Beheersverordening Stadshart
Beheersverordening - gemeente Lelystad
Vastgesteld op 05-07-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
1.1 beheersverordening
de beheersverordening Stadshart met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.BHV03- VG01 en de bijbehorende regels en bijlagen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Lelystad;
1.2 archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap
van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of
activiteiten uit het verleden;
1.3 bestaand gebruik
het gebruik van gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van de beheersverordening;
1.4 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen;
1.5 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.6 cultuurhistorische waarden:
de waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van die geschiedenis;
1.7 verordening
de beheersverordening Stadshart van de gemeente Lelystad;
Hoofdstuk 2 Gebruiks- En Bouwregels
Artikel 2 Bouwregels
2.1 Bestaande bouwwerken
Binnen het verordeningsgebied zijn aanwezige bestaande bouwwerken toegestaan en mogen deze op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.
2.2 Nieuwe bouwwerken en vergroting van bestaande bouwwerken
- a. in aanvulling op het bepaalde in lid 2.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak 'Bestemmingsplan Stadshart' voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bouwwerken de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 2 bij de regels;
- b. in aanvulling op het bepaalde in lid 2.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak '1e wijzigingsplan deelgebied Dukaatplein van het bestemmingsplan Stadshart' de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 3 bij de regels;
- c. in aanvulling op het bepaalde in lid 2.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak '2e wijzigingsplan deelgebied Dukaatplein van het bestemmingsplan Stadshart' de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 4 bij de regels;
- d. in aanvullilng op het bepaalde in lid 2.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak '3e wijzigingsplan deelgebied De Waag van het bestemmingsplan Stadshart' de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 5 bij de regels;
- e. in aanvulling op het bepaalde in lid 2.1. gelden ter plaatse van het besluitvlak '4e wijzigingsplan deelgebied Dukaatplein van het bestemmingsplan Stadshart' de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 6 bij de regels.
- f. de in Bijlage 1 bij deze regels genoemde artikelen of leden waarin nadere eisen, wijzigingsbevoegdheden, strafbepalingen, overgangsrecht en slotbepalingen zijn opgenomen, zijn niet van toepassing;
- g. daar waar in Bijlage 1 bij deze regels 'vrijstelling verlenen' staat wordt gelezen: 'afwijken'; en daar waar vrijstelling' staat wordt gelezen: 'afwijking';
- h. daar waar in Bijlage 1 bij deze regels ''voorschriften' staat wordt gelezen: 'regels';
- i. daar waar in Bijlage 1' burgemeester en wethouders' staat wordt gelezen: 'bevoegd gezag';
Artikel 3 Gebruiksregels
3.1 Bestaand gebruik
De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik.
3.2 Aanvullend gebruik
- a. in aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak 'Bestemmingsplan Stadshart' voor het gebruik de regels zoals opgenomen in Bijlage1 bij deze regels de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels;
- b. in aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak '1e wijzigingsplan deelgebied Dukaatplein van het bestemmingsplan Stadshart' voor het gebruik de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 3 bij deze regels;
- c. in aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak '2e wijzigingsplan deelgebied Dukaatplein van het bestemmingsplan Stadshart' voor het gebruik de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 4 bij deze regels;
- d. in aanvullilng op het bepaalde in lid 3.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak '3e wijzigingsplan deelgebied De Waag van het bestemmingsplan Stadshart' voor het gebruik de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels;
- e. in aanvulling op het bepaalde in lid 3.1 gelden ter plaatse van het besluitvlak '4e wijzigingsplan deelgebied Dukaatplein van het bestemmingsplan Stadshart' voor het gebruik de regels zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels en de verbeelding zoals opgenomen in Bijlage 6 bij deze regels.
- f. de in Bijlage 1 bij deze regels genoemde artikelen of leden waarin nadere eisen, wijzigingsbevoegdheden, strafbepalingen, overgangsrecht en slotbepalingen zijn opgenomen, zijn niet van toepassing;
- g. daar waar in Bijlage 1 bij deze regels 'vrijstelling verlenen' staat wordt gelezen: 'afwijken'; en daar waar vrijstelling' staat wordt gelezen: 'afwijking';
- h. daar waar in Bijlage 1 bij deze regels ''voorschriften' staat wordt gelezen: 'regels';
- i. daar waar in Bijlage 1' burgemeester en wethouders' staat wordt gelezen: 'bevoegd gezag';
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Ter plaatse van het besluitvlak 'Waarde - Archeologie' gelden, behalve de andere regels van de beheersrordening, ten behoeve van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden, de volgende regels.
4.1 Bouwregels
4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Afwijkingenregeling
6.1 Bestaande bouwwerken
In afwijking van het bepaalde in Artikel 2 van deze beheersverordening geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het volgende:
- a. indien de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven minima of maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering, afstand of oppervlakte als maximum respectievelijk minimum;
- b. indien de bestaande situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, afwijkt van de in de regels voorgeschreven situering, is ook de bestaande situering toegestaan.
6.2 Bestaand gebruik
In afwijking van het bepaalde in Artikel 2 van deze beheersverordening geldt voor bestaand legaal gebruik, dat afwijkt van hetgeen in
Artikel 2 is geregeld, het volgende:
- de in de beheersverordening gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik.
6.3 Verleende vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen
Als bestaand legaal bouwen en gebruik geldt in ieder geval de gebouwde bouwwerken of het bestaand gebruik conform reeds verleende vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen, met inachtneming van het bepaalde in deze beheersverordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwen
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.
Artikel 9 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van de beheersverordening Stadshart
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Regels Bestemmingsplan Stadshart
Bijlage 2 Verbeelding Bestemmingsplan Stadshart
Bijlage 3 Verbeelding 1e Wijzigingsplan Deelgebied Dukaatplein Van Het Bestemmingsplan Stadshart
Bijlage 4 Verbeelding 2e Wijzigingsplan Deelgebied Dukaatplein Van Het Bestemmingsplan Stadshart
Bijlage 5 Verbeelding 3e Wijzigingsplan Deelgebied De Waag Van Het Bestemmingsplan Stadshart
Bijlage 6 Verbeelding 4e Wijzigingsplan Deelgebied Dukaatplein Van Het Bestemmingsplan Stadshart
Bijlage 7 Verbeelding Beheersverordening Stadshart
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Lelystad is bezig haar bestemmingsplannen te actueel te houden. Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) mogen bestemmingsplannen niet ouder zijn dan tien jaar.
Om aan deze actualiseringsverplichting te voldoen is er - als alternatief voor een nieuw bestemmingsplan - de mogelijkheid om een beheersverordening op te stellen. Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien worden of waarbij onduidelijk is of- en op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht worden. In het geval van het bestemmingsplan Stadshart loopt de tien jaarstermijn af in juni 2016. De eerste voorbereidingen voor een nieuw bestemmingsplan waren getroffen, maar omdat de te maken beleidskeuzes in dit plan gezien de verdere visievorming over het Stadshart meer tijd vragen, wordt nu gekozen voor een beheersverordening om de bestaande planologische situatie vast te leggen.
1.2 Waarom Een Beheersverordening
Gezien de ontwikkelingen op het gebied van de visievorming rondom het Stadshart is het tot op heden niet mogelijk geweest een nieuw bestemmingsplan voor het Stadshart in procedure te brengen.
