KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie Middelhoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Artikel 13 Kwaliteitsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Doelstelling Initiatief
1.3 Omgevingsvergunning
1.4 Ligging Plangebied
1.5 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling
2.1 Beoogde Planontwikkeling
2.2 Doorvertaling In Bestemmingsplan
2.3 Onderbouwing Planvoornemen
Hoofdstuk 3 Juridische Opzet
3.1 Algemeen
3.2 De Verbeelding
3.3 De Regels
Hoofdstuk 4 Haalbaarheid
4.1 Financiële Haalbaarheid
4.2 Maatschappelijke Haalbaarheid
Hoofdstuk 5 Procedure
5.1 De Te Volgen Procedure
5.2 Kennisgeving Voorbereiding
5.3 Het Overleg Met Instanties
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Molenbiotoop
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing

Molenweg 16a en Molenbroek 17

Bestemmingsplan - Gemeente Weert

Vastgesteld op 06-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Molenweg 16a en Molenbroek 17' met identificatienummer NL.IMRO.0988.BPMolenweg16a-VA01 van de gemeente Weert;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan huis gebonden bedrijf:

een dienstverlenend ambachtelijk bedrijf, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het bedrijf wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning.

1.4 aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder een aan huis gebonden beroep worden hier eveneens begrepen consument verzorgende activiteiten (bijvoorbeeld kapper, schoonheids-specialist(e), nagelstudio, atelier). Het beroep wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de woning.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 activiteit:

activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste of tweede lid Wabo.

1.8 afhankelijke woonruimte

een extra woonruimte in een bijgebouw bij een woning, waarin een huishouding gevestigd is, dat mantelzorg ontvangt van de bewoner(s) in de zelfstandige woonruimte. Onder mantelzorg wordt verstaan langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.9 agrarisch:

het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen verband houdende met het ambacht.

1.11 agrarisch hobbymatig gebruik:

Kleinschalig agrarisch gebruik, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf.

1.12 ambachtelijk:

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ver-/bewerken, herstellen of installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt, waarbij de omvang van de activiteit zodanig is, dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen worden uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.13 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.14 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.

1.15 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.18 bed and breakfast:

kleinschalige verblijfsrecreatie als kleinschalige toeristisch-recreatieve activiteit in de vorm van het ter beschikking stellen van maximaal 4 slaapplaatsen binnen de bestaande woning ten behoeve van overnachting voor één of enkele nachten waarbij het ontbijt voor de volgende dag inbegrepen is. Onder bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.19 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.

1.20 begane grond:

de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogte verschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.

1.21 bestaand:

  • onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
  • onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo, dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.25 bijgebouw:

een al dan niet aangebouwd gebouw of uitbouw, dat in bouwkundig en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en bestaat uit één bouwlaag al dan niet voorzien van een kap, waarbij de kap niet geheel of gedeeltelijk met een plat dak afgedekt mag worden.

1.26 bijgebouwgrens:

de grens van de (bouw)aanduiding 'bijgebouwen'.

1.27 (bouw)aanduiding 'bijgebouwen':

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.29 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.30 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 burgerwoning:

een woning, niet zijnde een bedrijfswoning.

1.35 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die, die goederen kopen resp. huren, voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37 draaderfafscheiding:

een afscheiding bestaande uit draad met een maaswijdte of onderlinge afstand van minimaal 5 cm.

1.38 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 geurcontour:

de afstand welke krachtens de Wet geurhinder en veehouderij dan wel het Activiteitenbesluit minimaal moet worden aangehouden tussen een emissiepunt van een veehouderij en geurgevoelig objecten, dan wel tussen het gebied rondom een veehouderij dat volgens dit bestemmingsplan en rekening houdend met bestaande belemmeringen voor het oprichten van dierenverblijven in aanmerking komt, die wordt begrensd door een bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij dan wel Activiteitenbesluit geldende maximale waarde voor de geurbelasting op geurgevoelige objecten.

1.41 geurgevoelig object:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.42 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.43 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.

1.44 landschappelijke inpassing:

een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

1.45 maaiveld:

bovenkant van het afgewerkte terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.46 normale onderhoudswerkzaamheden:

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder wordt tevens verstaan het vervangen van zieke en dode bomen en/of groen en het vervangen van bomen en/of groen die als gevolg van een calamiteit onherstelbaar zijn beschadigd. Hieronder vallen niet incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.

1.47 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.48 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.49 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.50 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.51 paardenbak:

een niet overdekte door middel van een afscheiding gemarkeerde piste die is voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.

1.52 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.

1.53 permanente bewoning:

bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.

1.54 prostitutie:

het bedrijfsmatig -of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt- gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:

  1. a. raamprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de (openbare) weg of openbaar vaarwater wordt aangeboden;
  2. b. bordeelprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden.

