellijn geplaatst worden. In afwijking hiervan is een aangebouwd bijgebouw tot 4 m. achter de achtergevellijn toegestaan.
- 5. Van de maat van minimaal 2.50 m. als bedoeld in lid 4 sub j kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen indien dat:
- a. acceptabel is ter afstemming op het bestaande of mogelijke toekomstige straatbeeld;
- b. en er een vrije ruimte van 3 m. op het eigen terrein overblijft.
- 6. Aanvullend op het bepaalde in lid 4, sub b en sub c van dit artikel is de bouw van een carport toegestaan, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de carport wordt gebouwd op het achtererf;
- b. het oppervlak van de carport niet meer dan 20 m² bedraagt;
- c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.;
- d. het achtererf grenst aan de openbare weg.
- 7. Voor het bouwen van bijgebouwen bij eindwoningen en (half) vrijstaande woningen gelden de volgende bepalingen:
- a. de situering van bijgebouwen is alleen toegestaan op het zij- en achtererf met uitzondering van de aan- en uitbouwen als bedoeld in lid 10 van dit artikel;
- b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 50 m2 bedragen. Bij de berekening van deze oppervlakte blijft de oppervlakte van het toegestane bijgebouw als bedoeld in lid 3 buiten beschouwing;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b. mag de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen meer dan 50 m2 bedragen mits het achtererf ook na het realiseren van een bijgebouw als bedoeld in lid 3 voor niet meer dan 40% wordt bebouwd met een maximum oppervlakte van 70 m2;
- d. bij een vrijstaande woning dient één zijerf onbebouwd en onoverdekt te blijven, met uitzondering van het bepaalde in lid 10;
- e. de goothoogte mag niet meer dan 3 m. bedragen, tenzij het bijgebouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt aangebouwd. In dat geval mag de goothoogte niet hoger zijn dan 0.25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
- f. de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 4.50 m.;
- g. de dakhelling van een eventuele kap mag niet meer bedra-gen dan 45°; overigens dient deze aangekapt dan wel in de vorm van een zadeldak gerealiseerd te worden;
- h. het bepaalde onder f. en g. is niet van toepassing indien het hoofdgebouw met een plat dak is uitgevoerd. In dat geval dienen de bijgebouwen eveneens met plat dak te worden uitgevoerd en mag de hoogte niet meer bedragen dan 3 m. tenzij het bijgebouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt aangebouwd. In dat geval mag de hoogte niet hoger zijn dan 0.25m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
- i. in afwijking van het bepaalde onder g. mag een serre of een transparante overkapping met een hellend of plat dak worden uitgevoerd, mits de maximum hoogte niet meer bedraagt dan 3 m. en de minimum hoogte niet minder bedraagt dan 2.20 m.;
- j. bij een garage dient aan de voorzijde een opstelruimte van minimaal 5 m. op eigen terrein in acht te worden genomen;
- k. de voorgevel van een bijgebouw dient minimaal 2.50 m. ten opzichte van de voorgevellijn van de hoofdbebouwing terug te liggen m.u.v. aan- en/of uitbouwen als bedoeld in lid 10;
- l. bijgebouwen op het achtererf bij woningen in een hoeksituatie mogen niet vóór de voorgevel van de dwars op het perceel staande voorgevellijn geplaatst worden. In afwijking hiervan is een aangebouwd bijgebouw tot 4 m. achter de achtergevellijn toegestaan.
- 8. Van de maat van minimaal 2.50 m. als bedoeld in lid 7 sub k kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen indien dat:
- a. acceptabel is ter afstemming op het bestaande of mogelijke toekomstige straatbeeld;
- b. er een vrije ruimte van 3 m. op het eigen terrein overblijft.
- 9. Aanvullend op het bepaalde in lid 7, sub b en sub c, van dit artikel is de bouw van een carport toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de carport wordt gebouwd op het zij- of achtererf;
- b. het oppervlak van de carport niet meer dan 20 m² bedraagt;
- c. de carport niet meer dan 2.50m. voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw komt te liggen;
- d. indien de carport wordt gebouwd op het achtererf bij een hoeksituatie mag deze niet meer dan 2.50 m. voor de voorgevellijn die dwars op het perceel ligt komen te liggen voor zover deze bouw niet plaatsvindt op terreinen met de aanduiding "tuin";
- e. in afwijking van het bepaalde onder sub c en sub d mag de afstand van 2.50 m. worden vergroot mits er voor de carport een ruimte van ten minste 3 m. op eigen terrein overblijft;
- f. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.;
- g. voor de voorgevellijn geen tot de constructie behorende wanden liggen.
- 10. Met betrekking tot de aanbouw tegen de voor- en/of zijgevel gelden de volgende bepalingen:
- a. aan de bestaande hoofdbouw is het toegestaan om aan de voor- en/of zijgevel een aan- en/of uitbouw te realiseren met dien verstande dat:
- 1. deze mogelijkheid alleen bestaat voor ondergeschikte bouwdelen zoals erkers, ingangspartijen, overkappingen en hiermee gelijk te stellen bouwdelen;
- 2. deze aan- en/of uitbouw maximaal 1 m. diep mag zijn;
- 3. de aanbouw gemeten vanaf de gevel van de bestaande woning, maximaal de helft van de breedte van de betreffende gevel mag beslaan;
- 4. de goothoogte niet meer dan 3 m. mag bedragen, tenzij de aan- en/of uitbouw aan een woning met meerdere bouwlagen wordt gebouwd. In dat geval mag de goothoogte niet hoger zijn dan 0.25 m. boven de vloer van de eerste verdieping van die woning;
- b. van de maximale diepte van 1 m. bij sub a. onder 2 van dit artikel kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen voor de bouw van een aan- en/of uitgebouwd toegangsportaal aan de voorgevel met een diepte van maximaal 2 m. indien:
- 1. de afmetingen van het oorspronkelijke toegangsportaal dit rechtvaardigen en deze grotere diepte een stedenbouwkundige dan wel architectonische meerwaarde heeft dan wel;
- 2. aangetoond kan worden dat de grotere diepte voor een normaal gebruik noodzakelijk is.