Lelystad Haven
Bestemmingsplan - gemeente Lelystad
Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Lelystad Haven van de gemeente Lelystad;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.BP00016-VG01 met bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsvlak:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, genoemd in bijlage 1, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.7 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen;
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bed-and-breakfast
het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bruto)vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-)bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw:
een opzichzelfstaand al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 buidelwoning
een niet zelfstandige woning waarbij sprake is van inwoning dan wel bijwoning, bestaande uit minimaal een woonkamer, een slaapkamer en een toiletruimte;
1.26 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
1.27 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.30 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.31 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.32 erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.33 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
de mogelijkheden om gronden en daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.36 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege het weg- of vliegverkeer, een industrieterrein en/of het spoorwegverkeer;
1.37 geluidsgevoelige functie
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.38 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.40 grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.41 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.42 horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.43 horecabedrijf categorie 1:
aan de detailhandelsfunctie verwante daghoreca, zijnde een kleinschalig horecabedrijf (<150 m²) dat in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend behoeft te zijn (vooral voor verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, een broodjeszaak, een cafetaria, een croissanterie, een koffiebar, een lunchroom, een ijssalon, een snackbar, een tearoom, een traiteur, een grand-café, en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.44 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf dat in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend behoeft te zijn (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaakt. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
- a. bedrijven met een relatief beperkte verkeersaantrekkende werking (categorie 2a), namelijk een restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice), een hotel of horecabedrijven in categorie 1 met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 150 m²;
- b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking (categorie 2b), namelijk een restaurant met een bezorg- en/of afhaalservice (onder andere pizzeria, Chinees of McDonald's);
1.45 horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf dat normaal gesproken ook delen van de nacht geopend is en dat daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kan veroorzaken, zoals een bar-café, een biljartcentrum, een shoarmazaak/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen), en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.46 horecabedrijf categorie 4:
een bedrijf dat voor een goed functioneren ook 's nachts geopend is en dat tevens een groot aantal bezoekers aantrekt en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kan brengen, en een bedrijf waar de bedrijfsvoering erop is gericht om het publiek gelegenheid te geven deel te nemen aan kansspelen, zoals een dancing, een discotheek, een nachtclub, een partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen), een speelautomaten- en gokhal, een casino, en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.47 horecabedrijf categorie 5:
een seksinrichting, coffeeshop, en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.48 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.49 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.50 kap:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en waarbij:
- a. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
- b. er geen reclame-uitingen worden aangebracht;
- c. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat sprake mag zijn van maximaal 2 werkplekken;
- d. het niet gaat om vormen van horeca;
- e. er geen onevenredige verkeers- en of parkeeroverlast mag ontstaan voor het omliggende woongebied;
- f. het niet gaat om bedrijven waarvoor een milieuvergunning of meldingsplicht nodig is;
- g. er geen detailhandel mag plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden geproduceerd, bewerkt of hersteld.
1.52 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.53 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.54 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
1.55 logiesverstrekking:
het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de hoofdfunctie;
1.56 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.57 manege-activiteiten:
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);
1.58 milieusituatie
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.59 ondergronds:
beneden peil;
1.60 openbaar gebied
wegen, voet- of fietspaden, water en/of groen;
1.61 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.62 perifere detailhandel
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
1.63 permanente bewoning:
bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats;
1.64 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.65 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.66 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.67 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.68 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.69 stacaravan:
een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing als bouwwerk is aan te merken.
1.70 straat- en bebouwingsbeeld
een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:
- 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.71 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.72 verkeersveiligheid
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.73 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.74 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.75 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.76 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.77 winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door haar indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.78 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, dan wel twee of meer huishoudens in het geval een deel van de woningruimte wordt gebruikt als buidelwoning;
1.79 woongebouw:
een gebouw dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.80 woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.81 woonschip:
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen bedoeld object;
1.82 woonsituatie
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
met de daarbijbehorende:
- b. erven en terreinen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. paden;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven genoemd in bijlage 2 onder categorieën 1 en 2;
met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven
- b. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
- c. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
met de daarbijbehorende:
- d. wegen, straten en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
- c. het gebruik van de gebouwen als bedrijfswoning;
- d. het gebruik van de gebouwen voor kantoor over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf, tot een maximum van 2000 m²;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van:
- 1. productiegebonden detailhandel, niet zijnde detailhandel in voedings- en genotmiddelen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.3 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, mits:
- 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 2 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting kunnen hebben;
- 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
- b. het bepaalde in lid 4.3 sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen, mits de betreffende voorziening een toegevoegde waarde ten behoeve van alsmede een directe relatie met de omliggende buurt heeft.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. detailhandel;
- 2. horecabedrijven categorieën 1 en 2;
- 3. maatschappelijke voorzieningen;
- 4. dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
- 5. medische voorzieningen;
- 6. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2,
met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen;
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. incidentele en periodieke evenementen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. wegen, straten en paden;
- h. water;
met de daarbijbehorende:
- i. parkeervoorzieningen;
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 5.2.1 sub a in die zin dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits ten hoogste 20% van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 5.5 sub b in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
- 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
- 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. maatschappelijke voorzieningen;
- 2. welzijnsdoeleinden;
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. wegen, straten en paden;
- g. water;
met de daarbijbehorende:
- h. parkeervoorzieningen;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 6.2.2 onder a in die zin dat een gebouw op minder dan 10,00 m uit de bestemmingsgrens wordt gebouwd;
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de bouwwerken ten behoeve van het wonen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de functies genoemd in lid 6.1 onder a1 en a2 dusdanig dat de aangrenzende gronden hinder van deze functies ondervinden;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoren.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 6.5 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
- b. het bepaalde in lid 6.5 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kantoren.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bos en bebossing;
- c. bermen en beplanting;
- d. wegen, straten en paden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. waterlopen en waterpartijen;
- h. extensief dagrecreatief medegebruik;
- i. een opslagterrein ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Bedrijventerrein', ter plaatse van de aanduiding "opslag";
met de daarbijbehorende:
- j. verhardingen;
- k. gebouwen ten behoeve van de waterhuishouding, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - sluisgebouw";
- l. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten, kunstwerken, bouw- en reclameborden.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 7.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt;
- b. het bepaalde in lid 7.2.2 onder b in die zin dat een gebouw wordt voorzien van een derde bouwlaag tot een bouwhoogte van ten hoogste 12,00 m.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
- a. over een strook van ten hoogste 3,00 m gemeten vanuit de bestemmingsgrens met de bestemming 'Bedrijventerrein' de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein', waarbij de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn, mits de afschermende grondwal niet onevenredig wordt aangetast;
- b. over een strook van ten hoogste 5,00 m gemeten vanuit de bestemmingsgrens met de bestemming 'Woongebied' de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Woongebied', waarbij de regels van artikel 13 van overeenkomstige toepassing zijn
- c. de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Gemengd' en/of 'Woongebied', mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduding "wro-zone - wijzigingsgebied";
- 2. de regels van artikel 6 en/of 13 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 8 Recreatie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. sanitaire voorzieningen;
- 2. onderhoud en beheer;
- b. sport- en/of recreatieve doeleinden;
- c. sociaal-culturele doeleinden;
- d. jachthaven, ter plaatse van de aanduiding "jachthaven";
- e. opslagdoeleinden, voorzover ten dienste van de jachthaven en/of ten dienste van de genoemde doeleinden;
- f. botenstalling, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - botenstalling";
met de daarbijbehorende:
- g. wegen, straten en paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. sport- en speelvoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. aanleggelegenheid;
- m. kaden en oevers;
- n. waterbouwkundige werken;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie en/of een zelfstandig horecabedrijf;
- b. het gebruik van de gronden als aanleggelegenheid voor woonschepen.
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Artikel 9 Recreatie - Dagrecreatie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bad- en surfstrand;
- b. water;
- c. sport- en speelvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- d. waterbouwkundige werken;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. voet- en rijwielpaden;
met de daarbijbehorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder informatie- en reclameobjecten aan lichtmasten, kunstwerken, bouw- en reclameborden.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in lid 10.2.1 in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:
- a. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² bedraagt;
- b. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00 m bedraagt.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging,waterlopen en waterpartijen;
- b. scheepvaart;
- c. oevers;
- d. bermen en beplanting;
- e. aanleggelegenheid;
- f. wegen, straten en paden;
- g. extensief dagrecreatief medegebruik;
- h. jachthaven, ter plaatse van de aanduiding "jachthaven";
met daaraan ondergeschikt:
- i. groenvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Wonen - Woongebouw
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woongebouwen;
- b. gebouwen ten behoeve van:
- 1. onderhoud en beheer;
- 2. bergingen en stallingen;
- c. trappenhuizen c.q. liftschachten;
- d. gebouwen ten behoeve van (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- e. tuinen en erven;
- f. wegen, straten en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van lid 12.1 onder b genoemde gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
Artikel 13 Woongebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en/of in combinatie met een buidelwoning;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbijbehorende:
- c. wegen, straten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. speelvoorzieningen;
- h. tuinen en erven;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 13.2.2 sub b in die zin dat de afstand van de zijde van het hoofdgebouw, waar de verschillende hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn, tot de perceelgrens wordt verkleind;
- b. het bepaalde in lid 13.2.2 sub c en/of d in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - extra bouwlaag" de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
- c. het bepaalde in lid 13.2.2 sub c en/of d in die zin dat een tweede bouwlaag wordt gebouwd op woningen bestaande uit één bouwlaag;
- d. het bepaalde in lid 13.2.3 sub b onder 1 dan wel 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 m², mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);
- 2. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond;
- e. het bepaalde in lid 13.2.3 sub a en/of b en in 13.2.4 onder a in die zin dat per hoofdgebouw een carport wordt opgericht, mits de oppervlakte van de carport ten hoogste 25 m² bedraagt;
- f. het bepaalde in lid 13.2.4 onder a in die zin dat per hoofdgebouw een niet-overdekt zwembad wordt opgericht, mits:
- 1. het zwembad in het achtererfgebied van een woning wordt gesitueerd;
- 2. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 75 m²;
- 3. de bouwhoogte van het zwembad, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer bedraagt dan 0,50 meter;
- 4. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied van de woning;
- 5. het totale bebouwingspercentage van de kavel niet meer bedraagt dan 50%;
- 6. de afstand van het zwembad tot enige perceelsgrens ten minste 1,50 meter bedraagt;
g. het bepaalde in artikel 13.2.2, sub c ten aanzien van de maximaal toegestane goothoogte.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 m²;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
- 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
- 2. meer bedraagt dan 100 m², indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
- 3. meer bedraagt dan 50 m², indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of een buidelwoning, zodanig dat de dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel.
13.5 Afwijking van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.1 in die zin dat de gronden en bouwwerken kunnen worden gebruikt ten behoeve van een bed & breakfast, indien de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
1. maximaal acht slaapplaatsen in ten hoogste vier van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
2. de kamers deel uit maken van het hoofdgebouw, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen;
3. maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de gebouwen per bouwperceel ingericht worden voor de voorziening;
4. er op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig is, of dat uit een parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. De parkeernorm, zowel op eigen terrein als in de directe
omgeving is 1 parkeerplaats per gastenkamer;
5. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast, waarbij reclame maximaal een oppervlakte van 0,5 m2 mag
bedragen;
6. de bed & breakfast dient door in ieder geval één bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
Artikel 14 Leiding - Riool
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 14.2.1 en lid 14.2.2 in die zin dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder omtrent de vraag of dit uit een oogpunt van doelmatig beheer en onderhoud bezwaren oplevert.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
15.2 Bouwregels
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. (werken ten behoeve van) de waterkering en de waterhuishouding;
met de daarbijbehorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de waterhuishouding.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 3: Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 geluidzone - industrie
19.2 vrijwaringszone - straalpad
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
- 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits:- de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m overschrijdend .
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een ter zake deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 4: Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, zal, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotbepaling
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Lelystad Haven
van de gemeente Lelystad.
Behorend bij het besluit van .... .
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het gemeentebestuur van Lelystad actualiseert de geldende bestemmingsplannen. Daarbij sluit zij aan bij verschillende landelijke doelstellingen op het gebied van de actualisering, standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Vanuit de gemeentelijke praktijk is de wens uitgesproken om te komen tot actuele bestemmingsplannen, wat concreet inhoudt dat de planregels aan moeten sluiten bij de huidige en toekomstige ontwikkelingen in het plangebied. Verder is het van belang dat de planregels van dit bestemmingsplan zowel qua inhoud als qua systematiek overeenkomen met de andere bestemmingsplannen die in Lelystad (gaan) gelden.