1.55 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.56 sierhekwerk:

hekwerk dienende als erfafscheiding bestaand uit smeedwerk of spijlen.

1.57 stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.

1.58 stedenbouwkundige waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied (tot uitdrukking komend de bouwmassa, hoogtemaat, dakvorm en gevelopbouw).

1.59 verbeelding:

de verbeelding behorend bij dit plan met idn-nummer NL.IMRO.0988.BPMolenweg16a-VA01.

1.60 voorgevel:

gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.

1.61 wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.

1.62 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen, duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.63 wet geluidhinder:

wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 5 juli 2006, Stb. 2006, 350.

1.64 woning/wooneenheid:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.65 woningsplitsing:

het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in maximaal twee woningen ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

1.66 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 De hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.6 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren), met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.8 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 Uitzondering op de meetregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelen' bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van zonnepanelen, met een maximale bouwhoogte van 3,00 m; alsmede een transformatorstation en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de energieopwekking en energieopslag, met een maximale bouwhoogte van 3 m;
  2. b. omheiningen tot een bouwhoogte van maximaal 2,00 m;
  3. c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,00 m bedragen;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals kleinschalige picknickplaatsen, wegwijzers, informatieborden, zitbanken, afvalemmers, e.d. met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m.

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie Middelhoog

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1

Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk met het daarbij behorende bouwperceel hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

7.2

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de aangegeven bouwgrens c.q. bijgebouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

7.3

Ondergrondse gebouwen (zoals kelders) zijn in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan onder bestaande gebouwen en nieuw op te richten gebouwen tot een maximale diepte van 3,50 meter.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/ of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/ of als:

  1. a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf.
  2. b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. c. straatprostitutie.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van dakhellingen, inhoudsregels, goothoogten, bouwhoogten, bouwvlakken, bebouwde oppervlakten en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 10%, hiervan uitgezonderd is de maximale inhoud van woningen, hiervoor is een afwijkingsregel binnen de bestemmingen opgenomen;
  2. b. het in geringe mate, doch niet meer dan 1,00 m, afwijken (ten behoeve van bebouwing, gebruik, werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden) van een bestemmingsgrens, alsmede van de vorm van bouwvlakken, dan wel de ligging van rooilijnen voor zover dit noodzakelijk is om het plan (en de daaraan ten grondslag liggende intenties) in te passen in de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  3. c. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van openbaar nut en van geringe afmetingen, mits de gebouwen geen grotere oppervlakte dan 25 m² en geen grotere goothoogte dan 3,00 m hebben en mits de andere bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 5,00 m, met uitzondering van antennes, lichtmasten, ontluchtingspijpen en gasdrukregel- en meetstations;
  4. d. voor het oprichten van antennes ten behoeve van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen voor prive-gebruik, mits deze antennes niet hoger zijn dan 15,00 m;
  5. e. voor het oprichten van vrijstaande antenne-opstelpunten, mits:
    1. 1. deze masten niet hoger zijn dan 40 m;
    2. 2. gemeenschappelijk gebruik van antennes (sitesharing) niet mogelijk is;
    3. 3. geen gebouw of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aanwezig of beschikbaar is om een niet vrijstaande antenne-opstelpunt te kunnen bouwen;
    4. 4. bij de locatiekeuze en uitvoering op evenredige wijze rekening is gehouden met de aanwezige stedenbouwkundige, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de woonfunctie niet onevenredig wordt geschaad;
    5. 5. zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de aanwezige hoge elementen;
    6. 6. op de desbetreffende percelen geen woonfunctie rust;
    7. 7. aanvrager door middel van een onafhankelijk rapport heeft aangetoond dat een antenne-opstelpunt onmisbaar is voor de realisering van een adequaat, dekkend netwerk.

10.2 Toetsing

De in het vorige lid genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

12.2 Voorrangsregels

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

Artikel 13 Kwaliteitsregels

13.1 Algemeen

Het bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk. Om verzekerd te zijn van de beoogde kwaliteitsverbetering worden instrumenten ingezet die erop gericht zijn om de ontwikkelingen te combineren met die benodigde kwaliteitsverbetering. Deze kwaliteitsverbetering vindt plaats via het instrument kwaliteitsbijdrage ten dienste van ruimtelijke kwaliteit

De ruimtelijke kwaliteit via het instrument kwaliteitsbijdrage geldt voor niet-agrarische ontwikkelingen in het buitengebied, voor zover het ontwikkelingen buiten het bouwvlak betreft.

13.2 Ruimtelijke kwaliteit via het instrument kwaliteitsbijdrage.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Molenweg 16a en Molenbroek 17'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Onderhavig planvoornemen betreft het duurzaam hergebruik van een voormalige agrarische bedrijfslocatie gelegen op Molenbroek 17, nabij de kern Stramproy, in het landelijk gebied.

Het duurzaam hergebruik van de locatie vindt enerzijds plaats door het herbestemmen van een buiten gebruik gesteld gedeelte van een agrarisch bouwvlak ten behoeve van de realisatie van een zonnepark ter grootte van 2,6 hectare (Molenweg 16a) en anderzijds door herbestemming van de agrarische bedrijfswoning, tevens plattelandswoning (Molenbroek 17) als (burger)woning.

Het zonnepark kan naar schatting ca. 1,7 MW opwekken, hetgeen gelijk staat aan 570 huishoudens met een gemiddeld verbruik van 3.000 kWh/jaar. Op deze manier draagt het planvoornemen op een substantiële wijze bij aan de ambities ten aanzien van duurzame energie, zowel op gemeentelijk alsook regionaal niveau

Ten behoeve van deze ontwikkeling zal op de locatie aanwezige overtollige agrarische bebouwing, waaronder de tuinbouwkas ter grootte van ca. 6.000 m2, worden gesloopt. Na sloop resteert uitsluitend de te behouden voormalige agrarische bedrijfswoning, tevens plattelandswoning en 300 m2 aan bijgebouwen, behorende bij de woning.

Het beoogd hergebruik van de locatie gaat gepaard met een zorgvuldige landschappelijke inpassing dat onder andere is gericht op het verhogen van de biodiversiteit .

Ten behoeve van deze ontwikkeling is een gedegen ruimtelijke onderbouwing opgesteld, waarin een beleidstoets heeft plaatsgevonden en waarin alle milieu- en omgevingsaspecten zijn beschreven en waar nodig zijn onderbouwd met specifieke onderzoeken. (zie 1.2)
Deze ruimtelijke onderbouwing vormde de basis voor de op 25 augustus 2020 verleende omgevingsvergunning ex artikel 2.1. lid 1 sub a en c. (zie onder 1.3.)

Met deze vergunning is afgeweken van het vigerende bestemmingsplan. Door af te wijken van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning blijft echter het onderliggende bestemmingsplan nog steeds van kracht. In onderhavig geval zou dat betekenen dat met het verlenen van de omgevingsvergunning de planologische bouwmogelijkheden om agrarische bebouwing op te richten binnen het perceel niet verdwijnen.

Derhalve wordt als vervolg op de omgevingsvergunningsprocedure, deze bestemmingsplanherziening uitgevoerd. Initiatiefnemer en de gemeente Weert hebben in een anterieure overeenkomsten afspraken vastgelegd omtrent dit traject. Daarmee wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke voorwaarde dat de planologische mogelijkheid om agrarische bebouwing op te richten binnen het perceel dient te verdwijnen.

De doelstelling van dit bestemmingsplan is om het recht, verkregen door de reeds verleende omgevingsvergunning voor de bouw en het gebruik van het zonnepark als ook voor het gebruik van de voormalige agrarische bedrijfswoning als (burger)woning met 300 m2 aan bijgebouwen, ook juridisch-planologische in een bestemmingsplan te borgen.

Zoals hierboven aangegeven zijn de beleidsafwegingen reeds gemaakt bij de beoordeling van de afgifte van de omgevingsvergunning. De hiervoor opgestelde ruimtelijke onderbouwing is als bijlage bij deze toelichting gevoegd Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing . Deze toelichting richt zich derhalve in hoofdzaak op de juridische doorvertaling in het bestemmingsplan van het reeds vergunde initiatief.

1.2 Doelstelling Initiatief

In het kader van de energietransitie staan gemeenten voor de uitdaging om tot een aanzienlijke hoeveelheid duurzame energieopwekking te komen. De gemeente Weert heeft zichzelf als doel gesteld om in 2040 energieneutraal te zijn. Om aan de doelstelling te kunnen voldoen is het onvermijdelijk daarbij ook te kijken naar de mogelijkheden om zonne-energie op de grond, buiten bestaand stedelijk gebied, op te wekken. Dit omdat zonne-energie op daken alleen niet afdoende zal zijn om in de opgave te voorzien.

Onderhavige locatie biedt goede mogelijkheden om een zonnepark aan te leggen en daarmee een aandeel te leveren in de energietransitie. Daarnaast biedt het planvoornemen zowel een oplossing voor een vrijkomende agrarische locatie alsook een impuls voor de biodiversiteit door in te zetten op meervoudig ruimtegebruik.

Met de realisatie van een zonnepark wordt een bijdrage geleverd aan de bredere maatschappelijke doelstelling om het aandeel duurzame energie te vergroten. Het voornemen voorziet in de sanering van overtollige agrarische bebouwing op de locatie, waaronder de tuinbouwkas. De agrarische bedrijfswoning, tevens plattelandswoning, en bijgebouwen - tot een maximaal oppervlak van 300 m2 - mogen na de sloop resteren. Aan de agrarische bedrijfswoning, tevens plattelandswoning, zal de woonfunctie worden toegekend.

Daarnaast geldt dat er in sterke mate wordt ingezet op de landschappelijke inpassing van het zonnepark waarbij speciale aandacht is voor het verhogen van de biodiversiteit. De biodiversiteit is door het intensieve agrarische gebruik in het verleden namelijk sterk teruggelopen. Met de beoogde landschappelijke inpassing van het zonnepark wordt dan ook in bredere zin bijgedragen aan de maatschappelijke doelstelling het landschap en de biodiversiteit te versterken. Tot slot draagt de realisatie van het zonnepark substantieel bij aan de energietransitie op lokaal niveau. Hierover wordt op lokaal niveau o.a. met de lokale energiecorporatie de mogelijkheden voor een postcoderoos verkend.

1.3 Omgevingsvergunning

In het kader van de financiële haalbaarheid van het planvoornemen is de door het Rijk aangeboden SDE-subsidie essentieel. Om in aanmerking te komen voor deze subsidie was een onherroepelijke vergunning voor de activiteit noodzakelijk. Om aan deze voorwaarde tijdig te kunnen voldoen, is het planvoornemen in eerste aanleg planologisch-juridisch gelegaliseerd door het verlenen van een omgevingsvergunning.

Op 25 augustus 2020 heeft het college van de gemeente Weert een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verleend voor de activiteiten:

1. het (ver)bouwen van een bouwwerk.

2. het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

De omgevingsvergunning richt zich op het kunnen afwijken van het bestemmingsplan op de volgende punten:

  • Het ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - bedrijfslocatie' toestaan van een zonnepark ter grootte van ca. 2,6 hectare, waarvan ca. 1,9 hectare wordt ingevuld met zonnepanelen en ca. 0,7 hectare wordt ingevuld met landschappelijke inpassing met oog op het verhogen van de biodiversiteit in combinatie met het saneren van de tuinbouwkas;
  • het realiseren van een nieuwe toerit ten behoeve van de aanleg en het onderhoud aan het zonnepark;
  • het toekennen van de functie wonen aan de agrarische bedrijfswoning, tevens plattelandswoning, en het toestaan van 300 m2 aan bijgebouwen bij deze woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPMolenweg16a-VA01_0001.png"

publicatie omgevingsvergunning op ruimtelijkeplannen.nl

1.4 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen ten oosten van de kern Stramproy gemeente Weert, ten zuiden van de Molenweg. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Stramproy, sectie F, nummers 394 en 1111 en beslaat circa 2,6 hectare. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Molenweg en aan de overige zijden door agrarische percelen. Tevens wordt de zuidoostzijde van het plangebied begrensd door een minicamping (Minicamping en Kampeerboerderij Molenbroek) en de zuidwestzijde door een perceel bestemd als bos.

Binnen het plangebied bevindt zich een agrarische bedrijfswoning - tevens plattelandswoning - met bijgebouwen, een agrarisch bedrijfsgebouw en een tuinbouwkas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPMolenweg16a-VA01_0002.png"

Luchtfoto plangebied in omgeving

1.5 Vigerend Bestemmingsplan

Binnen het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' vigerend, dat door de gemeente Weert is vastgesteld op 26 maart 2013. Op 27 mei 2015 is het bestemmingsplan herzien (bestemmingsplan 'Buitengebied 2011, 1e herziening'). De herziening heeft niet tot wijzigingen geleid binnen het plangebied. Het planbied omvat binnen de vigerende bestemmingsplannen de volgende bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen:

  • Enkelbestemming 'Agrarisch'
  • Enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' in combinatie met een bouwvlak
  • Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog'
  • Functieaanduiding 'bedrijfswoning'
  • Functieaanduiding 'glastuinbouw'
  • Functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning'
  • Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'
  • Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPMolenweg16a-VA01_0003.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan

De voormalige agrarische bedrijfswoning is in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' reeds aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning' hetgeen betekent dat, naast het gebruik als agrarische bedrijfswoning, ter plaatse het gebruik als plattelandswoning reeds vanaf 2013 is toegestaan .

Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling

2.1 Beoogde Planontwikkeling

In algemene zin ziet onderhavig plan toe op het duurzaam hergebruiken van een voormalige agrarische bedrijfslocatie ter plaatse van Molenbroek 17 te Stramproy. Het duurzaam hergebruik van de locatie vindt enerzijds plaats door het herbestemmen van het buiten gebruik gestelde gedeelte van het agrarisch bouwvlak ten behoeve van de realisatie van een zonnepark en anderzijds door herbenutting van de op de locatie aanwezige agrarische bedrijfswoning, tevens plattelandswoning, voor wonen. Het beoogd hergebruik van de locatie gaat gepaard met een landschappelijke inpassing welke is gericht op het verhogen van de biodiversiteit in combinatie met het saneren van de tuinbouwkas. In onderstaande worden genoemde onderdelen van het plan toegelicht.

Ook voor het herbenutten van de agrarische bedrijfswoning, tevens plattelandswoning, als burgerwoning waarbij een maximaal oppervlak van 300 m2 aan bijgebouwen is toegestaan, is afgeweken van het vigerend bestemmingsplan. Voor de onderbouwing van het initiatief wordt verwezen naar Bijlage 1 Ruimtelijkeonderbouwing

2.2 Doorvertaling In Bestemmingsplan

Zonnepark

Aangezien de omgevingsvergunning reeds het bouwen en gebruiken als zonnepark mogelijk maakt, beperkt dit bestemmingsplan zich uitsluitend tot de specifieke doorvertaling van het initiatief in het voorliggende bestemmingsplan. Dit betekent dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelen' op de verbeelding is weergegeven en binnen de bestemming 'Agrarisch' is opgenomen.

De bouwregels zijn aangevuld met de bouwregels in de vorm van een maximale bouwhoogte, met betrekking tot de zonnepanelen met de bijbehorende voorzieningen (zoals een transformatorhuis). De exacte ligging van de zonnepanelen en de richting is niet gereguleerd en afhankelijk van de specifieke invulling/ doelmatigheid.

Agrarische bedrijfswoning

Ter plaatse van de locatie Molenbroek 17 is een agrarische bedrijfswoning, tevens plattelandswoning, aanwezig. De bedrijfswoning is in het verleden bestemd als 'voormalige agrarische bedrijfswoning', waarmee het gebruik van de woning door derden (plattelandswoning) jaren geleden al mogelijk is gemaakt. Gezien het feit dat de agrarische functie van het perceel komt te vervallen, bestaat de wens de agrarische bedrijfswoning te herbenutten als reguliere burgerwoning. Als onderdeel van het plan wordt daarom aan de bedrijfswoning de bestemming 'Wonen' toegekend. Bij de woonfunctie wordt tevens een maximaal oppervlakte aan bijgebouwen van 300 m2 toegestaan. Hiermee kan een deel van de agrarische bebouwing worden behouden en herbenut voor bijvoorbeeld kleinschalige agrarische activiteiten of een aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Aanleg toerit

Voor de aanleg en het onderhoud van het zonnepark wordt aan de noordoostzijde van het perceel een toerit aan de Molenweg gerealiseerd. Middels deze toerit is het zonnepark vanaf de Molenweg toegankelijk voor bevoegden.

Landschappelijke inpassing

Integraal onderdeel van het planvoornemen vormt de landschappelijke inpassing. Het oppervlak dat voor de landschappelijke inpassing wordt ingezet bedraagt ca. 0,7 hectare. Het doel van de landschappelijke inpassing is middels de inzet van gebiedseigen beplanting het directe zicht op het zonnepark te ontnemen en middels de inzet van bloemrijk grasland en kruidachtigen de biodiversiteit te verhogen. De belangrijkste componenten van het landschappelijk inpassingsplan zijn in onderstaande weergave beschreven. Tevens is het inpassingsplan bijgevoegd bij de ruimtelijke onderbouwing als opgenomen in Bijlage 1

afbeelding "i_NL.IMRO.0988.BPMolenweg16a-VA01_0004.png"

Archeologische waarde

Binnen het plangebied vigeert de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Hoog. Dit betekent dat er sprake zou zijn van een hoge archeologische verwachtingswaarde. Echter, op basis van nader archeologisch onderzoek is geconstateerd dat de verwachtingswaarde middelhoog is. Er is derhalve de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Middelhoog' opgenomen.

Molenbiotoop

Een deel van het plangebied ligt binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - Molenbiotoop' zoals blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing (zie Bijlage 1) is bij de ontwikkeling rekening gehouden met de molenbiotoop. De vrijwaringszone is ook in onderhavige herziening gehandhaafd en biedt geen beperking voor de ontwikkeling.

2.3 Onderbouwing Planvoornemen

Zoals reeds eerder aangegeven, is de onderbouwing van het initiatief, zowel beleidsmatig als de toetsing aan alle relevante milieu- en omgevingsaspecten, opgenomen in Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing

Daarin zijn naast de rijks- provinciale en gemeentelijke beleidtoetsing ook aspecten als Bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, (brand)veiligheid, beheer en onderhoud, lichtreflectie en schittering, electromagnetische straling, veiligheid en gezondheid, natuur, biodiversiteit, archeologie en cultuurhistorie, water en melding Activiteitenbesluit beschreven en nader onderbouwd, waar nodig met specifieke nadere onderzoeken.

Deze toelichting beperkt zich derhalve tot de specifieke regeling binnen het bestemmingsplan en verwijst voor de overige aspecten en onderbouwingen naar de genoemde bijlage.

Hoofdstuk 3 Juridische Opzet

3.1 Algemeen

Een vijftal randvoorwaarden en gegevens bepalen de opzet en inrichting van de bestemmingsplanregels en de verbeelding van de gemeente Weert:

  • de digitale raadpleegbaarheid;
  • de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012);
  • de standaardregels van de gemeente Weert, welke zijn omgezet naar de eisen/verplichtingen van de SVBP 2012;
  • de Woningwet (versie in werking 1-1-2015);
  • luchtfoto’s t.b.v. de handhaving.

De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar gebouwd mag worden (bouwvlak en bouwaanduiding ‘bijgebouwen’ voor bouwen tot een bepaalde goot- en bouwhoogte). Bij het raadplegen van het bestemmingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden.

Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. De ordening van regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de regels voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullend inleidende bepalingen en algemene bepalingen nodig.

3.2 De Verbeelding

Op de verbeelding zijn aangegeven:

  • de grens van het plangebied;
  • de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden;
  • dubbelbestemmingen;
  • bouwvlakken en bouwaanduiding ‘bijgebouwen’;
  • overige aanduidingen waarnaar in de regels wordt verwezen.

De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit bestemmingsplan.

De kleur op de verbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat. Logisch dus dat de kleur meteen duidelijk maakt welk artikel uit de regels geraadpleegd moet worden.

Dubbelbestemmingen betreffen met name een beheersregeling, danwel aanvullend beleid op de onderliggende bestemming. In de regel gaat het hier om van toepassing zijnde zoneringen of sectoraal beleid.

Het bouwvlak en de aanduiding ‘bijgebouwen’ geven de begrenzing weer waarbinnen gebouwen opgericht mogen worden. In het bouwvlak moet het hoofdgebouw gesitueerd worden. In de aanduiding ‘bijgebouwen’ mogen ondergeschikte gebouwen en bijgebouwen opgericht worden.

De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.

3.3 De Regels

3.3.1 Algemeen

De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregels.

Allereerst zijn de inleidende regels opgenomen: de begripsbepalingen en de regels omtrent de wijze van meten.

Vervolgens zijn artikelen van de afzonderlijke bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen. Deze bevatten de specifieke regels voor de betreffende bestemming. Daarna volgen de algemene regels. Dit is een aantal planregels van een algemeen en administratief karakter, dat onontbeerlijk is voor een bestemmingsplan. Het betreft hier de anti-dubbeltelregel, algemene regels met betrekking tot bouwen, gebruik, afwijking, wijziging, procedure en overige regels.

Tot slot zijn de regels met betrekking tot overgangsrecht en de titel opgenomen.

3.3.2 Opbouw bestemmingsbepaling

Bij de aanwijzing van de afzonderlijke bestemmingen en dubbelbestemmingen is steeds dezelfde structuur gekozen, en wel de volgende:

  • bestemmingsomschrijving, om het toegelaten gebruik te verduidelijken;
  • regels voor het bouwen, onderscheiden naar bouwvlak, aanduiding ‘bijgebouwen’ en overige zaken;
  • nadere eisen, de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen ten behoeve van het algemene belang;
  • afwijken van de bouwregels, de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor bebouwing in het bestemmingsplan;
  • specifieke gebruiksregels, onderscheiden naar gebruik van de grond en gebruik van de opstallen;
  • afwijken van de gebruiksregels, de mogelijkheid met een omgevingsvergunning af te wijken van bepalingen in het bestemmingsplan;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden waarvoor een vergunning vereist is;
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • wijzigingsbevoegdheden, de mogelijkheid het bestemmingsplan te wijzigen qua gebruik of bouwmogelijkheden.

Bestemming Agrarisch

Binnen de bestemming zijn gronden gelegen die gebruikt mogen worden voor agrarisch bedrijfsmatige gebruik. In dit onderhavige bestemmingsplan zijn de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van agrarisch - zonnepanelen'. Dit betekent dat op de als zodanig aangeduide gronden zonnepanelen zijn toegestaan, waarbij uitsluitend eisen worden gesteld aan de hoogte van de panelen. Ten behoeve van een eenduidige regeling zijn de overige, binnen de reguliere agrarische bestemming voorkomende functies opgenomen, die niet strijdig zijn met het gebruik van de gronden voor zonnepanelen.

Teneinde een goede landschappelijke inpassing te kunnen borgen, zijn een deel van de gronden aangeduid met 'overige zone - landschappelijke inpassing'. De landschappelijke inpassing wordt vorm gegeven als aangegeven in de als bijlage bij de regels opgenomen Landschappelijke inpassing

De voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan is afgegeven, omvat de verplichting om binnen uiterlijk 9 maanden na het realiseren van het zonnepark, de landschappelijke inpassing te hebben aangelegd. De verplichting is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van de agrarische bestemming.

Bestemming Wonen

Het beleid:

  1. a. De bestemming wonen omvat de reguliere regeling die voor wonen in het buitengebied van Weert wordt gehanteerd.
  2. b. Bestaande en nieuwe woningen worden voorzien van een redelijke uitbreiding ter realisering van de, naar de eisen van de tijd, bedoelde vergroting van het woongenot. Het daarvoor benodigde ruimtebeslag wordt tot uitdrukking gebracht in de omvang van het bouwvlak en/of de aanduiding ‘bijgebouwen’. Nieuwe, ter vervanging van bestaande, woningen zullen ook binnen dit regime moeten passen. Zonder dat het aantal woningen zoals aanwezig toeneemt.
  3. c. Onder de bestemming ‘Wonen’ valt op grond van jurisprudentie ook het aan huis gebonden beroep. De omvang ervan is aan een maximum gebonden, het handhaven van een complete woning in het gebouw blijft vereist. De maat van het beroepsgedeelte is rechtstreeks toegestaan voor hoofd- en bijgebouw tot ten hoogste 50 m². Aan huis gebonden beroepen zijn dus vrij, voor zover de woonfunctie volledig gehandhaafd blijft en voor zover de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is. Met afwijking op de gebruiksregels kan onder voorwaarden een grotere oppervlakte worden toegestaan. Aan huis gebonden en ambachtelijke bedrijfjes zijn niet rechtstreeks toegestaan, maar uitsluitend via afwijking van de gebruiksregels.
  4. d. Het realiseren van een nieuwe woning door middel van inpandig wonen (woningsplitsing) is niet toegestaan. Het aantal woningen zoals aanwezig, zoals planologisch geregeld maar nog niet gerealiseerd en waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan is bepalend. Deze woningen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
  5. e. Het beleid is gericht op het realiseren van een integraal toegankelijke en sociaal veilige woonomgeving. Voor de woningen betekent dit:
    1. 1. menging van tuin en straatgericht wonen;
    2. 2. vermijding van blinde eindgevels bij woningen.
    3. 3. Het beleid is gericht op het bouwen volgens de principes van aanpasbaar en levensloopbestendig, duurzaam en energiebewust bouwen.
    4. 4. Het beleid is gericht op het beperken van de aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden en beeldkwaliteit.
    5. 5. Het beleid is gericht op intensief ruimtegebruik en ondergronds bouwen, waarmee niet wordt bedoeld de bouw van garages, die via een landschappelijke ingreep c.q. ingraving ontsloten worden.
    6. 6. Het realiseren van mantelzorgvoorzieningen binnen de bestemming wonen is zonder meer mogelijk, wanneer dit aaneengesloten bebouwing betreft (woning met aangebouwd bijgebouw). Noch het bestemmingsplan, noch het volkshuisvestingsbeleid stelt regels ten aanzien van gezinssamenstelling (bijvoorbeeld een 3 generatie gezin). De Woningwet verzet zich niet tegen de realisering van meerdere voorzieningen in één woning, zoals badkamers en kookgelegenheden.

Het bouwvlak

Het hoofdgebouw mag een een inhoud hebben van 750 m3. In de onderhavige situatie omvat het bouwvlak de bestaande woning. De inhoud van de bestaande woning wordt, indien deze groter is dan 750 m2, als maatgevend beschouwd.

Het hoofdgebouw is bepalend voor het bouwvlak op de verbeelding. Het voordeel hiervan is dat men direct kan zien waar de woning opgericht kan worden. Het bouwvlak is daarbij op maat afgestemd op het bouwperceel en mag in zijn geheel worden bebouwd tot een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5,5 en 8 meter.

De aanduiding ‘bijgebouwen’

Op de verbeelding is een aanduiding ‘bijgebouwen’ opgenomen. Het toegestane oppervlak aan bijgebouwen binnen deze aanduiding ‘bijgebouwen’ bedraagt in het onderhavige bestemmingsplan maximaal 300 m², mits het vlak voor 50% onbebouwd blijft. De toegestane oppervlakte is weergegeven op de verbeelding met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'. Deze oppervlakte is reeds vergund in een daartoe afgegeven omgevingsvergunning (zie hoofdstuk 2) .

Overige bouwregels

Buiten het bouwvlak en de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag de hoogte van erfafscheidingen maximaal 1 meter bedragen, uitgezonderd sierhekwerken waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen en waarbij geen beperkingen ten aanzien van de situering gelden. Binnen het bouwvlak en de aanduiding ‘bijgebouwen’ mag de hoogte van een erfafscheiding maximaal 2 meter bedragen. In hoeksituaties geldt een aparte regeling. Het is hier mogelijk om geheel transparante erfafscheidingen (draadafscheidingen) op te richten tot een hoogte van 2 meter. De voorwaarde is dat de voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoek van 45° wordt gewaarborgd. Deze transparante erfafscheidingen mogen op de perceelsgrens worden opgericht.

Dubbelbestemming Waarde – Archeologie middelhoog

Binnen het plangebied komen volgens de archeologische waardenkaart van de gemeente gebieden voor met een hoge archeologische waarde. Voor gebieden met een verwachtingswaarde hoog wordt een dubbelbestemming opgenomen. Echter, op basis van nader archeologisch onderzoek is geconstateerd dat de verwachtingswaarde middelhoog is. Er is derhalve een bij de verwachtingswaarde passende dubbelbestemming opgenomen.

In de regels is ter bescherming van de archeologische waarden aan de aanvrager van een omgevingsvergunning een onderzoeksverplichting opgelegd met betrekking tot de archeologische waarde van de te bebouwen gronden. Deze onderzoeksverplichting is afhankelijk van de verstoringsoppervlakte en verstoringsdiepte. Verder is voor een aantal mogelijk bodemverstorende activiteiten een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen met een onderzoeksverplichting ten aanzien van de archeologische waarde van het terrein waarop de werken en werkzaamheden plaatsvinden. Dit is ook afhankelijk van de verstoringsoppervlakte en verstoringsdiepte.

Algemene regels: vrijwaringszone-molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ op de verbeelding, zijn de gronden mede bestemd ter bescherming van de windvang van de molen. Hier gelden maximale bouwhoogtes en maximale hoogtes voor hoog opgaande bomen en heesters. Van de maximaal toegestane hoogte kan onder voorwaarden afgeweken worden. In de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met de molenbiotoop.

Hoofdstuk 4 Haalbaarheid

4.1 Financiële Haalbaarheid

Het voorliggende plan heeft betrekking op een particulier initiatief, waarbij de financiële consequenties uitsluitend door die initiatiefnemer zullen worden gedragen.

Daar de kosten voor de planontwikkeling geheel voor rekening zijn van de initiatiefnemer, heeft onderhavig plan géén gevolgen voor de gemeentelijke begroting en/of gemeentelijke financiën. De Grex-wet is daarom niet van toepassing op onderhavig planvoornemen.

Er is geen planschaderisicoanalyse gemaakt omdat eventuele verzoeken tot tegemoetkoming in planschade er niet voor zullen zorgen dat de uitvoerbaarheid van het planvoornemen in het geding komt.

Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Weert is een overeenkomst afgesloten, zodat eventuele aanvragen en vergoedingen inzake de tegemoetkoming in de planschade voor rekening van de initiatiefnemer zullen komen.

Het onderhavige bestemmingsplan is dus financieel haalbaar.

4.2 Maatschappelijke Haalbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan doorloopt de reguliere bestemmingsplanprocedure waarbij een ieder een zienswijze kan indienen op het ontwerp-bestemmingsplan. De resultaten hiervan komen in het hoofdstuk 'procedure' nader aan de orde.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 De Te Volgen Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

  1. a. Ontwerp: 1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan).
  2. b. Vaststelling: Vaststelling door de Raad.
  3. c. 2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan).
  4. d. Beroep
  5. e. (Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan.
  6. f. Reactieve aanwijzing.
  7. g. Beroep bij Raad van State.

In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzageligging van het ontwerp bestemmingsplan (fase b) zienswijzen worden ingediend. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan melding gemaakt. Bij beroep besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als laatste over het plan.

Tijdens de termijn van 6 weken dat het ontwerp-bestemmingsplan ter visie heeft gelegen (27 mei 2021 tot en met 7 juli 2021) zijn geen zienswijzen ingediend.

5.2 Kennisgeving Voorbereiding

In overeenstemming met artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 3 februari 2021 kennis gegeven van het voornemen tot het voorbereiden van het bestemmingsplan. Hierbij is een korte beschrijving van het planvoornemen gevoegd.

5.3 Het Overleg Met Instanties

Tot de voorbereiding van dit bestemmingsplan behoort het overleg met de daarvoor in aanmerking komende instanties. Instanties die gezien hun werkterrein, belangen vertegenwoordigen of bevoegdheden krachtens de Wro hebben, worden bij de totstandkoming van bestemmingsplannen betrokken in het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Dit zijn het Waterschap Limburg en de provincie Limburg.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 2 Molenbiotoop

Bijlage 2 Molenbiotoop

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing