Eijkenhofweg ongenummerd Veulen
Projectbesluit - gemeente Venray
Vastgesteld op 31-08-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Hoofdstuk
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het projectbesluit "Eijkenhofweg ongenummerd Veulen" van de gemeente Venray.
1.2 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 adviescommissie BOM+:
provinciale adviescommissie met als taak de toetsing van een aanvraag tot uitbreiding of vestiging aan de beleidsregels BOM +.
1.5 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of het houden van dieren evenals een productiegerichte paardenhouderij (een paardenhouderij waarbij in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair zijn gericht op het voortbrengen, africhten, trainen of verhandelen van paarden).
1.6 (agrarisch) bedrijfsgebouw:
(een gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
1.7 agrarische bedrijfsvoering:
de bedrijfsmatige gang van zaken binnen een agrarisch bedrijf.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 (agrarische) bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.10 bouwvlak:
het vlak waarbinnen bebouwing mogelijk is, zoals opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0984.PRB09033 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijgebouw:
een bij een woning behorend en daarmee verbonden of daarvan vrijstaand gebouw welke strekt ten behoeve van een groter woongenot en dat in architectonische zin ondergeschikt is aan de woning.
1.15 BOM+ regeling:
bouwvlak op Maat plus, een provinciale regeling gericht op het mogelijk maken van agrarische bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd winst behalen in omgevingskwaliteit.
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel:
de aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.22 doelmatige (agrarische) bedrijfsvoering:
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten,
leveranciers, partners en anderen.
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hartlijn:
een denkbeeldige lijn in een symmetrisch vlak figuur of dito ruimtelijk object (omwentelingslichaam) die precies in het midden loopt.
1.25 hemelwaterproblematiek:
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.
1.26 hoofdverblijf:
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.27 inhoud bedrijfswoning:
als inhoud van de bedrijfswoning wordt aangemerkt de inhoud van de woning inclusief bijgebouwen, exclusief overkappingen. Zakelijke functies die in het woongedeelte zijn opgenomen, worden geacht tot de inhoud van de woning te behoren.
1.28 intensieve veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning uiterlijk op het tijdstip van bekendmaking van het Reconstructieplan Noord en Midden Limburg is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd, evenmin wordt als intensieve veehouderij beschouwd een bedrijf, waarvan de milieuvergunning na het tijdstip van bekendmaking van het reconstructieplan Noord en Midden Limburg is ingetrokken.
1.29 nieuwbouw:
Het oprichten van een nieuw gebouw waarbij geen rekening wordt gehouden met de verschijningsvorm van een eventueel gesloopt gebouw op die locatie.
1.30 nieuwvestiging:
nieuw op te richten inrichting op een locatie waar eerder geen bebouwing bestond dan wel waar bebouwing aanwezig was met een andere functie dan die van de nieuwe inrichting.
1.31 omschakeling:
de algehele of gedeeltelijke overstap binnen een bestaand (agrarisch) bedrijf naar een ander (agrarisch) bedrijf.
1.32 ondergeschiktheid nevenactiviteiten:
de niet-agrarische nevenactiviteiten die qua economische bedrijfsomvang, inkomen en/of ruimtegebruik van minder belang zijn dan de agrarische activiteiten.
1.33 onevenredige aantasting van de aanwezige waarden:
het resultaat van een planologische ingreep heeft een verhoudingsgewijs te groot nadelig effect op de aanwezige waarden in dat gebied.
1.34 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein dat het bouwwerk omgeeft.
1.35 permanente huisvesting:
huisvesting in een woning welke als hoofdverblijf kan worden aangemerkt.
1.36 reconstructieplan:
het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg zoals vastgesteld op 5 maart 2004 door Provinciale Staten van Limburg en goedgekeurd door de ministers van Landbouw, Natuurbeheer Voedselkwaliteit en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu op 22 april 2004.
1.37 recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar voor recreatief verblijf te worden gebruikt.
1.38 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht, waarvan het voortbestaan ook op langere termijn in voldoende mate is verzekerd (minimaal 70 Nge).
1.39 voorgevelrooilijn:
de snijlijn van het naar de weg gekeerde gevelvlakken van een woning (niet zijnde de voorkant van een erker) of (agrarisch) bedrijfsgebouw (dat het dichtst bij de weg is gelegen) en het grondvlak, waarop de woning/(agrarisch) bedrijfsgebouw zich bevindt, waarbij de voorgevelrooilijn doorloopt tot de perceelsgrenzen.
1.40 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.
1.41 woon- en leefklimaat:
woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de wettelijke normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 nokhoogte van een bouwwerk
zie bouwhoogte van een bouwwerk.