De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is tweeledig. Enerzijds zijn de huidige planologische regelingen (met name voor het oudere deel van het plangebied) verouderd. Anderzijds bestaat de wens om het bestemmingsplan dat voor de Hollandse Hout is opgesteld, op enkele onderdelen te herzien en beter af te stemmen op de gewenste stedenbouwkundige situatie.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied betreft de woonwijken Lelystad-Haven en Hollandse Hout, het noordelijke deel van Werkeiland, het water 't Bovenwater en een deel van het Oostvaardersdiep (inclusief de jachthaven). Het plangebied is gelegen in het zuidwesten van Lelystad. Het wordt globaal begrensd door het Markermeer, de Knardijk, een deel van het recreatiegebied Hollandse Hout, de Buizerdweg, de Lage Dwarsvaart en een deel van de Oostvaardersdijk. Het zuidelijk deel van het buitendijks gelegen Werkeiland maakt geen deel uit van het plangebied. Hiervoor wordt een apart bestemmingsplan opgesteld. De begrenzing van het plangebied staat in onderstaande figuur.
Begrenzing plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Met dit bestemmingsplan worden de volgende geldende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk herzien:
- Lelystad Haven (goedgekeurd d.d.27 december 1979);
- Lelystad Haven II (vastgesteld d.d. 06 september 2001, goedgekeurd d.d. 28 mei 2002) + bijbehorende uitwerkingsplannen;
- Villapark Hollandse Hout (vastgesteld d.d. 10 september 1998, goedgekeurd d.d. 21 december 1998) + bijbehorende partiële herziening;
- Lelystad Zuid II (vastgesteld d.d. 10 oktober 1985, goedgekeurd 07 oktober 1986);
- Geluidszone Noordersluis 2000
- met de daarbij horende (partiële) herzieningen en uitwerkingsplannen.
1.4 Digitaal Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is opgezet als een digitaal bestemmingsplan, zoals de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dit voorschrijven. Van het bestemmingsplan is ook een analoog exemplaar beschikbaar, dit is een uitdraai van het digitale plan.
Het digitale plan voldoet aan alle wettelijke eisen die hieraan gesteld worden. Door de digitalisering kan het bestemmingsplan in automatiseringssystemen worden geïmplementeerd voor bijvoorbeeld ontsluiting via internet. Ook kan het plan gemakkelijk worden uitgewisseld met andere overheden.
1.5 Opbouw Van De Toelichting
In deze toelichting wordt een motivering gegeven voor de gewenste ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting is als volgt opgebouwd.
Na hoofdstuk 1 (Inleiding) wordt in hoofdstuk 2 (Huidige situatie) een beeld gegeven van de ruimtelijke en de functionele structuur van het plangebied.
In hoofdstuk 3 (Kader) wordt het kader geschetst waarbinnen de ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied moeten plaatsvinden. Het kader wordt eerst bepaald door het beleid dat door het rijk, de provincie Flevoland en de gemeente Lelystad is geformuleerd.
Vervolgens worden de randvoorwaarden benoemd die vanuit de Europese en nationale wet- en regelgeving voor water, ecologie, archeologie, externe veiligheid en luchtkwaliteit voortvloeien. Tot slot worden de milieuvoorwaarden benoemd die vanuit het bestaande gebruik aan de ontwikkeling van het plangebied worden gesteld.
Hoofdstuk 4 (Uitgangspunten) geeft de uitgangspunten voor de regeling in het bestemmingsplan. Daarbij wordt ingegaan op eventuele nieuwe ontwikkelingen en het daarbij horende gewenste programma.
Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 (Planbeschrijving) een samenvatting en een handleiding bij de juridische regeling gegeven.
In hoofdstuk 6 (Maatschappelijke uitvoerbaarheid) volgt een verantwoording van de maatschappelijke uitvoerbaarheid door middel van een toelichting op de bestemmingsplanprocedure. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 (Economischeuitvoerbaarheid) inzicht gegeven in de economische uitvoerbaarheid, door middel van de grondexploitatie en de financiële haalbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Daarbij wordt enerzijds ingegaan op de ruimtelijke en anderzijds op de functionele aspecten van de huidige situatie. De huidige situatie vormt het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan.
2.1 Ruimtelijke Aspecten
2.1.1 Stedenbouwkundige structuur
Het plangebied ligt aan de zuidwestrand van Lelystad. De ligging van het gebied nabij het Markermeer, en de natuurgebieden Oostvaardersplassen en Hollandse Hout geeft aan de woonfunctie en de recreatieve functie van het gebied een bijzondere identiteit.
Deelgebieden
In het plangebied zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden, met ieder hun eigen stedenbouwkundige structuur. De deelgebieden zijn weergegeven in onderstaande figuur, het zijn:
- 1. Werkeiland;
- 2. Lelystad-Haven 1;
- 3. Lelystad-Haven 2;
- 4. Hollandse Hout.
De verschillende woonbuurten
Werkeiland
Het noordelijk deel van het Werkeiland maakt deel uit van het plangebied. Het overige, meer zuidelijk gelegen gedeelte van het Werkeiland is in een apart bestemmingsplan geregeld. Het Werkeiland is een buitendijks woon-werkgebied, vanaf waar de drooglegging van de Flevopolder is begonnen. Op het opgehoogde land staat hier de oudste bebouwing van Lelystad; de dijkwerkerswoningen en -loodsen. De vrijstaande of twee-onder-één-kap-woningen staan gericht naar de wegzijde, het achtererf grenst aan de Oostvaardersdijk. Aan de westzijde van de Oostvaardersdijk bevinden zich de loodsen.
Lelystad-Haven 1
Het oudste deel van de wijk Lelystad-Haven ligt in het noordoosten van het plangebied. Dit deel van de wijk is aan het eind van de jaren '70 van de vorige eeuw gerealiseerd. De stedenbouwkundige structuur is vergelijkbaar met een zogenaamd tuindorp. Daarbij is sprake van relatief grote voortuinen, pleinen, smallere woonstraten, hoekverdraaiingen in de verkaveling en accenten bij hoekwoningen. Deze accenten zijn bijvoorbeeld een verspringende voorgevelrooilijn en/of grotere bouwvolumes. Het gaat in dit woongebied voornamelijk om rijwoningen van minimaal vier aaneengesloten woningen. Centraal in dit gebied liggen vier blokvormen met ieder vier woningen. In de noordwestzijde van Lelystad-Haven 1 zijn twee strips met woningen in meer lagen. Daartussen ligt een voorzieningencluster, met maatschappelijke voorzieningen.
Lelystad-Haven 2
Dit beslaat het hele woongebied tussen Lelystad-Haven 1, de Houtribweg en 't Bovenwater. Dit deel van de wijk is vanaf begin jaren '80 van de vorige eeuw, vanuit de noordoostzijde, ontwikkeld. De stedenbouwkundige structuur van Lelystad-Haven 2 is rationeel en ruimer opgezet dan in Lelystad-Haven 1.
Centraal in het noordwestelijke deel van dit woongebied ligt een wijkontsluitingsweg (Harderwijkstraat), met dwars daarop verschillende woonstraten. Dit gedeelte is gebouwd vanaf het begin van de jaren 90 van de vorige eeuw. De woonstraten liggen op een regelmatige afstand van elkaar. In dit gebied staan voornamelijk twee-onder-één-kap- en rijwoningen.
In de meest westelijk gelegen punt van dit woongebied wijkt het patroon enigszins af, de woonstraten liggen hier in noordzuidrichting en de bebouwing bestaat voornamelijk uit grote vrijstaande woningen. Ten zuiden van het eerder besproken gebied liggen in 't Bovenwater sikkelvormige eilanden. De eilanden liggen op een gelijkmatige afstand van elkaar, het meest zuidelijke eiland kent iets meer afstand dan gemiddeld. De bebouwing op deze eilanden is van begin jaren 90 van de vorige eeuw. Op die eilanden staan twee-onder-één-kap- en vrijstaande woningen, waarvan de vrijstaande op de meest zuidelijke eilanden liggen.
Op enkele plaatsen is in Lelystad-Haven 2 woningbouw aanwezig die duidelijk van de hoofdstructuur afwijkt. Dit zijn bijvoorbeeld de woningen in het water tussen Lelystad-Haven 1 en Lelystad-Haven 2 en de woningen in het water tussen Lelystad-Haven 2 en de Houtribweg. In beide gevallen gaat het om rijwoningen, waarbij de directe ligging aan het water de bepalende factor is voor de grootte en oriëntatie van het erf.
Hollandse Hout
In de westelijke hoek van het plangebied ligt de wijk Hollandse Hout. Deze wijk is het meest recente woongebied van het plangebied. De wijk kent een driehoekige ontsluitingsstructuur, met aan de noordzijde vier landtongen. Over het algemeen is sprake van grote kavels met vrijstaande woningen (villa's). Een deel hiervan is in particulier opdrachtgeverschap ontwikkeld, namelijk in de zuidelijke punt van de driehoek en de meest westelijk gelegen landtong. In deze gebieden varieert de afmeting en de architectuur van de woningen. De rest van het Hollandse Hout is projectmatig opgezet, met een meer eenduidige architectuur en afmeting.
Opvallend in het Hollandse Hout zijn de (bewust) verspringende rooilijnen van de langs de oostelijke en westelijke wijkontsluitingsweg en op de landtongen gelegen woningen.
2.1.2 Wegenstructuur
Bij de opzet van de hoofdstructuur van wegen in Lelystad is gestreefd naar een volledige scheiding tussen het doorgaande autoverkeer en fietsers/voetgangers. Dit doel is bereikt door het raster als uitgangspunt te nemen, waarbij sprake is van twee schaalniveaus: het stadsniveau en het buurtniveau. Het stadsniveau wordt gevormd door een raster van dreven. Het beeld van de dreven wordt bepaald door rechte lijnen met een overwegend landschappelijk beeld.
Het plangebied kent geen dreven. De interne wegenstructuur van de buurten bestaat voornamelijk uit licht gebogen of rechthoekige woonstraten, woonerven, enkele parkeerclusters en fiets- en voetpaden. De fiets- en voetpaden zijn deels gekoppeld aan de water- en groenstructuren en vormen bindende elementen tussen de verschillende buurten en het centrum van Lelystad.
2.1.3 Groen / blauwe structuren
In het plangebied zijn drie grote groen / blauwe hoofdstructuren te onderscheiden, deze zijn in onderstaande figuur weergeven. Dit zijn achtereenvolgens:
- 1. Oostvaardersdiep;
- 2. 't Bovenwater;
- 3. Hondenkop.
Groen / blauwe structuren
Oostvaardersdiep
Het Oostvaardersdiep is een onderdeel van het Markermeer. Het Oostvaardersdiep wordt van het Markermeer gescheiden door een golfbreker. Deze loopt parallel aan de kustlijn, op een afstand van circa 300 meter van die kustlijn.
Het Oostvaardersdiep is water dat hoofdzakelijk bedoeld is voor de recreatie. Zo ligt er, zoals eerder vermeld, een jachthaven met verschillende steigers. Vanaf het Oostvaardersdiep is, door middel van een sluis, de Lage Dwarsvaart te bereiken. Dit laatstgenoemde water vormt de noordoostgrens van het plangebied.
't Bovenwater
Aan de Markermeerzijde gaat het bos van het Hollandse Hout over in een grote recreatieplas; het Bovenwater (583 hectare, beheerder gemeente Lelystad). 't Bovenwater neemt in Lelystad een bijzondere plaats in, het is namelijk de belangrijkste recreatieplas van enige omvang. 't Bovenwater wordt door middel van een dijk gescheiden van het Markermeer en heeft daardoor geen direct en open contact met het noordwestelijk daarvan gelegen grootschalig waterlandschap. Door de ligging wordt deze plas door watervogels veel gebruikt als rust- en foerageerplaats.
Hondenkop
Het groengebied tussen Lelystad-Haven en het Hollandse Hout staat bekend als de Hondenkop; het gebied heeft vanuit de lucht namelijk de vorm van een hondenkop.
De Hondenkop is toegankelijk voor wijkbewoners en bezoekers, met behoud van de natuurlijke waarde. Inmiddels is een gevarieerd natuurlandschap met enkele wandelpaden en een uitkijkpunt aangelegd. Er worden veel vogels aangetroffen. Voor het nestelen van oeverzwaluwen is een zwaluwmuur gemaakt.
2.2 Functionele Aspecten
2.2.1 Wonen en bevolking
Het totaal aantal inwoners van Lelystad-Haven en Hollandse Hout bedraagt in 2012 circa 4.420 inwoners. Het aantal woningen bedraagt in ditzelfde jaar 1.830. Dit gedeelte van Lelystad kent in verhouding veel koopwoningen (vanaf 75% versus 64% gemiddeld in Lelystad).
Het grootste deel van Lelystad-Haven, en alle woningen van Het Hollandse Hout zijn grondgebonden eengezinswoningen. In Lelystad-Haven zijn 6 gebouwen met meergezinswoningen, die expliciet bedoeld zijn voor wonen, te vinden. Twee daarvan staan aan de Lemmerstraat, twee aan de Binnendijk en twee aan de Ringdijk. Boven de winkels aan de Ringdijk / Lemmerkade zijn ook appartementen aanwezig.
