KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Centrum
Artikel 8 Detailhandel - Vijvercentrum
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 14 Sport
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Leiding - Riool
Artikel 20 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 21 Waarde - Archeologie Middelhoog
Artikel 22 Waarde - Archeologie Zeer Hoog
Artikel 23 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Overige Regels
Artikel 31 Kwaliteitsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsregels
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Inleiding
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Huidige Situatie
Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Sectorale Aspecten
Hoofdstuk 7 Motivatie En Afweging Belangen
Hoofdstuk 8 Juridische Opzet
Hoofdstuk 9 Handhaving
Hoofdstuk 10 Haalbaarheid
Hoofdstuk 11 Procedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Molenbiotoop
Bijlage 3 Inventarisatie Stads- En Dorpsgezichten
Bijlage 4 Assortimentslijst
Bijlage 5 Monumenten
Bijlage 1 Bijlagenboek
Bijlage 2 Eindverslag Inspraak

Altweerterheide, Laar, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy

Bestemmingsplan - Gemeente Weert

Vastgesteld op 28-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan “Altweerterheide, Laar, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy” met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01 van de gemeente Weert.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 (bouw)aanduiding 'bijgebouwen':

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.4 (kleine) windturbine:

een turbine met een tiphoogte tot maximaal 15 m en een relatief klein vermogen, geschikt voor gebruik in (de buurt van) stedelijk gebied.

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

een dienstverlenend ambachtelijk bedrijf, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning en aan maximaal 2 personen tegelijk mogen diensten worden aangeboden.

1.6 aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis gebonden beroep worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten (bijvoorbeeld kapper, schoonheids-specialist(e), nagelstudio, atelier). Het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning en aan maximaal 2 personen tegelijk mogen diensten worden aangeboden.

1.7 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.8 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.9 activiteit:

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste of tweede lid Wabo.

1.10 afhankelijke woonruimte:

een extra woonruimte in een bijgebouw bij een woning, waarin een huishouding gevestigd is, dat afhankelijk is van de bewoner(s) in de zelfstandige woonruimte.

1.11 agrarisch:

het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat middels bedrijfsmatige activiteiten gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden en/of het voortbrengen van dieren en dierlijke producten, met daarin onderscheid tussen:

  • grondgebonden agrarisch bedrijf, waaronder wordt begrepen een akkerbouw bedrijf en een veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij en waaronder mede begrepen een paardenhouderij;
  • intensief veehouderijbedrijf;
  • glastuinbouwbedrijf;
  • intensieve kwekerij;
  • melkveehouderij;
  • vollegrondstuinbouw;

met dien verstande dat een manege niet als agrarisch bedrijf wordt aangemerkt.

1.13 agrarisch hobbymatig gebruik:

kleinschalig agrarisch gebruik, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf.

1.14 agrarische nevenactiviteit:

hobbymatige agrarische activiteiten, die ondergeschikt aan de woonfunctie worden uitgeoefend.

1.15 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen verband houdende met het ambacht.

1.16 ambachtelijk:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.17 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.18 archeologische verwachtingswaarde:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.19 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.

1.20 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.21 bebouwingspercentage:

een in de regels c.q. op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.22 bed and breakfast:

kleinschalige verblijfsrecreatie als kleinschalige toeristisch-recreatieve activiteit in de vorm van het ter beschikking stellen van maximaal 4 slaapplaatsen binnen de bestaande woning ten behoeve van overnachting voor één of enkele nachten waarbij het ontbijt voor de volgende dag inbegrepen is. Onder bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.23 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.24 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.25 bedrijfswoning:

een woning in of bij een bedrijf, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming.

1.26 bedrijvenlijst:

een in Bijlage 1 opgenomen staat van inrichtingen, waarvan de categorie-indeling is gebaseerd op de VNG-publicatie, Bedrijven en milieuzonering, uitgave 2009.

1.27 beeldkwalitatieve waarde:

waarde van zaken, welk van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.28 begane grond:

de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogte verschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.29 besluit geluidhinder:

besluit van 20 oktober 2006 (staatsblad 532), betreffende de hogere grenswaarden bij geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones rond wegen, spoorwegen en industrieterreinen.

1.30 bestaand:

  • onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  • onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.31 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.32 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.33 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo, dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.34 bijbehorende bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.35 bijgebouw:

een al dan niet aangebouwd gebouw of uitbouw, dat in bouwkundig en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en bestaat uit één bouwlaag, al dan niet voorzien van een kap, waarbij de kap niet geheel of gedeeltelijk met een plat dak afgedekt mag worden.

1.36 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.37 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.38 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.39 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.40 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.41 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.42 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.43 cafetaria/snackbar:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken.

1.44 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.45 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat ontstaan is door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Archeologische waarden worden hieronder mede begrepen.

1.46 dagrecreatie:

recreatie waarbij geen overnachting plaatsvindt.

1.47 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.48 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.49 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven en/of personen, zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, makelaars-, werkbemiddelings-, advies- en ingenieursbureaus met een beperkte publieksgerichte functie, en administratie/showroom ten behoeve van de groothandel.

1.50 discotheek:

een horecabedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.

1.51 draaderfafscheiding:

een afscheiding bestaande uit draad met een maaswijdte of onderlinge afstand van minimaal 5 cm.

1.52 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.53 erfgrens:

een grens van een erf.

1.54 evenement:

een tijdelijke activiteit (in de openlucht) al dan niet in tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, vermaak, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.

1.55 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.56 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het door middel van een gericht africhtingsprogramma trachten een paard op een hoger niveau te brengen, waardoor de waarde van dat paard in het economisch verkeer toeneemt, zoals africhtings- en trainingsbedrijven.

1.57 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.58 gemeentelijk stads- en dorpsgezicht:

stads- en dorpsgezicht, zoals vastgesteld ingevolge de gemeentelijke erfgoedverordening.

1.59 geurgevoelig object:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.60 glastuinbouw:

een agrarische bedrijfsvoering, die gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen.

1.61 groen:

groenvoorzieningen die een wezenlijk onderdeel vormen van de ruimtelijke structuur met een duidelijke beeldbepalende rol.

1.62 groepsaccommodatie:

(deel van) een gebouw dat is bestemd voor tijdelijk recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waarbij een dagverblijf beschikbaar is, evenals gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen en een keuken.

1.63 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarische bedrijfsvoering die geheel dan wel grotendeels afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend. Tot een grondgebonden agrarisch bedrijf worden met name een akkerbouwbedrijf, een veehouderij (niet zijnde een intensief veehouderijbedrijf), alsmede een productiegerichte en/of gebruiksgerichte paardenhouderij gerekend.

1.64 groom:

persoon verantwoordelijk voor sommige of alle aspecten met betrekking tot het management binnen de paardenhouderij en/of de verzorging van de paarden en/of de stallen.

1.65 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan weder-verkopers, instellingen, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.66 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.67 horeca van categorie 1:

horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt; zoals een café, bar, dancing, nachtclub, met uitzondering van discotheken. Horeca van categorie 2, zoals hieronder omschreven, is hier ook toegestaan.

1.68 horeca van categorie 2:

een eetgelegenheid, een winkel gebonden c.q. een winkelondersteunend bedrijf, dat gericht is op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, een restaurant, een tearoom, lunchroom, konditorei en/of een afhaalcentrum.

1.69 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd.

1.70 huisstalboerderij:

een boerderijtype waarbij het woonpand en de stal een bouwkundige eenheid vormen, zoals een langgevelboerderij, een kopgevelboerderij, een stolpboerderij en een hofboerderij.

1.71 huisvesting (buitenlandse) werknemers:

bedrijfsgebouw ingericht ten behoeve van huisvesting van (buitenlandse) werknemers welke op het desbetreffende (agrarisch) bedrijf werkzaam zijn.

1.72 intensief veehouderijbedrijf:

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit bestemmingsplan wordt gesproken over intensief veehouderijbedrijf wordt in principe gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieuvergunning is verleend). Een melkveehouderij en een intensieve kwekerij worden niet als intensief veehouderijbedrijf beschouwd.

1.73 intensieve kwekerij:

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, zonder dat het productieproces afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend. Het productieproces vindt voornamelijk plaats binnen bebouwing, niet zijnde kassenbouw en is niet afhankelijk van daglicht. Tot de intensieve kwekerij behoren met name bedrijven als een viskwekerij, een paddenstoelenkwekerij, een witlofkwekerij, een wormenkwekerij of een madenkwekerij. Een intensieve veehouderij wordt hiertoe niet gerekend.

1.74 Jongeren ontmoetingsplek (JOP):

een in de openbare ruimte gelegen onderkomen ten behoeve van een ontmoetingsplek voor jongeren.

1.75 kampeermiddel:

  1. a. Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, camper, stacaravan of huifkar;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is,

een en ander voor zover de onder a en b genoemde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.76 kampeerplaats of (kleinschalig) kampeerterrein:

terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.77 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarin al dan niet ambtelijk/

bestuurlijk of bedrijfsmatig activiteiten plaatsvinden van bestuurlijke, maatschappelijke, juridische, administratieve, ontwerptechnische, (sociaal) wetenschappelijke en daarmee gelijk te stellen aard.

1.78 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.

1.79 karakteristiek:

alle Rijks- en gemeentelijke monumenten, welke zijn opgenomen in 'Bijlage 5 bij de regels: Monumenten'.

1.80 karakteristieke beplanting:

beeldbepalende en/of waardevolle beplanting welke past bij de omgeving.

1.81 kas:

een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend en transparant materiaal dienend tot het kweken of trekken van bomen, vruchten, bloemen of planten.

1.82 kleinschalige horeca

een horecavoorziening bij en ondersteunend aan een andere functie dan horeca, waar men ten behoeve van de andere functie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.83 kleinschalig kamperen:

het gebruik van de gronden ten behoeve van een beperkt kampeerterrein met maximaal 25 kampeermiddelen.

1.84 landschappelijke inpassing:

een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

1.85 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de 'levende' en 'niet levende' natuur c.q. beplanting.

1.86 landschapswaarde:

punt-, lijn en vlakelementen met een maximale grootte van 5 ha, die een groene of blauwe component bezitten, en die voor de identiteit van het landschap van algemeen belang zijn vanwege hun leeftijd (ouder dan 35 jaar) of om andere redenen, zoals hun schoonheids- of plaatselijke zeldzaamheidswaarde of hun beeldbepalende functie voor de omgeving.

1.87 logiesgebouw:

bedrijfsgebouw ingericht ten behoeve van huisvesting van mensen welke tijdelijk verblijven op het desbetreffende (agrarisch) bedrijf om gebruik te kunnen maken van de trainingsfaciliteiten die het bedrijf biedt.

1.88 maaiveld:

bovenkant van het afgewerkte terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.89 maatschappelijke doeleinden:

maatschappelijke, sociale, educatieve, medische, culturele, levensbeschouwelijke en/of religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheids- en openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.90 manege:

een recreatie-/sportbedrijf, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het geven van paardrijlessen, het verzorgen, africhten c.q. trainen van paarden en het beoefenen van de ruitersport met een publieke recreatieve- en sportfunctie.

1.91 mestbewerking/-verwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals scheiding, bezinking, toevoeging van additieven, vergisting, beluchting, droging, compostering, indamping, vergassing en verbranding.

1.92 milieuhygiënische uitvoerbaarheid:

indien geen sprake is van een onaanvaardbare milieusituatie, beoordeeld aan de hand van op dat moment van kracht zijnde regelgeving en bestaande milieukwaliteit op het gebied van bodem, geur, geluid en luchtkwaliteit. De milieuhygiënische uitvoerbaarheid houdt bovendien in dat bij de ontwikkeling wordt getoetst of de natuur- en milieukwaliteit voldoet aan de vigerende regelgeving.

1.93 molenbiotoop:

de gehele omgeving van een molen, voor zover van invloed op het functioneren van de molen als maalwerktuig én als monument, waarbij naast windvang ook gelet moet worden op de belevingswaarde van de molen.

1.94 monumenten:

alle bouwwerken conform artikel 6 Monumentenwet, alsmede gemeentelijke monumenten.

1.95 nevenactiviteiten:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak, zoals een speeltuin, kinderopvang, boerengolf en educatieve doeleinden.

1.96 normale onderhoudswerkzaamheden:

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder wordt tevens verstaan het vervangen van zieke en dode bomen en/of groen en het vervangen van bomen en/of groen die als gevolg van een calamiteit onherstelbaar zijn beschadigd. Hieronder vallen niet incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.97 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.98 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.99 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.100 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.101 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.102 paardenbak:

een niet overdekte door middel van een afscheiding gemarkeerde piste die is voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.103 paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het fokken van paarden (inclusief opfokken en kunstmatige inseminatie), het africhten, verzorgen en trainen van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenstalling en paardenpension) dan wel de handel in paarden.

1.104 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.105 peil:

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen de gemiddelde kruinhoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, bij voltooiing van de bouw.

1.106 permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.

1.107 plattelandsappartement:

een (deel van een) (voormalig) agrarisch gebouw of cultuurhistorisch pand, groter dan 50 m² (per plattelandsappartement) en niet groter dan 75 m², dat blijvend is bestemd voor tijdelijk recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden, waarin keuken en/of sanitair zijn ondergebracht, al dan niet in combinatie met een dagverblijf.

1.108 plattelandskamer:

een (deel van een) (voormalig) agrarisch gebouw of cultuurhistorisch pand, kleiner dan 50 m² (per plattelandskamer), dat blijvend is bestemd voor tijdelijk recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in onzelfstandige eenheden, waarnaast keuken en/of sanitair zijn ondergebracht, al dan niet in combinatie met een dagverblijf.

1.109 prostitutie:

het bedrijfsmatig -of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:

  1. a. raamprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de (openbare) weg of openbaar vaarwater wordt aangeboden;
  2. b. bordeelprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden.

1.110 recreatie:

activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.

1.111 recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals wegbewijzeringsbordjes, picknickbankjes en draaipoortjes, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.112 recreatieve routestructuur:

het netwerk van (on)verharde verkeersvoorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer gericht op recreatief medegebruik.

1.113 relatie:

een verbindingslijn die één of meerdere bij elkaar behorende met elkaar verbindt, waardoor er voor de toepassing van deze regels sprake is van één vlak.

1.114 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.115 schietboom en/of kogelvanger:

bouwwerk, geen gebouw zijnde, met bijbehorende kogelvanger, te gebruiken voor schietwedstrijden door schutterijen .

1.116 sierhekwerk:

hekwerk dienende als erfafscheiding bestaand uit smeedwerk of spijlen.

1.117 speelterrein:

een terrein in de openbare ruimte voor speeldoeleinden, zoals:

  • een terrein met meerdere (grote) speeltoestellen;
  • trapveld;
  • basketveld;
  • skate- c.q. skateboardbaan.

1.118 speeltoestel:

bouwwerk c.q. inrichting in de openbare ruimte bestemd voor vermaak of ontspanning bedoeld voor kinderen om mee te spelen, zoals een schommel, glijbaan, klimrek, wipwap of zandbak.

1.119 stageverblijf:

bedrijfsgebouw ingericht ten behoeve van de huisvesting van stagiaires, personeel, grooms, welke op het desbetreffende (agrarische) bedrijf werkzaam zijn alsmede voor kortdurend verblijf van klanten waarbij geen sprake is van een zelfstandige woonruimte.

1.120 stapmolen:

ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk op een gecontroleerde wijze kunnen trainen.

1.121 stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.122 stedenbouwkundige waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied (tot uitdrukking komend de bouwmassa, hoogtematen, dakvorm en gevelopbouw).

1.123 structureel groen:

groenvoorzieningen, die een wezenlijk onderdeel vormen van de ruimtelijke structuur met een duidelijke beeldbepalende rol.

1.124 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies inclusief containervelden met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen hetgeen leidt tot een beter kwaliteit van het product. De teeltondersteunende voorzieningen dienen ter ondersteuning van de vollegrondsteelt.

1.125 terras:

een buiten de besloten ruimte van een hoofdgebouw liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden verstrekt.

1.126 tijdelijke huisvesting buitenlandse werknemers:

het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurende werk te verrichten.

1.127 tiphoogte:

de hoogte van de windturbine wanneer één van de wieken verticaal boven de mast staat.

1.128 trekkershut:

een gebouw van eenvoudige constructie, dat bestemd is voor kortdurend recreatief (nacht)verblijf van passanten.

1.129 verbeelding:

De verbeelding behorend bij dit plan met idn-nummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VO01.

1.130 verblijfsrecreatie:

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.

1.131 verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

1.132 verkeersaantrekkende werking:

de hoeveelheid verkeer die samenhangt met de aanwezigheid van een bedrijf of voorziening.

1.133 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.134 verstoringsoppervlakte:

oppervlakte van een bouwwerk, werk of werkzaamheid die nodig is om deze uit te voeren.

1.135 vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.

1.136 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.

1.137 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.138 voorgevelrooilijn:

een virtuele lijn die samenvalt met de bestaande voorgevel van de woning, alsmede zich uitstrekt ter weerszijden van die voorgevel.

1.139 Wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.140 water, watergang:

permanent en semi-permanent watervoerende oppervlaktewateren; verschijningsvormen zijn: riviertjes, beken, sloten, vloedsgraven, stroom- en grasbanen, fictieve of theoretische wateren (gelegen op de bodem van droogdalen of in vijvers / stilstaande wateren), regen-waterbuffers, wegwatergangen en overkluisde wateren; de taluds (het oppervlak tussen de bodem en de insteek) en eventueel onderhoudsstroken behoren ook tot het water.

1.141 waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang, voorzieningen voor de waterhuishouding e.d.

1.142 waterschap:

het waterschap Limburg of diens rechtsopvolger.

1.143 waterstaat:

toestand van het oppervlakte- en grondwater.

1.144 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen, duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.145 wet geluidhinder:

wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 5 juli 2006, Stb. 2006, 350.

1.146 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend dient voor de huisvesting van één zelfstandige huishouding.

1.147 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in maximaal twee woningen ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.148 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is.

1.149 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de desbetreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.

1.150 zorgboerderij:

Een (voormalige) boerderij met bijbehorende gebouwen, waar mensen met een integratieproblematiek omwille van ziekte, handicap, beperking, problematische opvoedingssituatie, sociaal isolement, (licht) delinquent verleden en (na professionele beoordeling) in staat worden geacht zonder enig ernstig veiligheidsrisico voor derden, via aangepaste dagbesteding geholpen worden om, voor zover mogelijk, te (re)integreren in de samenleving.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Meetvoorschriften

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het desbetreffende gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, de breedte en de diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren), met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 het bebouwingspercentage:

het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de verbeelding bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.

2.11 het bedrijfsvloeroppervlak:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.12 verkoopvloeroppervlak (vvo):

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor verkoopruimte inclusief etalage.

2.13 uitzondering op de meetregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

4.9 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Niet van toepassing.

5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

5.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

6.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

6.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Niet van toepassing.

7.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

7.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 8 Detailhandel - Vijvercentrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
  2. b. dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

8.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

9.5 Specifieke gebruiksregels

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

9.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten situering en afmetingen van bouwwerken, indien dit noodzakelijk is, ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, dan wel voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van het na te streven stedenbouwkundige beeld.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruikregels

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk

Niet van toepassing.

10.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

10.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde voor vergroting van het maximaal toegestane bebouwingspercentage tot ten hoogste 100%, mits:

  1. a. de nieuw op te richten bebouwing past binnen de verder ter plaatse geldende regels;
  2. b. de nieuw op te richten bebouwing voldoet aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde eisen;
  3. c. uit onderzoek blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater geen beletsel of beperkingen vormen voor de realisering van de gewenste bebouwing;
  4. d. uit onderzoek blijkt dat de luchtkwaliteit en externe veiligheid geen beletsel of beperking vormen voor de realisering van de bebouwing;
  5. e. uit onderzoek naar de ter plaatse eventueel voorkomende archeologische waarden blijkt, dat deze geen beletsel of beperkingen vormen voor de realisering van de bebouwing, tenzij aangetoond is dat met deze beperkingen bij de bouw rekening wordt gehouden;
  6. f. voorafgaand aan de bouw onderzoek wordt gedaan op grond van de Flora- en faunawet, waarbij de onderzoeksresultaten geen belemmering mogen vormen voor de realisering van de bebouwing;
  7. g. voldaan wordt aan de gemeentelijke eisen ten aanzien van de opvang en berging van hemelwater, zoals die gelden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

11.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de in 12.2.2 bedoelde bouwwerken met bijbehorende voorzieningen indien zulks noodzakelijk is:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. voor de bezonning van de aangrenzende percelen en bebouwingen;
  3. c. voor het noodzakelijke uitzicht voor verkeer op straathoeken en bij uitritten en ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en cultuurhistorische inpassing.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.3 sub b ten behoeve van het toestaan van een bouwhoogte tot maximaal 8 meter, met dien verstande dat:

  1. a. de noodzaak daartoe wordt aangetoond;
  2. b. natuurlijke, maatschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast;
  3. c. dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing.

12.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

12.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de in 13.2.3 bedoelde bouwwerken met bijbehorende voorzieningen indien zulks noodzakelijk is:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. voor de bezonning van de aangrenzende percelen en bebouwingen;
  3. c. voor het noodzakelijke uitzicht voor verkeer op straathoeken en bij uitritten en ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. voor een verantwoorde stedenbouwkundige en cultuurhistorische inpassing.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

13.5 Specifieke gebruiksregels

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

13.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

13.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

14.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

14.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

14.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels voor het oprichten van jeugdontmoetingsplekken (jop's), mits:

  1. a. de afstand tot woningen minimaal 25,00 meter bedraagt;
  2. b. het oppervlak van het te plaatsen onderkomen maximaal 25,00 m2 bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte van het te plaatsen onderkomen maximaal 3,00 m bedraagt.

15.5 Specifieke gebruiksregels

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

15.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

15.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.1 onder c. voor het overkluizen of overbouwen van water c.q. watergangen, mits het belang van het water c.q. de watergang zich hiertegen niet verzet. Hiertoe wordt de beheerder van de waterloop gehoord.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor respectievelijk als:

  1. a. opslagdoeleinden;
  2. b. afvalwaterlozing;
  3. c. riooloverstort.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

16.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

16.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Afwijken van de gebruiksregels

17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

17.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

18.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

19.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

19.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Artikel 20 Waarde - Archeologie Hoog

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

20.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

20.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

20.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen in een lager beschermingsniveau of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 21 Waarde - Archeologie Middelhoog

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

21.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

21.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 22 Waarde - Archeologie Zeer Hoog

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing.

22.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

22.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

22.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie zeer hoog' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen in een lager beschermingsniveau of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 23 Waterstaat - Waterlopen

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Niet van toepassing.

23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 23.2, voor het oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen de voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden, mits:

  1. a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

23.5 Specifieke gebruiksregels

Op de voor 'Waterstaat-Waterlopen' aangewezen gronden zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing.

23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing.

23.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Algemene beschermingsregel

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk met het daarbij behorende bouwperceel hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

25.2 Overschrijding bouwgrens/bijgebouwengrens

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de verbeelding aangegeven bouwgrens c.q. bijbouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

25.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen (zoals kelders) zijn binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan onder bestaande gebouwen en nieuw op te richten gebouwen tot een maximale diepte van 3,50 meter.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

26.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. c. straatprostitutie.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 geluidzone - industrie

Het is verboden nieuwe geluidsgevoelige objecten als bedoeld in het Besluit geluidhinder op te richten binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie', tenzij de raad gelijktijdig met de vaststelling van dit bestemmingsplan hogere grenswaarden hebben vastgesteld welke als maximaal toelaatbaar gelden of tenzij vanwege verkleining of opheffing van de aanduiding 'geluidzone - industrie' de beperking ter plaatse is opgeheven.

27.2 gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

27.3 vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, inhoudsbepalingen, goothoogten, bebouwingshoogten, bouwperceelsgrensafstanden, bouwvlakken, bebouwde oppervlakten en hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 10%;
  2. b. het in geringe mate, doch niet meer dan 1,00 m, afwijken (ten behoeve van het bouwen, gebruik, werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden) van een bestemmingsgrens, alsmede van de vorm van bouwvlakken, dan wel de ligging van rooilijnen voor zover dit noodzakelijk is om het plan (en de daaraan ten grondslag liggende intenties) in te passen in de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  3. c. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van openbaar nut en van geringe afmetingen, mits de gebouwen geen grotere oppervlakte dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben en mits de andere bouwwerken geen grotere bebouwingshoogte hebben dan 5 meter, met uitzondering van antennes, lichtmasten, ontluchtingspijpen en gasdrukregel- en meetstations;
  4. d. voor het oprichten van antennes ten behoeve van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen voor privé-gebruik, mits deze antennes niet hoger zijn dan 15 m;
  5. e. voor het oprichten van vrijstaande antenne-opstelpunten, mits:
  1. 1. deze masten niet hoger zijn dan 40 m;
  2. 2. sitesharing (gemeenschappelijk gebruik van antennes) niet mogelijk is;
  3. 3. geen gebouw of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aanwezig of beschikbaar is om een niet vrijstaande antenne-opstelpunt te kunnen bouwen;
  4. 4. bij de locatiekeuze en uitvoering op evenredige wijze rekening is gehouden met de aanwezige stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de woonfunctie niet onevenredig wordt geschaad;
  5. 5. zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de aanwezige hoge elementen;
  6. 6. op de desbetreffende percelen geen woonfunctie rust;
  7. 7. aanvrager door middel van een onafhankelijk rapport heeft aangetoond dat een antenne-opstelpunt onmisbaar is voor de realisering van een adequaat, dekkend netwerk.

28.2 Kleine windturbines zonnevolgsystemen, zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de

desbetreffende regels van het plan voor het toestaan van kleine windturbines,

zonnevolgsystemen en zonnepanelen op gebouwen en op bouwwerken geen

gebouwen zijnde, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. de kleine windturbine, het zonnevolgsysteem of de zonnepanelen op

bouwwerken, geen gebouwen zijnde moeten binnen het bouwvlak of de

aanduiding 'bijgebouwen' worden gerealiseerd, op of direct bij de bestaande

bebouwing;

b. de tiphoogte van de kleine windturbine mag niet meer dan 1/3 hoger zijn dan het

gebouw waarop of waarbij de windturbine wordt gebouwd;

c. de bouwhoogte van zonnevolgsystemen of zonnepanelen op bouwwerken, geen

gebouwen zijnde, mag maximaal 10 m bedragen;

d. per woning mogen maximaal 3 kleine windturbines, zonnevolgsystemen of

zonnepanelen op bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd;

e. aan het aantal kleine windturbines bij of op een gebouw, geen woning zijnde of

niet behorende bij een woning, wordt geen maximum gesteld;

f. de kleine windturbine mag geen hinder opleveren voor omwonenden en geen

(landschappelijke) verrommeling teweegbrengen;

g. de aanvrager dient te onderbouwen dat geen (landschappelijke) verrommeling

optreedt.

28.3 Toetsing

De in het vorige lid genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken met dien verstande, dat de overschrijding niet meer dan 2,00 m mag bedragen.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 (Wettelijke) regels

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan.

30.2 Verkeerslawaai

Bij het nieuw oprichten van geluidsgevoelige objecten als bedoeld in het Besluit geluidhinder dient voldaan te worden aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, tenzij het bevoegd gezag voorafgaand aan of gelijktijdig met de vaststelling van dit bestemmingsplan hogere grenswaarden heeft vastgesteld welke als maximaal toelaatbaar gelden.

30.3 Industrielawaai

Bij het nieuw oprichten van geluidsgevoelige objecten als bedoeld in het Besluit geluidhinder, dient voldaan te worden aan de aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, tenzij het bevoegd gezag voorafgaand aan of gelijktijdig met de vaststelling van dit bestemmingsplan hogere grenswaarden heeft vastgesteld welke als maximaal toelaatbaar gelden.

30.4 Voorrangsregeling

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het beschermen en in stand houden van infrastructurele voorzieningen voorgaan boven dubbelbestemmingen gericht op bescherming van bestaande waarden. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  1. a. Leiding - Gas;
  2. b. Leiding - Riool;
  3. c. Waarde - Waterlopen;
  4. d. Waarde - Archeologie zeer hoog;
  5. e. Waarde - Archeologie hoog;
  6. f. Waarde - Archeologie middelhoog.

Artikel 31 Kwaliteitsregels

31.1 Algemeen

Het bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk. Om verzekerd te zijn van de beoogde kwaliteitsverbetering worden instrumenten ingezet die erop gericht zijn om de ontwikkelingen te combineren met die benodigde kwaliteitsverbetering. Deze kwaliteitsverbetering vindt plaats via het instrument landschappelijke inpassing.


De ruimtelijke kwaliteit via het instrument landschappelijke inpassing geldt voor agrarische bedrijven. Voor zover sprake is van uitbreiding van verharding en bebouwing binnen het bouwkavel kan het instrument worden ingezet via de nadere eisenregeling.

31.2 Ruimtelijke kwaliteit via het instrument landschappelijke inpassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsregels

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan 'Altweerterheide, Laar, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy'.

Hoofdstuk 1 Leeswijzer

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is er voor gekozen om de algemene informatie in een aparte bijlage bij het bestemmingsplan op te nemen. Het betreft hier in zijn algemeenheid het van toepassing zijnde beleid vanuit Rijk, provincie en gemeente. Het voor dit bestemmingsplan relevante beleid is in deze bijlage samengevat en voorzien van een eindconclusie in relatie tot het plangebied.

In de bij het bestemmingsplan behorende toelichting is de volgende onderverdeling gemaakt:

  • inleiding;
  • beleidskader;
  • huidige situatie;
  • nieuwe ontwikkelingen;
  • sectorale aspecten;
  • motivatie en afweging belangen;
  • juridische opzet;
  • handhaving;
  • haalbaarheid;
  • procedure.

Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de regels en verbeelding, welke het juridisch kader voor de burger vormen voor het gebruik en de bouwmogelijkheden van de gronden.

In de inleiding is in het kort de aanleiding en het doel, de ligging en de begrenzing van het plangebied, de thans geldende bestemmingsplannen en de gekozen juridische planvorm weergegeven. Er is geen inventarisatie uitgevoerd, omdat dit bestemmingsplan recente bestemmingsplannen vervangt.

In het hoofdstuk 'de huidige situatie' wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Deze bestaat uit een beschrijving van de historie, de ondergrond, de stedenbouwkundige structuur, de groenstructuur, de infrastructuur, de voorzieningenstructuur en de aanwezige bedrijvigheid. Een en ander is steeds beschreven per kern. Tevens is hierbij steeds aangegeven wat de consequenties zijn voor het bestemmingsplan.

In het hoofdstuk sectorale aspecten wordt aangegeven welke sectorale zaken van toepassing zijn voor het plangebied.

Het hoofdstuk juridische opzet vormt het hart van de toelichting en dient om de toegankelijkheid van het bestemmingsplan te vergroten. Hierin vindt nadere uitwerking van de regelgeving plaats. Het is met name bedoeld om te kunnen beoordelen of nieuwe initiatieven c.q. bouwplannen in de geest van het bestemmingsplan passen. Het vormt derhalve ook de weigeringsgrond op basis van vastgesteld beleid.

Tot slot is in de toelichting een handhavingparagraaf opgenomen en zijn de financiële en maatschappelijke haalbaarheid en de procedure beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0001.png"

Figuur: straatnamenkaart Altweerterheide

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0002.png"

Figuur: straatnamenkaart Laar

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0003.png"

Figuur: straatnamenkaart Stramproy

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0004.png"

Figuur: Straatnamenkaart Swartbroek

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0005.png"

Figuur: straatnamenkaart Tungelroy

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding en doel

In de vergadering van 24 juni 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders ingestemd met een plan van aanpak regulier onderhoud bestemmingsplannen.


De conclusie van dit plan van aanpak (regulier onderhoud) kan als volgt kort samengevat worden:


Gedurende de periode 2014 tot en met 2018 wordt elk jaar een bestemmingsplan geactualiseerd. Hierna blijven nog 5 bestemmingsplannen over voor het grondgebied van Weert. De intentie is om na afronding van de actualisering een bestemmingsplan te hebben voor de volgende gebieden:


- Woongebieden (woonwijken Weert-stad)
- Altweerterheide, Laar, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy
- Buitengebied
- Bedrijventerreinen
- Binnenstad

Conform het beleid om de planvoorraad voor woningen af te stemmen op de behoefte, zoals vastgelegd in de 'Structuurvisie Weert 2025' en de regionale 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg', zijn de onbenutte indirecte bouwtitels na deze actualisatieslag vervallen en het maximum aantal nog te realiseren woningen binnen een aantal plangebieden is verminderd met mogelijkheden voor in totaal ongeveer 450 woningen.


Jaarlijks blijft er gewerkt worden met postzegelbestemmingsplannen voor incidentele initiatieven.


Verleende Omgevingsvergunningen (uitgebreid of met afwijkingsbevoegdheid) alsmede postzegelherzieningen worden bij de eerstvolgende actualisatie verwerkt in het bestemmingsplan.


De in voorbereiding zijnde Omgevingswet zorgt ervoor dat bestemmingsplannen automatisch opgaan in omgevingsplannen. Procedures worden korter. Er kunnen meer regels in worden opgenomen, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van milieu, natuur en erfgoed. Ontwikkelingen worden gevolgd en zodra daarvoor aanleiding voor is worden voorstellen voor beleidsaanpassingen gedaan. Dit betreft echter nog een bestemmingsplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Vertalen van het beleid, zoals vastgelegd in de 'Structuurvisie Weert 2025', in de bestemmingsplannen. Dit heeft met name gevolgen voor het laten vervallen van onbenutte indirecte bouwmogelijkheden voor het bouwen van een woning. In onderhavig bestemmingsplan komen mogelijkheden voor 132 woningen te vervallen.


Tevens komen functieaanduidingen te vervallen waar niet meer aanwezig en wordt de centrumbestemming gewijzigd waar dit mogelijk is (bijvoorbeeld in wonen).


Eerder is in 2011 een plan van aanpak opgesteld voor de actualisatie van bestemmingsplannen. Actualisatie was noodzakelijk in verband met de voorbereiding op wijzigende wetgeving, namelijk de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in werking getreden op 1 juli 2008, waardoor gemeenten genoodzaakt waren te zorgen voor een actueel ruimtelijk kader per 1 juli 2013. Een bestemmingsplan is actueel wanneer het niet meer dan 10 jaar geleden onherroepelijk is geworden. De sanctie is dat gemeenten geen leges meer mogen heffen over omgevingsvergunningen voor activiteiten (zoals bouwen en gebruik) die getoetst moeten worden aan een verouderd bestemmingsplan. Dit was een risico voor de organisatie. In Weert is aan deze actualisatieverplichting voldaan.


De gemeente dient er vervolgens voor te zorgen dat bestemmingsplannen actueel blijven. Dat wil zeggen niet verouderen (ouder worden dan 10 jaar). Deze termijn verandert met de komst van de Omgevingswet en wordt 20 jaar. Nieuwe ontwikkelingen moeten binnen 5 jaar zijn opgenomen in een omgevingsplan.


Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de actualisatie van het bestemmingsplan 'Altweerterheide, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy', een gedeelte van het bestemmingsplan 'Laar-Hushoven' en een aantal postzegelbestemmingsplannen.


2.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de grote kern Stramproy en de kleinere kernen Altweerterheide, Swartbroek en Tungelroy, gelegen in het buitengebied aan de zuid en zuidoostzijde van Weert-stad alsmede Laar, ten noorden van Weert-stad.


De drie kernen Altweerterheide, Swartbroek en Tungelroy worden volledig omsloten door het bestemmingsplan Buitengebied 2011. Stramproy wordt eveneens voor het grootste deel omsloten door het bestemmingsplan Buitengebied 2011, echter aan de noordzijde is de begrenzing het bedrijventerrein Savelveld. De kern Laar ligt aan de zuidzijde tegen het buurtschap Hushoven en wordt voor het overige ook omsloten door het buitengebied van Weert. Het grenst aan de bestemmingsplannen Laar-Hushoven 2010, Laarveld 2016 fase 1 en 2 alsmede Laarveld 2016 fase 3 en 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0006.png"

Figuur: plangebied bestemmingsplan


2.3 Geldende bestemmingsplannen en verleende omgevingsvergunningen (uitgebreid)

Dit bestemmingsplan vervangt onderstaande bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld In werking

Laar-Hushoven 2010 (gedeeltelijk) 09-02-2011 08-04-2011

Altweerterheide, Stramproy, Swartbroek en

Tungelroy 26-06-2013 16-08-2013

Rietstraat 28 09-07-2014 05-09-2014

Julianastraat 22 Stramproy 01-10-2015 27-11-2015

Herenvennenweg 1 24-02-2016 15-04-2016

Heugterbroekdijk 8 29-09-2016 25-11-2016

Wilhelminastraat 17A Stramproy 20-09-2017 10-11-2017

Dit bestemmingsplan vervangt onderstaande Omgevingsvergunningen (uitgebreid): Omgevingsvergunning (uitgebreid) Vastgesteld In werking

Rietstraat ongenummerd 05-03-2013 03-05-2013

Gertrudisstraat 3 07-01-2014 28-02-2014

Sint Maartenslaan 17A Stramproy 26-07-2016 16-09-2016

Truppertstraat 18 13-09-2016 18-10-2016

Truppertstraat 20 28-09-2016 18-11-2016

Kerkveldweg 1 t/m 11 (oneven) 08-11-2016 23-12-2016

Hansehof 9 en 11 29-03-2017 19-05-2017

Truppertstraat 16 12-04-2017 02-06-2017

Hansehof 13 en 15 05-07-2017 25-08-2017

2.4 Juridische planvorm

Dit bestemmingsplan is een zogenaamd gedetailleerd bestemmingsplan met een hoofdzakelijk een beheerskarakter. De keuze voor gedetailleerdheid uit zich vooral in de verbeelding, waar op perceelsniveau, door middel van bouwvlakken en de aanduiding 'bijgebouwen', aangegeven is wat gebouwd mag worden en wat het toegelaten gebruik is.

Op deze manier worden de maximale uitbreidingsmogelijkheden voor afzonderlijke woningen en voorzieningen aangegeven en wel op een zodanige wijze dat het belang van de buren daarbij vooraf is meegewogen.

Om verwarring tussen Wet ruimtelijke ordening (bestemmingsplan) en Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (vergunningvrij bouwen) zoveel mogelijk te voorkomen, zijn daar waar juridisch doelmatig, deze qua regeling en begripsbepalingen, o.a. over bijgebouwen en erf, op elkaar afgestemd.

Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid dienen voor alle inwoners binnen het plangebied en de gemeente Weert zoveel mogelijk uniform te zijn. Het bestemmingsplan Altweerterheide, Laar, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy voldoet aan de nieuwste inzichten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Het op het plan van toepassing zijnde relevante beleid

Het gemeentelijke beleid kan op basis van het in de bijlage beschreven beleid kortheidshalve als volgt worden samengevat:

  • uniforme en vergelijkbare bestemmingsregeling voor bestaande situaties/gebieden;
  • ruimte voor hedendaagse uitbreidingsbehoefte rond woonvoorzieningen (de woning zelf en de buurtvoorzieningen);
  • bedrijvigheid (aan huis) bevorderen in woonbuurten;
  • structureel groen en water vastleggen ten behoeve van de kwaliteit van de woonomgeving en een goede waterhuishouding.

Het toegesneden gemeentelijk beleid is verder per bestemming uitgeschreven in het hoofdstuk juridische opzet om de koppeling tussen beleid en regelgeving te verzekeren en inzichtelijk te maken.

3.2 Het overige beleid

Voor het beleid van het Rijk, provincie en gemeente wordt verwezen naar het bij dit bestemmingsplan behorende bijlagenboek. Hierin is het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid beschreven voor die aspecten die ruimtelijk relevant zijn voor een beheersplan in de gemeente Weert.

Hoofdstuk 4 Huidige Situatie

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van het plangebied. De huidige situatie is het gevolg van veranderende natuurlijke omstandigheden en menselijke ingrepen gedurende vele eeuwen.

4.2 Geografische ontwikkeling

ALTWEERTERHEIDE

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0007.png"

Figuur: topografische kaarten Altweerterheide

Altweerterheide bestaat tot aan 1940 uit slechts enkele boerderijen. Er is geen sprake van een echte kern. De school en de kerk zijn al wel aanwezig (gebouwd in 1932). Rond 1950 beginnen de bouwactiviteiten op gang te komen. Hierdoor ontstaat een lintvormige structuur langs de Bocholterweg, Zoomweg en de Herenvennenweg. Het open karakter van de bebouwing, boomgaarden en diepe achtertuinen zorgen voor een directe relatie met het omringende landschap. In de jaren '60 werd in een uitbreidingsplan voorzien in ongeveer 45 woningen. Deze woningen werden gerealiseerd in de hoek Bocholterweg-Zoomweg. Landschappelijke elementen werden nauwelijks in het plan opgenomen en door het uniforme en gesloten karakter gaat de directe relatie met het landschap verloren. In de jaren '80 werd een uitbreidingsplan opgesteld in de hoek Bocholterweg-Herenvennenweg. Latere uitbreidingen hebben ook in deze hoek plaatsgevonden, tot en met de realisatie van Heidebeemd en Eigen Erf in 2003 en 2007. Nadien hebben geen uitbreidingen meer plaatsgevonden. Wel zijn enkele solitaire woningen gebouwd.

LAAR

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0008.png"

Figuur: topografische kaarten Laar

In de eerste helft van de 20e eeuw werd de kern gevormd door een (vertakte) lintbebouwing met enige verdichting ter plaatse van het centrum. Als gevolg van deze structuur hadden vrijwel alle percelen een directe relatie met het aangrenzende buitengebied. Omstreeks 1950 is er het beeld van langgerekte lintbebouwing en kortere linten hierop aangehaakt. Op beperkte schaal komen groepsgewijze bebouwingsconcentraties voor. De oorspronkelijke lintbebouwing is geleidelijk verdicht. De relatie met het aangrenzende buitengebied is nog niet fundamenteel gewijzigd door de nog overwegende lintstructuur.

Na 1950 gaan de ontwikkelingen in versneld tempo. De gevolgen van de bevolkingsgroei zijn duidelijk waarneembaar. De trek naar buiten (suburbanisatie) komt op gang. Het gemotoriseerde verkeer neemt toe en heeft tot gevolg, dat bestaande wegen worden aangepast en het karakter van de openbare ruimte volledig wijzigt. Door de nieuwe uitbreidingen is het respecteren van bestaande elementen minder geworden, de oude structuur wordt steeds meer door de nieuwe uitbreidingen gewijzigd. Van een geleidelijke overgang van de kern naar het buitengebied is steeds minder sprake.

Toen omstreeks 1960 de bouwmogelijkheden waren uitgeput, werd begonnen met de opzet van een nieuw uitbreidingsplan voor ongeveer 40 woningen, bestaande uit vrijstaande en half vrijstaande woningen. Bepalend voor de uitbreidingsrichting was de ligging van de school en de kerk, alsook de mogelijkheden tot sanering van een landbouwbedrijf grenzend aan de noordzijde van de bestaande bebouwing. Zo vond een regelmatige groei van de woonkern Laar plaats ronde Aldenheerd en Nieuwenheerd. Kenmerkend voor deze woningbouw is de strakke voorgevelrooilijn, de complexachtige woningbouw alsook het gesloten wegprofiel.

Voor de kerk werd nog een gedeelte bestemd voor openbaar groen met aansluitende vestigingsmogelijkheden voor een beperkt aantal winkels (centrumgedachte). In de zeventigerjaren van de vorige eeuw zijn ter plaatse 12 bejaardenwoningen gebouwd. Aansluitend aan de noordzijde van de kern werd eind zeventigerjaren en in het begin van de tachtigerjaren van de vorige eeuw, aan de Laarderheerd 20 woningen gebouwd. Door de verspringende rooilijnen en de inrichting van het openbare gebied heeft dit gedeelte een sterk gevarieerd beeld.

In de jaren '90 van de vorige eeuw en vanaf 2000 hebben woninguitbreidingen plaatsgevonden aan de oostzijde van het dorp, omgeving Doskesakker/Heerspad en later aan de Laarderschans. Meest recente uitbreiding is het woongebiedje Aan Botkoel aan de noordwestzijde van het dorp.

STRAMPROY

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0009.png"

Figuur: topografische kaarten Stramproy

In 1244 wordt er voor het eerst melding gemaakt van de naam Rode. Stramprode, hetgeen staat voor ontgonnen bos, wordt pas in 1299 voor het eerst vermeld. Stramproy was een van de vier kwartieren van het kleine vorstendom Thorn. Het was een dorp met vijf gehuchten of rothen: Bergerroth, Torenroth, Brijvinsroth, Heijerroth en Molenbroekroth. Elk roth bezat ook een schans waar vrouwen, kinderen en waardevolle bezittingen in tijd van nood veiliggesteld konden worden. Er zijn thans nog twee schansen aanwezig. Deze liggen in het buitengebied van Stramproy. Vanaf ongeveer 1800 was Stramproy een zelfstandige gemeente. De parochiekerk van Stramproy dateert uit 1923 (behalve de toren van mergelsteen die stamt uit de 14e eeuw). Stramproy bezit thans drie molens: beltmolen de Nijverheid, de standaardmolen St. Jan en watermolen de Broekmolen. Rond 1450 stond er in Stramproy nóg een watermolen, de Vloedmolen.

Stramproy is van oorsprong een agrarische nederzetting waar de afgelopen decennia een zekere planmatige uitbreiding heeft plaatsgevonden, ingepast tussen oorspronkelijke 'gegroeide' structuren. Deze kern is gelegen langs de doorgaande weg Weert – Maaseik. In Stramproy is rondom de kerk een niet-agrarische buurt ontstaan, waar ook een markt werd gehouden. De ligging aan de weg Weert - Maaseik heeft zijn steentje bijgedragen aan de verdere uitgroei van het dorp. Zeker is dat volgens een kaart van de gemeente Stramproy uit 1900 is waar te nemen dat de kern Stramproy bestond uit een paar huizen nabij de kerk. Daaromheen lagen de akkers, waarop de krans van nederzettingen nog goed herkenbaar is (Molenbroekroth, Torenroth, Haubroek, Horst, Heijerroth, Breijvensroth, Bergeroth). Behalve de hoofdweg Weert - Maaseik en twee straatjes in de dorpskern waren alle wegen nog onverhard. Thans valt op te maken dat zich sedert 1900 diverse ontwikkelingen hebben voorgedaan, die het grondgebied van Stramproy ingrijpend hebben gewijzigd. De enorme uitbreiding van het areaal van de dorpskern Stramproy zelf valt op. In 1900 ging het om enkele huizen nabij de kerk.

Thans beslaat de kern een oppervlakte van ca. 1,5 x 1 km. Planmatige uitbreidingen hebben na de tweede wereldoorlog, vanaf de jaren '50 van de vorige eeuw, plaatsgevonden, met name aan de westzijde van de provinciale weg. De expansieve groei is duidelijk waarneembaar op kaartmateriaal. Meest waarschijnlijk is dat Stramproy als contour niet verder zal uitbreiden. Binnen het plangebied zijn voldoende mogelijkheden om in de resterende woningbehoefte tot de huishoudenstop te voorzien.

SWARTBROEK

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0010.png"

Figuur: topografische kaarten Swartbroek

Swartbroek is een nederzetting voornamelijk ontstaan door landbouwers. Dit heeft geleid tot een verweving van de kern en het landschap. Omstreeks de tweede helft van de 19e eeuw kende de kern enige uitbreiding, kavel na kavel. In de eerste helft van de 20e eeuw werd de kern gevormd door aan het eind een (vertakte) lintbebouwing met enige verdichting ter plaatse van het centrum. Als gevolg van deze structuur hadden vrijwel alle percelen een directe relatie met het aangrenzende buitengebied. Omstreeks 1950 heeft het beeld van langgerekte lintbebouwing en kortere linten hierop aangehaakt. Op beperkte schaal komen groepsgewijze bebouwingsconcentraties voor. De oorspronkelijke lintbebouwing is geleidelijk verdicht. De relatie met het aangrenzende buitengebied is niet fundamenteel gewijzigd door de nog overwegende lintstructuur. Na 1950 gaan de ontwikkelingen in versneld tempo. De gevolgen van de bevolkingsgroei zijn duidelijk waarneembaar. De trek naar buiten (suburbanisatie) komt op gang. Het gemotoriseerde verkeer neemt toe en heeft tot gevolg, dat bestaande wegen worden aangepast en het karakter van de openbare ruimte volledig wijzigt. Door de nieuwe complexgewijze uitbreidingen is het respecteren van bestaande elementen minder geworden, de oude structuur wordt steeds meer door de nieuwe complexgewijze uitbreidingen gewijzigd. Van een geleidelijke overgang van de kern naar het buitengebied is steeds minder sprake. Het uitbreidingsplan van omstreeks 1950 betekende de eerste aanzet van een grotere planmatige uitbreiding van Swartbroek. Het plan omvatte bouwmogelijkheden voor circa 45 (vrijstaande) woningen geprojecteerd langs de uitvalswegen. Nabij de kerk (uit 1924) werd de mogelijkheid geboden tot oprichting van bebouwing met een meer gesloten karakter (maximaal acht aaneen) waarin tevens winkels waren toegestaan. Hierdoor werd een centrumvorming nagestreefd. Deze mogelijkheden zijn echter niet benut, omdat meer behoefte bestond aan vrijstaande huizen. Toen omstreeks 1960 de bouwmogelijkheden waren uitgeput, werd begonnen met de opzet van een nieuw uitbreidingsplan voor ongeveer 60 woningen, bestaande uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Ten noorden van de kerk, rond het aldaar aanwezige plein (centrum), werden tevens mogelijkheden voor de vestiging van een aantal winkels ingebracht. Vanwege de aanwezigheid van het natuurgebied ten westen van de kern werd de uitbreiding ten oosten van de Ittervoorterweg geprojecteerd, alwaar tevens een gedeelte bestemd werd voor sportdoeleinden.

Vanaf 1980 tot 2012 is Swartbroek voornamelijk in noordelijke richting verder gegroeid. De laatste jaren is nieuwbouw op inbreidingslocaties gerealiseerd en heeft uitbreiding aan de noordzijde plaatsgevonden. Een verdere uitbreiding van de kern is niet meer aan de orde. De resterende woningbehoefte kan binnen de contour van het plangebied opgevangen worden.

TUNGELROY

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0011.png"

Figuur: topografische kaarten Tungelroy

Tungelroy is gegroeid vanuit enkele kleine nederzettingen, die voornamelijk ontstaan zijn door landbouwers. Omstreeks de tweede helft van de 19e eeuw kende de kern enige uitbreiding, kavel na kavel. In de eerste helft van de 20e eeuw werd de kern gevormd door een (vertakte) lintbebouwing met enige verdichting ter plaatse van het centrum. Als gevolg van deze structuur hadden vrijwel alle percelen een directe relatie met het aangrenzende buitengebied. Omstreeks 1950 ontstaat het beeld van langgerekte lintbebouwing en kortere linten die hierop zijn aangehaakt. Op beperkte schaal komen groepsgewijze bebouwingconcentraties voor. De oorspronkelijke lintbebouwing is geleidelijk verdicht. De relatie met het aangrenzende buitengebied is niet fundamenteel gewijzigd door de nog overwegende lintstructuur.

Na 1950 gaan de ontwikkelingen in versneld tempo. De gevolgen van de bevolkingsgroei zijn duidelijk waarneembaar. De trek naar buiten (suburbanisatie) komt op gang. Het gemotoriseerde verkeer neemt toe en heeft tot gevolg, dat bestaande wegen worden aangepast en het karakter van de openbare ruimte volledig wijzigt. Door de nieuwe complexgewijze uitbreidingen is het respecteren van bestaande elementen minder geworden, de oude structuur wordt steeds meer door de nieuwe complexgewijze uitbreidingen gewijzigd. Van een geleidelijke overgang van de kern naar het buitengebied is steeds minder sprake.

4.3 Monumenten

In het plangebied zijn de volgende rijksmonumenten gelegen:

Laar
Rijks Rietstraat 26 voormalige boerderij
Stramproy
Rijks Bergerothweg 66 Agrarisch gebouw
Rijks Julianastraat 31 Boerderij
Rijks Kerkplein 1 Kerk
Rijks Molenweg 16, St. Jansmolen Standaardmolen
Rijks Veldstraat 54, De Nijverheid Beltkorenmolen
Rijks Wilhelminastraat 2 t/m 12 Boerderij
Swartbroek
Rijks Coolenstraat 24 Windkorenmolen 'De Hoop'
Rijks Pelmersheideweg 4 Voormalige pastorie
Tungelroy
Rijks Tungelerdorpsstraat 66 Kerk
Rijks Tungelerdorpsstraat 75 Windmolen St. Anna

In het plangebied zijn de volgende gemeentelijke monumenten gelegen:

Altweerterheide
Gemeentelijk Bocholterweg 112 Kerk
Laar
Gemeentelijk Laarderweg 47a woongedeelte voormalige langgevelboerderij
Gemeentelijk Schonkenstraat 3 tot woning verbouwd stalgedeelte voormalige langgevelboerderij
Stramproy
Gemeentelijk Bergerothweg 52 Boerderij
Gemeentelijk Fr. Strouxstraat 2, 4, 4a t/m. 4b Voormalig oudste gemeentehuis
Gemeentelijk Fr. Strouxstraat 7 Herenhuis
Gemeentelijk Fr. Strouxstraat 6 Woonhuis
Gemeentelijk Horsterweg 9 Boerderij
Gemeentelijk Julianastraat 27 Herenhuis
Gemeentelijk Kerkplein 2 Voormalige pastorie
Gemeentelijk Kroonstraat 1 Bedrijfspand
Gemeentelijk Veldstraat 45 Boerderij
Gemeentelijk Veldstraat 52 Boerderij
Gemeentelijk Wilhelminastraat 7 Woonhuis
Gemeentelijk Wilhelminastraat 9 Woonhuis
Gemeentelijk Wilhelminastraat 20-22 Kantoor / woonhuis
Gemeentelijk Wilhelminastraat 23 Woonhuis
Gemeentelijk Wilhelminastraat 24 Woonhuis
Swartbroek
Gemeentelijk Coolenstraat 34 Kapel 'De drie gezusters'
Gemeentelijk Ittervoorterweg bij 68 Gietijzeren grafkruis
Gemeentelijk Ittervoorterweg 68 Kerk
Tungelroy
Gemeentelijk Tungelerdorpsstraat 26 Voormalige pastorie
Gemeentelijk Tungelerdorpsstraat 40 Kapel/hulpkerk

Deze monumenten zijn vanuit bouwhistorisch en cultuurhistorisch oogpunt belangrijk. Ze worden in de verbeelding opgenomen en via de regels beschermd in verband met

de te beschermen waarden. Tevens is een bijlage bij de regels opgenomen met de monumenten.

4.4 Gemeentelijk beschermde stads- en dorpsgezichten.

De gebieden Laarakker, Laarderschans alsmede Kroonstraat e.o. binnen het onderhavige plangebied, zijn aangewezen als gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht. De betekenis van deze gebieden zijn cultuurhistorisch zeer waardevol en dienen daarom als zodanig behouden en herkenbaar te blijven. Via een gebiedsaanduiding in de regels is de bescherming planologisch verankerd. De redengevende omschrijving van de gezicht zijn als bijlage aan de regels van het bestemmingsplan toegevoegd. Via een nadere eisen regeling kunnen voorwaarden aan bouwplannen in stads- en dorpsgezichten worden gesteld. Verder is Welstand van toepassing voor bouwplannen in stads- en dorpsgezichten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0012.jpg"

Figuur: dorpsgezicht Laarderschans

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0013.jpg"

Figuur: dorpsgezicht Laarakker

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0014.jpg"

Figuur: dorpsgezicht Kroonstraat e.o.

Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen

5.1 Structuurvisie Weert 2025 en Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg

Op 11 december 2013 is de Structuurvisie Weert 2025 vastgesteld. Op 26 november 2014 is de Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg vastgesteld. Voor een weergave van dit beleid wordt verwezen naar het Bijlagenboek. Een belangrijk beleidsuitgangspunt in deze structuurvisies is het afstemmen van de planvoorraad woningen op de behoefte. Dit betekent dat de planvoorraad voor woningen in de gehele gemeente teruggebracht dient te worden van ongeveer 2.000 woningen per 1 januari 2014 naar ongeveer 900-1.200 woningen. Dit aantal is gebaseerd op de inzichten zoals die golden ten tijde van het opstellen van de structuurvisies. Om dit te bewerkstelligen is in de structuurvisie een 'kernvoorraad' woningen vastgelegd, die de gemeente in de periode 2014 tot 2018 wil realiseren. Het gaat om projecten met netto ongeveer 360 tot 500 woningen. Voorts is er een 'overige planvoorraad' gedefinieerd van ongeveer 1.100 woningen. Volgens de inzichten ten tijde van de structuurvisies zullen hiervan ongeveer 700 woningen worden gerealiseerd. Daarmee dienen plannen die behoren tot de 'overige planvoorraad' met ongeveer 400 woningen te worden teruggebracht. Dit gebeurt in de periode vanaf 2018. Tot slot zijn 'te vervallen' plannen gedefinieerd in de omvang van ongeveer 400 - 455 woningen. Het laten vervallen van deze plannen geschiedt hoofdzakelijk door het herzien van bestemmingsplannen.

Tot de 'te vervallen plannen' behoren:

  • Binnenplanse afwijkingen en principetoezeggingen voor woningen
  • Wijzigingsbevoegdheden voor woningen

In onderstaande paragrafen worden de onderscheidene ontwikkelingen aangegeven. Alle eigenaren van de percelen, die het betreft, zijn hierover aangeschreven.

5.2 Ontwikkelingen wonen

Onderstaande binnenplanse afwijkingen en principe toezeggingen voor woningen komen te vervallen:

kern locatie aantal woningen
Laar Brandstraat 2
Stramproy Beeleweg naast nr. 1 1
Bergerothweg tussen nrs. 60a en 62 1
Crixstraat naast nr. 16a 1
Crixstraat tussen nrs. 34 en 38 1
Kruisstraat tussen nrs. 27 en 37
(1 woning minder)
1
Molenweg 9 (1 woning minder) 1
Vloedmolenweg naast nr. 5 2
Swartbroek Coolenstraat 11A (1 woning minder) 1
Ittervoorterweg 95-97 (1 woning minder) 1
Ittervoorterweg 99-101 (van 15 naar 10 woningen) 5
Tungelroy Konenhofstraat naast 4 1
plan Tungeler Dorpsstraat (2 woningen minder) 2
Tungeler Dorpsstraat tussen 13 en 17 1
totaal 21

Onderstaande wijzigingsbevoegdheden voor woningen vervallen:

kern locatie aantal woningen
Altweerterheide tussen Heidehof en Bergsheisteeg 34
Laar Laarderschans 29
Laar Heerspad 4
Stramproy Lambroek 29
Swartbroek Rectorijstraat 15
totaal 111

Onderstaand een overzicht van de woningbouwmogelijkheden die gehandhaafd blijven (peildatum 1 januari 2018). Het betreft deels directe bouwtitels.

kern locatie aantal woningen
Altweerterheide Bergsheisteeg separaat bestemmingsplan) 1
Herenvennenweg 1 (directe bouwtitel) 1
Heidebeemd tussen nrs. 18 en 22
(directe bouwtitel)
1
Pastoor Schippersstraat naast 32 (binnenplanse afwijking) 4
Laar Aan Botkoel 16 (directe bouwtitel) 1
Nieuwenheerd 1, 1A (directe bouwtitel) 2
Stramproy Crixstraat tussen nrs. 43 en 45 (directe bouwtitel) 1
Dr. Schaepmanstraat 7 (directe bouwtitel) 1
Jeupenhof 8 (directe bouwtitel) 1
Julianastraat naast 47 (binnenplanse afwijking) 2
Kruisstraat tussen 27 en 37 (binnenplanse afwijking) 1
Oude Trambaan naast nr. 6 (directe bouwtitel) 1
Prinses Margrietstraat naast 1 (binnenplanse afwijking) 1
Soutsweg naast nr. 3 (binnenplanse afwijking) 1
Walestraat 38 (directe bouwtitel) 1
Wilhelminastraat naast 11 (binnenplanse afwijking) 1
Wilhelminastraat 17A (directe bouwtitel) 1
Swartbroek Bij Polderte 14 (directe bouwtitel) 1
Coolenstraat tussen 9 en 9B (binnenplanse afwijking) 1
Coolenstraat tussen nrs. 26 en 30 (directe bouwtitel) 1
Ittervoorterweg 95-97 (directe bouwtitel) 4
Tungelroy Jean Amentstraat naast 8 (binnenplanse afwijking) 2
Kievitspeelweg naast 26 (binnenplanse afwijking) 1
Kievitspeelweg 38A, 38B (directe bouwtitel) 2
Truppertstraat 1 (directe bouwtitel) 1
plan Truppertstraat/Kumpehof (directe bouwtitel) 13
Tungeler Dorpsstraat naast nr. 9 (directe bouwtitel) 2
Tungeler Dorpsstraat 29 (binnenplanse afwijking) 2
Tungeler Dorpsstraat naast nr. 85 (binnenplanse afwijking) 1
locatie Tungeler Dorpsstraat (directe bouwtitel) 18
Totaal 71

Bij de ontwikkeling van de voormalige schoollocatie in Swartbroek wordt afgezien van een inpandige verbouwing tot 5 woningen, vanwege achterblijvende afzet. Er is voor gekozen om de school te slopen en twee twee-onder-een kap woningen te bouwen. Onderstaande de nieuwe situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0015.png"

Figuur: verkaveling locatie Ittervoorterweg Swartbroek

De locatie Tungeler Dorpsstraat, welke met een bestemming 'Woongebied' was opgenomen in het bestemmingsplan 'Altweerterheide, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy' wordt met de bestemming 'Wonen' opgenomen met bouwstroken en aanduidingen 'bijgebouwen'. De regeling in de bestemming 'Woongebied' betrof al een directe bouwbestemming. De verkaveling was echter nog niet bekend. Nu de ontwikkeling van het woongebied Truppertstraat en omgeving voorspoedig verloopt en de vraag naar bouwgrond aanhoudt, wordt ook deze locatie voorzien van een passende verkaveling, op grond waarvan uitgifte ten behoeve van woningbouw mogelijk is. Onderstaand de beoogde verkaveling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0016.png"

Figuur: schets verkaveling locatie Tungeler Dorpsstraat

Verder zijn in alle dorpen nog incidentele woningen voorzien aan de randen van de dorpen. Het betreft locaties die buiten het plangebied van dit bestemmingsplan vallen. In de meeste gevallen gaat het om ruimte-voor-ruimte woningen dan wel woningbouwmogelijkheden die onder een specifieke maatwerkregeling in overleg met de provincie tot stand zijn gekomen.

Voor toekomstige woningbouw in de kernen staat de gemeente in principe open voor initiatieven op basis van een concrete behoefte en concrete planvoornemens. Het dient dan vooral te gaan om huisvesting voor specifieke doelgroepen, zoals jongeren, starters, ouderen en kwetsbare inwoners in de sociale huursector. Plannen die gericht zijn op transformatie van leegstaand (commercieel) vastgoed hebben de voorkeur. De planvoornemens dienen te passen in de regionale structuurvisie wonen die in 2018 wordt geactualiseerd.

5.3 Ontwikkelingen commerciële functies

Commerciële functies zoals detailhandel, horeca en dienstverlening zijn functies die verspreid in het plangebied voorkomen, solitair gelegen dan wel binnen clusters van (commerciële) voorzieningen. De ontwikkelingen zorgen er voor, dat in algemene zin, solitair gelegen functies kwetsbaar zijn geworden. Op diverse plaatsen zijn winkels, dienstverlenende functies en horecafuncties inmiddels verdwenen. Waar dit het geval is wordt het bestemmingsplan aangepast. Voor wat betreft horeca wordt in dit bestemmingsplan onderscheid gemaakt tussen horeca van categorie 1 (zgn. 'natte' horeca) en horeca van categorie 2 (zgn. 'droge' horeca). Aanpassingen hebben plaatsgevonden op de volgende adressen:

  • Tungeler Dorpsstraat 51A, aanduiding 'horeca' is vervallen, betreft alleen nog een woning.
  • Prinses Beatrixstraat 51A Stramproy: aanduiding 'dienstverlening' is vervallen, betreft alleen nog een woning.
  • Prinses Marijkestraat 3: aanduiding 'kantoor' is vervallen, betreft alleen nog een maatschappelijke functie.
  • Prinses Marijkestraat 13: aanduiding 'detailhandel' is vervallen, pand is geheel in gebruik als woning.
  • Julianastraat 26: aanduiding 'detailhandel' is vervallen, pand staat leeg.
  • Julianastraat 27: aanduiding 'detailhandel' is vervallen, ter plaatse is nimmer detailhandel aanwezig geweest.
  • Sint Cornelisplein 2: aanduiding 'detailhandel' gewijzigd in 'maatschappelijk', betreft theepottenmuseum.
  • Julianastraat 16 en 18: bestemming is gewijzigd van 'Centrum' in 'Wonen' conform het huidige gebruik.
  • Julianastraat 27: aanduiding 'detailhandel' is vervallen, ter plaatse is nimmer een winkel aanwezig geweest.

5.4 Ontwikkelingen overige voorzieningen

Groenactiviteitenterrein Laar: perceel gemeente Weert sectie W nummer 655 wordt omgezet van 'Agrarisch 'in 'Verkeer' met aanduiding 'Groen'. Deze locatie is bestemd voor een groenactiviteitenterrein. Deze voorziening is reeds in 2000 in het bestemmingsplan opgenomen.

Horsterweg 17: bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in 'Wonen', zulks op verzoek van de eigenaren. Tevens wordt een maatvoeringsaanduiding opgenomen voor de oppervlakte aan bijgebouwen (491 m²).

Ittervoorterweg 95-97: bouwvlak wordt gewijzigd en langs Ittervoorterweg geprojecteerd. Er wordt uitgegaan van sloop van het voormalige schoolgebouw en nieuwbouw van twee twee-onder-een-kap woningen.

5.5 Verkoop grondstroken

Binnen het plangebied is een aantal grondstroken verkocht door de gemeente. In de meeste gevallen gaat het om aan woonpercelen grenzende gronden. Deze gronden zijn toegevoegd aan de woonpercelen en krijgen een daarbij passende bestemming. Het betreft onderstaande situaties:

adres perceelnummer oppervlakte in m² oude bestemming nieuwe bestemming
Prins Bernhardstraat 9 D 5721 40 Wonen Wonen
Molenweg 6 B 1226 111 Verkeer Wonen
Karel Doormanstraat naast nr. 3 D 5788 16 Maatschappelijk Maatschappelijk
Torenroth 11 B 1219 41 Verkeer Wonen
Molenweg 11 D 5771 3,1 Wonen Wonen
Torenroth 9 B 1218 34 Maatschappelijk Wonen
Torenroth 17 B 1222 48 Verkeer Wonen
Molenweg 12 B 1223 102 Maatschappelijk Wonen
Torenroth 15 B 1221 50 Verkeer Wonen
Torenroth 13 B 1220 58 Verkeer Wonen
Molenweg 8 B 1225 47 Verkeer Wonen
Molenweg 10 B 1224 166 Verkeer Wonen
Kemperveldweg 59 AC 929 71 Verkeer Wonen
Kerkplein 4 D 5774 1,6 Verkeer Centrum
Weystraat 12 AA 845 612 Agrarisch Wonen
Weystraat 18 AA 847 441 Agrarisch Wonen
Prins Bernhardstraat D 5748 15 Verkeer Verkeer
Weystraat 14 AA 846 808 Agrarisch Wonen
Heerspad 7 W 832 175 Wonen Wonen
Pastoor Schippersstraat 10 AE 941 37 Wonen Wonen
Heerspad 5 W 830 99 Wonen Wonen
Heerspad 19 W 859 37 Wonen Wonen
Kemperveldweg 45 AC 997 208 Sport Wonen
Kemperveldweg 47 AC 998 335 Sport Wonen
Kemperveldweg 49 AC 999 242 Sport Wonen
Kemperveldweg 51 AC 1000 176 Sport Wonen
Kemperveldweg 53 AC 1001 117 Sport Wonen
Kemperveldweg 55 AC 1002 55 Sport Wonen
Carolinenstraat 9 D 5809 54 Wonen Wonen
Spinstraat/Veldstraat D 5808 30 Verkeer Verkeer

Hoofdstuk 6 Sectorale Aspecten

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de diverse sectorale aspecten aan bod die betrekking

hebben op dit bestemmingsplan. Het betreft hier veelal zones die van toepassing

zijn of milieuvoorwaarden waaraan voldaan dient te worden. De ruimtelijk relevante

regelingen zijn doorvertaald in de regels en de verbeelding.

6.2 Waterhuishoudkundige situatie

Per kern is de waterhuishoudkundige situatie afzonderlijk beschreven. Iedere

kern heeft zijn eigen waterhuishouding, welke weer onderdeel uitmaakt van het

groter geheel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0017.png"

Figuur: Altweerterheide, Laar en Swartbroek

In het plangebied van Altweerterheide liggen geen primaire waterlopen. Wel liggen aan de noordzijde een retentievoorziening en de secundaire waterloop

Hereven en aan de zuidwestzijde de secundaire waterloop Karelkelossing.

De Hereven watert af op de Meilossing. De Karelkelossing watert af op de

Tungelroysebeek.

Het landschap waar Laar onderdeel van uitmaakt wordt bepaald door de beekdalen van de Schonkenlossing en de Rakerlossing. Deze twee wateren zorgen voor de hoofdafwatering van het gebied. De Schonkenlossing loopt ter hoogte van de Laarderweg en de Rietstraat. De Rakerlossing loopt ter hoogte van de Rakerstraat. Deze watergangen betreffen deels primaire en deels secundaire watergangen. Ze hebben geen specifieke ecologische functie. In het plangebied is verder nog oppervlaktewater aanwezig in de vorm van een gracht rondom de schans, deze is aangesloten op de Rakerlossing. De grondwaterstroming is noordelijk gericht, over de gemeentegrens.

Het landschap waar Swartbroek onderdeel van uitmaakt wordt bepaald door de

beekdalen van de Tungelroyse beek en de Leukerbeek. Deze twee beken zorgen

voor de hoofdafwatering van het gebied. Ten noorden van Swartbroek loopt de Leukerbeek. Ten oosten lopen de Koleveld en Heinkenskuil. Ten westen loopt de Krang. Deze watergangen betreffen deels primaire en deels secundaire watergangen. De Leukerbeek, Koleveld en Heinkenskuil hebben een specifieke ecologische functie. Alleen de Krang maakt (gedeeltelijk) deel uit van het plangebied.

De Krang loopt ter hoogte van de kerk het plangebied binnen. Vanaf de Pelmersheideweg/Venboordstraat verlaat de Krang het plangebied.

In het plangebied is verder nog oppervlaktewater aanwezig in de vorm van een

zijtak van de Krang (tussen Pelmersheideweg 3 en 7). Dit is tertiair water.

De grondwaterstroming is zuidoost gericht, richting de Tungelroyse Beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0018.png"

Figuur: legger Waterschapsbedrijf Limburg: Tungelroy en Stramproy

Ten noorden van Tungelroy loopt de deels primaire en deels secundaire watergang

de Theurkeslossing. In het westen loopt de secundaire watergang Schakeveld.

Verder loopt ten zuidwesten nog de deels primaire en deels secudaire

watergang de Goorlossing. De Theurkeslossing en en Goorlossing hebben beide

een algemene ecologische functie. Alleen de Theurkeslossing maakt (gedeeltelijk)

deel uit van het plangebied. De Theurkeslossing loopt vanaf de Maaseikerweg ondergronds het plangebied binnen. Ter hoogte van de Tungelerdorpsstraat 17 loopt de dan nog secundaire waterloop Theurkeslossing deels ondergronds door de weilanden richting de Kemperveldweg. Aan de noordzijde van de Kemperveldweg wordt de Theurkeslossing een primaire waterloop en verlaat ter hoogte van de sportvelden het plangebied. De secundaire waterloop Schakeveld loopt ook binnen het plangebied. Vanaf de Maaseikerweg gaat de waterloop richting het oosten en kruist de Kemperveldweg. Hierna sluit de waterloop aan op de Theurkeslossing. Het primaire water van de Theurkeslossing kent een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden vanuit de insteek van de watergang.

De ten noorden van Stramproy stromende Tungelroyse beek vormt een waterscheiding waarbij het grondwater ten zuiden van deze beek in noordelijke richting afstroomt. Hoewel het ondiepe grondwater steeds meer een probleem in Weert vormt, is van grondwaterproblemen binnen Stramproy alleen aan de

westzijde sprake (Lambroek). Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan voor wat betreft Stramproy zijn geen primaire waterlopen aanwezig.

6.3 Geluid

Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan worden de regels van de

Wet geluidhinder (Wgh) toegepast. Dit houdt in dat bij het oprichten of bestemmen

van nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen nagegaan

dient te worden of deze bestemming gelegen is binnen een geluidzone van een

weg, een spoorweg van een industrieterrein of van een luchthaven. Indien het

bestemmingsplan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een bestaande

geluidszone, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt,

dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden

van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Geluidzone wegverkeer

Diverse wegen om en in het plangebied zijn zone-plichtig in het kader van de

Wet geluidhinder. In voorliggend bestemmingsplan worden echter geen nieuwe

(bedrijfs)woningen of andere geluidsgevoelige functies rechtstreeks toegelaten, waarvoor niet eerder al een onderbouwing is gemaakt. Bovendien worden geen nieuwe wegen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai te worden verricht.

Geluidzone railverkeer

In of nabij de kernen in het plangebied is geen spoorweg gelegen die zoneplichtig

is in het kader van de Wet geluidhinder.

Geluidzone industrielawaai

Het aspect industrielawaai is niet van toepassing in de kernen Altweerterheide, Laar,

Swartbroek en Tungelroy.

Binnen Stramproy ligt aan de noordzijde de geluidzone van het industrieterrein

Savelveld. Ten behoeve van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen 2013 is een actualiserend akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek blijkt dat de eerder vastgestelde geluidszone kan worden gehandhaafd. Binnen deze geluidszone bevinden zich 15 woningen met een geluidbelasting van meer dan 50 dB(A).

Dit betreft de volgende woningen:

  • Amentstraat 1, 1d, 8, 11
  • Bergerothweg 26, 52, 60, 60a, 62, 64, 66
  • Industrieweg 2
  • Savelveld 20, 29, 33

Voor bovengenoemde woningen zijn op 14 mei 2013 hogere waarden vastgesteld.

6.4 Bodem

De bodem in Weert bestaat voornamelijk uit akkergrond. Voor woningbouw zijn

deze gronden doorgaans geschikt. Echter voor het bepalen van de geschiktheid

van de bodem bij nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen en (woningbouw)

mogelijkheden middels een directe bouwtitel dient voorafgaand een verkennend

bodemonderzoek uit te wijzen of de bodem niet verontreinigd is en geschikt

is voor woningbouw. Dit is een voorwaarde bij de Omgevingsvergunning.

Bij nieuwe (bouw)ontwikkelingen/initiatieven dient dit onderzoek vooraf uitgevoerd

te worden. Het verrichten van bodemonderzoek is verder een van de

voorwaarden bij de afwijkingsbevoegdheden in dit bestemmingsplan.

6.5 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 lid 1 Wm geeft weer, onder welke voorwaarden bestuurs-organen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  1. a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  2. b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  4. d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De NIBM-grens voor woningbouwlocaties is als volgt bepaald: 3 % criterium = 1.500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg en = 3000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Dit houdt in dat een ontwikkeling op basis van de Wet luchtkwaliteit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

6.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen.

De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze risico's worden beoordeeld op 2 soorten risico, te weten het groepsrisico en het plaatsgebonden risico.

- Groepsrisico

Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek. Voor elke verandering van het groepsrisico, dit kan een af- of toename zijn, in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd. Deze verantwoording ziet toe op de wijze waarop de toelaatbaarheid van de verandering van het groepsrisico in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico, worden ook andere aspecten meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Hieronder vallen onder meer de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid van een calamiteit.

- Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans dat een onbeschermd individu in een jaar komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Voorbeelden van risicobronnen zijn bedrijven, wegen, spoorlijnen en transport via buisleidingen. De 10-6-contour is de maatgevende grenswaarde. Dit houdt in dat er een kans van 1 op 1 miljoen is op overlijden.

Risicovolle activiteiten.

In de omgeving van het plan komen volgens de risicokaart geen risicovolle

inrichtingen voor. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting waarop het Bevi van toepassing is. De verantwoordingsplicht groepsrisico en hulpverlening zijn niet van toepassing op deze risicobron.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In het kader van vervoer gevaarlijke stoffen zijn in het plangebied de volgende

risicobronnen aanwezig:

Buisleidingen

Voor buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de

Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing. Hierin zijn regels

opgenomen waarmee het toezicht op, de registratie van en de afweging van

veiligheidsrisico's nabij buisleidingen moet verbeteren.

Binnen het plangebied aan de oostzijde van Swartbroek is een tweetal gasleidingen

gelegen. Het betreft de leidingen:

  • A-585-KR-081 (40 inch aardgasleiding, 66 bar) met plaatsgebonden risico van 0 meter en invloedsgebied van groepsrisico van 490 meter.
  • A-521-KR-081 (35 inch aardgasleiding, 66 bar) met plaatsgebonden risico van 0 meter en invloedsgebied van groepsrisico van 430 meter.

De volgende veiligheidsafstanden worden gehanteerd.

  • belemmeringenstrook: 2 x 5 m.
  • plaatsgebonden risicocontour: bevindt zich op de leiding.
  • invloedsgebied groepsrisico: zie hierboven

Voor de hoogspanningsleidingen en rioolwatertransportleidingen geldt geen verantwoordingsplicht van (plaatsgebonden of groeps)risico's. Omdat sprake is van een conserverend plan en er binnen het invloedsgebied van de buisleidingen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt neemt het groepsrisico niet toe. Conform artikel artikel 12, lid 3 van het Bevb wordt de verantwoording van het groepsrisico achterwege gelaten.

Omdat het plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een buisleiding wordt conform artikel 12, lid 2 van het Bevb een advies aangevraagd bij de Veiligheidsregio Limburg-Noord. Het advies zal onderdeel uit gaan maken van de toelichting,

6.7 Hinder als gevolg van bedrijvigheid

Milieucirkels agrarische bedrijven

Vanaf 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. Deze wet geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren

zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren

zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden.

In Weert is een Verordening Wet geurhinder en veehouderij vastgesteld. De

geurnormen die voor de kernen Altweerterheide, Laar, Swartbroek en Tungelroy binnen dit bestemmingsplan zijn vastgesteld, zijn 8 OU/m³, voor de kern Stramproy

is deze geurnorm vastgesteld op 3 OU/m³. Aan de hand van de milieucirkels

kan worden bepaald of er voor toekomstige woningbouw belemmeringen gelden

ten gevolge van geurhinder.

Aan de rand en directe nabijheid van het plangebied zijn agrarische bedrijven gelegen. Binnen het plangebied ligt een rundveehouderij aan de Gertrudisstraat 7.

De bestaande en vergunde situatie wordt gerespecteerd. Daar waar de geurcirkel reeds over bebouwd gebied met woningen ligt, is sprake van een bestaande situatie en wordt deze als zodanig vastgelegd in het bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen mogen geen beperking opleveren voor de mogelijkheden van de betreffende agrarische bedrijven.

Overige bedrijven

Binnen het plangebied is een aantal solitaire bedrijven gevestigd. Het betreft de

volgende bedrijven met bijbehorende milieucategorie, indicatieve afstand en

eventuele aanduiding:

  • Altweerterheide, Bocholterweg 96, timmerwerkplaats (mc 3.1, 50 m), sb-tw;
  • Swartbroek, Coolenstraat 24c, graanmalerij (mc 4,1, 200 m), sb-gra;
  • Swartbroek, Coolenstraat 24b, confectie-snijbedrijf (mc 3.1, 50 m), sb-cs;
  • Swartbroek, Ittervoorterweg achter 66, opslag kermisexploitanten (mc 2, 30 m) sb-ke;
  • Tungelroy, Maaseikerweg 257, Vijvercentrum Flinsenhof (mc 1, 10m) sb-vc;
  • Stramproy, Amentstraat 2, verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG (mc 2, 30 m), sb-vm;
  • Stramproy, Bergerothweg 14a, tegelhandel (mc 1, 10 m);
  • Stramproy, Molenweg 1, aannemersbedrijf (mc 2, 30 m);
  • Stramproy, achter Bergerothweg 26, opslag (mc 1, 10 m);
  • Stramproy, Wilhelminastraat 27, handelsbedrijf (mc 1, 10 m);
  • Stramproy, Wilhelminastraat 31, garagebedrijf (mc 2, 30 m).

Binnen het plangebied zijn de volgende bedrijven gelegen binnen de bestemming

wonen:

  • Laar, Laarderweg 41, hondenkennel (mc 3, 50 m), sw-hk;
  • Tungelroy, Tungelerdorpsstraat 119, stalling vrachtwagens (mc 2, 30 m), sb-svw;
  • Stramproy, Savelveld 33, constructiewerkplaats (mc 3.1, 50 m), sb-cw.

De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp

van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden.

Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Dit gebeurt door de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten via de planregels te koppelen aan de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage van de regels). In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk'/'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een 'rustige woonwijk'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met een trede worden verlaagd. Een correctie is alleen mogelijk voor de aspecten geluid, geur en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet mogelijk.

Door het opnemen van een zonering en een Staat van bedrijfsactiviteiten kan op

bestemmingsplanniveau worden voorzien in voldoende afstand tussen hinderproducerende en hindergevoelige functies (grofmazige toetsing). Wanneer daadwerkelijk sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf vindt in het kader van de milieuvergunning (of de algemene regelgeving op het gebied van milieuhinder) altijd een nadere (fijnmazige) toetsing plaats. In zijn algemeenheid betreft het binnen het plangebied bedrijven van milieucategorie 1 en 2 (lichte bedrijven) die goed in een woonomgeving passen. Deze bedrijven zijn dan ook in het bestemmingsplan positief bestemd met een op maat afgestemde uitbreidingsmogelijkheid.

Er zijn geen ontwikkelingen voorzien binnen de milieucirkel van deze bedrijven. Verder zijn er ook geen ontwikkelingen voorzien binnen de geurcirkel van omliggende bedrijven.

Verder is er in de dorpen in de bestaande woningen een aantal aan huisgebonden beroepen aanwezig. Belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Deze aan huisgebonden beroepen passen binnen de woonomgeving en zijn als zodanig ook onder de bestemming wonen gebracht.

6.8 Overige zones.

Begraafplaats

In alle kernen binnen dit bestemmingsplan, met uitzondering van Laar, ligt een begraafplaats. De VNG publicatie: Bedrijven en milieuzonering beveelt voor begraafplaatsen in relatie tot een rustige woonwijk een afstand aan van 10 meter vanuit het oogpunt van geluidhinder. De VNG aanbeveling van 10 m wordt hier reëel

geacht en hieraan wordt voldaan. Hierbij wordt wel uitgegaan van visuele afscherming

van de begraafplaats. Deze is aanwezig in de vorm van omheiningen en afschermende beplanting.

Kabels en leidingen

Binnen het plangebied ligt een aantal leidingen (gastransport- en rioolwatertransportleidingen). Deze leidingen hebben een beschermingszone die met name bedoeld is voor het beheer en onderhoud van de leiding. Deze leidingen zijn opgenomen op de verbeeldingen en voorzien van een dubbelbestemming.

Gasleidingen

De gasleidingen gelegen in Swartbroek zijn eigendom van de Gasunie. Het betreffen

hoofdtransportleidingen (A-leidingen). Voor de hoofdtransportleidingen

geldt een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden van de leidingen. In

de verbeelding en de regels is de beschermingszone opgenomen door middel

van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' (zie ook paragraaf 6.6).

Rioolwatertransportleidingen

Voor de rioolwatertransportleidingen Ell-Swartbroek (47.09) en Swartbroek- Rioolgemaal Swartbroek (47.13) geldt een beschermingszone; een afstand van 2,5 meter aan weerszijden van de leidingen.

Door het bestemmingsplangebied Tungerloy ligt een 3-tal rioolwatertransportleidingen van het Waterschapsbedrijf Limburg. Het betreft de rioolwatertransportleiding Tungelroy - Stramproy, 47.11, de rioolwatertransportleiding Tungelroy - Weert, 47.12 en de rioolwatertransportleiding Tungelroy - Weert, 47.55.

De rioolwatertransportleiding Tungelroy-Weert, 47.55, is buiten dienst (BD) gesteld. De rioolwatertransportleiding Tungelroy-Stramproy, 47.11, begint aan de noordzijde, in de berm (overnamepunt) van de Truppertstraat, aan de westzijde van de Kievitspeelweg en verlaat aan de zuidzijde van de Truppertstraat het bestemmingsplangebied.

De rioolwatertransportleiding Tungelroy-Weert, 47.12, ligt aan de noordzijde van het bestemmingsplangebied vanaf de Kievitspeelweg tot aan de Tungeler Dorpsstraat en verlaat vanaf de Tungeler Dorpsstraat het bestemmingsplangebied. Vanaf de Smeetjeshofstraat richting het zuiden ligt verder de rioolwatertransportleiding Tungelroy-Weert, 47.12, in de Kievitspeelweg.

De rioolwatertransportleiding Tungelroy-Stramproy, 47.55 BD, ligt vanaf het zuiden onder de Kievitspeelweg en verlaat aan het noorden onder de Kievitspeelweg het bestemmingsplangebied. Voor de rioolwatertransportleiding Tungelroy-Stramproy, 47.11, evenals Tungelroy-Weert, 47.12, geldt een beschermingszone; een afstand van 2,5 meter aan weerszijden van de leidingen. De rioolwatertransportleiding Tungelroy-Weert, 47.55 BD, kent geen beschermingszone en er wordt een passief beheer toegepast.

Vanaf de rand van de bebouwing van de kern Altweerterheide, aan de westzijde van

het sportpark Op de Das, begint een rioolwatertransportleiding van het WBL en deze verlaat aan de noordzijde van de Bocholterweg het bestemmingsplan. Het betreft de rioolwatertransportleiding Altweerterheide (47.10). Dit is een PVC vrijvervalleiding, diameter rond 160 mm. Ten westen van huisnr. 88 kruist de rioolwatertransportleiding de Bocholterweg. Ter plaatse van deze kruising ligt de rioolwatertransportleiding in een boorbuis, diameter rond 244.5 mm. Voor de rioolwatertransportleiding geldt een beschermingszone; een afstand van 2,5 meter aan weerszijden van de leiding.

In het plangebied van de kern Altweerterheide is een tweetal zuiveringstechnische

werken gelegen. Het betreft het gemaal Altweerterheide (47.51) en de rioolwatertransportleiding Altweerterheide (47.10). Het gemaal Altweerterheide is

op de verbeelding bestemd als 'Bedrijf'met de aanduiding 'nutsvoorziening'. Het gemaal Altweerterheide betreft een begingemaal, waarop een geurzonering van 30 meter geldt. Hierbinnen zijn geen nieuwe geurgevoelige bestemmingen

toegestaan.

Het genoemde directe ruimtebeslag is met name bedoeld voor het beheer en onderhoud van de leiding. Binnen deze zone mag geen bebouwing worden opgericht. Deze afstand is als zodanig opgenomen in de verbeelding en de regels door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Met een omgevingsvergunning kan wel afgeweken worden hiervan, waarbij vooraf door de leidingbeheerder toestemming moet zijn verleend.

6.9 Verkeer en parkeren

Langzaam verkeer

Langs de doorgaande wegen zijn over het algemeen fietssuggestiestroken gerealiseerd. Binnen de bebouwde kom zijn verder relatief weinig specifieke fietsvoorzieningen aanwezig.

Autoverkeer

Op gebiedsontsluitingswegen geldt een 50 km/u regime. Verder zijn er in de

kernen overwegend wegen met een buurtontsluitingsfunctie alsook een groot

aantal overige wegen met een erf- of verblijfsfunctie, namelijk de woonstraten.

Hier geldt een 30 km/u regime.

Parkeren

Het parkeren in het plangebied is primair voorzien op eigen terrein. Daar waar

dit niet mogelijk is zijn noodzakelijke parkeervoorzieningen in de openbare ruimte

aangebracht of vindt het parkeren op de openbare weg plaats. Het streven

hierbij is om het aantal auto's in de straat tot een minimum te beperken. Voor zover bekend doen er zich, op dit moment, geen knelpunten voor ten aanzien van het parkeren binnen de woonstraten in het plangebied.

Voldoende parkeren is een randvoorwaarde voor bijna elke ruimtelijke ontwikkeling. Daarom dient getoetst te worden of er bij een bouwplan op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen wordt voorzien. Hiervan kan afgeweken worden indien er in de directe omgeving in voldoende parkeerplaatsen kan worden voorzien, zulks naar oordeel van het bevoegd gezag. Parkeerkencijfers van het CROW worden hierbij als uitgangspunt genomen. Uiteraard dient voldoende parkeergelegenheid in stand te worden gehouden. In de planregels is hiervoor in de relevante bestemmingen een regeling opgenomen.

6.10 Molenbiotopen

De in en nabij het plangebied aanwezige molens kennen een molenbiotoop. Het gaat om de volgende molens:

  1. 1. De Hoop aan de Coolenstraat 24 in Swartbroek.
  2. 2. Sint Annamolen aan de Tungeler Dorpsstraat in Tungelroy.
  3. 3. Sint Jansmolen aan de Molenweg in Stramproy.
  4. 4. De Nijverheid aan de Veldstraat in Stramproy.
  5. 5. Sint Antonius aan de Neelenweg in Laar (ligt buiten plangebied).

Er is steeds meer aandacht en zorg gewenst voor de zogenaamde 'molenbiotoop', de ruimte die een molen nodig heeft om te kunnen functioneren (wind en zicht), met andere woorden de vrije ruimte rondom een molen.

In vroegere tijden werd het zogenaamde windrecht van de molens via geschreven of ongeschreven regels beschermd. In de huidige situatie biedt alleen de Wet ruimtelijke ordening mogelijkheden hiertoe. Binnen het bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid om via de regels de toegestane bouwhoogten en hoogten van nieuw te planten bomen en heesters te regelen en hierdoor de molenbiotoop veilig te stellen. Dit geldt uiteraard alleen voor nieuwe ontwikkelingen binnen de molenbiotoop.

Bestaande bebouwing is juridisch beschermd zodat herbouw van een bestaand gebouw tot de bestaande hoogte mag plaatsvinden, ook als het bestaande gebouw binnen de molenbiotoop gelegen is.

De vrije windvang alsmede het vrije zicht vanaf de molen op het weer (lucht) en daarmee de bedrijfsmogelijkheden worden door de bebouwing(smogelijkheden) binnen het plangebied niet beperkt. Het betreft hier tenslotte een bestaande situatie. Via een gebiedsaanduiding in de regels is de molenbiotoop planologisch verankerd.

6.11 Flora en fauna

Binnen het plangebied van de kernen is geen stiltegebied aanwezig. Ook ligt er

geen ecologische hoofdstructuur binnen het plangebied. Het maakt ook geen onderdeel uit van een Natura 2000 gebied of een Habitat- of Vogelrichtlijngebied. Het voorliggende bestemmingsplan doet geen afbreuk aan beschermde natuurwaarden. Standaard geldt voor het gehele gebied de algemene zorgplicht zoals die in de Flora- en faunawet centraal staat (artikel 2). Bovendien moeten de handelingen in logisch verband staan met het plan en geen doel op zich vormen. Bij de ontwikkeling van nieuwe plannen dient onderzocht te worden of de handelingen niet leiden tot de schending van verbodsbepalingen van de artikelen 8 t/m 14 van de Flora- en faunawet.

Hoofdstuk 7 Motivatie En Afweging Belangen

7.1 Inleiding

In het voorliggende bestemmingsplan zijn de specifieke omstandigheden beschreven en de mogelijke belemmeringen onderzocht van de gevolgen van de actualisatie van de bestemmingsplannen in het plangebied. In dit hoofdstuk worden de effecten van het project beschreven; hierbij komen aan de orde:

  • ruimtelijke gevolgen en afwegingen.
  • conclusie.

7.2 Ruimtelijke gevolgen en afweging

Beleidsmatig past het bestemmingsplan binnen de kaders, zoals die beschreven zijn vanuit het provinciale en gemeentelijke beleid. Ook de maatschappelijke gevolgen van het plan voor de omgeving zijn aanvaardbaar. De gemeente Weert heeft het plan in principe positief beoordeeld.

7.3 Conclusie

De conclusie op grond van de bovenstaande overwegingen is dat aan de actualisatie van het bestemmingsplan medewerking kan worden verleend, omdat de opzet planologisch en maatschappelijk verantwoord is.

Hoofdstuk 8 Juridische Opzet

8.1 Inleiding

Het bestemmingsplan is vervat in een verbeelding, planregels en toelichting.

De volgende randvoorwaarden bepalen de opzet en inrichting van het bestemmingsplan:

  1. 1. de digitale raadpleegbaarheid;
  2. 2. de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
  3. 3. de standaard voorschriften van de gemeente Weert, welke omgezet zijn naar de eisen/verplichtingen van de SVBP 2012;
  4. 4. de Woningwet van 1 juli 2015.

De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding ervan de primaire informatie geeft over waar gebouwd mag worden (bouwvlak voor bouwen tot een bepaalde goothoogte en bouwhoogte). Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden.

Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. De ordening van regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de regels voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullend inleidende bepalingen en algemene bepalingen nodig.

Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2012 alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In verband hiermee wordt gesproken over regels en afwijkingen.

8.2 Verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • de bestemming van de in het plangebied gelegen gronden;
  • dubbelbestemmingen;
  • bouwvlakken en bouwaanduiding 'bijgebouwen';
  • overige aanduidingen waarnaar in de regels wordt verwezen.

De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan. Een bepaalde kleur geeft aan welke bestemming het betreft.

Logisch dus dat de kleur meteen duidelijk maakt welk artikel uit de regels geraadpleegd moet worden. Dubbelbestemmingen betreffen met name een beheersregeling, dan wel aanvullend beleid op de onderliggende bestemming.

In de regel gaat het hier om van toepassing zijnde zoneringen of sectoraal beleid. Het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' geeft de begrenzing aan waarbinnen gebouwen opgericht mogen worden. Binnen het bouwvlak moet het hoofdgebouw gesitueerd worden. In de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mogen ondergeschikte gebouwen en bijgebouwen opgericht worden. De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.

8.3 De planregels

8.3.1 Algemeen

De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Allereerst zijn de inleidende regels opgenomen: de begripsbepalingen en de regels omtrent de wijze van meten. Vervolgens zijn artikelen van de afzonderlijke bestemmingen opgenomen. Deze bevatten de specifieke regels voor de desbetreffende bestemming. Daarna volgen de algemene regels. Dit is een aantal planregels van een algemeen en administratief karakter, dat onontbeerlijk is voor een bestemmingsplan. Het betreft hier de anti-dubbeltelregel, algemene regels met betrekking tot bouwen, gebruik, ontheffing, wijziging, procedure en overige regels. Tot slot zijn de regels met betrekking tot overgangsrecht en de titel opgenomen.

8.3.2 Opbouw bestemmingsregels

Bij de aanwijzing van de afzonderlijke bestemmingen is steeds dezelfde structuur gekozen, en wel de volgende:

  • bestemmingsomschrijving, om het toegelaten gebruik te verduidelijken;
  • regels voor het bouwen, onderscheiden naar bouwvlak, bouwaanduiding 'bijgebouwen' en overige zaken;
  • nadere eisen, de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen ten behoeve van het algemene belang;
  • afwijken van de bouwregels, de mogelijkheid om af te wijken van regels voor bebouwing in het bestemmingsplan;
  • specifieke gebruiksregels, onderscheiden naar gebruik van de grond en gebruik van de opstallen;
  • afwijken van de gebruiksregels, de mogelijkheid om af te wijken van bepalingen in het bestemmingsplan;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheden, de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan, qua gebruik of bouwmogelijkheden.

8.4 De bestemmingen

Hierna zijn de binnen het plangebied gelegen bestemmingen afzonderlijk opgenomen. Daarbij wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid en de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de desbetreffende bestemming.

Het beleid dient ertoe om de toegankelijkheid en de begrijpbaarheid van de regels te vergroten. Op basis hiervan is het mogelijk om te bepalen of een bouwplan of ontwikkeling in de geest van het bestemmingsplan past.

Het vastgestelde beleid vormt in geval van een gewenste afwijking de basis voor een gemotiveerde weigeringsgrond.

8.4.1 Bestemming Agrarisch

Het beleid

Het betreft hier een aantal restgebieden binnen het plangebied in de overgang

naar het buitengebied. Het beleid voor deze gebieden is primair gericht op:

  • het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische bedrijfsvoering.
  • met het oog op het eventuele extensief recreatief medegebruik mogen, rekening houdend met de hiervoor genoemde agrarische doeleinden, kleinschalige voorzieningen worden geplaatst.

8.4.2 Bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Het beleid

De gemeente richt haar beleid op duurzame voortzetting van agrarische bedrijven en bedrijfsvoering, waarbij geldt:

  1. 1. Dat het beleid primair is gericht op het voeren van een volwaardig agrarisch bedrijf met een geheel of in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Het beheerskarakter staat daarbij voorop. Intensieve veehouderijen, intensieve kwekerijen en glastuinbouw zijn alleen toegestaan op de daarvoor aangeduide locaties. Nieuwvestiging is anders niet mogelijk.
  2. 2. Dat het beleid is gericht op het behoud van de bestaande rechten.
  3. 3. Per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij er al méér aanwezig zijn.
  4. 4. Paardenhouderijen, productiegebonden of gebruiksgericht, zijn binnen de bestemming rechtstreeks toegestaan. Nieuwvestiging van een paardenhouderij op een bestaande agrarische bedrijfskavel is mogelijk na een ruimtelijke afweging waarbij aangetoond wordt dat er geen sectorale beperkingen zijn waarbij onder ander een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
  5. 5. Met afwijking is een hogere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, een hogere goothoogte van bedrijfsgebouwen indien het om een intensieve veehouderij gaat, zijn stageverblijven, is huisvesting voor buitenlandse werknemers, is recreatief medegebruik, is een grotere inhoud van de bedrijfswoning, is een afhankelijke woonruimte, zijn aan huis gebonden beroepen en zijn nevenactiviteiten mogelijk.
  6. 6. Voor het uitvoeren van bepaalde werken is een omgevingsvergunning nodig. Dit is afhankelijk van de aanduidingen.
  7. 7. Met een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de agrarische bouwkavel uit te breiden tot een referentiemaat van 1,5 ha. Hieraan zijn voorwaarden verbonden. Ook is het mogelijk de bestemming te wijzigen in 'Wonen' mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Vormverandering van de bouwkavel voor toekomstige ontwikkelingen is onder voorwaarden met wijziging mogelijk.

Het bouwvlak

Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mogen bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen (mits aangeduid), en mestopslagplaatsen worden opgericht. De bestaande bebouwing is binnen het bouwvlak opgenomen. Gezien de aanwezige fysieke ruimte is uitbreiding binnen het bouwvlak vaak nog mogelijk. De bestaande bouwmogelijkheden zijn behouden.

Het bouwvlak is per bouwperceel ingetekend. De afstand van het bouwvlak tot de bestemmingsgrens is minimaal 5 meter. Het bouwvlak is daarbij op maat afgestemd op het bouwperceel en mag in zijn geheel met bedrijfsgebouwen worden bebouwd. Tevens is binnen het bouwvlak één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangeduid. Binnen de strook van 5 m tussen het bestemmingsvlak en het bouwvlak dient de landschappelijke inpassing plaats te vinden.

8.4.3 Bestemming Bedrijf

Het beleid

Ook voor bedrijven is een gemeentelijke visie over het te voeren beleid aanwezig

en wel het volgende:

  1. 1. Het beleid is gericht op continuering van de bestaande bedrijfsactiviteiten. Het bouwvlak voor bedrijven is strak om de bestaaande bebouwing getrokken. De specifiek opgenomen bedrijven van categorie 3.1 of hoger zijn alleen mogelijk in de vorm en omvang als aanwezig ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
  2. 2. Bij bedrijfsbeeindiging kan in de bestaande bedrijfsgebouwen een nieuw bedrijf gevestigd worden, onder de voorwaarde dat de milieuhygienische situatie niet verslechtert (uitwisseling tot milieucategorie 2 mogelijk) en een toename van de parkeerdruk binnen de woonomgeving wordt voorkomen.
  3. 3. Nieuwvestiging van bedrijven van categorie 3.1 of hoger wordt niet toegestaan, ook niet met een afwijking. Gelet op het karakter van de woonwijken, bepaald door woningen en enkele voorzieningen, is nieuwvestiging van deze categorie bedrijven door de te verwachten problemen van milieutechnische aard ongewenst.
  4. 4. De verkoop van motorbrandstoffen is niet toegestaan, of alleen op de daartoe bestemde plaatsen.
  5. 5. Naar de woonwijken toe is geredeneerd dat niet alle bedrijven zomaar in de omgeving passen. Een toegesneden lijst geeft aan wat nog acceptabel is. Deze lijst is als bijlage bij de regels gevoegd.

Het bouwvlak

Binnen de bestemming bedrijf is alleen een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen

mogen de bedrijfsgebouwen opgericht worden. De bestaande bedrijfsbebouwing

is binnen het bouwvlak opgenomen. Gezien de aanwezige fysieke ruimte is voor

de meeste bedrijven de mogelijkheden voor uitbreiding beperkt. Belangrijkste

oorzaak hiervan is de ligging tussen de woonbebouwing. Indien er een bedrijfswoning

aanwezig is, dan is deze aangeduid. Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits minimaal 1 m achter de

voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning.

8.4.4 Bestemming Bos

Het beleid

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor onder meer bos en bebossing. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. In de

regels is wel een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het rooien en kappen van bomen.

8.4.5 Bestemming Centrum

Het beleid

De commerciele functies in het centrum van Stramproy zijn geregeld in de bestemming

centrum. Het beleid binnen deze bestemming is gericht op:

  1. 1. de diverse functies in de vorm van detailhandel, dienstverlening, kantoor en wonen zijn vrij uitwisselbaar. Dit draagt bij aan de noodzakelijke dynamiek van deze voorzieningen voor het dorp. Hierdoor is het altijd mogelijk om af te stemmen op het aanwezige draagvlak.
  2. 2. een bescheiden uitbreiding is acceptabel, immers er zijn altijd nieuwe ontwikkelingen waar men rekening mee dient te houden, alleen wanneer de parkeersituatie verslechtert zijn beperkingen opgelegd.

Het bouwvlak

Binnen de bestemming centrum is alleen een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mogen de gebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is binnen het bouwvlak opgenomen. Gezien de aanwezige fysieke ruimte is incidenteel beperkte uitbreiding van de bebouwing nog mogelijk.

8.4.6 Bestemming Detailhandel - Vijvercentrum

Het beleid

Ook voor bedrijven is een gemeentelijke visie over het te voeren beleid aanwezig

en wel het volgende:

  1. 1. Het beleid is gericht op continuering van de bestaande bedrijfsactiviteiten in de vorm van een vijvercentrum. Het bedrijf wordt daartoe voorzien van een reële maar beperkte uitbreidingsmogelijkheid, benodigd voor de continuïteit en het doorvoeren van milieuhygiënische verbeteringen.
  2. 2. In verband met het wonen is geredeneerd dat niet alle bedrijven zomaar in de omgeving passen. Derhalve is uitsluitend ter plaatse een vijvercentrum toegestaan.
  3. 3. De verkoop van motorbrandstoffen is niet toegestaan.
  4. 4. Het beleid met betrekking tot de ter plaatse gevestigde detailhandelsfunctie is gericht op het vastleggen van de bestaande situatie. Uitbreiding van het assortiment is niet wenselijk. De detailhandel is dan ook gekoppeld aan een assortimentenlijst.

Het bouwvlak

Binnen de bestemming Detailhandel - Vijvercentrum is alleen een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mogen de gebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is binnen het bouwvlak opgenomen. De ruimte voor uitbreiding is beperkt.

8.4.7 Bestemming Groen

Het beleid

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding

van groenvoorzieningen en landschapselementen. Binnen deze bestemming zijn voorzieningen ten behoeve van verkeer, nutsvoorzieningen alsmede recreatief medegebruik mogelijk.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken is een omgevingsvergunning nodig. Dit is afhankelijk van de gebiedskwaliteiten en aanduidingen.

8.4.8 Bestemming Horeca

Het beleid

Binnen het plangebied zijn twee horecavoorzieningen gelegen, een café met zaal en een hotel met restaurant. Het beleid binnen deze bestemming is op het volgende gericht:

  1. 1. Algemeen geldt continuering van de bestaande activiteiten, waarbij de vigerende rechten worden gehandhaafd. Horecavoorzieningen worden daartoe voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid, benodigd voor de continuïteit en het doorvoeren van milieuhygiënische verbeteringen.

Het bouwvlak

Binnen de bestemming ‘Horeca’ is een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mogen de hoofdgebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is binnen het bouwvlak opgenomen. De uitbreidingsruimte is beperkt omdat de functies zijn gelegen binnen woonbebouwing.

De aanduiding ‘bijgebouwen’

Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ kunnen de bijgebouwen worden opgericht. Dit vlak mag tot maximaal het aangeduide percentage bebouwd worden. De goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,5 meter bedragen. Het bijgebouw bestaat uit maximaal 1 (volwaardige) bouwlaag.

8.4.9 Bestemming Maatschappelijk

Het beleid

Maatschappelijke doeleinden zijn zaken die goed passen en noodzakelijk zijn in

de diverse dorpen, daarom zijn ze qua beleid primair te handhaven:

  1. 1. Voorkomen moet worden dat de bebouwing van deze voorzieningen in de toekomst voor niet op de aard en omvang van het plangebied afgestemde voorzieningen kunnen worden gebruikt.
  2. 2. Een uitbreiding is acceptabel, immers er zijn altijd nieuwe ontwikkelingen waar men rekening mee dient te houden, alleen wanneer de parkeersituatie verslechtert zijn beperkingen opgelegd. Onderlinge uitwisselbaarheid is toelaatbaar.

Het bouwvlak

Voor de bestemming Maatschappelijk is een ruim bouwvlak opgenomen, zodat het altijd mogelijk nieuwe ontwikkelingen passend binnen de aanwezige fysieke ruimte mogelijk te maken. Vaak gaat dit gepaard met een maximaal bebouwingspercentage.

8.4.10 Bestemming Recreatie

Het beleid

In Altweerterheide is een horecavoorziening gevestigd op de rand met het buitengebied. Het beleid binnen deze bestemming is gericht op continuering van de

bestaande activiteiten, waarbij de vigerende rechten worden gehandhaafd.

Het bouwvlak

Binnen de bestemming 'Recreatie' is een bouwvlak opgenomen. Hierbinnen mogen

de hoofdgebouwen opgericht worden. De bestaande bebouwing is binnen het bouwvlak opgenomen. De aanwezige bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid.

8.4.11 Bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie

Het beleid

Binnen de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie valt de bestaande verblijfsrecreatieve voorziening in Tungelroy. Deze te onderscheiden functie is specifiek bestemd. Het beleid is gericht op instandhouding van de bestaande voorziening.

Voor deze bestemming zijn de bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan

gerespecteerd. Het bouwvlak is dan ook in overeenstemming hiermee bepaald. In de regels zijn nadere bebouwings- en gebruiksregels bepaald.

8.4.12 Bestemming Sport

Het beleid

Voor de verschillende sportcomplexen binnen het plangebied is het beleid gericht

op:

  1. 1. De handhaving van de bestaande voorzieningen op sportgebied, zijnde binnen- en buitensportaccommodaties.
  2. 2. De bijbehorende bebouwing wordt voorzien van een uitbreidingsmogelijkheid, teneinde in te kunnen spelen op veranderende eisen op het gebied van comfort en milieuhygiene.

Het bouwvlak

Voor de bestemming Sport is een bouwvlak opgenomen. Hierbij wordt gestreefd naar clustering van de bebouwing. Uitbreiding is beperkt mogelijk om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen.

8.4.13 Bestemming Verkeer als ook Water

Het beleid

Sommige zaken spreken qua beleid voor zich. Het zijn functionele onderdelen van het plangebied, zoals verkeers- en verblijfsruimte, openbare voorzieningen, water en nutsvoorzieningen:

  1. 1. het beheerskarakter staat voorop. Gewijzigde inzichten, die leiden tot herinrichting, zijn binnen de begrenzing van de bestemming, zonder meer en zonder bestemmingsplanprocedure mogelijk.
  2. 2. water is mogelijk in het kader van de waterhuishouding, in dit plangebied met name voor de berging van hemelwater.
  3. 3. nutsvoorzieningen maken integraal onderdeel uit van de bestemming verkeer.

8.4.13 Bestemming Wonen

Het beleid

De bestemming 'Wonen' is de meest voorkomende bestemming binnen het plangebied. Het beleid voor deze bestemming is gericht op:

  1. 1. (Bestaande) woningen worden voorzien van een redelijke bouwmogelijkheden, ter realisering van de, naar de eisen van de tijd, bedoelde vergroting van het woongenot. Het daarvoor benodigde ruimtebeslag wordt tot uitdrukking gebracht in de omvang van het bouwvlak en/of bouwaanduiding 'bijbouwen'. Daarbij wordt behoud van de herkenbaarheid als vrijstaande, blok van twee, halfvrijstaande en tussenwoning of geschakelde woning nagestreefd. Nieuwe, ter vervanging van bestaande, woningen zullen ook binnen dit regime moeten passen. Zonder dat het aantal woningen zoals aanwezig toeneemt voor wat betreft de vervanging van bestaande woningen.
  2. 2. Onder de bestemming Wonen valt op grond van jurisprudentie ook het aan huis gebonden beroep. De omvang ervan is aan een maximum gebonden, het handhaven van een complete woning in het gebouw blijft vereist. De maat van het beroepsgedeelte is ten hoogste 50 m². Aan huis gebonden beroepen zijn dus vrij, voor zover de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en voor zover de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is. Aan huis gebonden en ambachtelijke bedrijfjes zijn niet rechtstreeks toegestaan, maar via afwijking met een gelijke maatvoering.
  3. 3. Het realiseren van een nieuwe woning door middel van inpandige verbouwing (woningsplitsing) is niet toegestaan. Het aantal woningen zoals aanwezig op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan is maatgevend. Bij ontwikkelingen in het maximum aantal toegestane woningen middels een maatvoeringsaanduiding opgenomen.
  4. 4. Het beleid bij her- en verbouw van woningen die goed zijn gesitueerd ten opzichte van winkels, opstapplaatsen voor openbaar vervoer en zorgvoorzieningen, is gericht op het realiseren van woningen geschikt voor ouderen, zogenaamde levensloopbestendige woningen.
  5. 5. Het beleid is gericht op realisering van een integraal toegankelijke en sociaal veilige woonomgeving. Voor de woningen betekent dit menging van tuin en straatgericht wonen vermijding van blinde eindgevels bij woningen.
  6. 6. Het beleid is gericht op het bouwen van nieuwe woningen volgens de principes van aanpasbaar en levensloopbestendig, duurzaam en energiebewust bouwen.
  7. 7. Het beleid is gericht op het beperken van de aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden en beeldkwaliteit.
  8. 8. Het beleid is gericht op intensief ruimtegebruik en ondergronds bouwen, waarmee niet wordt bedoeld de bouw van garages, die via een landschappelijke ingreep c.q. ingraving ontsloten worden.
  9. 9. Het realiseren van mantelzorgvoorzieningen binnen de bestemming Wonen is mogelijk, wanneer dit aaneengesloten bebouwing betreft (woning met aangebouwd bijgebouw). Noch het bestemmingsplan, noch het volkshuisvestingsbeleid stelt regels ten aanzien van gezinssamenstelling (bijvoorbeeld 3 generatie gezin). De Woningwet verzet zich niet tegen de realisering van meerdere voorzieningen in één woning, zoals badkamers en kookgelegenheden.

Voor het realiseren van een afhankelijke woonruimte in een aangebouwd bijgebouw gelden de voorwaarden dat er maximaal één per woning mag worden gerealiseerd en dat de oppervlakte maximaal 75 m² bedraagt. Een afhankelijke woonruimte wordt in dit bestemmingsplan gedefinieerd als een extra woonruimte in een bijgebouw bij een woning, waarin een huishouding gevestigd is, dat mantelzorg ontvangt van de bewoner(s) in de zelfstandige woonruimte. Onder mantelzorg wordt verstaan langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Een medische indicatie hiervoor is niet vereist.

Per 1 november 2014 is het op grond van het Besluit omgevingsrecht mogelijk om vergunningsvrij een afhankelijke woonruimte te realiseren. In dit geval geldt dat er sprake moet zijn van intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. De afhankelijke woonruimte mag in dat geval ook in een vrijstaand bijgebouw worden gerealiseerd. De voorzieningen (waaronder sanitair, keuken) dienen te worden verwijderd wanneer de betrokkenen de woonruimte hebben verlaten.

Het bouwvlak

De geconstateerde behoefte aan uitbreiding is veelal te realiseren binnen een bouwblokdiepte van 12 - 14 m. Bij een grotere diepte komt het uitgangspunt van voldoende licht- en luchttoetreding in de knel. Deze bouwblokdiepte is per bouwperceel ingetekend, tenzij de diepte van de betreffende percelen ontoereikend is of op basis van het vigerende bestemmingsplan een grotere diepte was toegestaan. Een afstand van circa 8 meter tussen de (potentiële) achtergevel van de woning (bouwvlak) en het volgende perceel is daarbij steeds gehandhaafd als garantie voor een redelijke achtertuin.

De afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens is bepaald op ten minste 3 m of zoveel minder als de woning reeds op kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens staat. Indien de zijdelingse perceelsgrens schuin wegloopt ten opzichte van de voorgevel is er voor gekozen om de bouwgrens haaks op de voorgevelrooilijn in te tekenen. De minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens blijft hierbij 3 m. Hiermee wordt voorkomen dat er bouwvlakken ontstaan met schuine hoeken die niet rendabel zijn om te bebouwen ten behoeve van het hoofdgebouw. Tevens worden hierdoor ongewenste stedenbouwkundige situaties voorkomen. In hoeksituaties, grenzend aan de openbare ruimte (verkeer, groen en water), is deze afstand 5 m.

Daar waar bouwpercelen c.q. kavels een grote frontbreedte hebben is afgeweken van de gegeven maat van 3 m uit de zijdelingse perceelsgrens. Indien er reeds een bijgebouw aan de woning is aangebouwd is deze maatgevend voor de zijgrens van het bouwvlak. Is dit niet het geval dan wordt aan één zijde van de woning een uitbreidingsruimte gegeven in zijwaartse richting van 5 à 6 m.

De genoemde maten zijn concreet vertaald in bouwvlakken op de verbeelding. Het voordeel hiervan is dat men direct kan zien waar de woning opgericht kan worden. Het bouwvlak is daarbij op maat afgestemd op het bouwperceel en mag in zijn geheel worden bebouwd tot een goot- en nok/bouwhoogte van in de standaardsituatie respectievelijk 6 en 9 m, tenzij anders in aangegeven op de verbeelding.

Ondergeschikte bouwdelen in de vorm van erkers (aangebouwd bijgebouw), luifels en balkons zijn toegestaan voor de voorgevel, mits ze niet meer dan 1,20 m voor de voorgevel uitsteken en maximaal 5 m² aan oppervlakte beslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0019.jpg"

De bouwaanduiding 'bijgebouwen'

De bouwaanduiding 'bijgebouwen' is ingetekend op 1 m achter de voorgevel. Oorspronkelijk stond deze afstand op 5 meter, om zo een parkeerplaats op eigen erf mogelijk te maken en een bebouwingshierarchie in stand te houden. Door de herziening van de Woningwet (d.d. 1 januari 2003) is de afstand van 5 m planologisch niet meer te handhaven. Volgens de geldende Woningwet is het namelijk toegestaan om vergunningsvrij een bijgebouw op te richten tot 1 meter uit de voorgevel. Deze afstand van 1 m wordt nu ook in het bestemmingsplan aangehouden.

In (hoek)situaties, grenzend aan de openbare ruimte, wordt hiervan afgeweken. Hier is de afstand 4 m achter de voorgevel en 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens. Dit om het uitzicht en de verkeersveiligheid te waarborgen.

Ook de bouwaanduiding 'bijgebouwen' is op basis van de genoemde maten op de verbeelding ingetekend om onduidelijkheden te voorkomen.

Het toegestane oppervlak aan bijgebouwen binnen de bouwaanduiding 'bijbouwen' bedraagt 150 m², mits het bijbouwvlak voor 50% onbebouwd blijft. Bijgebouwen die gelegen zijn binnen het bouwvlak tellen niet mee bij de bepaling van de 150 m² aan bijgebouwen.

De goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3,20 meter bedragen. Het bijgebouw bestaat uit maximaal 1 (volwaardige) bouwlaag. Het bijgebouw mag plat afgedekt worden of met een kap worden uitgevoerd. De kap mag niet plat afgedekt worden. Een verblijfsruimte mag alleen op de begane grond worden gesitueerd. Op de eventuele verdieping van een bijgebouw, onder de kap, mogen geen verblijfsruimten worden gerealiseerd.

Voor erfafscheidingen gelden ander hoogten. Buiten het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mag de hoogte maximaal 1 m bedragen, uitgezonderd sierhekwerken waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen en waarbij geen beperkingen ten aanzien van de situering gelden. Binnen het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' mag een erfafscheiding maximaal 2 m bedragen. In hoeksituaties geldt een aparte regeling. Het is hier mogelijk om geheel transparante erfafscheidingen (draadafscheidingen) op te richten tot een hoogte van 2 m. De voorwaarde is dat de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° wordt gewaarborgd. Deze transparante erfafscheidingen mogen op de perceelsgrens worden opgericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPAltLaaStrSwaTun-VA01_0020.jpg"

8.5 Dubbelbestemmingen

Het beleid

Dubbelbestemmingen zijn veelal een toevoeging op de onderliggende bestemming. Een dubbelbestemming is primair. Dit houdt in dat indien het bepaalde in de dubbelbestemming op gespannen voet staat met de regels van de onderliggende bestemming, het bepaalde in de dubbelbestemming voor gaat.

8.5.1 Dubbelbestemming Leiding - Gas

Het beleid

Ter plaatse van het directe ruimtebeslag van de ondergrondse gasleidingen worden activiteiten, die het bedrijfszeker en .veilig functioneren van deze gasleidingen kunnen schaden, geweerd. Derhalve worden beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadiging van de leidingen kan leiden.

8.5.2 Dubbelbestemming Leiding – Riool

Het beleid

Ter plaatse van het directe ruimtebeslag van de ondergrondse rioolleidingen worden activiteiten, die het bedrijfszeker en -veilig functioneren van deze rioolleidingen kunnen schaden, geweerd. Derhalve worden beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot bebouwing en gebruik van de grond, die tot beschadiging van de leidingen kan leiden.

8.5.3 Dubbelbestemming Waarde – Archeologie (hoog, middelhoog en zeer

hoog)

Het beleid

  1. 1. Het plangebied is op de archeologische waardenkaart van de gemeente aangeduid als gebieden met een archeologische verwachtingswaarde zeer hoog, hoog, gebieden met een verwachtingswaarde middelhoog, gebieden met een archeologische verwachtingswaarde laag en gebieden die vrijgegeven zijnvan archeologisch onderzoek. Gebieden met een archeologische verwachtingswaarde zeer hoog zijn bestemd als Waarde-Archeologie zeer hoog. Voor gebieden met een hoge verwachtingswaarde geldt een ander regime. Derhalve zijn deze gronden bestemd als Waarde-Archeologie hoog. Voor gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde geldt weer een ander regime. Derhalve zijn deze gronden bestemd als Waarde-Archeologie middelhoog. Gebieden met een lage verwachtingswaarde hebben geen dubbelbestemming.
  2. 2. In de regels is ter bescherming van de archeologische waarden aan de aanvrager van een omgevingsvergunningals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo een onderzoeksverplichting opgelegd met betrekking tot de archeologische waarde van de te bebouwen gronden, indien een bepaalde minimale oppervlakte en tot op een bepaalde minimale diepte wordt verstoord.
  3. 3. Verder is voor een aantal mogelijk bodemverstorende activiteiten de verplichting tot het aanvragen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid b Wabo opgenomen met een onderzoeksverplichting ten aanzien van de archeologische waarde van het terrein waarop de werken en werkzaamhedenplaatsvinden, mits een bepaalde minimale oppervlakte en tot op een bepaalde minimale diepte wordt verstoord.

8.5.4 Dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen

Het beleid

Ter zake bescherming, beheer en onderhoud is op deze beschermingszone, behorende bij primaire wateren, de regelgeving van de Keur van het waterschap van toepassing.

8.6 Functieaanduidingen

De aanduidingen worden in deze paragraaf toegelicht. De aanduiding is van toepassing op gedeelten van een enkelbestemming.

8.6.1 Bedrijf en specifieke vorm van bedrijf

Ter plaatse van de aanduidingen bedrijf en diverse specifieke vormen van bedrijf

zijn sommige bestaande bedrijven van milieucategorie 1 of 2 die niet voorkomen

in de Bedrijvenlijst en alle bedrijven van milieucategorie 3.1 en hoger specifiek

bestemd. Uitwisselbaarheid is er alleen met bepaalde bedrijven van categorie 1

en 2 die voorkomen op de Bedrijvenlijst, zoals bijgevoegd bij de regels. Ter

plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg toegestaan.

8.6.2 Bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan. Indien meer bedrijfswoningen zijn toegestaan is dit aangeduid op de verbeelding. Deze aanduidingen zijn toegepast op alle locaties waar bestaande bedrijfswoningen aanwezig zijn. De bouw van nieuwe bedrijfswoningen is niet toegestaan, uitsluitend ter vervanging van de bestaande bedrijfswoning.

8.6.3 Begraafplaats

Ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats'is een begraafplaats toegestaan. Het gaat hier om bijzondere begraafplaatsen die behoren bij de in de kernen aanwezige kerken.

8.6.4 Detailhandel, dienstverlening, horeca (van categorie 2) en kantoren

Solitaire verspreid liggende detailhandel, dienstverlening, horeca en kantoren gaan over het algemeen niet goed samen met wonen. Daarom zijn ze ook onder de bestemming wonen gebracht en uitsluitend toegestaan waar aangeduid op de verbeelding en in de omvang zoals aanwezig. De aanduidingen horeca en horeca van categorie 2 komen tevens voor in de bestemming centrum. De functies zijn alleen toegestaan waar aangeduid.

Het beleid

Een bescheiden uitbreiding is acceptabel, voor zover passend binnen de regels voor Centrum, immers er zijn altijd nieuwe ontwikkelingen waar men rekening mee dient te houden, alleen wanneer de parkeersituatie verslechtert zijn beperkingen opgelegd. Binnen de bestemming Wonen is uitbreiding niet toegestaan. Onderlinge uitwisselbaarheid is niet toegestaan. De huidige gebruiksvorm is maatgevend.

8.6.5 Garage

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn garageboxen toegestaan. Dit komt voor op diverse locaties in Stramproy.

8.6.6 Groen

Groen maakt als zodanig onderdeel uit van de openbare ruimte en is als onderdeel hiervan op de verbeelding nader aangeduid.

Het beleid

  1. 1. Structureel groen en daarvan deel uitmakende monumentale, beeldbepalende beplanting zijn voor de gemeente identiteitsbepalend bestemmingsplanelementen binnen de bebouwde omgeving. De omgevingskwaliteit, typerend voor de gemeente Weert, is van zo een essentieel belang dat doorwerking in het bestemmingsplan vereist is, wil de voorsprong in (woon)omgevingskwaliteit gegarandeerd blijven.
  2. 2. Binnen structureel groen zijn kleinschalige speelvoorzieningen (zoals schommel, glijbaan, klimrek) overal toegestaan. Grootschalige voorzieningen, zoals terreinen met meerdere grote speeltoestellen, trapveld, basketbalveld of skate/skateboardbaan zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de daarvoor aangeduide terreinen.

8.6.7 Jongerenontmoetingsplek

Ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplek' is in de openbare ruimte een onderkomen in de vorm van een ontmoetingsplek voor jongeren toegestaan.

8.6.8 Karakteristiek

Monumenten zijn aangeduid met de bouwaanduiding 'karakteristiek'. Ten behoeve van het behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren wordt het volgende gesteld:

  • gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden door het tegengaan van versnippering van historische patronen, het zo mogelijk verwijderen van incidentele objecten zonder enig verband met de oorspronkelijke situatie en het voorkomen van het toevoegen van nieuwe elementen, anders dan bedoeld ter reconstructie van de oorspronkelijke situatie.
  • op de binnen de bestemming gelegen beschermde rijksmonumenten, aangewezen ingevolge artikel 3 van de Monumentenwet 1988, is tevens het dienaangaande bepaalde uit de Monumentenwet van toepassing.
  • voorop staat de instandhouding van de afzonderlijke monumentale gebouwen (rijk en gemeente) en bouwwerken voor wat betreft kapvorm, hoogtematen en gevel- en raamindeling, zoals deze zijn vastgelegd in de aanwijzing tot rijks- of gemeentelijk monument .

De bepalingen in de Welstandsnota gelden bij aanpassingen en verbouwingen als uitgangspunt. Daarnaast dient bij bouwplannen aan Monumenten advies ingewonnen te worden bij de Monumenten/welstandscommissie.

8.6.9 Kinderboerderij

Ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' is de bestaande kinderboerderij

toegestaan. Dit betreft een kinderboerderij in Stramproy.

8.6.10 Kogelvanger

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - kogelvanger' zijn

maximaal het op de verbeelding aangeduide aantal schietbomen met kogelvangers

toegestaan voor het kavelen door schutterijen.

8.6.11 Maatschappelijk

Ter plaatse van de functieaanduiding 'maatschappelijk' zijn naast de primaire bestemming tevens maatschappelijke doeleinden toegestaan. Het gaat hier om maatschappelijke functies, zoals dienstverlening in de zorg (o.a. huisarts, fysiotherapeut, tandarts, begeleid wonen, intramuraal wonen, verzorging, verpleging, gemeenschappelijke ruimte).

8.6.12 Nutsvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is naast de primaire bestemming tevens een nutsvoorziening toegestaan. Het gaat hier om een voorziening van openbaar nut.

8.6.13 Opslag en opslag uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is opslag van goederen toegestaan. Dit is

additioneel aan de functie van de woning. Ter plaatse van de aanduiding 'opslag

uitgesloten' is opslag van goederen niet toegestaan. Dit laatste komt voor in de

bestemming 'Detailhandel - Vijvercentrum'.

8.6.14 Pad

Ter plaatse van de aanduiding 'pad' is een pad toegestaan. Het gaat hier om een

onverharde weg. Deze aanduiding dient ervoor zorg te dragen dat de weg onverhard

blijft. Het gaat hier om de Venboordstraat voor zover gelegen tussen de

Ittervoorterweg en de Pelmersheideweg.

8.6.15 Parkeerterrein

Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' is parkeren toegestaan. Het gaat

hier om bestaande parkeerterreinen.

8.6.16 Schutterij

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schutterij' is een

clubgebouw van een schutterij toegestaan. Hierin mogen maatschappelijke activiteiten

plaatsvinden, alsmede activiteiten die specifiek zijn voor schutterijen.

In het clublokaal en op het buitenterras is luchtbuksschieten toegestaan. Tevens

is het marcheren en exerceren van de schutterij toegestaan en vindt ter plaatse

opslag van diverse schutterijbenodigdheden plaats.

8.6.17 Speelvoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' is een terrein met bijvoorbeeld

meerdere, grote speeltoestellen, een trapveld, een basketbalveld of een skate-

/skateboardbaan toegestaan.

8.6.17 Waardevolle boom

Karakteristieke, monumentale en waardevolle bomen zijn aangeduid als 'waardevolle boom'. Ten behoeve van het behoud van karakteristieke, monumentale en beeldbepalende bomen wordt het volgende gesteld:

gestreefd wordt naar het voor zover en zolang mogelijk behouden van de karakteristieke, monumentale en beeldbepalende bomen. Bij eventuele werken of werkzaamheden dient vooraf, middels boomdeskundig advies, aangetoond te zijn dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt of dat de levensvatbaarheid van de boom na uitvoering van de werkzaamheden niet langer gewaarborgd is.

8.6.18 Wonen

Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' zijn tevens woningen toegestaan. Het gaat hier om woningen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' en 'Horeca'. Woningen zijn onder andere gesitueerd op de multifunctionele accommodatie in Swartbroek en in De Duizendpoot aan de Molenweg 14 in Stramproy. Woningen komen ook voor nabij kerken. Het gaat dan om een voormalige pastorie. Tevens komt de aanduiding voor in de beide bestemmingen 'Horeca' in Laar. Het aantal woningen zoals aanwezig mag niet toenemen.

8.6.19 Zorginstelling

De aanduiding 'zorginstelling' komt voor in het verpleeghuis 'Rust in Roy' in Stramproy. De aanduiding is toegevoegd aan de bestemming zodat duidelijk is dat hier een woongebouw voor permanente bewoning in onzelfstandige eenheden aanwezig is.

8.7 Gebiedsaanduidingen

De gebiedsaanduidingen worden in deze bepaling geregeld. Deze kunnen ook bij iedere afzonderlijke bestemming worden geregeld, maar omdat een gebiedsaanduiding veelal binnen meerdere bestemmingen ligt, hoeft de aanduiding in een algemeen artikel slechts eenmalig te worden opgenomen.

  1. 1. geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie' mogen geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht.

  1. 2. overige zone - gemeentelijk stads- en dorpsgezicht

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemeentelijk stads- en dorpsgezicht' op de verbeelding, mag slechts worden gebouwd indien en voor zover zulks verenigbaar is met het beheer, de ontwikkeling en het behoud van de karakteristiek van het gemeentelijk stads- en dorpsgezicht, met dien verstande dat geen wezenlijke veranderingen worden gebracht in het stedenbouwkundige beeld, zoals dit nader tot uitdrukking komt in de inventarisatie, welke is opgenomen in een bijlage bij de regels.

  1. 3. vrijwaringszone-molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' op de verbeelding, zijn de gronden mede bestemd ter bescherming van de windvang van de molen. Hier gelden maximale bouwhoogtes en maximale hoogtes voor nieuw te planten hoog opgaande bomen en heesters. Van de maximaal toegestane hoogte kan onder voorwaarden afgeweken worden. De formule is opgenomen in bijlage 2 bij de regels.

  1. 4. wetgevingzone - afwijkingsgebied

Deze afwijkingssbevoegdheid is van toepassing voor de vigerende bouwmogelijkheden. De bestaande rechten zijn gerespecteerd maar niet direct mogelijk in verband met noodzakelijke (milieu)onderzoeken. Het moment van onderzoek is hiermee verschoven naar het moment dat een aanvraag concreet is.

8.8 Nadere eisen ter verbetering

Waar en hoe gebouwd moet worden volgt uit de basiseisen van de bestemmingsplanvoorschriften. De keuze voor een gedetailleerde planopzet (bouw- en bouwaanduiding 'bijbouwen' op maat afgestemd op het bouwperceel) pretendeert zorgvuldigheid van de zijde van de gemeentelijke overheid. Dit betekent echter geen vrijwaring van onvolkomenheden of niet beoogde bouwmogelijkheden.

De situering van bebouwing die nadelig werkt op algemene veiligheid of anderszins gevaar inhoudt, moet kunnen worden voorkomen. Het verschuiven met de situering binnen een afwijkingspercentage van 10 % moet van de zijde van de gemeente geëist kunnen worden vanuit een oogpunt van algemeen belang. Die mogelijkheid is verwoord tot nadere eisen in dit bestemmingsplan.

8.9 Bijlagen bij de regels

Bij de regels zijn drie bijlagen opgenomen, te weten:

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Molenbiotoop

Bijlage 3 Inventarisatie Stads- en dorpsgezichten

Bijlage 4 Assortimentslijst

Bijlage 5 Monumenten

In bijlage 1 zijn de toegelaten bedrijfsactiviteiten voor de bestemming bedrijf opgenomen. Voornaamste criterium voor het al dan niet toelaten van bedrijfsactiviteiten is dat bedrijven qua omvang en aard passen binnen het ruimtelijk

schaalniveau en karakter van het plangebied. Alleen soortgelijke of lichtere vormen van bedrijvigheid zijn mogelijk. Dit is in principe alleen categorie 1 en 2. Categorie 3.1 of meer bedrijven zijn op de verbeelding aangegeven en specifiek benoemd, zodat zich geen nieuwe categorie 3.1 of meer bedrijven op betreffende locatie kunnen vestigen.

Bijlage 2 geeft de formule die gebruikt wordt voor de bepaling van de maximale

bouwhoogte en hoogte van bomen en heesters (hoog opgaand groen) binnen de

op de verbeelding aangeduide molenbiotopen.

Bijlage 3 geeft een inventarisatie van de betreffende gemeentelijk dorpsgezichten. In dit bestemmingsplan zijn dat er drie. Hierin worden de belangrijkste gebiedskenmerken en een waardering hierover weergegeven.

Bijlage 4 bevat de assortimentslijst die behoort bij het bedrijf aan de Maaseikerweg

257 (Vijvercentrum Flinsenhof).

Bijlage 5 bevat een overzicht van de binnen het plangebied aanwezige monumenten.

Hoofdstuk 9 Handhaving

9.1 Inleiding

De handhavingsnota 'Handhaven in Weert' van 14 juli 2010 bevat het beleidsmatig kader voor de handhaving van regels met betrekking tot gedrag van mensen in relatie tot fysieke objecten en de fysieke omgeving. Het vormt dus ook het beleid met betrekking tot toezicht en handhaving van bestemmingsplannen en bouwvoorschriften. De nota biedt een eenduidig kader voor de sturing van de uitvoering. Voor burgers en bedrijven is duidelijk hoe de gemeente haar handhavingstaak invult.

Ter uitwerking van het beleid in deze handhavingsnota wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld. In dit programma wordt aangegeven welke handhavingsdoelen worden nagestreefd, welke aanpak wordt gekozen om die doelen te realiseren en welke menskracht en middelen daarvoor nodig zijn. Zo ook met betrekking tot toezicht en handhaving van bestemmingplannen. Uitgangspunt is immers dat binnen de beschikbare formatie en middelen keuzes worden gemaakt. Het is echter niet mogelijk dat de gemeente continue en overal op de naleving van alle regels toeziet. Het zwaartepunt van de inzet ligt bij toezicht en handhaving van de prioritaire onderwerpen die uit de risicoanalyse naar voren komen. Daarnaast wordt capaciteit gereserveerd om adequaat te kunnen reageren op klachten, meldingen en incidenten.

Weert zet vooral in op het verbeteren van het naleefgedrag en heeft een sterke voorkeur voor preventief optreden boven repressief optreden. De gemeente benadrukt dat burgers en bedrijven ook een eigen verantwoordelijkheid dragen. De reactie van de gemeente zal stringenter zijn wanneer een overtreder weinig of geen eigen verantwoordelijkheid neemt. De basis voor het gemeentelijk optreden is echter beschreven in het gestandaardiseerd handhavingsprotocol.

Om toezicht en handhaving van bestemmingplannen tot een succes te maken zijn de volgende voorwaarden van belang:

  1. 1. een duidelijk geformuleerd handhavingsbeleid als toetsingskader en voldoende middelen (menskracht) om het beleid uit te voeren;
  2. 2. een duidelijke handhavingsparagraaf in het bestemmingsplan;
  3. 3. het vastleggen van de legale bestaande situatie in het bestemmingsplan;
  4. 4. duidelijke overgangsbepalingen met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken.

9.2 Uitvoering handhavingstoezicht

Het toezicht op en de handhaving van bestemmingsplannen wordt uitgevoerd door medewerkers van de gemeente Weert. Om de samenwerking op de verschillende beleidsterreinen te bevorderen en meer toe te werken naar een integraal handavingsbeleid zijn per 1 januari 2012 de toezichts- en handhavingstaken met betrekking tot ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, APV en bijzondere wetten ondergebracht in één afdeling, namelijk de afdeling Vergunningen, Toezicht & Handhaving (VTH). Daarnaast vindt er ook nog samenwerking plaats met niet-gemeentelijke instanties, zoals onder andere de politie, brandweer, Provincie Limburg, AID en Waterschappen.

Deze samenwerking komt tot uiting in het 'veld', en in het periodieke teamoverleg Toezicht & Handhaving en in het periodiek aansturingsoverleg van de politie.

Voor de uitvoering van toezicht en handhaving van bestemmingplannen is binnen de afdeling VTH capaciteit beschikbaar. Jaarlijks zal in het handhavingsuitvoeringsprogramma aangegeven worden hoeveel beschikbare formatie en middelen specifiek ingezet zullen worden voor de uitvoering van toezichts- en handhavingtaken met betrekking tot bestemmingsplannen.

Het toezicht op en de handhaving van het plangebied bestaan uit periodieke, specifieke en/of gemeentebreed opgezette controles. Periodiek worden bebouwing, gebruik van de bouwwerken en gronden en aanlegvergunningsplichtige werkzaamheden systematisch gecontroleerd. Wanneer specifieke controles plaatsvinden wordt gecontroleerd aan de hand van een thema. Hierbij kan gedacht worden aan detailhandel in bedrijfspanden, het wonen in bedrijfspanden, beroeps- en bedrijfsuitoefening in de woning en het bouwen zonder vergunning. Van gemeentebrede controles is sprake als er controles worden gehouden in samenwerking met andere ambtelijke diensten. In het handhavingstoezicht wordt gestreefd naar een zo een integraal mogelijke benadering, hierbij kan gedacht worden aan het gelijktijdig uitvoeren van controles ten aanzien van diverse wetten of het vervullen van de oog- en oorfunctie.

9.3 Overgangsrecht

Voor het overgangsrecht is op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor zowel het bouwrecht als het gebruiksrecht bepalend het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het bouwen geldt het overgangsrecht niet voor bouwwerken die gebouwd zijn zonder vergunning en/of in strijd met het voorheen geldende plan. In de overgangsbepalingen is verder vastgelegd dat het verboden is het met het bestemmingsplan strijdige gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Verder is bepaald dat indien het strijdige gebruik voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.

9.4 Voorlichting

Het doel van het geven van voorlichting is het informeren van de bewoners en gebruikers in het plangebied. Verder worden de bewoners en gebruikers in de omgeving van het plangebied de gelegenheid gegeven te reageren op het ontwerpplan.

9.5 Sanctionering

Wanneer strijdigheden met het bestemmingsplan worden geconstateerd wordt overeenkomstig het vastgestelde handhavingbeleid handhavend opgetreden, conform het gestandaardiseerde handhavingsprotocol zoals omschreven in de nota 'Handhaven in Weert'.

Hoofdstuk 10 Haalbaarheid

10.1 Financiële haalbaarheid

Het onderhavige bestemmingsplan is een actualisatie van verouderde bestemmingsplannen. Het plan geeft in de meeste gevallen de huidige situatie weer. Dit heeft geen financiële consequenties.

Mogelijk zullen zich binnen het plangebied binnen de planperiode nieuwe ontwikkelingen voordoen. Het betreft in de regel gebieden die een herontwikkeling doormaken. Het tijdstip waarop is thans nog onbekend. Hiervoor geldt dat in de regel separate (planologische) procedures worden gevolgd. Hierbij wordt de financiële haalbaarheid afzonderlijk aangetoond. Het onderhavige bestemmingsplan is dus financieel haalbaar.

10.2 Exploitatieplan

Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een omgevingsvergunning en een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn.

De regeling van afdeling 6.4 Wro heeft mede betrekking op de bouwmogelijkheden, die in vorige bestemmingsplannen nog niet benut waren. Wanneer voor bestaande, nog onbenutte bouwmogelijkheden nog sprake is van de noodzaak van locatie-eisen of kostenverhaal, kan dat in het nieuwe bestemmingsplan ook worden meegenomen.

In het bestemmingsplan ‘Altweerterheide, Laar, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy’ is geen sprake van nieuwe of onbenutte bouwmogelijkheden waarvoor de noodzaak van het stellen van locatie-eisen of een kostenverhaal aanwezig is. De gemeenteraad dient daarom bij de vaststelling van dit bestemmingsplan te besluiten dat er om die redenen geen exploitatieplan wordt vastgesteld. Het kostenverhaal is verzekerd door gronduitgifte.

10.3 Maatschappelijke haalbaarheid

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan

toegezonden aan diverse ambtelijke instanties. Tevens is op basis van de inspraakverordening van de gemeente Weert inspraakgelegenheid geboden. De resultaten hiervan komen in het hoofdstuk ‘procedure’ nader aan de orde.

Hoofdstuk 11 Procedure

11.1 De te volgen procedure

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is in werking getreden met ingang van 1 juli 2008.

Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en

onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

  1. a. Voorbereiding:

Vooroverleg met instanties

Watertoets

Inspraak (niet verplicht)

b. Ontwerp:

1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)

Toezending aan watertoetsloket en provincie

c. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

d. Beroep:

(Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan

Reactieve aanwijzing

Beroep bij Raad van State

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen worden ingediend. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan melding gemaakt. Bij beroep besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als laatste over het plan.

11.2 Kennisgeving voorbereiding

Overeenkomstig artikel 1.3.1. Besluit ruimtelijke ordening is op 23 maart 2016 in het huis-aan-huisblad 1Weert kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan 'Altweerterheide, Laar, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy'. Hierbij is de volgende toelichting opgenomen: Actualisatie bestemmingsplannen voor deze kernen. In dit bestemmingsplan komen onbenutte indirecte bouwmogelijkheden voor woningen (binnenplanse afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden) te vervallen. Tevens komen directe bouwmogelijkheden te vervallen op gronden in eigendom van de gemeente. Dit komt overeen met het in de 'Structuurvisie Weert 2025' vastgelegde beleid. De kaart van het plangebied is te bekijken op de website via weert.nl/bpkernen (pdf-bestand).

11.3 Vooroverleg

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor

in aanmerking komende instanties. Instanties die gezien hun werkterrein,

belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden

bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken in het kader van

artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 28 september 2017 tot en met 8 november 2017 ter inzage gelegen. Er zijn 23 inspraakreacties ontvangen. Het Eindverslag inspraak naar aanleiding van het voorontwerp bestemmingsplan is als bijlage 2 opgenomen bij deze toelichting.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Molenbiotoop

Bijlage 2 Molenbiotoop

Bijlage 3 Inventarisatie Stads- En Dorpsgezichten

Bijlage 3 Inventarisatie stads- en dorpsgezichten

Bijlage 4 Assortimentslijst

Bijlage 4 Assortimentslijst

Bijlage 5 Monumenten

Bijlage 5 Monumenten

Bijlage 1 Bijlagenboek

Bijlage 1 Bijlagenboek

Bijlage 2 Eindverslag Inspraak

Bijlage 2 Eindverslag inspraak