2.5 hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
verticaal vanaf het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het aansluitende afgewerkte peil.
2.6 afgewerkt peil
bij de toepassing van 2.1, 2.3, 2.4 en 2.5 wordt als afgewerkt peil het aansluitend maaiveld aangehouden.
2.7 ondergronds
de voor mensen toegankelijke vloer van het bouwwerk ligt onder het aansluitende peil.
2.8 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel.
2.9 afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.10 vloeroppervlakte
op de vloer, tussen de binnenzijden van de gevelmuren en/of gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.12 inhoud overkappingen, carports en daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken
vanaf peil tot aan de buitenzijde van het dak en tussen de buitenwerkse maten van de draagconstructie. Overstekken tot 0,60 meter worden niet meegeteld bij de berekening van de inhoud.
2.13 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.14 vrijwaringszone weg
uit de as van de dichtstbijgelegen rijbaan inclusief bijbehorende toe- en afritten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijfsvoering;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, groen-, nuts-, en parkeervoorzieningen en in het bijzonder voor zover nader aangeduid op de verbeelding: - b. de uitoefening van een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" (iv), waarbij als nevenactiviteit akkerbouw is toegestaan;
- c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" (bw), waarbij de bijbehorende tuin binnen het bouwvlak dient te zijn gelegen, hiervan zijn uitgezonderd hobbyweides;
3.2 Bouwregels
Op de voor Agrarisch aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
3.2.1 Algemeen
- a. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat ze naar aard en afmeting bij de bestemming "Agrarisch" passen. Door de bouw c.q. aanwezigheid van alle bedoelde bouwwerken dan wel als gevolg van het te verwachten gebruik mogen de bestaande agrarische waarden niet onevenredig worden geschaad;
3.2.2 Agrarisch bedrijf
Voor de bouwwerken gelegen binnen een bouwvlak met de aanduiding "intensieve veehouderij" (iv) gelden de volgende eisen:
- a. (agrarische) bedrijfsgebouwen:
goothoogte max 6,5m bouwhoogte max 11m dakhelling min 12°, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen (tussenlid), kleine, lage aanbouwen, lage luchtwassers etc., waarvoor een dakhelling van 0° is toegestaan. afstand tot zijdelingse perceelsgrens min 5m afstand tussen twee bedrijfsgebouwen max 20m afstand tot de bestemming Verkeer – Wegverkeer min 10m afstand tot bedrijfwoning min 15m - b. bedrijfswoningen:
inhoud, inclusief bijgebouwen t.b.v. het wonen max 1075m³ goothoogte max 4,5m dakhelling min 12° afstand tot de zijdelingse perceelsgrens min 5m afstand tot de bestemming Verkeer – Wegverkeer min 10m - c. bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
goothoogte max 3m dakvorm en – helling afgestemd op dakvorm en –helling bedrijfswoning afstand tot de zijdelingse perceelsgrens min 5m - d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
bouwhoogte | |
kunstmest en voedersilo's | max 12m |
mestsilo's | max 11m, mits de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 5m bedraagt en de mestsilo niet vóór (nog te bouwen) bedrijfsgebouwen wordt gebouwd. |
erf- en terreinafscheidingen | max 2m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max 12m |
afstand tot de bestemming Verkeer - Wegverkeer | min 10m |
met dien verstande dat:
- e. ondergeschikte bouwdelen wat betreft hoogte, verschijningsvorm en dakvorm uitgezonderd zijn van het gestelde in artikel 3.2.2 sub a t/m d;
- f. bij nieuwbouw dienen bedrijfsgebouwen op een minimale afstand van 15 meter van de bedrijfswoning en achter de achtergevel van de bedrijfswoning te worden gesitueerd, met uitzondering van herbouw, indien de
noodzaak tot een kortere afstand kan worden aangetoond en/of herbouw plaatsvindt op bestaande fundering; - g. bij bedrijfswoningen mogen bijgebouwen binnen een omtrek van 15 m van de achter- en zijgevels van de
woning worden gebouwd (mits gelegen in het bouwvlak), met dien verstande dat voor de voorgevel geen bijgebouwen mogen worden opgericht; - h. indien de bedrijfswoning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 1075m³, mag het gehele hoofdgebouw inpandig worden verbouwd tot woning, onder de voorwaarden dat:
- 1. het agrarische karakter niet wezenlijk worden aangetast;
- 2. het bestaande grondoppervlak niet wordt vergroot;
- 3. verbouw in combinatie met herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
- 4. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 5. het aantal woningen gelijk blijft; woningsplitsing is niet toegestaan;
- i. binnen de fundering van de woning en/of het bijgebouw bij de woning is het ondergronds bouwen van menstoegankelijke ruimten ter vergroting van het woongenot toegestaan, mits deze ruimte(n) uitsluitend van binnenuit toegankelijk zijn en geen ruimtelijke uitstraling hebben;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en inpassing van de bebouwing ten behoeve van:
- a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
- b. de milieusituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- e. het bijdragen aan het behoud en/of versterking van de aanwezige gebiedskwaliteiten.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik, meer in het bijzonder:
- a. het gebruik van de gronden als plaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door buitenlandse werknemers;
- b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van gronden en opstallen voor detailhandel;
- d. het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bedrijf;
