IJsselmeer-Markermeer-Oostvaardersplassen
Beheersverordening - gemeente Lelystad
Vastgesteld op 28-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 verordening:
de beheersverordening IJsselmeer - Markermeer - Oostvaardersplassen van de gemeente Lelystad;
1.2 verordeningsgebied:
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.BHV01-VG01 met bijbehorende bestanden;
1.3 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.4 beperkt kwetsbaar object:
een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen;
1.5 besluit(sub)vlak:
een geometrisch bepaald (sub)vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 bestaand:
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening:
- 1. aanwezig zijn;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
- c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- d. bestaande bouwhoogte: bouwhoogtematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.7 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.8 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.9 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.10 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.11 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.12 horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.13 horecabedrijf categorie 1:
aan de detailhandelsfunctie verwante daghoreca, zijnde een kleinschalig horecabedrijf (<150 m²) die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral voor verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, een broodjeszaak, een cafetaria, een croissanterie, een koffiebar, een lunchroom, een ijssalon, een snackbar, een tearoom, een traiteur, een grand-café, en/of een naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.14 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf dat in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend behoeft te zijn (vooral voor verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaakt. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
Het betreft bedrijven met een relatief beperkte verkeersaantrekkende werking, namelijk een restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice) of horecabedrijven in categorie 1, met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 150 m²;
1.15 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.16 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.17 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een aqua-, navi- of viaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.18 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.19 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.20 maaiveld:
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.21 milieusituatie:
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.22 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.23 normale onderhoudswerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de functie;
1.24 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie, middelen voor (ondergrondse) afvalinzameling en andere naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.25 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.26 openbare ruimte:
de ruimte die voor iedereen toegankelijk is. Het is een fysieke plaats waar een groot deel van het publieke leven zich afspeelt, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, pleinen, groenvoorzieningen en water;
1.27 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;
1.28 peil:
- a. voor gebouwen, die onmiddellijk aan de weg grenzen:
- de hoogte van die weg;
- b. voor een drijvend hotel:
- de waterspiegel ter plaatse van het drijvend hotel;
- c. voor overige bouwwerken:
- de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.29 risicovolle inrichting:
een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.30 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 straat- en bebouwingsbeeld:
een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:
- 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.32 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.
Artikel 2 Meten
2.1 Gebouwen en bouwwerken
- a. De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; - b. De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; - c. De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; - d. De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat overstekken van het dak die groter zijn dan 0,4 m moeten worden meegerekend.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Gebruiks- En Bouwregels
Artikel 3 Gebruiksregels
3.1 Bestaand gebruik
De binnen het besluitvlak "bestaand" gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik.
3.2 Aanvullend gebruik
Ter plaatse van bestaande horeca mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere horecabedrijven, genoemd in dezelfde categorie.
3.3 Openbare ruimte
- a. In aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 is het toegestaan om de openbare ruimte te gebruiken voor wegen, fiets- en wandelpaden, groen, parkeervoorzieningen, taluds en natuurvriendelijke oevers, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water(berging) ten behoeve van de waterhuishouding, geluidwerende voorzieningen, kruisingen met water, reclame-uitingen, kunstobjecten en kunstwerken.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Artikel 4 Bouwregels
4.1 Bestaande bouwwerken
Binnen het besluitvlak "bestaand" zijn bestaande bouwwerken toegestaan en mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.
4.2 Vergroting van bestaande en nieuwe bouwwerken
Artikel 5 Veiligheidszone - Lpg
Ter plaatse van het besluitvlak 'Veiligheidszone - lpg' gelden de volgende regels.
5.1 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in artikel 4 mogen op/in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
5.2 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met het bepaalde in dit artikel, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.3 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met deze beheersverordening wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de verordening gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht Gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.
Artikel 10 Overgangsrecht Bouwen
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van de verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.