2.2.2 Werken
In het plangebied is geen sprake van een duidelijk bedrijven- of kantorenterrein. Op het Werkeiland zijn diverse bedrijven gevestigd, namelijk Rijkswaterstaat, Fernhout en BTS. Bij deze bedrijven gaat het om zowel bedrijfsbebouwing als opslagterrein. Daarnaast komen verspreid in het plangebied verschillende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis voor. Daarnaast zijn enkele watergerelateerde bedrijven in het plangebied aanwezig.
2.2.3 Voorzieningen
Werkeiland
Op het Werkeiland zijn geen voorzieningen te vinden. Wel ligt aan de zuidwestzijde van het Werkeiland, aan de Oostvaardersdijk, de Jachthaven Lelystad-Haven. In die jachthaven zijn ca. 450 ligplaatsen in het water. Het is ook in de winter mogelijk een boot op de kant op te slaan, een deel van de kade langs de Houtribweg is hiervoor geschikt gemaakt. Bij de jachthaven zijn verder alle gebruikelijke voorzieningen (bijvoorbeeld sanitaire voorzieningen) aanwezig.
Lelystad-Haven
In Lelystad-Haven zijn de dagelijkse benodigdheden dicht bij huis. Op het plein aan de Ringdijk / Lemmerkade zijn naast een supermarkt aanwezig een kapper, pizzeria, café en cafetaria ook regelmatig kramen met verse waar (markt). Daarnaast zijn in het plangebied een gezondheidscentrum, een multifunctionele accommodatie met wijkpost, een buurtcentrum (De Windhoek), een openbare basisschool (De Sluis) en een multifunctionele accommodatie (Binnendijk) te vinden.
Hollandse Hout
In de wijk Hollandse Hout is de hoofdfunctie wonen, hier zijn dan ook geen voorzieningen aanwezig. Aan de oostzijde van het plangebied wordt de nieuwbouwwijk de Warande gerealiseerd. Het is de bedoeling om in die wijk een nieuw voorzieningengebied aan te leggen. De bewoners van het Hollandse Hout kunnen ook gebruik gaan maken van dat nieuwe voorzieningengebied.
Oostvaardersdiep
Het deel van het Oostvaardersdiep in het plangebied is hoofdzakelijk in gebruik voor de recreatievaart. Daarom is er een jachthaven met bijbehorende botenopslag en overige voorzieningen aanwezig. Een deel wordt gebruikt voor de beroepsvaart, met name voor het bedrijventerrein aan de noordzijde van de Lage Dwarsvaart. De sluis die vanaf de Lage Dwarsvaart op het Oostvaardersdiep uitkomt, vervult hiervoor een belangrijke functie.
't Bovenwater
't Bovenwater heeft een belangrijke recreatieve functie als zeil-, surf- en zwemplas. Door de bewoners van het plangebied wordt veel gebruik gemaakt van de wandelkades met knotwilgen en rietoevers.
2.2.4 Verkeer
De doorgaande wegen Houtribweg, Knardijk en Buizerdweg hebben een functie als gebiedsontsluitingsweg. Deze wegen aan de randen van het plangebied ontsluiten de woonbuurten, het recreatieterrein bij Het Hollandse Hout en de jachthaven in het Oostvaardersdiep.
De wegen in de woonbuurten zelf zijn bedoeld als erfontsluitingswegen of woonstraten, ze hebben naast de verkeers-, ook een duidelijke verblijfsfunctie. Langs een deel van 't Bovenwater is een langzaam verkeersroute (fietspad), wat zowel een utilitaire als recreatieve functie heeft. De langzaam verkeersroutes langs de Lage Dwarsvaart zijn voornamelijk van utilitair belang en vormen een belangrijke verbinding van het plangebied naar bijvoorbeeld het centrum van Lelystad.
Hoofdstuk 3 Kader
In dit hoofdstuk komt het relevante beleid van de provincie Flevoland en de gemeente en de wet- en regelgeving voor de diverse omgevingsaspecten, waaronder het aspect milieu, aan de orde. Het rijksbeleid wordt niet behandeld, omdat dit geen concrete uitgangspunten biedt voor dit bestemmingsplan. Deze informatie vormt uiteindelijk het kader waarbinnen de gewenste ontwikkelingen in het plangebied van dit bestemmingsplan kunnen plaatsvinden.
3.1 Rijksbeleid
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020, met een doorkijk naar 2030. Een belangrijk element in de ruimtelijke visie van het rijk vormt de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS). In de RHS zijn de gebieden en netwerken opgenomen die in belangrijke mate ruimtelijk structurerend zijn voor Nederland. Het rijk heeft voor de RHS dan ook in het algemeen een grotere verantwoordelijkheid dan daarbuiten. Buiten de nationale RHS zijn de volgende kaders van toepassing op de rijkswateren: de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Besluit |Algemene regels Ruimtelijke Ordening, het Nationaal Waterplan, het Deltaprogramma IJsselmeergebied, KRW en Natura 2000. Rijkswaterstaat IJsselmeergebied is bevoegd gezag voor ondermeer de Waterwet en de Ontgrondingenwet voor wat betreft het Markermeer.
3.2 Provinciaal Beleid
In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het beleid gericht op een evenwichtige groei van Flevoland. De provincie richt zich hierin op diverse beleidsgebieden. De voor het plangebied van belang zijnde beleidsgebieden staan hierna beschreven.
Wonen
Naast kwantitatieve doelstellingen op het gebied van bevolkingstoename en woningbouw, heeft de provincie ook tot doel om een kwaliteitsslag voor de woonomgeving na te streven. Het beleid is er op gericht om bij de bouw van nieuwe woningen te zoeken naar een balans tussen uitbreiding en herstructurering. De provincie ziet op die manier mogelijkheden om goed in te kunnen spelen op de behoefte aan gedifferentieerde woonmilieus, de verweving van functies en het zoeken naar de combinaties van wonen, werken en zorg op wijk- en/of buurtniveau. De verdere invulling van deze opgave laat de provincie aan de gemeenten zelf over.
Specifiek voor Lelystad wordt gestreefd naar een woningvoorraad van 75.000 in 2030. De behoefte aan specifieke woonmilieus is voor Lelystad een speciaal aandachtspunt, waarbij de provincie goede mogelijkheden ziet in de ontwikkeling van waterfronten.
Recreatie en toerisme
De provincie ziet goede mogelijkheden om de sector recreatie en toerisme in Flevoland verder te ontwikkelen. Flevoland kan hierin een opvangfunctie voor de Veluwe en de Noordvleugel van de Randstad gaan vervullen. De provincie heeft op dit beleidsterrein echter geen wettelijke rol, maar wil de belangen op bovengemeentelijk niveau bundelen. Het provinciale recreatiebeleid heeft daarom op dit bestemmingsplan geen invloed.
Natuur
Er is in Flevoland sprake van prioritaire en waardevolle gebieden. Deze gebieden vormen samen de kerngebieden van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Flevoland. Deze gebieden zijn van bovenlokaal belang. De - in het omgevingsplan aangegeven - “overige EHS” hebben een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij de kernen, maar soms ook door bijzondere waarden of elementen. Het Oostvaardersdiep is aangewezen EHS-gebieden.
Het is de bedoeling van de provincie de natuur te beschermen en ontwikkelen. Toch moet er ook ruimte zijn om andere maatschappelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw en recreatie, optimaal vorm te kunnen geven.
Bij de kerngebieden van de EHS 'nee, tenzij'-regime gevoerd: nieuwe activiteiten zijn niet toegestaan, tenzij kan worden aangetoond dat de beschermde habitats en soorten daarvan geen schade ondervinden.
Bij de overige EHS is sprake van een saldobenadering, waarbij nadrukkelijker dan bij de waardevolle gebieden ook verplaatsing aan de orde kan zijn.
De provincie heeft hierin een toetsende rol. In eerste instantie ligt de afweging van ontwikkelingen in de EHS bij de gemeente.
Overig
De Lage Dwarsvaart is aangemerkt als regionale vaarweg; dit zijn vaarwegen, die tot de CEMT-klassen IV en V (kunnen) behoren. De eisen waaraan een dergelijke vaarweg moet voldoen zijn allereerst van vaartechnische en nautische aard. Daarnaast spelen waterhuishoudkundige aspecten een rol zoals peilbeheer, stroming en instandhouding van de waterweg als afvoerkanaal. Voor de eerstgenoemde zaken is de vaarwegbeheerder de verantwoordelijke instantie. De functie vaarweg is voor de waterhuishouding en de functie-eisen richtinggevend voor de waterbeheerders en de provincie zelf.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Vanuit gemeentelijk beleid zijn diverse geldende beleidstukken van belang voor het bestemmingsplan. De bedoelde beleidstukken worden in deze paragraaf beschreven.
3.3.1 Structuurplan Lelystad 2015
Het structuurplan is vastgesteld op 7 april 2005 en bevat een visie op de integrale leefomgeving, waarbij behalve het ruimtelijk beleid, ook bijvoorbeeld duurzaamheid, milieu en verkeer deel van uitmaken. Lelystad ziet daarbij de handhaving en versterking van de kernkwaliteiten rust, ruimte, groen en water als één van de belangrijkste opgaven. Groei is daarbij noodzakelijk om te kunnen blijven investeren in de stad. Naar verwachting telt de stad in 2015 80.000 inwoners en heeft het 32.000 arbeidsplaatsen. Gestreefd wordt naar een diversiteit in woningaanbod, door de ontwikkeling van woongebieden met een eigen sfeer en uitstraling.
Groen
De identiteit van Lelystad wordt mede bepaald door de duidelijke groenstructuur, de grootschalige groenelementen en de samenhang tussen groen en water in de stad en in het buitengebied. Een belangrijke opgave, volgens het Structuurplan, is het vergroten van de recreatieve waarde, toegankelijkheid, bruikbaarheid en het tegengaan van versnippering van natuur en landschap. Er kan dan een duidelijke verbinding ontstaan tussen de Oostvaardersplassen, het Hollandse-, Gelderse- en Overijsselse Hout, het Zuigerplasbos, 't Bovenwater en het Natuurpark.
De herkenbaarheid van de groen- en waterstructuur wordt vergroot door in het westelijk deel van de stad het accent op water te leggen (de Blauwe Stad) en in de oostkant het accent juist op groen te leggen (de Groene Stad).
Structuurbeeld 2015 per deelgebied
In het Structuurplan wordt per deelgebied een Structuurbeeld 2015 weergegeven. De opgave voor Lelystad-Haven bestaat uit de verbetering van de bestaande woongebieden die gebouwd zijn in de jaren '80. De woningen en de woonomgeving zijn van een leeftijd dat een verbetering nodig is, zo wordt gesteld.
Het oudste deel van het plangebied, is het Werkeiland. Van de woonwijken in het plangebied zijn de jaren 70 / 80 buurten van Lelystad-Haven het oudst. Deze komen volgens het Structuurplan nog voor 2015 in aanmerking voor transformatie. Gedacht moet worden aan aanbrengen van meer variatie in woonmilieus en woningtypes. Daarnaast wordt gestreefd naar een optimalisering van de inrichting van de openbare ruimte en naar een passend voorzieningenniveau voor de betreffende bewonerdoelgroepen. De (half) agrarische gebieden langs de Buizerdweg, aan weerszijden van de wijk Hollandse Hout, zijn aangeduid als toekomstige woongebieden.
Het Werkeiland wordt ontwikkeld met aanvullende (in de schaal passende) woningbouw, bedrijfjes en horeca die horen bij de ligging aan het water en de jachthaven. De bereikbaarheid van de jachthaven binnen dit werkeiland kan, als onderdeel van het recreatieve (fiets) netwerk tussen verschillende natuursteunpunten in de stad, gewaarborgd worden.
De strekdam (noordwestelijk van de jachthaven) en de Lage Dwarsvaart zijn aangemerkt als ecologische (hoofd)verbindingen, waarbij in het geval van de strekdam ook gedacht wordt aan zoekgebied compensatie.
3.3.2 Gemeentelijke Visie Vestigingsbeleid (GVV)
In de GVV geeft de gemeente aan hoe zij invulling geeft aan de bestaande en toekomstige werklocaties en welke beleidsregels zij daarbij hanteert.
Over detailhandel wordt vermeld dat het aanbod van detailhandelslocaties in Lelystad groot en divers is. Voor het plangebied is, voor detailhandel en leisure, het buurtcentrum in Lelystad-Haven aangeduid. De instandhouding van dit buurtcentrum is van belang, uitbreidingsmogelijkheden zijn toebedeeld aan de centrumwinkelgebieden van Lelystad, zoals bijvoorbeeld het stadscentrum.
3.3.3 Meerjaren Bouwprogramma 2007-2015
In dit programma is, mede op basis van de Koersnotitie 2007-2011, omschreven hoe Lelystad de komende jaren wil doorgroeien naar een zelfstandige stad van 80.000 inwoners. Daarbij wordt ingegaan op de beleidslijnen, de huidige en toekomstige woningmarkt, de keuzen voor de woningbouwlocaties en projecten en de planning daarvan. Voor het plangebied is geen concreet woningbouwprogramma genoemd.
3.3.4 Detailhandelsvisie Lelystad (2011)
In 2011 is de Detailhandelsvisie Lelystad vastgesteld. Dit beleid geeft handvatten voor toekomstige ontwikkelingen. Zo spelen er een aantal zaken, die onder meer van belang zijn voor het winkelcentrum in Lelystad-Haven.
Lelystad zet in op een evenwichtige voorzieningenstructuur, waarbij de verschillende winkelgebieden complementair zijn en ieder een eigen taak binnen de structuur vervult. Kwaliteit gaat boven kwantiteit en nieuwe ontwikkelingen leveren altijd een bijdrage aan de verbetering van de winkelstructuur. Open staan en ruimte bieden voor de dynamiek in de detailhandel en het accommoderen van schaalvergroting leiden tot een sterkere concurrentiepositie en opent de deuren naar een sterkere bovenregionale functie. Echter, altijd centraal moeten de begrippen leefbaarheid en levensvatbaarheid staan.
Om te komen tot de detailhandelsvisie zijn de volgende doelstellingen in het beleid opgenomen:
- Het bieden van een in kwalitatief en kwantitatief opzicht zo compleet, gevarieerd en attractief mogelijk pakket van winkels en andere publieksgerichte commerciële voorzieningen voor zowel de inwoners als de recreatieve bezoekers.
- De versterking van vooral de lokale verzorgingsfunctie van het voorzieningenapparaat als geheel en het Stadshart in het bijzonder.
- Het versterken van de bovenlokale aantrekkingskracht van Palazzo.
- Streven naar een ondersteunend cluster voor perifere detailhandel met een lokale verzorgingsfunctie.
- Het versterken van de bovenregionale en unieke functie van Batavia Stad.
- Streven naar een duurzame aanbodstructuur, bestaande uit ook op langere termijn levensvatbare, elkaar aanvullende winkelgebieden. Waar mogelijk moet synergie tussen centra worden opgezocht.
Een belangrijk uitgangspunt is de detailhandelsstructuur, zodat elk winkelgebied een eigen profiel en taak krijgt. Zo vormt het koopmotief een belangrijk fundament voor toekomstige ontwikkelingen, evenals het verzorgingsgebied. Ontwikkelingen die het recreatief winkelen ondersteunen, behoren in eerste instantie in het Stadshart een plek te krijgen. In diezelfde lijn worden aanvragen voor laagfrequente aankopen ondergebracht op Palazzo, Westerdreef of de daarvoor aangewezen bedrijventerreinen.
Meer concrete beleidsuitgangspunten kunnen in dit bestemmingsplan worden opgenomen op het moment dat het beleid van kracht is geworden.
3.3.5 Archeologische Monumentenzorg in Lelystad
Op 28 augustus 2008 heeft de gemeenteraad van Lelystad het archeologische beleid vastgesteld. Dit beleid is opgesteld om vorm te geven aan het rijks- en provinciaal beleid voor archeologie en cultuurhistorie. Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en een beleidsadvieskaart. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met op de kaart aangemerkte gebieden.
In het beleid is ook de doorwerking van het beleid voor bestemmingsplannen opgenomen. Daarbij is een lijst opgenomen met categorieën van archeologische waarden en de manier waarop deze in het bestemmingsplan opgenomen moeten worden.
Wat onder andere voor het plangebied van toepassing is, is dat op gebieden of terreinen met een hoge archeologische verwachting een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden opgenomen wordt, waarbij bepaald is dat voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van minimaal 100 m² en/of dieper dan 0,5 m onder maaiveld een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden verleend moet worden. Bij ontwikkelingen in dit soort gebieden moet een archeologisch onderzoek worden verricht.
Ook archeologische vindplaatsen, zoals scheepswrakken, moeten in het bestemmingsplan opgenomen worden. Deze vindplaatsen worden gelijk gesteld met Provinciaal Archeologische Kerngebieden (Park'en). Bij ontwikkelingen in dergelijke gebieden moet altijd archeologisch onderzoek plaatsvinden. Deze gebieden moeten in het bestemmingsplan een passende regeling krijgen.
3.3.6 Welstandsnota 2007
In november 2003 heeft de gemeenteraad van Lelystad een welstandsnota vastgesteld. In 2007 is de welstandsnota herzien, het doel hiervan was het geven van een nadere inhoud aan en vereenvoudiging van het welstandstoezicht.
De welstandsnota is opgebouwd in twee delen, het welstandsbeleid en de welstandscriteria.
De nota onderscheid welstandsvrije gebieden of objecten, gebieden met een beperkte of stedenbouwkundige welstand, gebieden met volledige of architectonische welstand en ontwikkelingsgebieden met of zonder beeldkwaliteitplan. Voor de woonwijken in het plangebied geldt het beleid voor beperkte of stedenbouwkundige welstand.
Het welstandsbeleid is vertaald naar gebiedsgerichte welstandscriteria. Lelystad-Haven valt in gebied 2, Werkeiland in gebied 3 en Hollandse Hout in gebied 4 (zie onderstaande figuur).
Fragment welstandsnota
Gebied 2 zijn de cluster- en woonerfwijken, deze zijn volledig gericht op wonen. Bouwinitiatieven krijgen in dit gebied veel ruimte, ze kunnen bijdragen aan de levendigheid en diversiteit van de wijk. Belangrijk is dat toevoegingen de binding van de woning met het erf en de openbare ruimte versterken. Gestimuleerd wordt dat door verbouwingen de woningen opener worden naar de omgeving.
Gebied 3 zijn de recent gerealiseerde woonwijken, waarbij veel aandacht aan de architectuur van de woningen is besteed. Belangrijk is de instandhouding en versterking van de samenhang tussen bestaande gebouwen binnen een buurt, door nieuwbouwplannen aan te laten sluiten bij de bestaande architectuur op blok, straat en buurtniveau.
Verbouwingen en uitbreidingen mogen geen afbreuk doen aan de architectuur van het bestaande gebouw en zijn omgeving.
Gebied 4 zijn de parkbuurten, die zich kenmerken door veel openbaar groen en water. Belangrijk is de instandhouding en versterking van de diversiteit aan gebouwtypen, architectuur, kleur- en materiaalgebruik en detaillering.
Daarnaast is de instandhouding van de harmonie tussen de bebouwing en de groene omgeving van belang.
Voor het gemaal Wortman aan de Houtribweg geldt het beleid van volledige of architectonische welstand. Het Wortmangemaal is het oudste gebouw van Lelystad en dat is herkenbaar aan de architectuur. Voor het gemaal zijn de algemene welstandscriteria van het onderliggende gebied (gebied 3) van toepassing. Daarnaast zijn ook nog criteria van toepassing voor de relatie met de omgeving, aanpassingen/ wijzigingen van bouwwerken en detaillering/ materialisering/ kleurgebruik. Deze zijn gericht op de bescherming van de architectonische kenmerken van het gemaal.
De gebieden, buiten de hiervoor genoemde welstandsgebieden om, zijn in de welstandsnota opgenomen als welstandsvrije gebieden.
Uiteindelijk zijn voor het gehele plangebied ook nog criteria voor reclame, criteria bij excessen en sneltoetscriteria van toepassing.
3.3.7 Beleidsplan specifieke leefomgeving 2011 t/m 2014
Het "Beleidsplan handhaving specifieke leefomgeving" geeft de kaders voor het uitvoeren van de gemeentelijke handhavingstaak op het gebied van de bouw en de leefomgeving In dit beleidsplan beschrijft de gemeente onder meer de werkwijze, de intensiteit en de prioritering voor de handhavingstaken..
3.3.8 Milieubeleid Lelystad
Eén van de uitgangspunten van het milieubeleid is dat de milieubelangen volledig en in een zo vroeg mogelijk stadium in de ruimtelijke ordening worden meegenomen. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende zaken van belang:
- Bedrijvigheid: de gemeente streeft er naar de milieukwaliteit te handhaven of te verbeteren. Door middel van de toepassing van inwaartse integrale milieuzonering (IIMZ) worden bedrijven gevestigd op voldoende afstand van woonbebouwing.
- Bodem: bij de herziening van bestemmingsplannen moet over de bodemgesteldheid worden gerapporteerd. In de meeste gevallen kan worden volstaan met een historisch onderzoek.
- (Afval)water: het beleid is gericht op het voorkomen van verontreiniging van grond- en oppervlaktewater. De gemeente hanteert als uitgangspunt dat in nieuw te ontwikkelen locaties een gescheiden rioleringssysteem aangelegd moet worden.
- Bouwen en wonen: bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen en bij de bouw en het beheer van gebouwen moet uitgegaan worden van 'duurzaamheid'. Hergebruik van secundaire afvalstoffen en de toepassing van duurzame materialen moet worden gestimuleerd.
- Energie: in stedenbouwkundige plannen moet zoveel mogelijk rekening gehouden worden met een zongerichte verkaveling en het toepassen van duurzame energie.
3.4 Wet- En Regelgeving
In deze paragraaf worden wet- en regelgeving over verschillende aspecten beschreven. Daaronder vallen onder andere water, archeologie, ecologie en luchtkwaliteit.
3.4.1 Water
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld. Deze waterparagraaf geeft inzicht in de gevolgen van het bestemmingsplan voor het aspect water, maar geeft ook aan in welke zin in het bestemmingsplan rekening gehouden kan worden met het aspect water.
Waterplan en beleid
Voor de gehele gemeente Lelystad is een waterplan (Royal Haskoning, april 2002) opgesteld. Dit plan bevat de vertaling van het gewenste waterbeheer ('watervisie') naar inrichtingsmaatregelen op hoofdlijnen. Het waterplan is opgesteld waarbij rekening gehouden is met het geldend beleid in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de startovereenkomst “Waterbeleid 21e eeuw” (WB21), de “Handreiking watertoets”, het Omgevingsplan Flevoland (Provincie Flevoland) en het Waterbeheerplan (Waterschap Zuiderzeeland).
Rijkswaterstaat IJsselmeergebied is bevoegdgezag als het gaat om Waterwet en de Ontgrondingenwet als het gaat om het water van het Markermeer. Bovendien draagt deze dienst de zorg met betrekking tot de waterveiligheid, waterkwaliteit en waterkwantiteit van het Markermeer.
Ook de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn belangrijke beleidskaders. De KRW heeft als doel de kwaliteit van de Europese wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van het verharde oppervlak.
Bij het opstellen van het NBW is rekening gehouden met de richtlijnen volgens de KRW. Het NBW bevat taakstellende afspraken over veiligheid en wateroverlast en procesafspraken over watertekorten, verdroging, verzilting, water(bodem)kwaliteit, sanering waterbodems en ecologie.
Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën:
- Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren).
- Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren).
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het geldende waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het bestemmingsplan 'Lelystad Haven'. Deze paragraaf geeft aan hoe met water in dit plan wordt omgegaan en hoe de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'.
Overleg met Waterschap
De gemeente heeft deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van het Waterschap Zuiderzeeland. Als aanvulling heeft het waterschap op 30 november 2009 advies gegeven, deze is opgenomen in de bijlagen.
Beschrijving van het watersysteem
De watergangen binnen het plangebied, liggen in de peilvakken LS9 Bovenwater, LS10 Hoornse Hop en LS11 Hollandse Hout. In het Bovenwater wordt flexibel peilbeheer toegepast tussen NAP -2,95 meter en -3,05 meter. Als het peil daalt beneden NAP -3,05 meter, wordt water ingelaten vanuit het Markermeer door middel van een hevel aan de Oostvaardersdijk. wanneer het peil de bovengrens van NAP -2,95 meter overschrijdt, wordt water via een duiker met overstort afgelaten naar de Hollandse Hout. In het Hollandse Hout wordt een flexibel peilbeheer gevoerd tussen NAP -5,10 en -5,25 meter, deze laatste is de ondergrens in verband met de benodigde waterdiepte voor boten. Voor suppletie of waterkwaliteitsverbetering wordt water aangevoerd uit het Bovenwater. De Hollandse Hout voert via een automatisch aflaatwerk (duiker met overstort) overtollig water af naar de Lage Vaart. In de Hoornse Hop is het streefpeil NAP -4,50 meter. De afvoer naar de Lage Vaart vindt plaats via een duiker met overstort. Voor de aanvoer van water is dit peilgebied volledig aangewezen op kwel en neerslag.
Waterkwantiteit
Dit bestemmingsplan heeft slechts zeer beperkt een toename van verhard oppervlak tot gevolg. Er verdwijnt geen ruimte voor waterberging. Voor het bestemmingsplan geldt het principe van 'waterneutraal bouwen'. Dit wil zeggen dat als het verhard oppervlak toeneemt, compenserende maatregelen worden genomen om piekafvoeren op te vangen. Dit kan door het vasthouden of bergen van het water door het aanleggen van een waterberging of een infiltratievoorziening.
Waterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt.
Binnen Lelystad wordt gebruik gemaakt van de DOB-methode om onkruid te bestrijden. Hierbij wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt, waardoor minder verontreinigingen naar het oppervlaktewater kunnen afstromen.
Afvoersystemen voor vuilwater, hemelwater en grondwater
Het plangebied is voorzien van een gescheiden rioolstelsel. De droogweerafvoer (vuil water) wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie de Kringloop. Het hemelwater wordt ingezameld en getransporteerd met een regenwaterstelsel dat het schone hemelwater vanuit de wijken transporteert naar het oppervlaktewater.
Voor 1981 werden aparte drainagestelsels aangelegd. Na 1981 is de drainage aangesloten op het regenwaterstelsel en/of direct op het oppervlaktewater. De ontwatering van de percelen blijft overigens de verantwoordelijkheid van de terreineigenaar.
Waterkeringen
Het plangebied ligt binnen de kern-, vrijwarings-, of buitenbeschermingszone van een waterkering. Verwezen wordt naar het “Beleid bouwen nabij primaire waterkeringen” van het Waterschap Zuiderzeeland. In dit beleidsdocument zijn regels voor bouwen in de verschillende zones opgenomen.
De actualisatie van het bestemmingsplan is niet van invloed op de veiligheid van de waterkering.
Het Bovenwater is een zeilplas waarbij de bodem wordt gevormd door het oorspronkelijke maaiveld. Om het water vast te houden, is het Bovenwater omringd door de Knardijk (zuidwestzijde), de Oostvaardersdijk (noordwestzijde), door een kade en door de woonwijk aan de noordzijde. Het maaiveld van de woonwijk ligt hoger dan het waterpeil van het Bovenwater. De kade eindigt in de straat Schermer.
Vanaf de Knardijk tot Hollandse Hout ligt een herkenbare kade (zie onderstaande figuur). Voorbij het strandje ten zuidoosten van de jachthaven heeft de kade zelfs een onderbeloop met daarlangs een kwelsloot.
De kade langs het Bovenwater
De ontsluitingsweg vanaf de Buizerdweg naar de woonwijk Hollandse Hout is verhoogd aangelegd. Rondom de havenkom is aan de noordoost- en zuidoostzijde nog een enigszins verhoogde kering aanwezig maar uiteindelijk eindigt de herkenbare kade in het verhoogde maaiveld.
Waterveiligheid
In het stedelijk waterplan is berekend dat met de Westlandbui nergens in het stedelijk gebied water op het maaiveld komt en dat de peilstijging nauwelijks hoger dan 30 cm wordt.
Dit terwijl de Westlandbui een zwaardere bui was dan de bui die tegenwoordig gehanteerd moet worden. Bij nieuwe berekeningen wordt namelijk uitgegaan van een bui met een herhalingstijd van 1 keer per 100 jaar, volgens het zogenaamde middenscenario (+10%). De conclusie is dat voor dit gebied het veiligheidsniveau van 1:100 gehaald wordt.
3.4.2 Ecologische waarden
Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in het om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, moet in het kader van het bestemmingsplan een toetsing aan de Natuurbeschermingswet (gebiedentoets) en de Flora- en faunawet (soortentoets) plaatsvinden. Daarnaast moet gekeken worden naar effecten op de wezenlijke waarde van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Indien van toepassing wordt ook gekeken naar verplichtingen uit de Boswet.
Gebiedentoets
In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, moet nagegaan worden of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen volgens de natuurbeschermingswet.
Het plangebied grenst aan de Natura 2000-gebieden Markermeer en Oostvaardersplassen. Deze gebieden zijn aangewezen als speciale beschermingszone voor een aantal kwalificerende soorten (zie bijlagen).
Wanneer zich in of in de buurt van een beschermingszone een (nieuwbouw)plan aandient, moet worden beoordeeld of dit plan significante negatieve gevolgen voor het gebied kan hebben. Als dit het geval is, dan moeten passende maatregelen getroffen worden om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van soorten in de SBZ niet verslechtert.
Naast de bescherming onder Natura 2000 zijn er gebieden die beschermd zijn als EHS. De Natura 2000-gebieden maken deel uit van de EHS in de status van prioritair gebied.
Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in ecologische verbindingszones, waardevolle gebieden en overig EHS. De ecologische verbindingszones zorgen ervoor dat afzonderlijke natuurgebieden met elkaar verbonden worden en planten en dieren zich kunnen verspreiden. De waardevolle gebieden hebben een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. Deze gebieden zijn essentieel voor de samenhang en kwaliteit van de EHS. De prioritaire en waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS. De overige EHS-gebieden hebben vooral een locale waarde.
Omdat het bestemmingsplan Lelystad-Haven een consoliderend bestemmingsplan is, mag verwacht worden dat er geen significant negatieve effecten optreden. De instandhouding van de Natura 2000-gebieden is gegarandeerd. Op de EHS is ook geen (extra) negatief effect te verwachten. Ecologische verbindingszones zijn niet in het plangebied aanwezig.
Soortentoets
De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, wordt hierop vooruit lopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.
In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zogenaamde “Algemene maatregel van Bestuur, artikel 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:
- Alle soorten, opgenomen in Habitatrichtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3).
- Soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2).
- Soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.
De 1e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).
Voor de 2e categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het Ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:
- bestendig beheer en onderhoud;
- bestendig gebruik;
- ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Voor de 3e categorie geldt een algemene vrijstelling voor:
- bestendig beheer en onderhoud;
- bestendig gebruik;
- ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn, moeten de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden.
In het plangebied komt een aantal natuurlijke elementen voor (zoals open water, waterlopen, (gras)bermen, de hellingen van de dijken en oevers en grasvelden langs de waterlopen) die levensvoorwaarden bieden voor een aantal in Lelystad voorkomende beschermde planten- en diersoorten. Het betreft vertegenwoordigers uit de groepen vissen, amfibieën, zoogdieren, vogels en hogere planten. Het bestemmingsplangebied is niet geïnventariseerd, omdat er al redelijk veel bekend is over het voorkomen van beschermde soorten. De volgende soorten zijn bekend uit het gebied:
- Tabel 3, zwaar beschermde soorten:
- 1. Vleermuizen: In Lelystad-Haven bevinden zich kolonies van Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger, ook zijn zowel de Lage Dwarsvaart als het Bovenwater belangrijk als foerageergebied en vliegroute voor Meervleermuis, verder gebruiken in ieder geval de Ruige dwergvleermuis en de Tweekleurige vleermuis het plangebied om te foerageren.
- 2. Reptielen en amfibieën: In Lelystad-Haven bevindt zich een populatie Rugstreeppadden, ook worden regelmatig zwervende exemplaren door het gehele plangebied aangetroffen. Vestiging van de Ringslang langs het Bovenwater is niet uit te sluiten.
- Tabel 2, overige beschermde soorten:
- 1. Vaatplanten: In ieder geval kan de Rietorchis aangetroffen worden.
- 2. Vissen: In de waterlopen kan de Kleine modderkruiper aangetroffen worden en op plaatsen met meer stromend water, zoals bij stuwen of sluizen, kan de Rivierdonderpad zich gevestigd hebben.
Omdat het bestemmingsplan Lelystad Haven een consoliderend bestemmingsplan is, mag verwacht worden dat er geen negatieve effecten optreden. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Bij eventuele ruimtelijke procedures moet, vanwege het voorkomen van beschermde soorten, een aanvullende inventarisatie verricht worden.
Ook moet, vanwege het voorkomen van vleermuizen in gebouwen, bij sloopwerkzaamheden van gebouwen altijd een vleermuisinventarisatie verricht worden. In sommige gevallen is ook bij aanbouw aan bestaande bouw een vleermuisinventarisatie noodzakelijk.
3.4.3 Archeologische waarden
In 1992 is het Europese Verdrag van Malta door een groot aantal EU-landen ondertekend, waaronder ook Nederland. Doelstelling van dit verdrag is de veiligstelling van het (Europese) archeologisch erfgoed. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit betekent dat bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht wordt besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden. Daarbij moet een beschermende regeling worden opgenomen voor die archeologische waarden. Inmiddels is deze regeling opgenomen in de Wet voor de archeologische monumentenzorg (Wamz, september 2007).
Flevoland kent een bijzondere ontstaans- en cultuurgeschiedenis. Gewezen wordt op de aanwezigheid van een aantal cultuurhistorische elementen en op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. In de voormalige zeebodem waar Lelystad op is gebouwd, liggen niet alleen hier en daar scheepswrakken, het gebied kenmerkt zich ook door de aanwezigheid van de zogeheten Swifterbantcultuur. De gemeente Lelystad houdt binnen de ruimtelijke ordening bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening met de archeologische waarden in een gebied. Het beleidsuitgangspunt is om de cultuurhistorische en archeologische waarden in kaart te brengen en te behouden voor de toekomst.
Om te achterhalen of in het plangebied een archeologische verwachtingswaarde is, is de Archeologiekaart waarden en verwachtingen van het gemeentelijk archeologiebeleid een toetsingskader. Daaruit blijkt dat voor het grootste deel van het plangebied een lage verwachtingswaarde (geel op onderstaande figuur) geldt. Slechts een klein deel heeft een hoge verwachtingswaarde (rood op onderstaande figuur). Uit het beleid blijkt ook dat het plangebied niet aangewezen is als Provinciaal Archeologisch Kerngebied.
Archeologische verwachtingswaarde
Uit het gemeentelijk beleid blijkt dat voor de gebieden met een lage verwachtingswaarde geen omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van werken (geen bouwwerken) en werkzaamheden. Voor gebieden met een hoge verwachtingswaarde is wel een dergelijke omgevingsvergunning vereist. Deze omgevingsvergunning geldt alleen voor bodemingrepen met een oppervlakte van minimaal 100 m2 en/of een diepte van minimaal 0,50 meter onder maaiveld.
Bovendien geldt voor gebieden met een hoge verwachtingswaarde een rapportageplicht voor de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen. Dit betekent dat voor het verlenen van een dergelijke omgevingsvergunning een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet zijn. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek kunnen aan de omgevingsvergunning verplichtingen worden verbonden.
3.4.4 Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.
Het plangebied is voor het aspect 'externe veiligheid' onderzocht op:
- a. de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen;
- b. de aanwezigheid van een transportroute gevaarlijke stoffen;
- c. de aanwezigheid van hoofdgastransportleidingen.
Risicovolle inrichtingen
Uit de risicokaart Flevoland blijkt dat bij watersportvereniging 't Bovenwater (zuidelijk in het plangebied) een risicovolle inrichting aanwezig is. Daarbij gaat het om de opslag van propaan in een bovengrondse tank. In de tank is een opslagcapaciteit van 5.000 liter. De tank heeft een plaatsgebonden risicocontour van 9,00 meter rondom de tank. Het groepsrisico wordt niet overschreden. Deze tank valt onder de werking van het Activiteitenbesluit.
Transportroutes gevaarlijke stoffen en hoofdgastransportleidingen
Uit de risicokaart Flevoland blijkt dat er in het plangebied geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen en hoofdgastransportleidingen aanwezig zijn. De conclusie voor dit onderdeel is dat het onderdeel externe veiligheid geen beperkingen oplevert voor de gebruiks- of bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied.
3.4.5 Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft de luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Wet milieubeheer voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde en;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt of;
- een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Voor de bestemmingsplanherziening is een onderzoek verricht naar de ontwikkeling van de luchtkwaliteit in het gebied. Er is gerekend op basis van de autonome ontwikkeling, zoals die is opgenomen in het Verkeersmodel 2015. De reden daarvoor is dat het plan conserverend van karakter is.
Daarnaast worden in het bestemmingsplan geen grootschalige nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Aannemelijk is dat eventuele ontwikkelingen die wel worden gerealiseerd, niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.
De luchtkwaliteit verslechterd niet door de uitvoering van dit bestemmingsplan.
3.4.6 Milieuaspecten
Diverse milieuhygiënische aspecten in of nabij het plangebied, zoals hinder door bedrijvigheid, geluidsbelasting, bodemkwaliteit en de aanwezigheid van kabels en leidingen, kunnen beperkingen opleggen aan mogelijk nieuwe ontwikkelingen. Voor het bestemmingsplan zijn de milieuhygiënische aspecten geïnventariseerd en in kaart gebracht.
Hinder door bedrijvigheid
In Lelystad wordt bij bedrijventerreinen een systeem van inwaartse milieuzonering toegepast. De bedoeling is om daarmee een adequate ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen. In deze vorm van milieuzonering wordt rond een bedrijventerrein een denkbeeldige contourlijn getrokken die uitgaat van de te beschermen milieugevoelige bestemmingen.
Vervolgens wordt het binnen de contourlijn gelegen bedrijventerrein verdeeld in zones voor bepaalde categorieën van bedrijven.
Hoe verder die zones van de contourlijn liggen, hoe zwaarder de categorie van de bedrijven mag zijn. In het verleden werd daarbij nog onderscheid gemaakt in een sectorale contour en een integrale contour. De sectorale contour werd bepaald door de afstandscriteria die gelden voor de afzonderlijke milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar.
Bij de indeling van bedrijven in bedrijfscategorieën wordt de VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering” (2009) toegepast. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandscriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar. In Lelystad wordt vastgehouden aan deze afstandscriteria, tenzij er gegronde redenen zijn om af te wijken.
In het plangebied is geen grootschalige bedrijvigheid aanwezig, slechts enkele kleinere bedrijven en bedrijfjes aan huis. Er is geen sprake van mogelijke hinder voor woningen door deze bedrijfjes. Andersom beperken de woningen de bedoelde bedrijvigheid ook niet.
Bedrijventerrein Noordersluis
Direct ten noorden grenst het plangebied aan bedrijventerrein Noordersluis. Op dat bedrijventerrein zijn verschillende bedrijfstypen met zones, deze zijn geregeld in het bestemmingsplan Noordersluis.
Uitgangspunt bij de toepassing van de milieuzonering is de regulering van de milieucategorieën en daarmee de toegestane bedrijven. De zonering is gebaseerd op het aspect geluid (zie ook 3.5.3) en loopt van een categorie V (300 meter) midden op het terrein af naar een categorie II (50 meter) aan de zuidoostrand van het terrein. De zonering is aangegeven op onderstaande figuur.
Geluidscontour en zonering bedrijventerrein Noordersluis
Verkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder 2007 worden langs wegen geluidszones vastgesteld, waarbinnen bepaalde geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen, niet kunnen worden gerealiseerd. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in (buiten)stedelijk gebied en van het aantal rijstroken. Wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt, hebben geen zone.
Binnen het plangebied zijn de Houtribweg. Knardijk en Buizerdweg gelegen, die tot de zoneplichtige wegen behoren. Omdat het gaat om een bestaande situatie, worden de geluidzones niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Het gaat in dit plangebied om een herziening van het bestemmingsplan, met bestaande wegen en geluidgevoelige objecten (waaronder woningen). In het plangebied worden bij recht geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
In artikel 76 van de Wgh is hiervoor opgenomen dat de ligging van geluidgevoelige objecten binnen de zone van de voorkeursgrenswaarde (48 dB) toelaatbaar wordt geacht. De vaststelling van een hogere grenswaarde is niet noodzakelijk.
Industrielawaai
Ten oosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein Noordersluis, wat op grond van de Wet geluidhinder is gezoneerd. Volgens het bestemmingsplan Noordersluis zijn op het bedrijventerrein bedrijven tot en met maximaal categorie 5 toegestaan. Op het terrein is het principe van inwaartse milieuzonering toegepast.
Voor dit bedrijventerrein is het bestemmingsplan “Geluidszone Noordersluis 2000” (2002) opgesteld. In dit bestemmingsplan is naar aanleiding van een akoestisch onderzoek de geluidszonegrens verlegd. De exacte ligging van de geluidszonegrens is aangegeven in eerder getoonde figuur.
Zoals blijkt uit eerder getoonde overlapt de geluidscontour van Noordersluis een deel van het plangebied. Bij dit deel van het plangebied gaat het echter om een bestaande situatie, het bestemmingsplan maakt binnen deze zone geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. De geluidsituatie verslechtert niet voor de bestaande geluidgevoelige functies (bijvoorbeeld wonen).
Bodemkwaliteit
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is, wanneer sprake is van een nieuwe ontwikkeling, een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan vooral onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt deel uit van deze afweging. Wettelijk is bepaald dat een bouwwerk, dat niet omgevingsvergunningvrij is, niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.
Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren moet de bodemkwaliteit worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Ook moeten de mogelijkheden en kosten om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen te worden aangegeven.
In het kader van dit bestemmingsplan, is geïnventariseerd op welke locaties er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Het historisch onderzoek voor het plangebied is uitgevoerd volgens de NEN 5725 (1999) leidraad voor het uitvoeren van vooronderzoeken. In het kader van het onderzoek zijn de archieven van de Wet Milieubeheer, de Hinderwet en de afdeling Bouw- en woningtoezicht geraadpleegd. Ook is gebruik gemaakt van gegevens uit het Nazca-systeem en het bodemarchief.
Op basis van het historisch gebruik, het huidig gebruik en de functies van het plangebied, zijn er geen redenen om aan te nemen dat er ernstige knelpunten zijn voor de milieuhygiënische bodemkwaliteit en de inrichting van het plangebied.
Wel was bij het gemaal Wortman sprake van vervuilde grond. Dit gemaal is al 50 jaar in gebruik en er is niet altijd zorgvuldig omgesprongen met de dieselopslag. Het Waterschap Zuiderzeeland hecht aan schone grond om te voorkomen dat vervuilde stoffen via het regenwater in het water terecht komen. Daarom is recent nog gewerkt aan het schoonmaken van de vervuilde grond.
Ook moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van diffuse verontreinigingen langs de Houtribweg. Met name de wegbermen kunnen zijn verontreinigd met PAK en/of minerale olie (mogelijk ook nog plaatselijk aanwezig als gevolg van ongevallen in het verleden). Onder het wegdek kunnen plaatselijk verontreinigingen aanwezig zijn, afkomstig van de funderingslaag. Funderingen (met name oude puinfunderingen) kunnen verhoogde gehalten aan PAK, minerale olie, zware metalen en asbest bevatten.
3.4.7 Aanwezigheid kabels, leidingen en straalpaden
In het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig, deze loopt zuidelijk het Hollandse Hout in en in geringe mate oostelijk in het plangebied langs de Lage Dwarsvaart. In verband met het belang van de functie van de leiding moet deze de nodige bescherming krijgen in dit bestemmingsplan. De leiding en omliggende zone wordt opgenomen als een dubbelbestemming.
Straalpaden
Over het noordwestelijk gedeelte van het plangebied loopt het tracé van een straalverbinding. Het straalpad heeft een zone van 200 meter breed waarbinnen een maximale bebouwings- en beplantingshoogte van 86 meter geldt. Deze zone is in het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming.
Hoofdstuk 4 Uitgangspunten
In de voorgaande hoofdstukken zijn van het plangebied de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling voor de komende tien jaren beschreven. De voor dit bestemmingsplan relevante uitgangspunten uit de voorgaande hoofdstukken, worden in dit hoofdstuk geformuleerd. Uiteindelijk krijgen deze een juridische vertaling in een (digitale) verbeelding van het bestemmingsplan met daarbij planregels. Hier wordt in het volgende hoofdstuk nader op in gegaan.
4.1 Ruimtelijke Aspecten
4.1.1 Stedenbouwkundige structuur
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande stedelijke structuur van Lelystad. Het uitgangspunt is dat de hoofdopzet van de stedenbouwkundige (en landschappelijke) structuur behouden blijft, en daar waar mogelijk wordt versterkt. Bijzondere verkavelingsprincipes en woningschakelingen worden op blokniveau gehandhaafd.
4.1.2 Bebouwing
De bebouwing is in de verschillende deelgebieden van het plangebied zeer divers. Bij het bestemmen ervan is in eerste instantie uitgegaan van de bestaande situatie en de geldende bestemmingsregels. Voor meer flexibiliteit is in de meeste gevallen gekozen voor bouwstroken. Op enkele plaatsen, waar dit vanuit ruimtelijk belang noodzakelijk was, is gekozen voor bouwvlakken, waar (uitbreidingen van) de hoofdgebouwen in gerealiseerd moeten worden. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen kunnen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.
Toch worden, ten opzichte van de geldende regels, enkele wijzigingen in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Deze worden hierna besproken.
Kleinere ontwikkelingen
In het plangebied is sprake van een aantal (kleinere) concrete en minder concrete ontwikkelingen. De concrete ontwikkelingen zijn bij recht opgenomen in dit plan. Hierbij horen bijvoorbeeld de uitbreiding van de school aan de Ringdijk en de nieuwbouw van een nieuwe horecavestiging op het schiereiland in het water Hondenkop. Minder concrete ontwikkelingen worden enerzijds door middel van een wijzigingsbevoegdheid of anderzijds een afwijking (via een omgevingsvergunning) mogelijk gemaakt.
Bij de genoemde ontwikkelingen moet in ieder geval rekening worden gehouden met het realiseren van voldoende parkeergelegenheid. Dit moet zo veel mogelijk plaatsvinden op eigen terrein, om extra parkeerdruk in de openbare ruimte te voorkomen.
4.1.3 Wegenstructuur
Voor de wegenstructuur geldt als uitgangspunt dat de betreffende wegen rondom het plangebied qua inrichting en functie voldoen aan de opbouw van de hoofdwegenstructuur van Lelystad. Dit houdt in dat de Houtribweg, Knardijk en Buizerdweg als hoofdontsluitingswegen worden aangemerkt. Als uitgangspunt geldt hierbij dat eventuele nieuwe ontwikkelingen langs deze wegen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, de situering op voldoende afstand van de weg is daarbij van belang.
4.1.4 Groen- en waterstructuur
Op stadsniveau wordt gestreefd naar meer samenhang tussen de verschillende watergebieden (als uitwerking van de Blauwe Stad). Het uitgangspunt voor de groen- en waterstructuren van het plangebied sluit hier op aan. Hierin wordt gestreefd naar eenduidige, herkenbare groenstructuren (per buurt), waarbij essentiële groen- en waterelementen worden behouden. Speciale aandacht gaat uit naar de geringe hoeveelheid groen en water in de oudere buurten en hun soms gebrekkige (visuele) relaties met omliggende blauw/groene structuren, het waarborgen van de ecologische verbindingszone langs de Lage Dwarsvaart en het recreatief medegebruik (zonering) van de grotere water- en groengebieden als het Bovenwater en de Hondenkop.
4.2 Functionele Aspecten
4.2.1 Wonen en erfbebouwing
Bestaande woningen
Voor het plangebied, vooral voor het deel Lelystad-Haven is de belangrijkste opgave de verbetering van de woningen en de sfeer van de woonomgeving. In ruimtelijk opzicht hebben de verbeteringen enerzijds betrekking op de verbetering van de openbare ruimte op straat- en/of buurtniveau en anderzijds op meer woninggebonden ontwikkelingen, zoals de plaatsing van aan-/uitbouwen, bijgebouwen, dakkapellen. Bij dergelijke wijzigingen of toevoegingen geldt als uitgangspunt dat deze moeten bijdragen aan het herstel of de versterking van de relatie tussen de bebouwing en de openbare ruimte.
Daarnaast zijn het vaak de erfafscheidingen (vooral schuttingen) in bestaande woonwijken die gedurende de jaren het ruimtelijk beeld zijn gaan bepalen. Voor het plangebied geldt als uitgangspunt voor erfafscheidingen dat deze moeten voldoen aan de standaard eisen van de gemeente. Dat wil zeggen dat erfafscheidingen, afhankelijk van de plaatsing, tot een bepaalde hoogte mogelijk zijn, mits ze voldoen aan een aantal eisen voor de vormgeving. De eisen die voor de vormgeving gelden, zijn opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.
Verder kan de dynamiek in de woonomgeving worden verbeterd door meer mogelijkheden te bieden voor de combinatie van de woon- en werkfunctie. Uitgangspunt in dit bestemmingsplan is om binnen de woonbestemming kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk te maken.
Woonschepen
Voor de woonschepen in de jachthaven van het Oostvaardersdiep gelden andere uitgangspunten dan voor de woningen in de rest van het plangebied. De woonschepen zijn in de loop van de tijd in de jachthaven komen te liggen. Omdat ze niet legaal zijn, worden ze in dit bestemmingsplan onder het overgangsrecht gebracht.
4.2.2 Bedrijven
In het plangebied is de functie bedrijventerrein op het Werkeiland aanwezig. Daarbij gaat het om bedrijven die in de milieucategorieën 1 en 2 vallen en dus niet zoneringsplichtig zijn. De handhaving van de huidige bedrijven is uitgangspunt voor dit gebied. Zwaardere bedrijven zijn in dit gebied niet mogelijk.
4.2.3 Verkeer
Voor het thema verkeer wordt gestreefd naar de handhaving en zo mogelijk verbetering van de bereikbaarheid, de hoofdwegenstructuur en de verkeersveiligheid. Bijzondere aandacht gaat uit naar utilitaire en recreatieve langzaam verkeerverbindingen richting stadshart en water- en natuurgebieden.
4.2.4 Voorzieningen
Wat betreft de commerciële voorzieningen is de ambitie gericht op het behouden en versterken van de huidige (winkel)voorzieningenstructuur. Voor de sociale voorzieningen hebben recente inspanningen geleid tot een waardevolle samenwerking in de vorm van een multifunctionele accommodatie (Ringdijk). Niettemin blijft aandacht nodig voor een mogelijke uitbreiding van voorzieningen voor specifieke doelgroepen (o.a. ouderen).
4.2.5 Overige
Bij de overige functionele aspecten zijn met name contouren van belang. Daarbij moet in dit bestemmingsplan gedacht worden aan de geluidscontour van Noordersluis. In verband met de mogelijke invloed op (ver)nieuwbouw van geluidgevoelige functies, moet deze in dit bestemmingsplan een specifieke regeling krijgen.
Daarnaast is een rioolpersleiding in het plangebied aanwezig, deze moet beschermd worden. Tot slot is het van belang de belangrijke waterstaatkundige functies te beschermen, bijvoorbeeld het gemaal en de waterkerende functies. Deze functies krijgen ook een specifieke regeling in dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.
5.1 Wro En Wabo
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger 'online' informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
Handboek bestemmingsplannen Lelystad
Naast dat het bestemmingsplan voldoet aan de Wro en de Wabo, voldoet het (waar mogelijk) ook aan het handboek van de gemeente Lelystad. Het handboek maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld.
Globaal en flexibel bestemmen
Het gemeentebestuur heeft in 2010 het besluit genomen om bestemmingsplannen globaler en flexibeler op te zetten. Hierbij wordt het gemakkelijker mogelijk om functies uit te wisselen en flexibeler om te gaan met bijvoorbeeld de afmetingen van gebouwen en bepaalde functies. Ook dit bestemmingsplan is op die manier opgezet.
5.2 De Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Bij de bestemmingen wordt beschreven hoe de uitgangspunten zijn vertaald.
5.2.1 Bedrijf - Nutsvoorziening
De bestemming “Bedrijf - Nutsvoorziening” komt in het plangebied voor op onder meer het Werkeiland, daar gaat het in eerste instantie om het gemaal.
Binnen deze bestemming is het mogelijk om gebouwen voor het openbare nut te bouwen. Daarbij moet binnen het bouwvlak worden gebouwd en met een maximale bouwhoogte die aangeduid is op de ruimtelijke verbeelding van het plan.
Binnen de bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Daarbij gaat het om onder meer erf- en terreinafscheidingen tot een maximale hoogte van 2,00 meter. Deze zijn nodig voor de afscherming van de nutsvoorziening. Verder zijn palen en masten toegestaan tot een hoogte van 6,00 meter. Het kan daarbij gaan om verlichtingspalen. Overige bouwwerken hebben een hoogte van maximaal 5,00 meter.
5.2.2 Bedrijventerrein
Binnen de bestemming “Bedrijventerrein” is het mogelijk om bedrijven te realiseren die vallen onder de categorieën 1 en 2 van de bedrijvenlijst. Dit zijn bedrijven in verschillende branches, waar ook watergerelateerde bedrijven onder vallen. Deze bedrijvenlijst is bij de planregels gevoegd. Geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan, in verband met milieu- en/of risicocontouren rond dergelijke bedrijven.
Binnen de bestemming bestaat de mogelijkheid voor kantoren, die niet zelfstandig zijn. De mogelijkheden hiervoor zijn in oppervlakte echter beperkt, zodat de bedrijfsfunctie de belangrijkste functie in de bebouwing blijft. Detailhandel is ook mogelijk, mits het gaat om productiegebonden detailhandel. Daarbij zijn voedings- en genotsmiddelen uitgesloten. In het plangebied is geen sprake van bedrijfswoningen. Deze zijn binnen de bestemming “Bedrijventerrein” daarom niet toegestaan.
Algemeen geldt dat nieuwe bouwwerken alleen gebouwd mogen worden op het moment dat aangetoond is dat voldaan kan worden aan de geldende parkeernormen. Deze parkeernormen zijn vastgelegd in het gemeentelijk beleid en overgenomen in de bijlagen bij de regels.
Bedrijfsgebouwen voor de bestemming moeten binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd. Om maximale flexibiliteit te bieden is geen bouwvlak opgenomen. Voor de bouwhoogte van de bebouwing is gerelateerd aan het geldende bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat alle bedrijven binnen de bestemming “Bedrijventerrein” een maximale bouwhoogte hebben. Deze is aangeduid op de verbeelding, omdat de maximale hoogte per bedrijf kan verschillen. Naast de maximale bouwhoogte is ook het maximaal bebouwingspercentage aangeduid. Hierdoor wordt volledige bebouwing van de bouwpercelen voorkomen en blijft op het bedrijfsperceel ruimte voor parkeren en (buiten)opslag.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn bij de gebouwen mogelijk. Hieraan zijn regels gekoppeld waaruit blijkt dat deze bouwwerken ondergeschikt zijn aan de gebouwen. Zo zijn er eisen gesteld aan de maximale gezamenlijke oppervlakte en het bebouwingspercentage.
Tot slot mogen bij bedrijven ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om palen en masten van maximaal 6,00 meter hoogte. Deze bouwwerken dienen ter ondersteuning voor de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten.
5.2.3 Centrum
De bestemming “Centrum” is te vinden bij het winkelcentrum in het deelgebied Haven. De bestemming is bedoeld om verschillende functies mogelijk te maken, namelijk: detailhandel, horecabedrijven (categorie 1 en 2), maatschappelijke voorzieningen, dienstverlenende bedrijven en instellingen, medische voorzieningen en bedrijven (categorie 1 en 2 bedrijvenlijst). Om geluidoverlast en veiligheidsrisico's te voorkomen zijn geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven uitgesloten.
Ondergeschikt zijn bij de bestemming voorkomende voorzieningen mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan incidentele evenementen, speelvoorzieningen en water.
Bouwen is alleen mogelijk binnen het bouwvlak. De maximale bouwhoogte van gebouwen is binnen het bouwvlak aangeduid. Hierbij is aangesloten op de bestaande mogelijkheden voor de bebouwing.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook mogelijk binnen de bestemming. Daarbij gaat het om erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken. Deze bouwwerken hoeven niet per se in het bouwvlak te worden gebouwd.
5.2.4 Gemengd
De bestemming "Gemengd" is te vinden ter plaatse van maatschappelijke voorzieningen en welzijnsdoeleinden. In het plangebied zijn deze verspreid te vinden. Naast de genoemde functies zijn ondergeschikt andere functies mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan ondersteunende functies als speelvoorzieningen, wegen, straten en paden. Daarbij horende functies als parkeervoorzieningen zijn binnen de bestemming ook toegestaan.
Om te voorkomen dat de gronden en gebouwen binnen de bestemming “Gemengd” voor andere functies worden gebruikt dan bedoeld, zijn enkele functies uitgesloten. Daarbij gaat het om de functies wonen, dienstverlenende bedrijven en/of instellingen en kantoren.
Binnen de bestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijn de toegestaan. De realisatie hiervan is alleen toegestaan wanneer voldaan is aan de parkeernormen. Deze zijn opgenomen in de bijlagen bij de regels.
In de bestemming zijn geen bouwvlakken opgenomen; de gebouwen mogen vrij binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd. Wel zijn een maximaal bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak en een minimale afstand tot de bestemmingsgrens in de regels opgenomen. Zo wordt voorkomen dat de gebouwen te dicht op de aangrenzende functies worden gebouwd en mogelijk hinder veroorzaken. Een gebouw dat in de huidige situatie dichter bij de bestemmingsgrens staat dan in de regels is opgenomen, blijft mogelijk. Hiervoor is in de regels een uitzondering opgenomen.
Bij de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gaat het om erf- en terreinafscheidingen, palen en masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Afgestemd op hun functie hebben deze bouwwerken een maximale bouwhoogte, die in de regels is opgenomen. Deze bouwwerken dienen ter ondersteuning van het gebruik van de gronden en bebouwing.
5.2.5 Groen
De bestemming “Groen” is gelegd op alle groenstroken in het plangebied die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur of een ander ruimtelijk belang hebben. De bestemming beslaat - naast groenvoorzieningen - ook een regeling voor bermen en beplanting, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterlopen en -partijen. Opslag is binnen deze bestemming niet zonder meer toegestaan, de opslag van Rijkswaterstaat op Werkeiland is daarom specifiek aangeduid.
Binnen de groenbestemming zijn in principe geen gebouwen mogelijk. Een uitzondering hierop vormen de gronden die zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - sluisgebouw', daar is een sluisgebouw toegestaan. De maximale bouwhoogte van de mogelijk gemaakt gebouwen zijn opgenomen in een aanduiding op de verbeelding. De sluisgebouwen hebben namelijk niet allemaal vergelijkbare bouwhoogten.
Voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is de maximale bouwhoogte opgenomen in de regels. Deze is afgestemd op de functie van de betreffende bouwwerken.
Wanneer het noodzakelijk blijkt, kan een deel van de bestemming “Groen” gewijzigd worden naar de bestemming “Bedrijventerrein” en "Woongebied". Voor de wijziging naar "Bedrijventerrein" en "Woongebied" is aangegeven dat hiervoor een beperkte strook beschikbaar is, namelijk 3,00 en 5,00 meter.
Een deel van de wijzigingsmogelijkheden is gekoppeld aan een aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied". Daar gaat het om een gebied dat gewijzigd mag worden naar "Woongebied" en/of "Gemengd". De aanduiding is opgenomen, omdat het gebied waar het om gaat groter is dan de eerder genoemde stroken. De wijzigingsprocedure die gevolgd moet worden is opgenomen in de Wro.
5.2.6 Recreatie
De in het plangebied gelegen recreatieve functies, met een relatief intensieve gebruiksfunctie, zijn opgenomen in de bestemming "Recreatie". Het gaat daarbij om verschillende recreatieve functies langs het Oostvaardersdiep. In verband met de milieubelasting en/of de ruimtelijke en functionele inpassing in de omgeving worden enkele functies specifiek aangeduid, in dit geval een jachthaven en een botenstalling. Andere functies, zoals een zelfstandig horecabedrijf en detailhandel, worden uitgesloten in de specifieke gebruiksregels. Een reden hiervoor is onder meer extra parkeerdruk en daarbij mogelijke overlast te voorkomen.
Bouwen is binnen de bestemming mogelijk. De maximale bouwhoogte van de gebouwen is daarbij op de verbeelding aangeduid. De basis hiervoor is de bestaande situatie. Het gaat bijvoorbeeld om gebouwen die nodig zijn voor de recreatieve hoofdfunctie.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn met beperkte afmetingen mogelijk. Deze bouwwerken zijn ten dienste van de hoofdfunctie.
5.2.7 Recreatie - Dagrecreatie
De eilanden in het Bovenwater hebben de bestemming “Recreatie - Dagrecreatie”. Deze bestemming is bedoeld voor bad- en surfstrand, water en sport- en speelvoorzieningen. Dit zijn dagrecreatieve voorzieningen.
Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn met beperkte afmetingen mogelijk. De afmetingen zijn gerelateerd aan de functie van de bouwwerken. Bijvoorbeeld palen en masten met een maximale bouwhoogte van 6,00 meter. Hieronder vallen onder meer verlichtingsmasten bij de jachthaven.
5.2.8 Verkeer
De grotere ontsluitingsroutes in en rond het plangebied hebben de bestemming “Verkeer”. Daarbij is het hoofddoel dat de inrichting hoofdzakelijk gericht is op de afwikkeling van snel en langzaam verkeer. Wanneer van toepassing moeten de wegen en straten, voet- en rijwielpaden worden ingericht volgens het ter plaatse aangegeven dwarsprofiel. In verband met het bieden van de nodige flexibiliteit, zijn bijbehorende functies ook mogelijk binnen verkeer. Het gaat om onder andere groen- en parkeervoorzieningen, maar ook reclameobjecten zijn mogelijk binnen deze bestemming.
Binnen de bestemming zijn gebouwen niet toegestaan. Wel kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, informatie- en reclameobjecten, palen en masten en overige bouwwerken worden gerealiseerd. Voor palen en masten is een maximale bouwhoogte van 6,00 meter toegestaan voor alle overig genoemde bouwwerken is de maximale bouwhoogte 5,00 meter. De bouwwerken zijn bedoeld voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer. Palen en masten kunnen ook nodig zijn voor reclameobjecten. Bruggen en daarmee overeenkomstige bouwwerken mogen ook maximaal 5,00 meter hoog worden.
De maximale hoogten zijn afgestemd op de functie van de mogelijke bouwwerken.
5.2.9 Water
De bestemming “Water” is gelegd op open water wat ruimtelijke en/of functioneel van belang is. De bestemming is daarom in het hele plangebied te vinden. De bestemming is bedoeld voor waterlopen en -partijen, oevers, bermen en beplanting, aanleggelegenheid, wegen, straten en paden en extensief dagrecreatief medegebruik. Door de verschillende functies toe te staan is het gebruik van de gronden flexibel.
In het plangebied zijn jachthavens aanwezig, waaronder in het Oostvaardersdiep. Deze passen niet bij recht binnen de bestemming, maar zijn door middel van een aanduiding “jachthaven” specifiek mogelijk gemaakt.
Binnen de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk. Daarbij kan gedacht worden aan steigers en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Deze mogen maximaal 3,00 meter hoog worden. Bruggen, palen en masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn ook mogelijk. De regels geven hiervoor maximale bouwhoogten die gerelateerd zijn aan de functie van de betreffende bouwwerken.
5.2.10 Wonen - Woongebouw
In het gehele plangebied is sprake van appartementengebouwen en andere vormen van gestapelde woningen. Deze zijn onder de bestemming “Wonen - Woongebouw” gebracht. Kenmerken van deze woongebouwen zijn de boven en naast elkaar gelegen woningen met één of meer gemeenschappelijke toegangen én de eenheid in uiterlijke verschijningsvorm van het gebouw. Daarnaast is het mogelijk gebouwen voor onderhoud en beheer en bergingen en stallingen te bouwen. In verband met de flexibiliteit van het gebruik van de gronden met deze bestemming, zijn daarnaast onder meer tuinen en erven, parkeervoorzieningen en water mogelijk.
Gebouwen moeten binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. De maximale goot- en/of bouwhoogte zijn weergegeven in de bouwvlakken. Hierbij is aangesloten op de bestaande mogelijkheden.
Dat binnen het bouwvlak gebouwd moet worden geldt niet voor gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, bergingen en stallingen. Deze mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits aan de in de regels genoemde afmetingen wordt voldaan. Vaak gaat het hierbij om kleinschalige bouwwerken die slechts een geringe invloed op de omgeving hebben.
Voor het bouwen van trappenhuizen en liftschachten, zijn voor de maximale oppervlakte en bouwhoogte specifieke regels opgenomen. Deze mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits aan de in de regels genoemde afmetingen wordt voldaan.
Daarnaast is het mogelijk bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten en overige bouwwerken te realiseren. Bij erf- en terreinafscheidingen moet een maximale bouwhoogte van 2,00 meter worden aangehouden, bij een tuin voor de voorgevel van een hoofdgebouw is deze beperkt tot ten hoogste 1,00 meter. Bij palen en masten is een maximale bouwhoogte van 6,00 meter toegestaan en bij overige bouwwerken 3,00 meter.
5.2.11 Woongebied
De bestemming “Woongebied” ligt op alle gebieden waar wonen de hoofdfunctie is. Daarnaast worden ook daarbij horende functie mogelijk gemaakt. Het gaat daarbij om functies als wegen, parkeervoorzieningen, water, speelvoorzieningen, etcetera
Aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden via de specifieke gebruiksregels mogelijk gemaakt binnen de bestemming “Woongebied”. In deze gebruiksregels staan ook de randvoorwaarden beschreven waaraan een dergelijke functie moet voldoen.
Binnen de bestemming zijn bouwwerken mogelijk, waarmee gedoeld wordt op hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Algemeen geldt voor alle bouwwerken dat de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 50% bedraagt. Uitzondering hierop vormen die gevallen waarbij in de bestaande situatie al meer den 50% bebouwd is. Nieuwe bouwwerken worden mogelijk gemaakt, mits voldaan wordt aan de bij de regels gevoegde parkeernormen.
Hoofdgebouwen moeten binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken worden gebouwd. Daarbij wordt uitgegaan van de bestaande afmeting van de hoofdgebouwen. Omdat deze in het plangebied in sterke mate van elkaar verschillen, zijn per bouwvlak de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. In sommige gevallen is - in verband met het ruimtelijke beeld - een plat dak verplicht, daar is een aanduiding 'plat dak' aangegeven. Wanneer een onderdoorgang aanwezig is die behouden moet blijven, is de aanduiding 'onderdoorgang' op de verbeelding aangegeven.
Bij de regeling voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen zijn de bestaande mogelijkheden overgenomen. Voor alle aan- en uitbouwen en bijgebouwen is een algemene regeling opgenomen waarin uitspraken worden gedaan over de situering van dit type bebouwing. Voor de maximale oppervlakte zijn meer specifieke regels opgenomen. Dit omdat voor de regeling voor de verschillende woningtypen van elkaar verschillen. Bij grotere bouwpercelen wordt een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogelijk gemaakt. Dit wordt niet alleen in een maximum aantal vierkante meters, maar ook in maximale percentages uitgedrukt (in de regels).
De bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt mogelijk gemaakt. Daarbij gaat het onder meer om erf- en terreinafscheidingen, maar ook om carports.
Door middel van een binnenplanse afwijking (met omgevingsvergunning) van het bestemmingsplan is het mogelijk om van de bouwregels af te wijken.
5.3 Dubbelbestemmingen
Een dubbelbestemming wordt aangegeven op de verbeelding, wanneer sprake is van twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen op gronden. In dit bestemmingsplan is sprake van de volgende dubbelbestemmingen:
5.3.1 Leiding - riool
De belangrijkste leidingen zijn door middel van een dubbelbestemming “Leiding - Riool” geregeld, het gaat hierbij om een rioolpersleiding. Binnen deze zone mogen geen gebouwen worden gebouwd. De realisatie van gebouwen of bouwwerken is alleen mogelijk door middel van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan en als vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Voor andere werken en/of werkzaamheden, wanneer het niet gaat om bouwwerken, zijn alleen mogelijk na ontvangst van een omgevingsvergunning. Het gaat echter om een beperkt aantal werken en/of werkzaamheden, bijvoorbeeld het aanbrengen van diepwortelende beplanting. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend wanneer voldaan is aan de daarbij horende toetsingscriteria. Hiermee wordt schade aan de leiding voorkomen.
5.3.2 Waarde - archeologie
Zuidelijk in het plangebied is een gebied, waarvoor een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt. Dit gebied is in dit bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning voor werken (geen bouwwerken) en/of werkzaamheden opgenomen waarin bepaald is dat voor ingrepen groter dan 100 m2 en/of dieper dan 0,50 meter onder het maaiveld een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden nodig is.
Daarnaast is aangegeven dat voor de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen een archeologische onderzoek uitgevoerd moet zijn. Waar nodig worden aan deze omgevingsvergunning verplichtingen verbonden.
Ook is voor het uitvoeren van enkele werken en werkzaamheden, wanneer het niet gaat om bouwwerken, een omgevingsvergunning nodig. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het aanleggen van leidingen. Voordat de omgevingsvergunning verleend wordt, moet voldaan zijn aan de bij de regels opgenomen toetsingscriteria.
5.3.3 Waterstaat - waterkering
Op de sluizen tussen respectievelijk Lage Dwarsvaart en Oostvaardersdiep en Lage Dwarsvaart en Bovenwater is de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering” gelegd. Deze bestemming is bedoeld voor (werken voor) de waterkering en waterhuishouding. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van sluisgebouwen. Hierbij gelden de voorwaarden dat deze moeten worden gebouwd binnen de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaat - sluisgebouw' en dat ze niet hoger mogen worden dan de maximaal toegestane bouwhoogte. Voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, telt dezelfde maximale bouwhoogte.
Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Deze moet tegengaan dat zonder, of in afwijking van, een vergunning kademuren gewijzigd worden en andere werkzaamheden uitgevoerd worden. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het afgraven van kaden. Vergunning wordt alleen verleend wanneer voldaan wordt aan de toetsingscriteria.
5.4 Algemene Aanduidingen
Een aanduiding bevat een specificatie van bestemmingen en dubbelbestemmingen voor gebruik en/of bouwen. In dit bestemmingsplan zijn diverse aanduidingen op de verbeelding aangegeven. De aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' is, vanwege het grote belang, in de algemene aanduidingregels opgenomen.
5.4.1 Geluidzone industrie
Het bedrijventerrein Noordersluis is een gezoneerd bedrijventerrein. Ongeacht het bepaalde in de onder de aanduiding gegeven bestemmingen is nieuwbouw maar beperkt mogelijk. Bij nieuwbouw binnen de vastgestelde geluidzones moet aangetoond worden dat aan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde wordt voldaan.
5.4.2 Vrijwaringzone - straalpad
De aanduiding 'vrijwaringzone - straalpad' ligt aan de noordzijde van het plangebied. Binnen de gronden met deze aanduiding is het niet mogelijk gebouwen te bouwen die hoger zijn dan 86,00 meter.
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te achterhalen of de maatschappij het plan uitvoerbaar vindt. De bestemmingsplanprocedure kent meer momenten waarop de burgers en instanties hun mening over het bestemmingsplan kenbaar kunnen maken. De bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, is globaal als volgt opgebouwd:
Publicatie voornemen
In de lokale krant en op internet is gepubliceerd dat voor het plangebied een bestemmingsplan wordt opgesteld. Deze publicatie heeft in een eerder stadium plaatsgevonden. Dit bestemmingsplan wordt in nieuwe vorm opnieuw in procedure gebracht. Met de eerder gedane publicatie is voldaan aan hetgeen beschreven staat in artikel 1.3.1. van de Wet ruimtelijke ordening.
Inspraak
Het houden van inspraak is wettelijk niet verplicht, mits een inspraakverordening voorschrijft dat bij een bestemmingsplan een inspraakperiode gehouden moet worden. De gemeente Lelystad heeft besloten geen inspraak voor bestemmingsplannen te houden. Dat besluit geldt ook voor dit bestemmingsplan. Er is dan ook geen sprake van een voorontwerpbestemmingsplan, maar van een concept-ontwerpbestemmingsplan.
Vooroverleg
Het concept-ontwerpbestemmingsplan wordt aan de wettelijk verplichte overheden en belanghebbenden voorgelegd in het kader van het vooroverleg. Het vooroverleg is opgenomen in artikel 3.1.1. van de Wet ruimtelijke ordening. Er zijn geen overlegreacties ingebracht.
Zienswijzen
Na het vooroverleg wordt het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestemmingsplan ligt gedurende zes weken ter inzage. Een ieder is daarbij in de gelegenheid schriftelijk en/of mondeling zienswijzen naar voren te brengen. Eventueel ingediende zienswijzen worden voorzien van een passend antwoord. Naar aanleiding van de zienswijzen vinden waar nodig aanpassingen aan het bestemmingsplan plaats.
Vervolg
Vervolgens wordt het bestemmingsplan vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling.
Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bij een bestemmingsplan moet aangetoond worden of het plan economisch uitvoerbaar is. Het instrument van de grondexploitatieregeling in de Wro en het aantonen van de financiële haalbaarheid kunnen de economische uitvoerbaarheid weergeven.
7.1 Grondexploitatie
Wanneer sprake is van een bouwplan in het kader van het Bro, beschikken gemeenten - door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro - over mogelijkheden voor het verhalen van kosten en hebben zij sturingsmogelijkheden. Sturingsmogelijkheden omdat zij, in het geval van grondexploitatie door derden, diverse eisen en regels kunnen stellen aan bijvoorbeeld fasering of kwaliteit. Dit vindt in theorie in eerste instantie plaats door middel van het exploitatieplan. In de meeste gevallen gebeurt dit door middel van het privaatrechtelijke spoor (door middel van overeenkomsten). Een combinatie van exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Van een exploitatieplan kan alleen sprake zijn in het geval het bestemmingsplan bouwplannen (in het kader van het Bro) mogelijk maken. Dit bestemmingsplan maakt bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
7.2 Financiële Haalbaarheid
Omdat er geen sprake is van nieuwbouwprojecten die door middel van dit bestemmingsplan juridisch-planologisch bij recht mogelijk worden gemaakt, hoeft hierover geen uitspraak te worden gedaan.
Het opstellen van het bestemmingsplan en de daarbij horende onderzoeken zijn geïnitieerd en gefinancierd door de gemeente Lelystad. Voor de actualisering van bestemmingsplannen zijn financiële middelen beschikbaar gesteld, dit bestemmingsplan wordt daaruit bekostigd. Hiermee wordt het bestemmingsplan financieel haalbaar en economisch uitvoerbaar geacht.
Bijlage 1 Lijst Van Aan-huis-verbonden Beroepen En Kleinschalige Activiteiten
Aan-huis-verbonden-beroepen
Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder:
individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, dierenarts enz.
Advies- en ontwerpbureaus, waaronder:
reclame ontwerp
grafisch ontwerp
architect
(Zakelijke) dienstverlening, waaronder:
notaris
advocaat
accountant
assurantie-/verzekeringsbemiddeling
exploitatie en handel in onroerende zaken
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Kledingmakerij
(maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf
Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, waaronder:
schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf
Reparatiebedrijfjes ten behoeve van particulieren, waaronder:
schoen-/lederwarenreparatiebedrijf
uurwerkreparatiebedrijf
goud- en zilverwerkreparatiebedrijf
reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen
reparatie van muziekinstrumenten
In ieder geval zijn auto- en motorreparatiebedrijven uitgezonderd.
Overige dienstverlening, waaronder:
kappersbedrijf
schoonheidssalon
Onderwijs, waaronder:
autorijschool
naaicursus
Computercursus
Bijlage 2 Bedrijvenlijst
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 1 Advies Waterschap Zuiderzeeland
Bijlage 1 Advies Waterschap Zuiderzeeland