- e. het gebruik van gronden en opstallen voor het bewerken van agrarische producten;
- f. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers;
- g. het gebruik van de agrarische bedrijfswoning en (agrarische) bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van stagiaires en grooms voor het africhten van paarden;
- h. het gebruik van (agrarische) bedrijfsgebouwen (stallen) en bijgebouwen ten behoeve van huisvesting;
- i. het gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente huisvesting;
- j. het gebruik van gronden als containerteeltvelden buiten de bouwvlakken voor een agrarisch bedrijf;
- k. het gebruik van opstallen voor opslagdoeleinden, uitgezonderd:
- 1. opslagdoeleinden die verband houden met het op de bestemming gerichte gebruik van opstallen;
- 2. statische opslag in niet meer functionele agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen;
- l. het gebruik van opstallen ten behoeve van horecadoeleinden;
- m. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of gebouwen en bouwwerken,geen gebouwen zijnde ten behoeve van een sexinrichting, een escortbedrijf en (straat)prostitutie.
- n. het gebruik van een bedrijfswoning en bijbehorende bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-gebonden-bedrijf;
- o. het gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van mestverwerkingsactiviteiten behoudens activiteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarisch bedrijf waarbij de mest afkomstig is van hetzelfde bedrijf;
- p. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar een glastuinbouwbedrijf of een intensieve veehouderij;
- q. het omschakelen van een agrarisch bedrijf naar niet- grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
- r. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
- s. het gebruik van hagelnetten;
- t. het gebruik van bestaande opstallen voor kleinschalige verblijfsrecreatie;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltel Bepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met dit bestemmingsplan.
Artikel 6 Algemene Wijzigingsregels
6.1 Wijzigingsbevoegdheid
6.1.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- a. bestemmingsgrenzen met max. 5 m verschuiven.
6.1.2 Afwegingskader
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 6.1.1 genoemde wijzigingsregels vindt een belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
- a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen worden geschaad;
- b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
- c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
Artikel 7 Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Gas' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse leidingen ten behoeve van de gasvoorziening alsmede en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :
- a. de figuuraanduiding "hartlijn leiding - gas" de hartlijn van de gasleiding aangeeft;
- b. artikel 9.4 van de planregels in acht dient te worden genomen.
7.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming "Leiding - Gas" mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van zeer beperkte omvang, zoals erf- en terreinafscheidingen - voor zover de onderliggende bestemming dit toelaat;
7.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.2 van de planregels en bouw binnen de zone toestaan, onder de voorwaarden dat:
- a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
- b. als gevolg van de werkzaamheden geen schade ontstaat danwel kan ontstaan aan de desbetreffende leiding;
- c. advies is ingewonnen van de leidingbeheerder.
7.4 Aanlegvergunning
7.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het verwijderen van de bovenste bodemlaag / bodemlagen (afgraven);
- b. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
- c. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de
oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven); - d. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
- e. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
- f. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
- g. g. het aanbrengen van leidingen en daarna weer terugbrengen van de grond, bestaande uit de oorspronkelijke
- h. toplaag en/ of grond van elders;
- i. h. het aanbrengen van drainagebuizen in de grond, in het algemeen op een diepte van 80-110 cm;
- j. i. het bemalen van een of meerdere percelen (aanbrengen onderbemaling);
- k. j. het aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten of greppels;
- l. k. het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen);
- m. l. het planten van bomen en/of struiken;
- n. m. het verwijderen van gras en aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of
- o. sierteelt);
- p. n. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m².
7.4.2 Uitzonderingen
Het in artikel 8.4.1 van de planregels vervatte verbod is niet van toepassing op andere werken en werkzaamheden die:
- a. uitgevoerd worden binnen een op de verbeelding opgenomen bouwvlak;
- b. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
7.4.3 Afwegingskader
Een in artikel 7.4.1 van de planregels genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de functie van de gronden en de leidingen, zoals omschreven in de bestemmingsomschrijving van onderhavige bestemming, niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen (basisbestemming), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen ten behoeve van de energievoorziening en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :
- a. de figuuraanduiding "hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding" de hartlijn van de hoogspanningsleiding aangeeft;
- b. artikel 9.4 van de planregels in acht dient te worden genomen.
