Kempkensberg 4 Ysselsteyn
Projectbesluit - Gemeente Venray
Vastgesteld op 30-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het projectbesluit “Kempkensberg 4 Ysselsteyn” van de gemeente Venray.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0984.PRB10004-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 abiotische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot de aanwezigheid van natuurlijke grondwaterstromen en een voor het gebied typerende bodemopbouw.
1.6 agrarisch afzetbedrijf:
een bedrijf, dat uitsluitend, dan wel overwegend is gericht op het vervoer, de opslag, de bewerking en de verhandeling -geen detailhandel zijnde- van producten die in het agrarisch bedrijf zijn voortgebracht.
1.7 (agrarisch) bedrijfsgebouw:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
1.8 agrarische bedrijfsvoering:
de bedrijfsmatige gang van zaken binnen een agrarisch bedrijf.
1.9 ambachtelijk:
door middel van handwerk, op traditionele wijze.
1.10 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die worden bepaald door de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingsoppervlak:
een op de verbeelding aangegeven oppervlakte in vierkante meters, dat de omvang van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd.
1.13 (agrarische) bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of het terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.14 bestaand bouwvlak:
het bouwvlak, wat betreft omvang en vorm, zoals opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
1.15 bestaand bouwwerk:
een ten tijde van de in werking treding van het bestemmingsplan aanwezig bouwwerk.
1.16 bestaand gebruik:
het gebruik op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw:
een bij een woning behorend en daarmee verbonden of daarvan vrijstaand gebouw of overkapping, welke strekt ten behoeve van een groter woongenot en dat in architectonische zin ondergeschikt is aan de woning.
1.20 BOM+ regeling:
bouwvlak op Maat plus, een provinciale regeling gericht op het mogelijk maken van agrarische bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd winst behalen in omgevingskwaliteit.
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwperceel:
de aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 caravan:
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan.
1.28 cultuurhistorische waarde:
de waarden aan een gebied of opstal toegekende waarde met betrekking tot de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 doelmatige (agrarische) bedrijfsvoering:
het op efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen.
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 groepsaccommodatie:
een accommodatie waarbij door een groep gezamenlijk van voorzieningen gebruik wordt gemaakt en waar logiesgelegenheden aanwezig zijn voor groepen personen.
1.33 hemelwaterproblematiek:
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door toename van het verharde grondoppervlak.
1.34 herbouw:
na algehele sloop van het bestaande gebouw (woning) wordt nagenoeg hetzelfde teruggebouwd.
1.35 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. Indien het een voormalig agrarisch bedrijf betreft ligt de voormalige bedrijfswoning in het hoofdgebouw.
1.36 intensieve veehouderij:
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor
de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning uiterlijk op het tijdstip van bekendmaking van het reconstructieplan is verleend). De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd, evenmin wordt als intensieve veehouderij beschouwd een bedrijf, waarvan de milieuvergunning na het tijdstip van bekendmaking van het reconstructieplan is ingetrokken.
1.37 kampeermiddel:
tenten, tentwagens, kampeerauto's, caravans of stacaravans (niet toegestaan bij kleinschalig kamperen) dan wel ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuigen of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief
nachtverblijf.
1.38 kampeerterrein:
terrein of een deel van een terrein met ten minste twintig toeristische slaapplaatsen en met ten minste wasgelegenheid en toiletten, waarop kan worden overnacht in tenten, tentwagens, kampeerauto`s, (sta)caravans, tenthuisjes of trekkershutten.
1.39 kwekerij:
een bedrijf dat gericht is op het kweken van planten en siergewassen met eventueel detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie van ter plaatse gekweekte planten en siergewassen, potgrond, compost en meststoffen.
1.40 logies:
gelegenheid om te overnachten voor personen die elders hun hoofdverblijf hebben.
milieuhygiënische uitvoerbaarheid:
overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid et cetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
1.41 milieuhygiënische uitvoerbaarheid
overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid et cetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
1.42 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht,of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of
een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar. Een seksinrichting is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
1.43 stacaravan:
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen, die elders hun hoofdwoonverblijf hebben, en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan.
1.44 standplaats:
plaats voor kampeermiddelen op een kampeerterrein of een camping.
1.45 statische opslag:
opslag van goederen gedurende langere termijn, zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze ter plekke verhandeld worden, waaronder begrepen caravans, wit- en bruingoed en meubels).
1.46 tent:
een in hoofdzaak uit textiel of daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf.
1.47 trekkershut:
een eenvoudig primitief houten gebouw, geen woonkeet, chalet, caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft / hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt als recreatief nachtverblijf.
1.48 woning:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.