Nadat dit wel mogelijk zal zijn, moet alsnog een volledige bestemmingsplan procedure doorlopen worden, een dergelijke procedure neemt een ruime tijd in beslag. In 2018, dan wel 2019 treedt de Omgevingswet in werking als gevolg daarvan zal een omgevingsplan worden opgesteld, ter vervanging van de bestemmingsplannen.
Het proces om te komen tot een omgevingsplan is alleen langer dan de geldigheidsduur van het bestemmingsplan voor het Stadshart. Om tot die tijd te voldoen aan de verplichtingen uit de Wro is gekozen voor het opstellen van een beheersverordening. In de beheersverordening is het vigerende beleid overgenomen. Daarmee vormt het een juridisch sluitende overbrugging totdat het nog te ontwikkelen omgevingsplan kan worden vastgesteld.
Het gaat in een beheersverordening alleen om het vastleggen van de bestaande situatie. De bestaande situatie is in dit geval niet alleen de 'waarneembaar' bestaande situatie, dus wat feitelijk aanwezig is, maar ook de planologisch bestaande situatie. Onder de planologisch bestaande situatie vallen de (ondergeschikte) ontwikkelingen die in het voorheen geldende bestemmingsplan Stadshart al mogelijk waren, maar die nog niet gerealiseerd zijn. Dit geldt voor zowel de gebruiks- als voor de bouwmogelijkheden.
Er worden in deze beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan Stadshart.
1.3 Waaruit Bestaat Een Beheersverordening En Wat Regelt Een Beheersverordening
Op basis van de Wet- en het Besluit ruimtelijke ordening kan de volgende omschrijving worden gegeven: ‘een beheersverordening heeft betrekking op een afgebakend gebied, waarbij voor de binnen het gebied gelegen percelen en gebouwen, met het oog op het beheer, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en het bouwen’.
Een beheersverordening bestaat daarom uit:
- een (digitale) kaart die aangeeft op welk gebied de verordening betrekking heeft;
- een of meer objecten binnen het gebied;
- regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
- regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.
Een beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting waarin gemotiveerd wordt beschreven waarom gekozen is voor het instrument beheersverordening, waarom er géén ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke aspecten onderzocht zijn etc.
Ook bevat de toelichting een uitleg van de regels.
1.4 Ligging Verordeningsgebied
Deze beheersverordening heeft betrekking op het stadscentrum van Lelystad (zie onderstaande afbeelding).
Indicatieve ligging beheersverordeninggebied
1.5 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het gebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan Stadshart;
- 1e Wijzigingsplan Deelgebied Dukaatplein (Blok C2 Wisselplein) van het bestemmingsplan Stadshart;
- 2e Wijzigingsplan Deelgebied Dukaatplein (Blok C1 Wisselplein) van het bestemmingsplan Stadshart;
- 3e Wijzigingsplan Deelgebied De Waag (Wisselplein Blok B) van het bestemmingsplan Stadshart;
- 4e Wijzigingsplan Deelgebied De Waag (Wisselplein Blok A) van het bestemmingsplan Stadshart.
Hoofdstuk 2 Verordeningsgebied
Het verordeningsgebied voor deze beheersverordening is het stadshart van Lelystad. Specifiek gaat het om het gebied binnen de Groene Carré, met uitzondering van het station en de spoorzone. De begrenzing bestaat daardoor uit de Agorabaan en de Kustendreef aan de noordzijde, de Lindenlaan aan de oostzijde, de Ziekenhuisweg aan de zuidzijde en de spoorlijn en het station aan de Westzijde.
De exacte begrenzing is weergegeven op de onderstaande verbeelding.
Begrenzing beheersverordening
2.1 Functionele Structuur
2.1.1 Wonen en bevolking
De hoofdfunctie van het Stadshart is voornamelijk detailhandel en kantoren. Er wonen ruim 1000 mensen in het Stadshart (< 1,5% van de totale bevolking). Dit aantal is in vergelijking met steden met een vergelijkbaar inwoneraantal erg laag. De verhouding aantallen woningen en bewoners is 741 woningen tot 1098 bewoners. De woningen in het centrum worden met name bewoond door ouderen, 46% van de bewoners is ouder dan 50 jaar.
2.1.2 Winkel- en horecavoorzieningen
De stedelijke mix van functies in het Stadshart van Lelystad is de belangrijkste onderscheidende factor ten opzichte van andere winkelgebieden in Lelystad. Het hoofdwinkel circuit, het primaire winkelgebied, wordt gevormd door de Neringpassage, De Wissel, de Promesse en de Kroonpassage. Het Stadhuisplein is de verbindende schakel tussen De Kroonpassage en de Neringpassage. De Dukaatpassage is de secundaire verbindingstraat. De hoofdwinkelstraten zijn attractief voor de consument vanwege de veelzijdigheid in winkelaanbod, de aantrekkelijkheid van het verblijfsklimaat (Stadhuisplein) en het aanbod van winkelhoreca en dienstverlening. Deze hoofdwinkelstraten worden voornamelijk gedomineerd door filiaal- en ketenbedrijven. In de aanloopstraten en in De Waag is het aanbod feitelijk gevarieerder.
Aan het winkelcircuit liggen daarnaast twee 'rustplekken' waar de consument zijn winkelbezoek kan onderbreken voor een kop koffie of een broodje. Het Stadhuisplein kan, door de nog te versterken daghoreca functie in combinatie met de beoogde herinrichting, uitgroeien tot de 'huiskamer van het Stadhart'.
Daarnaast is er het Stationsplein waar enkele daghoreca formules in combinatie met een fraaie ingerichte openbare ruimte en warme architectuur van de aanliggende gebouwen, zorgen voor een attractief verblijfsklimaat. De ligging ten opzichte van bus- en treinstation maken ook deze locatie tot een strategisch begin- of eindpunt van een bezoek aan het Stadshart.
2.1.3 Bedrijven en kantoren
In het Stadshart is een concentratie aanwezig van bedrijvigheid in de sectoren handel, zakelijke dienstverlening en overheid en zorg (publieke dienstverlening). De zakelijke dienstverlening heeft zich vooral aan de buitenrand van het plangebied gevestigd, terwijl de sector handel (detailhandel) vooral te midden hiervan gevestigd is. De publieke dienstverlening heeft zich evenals de horeca enigszins over het gebied verspreid, met een kleine concentratie rond het Stadhuisplein. Tot slot is er een lichte concentratie van bedrijvigheid uit de sector informatie en communicatie dat zich aan het Zilverpark heeft gevestigd.
2.1.4 Overige voorzieningen
Naast winkels bevinden het Stadhuis, de bibliotheek en het theater zich in het winkelgebied van het Stadshart. Aan de rand van het Stadshart zijn naast de vier parkeergarages op de vier hoekpunten ook een hotel, een tweetal scholen (Arcus, ROC) en een zorgstrip met gezondheid- en welzijnszorg instellingen gevestigd. Aan de noordzijde van het centrum bevind zich het Agoratheater, waarin thans ook een bioscoop zijn plek heeft gevonden.
De scholen in het Stadshart zijn gericht op de theoretische leergang en de praktische leergang.