Artikel 12 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als:
Beheersverordening IJsselmeer - Markermeer - Oostvaardersplassen
van de gemeente Lelystad.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat het gemeentelijk grondgebied vóór 1 juli 2013 van actuele bestemmingsplannen dan wel beheersverordeningen moet zijn voorzien. Voor plannen die op dat moment ouder zijn dan 10 jaar vervalt volgens de Wetruimtelijke ordening de bevoegdheid tot het invorderen van leges voor verstrekte diensten die verband houden met een niet meer actuele juridisch-planologische regeling.
Voor de gebieden IJsselmeer, Markermeer en Oostvaardersplassen is een concept ontwerpbestemmingsplan IJsselmeer-Markermeer-Oostvaardersplassen opgesteld. Het oorspronkelijke uitgangspunt hierbij was om de bestaande situatie in deze gebieden planologisch vast te leggen. Gaandeweg dit planproces zijn diverse ontwikkelingen in het gebied actueel geworden (o.a. het project Marker Wadden), waarmee het oorspronkelijke, conserverende uitgangspunt is achterhaald. Met het oog op het veiligstellen van legesheffing (1 juli 2013) én het planologisch mogelijk maken van gewenste ontwikkelingen in dit gebied, is een nieuwe strategie voor het plangebied gekozen. De volgende plannen worden tegelijkertijd opgesteld, ieder met een eigen doel en doorlooptijd:
- 1. een apart bestemmingsplan voor het project Marker Wadden (doel: mogelijk maken project Marker Wadden);
- 2. een beheersverordening voor het hele gebied IJsselmeer, Markermeer en Oostvaardersplassen (doel: veilig stellen van legesheffing voor verstrekte diensten);
- 3. een apart bestemmingsplan voor het hele gebied IJsselmeer, Markermeer en Oostvaardersplassen (actuele planologische regeling voor het overige gebied , dus exclusief Marker Wadden).
Omdat het bestemmingsplan voor de Marker Wadden en het bestemmingsplan voor het hele gebied IJsselmeer, Markermeer en Oostvaardersplassen (excl. Marker Wadden), niet vóór 1 juli 2013 kunnen worden vastgesteld, is besloten ter overbrugging een beheersverordening te maken. Inmiddels is voor het project Marker Wadden een apart concept ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het oorspronkelijke concept ontwerpbestemmingsplan IJsselmeer-Markermeer-Oostvaardersplassen wordt qua planbegrenzing en inhoud zodanig bijgesteld, dat het samen met het bestemmingsplan Marker Wadden een gebiedsdekkend en actueel plan voor het gebied IJsselmeer, Markermeer en Oostvaardersplassen ontstaat. Beide bestemmingsplannen bewandelen vervolgens hun eigen procedurele weg.
Voor het toekomstige Natuuractiviteitencentrum (in de Oostvaardersplassen) is een ontwerpbestemmingsplan Oostvaardersveld in procedure. In verband met de financiële uitvoerbaarheid van dit project, wordt dit bestemmingsplan ook niet voor 1 juli 2013 vastgesteld.
Nadat deze beheersverordening in werking is getreden, worden op enig moment de bestemmingsplannen "Marker Wadden", "IJsselmeer-Markermeer-Oostvaardersplassen" en "Oostvaardersveld" door de raad vastgesteld. Na de inwerkingtreding van (één van) deze bestemmingsplannen vervallen de betreffende delen van deze beheersverordening van rechtswege.
In onderstaande afbeelding is het verordeningsgebied van deze beheersverordening aangegeven.
figuur 1 De ligging en begrenzing van het verordeningsgebied
Het IJsselmeer en Markermeer worden in het water begrensd door de gemeentegrens van Lelystad. Daarnaast bepalen de bestemmingsplangrenzen van enkele van de geldende bestemmingsplannen van de gemeente de begrenzing van het verordeningsgebied. De begrenzing van het deel Oostvaardersplassen is bepaald door de begrenzing van het bestemmingsplan "Oostvaardersplassen en omgeving" en het bestemmingsplan "Hollandse Hout".
Geldende bestemmingsplannen
Deze beheersverordening geeft een nieuwe regeling voor het verordeningsgebied en de daarvoor geldende bestemmingsplannen. Voor de plandelen IJsselmeer en Markermeer zijn voor een klein deel bestemmingsplannen geldend, namelijk:
- Landelijk gebied Lelystad, gedeelte Oostelijk Flevoland (1979);
- 1ste partiële herziening Landelijk gebied Lelystad, gedeelte Oostelijk Flevoland (1986);
- Stadsrandgebied Noord en Oost (1979);
- Noordelijke Kuststrook II (1995);
- Woongebied 2.3 (1979);
- Noordersluis (1979);
- Uitwerkingsplan I Noordersluis (1981);
- Geluidszone Noordersluis 2000 (2005);
- Lelystad-Haven (1979).
Voor het plandeel Oostvaardersplassen en Kotterbos geldt het bestemmingsplan "Oostvaardersplassen en omgeving" (1989) en voor een klein deel de bestemmingsplannen " Lelystad Haven" (1979) en "Hollandse Hout" (1979).
1.2 Waarom Een Beheersverordening
Bij de actualisatie van een juridische ruimtelijke regeling kan gekozen worden voor een bestemmingsplan en een beheersverordening. In dit geval is gekozen voor een beheersverordening, omdat:
- in het verordeningsgebied sprake is van een feitelijk bestaande situatie en;
- in het verordeningsgebied alleen sprake is van perceelsgebonden ontwikkelingen1) en;
- voor het verordeningsgebied op 1 juli 2013 een actuele juridische regeling moet zijn vastgesteld.
1) Een perceelsgebonden ontwikkeling is een kleinschalige ontwikkeling die op een perceel mogelijk wordt gemaakt.
1.2.1 Feitelijk bestaande situatie
De toepassing van de beheersverordening is voor dit verordeningsgebied mogelijk, omdat daarin sprake is van een feitelijk bestaande situatie. De bestaande situatie wordt in dit geval bepaald door het openbare gebied en de al gerealiseerde bebouwing. De bestaande situatie is gebaseerd op de bijlagen 1 (functiekaart), 2 en 3 (luchtfoto's 2007 en 2011), die zijn opgenomen in de bijlagen en nader beschreven worden in hoofdstuk 2. Illegale bouwwerken horen niet bij de feitelijk bestaande situatie en worden in de beheersverordening niet zonder meer gelegaliseerd.
1.2.2 Perceelsgebonden ontwikkelingen
Daarnaast worden in het verordeningsgebied geen (grote) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, alleen nog enkele perceelsgebonden ontwikkelingen. Bij de perceelsgebonden ontwikkelingen gaat het om kleinschalige ontwikkelingen die in de geldende bestemmingsplannen al mogelijk waren gemaakt. Dit betekent dat voor de uitbreiding van de bebouwing aangesloten is op de mogelijkheden vanuit de bestemmingsplannen die voor de vaststelling van de beheersverordening van toepassing zijn. Voor het gebruik is het bestaande gebruik dat is vastgelegd in de bijlagen geldend.
1.2.3 Procedure
Een beheersverordening is een goed middel om binnen korte termijn een actuele juridische regeling voor het grondgebied te hebben. Een beheersverordening heeft een relatief korte procedure om te komen tot de vaststelling. De procedure wordt besproken in 4.2.
1.3 Waaruit Bestaat Deze Beheersverordening
Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het verordeningsgebied en regels. Meer concreet gaat het om:
- een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft (het verordeningsgebied);
- een of meer objecten binnen het gebied (besluit(sub)vlakken);
- regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
- regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.
De beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument, waarom er geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke onderzoeken hebben plaatsgevonden, etc. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.
1.4 Wat Regelt Deze Beheersverordening
Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande situatie vastlegt. De feitelijk bestaande situatie is dus het uitgangspunt. Een beheersverordening mag in principe geen “ruimtelijke ontwikkelingen” bevatten, zie ook 1.1.
Dit betekent echter niet dat de situatie volledig op slot gaat. De feitelijke situatie is in deze verordening aangevuld met onbenutte mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen voor het verordeningsgebied. In deze beheersverordening gaat het om:
- 1. een erfbebouwingsregeling;
- 2. uitbreidingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen, bij recht;
- 3. algemene afwijkingsregels.
Daarmee is geen sprake van “ruimtelijke ontwikkelingen”. De ruimte die de beheersverordening biedt voor uitbreidingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen, is afhankelijk van de te bieden ruimte voor perceelsgebonden mogelijkheden. Hierbij wordt gerefereerd aan de bestaande mogelijkheden uit de geldende plannen. De erfbebouwingsregeling en de algemene afwijkingsregels zijn hiervan niet afhankelijk.
Het kan voorkomen dat een ontwikkeling gewenst is die niet binnen de in deze beheersverordening opgenomen (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden past. In zo een geval is een nieuwe juridisch-planologische regeling nodig, bijvoorbeeld een bestemmingsplan. Ook kan met een omgevingsvergunning en een goede ruimtelijke onderbouwing worden afgeweken van de beheersverordening.
De beheersverordening legt dus de feitelijke situatie vast door middel van een algemene regeling, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Er zijn echter aandachtspunten die invloed kunnen hebben op de systematiek van de verordening. Het kan nodig zijn om meer te specificeren en/of detailleren door middel van besluit(sub)vlakken op de kaart of specifieke bepalingen in de regels. Uit de inventarisatie blijkt dat inderdaad sprake is van enkele gebieden met specifieke regelingen. Hier over wordt in hoofdstuk 4 meer informatie gegeven.
1.5 Hoe Werkt De Verordening
De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het verordeningsgebied, de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:
- Verordeningsgebied. Het verordeningsgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele verordeningsgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie.
- Besluitvlak. Op het hele verordeningsgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. In deze beheersverordening heeft het hele verordeningsgebied één besluitvlak namelijk 'Bestaand'. Dit omdat de regels, die bij dit besluitvlak horen, gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. Deze regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak.
- Besluitsubvlak. Binnen het besluitvlak is in deze verordening sprake van meerdere besluit(sub)vlakken. De besluit(sub)vlakken zijn bedoeld om in een bepaald deel van het besluitvlak aanvullende regelingen te geven, gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen. Eén daarvan in deze verordening is bijvoorbeeld het besluitsubvlak "bezoekerscentrum". De regels van dit besluitsubvlak zijn gericht op het bieden van meer bouwmogelijkheden dan de exacte handhaving van de bestaande situatie. Ook bouwmaatvoeringen kunnen in een besluit(sub)vlak zijn opgenomen, waarbij meer of minder ruimte wordt gegeven dan de bestaande situatie.
- Overige. Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven kan ook sprake zijn van afwijkingsregels. Ook deze kunnen zijn gekoppeld aan een besluit(sub)vlak.
1.6 Leeswijzer
De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het verordeningsgebied aan de hand van de voorkomende functies en voorzieningen. De bestaande situatie is immers het uitgangspunt voor deze beheersverordening en daarom van belang.
Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Deze kunnen extra uitgangspunten voor deze beheersverordening geven.
Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening. In dit hoofdstuk staat dus de toelichting op de regeling in deze beheersverordening en staat een korte uitleg van de procedure die de beheersverordening doorloopt om rechtskracht te krijgen.
In hoofdstuk 5 wordt tot slot ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
De bijlagen geven inzicht in de bestaande situatie in het verordeningsgebied. De bestaande situatie wordt onderscheiden in perceelsgebonden functies en functies in de openbare ruimte. Bij de ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing en openbare ruimte is de bestaande situatie het uitgangspunt. Dit hoofdstuk gaat daarom hoofdzakelijk in op de bestaande functies. Daarbij wordt - waar nodig - kort ingegaan op de ruimtelijke verschijningsvorm. In onderstaande afbeeldingen zijn de bestaande functies in beeld gebracht. De functiekaart is ook opgenomen in de bijlage 1.
Functiekaart en uitsneden 1 t/m 5
2.1 Perceelsgebonden Functies
In het verordeningsgebied zijn verschillende bestaande gebruiksvormen (functies) aanwezig. Deze worden in deze paragraaf beschreven. Een beeld van de bestaande situatie van het verordeningsgebied is weergegeven in de bijlagen 1, 2 en 3 en de hiervoor opgenomen afbeeldingen.
2.1.1 Verkooppunten motorbrandstoffen
Langs de Rijksweg A6 zijn binnen het verordeningsgebied twee tankstations (bij parkeerplaatsen De Aalscholver en De Lepelaar) aanwezig. Deze tankstations verkopen benzine, diesel en LPG. Voor de verkoop hiervan zijn afleverzuilen aanwezig. Voor de LPG is bovendien een opslagpunt en een vulpunt aanwezig. Bij het tankstation is een shop aanwezig, waar andere goederen worden verkocht. Daarbij kan gedacht worden aan tijdschriften, een kleine hap, niet-alcoholische dranken etc.
De bebouwing bestaat uit een gebouw voor de shop en een hoge overkapping boven de afleverzuilen. De afmeting van de overkapping is onder andere gebaseerd op het aantal afleverzuilen en de benodigde doorrijhoogte voor vrachtwagens.
Bij de tankstations zijn ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen aanwezig die direct ten dienste van het tankstation staan. Voor ruimtelijke afscheiding met het aangrenzende grote parkeerterrein is een groenvoorziening aanwezig. Deze bestaat uit grasland en struweel.
2.1.2 Horeca
Op de Houtribdijk, de dijk tussen Enkhuizen en Lelystad, is een wegrestaurant aanwezig. Bij de parkeerplaatsen De Lepelaar en De Aalscholver aan de A6 zijn wegrestaurants aanwezig. De restaurants hebben kleinere vrijstaande bijgebouwen, die onder andere gebruikt worden als berging, maar ook voor de hoofdfunctie. Bij deze restaurants horen erven, tuinen, ontsluitingswegen, parkeerterreinen en voetpaden. Bij het restaurant aan de noordzijde van A6 zijn een drijvend hotel en een waterlodge aanwezig. Ook bij het restaurant aan de zuidzijde is een waterlodge aanwezig. De mogelijkheid bestaat deze waterlodge te gebruiken als overnachtingsplaats (hotelfunctie).
De bebouwing van de drie restaurants is divers. Wel is in alle gevallen het hoofdgebouw het grootste volume en zijn de (vrijstaande) bijgebouwen ruimtelijk ondergeschikt. Bij de restaurants zijn bouwwerken als reclameborden, verlichtings- en vlaggenmasten aanwezig.
2.2 Functies Openbare Ruimte
In de openbare ruimte is qua functies een driedeling te maken, namelijk; Groen, Water en Verkeer. In dit verordeningsgebied zijn deze functies verder onder te verdelen naar specifiekere gebruiksvormen.
2.2.1 Groen
2.2.2 Water
2.2.3 Verkeer
Hoofdstuk 3 Beleid En Omgevingsaspecten
3.1 Beleid
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het verordeningsgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de “Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur", het “Omgevingsplan Flevoland 2006” en de provinciale omgevingsverordeningen. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het verordeningsgebied. Specifiek is het behoud van de aangewezen Natura 2000-gebieden en EHS-gebieden vanuit het beleid van belang. Maar ook het behoud van de A6 en de mogelijkheden voor opwaardering daarvan zijn beleidsuitgangspunten.
Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere de “Structuurplan Lelystad 2015” en het “Waterplan Lelystad”. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het verordeningsgebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. In het gemeentelijk beleid wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.
Deze beheersverordening richt zich op het behoud van de bestaande situatie. Het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor (delen van) het verordeningsgebied maakt gewenste ontwikkelingen mogelijk.
3.2 Omgevingsaspecten
Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.
3.2.1 Milieueffectrapportage
Voor besluiten en plannen die ontwikkelingen bevatten, die (mogelijk) belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de plicht voor het opstellen van een milieueffectrapportage. Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De drempelwaarden voor projecten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit m.e.r..
Bij deze beheersverordening hoeft geen milieueffectrapportage opgesteld te worden, omdat hierin geen andere dan kleinere perceelsgebonden ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
3.2.2 Milieuzonering
Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.
In het verordeningsgebied zijn op dit moment geen bedrijven en functies aanwezig die negatieve effecten hebben op de functie van gronden buiten het verordeningsgebied (externe werking). Aangrenzend op het verordeningsgebied is de Bataviawerf aanwezig. Dit is niet alleen een museum, maar ook een scheepswerf voor de bouw van houten schepen. Een dergelijke werf heeft, ten opzichte van een rustig buitengebied of woonwijk, een milieucategorie 3.1, met een grootste afstand van 50 meter. Deze afstand wordt bepaald door mogelijke geluidhinder. Deze werf heeft echter geen invloed op het verordeningsgebied, omdat hierin geen nieuwe (geluidgevoelige) ontwikkelingen mogelijk zijn. In de toekomst kan het bedrijventerrein Flevokust invloed krijgen op het deel IJsselmeer, de planvorming voor dit bedrijventerrein is hiervoor echter nog niet ver genoeg.
3.2.3 Geur
Het aspect geur levert geen belemmeringen en uitgangspunten op voor dit verordeningsgebied. Rond het verordeningsgebied zijn geen bedrijven en andere functies aanwezig die (grote) geurcirkels hebben. De geurcontouren rond Noordersluis en de Bataviawerf vallen niet over het verordeningsgebied. Deze zijn (planologisch) beperkt in de daarvoor geldende bestemmingsplannen.
3.2.4 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Voor het aspect geluid zijn in en rond het verordeningsgebied drie bronnen van belang: bedrijventerrein Noordersluis, wegen waarop 50 km/uur of harder gereden mag worden en de Flevolijn (spoorlijn Lelystad - Almere).
Buiten het verordeningsgebied ligt het bedrijventerrein Noordersluis. Het geluid van dit bedrijventerrein reikt over het verordeningsgebied. De vastgestelde geluidzone van dat bedrijventerrein echter niet. Industrielawaai heeft geen invloed op het verordeningsgebied.
In de toekomst kan (de geluidzone van) het bedrijventerrein Flevokust invloed krijgen op het verordeningsgebied (IJsselmeer). De planvorming voor dit bedrijventerrein is nog niet ver genoeg gevorderd en geeft geen uitgangspunten voor deze verordening. De geluidzone van Flevokust wordt te zijner tijd in een nieuw bestemmingsplan vastgelegd.
De effecten van de aspecten weg- en spoorweglawaai op de natuurgebieden zijn beoordeeld. De conclusie hiervan is dat deze aspecten geen significant negatieve effecten hebben op de natuurgebieden. Deze beheersverordening biedt immers een regeling voor het behoud van de bestaande situatie van de gebieden. Nieuwe grote ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt.
3.2.5 Bodem
Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. De effecten van het aspect bodem (en ontgrondingen) op de natuurgebieden zijn beoordeeld. De conclusie is dat deze geen significant negatieve effecten heeft op de natuurgebieden. Deze beheersverordening biedt immers een regeling voor het behoud van de bestaande situatie van de gebieden. Nieuwe grotere ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt.
3.2.6 Luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Voor de gemeente Lelystad geldt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen vormt. Dit geldt ook voor het verordeningsgebied. De verwachting is dat ook in de toekomst de belemmeringen met betrekking tot dit aspect uitblijven. De situatie voor de luchtkwaliteit kan door het verordeningsgebied niet wijzigen, omdat deze verordening alleen de bestaande situatie vastlegt. De bestaande situatie van het gebied heeft geen negatieve effecten op de luchtkwaliteit.
3.2.7 Ecologie
Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).
Gebiedsbescherming
Het grootste deel van het verordeningsgebied is aangewezen, of in procedure om aangewezen te worden, als Natura 2000-gebied. Het gaat om de Natura 2000-gebieden "IJsselmeer", "Markermeer en IJmeer" en "Oostvaardersplassen". Deze gebieden vallen daarmee onder de beschermde natuurgebieden. Een belangrijke functie van deze gebieden is natuur, naast de functie als zoetwatervoorziening. Andere activiteiten en functies kunnen effecten hebben op de natuurgebieden en daarin levende flora- en faunasoorten. Hiervoor is een effectbeoordeling uitgevoerd. Deze is op internet te raadplegen via www.natura2000ijsselmeergebied.nl.
Uit deze effectbeoordeling blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn voor de beschermde gebieden. De bestaande functies zijn bij de aanwijzing van de gebieden tot Natura 2000-gebied meegewogen. Daarbij is ook rekening gehouden met de autonome groeimogelijkheden van de functies.
Kaart begrenzing Natura 2000-gebieden
In de beheersplannen, horend bij de aanwijzing, is aangegeven hoe omgegaan wordt met de bestaande functies en de autonome groei ervan. De bestaande functies in het verordeningsgebied zijn daarvoor in beeld gebracht en vormen de basis voor de effectbeoordeling en deze verordening. In deze verordening worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande situatie wordt vastgelegd, waardoor negatieve effecten op de beschermde natuurgebieden en daarbij horende soorten uitgesloten kunnen worden.
Voorgaande geldt ook voor de door de provincie aangewezen Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en overige gebieden met natuurgebieden.
Soortenbescherming
Voor het verordeningsgebied wordt gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.
3.2.8 Water
De gemeente heeft met het waterschap Zuiderzeeland afgesproken dat zij voor herzieningen van bestemmingsplannen die geen ontwikkelingen mogelijk maken, zoals deze beheersverordening, geen advies meer hoeven te geven. In die gevallen kan de gemeente zelf voorzien in het opstellen van een waterparagraaf. De van belang zijnde resultaten hiervan zijn hierna opgenomen. De Waterwet is het wettelijk kader voor het aspect water.
3.2.9 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds).
3.2.10 Archeologie en cultuurhistorie
In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.
Een groot deel van het IJsselmeer en Markermeer heeft de status van archeologisch aandachtsgebied. Wanneer er sprake is van (nieuwe) bodemverstorende activiteiten is altijd een effectbeoordeling nodig. Dit blijkt uit het gemeentelijk archeologisch beleid.
Voor het IJsselmeer en Markermeer geeft het aspect archeologie geen uitgangspunten. Deze beheersverordening maakt in die gebieden geen (nieuwe) bodemverstorende activiteiten mogelijk. In het plandeel Oostvaardersplassen is de ligging van enkele scheepswrakken bekend. In het gemeentelijk archeologisch beleid zijn deze aangewezen als monument. De bescherming ervan vindt plaats via de Monumentenwet, dit is daarom in deze verordening niet meer nodig.
Het verordeningsgebied kent geen cultuurhistorische elementen, zoals gebouwen. Dit geeft voor het plan dan ook geen uitgangspunten, omdat de verordening geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
In dit hoofdstuk vind een toelichting op de juridische regeling en de procedure van deze beheersverordening plaats.
4.1 Juridische Regeling
In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een "verordeningsgebied". De bestaande situatie is weergegeven in de bijlagen 1 (functiekaart), 2 en 3 (luchtfoto's 2007 en 2011). De bijlagen geven een beeld van de feitelijk bestaande situatie. Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan. Hieronder vallen:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van de beheersverordening;
- bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een (al verleende) omgevingsvergunning voor het bouwen.
In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die is vastgelegd op hetgeen opgenomen in de bijlagen. De regeling is waar nodig in een enkel geval aangevuld met regelingen uit de bestemmingsplannen zoals die tot vaststelling van deze verordening gelden.
4.1.1 Gebruiksregels
De gebruiksregels beschrijven het toegestane gebruik van bebouwing en openbare ruimte. De basis hiervoor is het bestaande gebruik zoals aangegeven in de bijlagen 1 (functiekaart), 2 en 3 (luchtfoto's 2007 en 2011). Algemeen worden daarmee de bestaande functies mogelijk gemaakt op de plaats waar deze nu aanwezig zijn. In het geval van een specifieke functie, bijvoorbeeld het bezoekerscentrum, is een besluitsubvlak opgenomen. Dit betekent dat deze specifieke functie alleen op die locatie gehandhaafd mag worden.
Tot slot is bij de gebruiksregels een regeling opgenomen voor een omgevingsvergunning. Met die regeling wordt het mogelijk na verlening van de vergunning werken (geen bouwwerken) en/of werkzaamheden uit te voeren.
4.1.2 Bouwregels
De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken toegestaan zijn. De feitelijk bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt. Voor het bezoekerscentrum in de Oostvaardersplassen worden de planologische bouwmogelijkheden overgenomen. Hiermee wordt een perceelsgebonden ontwikkeling specifiek mogelijk gemaakt. Daaraan zijn voorwaarden gekoppeld, die ook opgenomen zijn in de bouwregels. Het gaat daarbij om voorwaarden over de afmeting van de gebouwen, maar ook over de plaats. Bepaalde bebouwing is alleen toegestaan binnen een bepaald besluitsubvlak.
Onder de gebouwen vallen in deze beheersverordening alle gebouwen, zoals de restaurants en het bezoekerscentrum. Bijbehorende bouwwerken zijn bijvoorbeeld bijgebouwen. De bouwregels hiervan bepalen dat deze bouwwerken ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de (hoofd)gebouwen op het betreffende perceel. Onder bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vallen onder meer erfafscheidingen, palen en masten.
De regeling die opgenomen is, is gericht op het handhaven van de bestaande situatie, maar ook op het mogelijk maken van perceelsgebonden ontwikkelingen. De bestemmingsplannen die tot voor vaststelling van deze verordening gelden, zijn hiervoor de basis.
4.1.3 Specifieke regels
Daarnaast zijn regels opgenomen met betrekking tot de LPG-tankstations en daarbij horende veiligheidszones in deze verordening geregeld. De regeling is gebaseerd op de informatie zoals aangegeven in 3.2.9. De reden om dit te regelen is dat de contouren niet in wetgeving zijn vastgelegd en dat deze LPG-tankstation variëren (afhankelijk van de doorzet).
4.2 Procedure Beheersverordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Evenmin kent de wet een verplichting voor het bieden van inspraak. Wel kan volgens de gemeentelijke inspraakverordening gelegenheid worden geboden voor inspraak. In het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen is in Lelystad besloten eenmalig geen toepassing te geven aan de inspraakverordening. Ook bij deze beheersverordening is afgezien van het houden van inspraak, zodat de verordening nog vóór 1 juli 2013 kan worden vastgesteld. De beheersverordening wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Hierop zijn hoofdstuk 3a van de Wro en hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Ook moet een beheersverordening op grond van artikel 139 Gemeentewet bekend worden gemaakt, omdat de Wro voor de beheersverordening geen van de Gemeentewet afwijkende bepalingen bevat en de beheersverordening onmiskenbaar een gemeentelijke verordening is. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden en kleinschalig van aard. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad kunnen worden. De bestaande situatie en mogelijke situatie uit de (voor deze beheersverordening) geldende ruimtelijke plannen worden voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Voor de perceelsgebonden ontwikkelingen verhaald de gemeente de kosten via de leges. Het aantonen van de financiële haalbaarheid is hierom niet nodig.
Bijlage 1 Functiekaart Bestaand
Bijlage 1 Functiekaart bestaand