Bestemmingsplan Wijffelterbroekdijk 65 te Weert
Bestemmingsplan - gemeente Weert
Vastgesteld op 25-02-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Wijffelterbroekdijk 65 te Weert’.
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0988.BPWijffeltrbrkdk65-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 m van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.6 Activiteit
activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste of tweede lid Wabo.
1.7 Agrarisch
het (bedrijfsmatig) telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.8 Agrarisch bedrijf
een bedrijf dat middels bedrijfsmatige activiteiten gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden en/of het voortbrengen van dieren en dierlijke producten, met daarin onderscheid tussen:
- grondgebonden agrarisch bedrijf, waaronder wordt begrepen een akkerbouw bedrijf en een veehouderij, niet zijnde intensieve veehouderij en waaronder mede begrepen een paardenhouderij;
- intensief veehouderijbedrijf;
- glastuinbouwbedrijf;
- intensieve kwekerij;
- melkveehouderij;
- vollegrondstuinbouw;
1.9 Agrarisch verwant bedrijf
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden zoals dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarische praktijkonderwijs, proefbedrijven en volkstuinen.
1.10 Agrarisch verwante nevenactiviteit
een op een agrarisch bedrijf uitgeoefende vorm van agrarisch verwante bedrijvigheid in de omvang van een nevenactiviteit.
1.11 Agrarische nevenactiviteit
hobbymatige agrarische activiteiten, die ondergeschikt aan de woonfunctie worden uitgeoefend.
1.12 Archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling,
beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.13 Archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.14 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.15 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.16 Bed and breakfast
kleinschalige verblijfsrecreatie als kleinschalige toeristisch-recreatieve activiteit in de vorm van het ter beschikking stellen van maximaal 4 slaapplaatsen binnen de bestaande woning ten behoeve van overnachting voor één of enkele nachten waarbij het ontbijt voor de volgende dag inbegrepen is. Onder bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.17 Bebouwde deel van de bouwkavel
dat deel van de agrarische bouwkavel waarop alle gebouwen en andere bouwwerken, zoals bedrijfswoning, stallen, loodsen, waterbassins, mestopslag, (folie)kassen, schaduwhallen, silo's en permanente teeltondersteunende voorzieningen opgericht dienen te worden.
1.18 Bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.19 Bedrijfskavel
een onbebouwd perceel dat in gebruik is ten behoeve van een agrarisch bedrijf.
1.20 Bedrijfswoning
een woning in of bij een bedrijf, slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meer personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op de bestemming.
1.21 Begane grond
de natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogte verschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.
1.22 Besluit omgevingsrecht
besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.
1.23 Bestaand
onder bestaande bebouwing wordt verstaan bebouwing welke op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
onder bestaand gebruik wordt verstaan het gebruik van grond en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.24 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.25 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.26 Bevoegd gezag
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo, dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.27 Bijgebouw
een al dan niet aangebouwd gebouw of uitbouw, dat in bouwkundig en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en bestaat uit één bouwlaag, al dan niet voorzien van een kap, waarbij de kap niet geheel of gedeeltelijk met een plat dak afgedekt mag worden.
1.28 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.30 Bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.31 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.33 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.34 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.35 Cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
1.36 Dagrecreatie
recreatie waarbij geen overnachting plaatsvindt.
1.37 Deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
een door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
1.38 Dierenpension
een bedrijf, dat is gericht op de tijdelijke opvang en verzorging van kleine huisdieren.
1.39 Draaderfafscheiding
een afscheiding bestaande uit draad met een maaswijdte of onderlinge afstand van minimaal 5 cm.
1.40 Emissiepunt
punt ter plaatse van of nabij een veehouderij waar een relevante hoeveelheid geur buiten:
a. het geheel overdekt dierenverblijf treedt, dan wel wordt gebracht; of b. het overdekte gedeelte van het gedeeltelijk overdekt dierenverblijf treedt, dan wel wordt gebracht.
1.41 Erf
al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.42 Erfgrens
een grens van een erf.
1.43 Extensieve dagrecreatie
Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen, onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten.
1.44 Extensiveringsgebied
Ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
1.45 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.46 Geurcontour
de afstand welke krachtens de Wet geurhinder en veehouderij dan wel het Activiteitenbesluit minimaal moet worden aangehouden tussen een emissiepunt van een veehouderij en geurgevoelig objecten, dan wel tussen het gebied rondom een veehouderij dat volgens dit bestemmingsplan en rekening houdend met bestaande belemmeringen voor het oprichten van dierenverblijven in aanmerking komt, die wordt begrensd door een bij of krachtens de Wet geurhinder en veehouderij dan wel Activiteitenbesluit geldende maximale waarde voor de geurbelasting op geurgevoelige objecten.
1.47 Geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.48 Gevellijn
de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn
georiënteerd.
1.49 Grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarische bedrijfsvoering die geheel dan wel grotendeels afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend. Tot een grondgebonden agrarisch bedrijf worden met name een akkerbouwbedrijf, een veehouderij (niet zijnde een intensief veehouderijbedrijf), alsmede een productiegerichte en/of gebruiksgerichte paardenhouderij gerekend.
1.50 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.51 Huisstalboerderij
een boerderijtype waarbij het woonpand en de stal een bouwkundige eenheid vormen, zoals een langgevelboerderij, een kopgevelboerderij, een stolpboerderij en een hofboerderij.
1.52 Inwoning
wonen in een deel van een woning als medegebruiker van het pand waarbij bepaalde ruimtes gemeenschappelijk worden gebruikt en geen sprake is van een zelfstandige woning.
1.53 Kampeermiddel
a. een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, camper of huifkar;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is,
een en ander voor zover de onder a en b genoemde onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Stacaravans worden hiertoe niet gerekend.
1.54 Kampeerplaats of (kleinschalig) kampeerterrein
terrein of plaats waarop gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.55 Kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.
1.56 Karakteristiek
alle Rijks- en gemeentelijke monumenten, welke zijn opgenomen in 'Bijlage 3 bij de regels: Monumentenlijst'.
1.57 Karakteristieke beplanting
beeldbepalende en/of waardevolle beplanting welke past bij de omgeving.
1.58 Kleinschalig kamperen
het gebruik van de gronden ten behoeve van een beperkt kampeerterrein met maximaal 25 kampeermiddelen.
1.59 Landbouwinrichting
inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht.
1.60 Landbouwhuisdieren
rundvee, pluimvee (kippen, eenden, ganzen, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels, fazanten e.d.), varkens, schapen, geiten, pelsdieren, konijnen, paarden, wormen e.d., consumptievissen (meerval, forel, paling, zeebaars, zeebrasem e.d.).
1.61 Landschappelijke inpassing
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.
1.62 Landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.63 Landschapswaarde/element
punt-, lijn en vlakelementen met een maximale grootte van 5 ha, die een groene of blauwe component bezitten, en die voor de identiteit van het landschap van algemeen belang zijn vanwege hun leeftijd (ouder dan 35 jaar) of om andere redenen, zoals hun schoonheids- of plaatselijke zeldzaamheidswaarde of hun beeldbepalende functie voor de omgeving.
1.64 Maaiveld
bovenkant van het afgewerkte terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.
1.65 Natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.66 Nederlandse Grootte Eenheid (NGE)
maat voor de productieomvang van een agrarisch bedrijf, bepaald door de som van de waarden die wordt verkregen door voor de verschillende gewassen en diersoorten het bijbehorende bruto standaardsaldo te vermenigvuldigen met het overeenstemmende aantal eenheden.
1.67 Nevenactiviteiten
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak, zoals een speeltuin, kinderopvang, boerengolf en educatieve doeleinden.
1.68 Nieuwvestiging
de vestiging van een agrarisch bedrijf op een nieuw bouwvlak, als gevolg van het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, dan wel het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf;
1.69 Normale onderhoudswerkzaamheden
werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Hieronder wordt tevens verstaan het vervangen van zieke en dode bomen en/of groen en het vervangen van bomen en/of groen die als gevolg van een calamiteit onherstelbaar zijn beschadigd. Hieronder vallen niet incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde.
1.70 Omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.
1.71 Omschakeling
omzetten van een bedrijfstype in een ander bedrijfstype.
1.72 Onbebouwde deel van de bouwkavel
dat deel van de agrarische bouwkavel waarop containervelden, tijdelijke hoge boogkassen, tijdelijke regenkappen en lage boogkassen opgericht dienen te worden.
1.73 Onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.74 Ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
1.75 Ontsluitingssituatie
de toegankelijkheid van een object via de openbare weg.
1.76 Paardenbak
een niet overdekte door middel van een afscheiding gemarkeerde piste die is voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.77 Paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat zich richt op het productiegericht houden van paarden, uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het fokken (incl. opfokken en kunstmatige inseminatie) africhten c.q. trainen en verhandelen van paarden.
1.78 Peil
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.79 Permanente bewoning
bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.
1.80 Recreatie
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsvesteding.
1.81 Recreatieverblijf
een (deel van een) gebouw dat dient als verblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.82 Recreatief medegebruik
vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals wegbewijzeringsbordjes, picknickbankjes en draaipoortjes, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.83 Recreatieve bewoning
bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en of verblijfsrecreatie.
1.84 Recreatiewoning
een gebouw dat dienst doet als recreatieverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.85 Regenkappen
een constructie van houten of gegalvaniseerde of verzinkte stalen palen met daarop een boog met een kap van transparante folie. Deze kap is van bloei tot en met oogst voor een periode van maximaal 6 maanden per jaar aanwezig.
1.86 Ruimtelijke kwaliteit
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.
1.87 Sierhekwerk
hekwerk dienende als erfafscheiding bestaand uit smeedwerk of spijlen.
1.88 Stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen, inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte.
1.89 Stedenbouwkundige waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied (tot uitdrukking komend de bouwmassa, hoogtemaat, dakvorm en gevelopbouw).
1.90 Verbeelding
De verbeelding behorend bij dit plan met idn-nummer NL.IMRO.0988.BPWijffeltrbrkdk65-VA01.
1.91 Verblijfsrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij recreatief nachtverblijf centraal staat.
1.92 Verdieping
een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.
1.93 Verkeersaantrekkende werking
de hoeveelheid verkeer die samenhangt met de aanwezigheid van een bedrijf of voorziening.
1.94 Verstoringsoppervlakte
oppervlakte van een bouwwerk, werk of werkzaamheid die nodig is om deze uit te voeren.
1.95 Verwevingsgebied
ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur.
1.96 Vloeroppervlak(te)
de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.
1.97 Volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is gewaarborgd.
1.98 Voorgevel
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant van het gebouw vormt.
1.99 Voorgevelrooilijn
een virtuele lijn die samenvalt met de bestaande voorgevel van de woning, alsmede zich uitstrekt ter weerszijden van die voorgevel.
1.100 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.101 Waterschap
het waterschap Peel en Maasvallei of diens rechtsopvolger.
1.102 Waterstaat
toestand van het oppervlakte- en grondwater.
1.103 Weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen, duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.104 Wet geluidhinder
wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 5 juli 2006, Stb. 2006, 350.
1.105 Zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is.
1.106 Zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de desbetreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.
1.107 Zorgboerderij
Een (voormalige) boerderij met bijbehorende gebouwen, waar mensen met een integratieproblematiek omwille van ziekte, handicap, beperking, problematische opvoedingssituatie, sociaal isolement, (licht) delinquent verleden en (na professionele beoordeling) in staat worden geacht zonder enig ernstig veiligheidsrisico voor derden, via aangepaste dagbesteding geholpen worden om, voor zover mogelijk, te (re)integreren in de samenleving.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 Het bebouwingspercentage
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
2.8 De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 Uitzondering op de meetregels
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, bestemmingsvlakken of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- en/of de bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers en balkons geldt dat de bouw- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Waarde - Archeologie Middelhoog
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Niet van toepassing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Niet van toepassing.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Niet van toepassing.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Niet van toepassing.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor 'Waarde - Archeologie middelhoog ' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1
Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk met het daarbij behorende bouwperceel hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
6.2
Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de aangegeven bouwgrens c.q. bijgebouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.
6.3
Ondergrondse gebouwen (zoals kelders) zijn in het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan onder bestaande gebouwen en nieuw op te richten gebouwen tot een maximale diepte van 3,50 meter.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de bestemming 'Recreatie' met aanduiding 'seksinrichting'.
b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
c. straatprostitutie
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemeen
8.2 Kleine windturbines, zonnevolgsystemen, zonnepanelen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor het toestaan van kleine windturbines, zonnevolgsystemen en zonnepanelen bij woningen op bouwwerken geen gebouwen zijnde en agrarische bedrijven, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de kleine windturbine, het zonnevolgsysteem of de zonnepanelen op bouwwerken geen gebouwen zijnde moeten binnen het bouwvlak of de aanduiding 'bijgebouwen' worden gerealiseerd, op of direct bij de woning dan wel op of direct bij een agrarisch bedrijfsgebouw;
b. de tiphoogte van de kleine windturbine mag niet meer dan 1/3 hoger zijn dan de woning of het agrarisch bedrijfsgebouw waarop of waarbij de windturbine wordt gebouwd;
c. de bouwhoogte van zonnevolgsystemen of zonnepanelen op bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 10 m bedragen;
d. per woning mogen maximaal 3 kleine windturbines, zonnevolgsystemen of zonnepanelen op bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd;
e. aan het aantal windturbines bij of op een agrarisch bedrijfsgebouw wordt geen maximum gesteld
f. de kleine windturbine mag geen hinder opleveren voor omwonenden en geen landschappelijke verrommeling teweegbrengen;
g. de aanvrager dient te onderbouwen dat geen landschappelijke verrommeling optreedt.
8.3 Tijdelijk kamperen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van het plan voor het toestaan van tijdelijk kamperen, mits aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:
a. het kamperen dient meerdaags te zijn en van enige importantie.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de kaart ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.
9.2 Wijziging ten behoeve van een bijzondere begraafplaats
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de aanleg van een bijzondere (particuliere) begraafplaats op eigen terrein. De voorwaarden voor de aanleg van een bijzondere begraafplaats zijn:
1. De aanvrager moet duidelijk maken dat hij gedurende tenminste 10 jaar binding houdt met de grond en dat het beheer gedurende tenminste 10 jaar is geregeld.
2. Het perceelsgedeelte mag maximaal 35 m² zijn, bebouwing maximaal 10 m² met een bouwhoogte van maximaal 2 m.
3. Het perceelsgedeelte moet bij de woning van de aanvrager horen.
4. De afstand tot de woning van aanvrager en woningen van derden bedraagt minimaal 20 m en de afstand tot de perceelsgrens en de openbare weg minimaal 10 m.
5. Er mogen geen kabels en leidingen aanwezig zijn op het perceelsgedeelte dat dient te worden gewijzigd.
6. De begraafplaats dient vanaf de openbare weg visueel afgeschermd te worden met een afscherming van tenminste 1,80 m hoog.
7. De Wet op de Lijkbezorging en het Besluit op de Lijkbezorging zijn van toepassing.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Artikel 11 Kwaliteitsregels
11.1 Algemeen
Het bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk. Om verzekerd te zijn van de beoogde kwaliteitsverbetering worden instrumenten ingezet die erop gericht zijn om de ontwikkelingen te combineren met die benodigde kwaliteitsverbetering. Deze kwaliteitsverbetering vindt via een drietal benaderingen plaats:
- ruimtelijke kwaliteit intensief veehouderijbedrijf binnen landbouwontwikkelingsgebied;
- ruimtelijke kwaliteit via het instrument landschappelijke inpassing;
- ruimtelijke kwaliteit via het instrument kwaliteitsbijdrage;
De ruimtelijke kwaliteit via het instrument landschappelijke inpassing geldt voor agrarische bedrijven. Voor zover sprake is van uitbreiding van verharding en bebouwing binnen het bouwkavel kan het instrument worden ingezet via de nadere eisenregeling. Voor zover het betreft de uitbreiding van de bouwkavel en omschakeling naar niet-grondgebonden agrarische bedrijven, wordt het instrument ingezet in het kader van de wijzigingsbevoegdheid.
De ruimtelijke kwaliteit via het instrument kwaliteitsbijdrage geldt voor niet-agrarische ontwikkelingen in het buitengebied, voor zover het betreft:
- ontwikkelingen buiten het bouwvlak;
- een meer ingrijpende uitbreiding van niet-agrarische bedrijven/recreatiebedrijven;
- het toevoegen van nevenactiviteiten.
11.2 Ruimtelijke kwaliteit via het instrument landschappelijke inpassing
11.3 Ruimtelijke kwaliteit via het instrument kwaliteitsbijdrage
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1
12.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Wijffelterbroekdijk 65 te Weert'.