8.2 Bouwregels
Op gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven zone van een hoogspanningsleiding mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 50 m;
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat – en mits als gevolg van het bouwen geen schade ontstaat dan wel kan ontstaan aan de desbetreffende leidingen. Advies moet worden gevraagd aan de leidingbeheerder.
8.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 8.2 van de planregels en bouw binnen de zone toestaan, onder de voorwaarden dat:
- a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
- b. als gevolg van de werkzaamheden geen schade ontstaat danwel kan ontstaan aan de desbetreffende leiding;
- c. advies is ingewonnen van de leidingbeheerder.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
9.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 1 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. brandblusvoorzieningen;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
9.3 BOM + regeling
9.3.1 Basispakket
Wanneer in de regels van dit plan wordt verwezen naar het gestelde in dit artikel worden de volgende eisen gesteld, welke nader zijn geconcretiseerd in het gemeentelijke Ruimtelijk KwaliteitsKader en het Beeldkwaliteitplan:
- a. door middel van een inpassingsplan dient de inpassing van de nieuwe bebouwing/ verharding te worden gewaarborgd waarbij een en ander is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken zoals landschappelijke inpassing, stedenbouwkundig ontwerp en cultuurhistorische aspecten, en; b. voorzieningen dienen te worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek als gevolg van de nieuwe bebouwing/ verharding (water en erosieaspecten), zoals infiltratie of retentie.
9.3.2 Basispakket plus
Wanneer in de regels van dit plan wordt verwezen naar dit artikel zullen burgemeester en wethouders binnen het bouwvlak de volgende eisen stellen, welke nader zijn geconcretiseerd in het gemeentelijke Ruimtelijk KwaliteitsKader:
- a. door middel van een inpassingsplan dient de inpassing van bestaande bebouwing/ verharding te worden gewaarborgd, en/of,
- b. er kunnen eisen gesteld worden aan de architectonische vormgeving van nieuw op te richten bebouwing, en/of,
- c. voorzieningen dienen te worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek als gevolg van bestaande bebouwing/ verharding, en/of,
- d. oude gebouwen/verharding dient te worden geamoveerd, en/ of,
- e. maatregelen dienen te worden genomen op het gebied van veiligheid/ overstroming van Beekdalen,
- f. en/of, overige prestaties, door de initiatiefnemer aan te dragen, betrekking hebbend op gronden gelegen buiten het bouwvlak, echter gelegen in de directe nabijheid van het bouwvlak, zoals:
- 1. aanvullende maatregelen op het gebied van waterbeheer (kwalitatief, kwantitatief, grondwater, oppervlaktewater)aanvullende maatregelen op het gebied van erosie (inzaaien grasland op hellingen, aanleggen van lijnvormige landschapselementen, etc);
- 2. extra maatregelen op het gebied van inrichting/ beheer van natuur en landschap;
- 3. ontsluiting/ openstelling recreatief medegebruik en versterking/ beheer cultuurhistorische relicten;
- 4. duurzaamheidsaspecten;
- 5. sloop van bedrijfsgebouwen elders;
- 6. andere mogelijkheden.
bij welke keuze als uitgangspunt wordt genomen dat de tegenprestatie in redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de agrarische ontwikkeling en wordt gerelateerd aan de effecten van de ingreep alsmede de mogelijke eisen uit sub 1 tot en met 6 wordt aangetoond/ gemotiveerd.
9.4 Schema van volgorde dubbelbestemmingen
Bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en anders dan voor bebouwing is voor zover deze gronden tevens bestemd zijn voor een of meerdere van de doeleinden zoals omschreven in de artikelen 7 en 8 van de planregels het onderstaande schema van toepassing.
Doeleinden | Artikelnummer | Volgorde van toepassing |
Leiding - Hoogspanningsverbinding | 9 | 1 |
Leiding - Gas | 8 | 2 |
Voor zover de regels van de in de tabel genoemde artikelen van een lagere orde van belangrijkheid de werking van regels van een hogere orde van belangrijkheid niet frustreren, zijn de eerder genoemde regels eveneens van toepassing.
9.5 Uitbreidingsverbod veehouderijen
Bij een uitbreiding van een veehouderijbedrijf wordt rekening gehouden met de Natuurbeschermingswet en mag het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast.