Buitengebied2011, 1e herziening
Bestemmingsplan - gemeente Weert
Vastgesteld op 27-05-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied 2011, 1e herziening van de gemeente Weert.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0988.BPBuitengeb2011H1-VA01 met de bijbehorende regels.
1.3 verbeelding
de verbeelding behorend bij dit plan met idn-nummer NL.IMRO.0988.BPBuitengeb2011H1-VA01.
Voor het overige blijven de begrippen van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 van toepassing.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijft van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
De regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijven van toepassing, met dien verstande dat:
aan het bepaalde in artikel 4.1.1 wordt toegevoegd:
xx. de opslag van bedrijfsadministraties en van carnavalskleding in colliformaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – statische opslag'.
yy. de bewoning van de bedrijfswoning Tobbersdijk 64 door twee afzonderlijke huishoudens.
Aan het bepaalde in artikel 4.5.1 wordt toegevoegd:
cc. voor statische opslag behoudens voor zover het betreft de opslag van bedrijfsadministraties en van carnavalskleding in colliformaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – statische opslag'.
dd. voor bewoning van de bedrijfswoning Tobbersdijk 64 door méér dan twee afzonderlijke huishoudens.
Artikel 6 Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
De regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijven van toepassing met dien verstande dat:
6.8.3. sub a. onder 8. wordt aangevuld met:
tenzij wordt aangetoond dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van het ter plaatse aanwezige kwetsbare reliëf.
Artikel 29 Leiding - Gas
De regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijven van toepassing.
Artikel 30 Leiding - Hoogspanning
De regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijven van toepassing.
Artikel 32 Waarde - Archeologie hoog
De regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijven van toepassing.
Artikel 33 Waarde - Archeologie middelhoog
De regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijven van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De algemene regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijven van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
De overgangs- en slotregels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPBuitengebied-VA01 blijven van toepassing, met dien verstande dat artikel 48 als volgt komt te luiden:
Artikel 48 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011, 1e herziening”.
Hoofdstuk 1 Inleiding
De gemeenteraad van Weert heeft bij besluit van 26 juni 2013 het bestemmingsplan “Buitengebied 2011” vastgesteld. Tegen dit besluit is door een aantal partijen beroep aangetekend. Op 18 februari 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan (zaaknummer 201306630/1/R3). Volgens die uitspraak zijn enkele onderdelen van het bestemmingsplan vernietigd.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State draagt de raad van de gemeente Weert op om binnen zestien weken na de verzending van de uitspraak (18 februari 2015) met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voor enkele onderdelen te nemen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Met het bestemmingsplan “Buitengebied 2011, 1e herziening” wordt beoogd het bestemmingsplan “Buitengebied 2011” te repareren op de onderdelen die vernietigd waren en waarvoor een nieuw besluit genomen moest worden. Het bestemmingsplan heeft zodoende alleen betrekking op de locaties Koenderstraat 9 en Tobbersdijk 64 met het daaraan gekoppelde bouwblok Tobbersdijk 65 alsmede op artikel 6, lid 6.8.1, onder 8, van de planregels, voor zover het betreft de woorden “met uitzondering van de randen aansluitend aan de bestaande bebouwing”.
Hoofdstuk 2 Onderdelen Die Herzien Worden
2.1 Herziening Bestemmingsplan Naar Aanleiding Van Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 2015, 201306630/1/R3 luidt, voor zover voor dit bestemmingsplan relevant, als volgt:
I. verklaart de beroepen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Lemmers Food Group B.V., de vennootschap naar Engels recht Oakfield Farm Products Limited en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Oakfield Champignons B.V. en W. M. Linders en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Weert van 26 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied 2011" voor zover:
2. het ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de aanduiding "intensieve veehouderij" voor het perceel Koenderstraat 9 te Weert;
5. het ziet op de vaststelling van artikel 6, lid 6.8.1, onder 8, van de planregels, voor zover het betreft de woorden "met uitzondering van de randen aansluitend aan de bestaande bebouwing";
6. het ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie middelhoog" en "Waarde - Archeologie hoog" voor het perceel Tobbersdijk 64 te Weert;
IV. draagt de raad van de gemeente Weert op om binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit tot vaststelling van het plan voor de onderdelen genoemd onder II, onder 2, 5 en 6, te nemen en dit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor geldende termijn bekend te maken en mede te delen;
Het beroep van Lemmers is om de volgende reden door de Raad van State gegrond verklaard:
4.5. Voor zover Lemmers betoogt dat de planregeling voor haar perceel ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid van onbeperkte opslag van eieren van derden, overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat dit gebruik in het plan niet wordt toegestaan, nu het vorige plan dergelijke opslag evenmin mogelijk maakte. Evenwel heeft Lemmers gesteld dat de eieren van derden enkel bij haar worden opgeslagen om vervolgens door die derde elders verwerkt te worden. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom dit gebruik volgens hem niet valt onder de in het voorheen geldende plan "Art. 30 WRO herziening buitengebied 1998" toegestane statische opslag in bestaande voor het bedrijf niet meer functionele bebouwing. Gelet hierop heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom hij een dergelijk gebruik niet in dit plan mogelijk heeft willen maken. Het besluit berust in zoverre niet op een deugdelijke motivering. Het betoog slaagt.
4.6. In hetgeen Lemmers heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de aanduiding "intensieve veehouderij" voor het perceel Koenderstraat 9 te Weert, is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
4.7. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Motivering waarom de door Lemmers Food BV gebezigde opslag niet valt onder het begrip statische opslag als bedoeld in artikel 1.87 van de planvoorschriften van het voorheen geldende plan "Art. 30 WRO herziening buitengebied 1998".
Van enkel de opslag van eieren van derden om vervolgens door die derde elders te worden verwerkt is geen sprake. Dit is door Lemmers Foodgroup B.V. ten onrechte ter zitting bij de Raad van State gesteld en dit wordt opnieuw benadrukt in de brief van Den Hollander advocaten van 16 maart 2015. Deze stelling is in tegenspraak met de uitspraak van de rechtbank Limburg van 2 april 2014 nrs. 14/505 en 14/506. Daarin is vastgesteld dat de opgeslagen eieren van derden worden (door)verkocht en daarmee tot voorwerp van handel worden gemaakt. Daarmee voldoet deze opslag niet aan het begrip statische opslag volgens het bestemmingsplan. Volgens de begripsbepaling van statische opslag moet het gaan om opslag van goederen zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden. Deze uitspraak van de rechtbank is bevestigd door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State bij uitspraak van 11 juni 2014, 201403048/1/A1 en 201403048/2/A1, waarbij onmiddellijk uitspraak is gedaan in de hoofdzaak, waarbij het hoger beroep ongegrond is verklaard.
De Raad van State heeft op 11 juni 2014, 201403048/1/A1 en 201403048/2/A1 in het kader van een op 28 juni 2013 opgelegde last onder dwangsom om het strijdige gebruik van de percelen gelegen aan de Koenderstraat 9 te Weert voor de opslag van eieren, voor zover die opslag de niet toegestane niet-agrarische bedrijfsvoering betreft, te beëindigen en beëindigd te houden hierover het volgende overwogen:
Op het perceel rust ingevolge de ten tijde van belang ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Buitengebied 1998" en "Art. 30 WRO bestemmingsplan Buitengebied 1998" de bestemming "Agrarisch bouwblok".
Ingevolge artikel 7.1.1 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de als "Agrarisch bouwblok" op kaart 1: bestemmingen aangewezen gronden bestemd voor agrarische bedrijfsdoeleinden. Voor zover de agrarische bouwblokken zijn voorzien van een aanduiding dat een niet-agrarische nevenactiviteit is toegestaan, mag de vermelde nevenactiviteit op het betreffende agrarische bouwblok worden uitgeoefend.
Voor het agrarische bouwblok op het perceel ontbreekt een dergelijke aanduiding.
Ingevolge artikel 7.2, onder a, zijn op de tot "Agrarisch bouwblok" bestemde gronden uitsluitend toegestaan bouwwerken ten behoeve van de in 7.1.1 omschreven doeleinden.
Ingevolge artikel 7.1.2, onder d, mag bestaande, voor het bedrijf niet meer functionele bebouwing, gebruikt worden voor statische opslag.
Ingevolge artikel 1.87 van de planvoorschriften wordt onder statische opslag verstaan: opslag van goederen zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden, zoals caravans, wit- en bruingoed, meubels, rijwielen e.d., e.e.a. met inachtneming van de eisen van brandweer en milieu.
Ingevolge artikel 7.3.1 is het verboden de in artikel 7 bedoelde gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming.
Ingevolge artikel 7.3.2, aanhef en onder a en b, wordt onder gebruik in strijd met de bestemming in elk geval begrepen gebruik van de grond en opstallen:
a. als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen;
b. voor handels- en bedrijfsdoeleinden behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en opstallen.
3. Bij brief van 28 februari 2013 heeft Lemmers het college geïnformeerd over een wijziging in haar bedrijfsvoering. Lemmers heeft medegedeeld dat in verband met het verstrijken van de termijn van de bij het besluit van 20 mei 2011 aan haar verleende tijdelijke ontheffing, waarvan de rechtsgevolgen door de Afdeling in stand zijn gelaten bij uitspraak van 31 oktober 2012, in zaak nr. 201201090/1/A1, de bedrijfsgebouwen J, E1 en E2 op het perceel grotendeels zijn vrijgekomen en, vanwege de verplaatsing van bedrijfsonderdelen naar Ospel, niet meer functioneel zijn. Lemmers heeft het college te kennen gegeven die gebouwen in gebruik te nemen voor statische opslag als bedoeld in artikel 1.87 van de planvoorschriften (hierna: statische opslag), overeenkomstig artikel 7.1.2, onder d, van de planvoorschriften.
4. Vast staat dat verschillende controles op het perceel zijn uitgevoerd door toezichthouders van de gemeente. Tijdens een op 27 april 2013 uitgevoerde controle is geconstateerd dat in de bedrijfsgebouwen J, E1 en E2 in totaal 9.058.800 eieren aanwezig waren, waarvan meer dan 90% afkomstig was van derden. Het college heeft aan zijn besluit van 24 januari 2014 ten grondslag gelegd dat die opslag niet noodzakelijk is voor het op de agrarische bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen en dat die opslag niet is aan te merken als statische opslag. Volgens het college is het gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
Onweersproken is verder dat Lemmers een van de twee bestuurders is van Global Food Holding B.V. en dat Lemmers 50% van de aandelen in Global Food Holding B.V. bezit.
5. Lemmers betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, omdat de opslag van eieren van derden statische opslag is, die ingevolge artikel 7.1.2, onder d, in samenhang gelezen met artikel 1.87 van de planvoorschriften, op het perceel is toegestaan. Lemmers betoogt dat de voorzieningenrechter niet heeft onderkend dat de planvoorschriften geen eisen stellen aan de omvang en het soort opslag en dat ieder soort goederen is toegestaan, mits die niet worden verhandeld of bewerkt. Volgens Lemmers heeft de voorzieningenrechter ten onrechte overwogen dat de eieren worden doorverkocht en dat zij daarmee voorwerp van handel zijn. De eieren worden enkel opgeslagen met de bedoeling te worden verwerkt, maar van (door)verkoop is geen sprake, aldus Lemmers. Verder heeft de voorzieningenrechter volgens Lemmers niet onderkend dat met het begrip "statische opslag" niet uitsluitend opslag wordt bedoeld die beperkt door gebruikers wordt bezocht. Lemmers betoogt dat op grond van de geldende milieuvergunning dagelijks 10 vrachtwagens in de dag- en 4 vrachtwagens in de avondperiode zijn toegestaan.
5.1. In geschil is of de opslag van eieren van derden in de bedrijfsgebouwen J, E1 en E2, is aan te merken als statische opslag als bedoeld in artikel 1.87 van de planvoorschriften en of die opslag in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
5.2. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat, nu het begrip "verhandelen" niet is gedefinieerd in de planvoorschriften, aansluiting dient te worden gezocht bij hetgeen onder het algemeen spraakgebruik daaronder wordt verstaan. Volgens Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal, wordt onder "verhandelen" verstaan: tot voorwerp van handel maken. Lemmers heeft haar stelling dat alle opgeslagen eieren worden afgevoerd naar de locatie van Global Food Holding B.V. in Ospel om daar te worden verwerkt, niet met stukken onderbouwd. Het college heeft ter zitting, onder verwijzing naar documenten die door Global Food Holding B.V. zijn overgelegd, toegelicht dat het grootste deel van de opgeslagen eieren wordt doorverkocht en afgevoerd naar andere locaties in Nederland en het buitenland. Lemmers heeft dit niet gemotiveerd weersproken. De voorzieningenrechter heeft gelet op het vorenstaande terecht overwogen dat de eieren die in de bedrijfsgebouwen J, E1 en E2 zijn opgeslagen voorwerp van handel zijn. Anders dan Lemmers betoogt, volgt uit de definitie van "statische opslag" in artikel 1.87 van de planvoorschriften niet dat uitsluitend het ter plaatse verhandelen van de goederen verboden is. De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat artikel 1.87 van de planvoorschriften die beperking niet kent. Ook de toelichting bij het bestemmingsplan biedt voor die uitleg geen aanknopingspunten.
Voorts gaat de door Lemmers ter zitting gemaakte vergelijking met de uitspraak van de Afdeling van 22 december 2004, in zaak nr. 200402487/1, waarin artikel 1.87 van de planvoorschriften aan de orde was, niet op. De omstandigheden in die uitspraak zijn niet vergelijkbaar met deze situatie. Die uitspraak betrof het opslaan van wit- en bruingoed, dat twee tot viermaal per week op het desbetreffende perceel werd aangevoerd en gemiddeld één maal per maand werd afgevoerd naar Roemenië om daar te worden verwerkt of verkocht. De Afdeling heeft geoordeeld dat die activiteiten in overeenstemming zijn met de bestemming, omdat het bestemmingsplan de statische opslag van wit- en bruingoed expliciet toelaat en een dergelijke opslag naar zijn aard gepaard gaat met enige aan- en afvoerbewegingen. Anders dan Lemmers aanvoert, volgt uit die uitspraak niet dat de Afdeling het één maal per maand afvoeren van wit- en bruingoed naar Roemenië om te worden verwerkt of verkocht, heeft aangemerkt als het verhandelen van goederen als bedoeld in artikel 1.87 van de planvoorschriften. Daartoe is van belang dat de in die uitspraak beschreven situatie ook in zoverre van de in geding zijnde situatie verschilt, dat de desbetreffende appellant zijn inkomen verdiende als vrachtwagenchauffeur en van de afnemer(s) uitsluitend een vergoeding ontving voor transportkosten en incidenteel voor de geleverde diensten, maar niet voor de geleverde goederen. In dit geval is het opslaan en daarna afvoeren en doorverkopen van de eieren een onderdeel van de bedrijfsactiviteiten van Lemmers dan wel Global Food Holding B.V.
De voorzieningenrechter heeft gelet op het vorenstaande terecht overwogen dat de opslag van eieren, in de aan de orde zijnde omvang en met het aanzienlijke aantal aan- en afvoerbewegingen door vrachtauto's wat daarmee gepaard gaat, zich niet verdraagt met het begrip "statische opslag" als bedoeld in artikel 1.87 van de planvoorschriften. Reeds gelet hierop heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat het gebruik door Lemmers van de gebouwen J, E1 en E2 op het perceel voor de opslag van eieren van derden in strijd is met artikel 7.1.2, onder d, in samenhang gelezen met artikel 1.87 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan, zodat het college bevoegd was om tegen dit gebruik handhavend op te treden.
Hetgeen Lemmers voor het overige heeft aangevoerd, behoeft gelet op het vorenstaande geen bespreking. Het betoog faalt.'
Het hoger beroep van Lemmers wordt ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Vervolgens heeft Lemmers voldaan aan de opgelegde last onder dwangsom.
Gelet op deze uitspraak van de Raad van State is de opslag door Lemmers van eieren van derden niet aan te merken als statische opslag in de zin van de voorheen geldende bestemmingsplannen "Buitengebied 1998" en "Art. 30 WRO bestemmingsplan Buitengebied 1998". In de 1e alinea van overweging 5.2 staat: 'Lemmers heeft haar stelling dat alle opgeslagen eieren worden afgevoerd naar de locatie van Global Food Holding B.V. in Ospel om daar te worden verwerkt, niet met stukken onderbouwd. Het college heeft ter zitting, onder verwijzing naar documenten die door Global Food Holding B.V. zijn overgelegd, toegelicht dat het grootste deel van de opgeslagen eieren wordt doorverkocht en afgevoerd naar andere locaties in Nederland en het buitenland. Lemmers heeft dit niet gemotiveerd weersproken.'
Gelet op de eerdere uitspraak van de Raad van State van 11 juni 2014 staat derhalve vast dat het volgens rechtsoverweging 4.5. door Lemmers gestelde in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied 2011:' Evenwel heeft Lemmers gesteld dat de eieren van derden enkel bij haar worden opgeslagen om vervolgens door die derde elders verwerkt te worden.' niet juist is geweest. Niet alleen worden de meeste eieren doorverkocht en afgevoerd naar andere locaties in Nederland en het buitenland, maar ook is het onjuist dat de eieren van die derden door die derde elders verwerkt worden. Voor zover de eieren niet worden verkocht vindt de verwerking van de door derden aangeleverde eieren plaats bij Global Food Holding B.V. te Ospel. De eierverwerkingsmachines van Lemmers zijn hiernaar verplaatst en Lemmers is, zoals vastgesteld door de Raad van State, een van de twee bestuurders van Global Food Holding B.V. en Lemmers bezit 50% van de aandelen in Global Food Holding B.V.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 2015 inzake het bestemmingsplan Buitengebied 2011 blijkt ook niet dat zij haar eerdere uitspraak van 11 juni 2014 in haar overwegingen betrokken heeft. In elk geval heeft zij geen afstand genomen van haar eerdere rechtsoordeel in dezen. Daarom behoeft met de door Lemmers gestelde statische opslag van eieren van derden die door die derden elders verwerkt zouden worden bij het nieuwe te nemen besluit geen rekening te worden gehouden.
Overigens is de gemeente verder van mening dat het geconditioneerd (dat wil in dit geval zeggen: gekoeld) opslaan van eieren moet worden gekwalificeerd als een 'bewerking' als bedoeld in de planvoorschriften. Een oordeel van de rechtbank of de Raad van State over deze aanvullende stelling was echter niet nodig, nu vaststaat dat de opgeslagen eieren worden verhandeld.
Gelet op het vorenstaande wordt op de verbeelding het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de aanduiding "intensieve veehouderij" voor het perceel Koenderstraat 9 te Weert opnieuw opgenomen, waarbij de bijbehorende regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van toepassing worden verklaard.
Het beroep van Oakfield is om de volgende reden door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State gegrond verklaard:
9. Oakfield betoogt dat artikel 6, lid 6.8.1, onder 8, van de planregels rechtsonzeker is, nu onduidelijk is wat moet worden verstaan onder "de randen aansluitend aan de reeds bestaande bebouwing".
9.1. De raad stelt dat de voorwaarden in artikel 6, lid 6.8.1, niet zijn gewijzigd ten opzichte van het vorige plan en dat deze niet rechtsonzeker zijn.
9.2. Ingevolge artikel 6, lid 6.8.1, kan het college van burgemeester en wethouders de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden" wijzigen in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch Bedrijf" ten behoeve van:
a. de vormverandering van een agrarisch bedrijfskavel;
b. de vergroting van een agrarisch bedrijfskavel;
c. de uitbreiding van glastuinbouwbedrijven;
met dien verstande dat:
(…);
8. de vormverandering, vergroting of uitbreiding niet plaatsvindt ter plaatse van de dubbelbestemming "Waarde - Gebied met kwetsbaar reliëf" met uitzondering van de randen aansluitend aan de reeds bestaande bebouwing;
(…).
9.3. De Afdeling overweegt dat geen eenduidige betekenis toekomt aan de woorden "met uitzondering van de randen aansluitend aan de bestaande bebouwing" als bedoeld in artikel 6, lid 6.8.1, onder 8, van de planregels. Onduidelijk is immers wat onder de bedoelde randen moet worden verstaan. Hierdoor is niet duidelijk in hoeverre het college van burgemeester en wethouders bevoegd is een vormverandering, vergroting of uitbreiding te bewerkstelligen door middel van de in dat artikel toegekende wijzigingsbevoegdheid, wanneer die vormverandering, vergroting of uitbreiding zou plaatsvinden ter plaatse van de dubbelbestemming "Waarde - Gebied met kwetsbaar reliëf". Gelet op het vorenstaande is dit artikelonderdeel in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het betoog slaagt.
11. In hetgeen Oakfield heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover het ziet op de vaststelling van artikel 6, lid 6.8.1, onder 8, van de planregels, voor zover het betreft de woorden "met uitzondering van de randen aansluitend aan de bestaande bebouwing" is genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
12. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde en vijfde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde planonderdeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Overwegingen met betrekking tot planregel 6.8.1 onderdeel 8
De raad is bij nader inzien van mening dat de woorden "met uitzondering van de randen aansluitend aan de bestaande bebouwing" onvoldoende duidelijk aangeven welk gebied daarmee bedoeld is. Om duidelijker aan te geven wanneer vormverandering of vergroting van een agrarische bedrijfskavel of uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf wel is toegestaan binnen de dubbelbestemming 'Waarde – Gebied met kwetsbaar reliëf' wordt aan het bepaalde in artikel 6, lid 6.8.1 onderdeel 8: “de vormverandering, vergroting of uitbreiding niet plaatsvindt ter plaatse van de dubbelbestemming "Waarde - Gebied met kwetsbaar reliëf" het volgende toegevoegd: “tenzij wordt aangetoond dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van het ter plaatse aanwezige kwetsbare reliëf.”
Het beroep van Linders is om de volgende reden door de Raad van State gegrond verklaard:
13. Linders en anderen betogen dat het plan ten onrechte slechts voorziet in één woning voor het perceel Tobbersdijk 64 te Weert. Zij voeren daartoe aan dat ter plaatse al sinds 1964 sprake is van zelfstandige bewoning door twee gezinnen en dat het gemeentebestuur met dit gebruik bekend was. Dit gebruik valt onder het overgangsrecht van het voorheen geldende plan en zou bij recht bestemd moeten worden.
Daarnaast betogen Linders en anderen dat het plan ten onrechte niet voorziet in de mogelijkheid van statische opslag op hun perceel. In 2008 heeft het gemeentebestuur te kennen gegeven dat dergelijke opslag was toegestaan op grond van het toen geldende bestemmingsplan. Niet valt in te zien dat de wijze waarop nu opslag op het perceel plaatsvindt niet zou voldoen aan de definitie van statische opslag zoals deze voorheen was toegestaan, aldus Linders en anderen.
13.1. De raad heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat in het pand Tobbersdijk 64 blijkens de verleende bouwvergunning één zelfstandige woning aanwezig is. De feitelijk aanwezige dubbele bewoning moet worden gezien als inwoning die niet verboden is op grond van het plan.
De raad voert verder aan dat ter plaatse opslag plaatsvindt van stalmaterialen, drukwerk en apothekersdoosjes. Nu deze opslag strekt ten behoeve van handelsdoeleinden is geen sprake van gebruik dat onder het voorgaande bestemmingsplan was toegestaan. Ter bescherming van het buitengebied heeft de raad ervoor gekozen de in het voorheen geldende plan opgenomen regeling voor statische opslag te vervangen door een regeling waarbij niet meer functionele bedrijfsbebouwing mag worden gebruikt voor de stalling van caravans en dergelijke, waarbij het aantal transportbewegingen beperkt is en de opslag geen overlast veroorzaakt. Door toepassing van een afwijkingsbevoegdheid is gebruik van voormalige bedrijfsbebouwing voor verschillende andere doeleinden mogelijk.
13.2. Bij het plan zijn aan het perceel Tobbersdijk 64 de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf", ten dele de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie middelhoog" en "Waarde - Archeologie hoog" en de aanduidingen "bouwvlak", "intensieve veehouderij" en "bedrijfswoning" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.2.1, aanhef en onder d, van de planregels mag op de voor "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" uitsluitend één bedrijfswoning worden gebouwd.
Ingevolge lid 4.5.1 wordt onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan ten minste verstaan het gebruik van gronden en opstallen als opslag-, stort- en/of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en opstallen en met dien verstande dat bestaande, voor het bedrijf niet meer functionele bebouwing voor het stallen van voertuigen zoals caravans, campers, et cetera, boten, antieke auto's en tractoren (oldtimers) en oude landbouwwerktuigen mag worden gebruikt.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 30, wordt onder een bedrijfswoning verstaan een woning in of bij een bedrijf, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming.
13.3. Voorheen rustte op grond van het bestemmingsplan "Artikel 30 WRO herziening Buitengebied 1998" op het perceel Tobbersdijk 64 de bestemming "Agrarisch Bouwblok".
Ter zitting heeft de raad erkend dat, anders dan bij de vaststelling van het plan en in het verweerschrift is gesteld, ter plaatse twee volledig zelfstandige woonruimtes aanwezig zijn. Niet is bezien of, zoals Linders van meet af aan heeft gesteld, er ter zake reeds van oudsher sprake is van een gebruik dat mogelijkerwijs onder het overgangsrecht van een vorig plan viel en in hoeverre in het kader van het vaststellen van het plan met een dergelijk aldus beschermd gebruik rekening had moeten worden gehouden.
In zoverre moet worden vastgesteld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen.
Het betoog slaagt.
13.4. Ingevolge artikel 7, lid 7.1.2, aanhef en onder d, van de bij het bestemmingsplan "Artikel 30 WRO herziening Buitengebied 1998" behorende voorschriften mag bestaande voor het bedrijf niet meer functionele bebouwing worden gebruikt voor statische opslag.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 87, van de bij dat plan behorende voorschriften wordt daarin onder statische opslag verstaan: de opslag van goederen zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden, zoals caravans, wit- en bruingoed, meubels, rijwielen en dergelijke, een en ander met inachtneming van de eisen van brandweer en milieu.
13.5. Niet in geschil is dat bij het plan de mogelijkheden voor opslag in gebouwen die niet meer bij een agrarisch bedrijf in gebruik zijn, zijn ingeperkt ten opzichte van het gebruik dat was toegelaten onder het bestemmingsplan "Artikel 30 WRO herziening Buitengebied 1998". Weliswaar heeft de raad gesteld dat ter plaatse sprake is van opslag voor handelsdoeleinden die ook voorheen niet was toegelaten, doch niet is gebleken dat de raad naar aanleiding van de zienswijze van Linders en anderen heeft geïnventariseerd of en zo ja in hoeverre ter plaatse ook sprake is van andersoortig gebruik dat eerder was toegestaan en bij de vaststelling van het plan onder de werking van het plan onder het overgangsrecht is gebracht. Daartoe bestond temeer reden nu in het verleden tussen het college van burgemeester en wethouders en Linders en anderen correspondentie is gevoerd met betrekking tot het toegelaten gebruik ter plaatse, waarbij ook sprake was van opslag van carnavalskleding, dat in de ogen van het college als statische opslag viel aan te merken.
Ook in zoverre is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen en slaagt het betoog.
13.6. In hetgeen Linders en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie middelhoog" en "Waarde - Archeologie hoog" voor het perceel Tobbersdijk 64 te Weert, is vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep van Linders is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd.
13.7. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde plandeel met inachtneming van deze uitspraak een nieuw plan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.
Overwegingen ten aanzien het gebruik door Linders van de bedrijfswoning Tobbersdijk 64 door twee gezinnen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 30, wordt onder een bedrijfswoning verstaan een woning in of bij een bedrijf, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming.
Volgens de in artikel 1 opgenomen begripsbepaling 1.200 dient een woning voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Gelet op deze begripsbepalingen is het gebruik van een woning door twee zelfstandige huishoudens niet toegestaan. Daarom is onderzocht of en in hoeverre dit afwijkende gebruik valt onder het overgangsrecht van een vorig plan.
Door het college is in 2011 geconstateerd dat op het adres Tobbersdijk 64 al vanaf 1964 onafgebroken sprake is van zelfstandige bewoning van het pand door 2 gezinnen, en dat hiertegen niet tijdig handhavend is opgetreden. Dat betekent dat dit gebruik beschermd wordt door het overgangsrecht van het bestemmingsplan Buitengebied dat in 1976 is vastgesteld, omdat volgens het toen geldende overgangsrecht geen onderscheid werd gemaakt tussen legale en illegale situaties. Dit beschermde gebruik is vervolgens komen te vallen onder het gebruiksovergangsrecht van het bestemmingsplan “Artikel 30 WRO herziening Buitengebied 1998”.
Gelet op het vorenstaande is er reden om dit gebruik niet opnieuw onder het overgangsrecht te brengen maar dit gebruik positief te regelen.
Daarom wordt aan het bepaalde in artikel 4.1.1 het volgende toegevoegd:
yy. de bewoning van de bedrijfswoning Tobbersdijk 64 door twee afzonderlijke huishoudens.
En wordt aan het bepaalde in artikel 4.5.1 het volgende toegevoegd:
dd. voor bewoning van de bedrijfswoning Tobbersdijk 64 door méér dan twee afzonderlijke huishoudens.
Overwegingen ten aanzien van het door Linders en anderen gestelde gebruik voor statische opslag.
In 2008 heeft Linders gevraagd om in een leeg liggende loods gelegen aan de Tobbersdijk 65 (dit bouwblok is gekoppeld aan Tobbersdijk 64), zoals in onderstaande figuur is aangegeven, palletopslag van o.a. carnavalskleding in colliformaat te laten plaatsvinden, waar verder geen bewerking of verwerking aan plaatsvindt. Daarop is bij brief van 26 februari 2008 namens het college aangegeven dat volgens het bestemmingsplan 'Buitengebied 1998' voor het bedrijf niet meer functionele bebouwing gebruikt mag worden voor statische opslag. Onder statische opslag werd volgens dat bestemmingsplan verstaan de opslag van goederen zonder dat deze een bewerking ondergaan en zonder dat deze verhandeld worden, zoals caravans, wit- en bruingoed, rijwielen en dergelijke, een en ander met inachtneming van de eisen van brandweer en milieu. Gelet op deze definitie was het college van mening dat de voorgenomen activiteit, de opslag van de met name genoemde carnavalskleding, daar onder viel. Andere goederen zijn niet aan het oordeel van het college voorgelegd. Uit een gemeentelijke controle op 28-12-2011 is gebleken dat er niet alleen opslag van carnavalskleding plaatsvond maar ook opslag van drukwerk en inrichtingsmaterialen voor stallen. Bij een volgende gemeentelijke controle op 18 september 2012 is gebleken dat de opslag van carnavalskleding, drukwerk en inrichtingsmaterialen voor stallen niet meer plaatsvond, maar dat er toen sprake was van opslag van zonnepanelen en kartonnen medicamentenpakkingen. Linders heeft echter niet gevraagd aan het college of al deze andere goederen ook mogen worden opgeslagen op basis van het begrip statische opslag volgens het bestemmingsplan. Al deze goederen zijn duidelijk bestemd om te worden verhandeld en voldoen daarom niet aan de eis in de begripsomschrijving dat er geen sprake mag zijn van handel. Bovendien komen deze goederen niet overeen met de goederen die genoemd worden in de begripsomschrijving van statische opslag en verschillen deze naar de aard te veel van carnavalskleding zodat er voor wat betreft deze goederen geen bijzondere omstandigheden gelden om van handhaving af te zien. Na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 op 16 augustus 2013 zijn tijdens een controle op 26 augustus 2014 de volgende goederen aangetroffen: bureaustoelen voor vliegveld, isolatiematerialen, spare parts: reserve-onderdelen voor kippestallen, volledige stalinrichtingen (nieuw), zonnepanelen, administratie / boekhouding van een ander bedrijf dan zijn eigen bedrijf. De opslag van deze goederen is in strijd met artikel 4.5.1. sub a van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied 2011, dat slechts voor de stalling van voertuigen zoals caravans, campers, etc., boten, antieke auto's en tractoren (oldtimers) en oude landbouwwerktuigen mag worden gebruikt.
Onderzocht is of de opslag van de op 26 augustus 2014 aangetroffen goederen toegestaan is op grond van het overgangsrecht, aangezien er vanwege het ontbreken van controles voorafgaande aan de inwerkingtreding van het bestemmingsplan vanuit moet worden gedaan dat dit gebruik voor de inwerkingtreding van het plan al bestond. Op grond van het overgangsrecht mag legaal gebruik op grond van het vorige plan worden voortgezet, maar mag dit niet worden veranderd, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Geconstateerd is dat alleen de opslag van bedrijfsadministraties legaal is. Die goederen zijn bovendien niet ter beoordeling aan het college voorgelegd en komen niet overeen met de goederen die genoemd worden in de begripsomschrijving van statische opslag en verschillen naar de aard te veel van carnavalskleding.
Gelet op het vorenstaande wordt in de regels voor de hieronder aangepijlde loods op het adres Tobbersdijk 65 alleen het gebruik voor de statische opslag van administraties van bedrijven en van carnavalskleding in colli formaat toegestaan. Op de verbeelding wordt hiervoor een aanduiding opgenomen.
Voor het overige wordt op de verbeelding het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie middelhoog" en "Waarde - Archeologie hoog" voor het perceel Tobbersdijk 64 met het daaraan gekoppelde bouwblok op Tobbersdijk 65 te Weert opnieuw opgenomen, waarbij de bijbehorende regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2011 van toepassing worden verklaard.
Hoofdstuk 3 Het Juridische Plan
Op de verbeelding wordt het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de aanduiding "intensieve veehouderij" voor het perceel Koenderstraat 9 te Weert en het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" en de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie middelhoog" en "Waarde - Archeologie hoog" voor het perceel Tobbersdijk 64 te Weert opnieuw opgenomen. In de planregels wordt voor deze bestemming en dubbelbestemming verwezen naar de vigerende planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011”, vastgesteld door de gemeenteraad van Weert op 26 juni 2013, zoals onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3).
In verband met de dubbelbewoning van Tobberdsdijk 64 en de beperkt toegestane statische opslag in een loods op het perceel Tobbersdijk 65wordt aan het bepaalde in artikel 4.1.1 toegevoegd:
xx. de opslag van bedrijfsadministraties en van carnavalskleding in colliformaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – statische opslag'.
yy. de bewoning van de bedrijfswoning Tobbersdijk 64 door twee afzonderlijke huishoudens.
En wordt aan het bepaalde in artikel 4.5.1 het volgende toegevoegd:
cc. voor statische opslag behoudens voor zover het betreft de opslag van bedrijfsadministraties en van carnavalskleding in colliformaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – statische opslag'.
dd. voor bewoning van de bedrijfswoning Tobbersdijk 64 door méér dan twee afzonderlijke huishoudens.
Verder wordt in artikel 6, lid 6.8.1 onderdeel 8: “de vormverandering, vergroting of uitbreiding niet plaatsvindt ter plaatse van de dubbelbestemming "Waarde - Gebied met kwetsbaar reliëf" het volgende toegevoegd: “tenzij wordt aangetoond dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van het ter plaatse aanwezige kwetsbare reliëf.”
Ter plaatse van de locatie Koenderstraat 9 gelden op grond van het bestemmingsplan “Buitengebied 2011” de dubbelbestemmingen “Leiding – Gas”, “Leiding – Hoogspanning”, "Waarde - Archeologie middelhoog" en "Waarde - Archeologie hoog". Deze dubbelbestemmingen zijn op grond van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 februari 2015 (zaaknummer 201306630/1/R3) niet doorgehaald. Niet duidelijk is of deze dubbelbestemmingen nog gelden, nu de enkelbestemming op grond van genoemde uitspraak is doorgehaald. Ambtshalve wordt daarom overwogen dat deze onduidelijkheid onwenselijk is en dat het noodzakelijk is dat de dubbelbestemmingen van toepassing blijven. Genoemde dubbelbestemmingen worden in dit bestemmingsplan “Buitengebied 2011, 1e herziening” derhalve opgenomen.
Hoofdstuk 4 Vooroverleg En Zienswijzen
De voorliggende herziening van het bestemmingplan “Buitengebied 2011, 1e herziening”, betreft een aanpassing, die voortvloeit uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hierbij heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat het door de raad te nemen nieuwe besluit niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb behoeft te worden voorbereid.
Dit bestemmingsplan wordt derhalve niet ten behoeve van de inspraak ter inzage gelegd en er vindt geen overleg plaats met de (voor)overlegpartners.
Bijlage 1 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State Dd. 18 Februari 2015
Bijlage 1 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State dd. 18 februari 2015
Bijlage 2 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State Dd. 11 Juni 2014
Bijlage 2 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State dd. 11 juni 2014
Bijlage 3 Uitspraak Rechtbank Limburg Dd. 2 April 2014
Bijlage 3 Uitspraak Rechtbank Limburg dd. 2 april 2014
Bijlage 4 Controlerapport Locatie Tobbersdijk 64 Van 28 December 2011
Bijlage 4 Controlerapport locatie Tobbersdijk 64 van 28 december 2011
Bijlage 5 Controlerapport Locatie Tobbersdijk 64 Van 18 September 2012
Bijlage 5 Controlerapport locatie Tobbersdijk 64 van 18 september 2012
Bijlage 6 Controlerapport Locatie Tobbersdijk 64 Van 26 Augustus 2014
Bijlage 6 Controlerapport locatie Tobbersdijk 64 van 26 augustus 2014
Bijlage 7 Waarschuwingsbrief Van 15 September 2014 Aan Linders
Bijlage 7 Waarschuwingsbrief van 15 september 2014 aan Linders