Voorzieningen
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.2.1 Groen- en waterstructuur
De hoofd groenstructuur van het Groene Carré wordt gevormd door ruime bermen en Lindenbomen. Daar waar het Groene Carré grenst aan woonwijken is een groen begroeid geluidscherm geplaatst (Archipel). De spoordijk Amsterdam-Zwolle, de westzijde van het Stadshart, is begroeid met ruigbermgras en bloemrijkgras. Binnen de begrenzing van het Stadshart ligt een park, het Zilverpark. Een park met een grote waterpartij. De zuidzijde van het Stadshart is vormgegeven als een harde kadewand met een trappartij naar het water toe. De bebouwing aan de Zilverparkkade vormt de begrenzing van het Stadshart. De andere kant van het Zilverpark (noordzijde MC Zuiderzee) word gevormd door een softe oever bestaande uit glooiingen met transparante berkenbomen. Deze glooiingen vormen als het ware een ligweide. Tussen de glooiingen is een skatepark gesitueerd. Deze zijde van het Stadshart heeft meer een recreatieve uitstraling groen, water en een horeca voorziening.
Binnen het Stadshart liggen een aantal pleinen zoals het Dukaatplein en het Stadhuisplein. Deze pleinen zijn ook voorzien van een bomenstructuur. Het Dukaatplein met zijn terrassen heeft een losse bomenstructuur en het Stadhuisplein heeft een formele bomenstructuur. Grote platanen die als een carré aan een zijde het plein een bepaalde intimiteit geven.
Rondom het Stadshart en langs de drevenstructuur lopen de waterlopen. Deze waterlopen zijn van belang voor de diverse groenstructuren en dienen als waterberging. Water bepaald tevens de sfeer in een gebied. Langzaam verkeerroutes kruisen het water in het algemeen met bruggen en autoroutes meestal met duikers.
Groenstructuur
2.2.2 Infrastructuur
De hoofdstructuur van wegen in Lelystad wordt gevormd door een netwerk van dreven, met in hoofdzaak 2x2 rijstroken en ruime profielen met brede bermen en tussenbermen. Het Groene Carré bestaat uit een breed groen profiel met monumentale Linden en is het adres voor gebouwen aan de rand van het Stadshart. In deze groene zones bevindt zich de centrumring met aan de stadshartzijde ventwegen met parkeervoorzieningen en aan de buitenzijde fietspaden. Het Groene Carré is het structurerende element rondom het Stadshart.
Verkeersstructuur
De Lelystadse infrastructuur leent zich prima voor fietsen. Vanuit de meeste woonwijken liggen directe, meestal vrij liggende fietsverbindingen naar het Stadshart. De fietser kan op comfortabele wijze en tot op acceptabele loopafstand van hun eindbestemming komen.
Omliggende hoofd fietsroutes
De fietsvoorzieningen zijn en/of worden zodanig ontworpen dat fietsers en gestalde fietsen geen overlast veroorzaken in het kernwinkelgebied. Er worden drie typen stallingvoorzieningen toegepast in het Stadshart
- Fietsenstallingen met (camera)toezicht, overdekt
- Geclusterd fietsparkeren op logische plekken aan de rand van het winkelgebied, aanloopstraten
- Verspreide fietsnietjes waar de eerste twee categorieën nog “gaten” overlaten worden zogenaamde fietsnietjes toegepast.
Lelystad is te bereiken met het openbaar vervoer. Met de trein is er een rechtstreekse verbinding tussen Amsterdam, Almere en Zwolle (Hanzelijn), welke weer aansluiten op de rail- en busverbindingen met omliggende steden en/of dorpen. Het NS-station, gelegen op loopafstand van het centrum en het stadhuis is daarbij het centrale punt. Naast de regionale verbindingen is de bereikbaarheid binnen Lelystad met het Stadshart en de omliggende woongebieden geregeld met een netwerk van stadsdienstlijnen.
2.2.3 Wonen
Het Stadshart in Lelystad kent gevarieerde woonomgevingen, zoals wonen aan de Zilverparkkade met zicht op het park, het Agorahof, nabij het theater, in de Promesse, boven de winkels. In het Stadshart zijn circa 750 woningen aanwezig. De woningdifferentiatie varieert van etage woningen, compacte maisonettes, en enkele penthouses. De woningen zijn vanaf het Groene Carré goed bereikbaar. Daarnaast liggen de 4 parkeergarages vlakbij en kunnen bewoners hier parkeren. De woningen zijn voornamelijk boven de winkel- en/of kantoorvoorzieningen gelegen en hebben hun voordeur veelal aan de binnenzijde van het hof. De bereikbaarheid vind dus vaak plaats van binnenuit.
Wonen
Hoofdstuk 3 Beleid En Omgevingsaspecten
3.1 Beleid
3.1.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Begin 2012 is de Nota Ruimte vervangen door de inwerkingtreding van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR worden de ontwikkelingen en ambities en bijhorende ruimtelijke consequenties voor Nederland tot 2040 geschetst die nodig zijn voor een “concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland”. In de SVIR kiest het Rijk voor een selectieve inzet van rijksbeleid op een dertiental nationale belangen. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid, waarbij het Rijk er van uit gaat dat de nationale belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan deze decentrale overheden goed door hen worden behartigd.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking' op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Daarmee vervangt het Barro het bestaande planologisch beleid uit de Nota Ruimte en een aantal Planologische Kernbeslissingen. In het besluit zijn de regelingen met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat het huidige beleid zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' wordt voortgezet. Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeenten verplicht zijn dit beleid nader uit te werken.
Met de inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt.
In de beheersverordening Stadshart worden geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Gelet hierop behoeven de treden van de ladder niet te worden doorlopen.
Conclusie:
Gezien het conserverende karakter van deze beheersverordening is de betekenis van de nationale beleid voor het verordeningsgebied zeer beperkt. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en gemeentelijk beleid.
3.1.2 Provinciaal beleid
Omgevingsplan Flevoland
Het Omgevingsplan Flevoland 2006 is een bundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau, te weten het Streekplan, het Milieubeleidsplan, het Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan. Het betreft integraal omgevingsbeleid 2006-2015 met een doorkijk naar 2030. Het beleid richt zich op een evenwichtige groei van Flevoland en doet uitspraken over verstedelijking in regionale zin met bijbehorende kansen en knelpunten.
Wonen
Naast kwantitatieve doelstellingen op het gebied van bevolkingstoename en woningbouw, heeft de provincie ook tot doel om een kwaliteitsslag voor de woonomgeving na te streven. Het beleid is er op gericht om bij de bouw van nieuwe woningen te zoeken naar een balans tussen uitbreiding en herstructurering. De provincie ziet op die manier mogelijkheden om goed in te kunnen spelen op de behoefte aan gedifferentieerde woonmilieus, de verweving van functies en het zoeken naar de combinaties van wonen, werken en zorg op wijk- en/of buurtniveau. De verdere invulling van deze opgave laat de provincie aan de gemeenten zelf over.
Bedrijventerreinen en overige werklocaties
De provincie beschouwt de ontwikkeling en de realisatie van werklocaties als een verantwoordelijkheid van gemeenten en private partijen dat sterk afhankelijk is van marktontwikkelingen. In het provinciaal beleid gaat het om de afstemming van ontwikkelingen op de bedrijven- en kantorenmarkt in regionale zin, waarvoor de provincie locatiebeleid heeft opgesteld. Dit beleid is verder uitgewerkt in de Beleidsregel Locatiebeleid Stedelijk gebied 2011, de Visie Werklocaties 2030+ en de Structuurvisie Werklocaties Flevoland 2011. Tevens is afgesproken dat de gemeenten zogenaamde Gemeentelijke Vestigingsvisies (GVV) opstellen. Een GVV is een strategische visie op werklocaties, waarin voor zowel bestaande als toekomstige werklocaties een profiel wordt geschetst van de mogelijkheden voor vestiging aan functies en bedrijvigheid. De gemeente Lelystad heeft dit uitgewerkt in de vorm van een thematische structuurvisie, de Structuurvisie Locatiebeleid Lelystad 2013-2025.
