KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Kantoor
Artikel 7 Maatschappelijk
Artikel 8 Sport
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Verblijf
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen - 1
Artikel 14 Wonen - 3
Artikel 15 Wonen - 4
Artikel 16 Wonen - 5
Artikel 17 Wonen - Woongebouw
Artikel 18 Leiding - Riool
Artikel 19 Leiding - Stadsverwarming
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Artikel 27 Slotregel
Bijlage 1 Lijst Van Aan-huis-verbonden Beroepen En Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Reactienota Overleg En Inspraak
Bijlage 2 Brieven Overleginstanties

Bestemmingsplan Waterwijk - Zuid

Bestemmingsplan - gemeente Lelystad

Onherroepelijk op 09-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

In deze regels wordt verstaan onder:

1.het plan:

het Bestemmingsplan Waterwijk-Zuid van de gemeente Lelystad;

2.bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.00017.VG01 met bijbehorende regels en bijlagen;

3.aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4.aanduidingsvlak:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5.aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

6.aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, genoemd in bijlage 1 dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

7.bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

8.bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

9.bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

10.bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale (bruto)vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

11.bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

12.bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

13.bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

14.bijgebouw:

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

15.bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

16.bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

17.bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

18.bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

19.bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

20.bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

21.bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

22.dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

23.detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

24.dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

25.dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

26.eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

27.erf:

het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;

28.erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

29.gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

30.geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg;

31.geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

32.geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

33.geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

34.hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

35.horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

36.horecabedrijf categorie 1:

aan de detailhandelsfunctie verwante daghoreca, zijnde een kleinschalig horecabedrijf (<150 ) die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend (vooral voor verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, een broodjeszaak, een cafetaria, een croissanterie, een koffiebar, een lunchroom, een ijssalon, een snackbar, een tearoom, een traiteur, een grand-café en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

37.horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf dat in beginsel alleen overdag en ’s avonds geopend behoeft te zijn (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaakt. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

a.bedrijven met een relatief beperkte verkeersaantrekkende werking (categorie 2a), namelijk een restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice), een hotel of horecabedrijven in categorie 1 met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 150 ;

b.bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking (categorie 2b), namelijk een restaurant met een bezorg- en/of afhaalservice (onder andere pizzeria, Chinees of McDonald’s);

38.horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf dat normaal gesproken ook delen van de nacht geopend is en dat daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kan veroorzaken, zoals een bar-café, een biljartcentrum, een shoarmazaak/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen) en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

39.kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

40.kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het dien functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

41.kap:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;

42.kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:

a.het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;

b.er geen reclame-uitingen worden aangebracht;

c.het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat sprake mag zijn van maximaal 2 werkplekken;

d.het niet gaat om vormen van horeca;

e.er geen onevenredige verkeers- en of parkeeroverlast mag ontstaan voor het omliggende woongebied;

f.het niet gaat om bedrijven waarvoor een milieuvergunning of meldingsplicht nodig is;

g.er geen detailhandel mag plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden geproduceerd, bewerkt of hersteld;

43.kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

44.maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

45.meubels:

huisraad voor het stofferen van een vertrek, zoals tafels, stoelen, kasten en bedden;

46.peil:

a.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

-de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

47.perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

48.productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

49.prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

50.risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

51.risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;

52.seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

53.uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

54.verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

55.voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

56.vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

57.winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

58.woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

59.woninginrichtingsartikelen:

goederen, geen meubels zijnde, die dienen voor de inrichting en/of verfraaiing van woningen, zoals vloerbedekking, vitrages en lampen;

60.woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

61.woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1.Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

1.de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.de goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

5.de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

6.de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:

de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

3. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.gebouwen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;

met de daarbijbehorende:

b.erven en terreinen;

c.groenvoorzieningen;

d.paden;

e.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3. 2.Bouwregels

3. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

3. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.bedrijfsgebouwen ten behoeve van:

1.bedrijven genoemd in bijlage 2 onder categorieën 1, 2 en 3.1 met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “bedrijf van categorie 1”, uitsluitend bedrijven genoemd in bijlage 2 onder categorie 1 zijn toegestaan;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”, een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG, is toegestaan;

2.perifere detailhandel in:

-meubels en woninginrichtingartikelen;

-detailhandel in auto’s en autoaccessoires;

-keukens en sanitair;

3.dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

4.productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

5.kantoren, ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;

6.een sportschool, ter plaatse van de aanduiding “sport”;

7.bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

b.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met de daarbijbehorende:

c.tuinen, erven en terreinen;

d.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4. 2.Bouwregels

4. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.het bebouwingspercentage van een bouwvlak dient ten minste 35% te bedragen;

c.het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste 70% bedragen, tenzij in het bestemmingsvlak een bebouwingspercentage is aangegeven, in welk geval het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven bebouwingspercentage als maximum geldt;

d.het aantal bedrijfswoningen mag per bedrijf ten hoogste één bedragen;

e.de inhoud van een bedrijfswoning zal ten hoogste 500 bedragen;

f.de bouwhoogte van de gebouwen mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

4. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

4. 3.Specifieke gebruikregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven anders dan bedrijven genoemd in bijlage 2 onder categorieën 1, 2 en 3.1;

b.het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven anders dan bedrijven genoemd onder categorie 1, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf van categorie 1”;

c.het gebruik van de gebouwen als bedrijfswoning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

d.het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden anders dan in combinatie met de woonfunctie ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”:

e.het gebruik van de gronden als opslagpunt voor LPG ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, indien de gronden ter plaatse niet zijn voorzien van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - lpg opslag”;

f.het gebruik van de gronden voor een doorzet van meer dan 1000 LPG per jaar na drie jaar na de vaststelling van dit plan;

g.het gebruik van de gronden als vulpunt voor LPG ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen, indien de gronden ter plaatse niet zijn voorzien van de aanduiding "vulpunt lpg";

h.het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf tot een maximum van 2000 , tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “kantoor” in welk geval 100% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoor gebruikt mag worden;

i.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

2.perifere detailhandel in meubels en woninginrichtingartikelen, auto’s en autoaccessoires en keukens en sanitair;

3.detailhandel in motorbrandstoffen en weggebonden artikelen, ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg”.

4. 4.Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.het bepaalde in lid 4.3 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1, 2 en 3.1 mits:

het geen1.geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

2.het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 3.1, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;

b.het bepaalde in lid 4.3 sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1, mits:

1.het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

2.het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 1, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben.

Artikel 5 Groen

5. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.groenvoorzieningen;

b.bermen en beplanting;

c.voet- en fietspaden;

d.speelvoorzieningen;

e.waterlopen en waterpartijen;

f.volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding “volkstuinen”;

g.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met de daarbijbehorende:

h.verhardingen;

i.nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;

j.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en kunstwerken.

5. 2.Bouwregels

5. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

5. 3.Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

-het bepaalde in lid 5.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:

1.de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;

2.de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt.

Artikel 6 Kantoor

De voor ‘Kantoor’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.kantoren;

b.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met daaraan ondergeschikt:

c.wegen, straten en paden;

d.parkeervoorzieningen;

e.groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

f.tuinen, erven en terreinen;

g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6. 2.Bouwregels

6. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven percentage bedragen;

c.de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

6. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

6. 3.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf;

b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

6. 4.Wijzigingsbevoegdheid

6. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

-de bestemming ‘Kantoor’ wordt gewijzigd in de bestemming “Bedrijventerrein - 2”, mits:

1.na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 4 van toepassing zijn, met dien verstande dat uitsluitend kantoorhoudende bedrijven of perifere detailhandelsbedrijven mogen worden gevestigd;

2.de bedrijven naar aard en schaal passend zijn in de directe omgeving.

Artikel 7 Maatschappelijk

7. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.gebouwen ten behoeve van:

1.onderwijsdoeleinden;

2.sociaal-/culturele en welzijnsdoeleinden;

3.sociaal-/medische doeleinden;

4.religieuze doeleinden;

5.een kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf”;

b.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met daaraan ondergeschikt:

c.wegen, straten en paden;

d.parkeervoorzieningen;

e.groenvoorzieningen;

f.speelvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

g.tuinen, erven en terreinen;

h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7. 2.Bouwregels

7. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b.het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven percentage bedragen;

c.de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

7. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

7. 3.Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

-het bepaalde in lid 7.2.1. sub a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

-ten hoogste 20% van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.

7. 4.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van gronden en bouwwerken als zelfstandig horecabedrijf;

b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 8 Sport

8. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.terreinen ten behoeve een sport- en recreatieve doeleinden;

met de daarbijbehorende:

b.gebouwen;

c.groenvoorzieningen;

d.wegen, straten en paden;

e.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten.

8. 2.Bouwregels

8. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” aangegeven percentage bedragen;

c.de bouwhoogte van de gebouwen mag ten hoogste 5,00 m bedragen

8. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 15,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 9 Tuin

9. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.voortuinen en zijtuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met de daarbijbehorende:

b.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9. 2.Bouwregels

9. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

9. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel ten hoogste 2 bedragen;

b.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

c.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

d.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

Artikel 10 Verkeer

10. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.wegen en straten;

b.voet- en rijwielpaden;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

c.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met de daarbijbehorende:

d.groenvoorzieningen;

e.parkeervoorzieningen;

f.nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;

g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder informatie- en reclameobjecten aan lichtmasten en kunstwerken.

10. 2.Bouwregels

10. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

10. 3.Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

-het bepaalde in lid 10.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:

1.de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;

2.de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt.

10. 4.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

-het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het ter plaatse van de aanduiding "dwarsprofiel"aangegeven dwarsprofiel.

10. 5.Afwijken van de gebruiksregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

-het bepaalde in lid 10.4. in die zin dat wordt afgeweken van het in ter plaatse van de aanduiding "dwarsprofiel"aangegeven dwarsprofiel, mits:

1.hierdoor geen wezenlijke verslechtering in de geluidssituatie optreedt;

2.de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 11 Verkeer - Verblijf

11. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.(woon)straten en pleinen;

b.voet- en rijwielpaden;

c.parkeervoorzieningen;

d.groenvoorzieningen;

e.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met de daarbijbehorende:

f.nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;

g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.

11. 2.Bouwregels

11. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

11. 3.Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

-het bepaalde in lid 11.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:

1.de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;

2.de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt.

Artikel 12 Water

12. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.waterlopen en waterpartijen;

b.oevers;

c.bermen en beplanting;

d.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met daaraan ondergeschikt:

e.groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

12. 2.Bouwregels

12. 2. 1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

b.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 13 Wonen - 1

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

c.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met de daarbijbehorende:

d.tuinen en erven;

e.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13. 2.Bouwregels

13. 2. 1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

-de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken mag ten hoogste 50% van het bouwperceel met inbegrip van de oppervlakte van de bestemming ‘Tuin’, bedragen.

13. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c.de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen;

d.de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 10,00 m bedragen;

e.een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° mag bedragen.

13. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mogen uitsluitend over de halve aaneengesloten breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:

-het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bestemmingsvlak gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór het verlengde daarvan, mag ten hoogste 50% mag bedragen;

b.indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, dienen de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

c.de diepte van een aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde aan- of uitbouw mag ten hoogste 4,00 m bedragen;

d.indien de zijdelingse perceelgrens grenst aan de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijf’, dient de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m te bedragen;

e.de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw zal voldoen aan de volgende regels:

1.de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 50 bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel 500 of minder bedraagt;

2.de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 bedragen, indien de oppervlakte van een bouwper-ceel meer dan 500 bedraagt;

3.de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven mag ten hoogste 12 bedragen;

f.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen;

g.een aan- of uitbouw dient voorzien te zijn van een plat dak, tenzij een aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd, in welk geval een kap is toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten hoogste 5,00 m mag bedragen;

h.de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

i.de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

13. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

b.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

13. 3.Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.het bepaalde in lid 13.2.2 sub b in die zin dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits een hoofdgebouw niet vóór de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd en de uitbreiding niet meer bedraagt dan 3,00 m, gemeten ten opzichte van de bouwgrens;

b.het bepaalde in lid 13.2.3. sub e onder 1 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 , mits:

1.deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);

2.de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond.

13. 4.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 ;

c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;

2.meer bedraagt dan 100 , indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;

3.meer bedraagt dan 50 , indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;

d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel.

Artikel 14 Wonen - 3

14. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:

1.een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

en, voorzover het de eerste bouwlaag betreft:

2.detailhandel, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;

3.een horecabedrijf categorie 2, ter plaatse van de aanduiding “horeca”;

b.aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

c.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met de daarbijbehorende:

d.tuinen en erven;

e.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14. 2.Bouwregels

14. 2. 1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

-de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken mag ten hoogste 50% van het bouwperceel met inbegrip van de oppervlakte van de bestemming ‘Tuin’, bedragen.

14. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c.de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 7,00 m bedragen;

d.de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 10,00 m bedragen;

e.een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 20° en ten hoogste 60° mag bedragen.

14. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mogen uitsluitend over de halve aaneengesloten breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:

-het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bestemmingsvlak gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór het verlengde daarvan, mag ten hoogste 50% mag bedragen;

b.indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, dienen de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

c.de diepte van een aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde aan- of uitbouw mag ten hoogste 4,00 m bedragen;

d.indien de zijdelingse perceelgrens grenst aan de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijf’, dient de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m te bedragen;

e.de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw zal voldoen aan de volgende regels:

1.de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 50 bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel 500 of minder bedraagt;

2.de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel meer dan 500 bedraagt;

3.de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven mag ten hoogste 12 bedragen;

f.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen;

g.een aan- of uitbouw dient voorzien te zijn van een plat dak, tenzij een aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd, in welk geval een kap is toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten hoogste 5,00 m mag bedragen;

h.de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

i.de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

14. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

b.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

14. 3.Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.het bepaalde in lid 14.2.2 sub b in die zin dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits een hoofdgebouw niet vóór de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd en de uitbreiding niet meer bedraagt dan 3,00 m, gemeten ten opzichte van de bouwgrens;

b.het bepaalde in lid 14.2.3. sub e onder 1 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 , mits:

1.deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);

2.de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond.

14. 4.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 ;

c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;

2.meer bedraagt dan 100 , indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;

3.meer bedraagt dan 50 , indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;

d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:

1.de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel;

2.de gronden die ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “detailhandel”.

Artikel 15 Wonen - 4

15. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbijbehorende:

c.tuinen en erven;

d.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15. 2.Bouwregels

15. 2. 1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

-de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken mag ten hoogste 50% van het bouwperceel met inbegrip van de oppervlakte van de bestemming ‘Tuin’, bedragen.

15. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c.de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 7,00 m bedragen;

d.een hoofdgebouw dient te zijn voorzien van een plat dak.

15. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mogen uitsluitend over de halve aaneengesloten breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:

-het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bestemmingsvlak gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór het verlengde daarvan, mag ten hoogste 50% mag bedragen;

b.indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, dienen de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

c.de diepte van een aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde aan- of uitbouw mag ten hoogste 4,00 m bedragen;

d.indien de zijdelingse perceelgrens grenst aan de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijf’, dient de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m te bedragen;

e.de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw zal voldoen aan de volgende regels:

1.de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 50 bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel 500 of minder bedraagt;

2.de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel meer dan 500 bedraagt;

3.de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven mag ten hoogste 12 bedragen;

f.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen;

g.een aan- of uitbouw dient voorzien te zijn van een plat dak, tenzij een aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd, in welk geval een kap is toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten hoogste 5,00 m mag bedragen;

h.de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

i.de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

15. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

b.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

15. 3.Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.het bepaalde in lid 15.2.2 sub b in die zin dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits een hoofdgebouw niet vóór de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd en de uitbreiding niet meer bedraagt dan 3,00 m, gemeten ten opzichte van de bouwgrens;

b.het bepaalde in lid 15.2.3. sub e onder 1 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 , mits:

1.deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);

2.de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond.

15. 4.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 ;

c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;

2.meer bedraagt dan 100 , indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;

3.meer bedraagt dan 50 , indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;

d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel.

Artikel 16 Wonen - 5

16. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 5’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten;

b.aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

met de daarbijbehorende:

c.tuinen en erven;

d.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16. 2.Bouwregels

16. 2. 1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

-de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken mag ten hoogste 50% van het bouwperceel met inbegrip van de oppervlakte van de bestemming ‘Tuin’, bedragen.

16. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;

b.de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

c.de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 8,00 m bedragen;

d.de dakhelling van een hoofdgebouw mag ten hoogste 60° bedragen.

16. 2. 3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mogen uitsluitend over de halve aaneengesloten breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regel:

-het bebouwingspercentage van het gedeelte van het bestemmingsvlak gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel vóór het verlengde daarvan, mag ten hoogste 50% mag bedragen;

b.indien aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, dienen de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen ten minste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

c.de diepte van een aan de achtergevel van het hoofdgebouw gebouwde aan- of uitbouw mag ten hoogste 4,00 m bedragen;

d.indien de zijdelingse perceelgrens grenst aan de bestemming ‘Verkeer’ en/of ‘Verkeer - Verblijf’, dient de afstand van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m te bedragen;

e.de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw zal voldoen aan de volgende regels:

1.de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 50 bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel 500 of minder bedraagt;

2.de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwperceel tot een maximum van 100 bedragen, indien de oppervlakte van een bouwperceel meer dan 500 bedraagt;

3.de gezamenlijke oppervlakte van dierenverblijven mag ten hoogste 12 bedragen;

f.de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen;

g.een aan- of uitbouw dient voorzien te zijn van een plat dak, tenzij een aan- of uitbouw aan de zijgevel van een hoofdgebouw wordt gebouwd, in welk geval een kap is toegestaan, met dien verstande dat de bouwhoogte van de aan- of uitbouw ten hoogste 5,00 m mag bedragen;

h.de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;

i.de bouwhoogte van een bijgebouw mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

16. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

b.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

16. 3.Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.het bepaalde in lid 16.2.2 sub b in die zin dat hoofdgebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits een hoofdgebouw niet vóór de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd en de uitbreiding niet meer bedraagt dan 3,00 m, gemeten ten opzichte van de bouwgrens;

b.het bepaalde in lid 16.2.3. sub e onder 1 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 , mits:

1.deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);

2.de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond.

16. 4.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 ;

c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:

1.meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;

2.meer bedraagt dan 100 , indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;

3.meer bedraagt dan 50 , indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;

d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel.

Artikel 17 Wonen - Woongebouw

17. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - Woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.woongebouwen;

b.woongebouwen al dan niet in combinatie met in de eerste bouwlaag ruimte voor:

1.bedrijven genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.dienstverlening;

ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;

c.gebouwen ten behoeve van:

1.onderhoud en beheer;

2.bergingen en stallingen;

d.trappenhuizen c.q. liftschachten;

e.het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de gebiedsaanduiding "veiligheidszone - lpg";

met de daarbijbehorende:

f.tuinen, erven en terreinen;

g.wegen, woonstraten en paden;

h.parkeervoorzieningen;

i.groenvoorzieningen;

j.waterlopen en waterpartijen;

k.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17. 2.Bouwregels

17. 2. 1. Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

a.de gebouwen dienen binnen een bouwvlak worden te gebouwd;

b.de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte bedragen.

17. 2. 2. Voor het bouwen van de in lid 17.1 sub c genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.de oppervlakte van een gebouw mag ten hoogste 20 bedragen;

b.de bouwhoogte van een gebouw mag ten hoogste 3,50 m bedragen.

17. 2. 3. Voor het bouwen van trappenhuizen c.q. liftschachten gelden de volgende regels:

a.de oppervlakte zal per trappenhuis c.q. liftschacht ten hoogste 25 bedragen;

b.de bouwhoogte van een trappenhuis c.q. liftschacht zal ten hoogste de bouwhoogte van het bijbehorende woongebouw bedragen.

17. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m mag bedragen;

b.de bouwhoogte van palen en masten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;

c.de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.

17. 3.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “bedrijf” voor bedrijven anders dan bedrijven genoemd in bijlage 2 onder categorieën 1 en 2;

b.het gebruik van lid 17.1 onder c genoemde gebouwen voor bewoning;

c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

17. 4.Ontheffing van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

-het bepaalde in lid 17.3. sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits:

1.het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;

2.het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben.

Artikel 18 Leiding - Riool

18. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a.rioolpersleidingen;

met de daarbijbehorende:

b.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18. 2.Bouwregels

18. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

18. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

18. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

18. 3.Afwijken van de bouwregels

18. 3. 1. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.het bepaalde in lid 18.2.1. en lid 18.2.2. in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits:

-vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

b.het bepaalde in lid 18.2.3. in die zin dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

-vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Artikel 19 Leiding - Stadsverwarming

19. 1.Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Stadsverwarming’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a.leidingen ten behoeve van stadsverwarming;

met de daarbijbehorende:

b.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19. 2.Bouwregels

19. 2. 1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

19. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

19. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2,00 m bedragen.

19. 3.Afwijken van de bouwregels

19. 3. 1. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.het bepaalde in lid 19.2.1. en lid 19.2.2. in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits:

-vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

b.het bepaalde in lid 19.2.3. in die zin dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

-vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen als erkers, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoor­stenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

a.het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

b.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

veiligheidszone - lpg

23. 1.Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gebouwd.

23. 2.Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.het bepaalde in lid 23.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

23. 3.Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

-het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

23. 4.Wijzigingsbevoegdheid

23. 4. 1. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

a.de algemene aanduidingsregel “veiligheidszone - lpg” wordt verwijderd, mits:

-de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;

b.de algemene aanduidingsregel “veiligheidszone - lpg” wordt gewijzigd (verkleind), mits:

1.voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;

2.de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

3.zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden;

4.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

a.de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b.de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c.de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d.de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;

e.de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;

f.het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

1.de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak mag bedragen;

2.de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw mag bedragen;

g.het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

1.plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

2.gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

3.één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;

4.ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits:

-de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend.

Artikel 25 Overige Regels

25. 1.Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsrecht

26. 1.Overgangsrecht bouwwerken

a.Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b.Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.

c.Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26. 2.Overgangsrecht gebruik

a.Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b.Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c.Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d.Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Waterwijk - Zuid

van de gemeente Lelystad.

Behorend bij besluit van 12 juli 2011..

Bijlage 1 Lijst Van Aan-huis-verbonden Beroepen En Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

Bijlage 1 Lijst van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bijlage 2 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 2 Staat van inrichtingen

Bijlage 1 Reactienota Overleg En Inspraak

Bijlage 1 Reactienota overleg en inspraak

Bijlage 2 Brieven Overleginstanties

Bijlage 2 Brieven overleginstanties