1.49 woon- en leefklimaat:
woon- en leefklimaat waarbij wordt voldaan aan de wettelijke normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische bedrijfsvoering;
met in het bijzonder aangeduid op de plankaart:
- de uitoefening van een intensieve veehouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “intensieve veehouderij” (iv), waarbij als nevenactiviteit akkerbouw is toegestaan;
- een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” (bw), waarbij de bijbehorende tuin binnen het bouwvlak dient te zijn gelegen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan aan de bestemming, waarbij de volgende eisen gelden:
3.2.1. Algemeen
- a. (agrarische) bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen bij de bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat ze naar aard en afmetingen bij de bestemming 'Agrarisch' passen. Door de bouw c.q. aanwezigheid van alle bedoelde bouwwerken dan wel als gevolg van het te verwachten gebruik mogen de bestaande agrarische waarden niet onevenredig worden geschaad.
3.2.2. Agrarisch bedrijf
Voor de bouwwerken gelegen binnen een bouwvlak met een aanduiding “intensieve veehouderij” (iv) gelden de volgende eisen:
- a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 6,5 meter en de maximale bouwhoogte 11 meter;
- b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. het bepaalde in artikel 3.1 van de planregels en de oprichting van een tijdelijke (maximaal 5 jaar) logiesgelegenheid voor buitenlandse werknemers toestaan, onder de voorwaarden dat:
- 1. aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing voor een logieseenheid niet mogelijk is;
- 2. de inhoud per logiesgelegenheid maximaal 250 m3 bedraagt;
- 3. de cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden behouden dienen te blijven;
- 4. logiesgelegenheden worden ingepast bij de bestaande agrarische bebouwing en dienen binnen het bouwvlak te worden geplaatst;
- 5. per agrarisch bedrijf maximaal 10 logiesgelegenheden gerealiseerd mogen worden, ten behoeve van het verblijf van maximaal 20 personen;
- 6. sprake is van een goede mlieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- b. het bepaalde in artikel 3.1 van de planregels en de oprichting van gebouwen ten dienste van het kleinschalig kamperen toestaan, onder de voorwaarden dat:
- 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 2. het kampeerterrein gelegen is binnen het bouwvlak met de aanduiding agrarisch bedrijf ofwel binnen een strook van 100 m aan een zijde of aan de achterzijde, direct aansluitend aan het bouwvlak;
- 3. er dient te zijn voldaan aan de eisen gesteld in artikel 9.1 (basispakket en - plus) van de planregels;
- 4. aangetoond wordt dat voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen niet in de reeds bestaande bebouwing gerealiseerd kunnen worden;
- 5. de goothoogte van de gebouwen maximaal 3 m bedraagt;
- 6. de gezamenlijke inhoud van de bijgebouwen voor kleinschalig kamperen ten hoogste 125 m³ bedraagt.
- c. het bepaalde in artikel 3.1 en toestaan dat een bedrijfswoning wordt opgericht buiten het aanduidingsvlak “bedrijfswoning” (bw) onder de volgende voorwaarden:
- 1. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 2. de cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden behouden dienen te blijven;
- 3. de dakhelling mag minimaal 12° bedragen;
- 4. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
- 5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag minimaal 5 m bedragen;
- d. het bepaalde in artikel 3.2 van de planregels en overschrijding van de begrenzing van het op de plankaart aangegeven agrarische bouwvlak met bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:
- 1. de overschrijding van het agrarisch bouwvlak, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
- 2. overschrijding enkel is toegestaan tot maximaal 10% van het bestaand bouwvlak met een maximale lengte van 25 m;
- 3. de oppervlakte van het bestaand bouwvlak als basis blijft dienen bij een eerstvolgende wijziging van begrenzing en/of omvang;
- 4. de cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden behouden dienen te blijven;
- 5. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 6. er dient te zijn voldaan aan de eisen gesteld in artikel 9.1 (basispakket en - plus) van de planregels;
- e. het bepaalde in artikel 3.2 van de planregels en de oprichting van voeder-, kunstmest- en mestsilo's buiten het bouwvlak toestaan, onder de voorwaarden dat:
- 1. de oprichting van voeder- kunstmest- en mestsilo's, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
- 2. overschrijding enkel is toegestaan tot maximaal 10% van het bestaand bouwvlak met een maximale lengte van 25 m;
- 3. de hoogte van de kunstmest- en voedersilo's maximaal 12 m bedraagt;
- 4. de hoogte van mestsilo's maximaal 6 m bedraagt;
- 5. de cultuurhistorische en/of visueel-landschappelijke waarden behouden dienen te blijven;
- 6. voldaan dient te zijn aan de eisen gesteld in artikel 9.1 (basispakket en –plus) van de planregels;
- f. het bepaalde in artikel 3.2 van de planregels en de oprichting van sleufsilo's buiten het bouwvlak, onder de voorwaarden dat:
- 1. de oprichting van sleufsilo's, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
- 2. de hoogte van de sleufsilo maximaal 1,5 m bedraagt;
- 3. het bebouwingsoppervlak ten hoogste 500 m2 bedraagt;
- 4. de cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden behouden dienen te blijven;
- 5. er dient voldaan te zijn aan de eisen gesteld in artikel 9.1 (basispakket en –plus) van de planregels;
- g. het bepaalde in artikel 3.2 van de planregels en het bouwen binnen de minimale afstand van gebouwen tot de perceelsgrens toestaan, onder de voorwaarden dat:
- 1. het bouwen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
- 2. voldaan dient te zijn aan de eisen gesteld in artikel 9.1 (basispakket en –plus) van de planregels;
- 3. aangetoond wordt dat de plaatsing vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid aanvaardbaar is;
- h. het bepaalde in artikel 3.2. van de planregels en het verhogen van de maximale bouwhoogte van de (agrarische) bedrijfsgebouwen toestaan, onder de voorwaarden dat:
ontheffing kan worden verleend tot 12 meter, indien:
- 1. het verhogen, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk is voor de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
- 2. is voldaan aan de eisen uit artikel 9.1 (basispakket en –plus) van de planregels;
- i. het bepaalde in artikel 3.2. van de planregels en een maximale goothoogte van 8 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter toestaan, mits sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
- j. het bepaalde in artikel 3.2. van de planregels voor het veranderen van de vorm van het bouwvlak teneinde de bouwmogelijkheden welke vervallen op grond van artikel 3.2. elders op het perceel mogelijk te maken, mits landschappelijke inpassing is gewaarborgd.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik
voor:
- a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- b. detailhandel;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
- d. seksinrichtingen;
- e. kampeermiddelen, waaronder tevens caravans ten behoeve van de huisvesting door buitenlandse werknemers;
- f. kleinschalige verblijfsrecreatie;
- g. horecadoeleinden;
- h. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen binnen een bouwvlak toestaan dat de gronden en opstallen gebruikt worden voor de uitoefening van niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bedrijf en daartoe ontheffing verlenen van het bepaalde in:
- a. artikel 3.5 onder e van de planregels ten behoeve van het houden van een kleinschalig kampeerterrein, onder de voorwaarden dat:
- 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het perceel;
- 2. stacaravans niet zijn toegestaan;
- 3. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
- 4. het maximaal 25 kampeerplaatsen betreft;
- 5. ten behoeve van het kampeerterrein geen extra bebouwing en/of verharding ten behoeve van het kleinschalig kamperen mag worden opgericht;
- 6. voldaan is aan het gestelde in artikel 9.1 (basispakket en -plus) van de planregels;
- 7. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- 8. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
- 9. het kampeerterrein gelegen is binnen het bouwvlak ofwel binnen een strook van 100 m aan een zijde of aan de achterzijde, direct aansluitend aan het bouwvlak;
- 10. de inrichting van het kampeerterrein bijdraagt aan het behoud van de aanwezige gebiedskwaliteiten;
- b. artikel 3.5 onder g van de planregels ten behoeve van het ontplooien van activiteiten met betrekking tot kleinschalige horeca en dagrecreatie, onder de voorwaarden dat:
- 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het perceel;
- 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
- 3. voldaan is aan het gestelde in artikel 9.1 (basispakket en -plus) van de planregels;
- 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- 5. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
- 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 7. de activiteit als nevenactiviteit kan worden aangemerkt, direct verbonden zijnd aan de hoofdactiviteit;
- 8. de activiteiten kleinschalig zijn, zoals bijvoorbeeld ontbijt- en lunchmogelijkheid, theetuin, terras, speeltuin, huifkartochten;
- c. artikel 3.5 onder h van de planregels ten behoeve van het bewerken van agrarische producten, onder de voorwaarden dat:
- 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het perceel;
- 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
- 3. voldaan is aan het gestelde in artikel 9.1 (basispakket en -plus) van de planregels;
- 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- 5. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
- 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 7. het de bewerking van producten afkomstig van het eigen bedrijf betreft;
- 8. dan wel dat het de bewerking van producten van in de directe omgeving gelegen agrarische bedrijven;
- d. artikel 3.5 onder f van de planregels ten behoeve van de huisvesting van maximaal 20 buitenlandse werknemers bij het agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:
- 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het perceel en wordt ingepast in het bestaande bouwvolume;
- 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
- 3. voldaan dient te zijn aan het gestelde in artikel 9.1 (basispakket en -plus) van de planregels;
- 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- 5. ondersteunende voorzieningen (zoals toiletten en wasvoorzieningen) binnen het logiesgebouw dienen te zijn gelegen;
- 6. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
- 7. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 8. de inhoud per logiesgelegenheid voor buitenlandse werknemers maximaal 250 m³ bedraagt;
- 9. per agrarisch bedrijf maximaal 10 logiesgelegenheden voor buitenlandse werknemers gerealiseerd mogen worden ten behoeve van het verblijf van maximaal 20 buitenlandse werknemers;
- e. artikel 3.5 onder h van de planregels en toestaan dat een bedrijfswoning dan wel in bij deze bedrijfswoning behorende bijgebouwen, worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden bedrijf tot een maximum van 70 m² (inclusief de oppervlakte van een aan-huis-verbonden-beroep), onder de voorwaarden dat:
- 1. de niet-agrarische functie ondergeschikt blijft aan het bestaande gebruik van het perceel;
- 2. de nevenactiviteiten qua aard en omvang passen in de omgeving;
- 3. voldaan is aan het gestelde in artikel 9.1 (basispakket en -plus) van de planregels;
- 4. de activiteiten infrastructureel goed inpasbaar zijn en niet tot onevenredige verkeersoverlast leiden;
- 5. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering ook het gebruik van gronden en opstallen voor niet-agrarische activiteiten worden gestaakt;
- 6. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- 7. de primaire woonfunctie (in hoofdgebouw en bijgebouwen) in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate wordt gehandhaafd;
- 8. detailhandel slechts plaatsvindt voor zover deze beperkt blijft tot verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden bedrijf;
- 9. de activiteit geen zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat als gevolg daarvan extra verkeersmaatregelen – waaronder parkeervoorzieningen - noodzakelijk zijn;
- 10. er sprake moet zijn van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
- f. Artikel 3.5 onder h van de planregels en het afwijkend gebruik van gronden en opstallen toestaan, mits het gebruik is aan te merken als nevenactiviteit, voor:
- 1. agrarische hulpbedrijven zoals loonbedrijven, drainagebedrijven, veehandelsbedrijven of bedrijven welke naar aard en omvang vergelijkbaar zijn;
- 2. toeleverende bedrijven zoals een spermabank, een fouragehandel, bedrijf voor de opslag van agrarische producten, hoefsmederij, of bedrijven welke naar aard en omvang vergelijkbaar zijn;
- 3. semi-agrarische bedrijven zoals hoveniersbedrijven, boomverzorgingsbedrijven, natuur- en landschapsbeheerbedrijven, bosbouwbedrijven, een vis / escargot / wormkwekerij etc, waarbij alleen een verkoopfunctie is toegestaan van zelf geproduceerde gewassen/ dieren, of bedrijven welke naar aard en omvang vergelijkbaar zijn;
- 4. opslag van caravans/ boten, inboedel, (cat. 1 en 2) en overige statische opslag;
- 5. een paardenpension/ stalling, een bezoekerscentrum, voor de verhuur van paarden/ fietsen/ kano's/ trapauto's/ huifkarren, of bedrijven welke naar aard en omvang vergelijkbaar zijn;
- 6. een dierenasiel/ dierenpension;
- 7. ambachtelijk landbouwproductverwerkende bedrijven als slachterij, vleesverwerking, zuivelverwerking, imkerij, palingrokerij, wijnmakerij, ijsmakerij, bierbrouwerij, of bedrijven welke naar aard en omvang vergelijkbaar zijn;
- g. het bepaalde in artikel 3.5 onder f van de planregels en kleinschalige verblijfsrecreatie toestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1. de verblijfsrecreatie alleen mag plaatsvinden binnen bestaande bebouwing;
- 2. maximaal 2 vakantiewoningen of trekkershutten zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 100 m2 of logiesvoorzieningen voor maximaal 10 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon;
- 3. of maximaal één groepsaccommodatie is toegestaan voor maximaal 10 personen met een oppervlakte van maximaal 15 m2 per persoon;
- 4. voldaan is aan het gestelde in artikel 9.1 (basispakket en -plus) van de planregels;
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging 'Agrarisch' naar 'Bedrijf'
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' onder de voorwaarden dat:
er sprake is van een "landbouw verwante functie", de volgende bedrijven zijn hierbij toegestaan (limitatief):
Agrarische hulpbedrijven: loonbedrijven, drainagebedrijven, veehandelsbedrijven, agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch afzetbedrijf;
Toeleverende bedrijven: spermabank, fouragehandel, zaaizaak en potgoed, opslag agrarische producten, (hoef)smederij;
Semi-agrarische bedrijven: hoveniersbedrijven, boomverzorgingsbedrijven, natuur- en landschapsbeheer, bosbouwbedrijven, (escargot en wormen) kwekerij;
hergebruik enkel mogelijk is, indien sprake is van een bedrijfscomplex dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) voor een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering ofwel dat voortzetting van het agrarisch bedrijf niet in overeenstemming is met de ter plaatse geldende gebiedsdoelstelling;
detailhandelsactiviteiten niet zijn toegestaan;
de bestaande bebouwingsmassa niet mag worden uitgebreid;
herbouw van (agrarische) bedrijfsgebouwen enkel mogelijk is wanneer dit leidt tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering door middel van sloop van een substantieel deel van de bestaande (agrarische) bedrijfsgebouwen;
er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
voldaan dient te zijn aan de eisen die zijn gesteld in artikel 9.1 (basispakket en -plus) van de planregels;
3.7.2 Wijziging bouwvlak - uitbreiding intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de uitbreiding van een intensieve veehouderij toestaan, onder de voorwaarden dat:
de cultuurhistorische, visueel-landschappelijke en/of abiotische waarden behouden dienen te blijven;
detailhandelsactiviteiten niet zijn toegestaan;
er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
toepassing wordt gegeven aan de eisen die zijn gesteld in artikel 9.1 (basispakket en -plus) van de planregels.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen:
een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
Artikel 6 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 8 Algemene Procedureregels
8.1 Ontheffing
Bij toepassing van een ontheffing, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
8.2 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 BOM+ regeling
9.1.1 Basispakket
Wanneer in de regels van dit plan wordt verwezen naar het gestelde in dit artikel worden de volgende eisen gesteld, welke nader zijn geconcretiseerd in het gemeentelijke Ruimtelijk KwaliteitsKader en het Beeldkwaliteitsplan.
- a. door middel van een inpassingsplan dient de inpassing van de nieuwe bebouwing / verharding te worden gewaarborgd waarbij een en ander is afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken zoals landschappelijke inpassing, stedenbouwkundig ontwerp en cultuurhistorische aspecten, en:
- b. voorzieningen dienen te worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek als gevolg van de nieuwe bebouwing / verharding (water en erosieaspecten), zoals infiltratie of retentie.
9.1.2. Basispakket plus
Wanneer in de regels van dit plan wordt verwezen naar dit artikel zullen burgemeester en wethouders binnen het bouwvlak de volgende eisen stellen, welke nader zijn geconcretiseerd in het gemeentelijke Ruimtelijk KwaliteitsKader:
- c. door middel van een inpassingsplan dient de inpassing van bestaande bebouwing / verharding te worden gewaarborgd, en/of,
- d. er kunnen eisen gesteld worden aan de architectonische vormgeving van nieuw op te richten bebouwing, en/of,
- e. voorzieningen dienen te worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek als gevolg van bestaande bebouwing / verharding, en/of,
- f. oude gebouwen / verharding dient te worden geamoveerd, en/of,
maatregelen dienen te worden genomen op het gebied van veiligheid / overstroming van Beekdalen,
en/of, overige prestaties, door de initiatiefnemer aan te dragen, betrekking hebbend op gronden gelegen buiten het bouwvlak, echter gelegen in de directe nabijheid van het bouwvlak, zoals:
- 1. aanvullende maatregelen op het gebied van waterbeheer (kwalitatief, kwantitatief, grondwater, oppervlaktewater), aanvullende maatregelen op het gebied van erosie (inzaaien grasland op hellingen, aanleggen van lijnvormige landschapselementen, etc.);
- 2. extra maatregelen op het gebied van inrichting / beheer van natuur en landschap;
- 3. ontsluiting / openstelling recreatief medegebruik en versterking / beheer cultuurhistorische relicten;
- 4. duurzaamheidsaspecten;
- 5. sloop van bedrijfsgebouwen elders;
- 6. andere mogelijkheden.
Bij welke keuze als uitgangspunt wordt genomen dat de tegenprestatie in redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de agrarische ontwikkeling en wordt gerelateerd aan de effecten van de ingreep alsmede de mogelijke eisen uit sub 1 tot en met 6 wordt aangetoond / gemotiveerd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1. Een bouwwerk dat het op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
10.1.2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
10.1.3. Het bepaalde onder 10.1.1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2.2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.2.3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder 10.2.1., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.2.4. Het bepaalde onder 10.2.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: “Bouwen stal aan de Kempkensberg 4 te Ysselsteyn”, gemeente Venray.