Recreatie en toerisme
De provincie heeft op dit beleidsterrein geen wettelijke taken, maar wil een stimulerende rol vervullen en wil vooral de belangen op bovengemeentelijk niveau bundelen. Voor alle ontwikkelingen geldt dat deze goed worden ingepast in het landschap en dat de bestaande landschappelijke kwaliteit behouden blijft dan wel wordt hersteld.
Elke kern dient voldoende recreatief uitloopgebied te hebben. Dit bestaat uit een groene of blauwe rand langs de kern dat ruimte biedt aan uiteenlopende intensieve en extensieve recreatiefuncties, maar ook aan gebruiksnatuur, stadslandbouw of kleinschalig wonen.
Conclusie
De conservering van het huidige bestemmingsplan Stadshart in deze beheersverordening maakt concreet geen ontwikkeling mogelijk, maar biedt wel mogelijkheden voor het wijzigen van gebruik van panden. Ook kan in afwijking van de beheersverordening medewerking worden verleend aan andere gebruiksvormen. Deze verordening past daarmee binnen het beleid van de provincie.
3.1.3 Gemeentelijk beleid
Structuurplan Lelystad 2015 en Structuurvisie Lelystad 2023
Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005 en bevat een visie op de integrale leefomgeving, waar behalve het ruimtelijk beleid, ook bijvoorbeeld duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als één van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. In dit structuurplan wordt de verwachting uitgesproken dat Lelystad in 2015 80.000 inwoners en 32.000 arbeidsplaatsen telt. Gestreefd wordt naar een diversiteit in woningaanbod, door de ontwikkeling van woongebieden met een eigen sfeer en uitstraling.
In januari 2014 is de 'Structuurvisie Lelystad 2023' vastgesteld. Het is een actualisatie van het uit 2005 daterende 'Structuurplan Lelystad 2015'. Belangrijk verschil tussen de nieuwe Structuurvisie en het voormalige Structuurplan is de veranderde focus: van accent op groei en ontwikkeling naar onderhoud en beheer van de bestaande stad. Inherent daaraan is dat kwaliteit belangrijker is dan kwantiteit. In de nieuwe visie is rekening gehouden met alle gemeenteraadsbesluiten tot en met 2013, maar ook met provinciaal en rijksbeleid dat een doorwerking heeft op de (mogelijke) inrichting van de openbare ruimte. De geactualiseerde visie geeft een doorkijk tot 2023 en formuleert een aantal nieuwe beleidsrichtingen die voortvloeien uit al eerder besproken of in de lijn der verwachting liggende beleidsuitspraken of voornemens.
Sinds 2012 worden de ontwikkelingen op de kantorenmarkt in Lelystad nauwgezet in Plabeka-verband gemonitoord. Dit heeft ertoe geleid dat er op regionaal niveau afspraken zijn gemaakt om de planvoorraad op elkaar af te stemmen en de voorraad terug te brengen door plannen te schrappen, uit te faseren of te transformeren door sloop en/of herbestemming. Ook Lelystad heeft zich aan deze afspraken geconformeerd en heeft inmiddels maatregelen genomen om dreigend overaanbod tegen te gaan. Zo is het aanzienlijk kantorenprogramma zoals destijds opgenomen in het Masterplan Stadshart (2001) inmiddels deels geschrapt.
Het Stadshart heeft te lijden onder de door de Lelystadse historie bepaalde versnippering van winkelvoorzieningen. Zo zijn er naast het Stadshart onder meer winkelvoorzieningen in het Lelycentre en Tjalk. Om het Stadshart te versterken wordt de komende jaren ingezet op het versterken van de binnenring van het Stadshart.
De komende jaren richt de gemeente zich steeds meer op het beheer van het bestaand stedelijke gebied in plaats van op de ontwikkeling van de nieuwe uitleg. Een gebied waar de focus onder anderen op gericht zal zijn is het Stadshart.
Conclusie:
In deze beheersverordening bevinden zich geen locaties die nieuwe kantoorontwikkelingen mogelijk maken. De beheersverordening biedt daarnaast ruimte voor functiewijziging. Ook kan door middel van het afwijken van de gebruiksbepalingen medewerking worden verleend aan gewenste functiewijziging.
Het versterken van de binnenring van het Stadshart vertaalt zich niet per definitie in een ruimtelijke ontwikkeling, waarvoor planologische ruimte dient te worden geboden anders dan deze beheersverordening mogelijk maakt, aangezien deze grotendeels betrekking heeft op functiewijzigingen, welke binnen de beheersverordening mogelijk zijn.
De beheersverordening is een tijdelijk instrument in afwachting van de totstandkoming van het nieuwe omgevingsplan. Tijdens het proces van het nieuwe omgevingsplan zal de nodige aandacht zijn voor de genoemde aspecten voor het Stadshart.
Masterplan Stadshart
Het bestemmingsplan Stadshart was gebaseerd op het oorspronkelijke Masterplan Stadshart, dit Masterplan is daarna op een aantal punten herzien.
De belangrijkste doelstelling van het Masterplan is het verbeteren van de kwaliteit, sfeer, uitstraling en imago van het Stadshart. Die ambitie wordt bereikt door het versterken van de ruimtelijke, functionele en economische structuur. Deze doelstellingen zijn in de uitwerking vertaald in het combineren en concentreren van de functies wonen, winkelen, werken, voorzieningen (hotel, school) en uitgaan (theater, horeca), waardoor stedelijke- en regionale functies in het gebied worden samengebracht. Het Stadshart wordt dan ook gezien als het belangrijkste voorzieningencentrum van de stad.
Rapportage Lelystad op weg naar een levendig Stadshart
Met het rapport 'Lelystad: op weg naar een levendig Stadshart' is een aantal concrete uitgangspunten voor de visie op het Stadshart toegevoegd/gewijzigd, het gaat daarbij om de volgende punten:
- 1. Het compacte winkelcircuit is De Promesse, Kroonpassage, Neringpassage-Zuid en de Wissel (van winkelacht naar winkelrondje).
- 2. Het programma in het Stadshart in overeenstemming brengen met de huidige situatie Stadshart.
De randen van het Stadshart zullen van kleur verschieten; mogelijkheden voor andere functies zoals; cultuur, wonen. De woonfunctie en leisure in het Stadshart dienen versterkt te worden. Dit komt tot uiting in de volgende uitgangspunten:
- de Parkwijk in de fasering naar voren te halen;
- waar mogelijk detailhandel programma te vervangen door woningbouw;
- door leegstaande panden om te zetten naar woningen.
- 3. De planvorming rond de Waag en het versterken van het Agorahof (met de bioscoopfunctie) uit te werken in een integraal deelplanAgoragebied en ter besluitvorming voor te leggen aan de raad.
- 4. De planvorming rond het ABC complex uit te werken in een integraal deelplan ABC en ter besluitvorming voor te leggen aan de raad.
- 5. Initiatief regelluwe zones
Om in de toekomst te voorkomen dat nieuwe initiatieven sneuvelen door wet- en regelgeving zal het Stadshart worden aangemeld voor de pilot “reguleren mengvormen winkel/horeca”.
Conclusie:
Een deel van de genoemde wijzigingen in de visie op het Stadshart zijn passend binnen de flexibiliteit die het bestemmingsplan Stadshart al biedt. Daarnaast worden nog te ontwikkelen locaties niet meegenomen in deze beheersverordening (zie hoofdstuk 4), en biedt het daar dan nog steeds geldende bestemmingsplan Stadshart ruimte voor ontwikkeling.
Ook kan door middel van het afwijken van de gebruiksbepalingen medewerking worden verleend aan gewenste functiewijziging of kan ten behoeve van deelprojecten een daarvoor specifiek op te stellen bestemmingsplan in procedure worden gebracht.
Voor het overige geldt dat de beheersverordening slechts een tijdelijk instrument in afwachting van de totstandkoming van het nieuwe omgevingsplan is. Tijdens het proces van het nieuwe omgevingsplan zal de nodige aandacht zijn voor de ambities voor het Stadshart.
Archeologische monumentenzorg in Lelystad
Op 28 augustus 2008 heeft de gemeenteraad van Lelystad het archeologische beleid vastgesteld. Dit beleid is opgesteld om vorm te geven aan het rijks- en provinciaal beleid voor archeologie en cultuurhistorie. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en een beleidsadvieskaart. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met op de kaart aangemerkte gebieden.
In het beleid is ook de doorwerking van het beleid voor bestemmingsplannen opgenomen. Daarbij is een lijst opgenomen met categorieën van archeologische waarden en de manier waarop deze in het bestemmingsplan opgenomen moeten worden.
Beleidsregel Bed & Breakfast
In september 2010 heeft de gemeenteraad deze beleidsregel vastgesteld. De beleidsregel geeft voorwaarden waaronder een bed & breakfast in een woonwijk of een agrarisch gebied mogelijk wordt gemaakt. Deze voorwaarden gaan over de omvang, het aantal kamers en de realisatie van parkeergelegenheid op eigen terrein. De regeling is bedoeld voor gebieden met een woonbestemming (niet zijnde bedrijfswoning) of een agrarische bestemming. Medewerking aan het vestigen van een Bed & Breakfast kan alleen verleend worden door middel van een afwijking (ontheffing) van de beheersverordening.
Beleidsregel kamerverhuur
In maart 2013 is de beleidsregel Kamerverhuur in Lelystad vastgesteld. De beleidsregel geeft de kaders aan waarbinnen kamerverhuur kan worden toegelaten in een woonfunctie zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de woonomgeving. Deze voorwaarden betreffen voornamelijk de invloed op de omgeving, het aantal huurders en parkeren. De regeling is bedoeld voor gebieden met een woonbestemming, niet zijnde een bedrijfswoning.
Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de beheersverordening indien voldaan wordt aan de voorwaarden die in de beleidsregel gesteld worden.
3.2 Omgevings- En Milieuaspecten
3.2.1 Archeologie
In 1992 werd het Europese Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd. De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ); een wijziging in de Monumentenwet. De kern van de WAMZ is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet de beheersverordening uiteindelijk, indien nodig, een bescherming bieden voor archeologisch waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden.
Achtergrondinformatie
Voordat de Zuiderzee ontstond is het grondgebied van de provincie Flevoland ook al bewoond geweest. Duizenden jaren geleden hebben deze eerste bewoners sporen achtergelaten, die bewaard zijn gebleven in de bodem van Flevoland. Deze archeologische waarden zijn uniek.
Het Europees verdrag op het gebied van de bescherming van het archeologisch erfgoed verplicht de deelstaten om archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te behouden. Dit is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. Indien behoud in de bodem niet mogelijk is moeten belangrijke archeologische waarden door middel van opgravingen en onderzoek veilig worden gesteld. Het provinciaal beleid sluit aan bij het Europese verdrag en legt de nadruk op het vergroten van het maatschappelijk rendement van de archeologische monumentenzorg. Deze verplichting geldt voor heel Flevoland.
In het provinciaal archeologiebeleid is onderscheid gemaakt in Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en top 10-locaties.
Deze gebieden en locaties acht de provincie van provinciaal belang. De PArK'en en top-10-locaties zijn door de provincie uitgewerkt, de uitwerking van de archeologische aandachtsgebieden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. Zij omvatten delen van de prehistorische stroomgebieden van de Vecht, IJssel en Eem, waarin onder andere nederzettingen van de Swifterbantcultuur liggen. Deze aandachtsgebieden bevinden zich onder andere in het noordelijke en zuidelijke deel van gemeente Lelystad.
De vermoedelijke archeologische waarden in het noordelijke gebied zijn dusdanig groot dat dit gebied, dat grenst aan het PArK Rivierduingebied Swifterbant, in gemeentelijk beleid als te onderzoeken gebied is aangewezen.
Naast PArK'en, aandachtsgebieden en top-10-locaties zijn door de provincie ook aardkundig waardevolle gebieden aangewezen. In de aardkundig waardevolle gebieden bevinden zich naast oude menselijke sporen ook sporen van vroegere landschappen. Elementen als oude geulsystemen en rivierduinen, zeldzame veenresten en zeer oude bodems vormen onderdelen van deze zeer oude, fossiele landschappen. Uit deze aardkundige elementen is de ontstaansgeschiedenis van Flevoland af te lezen. De provincie heeft een eerste inventarisatie en waardering van de aanwezige aardkundige waarden uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in de globale begrenzing van aardkundig waardevolle gebieden. Binnen de gemeentegrenzen van Lelystad bevinden zich onder andere de aardkundig waardevolle gebieden “Rivierduinen en stroomgeulen Swifterbant 1 en 2”.
In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt in de aandachtsgebieden onderscheid gemaakt tussen gebieden met hoge en middelhoge archeologische waarde en gebieden met een lage archeologische waarde.
In de gebieden met een lage archeologische waarde is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Het gemeentelijk beleid is op 28 augustus 2008 vastgesteld en sinds 11 september 2008 in werking.
Situatie in het plangebied
Uit de beschikbare informatie blijkt dat er in het gebied geen archeologische vondsten bekend zijn. Wel is er door werkzaamheden in het verleden veel van de bodem verstoord. Of hierbij archeologische waarden verloren zijn gegaan is niet bekend.
De aanwezigheid van archeologische sporen kan nooit volledig worden uitgesloten. Bij de uitvoering van bodemverstorende werkzaamheden is alertheid op de aanwezigheid van archeologische resten nodig.
Scheepswrakken kunnen in principe overal op de huidige en voormalige IJsselmeerbodem worden aangetroffen. De meeste scheepswrakken liggen relatief dicht aan het oppervlak van de voormalige Zuiderzeeafzettingen. Het zijn momenteel vooral de dieper gelegen wrakken die nu nog tevoorschijn komen.
Indien tijdens de bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten of (delen van) een scheepswrak worden aangetroffen moet het werk onmiddellijk worden stilgelegd. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 moet melding worden gemaakt van de vondst bij de Minister. In de Flevolandse praktijk fungeert het archeologisch depot in het Nieuwland Erfgoedcentrum als centraal meldpunt van archeologische vondsten.
Ligging pleistocene dekzandrug ten opzichte van het Stadshart
Conclusie
Het plangebied valt buiten het in het Provinciaal omgevingsplan 2006 opgenomen PArK en aandachtsgebied. Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW 2.0) bevindt het plangebied zich in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. In het gebied bevindt zich een pleistocene dekzandrug met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
Op grond van het Provinciaal omgevingsplan 2006, de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (2.0) en het gemeentelijk beleid “Archeologische monumentenzorg in Lelystad” is voor deze beheersverordening geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. In de beheersverordening moeten wél regels worden opgenomen om de verstoring van de pleistocene dekzandrug zoveel mogelijk te beperken.
Waarde - Archeologie
Het gebied in het plangebied, waar door de aanwezigheid van een pleistorug een hoge archeologische waarde is voorzien, is in de beheersverordening een regel “Waarde - Archeologie” opgenomen. Binnen de begrenzing van dit gebied is een regeling voor werken en/of werkzaamheden opgenomen waarin bepaald is dat voor ingrepen groter dan 100 m2 en/of dieper dan 0,50 meter een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden nodig is. Hierbij een archeologisch onderzoek nodig.
3.2.2 Bodem
Inleiding
Naar het historisch gebruik van het plangebied is een historisch bodemonderzoek gebaseerd op de methodiek zoals beschreven in de leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek (NEN 5725:2009). De relevante gegevens worden hieronder vermeld.
Voor dit onderzoek is een bezoek gebracht aan de locatie en is het archief van de gemeente Lelystad geraadpleegd. Voor dit onderzoek zijn geen boringen verricht.
Gebruik terrein
Na de drooglegging is het terrein gebruikt als landbouwgrond. Daarna is het terrein opgespoten met zand. Het gebied heeft een centrumfunctie sinds het midden van de jaren zeventig. In het Stadshart zijn alle voor een stadscentrum gebruikelijke functies aanwezig. In het oosten van het plangebied bevindt zich een middelbare school.
Vrijwel het hele gebied is verhard. Het gebied is opgehoogd met zand. Onder de wegen, parkeerterreinen en het busstation zijn verschillende materialen gebruikt als funderingslaag.
Het Stadshart is voorzien van gescheiden riolering. Er zijn voor zover bekend geen bodemlozingen in het gebied.
In het Stadshart is een aantal bedrijven gevestigd (geweest) waar als gevolg van de werkzaamheden bodemverontreiniging zou kunnen ontstaan. Dit zijn een autoherstelbedrijf, een benzineservicestation, een autowasstraat, een aantal fotospeciaalzaken, een chemische wasserij en een aantal doe-het-zelfzaken.
Bij alle bedrijven waar met bodembedreigende stoffen gewerkt wordt, zijn afdoende maatregelen getroffen om bodemverontreiniging te voorkomen.
Vermoeden van bodemverontreiniging, uitgevoerde bodemonderzoeken en/of saneringen
In het Stadshart heeft een aantal keren brand gewoed. Na deze branden is niet onderzocht of de bodem daarbij verontreinigd is geraakt. De verwachting is echter dat bij deze branden de bodem hooguit marginaal verontreinigd is geraakt.
Bij het benzineservicestation is in 1991 een bodemsanering uitgevoerd. De aanwezige grondverontreiniging is in zijn geheel weggenomen. In het grondwater resteerde een restverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. Voor deze restverontreiniging is een aparte grondwatersanering uitgevoerd. Na deze sanering is een vloeistofdichte vloer aangelegd. Inmiddels is het benzineservicestation vertrokken en zijn alle voorzieningen verwijderd.
Bij de chemische wasserij is in 1998 een bodemsanering uitgevoerd. Na afloop van deze sanering resteerde in het grondwater een restverontreiniging met gechloreerde koolwaterstoffen. Het gedrag van de restverontreiniging wordt door jaarlijkse herbemonstering (monitoring) gevolgd.
In 2001 is in het hele Stadshart op diverse plaatsen een bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek voor de locatie rond de chemische wasserij dat er nog aanzienlijke hoeveelheden gechloreerde koolwaterstoffen en hun afbraakproducten in het grondwater aanwezig waren.
In 2002 heeft er op de locatie De Waag een nader bodemonderzoek plaatsgevonden en is ten behoeve van de sloop van het sportcentrum een deel van de verontreiniging gesaneerd.
In 2008 is de verontreiniging opnieuw afgeperkt. Voordat op de locatie De Waag een bestemmingswijziging of nieuwbouw kan plaatsvinden zal een aanvullende sanering uitgevoerd moeten worden.
In het Stadshart zijn op diverse locaties bodemonderzoeken uitgevoerd.
Bij het voormalige busstation en op de Reaalhof is geconstateerd dat de grond als gevolg van uitloging en/of menging met de funderingslaag licht verontreinigd is geraakt met olie, PAK's, koper en nikkel. Bij de overige onderzoeken is geen verontreiniging in de bovengrond aangetroffen. In het grondwater zijn de gebruikelijk verhoogde achtergrondwaarden voor arseen, chroom en vluchtige aromaten aangetroffen. Deze verhoogde waarden vormen geen belemmering voor het beoogde gebruik.
In het plangebied bestaat, afgezien van de hierboven genoemde deellocaties, geen vermoeden van bodemverontreiniging.
Conclusie
De verwachte bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening aangezien deze geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Bij herinrichting van het gebied rond de chemische wasserij zal een aanvullende sanering uitgevoerd moeten worden.
3.2.3 Geluid
Deze beheersverordening maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk. Akoestisch onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder kan daarmee achterwege blijven. Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een wegreconstructie zijn ook niet aan de orde. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van deze verordening.
3.2.4 Luchtkwaliteit
Wettelijk kader
De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit in de buitenlucht is opgenomen onder titel 5.2 van de Wet milieubeheer en staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit' (Wlk) (Stb. 2007, 434). Deze wet is op 15 november 2007 in werking getreden en is de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijn voor luchtkwaliteit. Onder de Wlk vallen de volgende AMvB's en Ministeriële Regelingen:
- Besluit niet in betekenende mate bijdragen (StB 440, 2007);
- Besluit gevoelige bestemmingen (StB 14, 2009);
- Regeling niet in betekenende mate bijdragen (SC 218, 2007);
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 220, 2007; rectificatie SC 237, 2007);
- Wijziging Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (SC 136, 2008; SC 245, 2008; SC 53, 2009);
- Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (SC 218, 2007).
Plannen waarvan aannemelijk wordt gemaakt dat ze niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, kunnen conform de Wlk zonder toetsing aan de grenswaarden voor verontreinigende stoffen gerealiseerd worden. Hiervoor wordt een grens gehanteerd van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide(NO2) en fijn stof (PM10). Dit betekent dat voor NO2 en PM10 projectbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 ìg/m³. Wanneer een plan minder dan de genoemde omvang bijdraagt aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, kan het op grond van art. 5.16 lid 1 sub c uit de Wet milieubeheer doorgang vinden.
Op basis van artikel 5.16 Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt,niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of;
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of;
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).
Beoordeling luchtkwaliteit
De beheersverordening Stadshart maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die niet kunnen worden aangemerkt als niet in betekenende mate projecten. Vaststelling van de beheersverordening leidt daarmee niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit geeft geen belemmeringen voor de vaststelling van de beheersverordening.
3.2.5 Externe veiligheid
Externe veiligheid ten gevolge van vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
Door het plangebied loopt een spoorverbinding, de Flevolijn, die over gaat in de Hanzelijn. De Hanzelijn wordt ingezet voor zowel personenvervoer als voor vervoer van goederen waaronder gevaarlijke stoffen, wat gevolgen heeft voor de externe veiligheid en de ontwikkelingsmogelijkheden in het plangebied. Het tracébesluit Hanzelijn is van kracht en dient als uitgangspunt voor de berekening van de gevolgen voor externe veiligheid.
De mate waarin een locatie wettelijk gezien als veilig wordt beschouwd, wordt bepaald aan de hand van twee criteria: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Deze criteria worden bepaald door de omvang van de vervoersstroom en de verkeersveiligheid, de aard en de hoeveelheid gevaarlijke stoffen en de hoeveelheid mensen in een gebied.
Plaatsgebonden risico
Voor het plaatsgebonden risico geldt dat deze is bepaald en leidt tot een contour op 30 meter uit het hart van de binnenste sporen. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen als woningen, kantoren of verblijfsfuncties bevinden. De contour was al weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan Stadshart.
Groepsrisico
In het Tracébesluit Hanzelijn is opgenomen dat onderzoek moet worden gedaan naar de invloed op het groepsrisico als gevolg van planontwikkelingen in een strook van 200 meter langs de spoorbaan. Deze verplichting komt voort uit de aard en intensiteit van de vervoersbewegingen over de Hanzelijn. Een deel van het plangebied valt in die zone. In eerder uitgevoerde berekeningen (2001, DGMR, Gevolgen Externe Veiligheid voor Lelystad van gevaarlijke stoffen over de Hanzelijn) is de ontwikkeling van het Stadshart deels opgenomen, waarbij de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico weliswaar dicht wordt benaderd, maar niet wordt overschreden. Omdat het voorliggende beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt binnen de genoemde zone die leiden tot toename van het potentieel aantal aanwezigen in het gebied is er geen sprake van een wijziging van het groepsrisico. Dit hoeft daarom ook niet verantwoord te worden.
Externe veiligheid als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Geen van de wegen in of om het Stadshart maakt onderdeel uit van de Route Gevaarlijke Stoffen, evenmin is er voor deze wegen een ontheffing verleend voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen
Externe veiligheid als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle bedrijven
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen
Binnen het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen als omschreven in de Handleiding Externe veiligheid inrichtingen Infomil aanwezig. Het besluit heeft daarom geen gevolgen voor de planontwikkeling.
Externe veiligheid als gevolg van de aanwezigheid van hoge druk aardgasleidingen
In het plan gebied zijn geen leidingen aanwezig die vallen onder de definitie van risicovol als bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
3.2.6 Water
Wettelijk kader en beleid
In de Waterwet staan de verantwoordelijkheden van de verschillende overheden die betrokken zijn bij het waterbeheer in Nederland. Rijkswaterstaat en waterschappen zijn waterbeheerders. Provincies en gemeenten hebben wel een rol bij het waterbeheer, maar zijn wettelijk gezien geen waterbeheerders.
Voor de gehele gemeente Lelystad is een waterplan (Royal Haskoning, april 2002) opgesteld. Dit plan bevat de vertaling van het gewenste waterbeheer ('watervisie') naar inrichtingsmaatregelen op hoofdlijnen. De uitgangspunten in het Waterplan Lelystad zijn nog steeds overeenkomstig het vigerend beleid.
Beschrijving van het watersysteem
Waterkwantiteit
Het voorliggende plan heeft geen toename van verhard oppervlak tot gevolg en er zal geen ruimte voor waterberging verdwijnen.
Waterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt.
Op basis van een door de raad genomen besluit worden er sinds 1-1-2015 geen bestrijdingsmiddelen meer toegepast op verharding.
Afvoersystemen voor vuilwater, hemelwater en grondwater
Water afkomstig van de drukke wegen en het afvalwater worden afgevoerd naar de AWZI. De drainage stort over op het oppervlaktewater. Water van schone oppervlakken (voornamelijk daken) wordt opgevangen en geïnfiltreerd in het zandpakket. Geleidelijk komt dit geïnfiltreerde hemelwater terecht in het oppervlaktewater.
Waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen de kern-, vrijwarings-, of buitenbeschermingszones van een waterkering. Er vinden binnen het beheersverordeninggebied geen ontwikkelingen
plaats die van invloed zijn op de waterkering.
Waterveiligheid
In het stedelijk waterplan is berekend dat met de Westlandbui nergens in het stedelijk gebied water op het maaiveld komt en dat de peilstijging nauwelijks hoger dan 30 cm wordt. Dit terwijl de Westlandbui een zwaardere bui was dan de bui die tegenwoordig gehanteerd dient te worden. Bij nieuwe berekeningen wordt namelijk uitgegaan van een bui met een herhalingstijd van 1 keer per 100 jaar, volgens het zogenaamde middenscenario (+10%). Geconcludeerd mag worden dat voor dit gebied het veiligheidsniveau van 1:100 gehaald wordt.
3.2.7 Ecologie
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese-, nationale en provinciale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waardoor verharding of bebouwing wordt gerealiseerd. Het plan past daarmee binnen de kaders van Europese, nationale en provinciale wet- en regelgeving op het gebied van flora en fauna.
Hoofdstuk 4 Uitgangspunten Beheersverordening En Juridische Toelichting
4.1 Uitgangspunten
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
• beheer van de feitelijke situatie (gebruik en bouwen), voor zover niet in strijd met het voorgaande bestemmingsplan en daarnaast de vergunde situatie;
• aanvullend het behoud van de planologische ruimte zoals deze in het geldende bestemmingsplan is opgenomen (inclusief de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden).
Zowel het vastleggen van de bestaande legale situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen daarmee de onderlegger voor de beheersverordening. Daarom is de regeling uit het bestemmingsplan Stadshart in deze verordening overgenomen door deze als bijlage toe te voegen. Daarbij is ook aangegeven dat het bestemmingsplan (deels) is gewijzigd middels een aantal wijzigingsplannen ter behoeve van (gerealiseerde) ontwikkelingen.
In een beheersverordening kan een aantal bepalingen uit het bestemmingsplan niet worden overgenomen. Dit omdat deze ontwikkelingsmogelijkheden bevatten (waaronder wijzigingsbevoegdheden). Hierover het volgende:
Ontwikkellocaties met rechtstreekse bouwtitel
Met deze beheersverordening wordt de bestaande planologische regeling van het bestemmingsplan Stadshart voortgezet door deze over te nemen in de beheersverordening. In het bestemmingsplan Stadshart waren echter ook nog een aantal (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die tot op heden niet tot uitvoering zijn gebracht. Deze kunnen in de beheersverordening niet meegenomen worden. Het gaat daarbij om de volgende ontwikkelingen:
- 1. Parkwijk
- 2. Zilverparkkade - Oost
- 3. Agorahof, ten zuiden van het Agoratheater
- 4. Agorabaan, ten oosten van het Agoratheater
- 5. Stationbalkons, locaties ten noorden en ten zuiden van het Stationsplein
Genoemde locaties hebben volgens het bestemmingsplan Stadshart en de daarin opgenomen bestemmingen een rechtstreekse bouwtitel. Omdat niet uitgesloten is dat de genoemde locaties in de toekomst alsnog toch ontwikkeld gaan worden dienen deze planologisch behouden te blijven. Om deze reden is er voor gekozen om de locaties geen deel uit te laten maken van de beheersverordening, maar om hier het oude bestemmingsplan Stadshart geldig te laten blijven. Hierdoor vormen zij 'gaten' in het verordeningsgebied.
Wijzigingsbevoegdheden
In een beheersverordening kunnen uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheden niet meegenomen worden, deze zijn namelijk per definitie in strijd met het doel van een beheersverordening. In het bestemmingsplan Stadshart zijn, in artikel 4 en in artikel 19 van de voorschriften, verschillende wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Dit betreft de volgende wijzigingsbevoegdheden:
Artikel 19 lid: | Locatie | Inhoud | |
1 | Algemene wijzigingsbevoegdheid | Vergroten verkleinen bouwvlak met 10% | |
2 | ABC/D-locatie | Wijziging bestemming 'verblijfsgebied' in de bestemming 'centrumdoeleinden' en het toevoegen van een maximale bouwhoogte van 4 bouwlagen. | |
3 | De Waag | Wijziging bestemming “verblijfsgebied” en de bestemming “parkeervoorzieningen” in de bestemming “centrumdoeleinden”, de toegestane bouwhoogte mag worden gewijzigd naar 2 tot 8 bouwlagen. | |
4 | Stationbalkons (alleen de oostelijke randen) | Wijziging bestemming “spoorwegverkeer” in de bestemming “kantoren” | |
5 | Stadhuis/Dukaatpassage | Wijziging bestemmingen “verblijfsgebied” en “maatschappelijke voorzieningen” in de bestemming “centrumdoeleinden” met een bouwhoogte tot maximaal 6 bouwlagen; | |
6 | PTT locatie | Wijzigen bestemming “maatschappelijke voorzieningen” in de bestemming “centrumdoeleinden” en een bouwhoogte toe te staan van maximaal 6 bouwlagen | |
7 | Locatie zuidzijde Arcus | Wijziging bestemming “maatschappelijke voorzieningen” en “verblijfsgebied” in de bestemming “wonen 1”, met een maximaal toe te laten bouwhoogte van 4 bouwlagen. | |
8 | Dukaatpassage (bovenbouw voormalige bioscoop) | Wijzigen bestemming “centrumdoeleinden” in de bestemming “verblijfsgebied” (ten behoeve van het rechttrekken van de Dukaatpassage) | |
9 | Locatie voormalige Rabobank | Wijzigen bestemming “kantoren” en “verblijfsgebied” in de bestemming “centrumdoeleinden”, met een bouwhoogte van maximaal 5 bouwlagen | |
10 | Locatie huidige Promesse | Wijzigen bestemming “kantoren” en “verblijfsgebied” in de bestemming “centrumdoeleinden”, met een bouwhoogte van maximaal 4 bouwlagen en voor een deel met maximaal 9 bouwlagen. | |
artikel 4 lid 10 | Wijzigingsbevoegdheid Staat van horeca activiteiten | Wijzigen "Staat van horecaactiviteiten" met betrekking tot het toevoegen van horeca-activiteiten aan een bepaalde categorie van de "Staat van horeca-activiteiten", mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen horeca-activiteiten. |
Wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in het bestemmingsplan Stadshart
De wijzigingsbevoegdheden komen allen te vervallen, met uitzondering van het noordelijke deel van de wijzigingsbevoegdheid genoemd in artikel 19 lid 3 (De Waag). Voor deze vervallen locaties geldt dat de bestaande bestemmingen, en de bestaande bouwvlakken zoals opgenomen in het bestemmingsplan Stadshart van toepassing blijven, en op deze wijze onderdeel gaan uitmaken van de beheersverordening.
Het noordelijke deel van de wijzigingsbevoegdheid van De Waag blijft in stand, en daarvoor geldt de beheersverordening voor het Stadshart niet. Deze locatie wordt niet meegenomen in de beheersverordening omdat planologische wijzigingen op een wat kortere termijn hier niet zijn uitgesloten, het behoud van de ruimtelijke kaders zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid van dit gebied kan daarbij de planvorming vergemakkelijken. Als deze locatie ook in de beheersverordening zou worden opgenomen, dan zou daarmee ook een verkeerd signaal van uit kunnen gaan.
De wijzigingsbevoegdheid uit artikel 19 lid 4 (Oostelijke randen stationsbalkons noord en zuid) is grotendeels al komen te vervallen, voor deze gebieden geldt het bestemmingsplan Lelystad midden - west.
Gerealiseerde wijzigingsplannen
Voor een aantal van de bovengenoemde wijzigingsbevoegdheden is een wijzigingsprocedure doorlopen en zijn bouwplannen gerealiseerd. Dit geldt voor de wijzigingslocaties genoemd in artikel 19 lid 9 (locatie voormalige Rabobank) en 10 (locatie Promesse) en voor een deels voor de locatie genoemd in lid 3 (De Waag). Voor deze gebieden zijn vier wijzigingsplannen van kracht. De wijzigingsplannen zijn opgenomen in deze beheersverordening.
Conclusie
Bovengenoemde uitgangspunten resulteren in een voortzetting van het bestaande planologische (en het bestaande gebruik en gebouwde in het plangebied) mogelijkheden die het bestemmingsplan Stadshart al mogelijk maakte. Een geconsolideerde verbeelding / plankaart die daarbij hoort is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting van dit plan is opgenomen.
Geconsolideerde plankaart/verbeelding bestemmingsplan Stadshart
4.2 Juridische Regeling
De beheersverordening kent allereerst een aantal inleidende bepalingen: een definitie van de gehanteerde begrippen. Dit zijn er niet veel aangezien ook in de overgenomen regeling van het bestemmingsplan de nodig begrippen zijn opgenomen. In de bijlage met het bestemmingsplan staat ook de wijze van meten.
Inleidende regels
Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven kunnen in een beheersverordening geen volledig nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen, een beheersverordening richt zich op het voortzetten van bestaande gebruik en bestaande bouwmogelijkheden op percelen waarop reeds bebouwing aanwezig is.
Gebruiks- en bouwregels
De bouw- en gebruiksregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken zijn toegestaan, waarbij het begrip 'bestaand' aangeeft dat dit zowel feitelijk aanwezige als vergunde bouwwerken dan wel gebruik betreft. Daarnaast zijn bouwwerken en gebruik toegestaan die op basis van het bestemmingsplan toegestaan zouden zijn, maar die nog niet zijn gebouwd of in gebruik genomen.
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is een aantal termen die gebruikt werden in het voorheen geldende bestemmingsplan niet meer actueel. In plaats van een vrijstelling, is er nu sprake van een 'afwijking'. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden benoemd.
Aanvullende regels
Na de gebruiks- en bouwregels zijn nog een aantal aanvullende regels opgenomen met betrekking tot archeologische waarden.
Overgangs- en slotbepalingen
De beheersverordening sluit af met een aantal algemene bepalingen: overgangs-regels, inwerkingtredingsbepaling en citeertitel.
4.3 Procedure Beheersverordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Er is hoeft geen vooroverleg met het waterschap en de provincie te worden gehouden eveneens is er geen zienswijzenprocedure. De beheersverordening is vastgesteld op **** 2016. Het vaststellingsbesluit is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend. De verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking van het vaststellingsbesluit.