Stadsrandgebied
Bestemmingsplan - gemeente Lelystad
Vastgesteld op 19-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Stadsrandgebied van de gemeente Lelystad;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.BP00031-VG02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, genoemd in bijlage 1, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 agrarisch bedrijf:
- a. agrarische bedrijvigheid:
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- 1. akker- en tuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt;
- 2. fruitteelt:
de teelt van fruit op open grond;
- 3. grondgebonden veehouderij:
het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoergewassen;
- 4. paardenfokkerij:
het fokken van veulens en de opfok van jonge paarden met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 à 3 jaar;
- 5. kwekerij:
het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten en niet zijnde een tuincentrum.
1.8 agrarisch hulpbedrijf
een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of produkten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
1.9 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische overblijfselen;
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische overblijfselen;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, dit met inbegrip van de oppervlakte van (overdekte) bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bed- and-breakfast:
het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.14 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of verhandelen van goederen, dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruiikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 bedrijfswoning / dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.18 bestaand:
- 1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
- 2. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.22 bijzondere woonvoorzieningen:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 buidelwoning:
een niet zelfstandige woning waarbij sprake is van inwoning dan wel bijwoning, bestaande uit minimaal een woonkamer, een slaapkamer en een toiletruimte;
1.31 carport
afdak voor de stalling van een auto;
1.32 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.33 dakopbouw:
een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag;
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.36 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.37 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.38 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.39 erf:
het binnen de (woon) bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uizondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.40 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.41 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, met de daarbijbehorende voorzieningen zoals een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.43 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.44 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder e/of het Besluit geluidhinder;
1.45 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.46 grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtsteeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.47 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.48 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.49 horecabedrijf categorie 1:
aan de detailhandelsfunctie verwante daghoreca, zijnde een kleinschalig horecabedrijf (<150 m²) die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral voor verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, een broodjeszaak, een cafetaria, een croissanterie, een koffiebar, een lunchroom, een ijssalon, een snackbar, een tearoom, een traiteur, een grand-café, en/of een naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.50 horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf dat in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend behoeft te zijn (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaakt. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
a. bedrijven met een relatief beperkte verkeersaantrekkende werking (categorie 2a), namelijk een restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice), een hotel of horecabedrijven in categorie 1 met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 150 m²;
b. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking (categorie 2b), namelijk een restaurant met een bezorg- en/of afhaalservice (onder andere pizzeria, Chinees of McDonald's);
1.51 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.52 kantoor:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.53 kap:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
1.54 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
de in bijlage1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij:
- 1. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
- 2. er geen reclame-uitingen worden aangebracht;
- 3. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de bewoners van de woning, met dien verstande dat sprake zal zijn van maximaal 2 werkplekken;
- 4. het niet gaat om vormen van horeca;
- 5. er geen onevenredige verkeers- en of parkeeroverlast zal ontstaan voor het omliggende woongebied;
- 6. het niet gaat om bedrijven waarvoor een omgevingsvergunning of meldingsplicht nodig is;
- 7. er geen detailhandel zal plaatsvinden, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden geproduceerd, bewerkt of hersteld;
1.55 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een aqua-, navi- of viaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.56 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.57 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
1.58 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.59 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.60 mantelzorg:
het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn;
1.61 milieusituatie:
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeer aantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van miliegevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.62 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, apparatuur voor telecommunicatie en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling;
1.63 openbaar gebied:
wegen, voet- of fietspaden, water en/of groen;
1.64 paardenhouderij:
het stallen van pensionpaarden, het trainen, het behandelen en africhten van paarden en/of het handelen in paarden;
1.65 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.66 perceelgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
1.67 perifere detailhandel:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingartikelen, waaronder meubelen;
1.68 plan:
het bestemmingsplan Stadsrandgebied van de gemeente Lelystad
1.69 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.70 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.71 recreatiewoning
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.72 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
1.73 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.74 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.75 sportcentrum
een voorziening voor sport- en recreatie in brede zin voor sport, ontspanning en fitness (leisure and health), met daarbij behorende en daaraan ondergeschikte horeca en detailhandel.
1.76 straat- en bebouwingsbeeld
een in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, dat zich in het algemeen kenmerkt door:
- 1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- 2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- 3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.77 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.78 verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
1.79 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.80 verkeersveiligheid:
de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;
1.81 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.82 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.83 winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.84 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.85 woninginrichtingsartikelen:
goederen die dienen voor de inrichting en/of verfraaiing van woningen, zoals vloerbedekking, vitrages en lampen;
1.86 wooncentrum:
een accommodatie met bijbehorende voorzieningen voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals ouderen of gehandicapten;
1.87 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.88 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.89 woonsituatie:
een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede van afwezigheid van hinder;
1.90 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.
1.91 zorgboerderij
een agrarisch bedrijf waar de ondernemer de activiteiten van het bedrijf combineert met zorgtaken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de kaart voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijvigheid alsmede voor glastuinbouwbedrijven, dieren-/paardenhouderijen met uitzondering van het houden van evenhoevigen;
- b. gebouwen ten behoeve van een agrarisch hulpbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hulpbedrijf';
- c. gebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' met uitzondering van het houden van evenhoevigen;
- d. als standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart t/m 31 oktober, voor zover de gronden zijn gelegen binnen een bouwvlak;
- e. gebouwen ten dienste van de agrarische bedrijvigheid, ten behoeve van:
- 1. sanitaire voorzieningen;
- 2. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een niet aan de agrarische bedrijvigheid ten dienste staande; ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en /of in combinatie met een buidelwoning;
- f. extensief dagrecreatief medegebruik;
- g. een windturbine, ter plaatse van de aanduiding 'windturbine', waarbij de hoogte niet meer dan 55 m bedraagt en de rotordiameter niet meer dan 44 m bedraagt.
met de daarbijbehorende:
- h. wegen, straten en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. waterlopen en waterpartijen;
- l. oevers en taluds;
- m. tuinen, erven en terreinen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het oprichten van veldschuren en schuilgelegenheden buiten bouwvlakken met een oppervlakte van ten hoogste 100m2 per bedrijf, en een hoogte van ten hoogste 6,00m.
- b. het bepaalde in lid 3.2.1, ten behoeve van het bouwen van binnen een zelfde bouwperceel ten hoogste één zelfstandige woonruimte, in of aan een bedrijfswoning, indien daarvoor dringende sociale redenen bestaan en vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de betreffende bedrijfswoning en de bedoelde woonruimte mag niet meer dan 500 m² bedragen;
- 2. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 10 m;
- 3. op geen van de gevels van de bedoelde woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting vanwege een weg of spoor de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
- 4. de verbouwing dient op een zodanige wijze te geschieden, dat de extra zelfstandige woonruimte in of aan de betreffende bedrijfswoning, bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting, ongedaan kan worden gemaakt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van evenhoevigen in een straal van 3 kilometer rondom het aangegeven 'specifieke vorm van bedrijf - centraal veterinair instituut'.
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- d. permanente bewoning van stacaravans, recreatiewoningen en andere voor verblijfsrecreatie bedoelde gebouwen;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
- 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
- 2. meer bedraagt dan 100 m2, indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
- 3. meer bedraagt dan 50 m2, indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of een buidelwoning, zodanig dat dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 ten behoeve van het gebruiken van agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak en uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit, voor het volgende niet agrarische gebruik per bouwperceel;
- 1. productiegebonden detailhandel in ter plaatse voortgebrachte producten met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 200m2;
- 2. bewerking en opslag van agrarische producten met een maximale oppervlakte van 500m2;
- 3. horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theehuis, een terras, een speeltuin, een pannenkoekenrestaurant met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 500m2;
- 4. verblijfsrecreatie (anders dan kamperen of bed & breakfast) met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250m2 per bouwperceel;
- 5. natuurvoorlichting en - educatie;
- 6. loonwerk- en veehandelbedrijven met uitzondering van handel in evenhoevigen;
- 7. opslag en stalling van caravans, campers en boten;
- 8. kunstnijverheid en ateliers;
- 9. (woon-) zorgboerderijen;
Bij het verlenen van een afwijking als bedoeld in lid 3.5 a1 t/m 9 dienen aanvullende de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
- I. indien niet anders bepaald in lid 3.5 a 1t/m 9, mag de nevenactiviteit op ten hoogste 30% van het erf plaatsvinden;
- II. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden belemmerd;
- III. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
- IV. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het bouwvlak op eigen terrein plaats te vinden;
- V. er mag geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de open lucht plaatsvinden;
- VI. het andere gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.
- b. Mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels ten behoeve van een bed & breakfast:
- 1. maximaal acht slaapplaatsen in ten hoogste vier van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
- 2. de kamers deel uit maken van de bedrijfswoning, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen;
- 3. maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen per bouwperceel ingericht worden voor de voorziening;
- 4. er op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig is, of dat uit een parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. De parkeernorm, zowel op eigen terrein als in de directe omgeving, is 1 parkeerplaats per gastenkamer;
- 5. het uiterlijk van het betreffende hoofdgebouw niet wordt aangetast, waarbij reclame maximaal een oppervlakte van 0,5 m2 mag bedragen;
- 6. de bed & breakfast dient door in ieder geval één bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen voor bedrijven ten behoeve van:
- 1. de landbouw en dienstverlening ten behoeve van de landbouw;
- 2. de bosbouw en dienstverlening ten behoeve van de bosbouw;
- b. medisch laboratorium ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - centraal veterinair instituut';
- c. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoningen", al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activteiten, en/of in combinatie met een buidelwoing;
met de daarbijbehorende:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. wegen, straten en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterlopen en waterpartijen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.1 onder a en b, en toestaan dat betreffende gronden en gebouwen worden gebruikt voor functies die naar aard en invloed op de omgeving hiermee gelijk te stellen zijn, zoals: zorg- recreatie en diergerelateerde bedrijfsmatigheid.
Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangstation
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
- b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals; wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafschedingen en groen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en bebossing, met de daarin voorkomende danwel daaraan eigen natuur- en landschapswaarden;
- b. recreatieve outdoorvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - outdoor'.
en voorzover de onder a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast:
- c. bosbouw;
- d. extensief dagrecreatief medegebruik;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. bermen en beplanting;
- g. wegen, straten en paden;
- h. speelvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- j. verhardingen;
- k. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten, kunstwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de betreffende gronden niet zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - ecologie', kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 ten behoeve van het oprichten van ten hoogste10 recreatieve voorzieningen en/of onderhoudsgebouwen voor de bestemming, met dien verstande dat:
- a. per object de oppervlakte van een bouwperceel niet meer dan 1.000m2 mag bedragen;
- b. de oppervlakte van gebouwen per bouwperceel maximaal 200 m2 mag bedragen;
- c. de goothoogte van gebouwen maximaal 3,00 m mag bedragen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
- a. over een strook van ten hoogste 5,00 m gemeten vanuit de bestemmingsgrens met de bestemming 'Woongebied' de bestemming 'Bos' wordt gewijzigd in de bestemming 'Woongebied', waarbij de regels van artikel19 van overeenkomstige toepassing zijn;
- b. binnen het gebied dat op de verbeelding is voorzien van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied verblijfsrecreatie' verblijfsrecreatieve gebouwen mogen worden opgericht, waarbij:
- 1. Het aantal verblijfsrecreatieve gebouwen ten hoogste 10 bedraagt;
- 2. de oppervlakte per gebouw ten hoogste 50m2 bedraagt;
- 3. de goothoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
- 4. de bouwhoogte ten hoogste 5,00m bedraagt.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. maatschappelijke voorzieningen;
- 2. welzijnsdoeleinden;
- 3. begraafplaats en crematorium, ter plaatse van de aanduiding 'Begraafplaats';
- 4. zorgboerderij en zorgwoningen en de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorgboerderij';
- 5. zorgwoningen en de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - zorgwonen';
- 6. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en/of in combinatie met een buidelwoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daarbij behorende:
- c. groenvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. wegen, straten en paden;
- g. waterlopen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
- h. parkeervoorzieningen;
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 7.2.2 onder a in die zin dat een gebouw op minder dan 10,00 m uit de bestemmingsgrens wordt gebouwd;
- b. het bepaalde in lid 7.2.2 onder b in die zin dat de maximale bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, over ten hoogste 50% van de oppervlakte van het gebouw.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de bouwwerken ten behoeve van het wonen;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de functies genoemd in lid 7.1 onder a dusdanig dat de aangrenzende gronden hinder van deze functies ondervinden;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kantoren.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 7.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor dienstverlenende bedrijven en/of instellingen;
- b. het bepaalde in lid 7.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor kantoren.
Artikel 8 Gemengd - Buiten
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Buiten' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijvigheid, met uitzondering van het houden van evenhoevigen, in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. productiegebonden detailhandel;
- c. horeca categorie 1 en 2a;
- d. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. extensief dagrecreatief medegebruik;
- g. kunstnijverheid en ateliers;
- h. (woon) zorgboerderijen;
- i. standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;
- j. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en/of in combinatie met een buidelwoning;
met de daarbijbehorende:
- k. wegen, straten en paden;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. waterlopen en waterpartijen;
- o. oevers en taluds;
- p. tuinen, erven en terreinen;
- q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 8.2.1 ten behoeve van het oprichten van veldschuren en schuilgelegenheden buiten bouwvlakken met een oppervlakte van ten hoogste 100m2 per bedrijf, en een hoogte van ten hoogste 6,00m.
- b. het bepaalde in lid 8.2.1, ten behoeve van het bouwen van binnen een zelfde bouwperceel ten hoogste één zelfstandige woonruimte, in of aan een bedrijfswoning, indien daarvoor dringende sociale redenen bestaan en vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de betreffende bedrijfswoning en de bedoelde woonruimte mag niet meer dan 500 m² bedragen;
- 2. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende bedrijfswoning, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 10 m;
- 3. op geen van de gevels van de bedoelde woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting vanwege een weg of spoor de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
- 4. de verbouwing dient op een zodanige wijze te geschieden, dat de extra zelfstandige woonruimte in of aan de betreffende bedrijfswoning, bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting, ongedaan kan worden gemaakt.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
- 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
- 2. meer bedraagt dan 100 m2 per bouwperceel, indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
- 3. meer bedraagt dan 50 m2 per bouwperceel, indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of een buidelwoning, zodanig dat dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van 'horeca' over een oppervlakte van meer dan 250 m2 per bouwperceel;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van 'detailhandel' en het gebruik van de gronden ten behoeve van 'productiegebonden detailhandel' over een oppervlakte van meer dan 100m2 per bouwperceel.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- 1. het bepaalde in lid 8.4 onder e, voor het gebruik van gronden ten behoeve van 'detailhandel en het gebruik ten behoeve van 'productiegebonden detailhandel' tot een oppervlakte van 200m2 per bouwperceel.
- 2. het bepaalde in lid 8.1 voor het gebruik van bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie (anders dan kamperen of bed & breakfast) met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250m2 per bouwperceel;
- b. Mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast:
- 1. maximaal acht slaapplaatsen in ten hoogste vier van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
- 2. de kamers deel uit maken van de bedrijfswoning, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen;
- 3. maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de bedrijfswoning, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen per bouwperceel ingericht worden voor de voorziening;
- 4. er op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig is, of dat uit een parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. De parkeernorm, zowel op eigen terrein als in de directe omgeving, is 1 parkeerplaats per gastenkamer;
- 5. het uiterlijk van het betreffende hoofdgebouw niet wordt aangetast, waarbij reclame maximaal een oppervlakte van 0,5 m2 mag bedragen;
- 6. de bed & breakfast dient door in ieder geval één bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bos en bebossing;
- c. bermen en beplanting;
- d. wegen, straten en paden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. waterlopen en waterpartijen;
- h. extensief dagrecreatief medegebruik;
- i. gronddepot, ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot'
- j. gemaal, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal'
- k. een verblijfsplaats voor campers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaats', met dien verstande dat:
- per aanduiding maximaal 4 campers zijn toegestaan;
- de verblijfduur van een camper bedraagt maximaal 2x24 uur
met de daarbijbehorende:
- l. verhardingen;
- m. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten, kunstwerken, bouw- en reclameborden.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in 9.2.2 sub c voor de bouw van kunstwerken tot een hoogte van maximaal 15 m.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
- a. over een strook van ten hoogste 5,00 m gemeten vanuit de bestemmingsgrens met de bestemming 'Woongebied' de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Woongebied', waarbij de regels van artikel19 van overeenkomstige toepassing zijn.
Artikel 10 Horeca
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavoorzieningen als bedoeld in artikel 1.49 horeca I;
met de daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. wegen, straten en paden;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;
- b. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- c. extensief dagrecreatief medegebruik, voor zover de onder a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast;
met daarbij behorende :
- d. wegen, straten en paden;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de in lid 11.1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatief en/of hobby matig kweken van gewassen en het houden van dieren;
- b. extensief dagrecreatief gebruik, waaronder scouting en andere outdooractiviteiten;
- c. kantines, kleed- en/of verenigingsruimten;
- d. jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven', uitsluitend de bij een jachthaven behorende voorzieningen, waaronder begrepen; werkplaatsen voor jachtwerf, - opslag, - onderhoud en - reparatie en andere dienstruimten, aanlegsteigers en sanitaire voorzieningen, detailhandel ten behoeve van watersport en horeca categorie 1 en 2a, met uitzondering van een hotel;
- e. strand ter plaatse van de aanduiding 'strand';
- f. verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsverblijf';
- g. kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
- h. als standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart t/m 31 oktober, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'kampeerterrein';
met de daarbij behorende;
- i. gebouwen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterlopen en waterpartijen;
- m. wegen, straten en paden;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Mits geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende waterkering en nadat ter zake advies is ingewonnen bij het waterschap, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder a. genoemde bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'strand' ten behoeve van het oprichten van:
- 1. toiletgebouwtjes tot een maximale oppervlakte van 20m2 en een bouwhoogte van 3 m;
- 2. één beheersgebouw of horeca categorie 1 of 2a, met uitzondering van een hotel, met een oppervlakte van maximaal 300m2 en een maximale bouwhoogte van 4,5 m.
- b. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.1onder b, ten behoeve van:
- 1. een gebouw met een oppervlakte van maximaal 500m2 per bouwperceel.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in 12.1 in die zin dat gronden en gebouwen kunnen worden gebruikt ten behoeve van andere vormen van dagrecreatief gebruik.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. terreinen ten behoeve van sport doeleinden;
- b. terreinen ten behoeve van dagrecreatie;
- c. gebouwen ten behoeve van:
- 1. sportvoorzieningen;
- 2. kantines en/of kleedruimten;
- 3. dagrecreatieve voorzieningen;
- d. manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege'
- e. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'
met daaraan ondergeschikt:
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- g. groenvoorzieningen;
- h. wegen, straten en paden;
- i. waterlopen en waterpartijen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
met de daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. nutsvoorzieningen en andere openbare voorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder informatie- en reclameobjecten aan lichtmasten, kunstwerken, bouw- en reclameborden.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanleggen van wegen en paden of anderzins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het ter plaatse aangegeven dwarsprofiel.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 14.3 in die zin dat wordt afgeweken van het op de kaart aangegeven dwarsprofiel, mits hierdoor geen wezenlijke verslechtering in de geluidssituatie optreedt.
Artikel 15 Verkeer - Railverkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. geluidwerende voorzieningen;
- c. wegen en paden;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. cultuurgrond;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. water;
met de daarbijbehorende:
- j. parkeervoorzieningen;
- k. sloten, bermen en beplanting;
- l. grondwallen;
- m. terreinen en verhardingen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken ten behoeve van het (spoor)wegverkeer.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 15.2.2 sub a en toestaan dat de hoogte van bruggen en/of viaducten wordt verhoogd tot ten hoogste 15,00 m.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden voor grondwallen over een hoogte van meer dan 1,50 m;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
- c. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterpartijen;
- b. oevers;
- c. bermen en beplanting;
- d. wegen, straten en paden;
- e. extensief dagrecreatief medegebruik;
- f. jachthaven, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', uitsluitend de bij een jachthaven behorende voorzieningen, waaronder begrepen; aanlegsteigers, kantoorruimte en sanitaire voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- g. groenvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 16.2.1 voor het oprichten van sanitaire- en nutsvoorzieningen binnen de aanduiding 'jachthaven' met een oppervlakte van ten hoogste 100m2 per bedrijf, en een hoogte van ten hoogste 5,00m.
Artikel 17 Wonen - Landgoed En Buitenplaatsen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De op de kaart voor Wonen - Landgoed en buitenplaatsen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en groenvoorzieningen, waaronder mede begrepen dierenweiden;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en/of in combinatie met een buidelwoning;
- d. lichte bedrijven, voorkomend in de bijlage 3 bij deze regels, met daarmee verbonden woningen;
met daarbij behorende:
- e. wegen, straten en paden;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. tuinen en erven;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 17.2.1 over gebouwen voor:
- 1. het oprichten van bijgebouwen bij woningen buiten bouwvlakken, mits de oppervlakte per bijgebouw niet meer dan 50 m2 en de hoogte niet meer dan 4 m bedraagt, en mits het bebouwingspercentage per erf, c.q. bouwperceel, als bedoeld in lid 2 niet wordt overschreden;
- 2. het oprichten van kleine gebouwen voor beheer en onderhoud van bos en groenvoorzieningen, binnen dan wel buiten bouwvlakken, mits de oppervlakte per gebouw niet meer bedraagt dan 20 m2, de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 80 m2 en de hoogte niet meer dan 4 m;
- 3. het overschrijden van de in lid 3, onder d, bedoelde hoogte binnen het gebied met de aanduiding 'Specifieke vorm van wonen - Landgoed' met maximaal 3m;
- b. het bepaalde in lid 17.2.2 over bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het oprichten van representatieve bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals een toegangspoort, met een hoogte van maximaal 8 m.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden ten behoeve van erven en tuinen bij woningen en lichte bedrijven over een oppervlakte van meer dan 10% van de oppervlakte van het landgoed;
- b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, als:
- 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 50% van de vloeroppervlakte van de woning, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
- 2. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 200 m2;
- 3. de woonfunctie niet meer in overwegende mate gehandhaafd blijft;
- 4. afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu;
- 5. er onevenredige toename van de verkeersbelasting in de omgeving optreedt;
- 6. de bedrijfsuitoefening niet geschied door degene die op het perceel woonachtig is;
- 7. er detailhandel plaats vindt, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden geproduceerd, bewerkt of hersteld en goederen die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld.
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid17.1 in die zin dat de gronden en bouwwerken kunnen worden gebruikt ten behoeve van een bed & breakfast, indien de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
- 1. maximaal acht slaapplaatsen in ten hoogste vier van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
- 2. de kamers deel uit maken van het hoofdgebouw, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen;
- 3. maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de gebouwen per bouwperceel ingericht worden voor de voorziening;
- 4. er op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig is, of dat uit een parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. De parkeernorm, zowel op eigen terrein als in de directe omgeving, is 1 parkeerplaats per gastenkamer;
- 5. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast, waarbij reclame maximaal een oppervlakte van 0,5 m² mag bedragen;
- 6. de bed & breakfast dient door in ieder geval één bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
- b. het bepaalde in lid 17.4 sub b ten behoeve van bebouwing voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf, tot een vloeroppervlakte van 350 m2, mits:
- 1. deze bedrijfsvloeroppervlakte niet groter is dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning;
- 2. er sprake is van ruimtelijke samenhang van de ruimte voor beroep of bedrijf met de woning;
- 3. er geen sprake is van publiekaantrekkende activiteiten, die leiden tot een toename van verkeer en parkeerbehoefte;
- c. het bepaalde in lid17.1 sub d ten behoeve van bedrijven die niet vermeld worden in bijlage 3 mits:
- 1. de veroorzaakte hinder en de uitstraling op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in de bijlage opgenomen bedrijven;
- 2. sprake is van een representatieve, in een landgoed passende functie;
- 3. geen detailhandel is toegestaan, met uitzondering van detailhandel in goederen die ter plaatse worden geproduceerd, bewerkt of hersteld en goederen die niet ter plaatse aan de koper ter hand worden gesteld.
Artikel 18 Wonen - Woongebouw
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. woongebouwen;
- b. gebouwen ten behoeve van:
- 1. onderhoud en beheer;
- 2. bergingen en stallingen;
- c. trappenhuizen c.q. liftschachten;
met de daarbijbehorende:
- d. wegen, straten en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
- h. speelvoorzieningen;
- i. tuinen en erven;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van lid 18.1 sub b genoemde gebouwen voor bewoning;
Artikel 19 Woongebied
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en/of in combinatie met een buidelwoning;
- b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met daarbijbehorende:
- c. wegen, straten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. tuinen en erven;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 19.2.2 sub b in die zin dat de afstand van de zijde van het hoofdgebouw, waar de verschillende hoofdgebouwen niet aaneengebouwd zijn, tot de perceelgrens wordt verkleind;
- b. het bepaalde in lid 19.2.2 sub c en/of d in die zin dat een tweede bouwlaag wordt gebouwd op woningen bestaande uit één bouwlaag;
- c. het bepaalde in lid 19.2.3 sub b onder 1 dan wel 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 m2, mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);
- 2. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond;
- d. het bepaalde in lid 19.2.3 sub h. of lid 19.2.4 sub a. in die zin dat per hoofdgebouw een carport wordt opgericht vóór de voorgevelrooilijn;
- e. het bepaalde in lid 19.2.4 sub a. en het bepaalde in lid 19.2.1 sub a. in die zin dat per hoofdgebouw een niet-overdekt zwembad wordt opgericht, mits:
- 1. het zwembad in het achtererfgebied van een woning wordt gesitueerd;
- 2. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 75 m2;
- 3. de bouwhoogte van het zwembad, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer bedraagt dan 0,50 m;
- 4. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied van de woningen;
- 5. het totale bebouwingspercentage van de kavel niet meer bedraagt dan 50%;
- 6. de afstand van het zwembad tot enige perceelsgrens ten minste 1,50m bedraagt.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, stijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 m2;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
- 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
- 2. meer bedraagt dan 100 m2, indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
- 3. meer bedraagt dan 50 m2, indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of een buidelwoning, zodanig dat dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid19.1 in die zin dat de gronden en bouwwerken kunnen worden gebruikt ten behoeve van een bed & breakfast, indien de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
- 1. maximaal acht slaapplaatsen in ten hoogste vier van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
- 2. de kamers deel uit maken van het hoofdgebouw, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen;
- 3. maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de gebouwen per bouwperceel ingericht worden voor de voorziening;
- 4. er op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig is, of dat uit een parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. De parkeernorm, zowel op eigen terrein als in de directe omgeving, is 1 parkeerplaats per gastenkamer;
- 5. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast, waarbij reclame maximaal een oppervlakte van 0,5 m² mag bedragen;
- 6. de bed & breakfast dient door in ieder geval één bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
Artikel 20 Woongebied - 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en/of in combinatie met een buidelwoning;
- b. golfbaan, ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan', met de daarbij behorende ondergeschikte horeca categorie 1 en 2, met uitzondering van een hotel;
- c. sportcentrum, ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
- d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- e. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'
met daarbijbehorende:
- f. wegen, straten en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. waterlopen en waterpartijen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. tuinen en erven;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouw- en reclameborden.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
- a. de situering en grondoppervlakte van woningen, eventueel door het nader bepalen van grenzen, waarbij:
- 1. de situering van de voorgevelbouwgrens nader kan worden bepaald;
- 2. de diepte van woningen (afstand tussen voorgevel- en achtergevelbouwgrens} nader kan worden bepaald;
- 3. de breedte van bouwpercelen nader kan worden bepaald;
- 4. de afstanden nader kunnen worden bepaald van woningen tot:de (zijdelingse) perceelgrenzen danwel andere woningen;
- b. het (maximum) aantal aaneen te bouwen woningen;
- c. de plaatsing van bijgebouwen ten opzichte van de woning;
- d. de plaatsing en afmeting van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke ingevolge deze regels mogen worden gebouwd, indien zulks in verband met een ingekomen bouwplan noodzakelijk is;
- e. de situering van parkeer- en verkeersvoorzieningen;
- f. de situering van groenvoorzieningen en waterpartijen.
De in hierboven genoemde eisen mogen uitsluitend worden gesteld, indien: na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch/stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen, het stellen van genoemde eisen gewenst is, mede ter voorkoming van een onevenredige aantasting van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
20.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 20.2.1 onder d voor een geringere onderlinge afstand tussen woningen indien het type woning, danwel de wijze van verkaveling een geringere afstand mogelijk maakt, mits daardoor de privacy en zontoetreding op aangrenzende percelen niet in onevenredige mate wordt aangetast.
- b. het bepaalde in lid 20.2.2 sub a onder 1 en/of 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80 m2, mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n);
- 2. de noodzaak ten behoeve van het treffen van bijzondere voorzieningen wordt aangetoond;
- c. het bepaalde in lid 20.2.2 sub a en/of b en h en in 20.2.3 onder a in die zin dat per hoofdgebouw een carport wordt opgericht vóór de voorgevelrooilijn, mits de oppervlakte van de carport ten hoogste 25 m2 bedraagt;
- d. het bepaalde in lid 20.2.3 onder a in die zin dat per hoofdgebouw een niet-overdekt zwembad wordt opgericht, mits:
- 1. het zwembad in het achtererfgebied van een woning wordt gesitueerd;
- 2. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 75 m2;
- 3. de bouwhoogte van het zwembad, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer bedraagt dan 0,50 m;
- 4. de bruto-oppervlakte (uitwendig gemeten constructie) van het zwembad niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het achtererfgebied van de woningen;
- 5. het totale bebouwingspercentage van de kavel niet meer bedraagt dan 50%;
- 6. de afstand van het zwembad tot enige perceelsgrens ten minste 1,50m bedraagt.
20.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, stijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. het gebruik van gebouwen als dierenverblijf over een oppervlakte van meer dan 12 m2;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
- 1. meer bedraagt dan 30% van de totale begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
- 2. meer bedraagt dan 100 m2, indien het een aan-huis-verbonden beroep betreft;
- 3. meer bedraagt dan 50 m2, indien het kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten betreft;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en/of een buidelwoning, zodanig dat dit leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de bij een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit toegestane detailhandel.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid20.1 in die zin dat de gronden en bouwwerken kunnen worden gebruikt ten behoeve van een bed & breakfast, indien de volgende voorwaarden in acht genomen worden:
- 1. maximaal acht slaapplaatsen in ten hoogste vier van elkaar afgescheiden ruimten voor nachtverblijf;
- 2. de kamers deel uit maken van het hoofdgebouw, aanbouw of aangebouwde bijgebouwen;
- 3. maximaal 30% van de bruto vloeroppervlakte van de gebouwen per bouwperceel ingericht worden voor de voorziening;
- 4. er op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers aanwezig is, of dat uit een parkeeronderzoek blijkt dat er in de directe omgeving voldoende parkeerruimte is. De parkeernorm, zowel op eigen terrein als in de directe omgeving, is 1 parkeerplaats per gastenkamer;
- 5. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast, waarbij reclame maximaal een oppervlakte van 0,5 m² mag bedragen;
- 6. de bed & breakfast dient door in ieder geval één bewoner van de woning te worden uitgeoefend.
Artikel 21 Leiding - Gas
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:
- een ondergrondse hoge druk gastransportleiding met een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid van bepalingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen, die op grond van andere regels op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming "Leiding - Gas" voorrang krijgt.
21.2 Bouwregels
Op of in de gronden als bedoeld in lid 21.1 mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding (en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming (en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie Hoog
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
22.2 Bouwregels
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Ecologie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud en de bescherming van de ecologische waarden van de gronden.
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- a. een op grond van de basisbestemming toelaatbaar bouwwerk, geen gebouw zijnde, of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische waarden van de gronden.
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de ecologische waarden van het gebied als gevolg van het gebruik van de gronden.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(-en), mede bestemd voor:
- 1. waterkering en daarbij behorende voorzieningen;
- 2. wegen, fiets- en voetpaden, bermen, sloten;
- 3. extensief agrarisch medegebruik;
- 4. extensieve dagrecreatief medegebruik;
- 5. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwaarden.
24.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 24.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten behoeve van de betreffende waterkering.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende waterkering en nadat ter zake advies is ingewonnen bij het waterschap, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Bouwregels
Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen op en in gronden die grenzen aan de gronden als bedoeld in artikel 24 ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - dijk" niet worden gebouwd.
26.2 Afwijken van de bouwregels
Mits advies is ingewonnen van de beheerder van de betreffende dijk, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.1, ten behoeve van het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die gronden.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het permanent bewonen van stacaravans, recreatiewoningen en andere voor verblijfsrecreatie bedoelde gebouwen.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 wrozone - verbod houden evenhoevigen
Ter plaatse van de aanduiding 'wrozone - verbod houden evenhoevigen' is het niet toegestaan gronden of gebouwen te gebruiken ten behoeve van het houden van evenhoevigen.
28.2 vrijwaringszone - straalpad
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' mag de bouwhoogte van bouwwerken ten opzichte van N.A.P. niet meer bedragen dan 84 m.
28.3 geluidzone - industrie
28.4 geluidzone - spoor
28.5 geluidzone - weg
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen bebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
- e. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en reclame-, zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 meter;
- f. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van gebouwen, in die zin dat de bouwhoogte wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- g. de regels ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. één erker per hoofdgebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
- 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m worden overschreden.
- h. de regels in die zin dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of andere openbare voorzieningen worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m2 bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 5,00m bedraagt.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Stadsrandgebied.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1. Aanleiding tot het plan
Het gemeentebestuur van Lelystad actualiseert de geldende bestemmingsplannen. Daarbij sluit zij aan bij verschillende landelijke doelstellingen op het gebied van de actualisering, standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Vanuit de gemeentelijke praktijk is de wens uitgesproken om te komen tot actuele bestemmingsplannen, wat concreet inhoudt dat de planregels aan moeten sluiten bij de huidige en toekomstige ontwikkelingen in het plangebied. Verder is het van belang dat de planregels van dit bestemmingsplan zowel qua inhoud als qua systematiek overeenkomen met de andere bestemmingsplannen die in Lelystad (gaan) gelden.
In het plangebied gelden nu meerdere, vaak al oudere, bestemmingsplannen. Formeel dient een bestemmingsplan iedere 10 jaar integraal te worden herzien. Alleen al om die reden is een nieuw bestemmingsplan voor het Stadsrandgebied gewenst. In het kader hiervan heeft de gemeente besloten voor het Stadsrandgebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
1.2. Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied Stadsrandgebied bevindt zich direct ten noorden en oosten van het stedelijk gebied van Lelystad. Het plangebied wordt aan de west- en noordzijde begrenst door het IJsselmeer, aan de oostzijde door het bedrijventerrein Oostervaart en de A6. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich de woongebieden Boeier, Karveel, de Zuiderzeewijk en Boswijk.
Omdat het plangebied groot is, wordt in het bestemmingsplan een opdeling gemaakt in deelgebieden. Het plan is opgedeeld in 3 verschillende gebieden, namelijk Kustpark, De Velden en Oostrandhout.
Deelgebied Kustpark
Het deelgebied Kustpark ligt aan de noordwestkant van Lelystad en grenst aan het IJsselmeer en de woonwijk Karveel. De spoorlijn (c.q. de plangrens van het bestemmingsplan Hanzelijn) vormt de oostelijke grens van het deelgebied. Het gebied heeft een oppervlakte van circa 792 hectare.
![]() | ![]() |
Ligging Kustpark | Luchtfoto Kustpark |
Deelgebied De Velden
Het deelgebied De Velden ligt aan de noordoostkant van Lelystad. Het gebied ligt tussen de Houtribweg, het bedrijventerrein Oostervaart en de Binnenhavenweg. De spoorlijn vormt de begrenzing met het deelgebied Kustpark. Het gebied heeft een oppervlakte van circa 524 hectare.
![]() | ![]() |
Ligging De Velden | Luchtfoto De Velden |
Deelgebied Oostrandhout
Het deelgebied Oostrandhout ligt aan de oostkant van Lelystad. Oostrandhout grenst in het noorden aan het bedrijventerrein Oostervaart-Oost, in het oosten vormt de Rijksweg A6 de grens, in het zuiden wordt Oostrandhout begrensd door het Gelderse Diep en de Lage Vaart en in het westen door de Oostranddreef. Het deelgebied heeft een oppervlakte van circa 431 hectare. De in ontwikkeling zijnde woonwijk Buitenhof maakt geen deel uit van het plangebied.
![]() | ![]() |
Ligging Oostrandhout | Luchtfoto Oostrandhout |
1.3. Vigerende bestemmingsplannen
Met dit bestemmingsplan worden de volgende geldende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk herzien:
Bestemmingsplan | Datum vaststelling | Datum goedkeuring | |
Stadsrandgebied Noord en Oost | n.v.t. | 27 december 1979 | |
Spoorbaan Noord | 19 mei 1983 | 30 november 1983 | |
Noordelijke Kuststrook II | 12 januari 1995 | 28 juni 1995 | |
1e partiële herziening bestemmingsplan Noordelijke Kuststrook II | 15 mei 1997 | 16 juli 1997 | |
2e partiële herziening bestemmingsplan Noordelijke Kuststrook II | 6 september 2001 | 21 november 2001 | |
Golfpark, fasen 2 en 3 | 12 september 1996 | 24 januari 1997 | |
Noordelijke Kuststrook III | 9 februari 1995 | 16 juni 1995 | |
1e partiële herziening bestemmingsplan Noordelijke Kuststrook III | 28 augustus 2003 | 24 december 2003 | |
Noordzoom - I | 26 juni 2003 | 3 februari 2004 | |
Oostrandpark | n.v.t. | 14 februari 1979 | |
Partiële herziening 'Geluidszone Oostervaart' | 10 mei 2001 | 17 december 2001 | |
Jagersveld | 29 mei 1983 | 29 november 1983 | |
Milieuvriendelijk Agrarisch Centrum Lelystad Noord | 11 mei 1989 | 17 juli 1989 |
1.4. Een nieuwe planologische regeling
De belangrijkste opgave voor het voorliggende bestemmingsplan is om te voorzien in een actuele en eenduidige regelgeving voor de bestaande situatie in het Stadsrandgebied.
Het bestemmingsplan is qua opbouw en systematiek afgestemd op het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Lelystad en op de uitgangspunten zoals opgenomen in het raadsbesluit om te komen tot een meer globalere en flexibelere manier van bestemmen.
Daarnaast houdt het plan rekening met een aantal in ontwikkeling zijnde projecten zoals Park Houtribhoogte, Flevo Golf Resort en landgoed In de Noordzoom.
1.5. Digitaal bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan is opgezet als een digitaal bestemmingsplan, zoals de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dit sinds 1 januari 2010 voorschrijven. Van het bestemmingsplan is ook een analoog exemplaar beschikbaar, dit is een uitdraai van het digitale plan. Het digitale plan voldoet aan alle wettelijke eisen die hieraan gesteld worden. Door de digitalisering kan het bestemmingsplan in automatiseringssystemen worden geïmplementeerd voor bijvoorbeeld ontsluiting via internet. Ook kan het plan gemakkelijk worden uitgewisseld met andere overheden.
1.6. Opbouw en toelichting
In deze toelichting wordt een motivering gegeven voor de gewenste ontwikkelingen in het Stadsrandgebied.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
- Na hoofdstuk 1 (Inleiding) wordt in hoofdstuk 2 (Huidige situatie) een beeld gegeven van de ruimtelijke en de functionele structuur van het plangebied.
- In hoofdstuk 3 (Kader) wordt het voor het plangebied relevante beleid van de provincie en de gemeente Lelystad geformuleerd. Vervolgens worden de randvoorwaarden benoemd die vanuit de Europese en nationale wet- en regelgeving ten aanzien van water, ecologie, archeologie, externe veiligheid en luchtkwaliteit. Tot slot worden de milieuvoorwaarden benoemd die vanuit het bestaande gebruik aan de ontwikkeling van het plangebied worden gesteld.
- In hoofdstuk 4 worden de uitgangspunten voor het Stadsrandgebied uiteengezet. Hierin worden ruimtelijke aspecten genoemd alsmede functionele aspecten.
- Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 (Planbeschrijving) een samenvatting en een handleiding bij de juridische regeling gegeven.
- Ten slotte volgt in hoofdstuk 6 en 7 een korte verantwoording van respectievelijk de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
De ruimtelijke en functionele kenmerken van het Stadsrandgebied vormen samen met het geformuleerde beleid en de aanwezige omgevingsaspecten het kader waarbinnen het Stadsrandgebied zich de komende jaren zich kan ontwikkelen. Hierna volgt eerst een beschrijving van de ruimtelijke en functionele situatie van het Stadsrandgebied per deelgebied.
2.1 Ruimtelijke Aspecten
2.1.1 Stedenbouwkundige structuur
De ruimtelijke structuur van Lelystad is aan de hand van de zogeheten "wijkgedachte" opgezet. Dit betekent dat Lelystad uit min of meer zelfstandig functionerende gebieden bestaat, ook wel eilanden genoemd. Elk gebied bestaat uit ongeveer 1.000 tot 2.700 inwoners en heeft tot op zekere hoogte een eigen voorzieningenniveau.
Voor de woongebieden in Lelystad gelden de volgende kenmerken:
- een volledige scheiding tussen het doorgaande autoverkeer en fietsers en voetgangers;
- een relatief lage woningdichtheid, met eengezinswoningen als meest voorkomend woningtype;
- een ruimtelijke scheiding tussen wonen en werken.
KUSTPARK
Kustpark wordt beschouwd als een overgangsgebied tussen het landelijke gebied, de stad en het IJsselmeer. Het is een gebied met enkele woonbuurten in een groene en waterrijke omgeving. In het gebied zijn, in tegenstelling tot de meeste "eilanden" in Lelystad, geen voorzieningen aanwezig. De verschillende woonbuurten zijn relatief jong (vanaf eerste helft jaren'90). Omdat de wijken van karakter verschillen worden ze hieronder afzonderlijk behandeld.
![]() |
Gebieden in Kustpark |
Parkhaven
Gelegen aan het IJsselmeer, in het verlengde van de Houtribhaven ligt de woonwijk Parkhaven. Parkhaven is een kleinschalige, op de haven georiënteerde wijk. De wijk is opgebouwd uit een doodlopende hoofdstraat met twee zijstraten. De bebouwing in de wijk bestaat volledig uit woningen. Parkhaven kent twee typen grondgebonden eengezinswoningen, daterend uit 1997/1998: twee-onder-éénkapwoningen met garage en geschakelde woningen met inpandige garage. Alle woningen bestaan in principe uit twee bouwlagen met een kap. Aan het einde van deze wijk, op de punt staat een 8 verdiepingen tellend appartementencomplex, dat door zijn architectuur doet denken aan een vuurtoren. Een deel van de woningen heeft ook een eigen ligplaats.
![]() | ![]() |
Parkhaven en Deko Marine | Woningen Parkhaven |
Flevo Golf Resort
Tussen het IJsselmeer en de Zuigerplasbos, nabij en geïnspireerd op het Golf Event Center ligt de wijk Flevo Golf Resort. Deze wijk wordt in 3 fasen gebouwd:
- 1e fase: reeds gerealiseerd (1996-2001);
- 2e fase: deels ontwikkeld/ in ontwikkeling (vanaf 2001);
- 3e fase: in ontwikkeling (vanaf 2005).
De wijk is ruim opgezet met woningen op vrije kavels van verschillende grootte. Het Flevo Golf Resort is opgebouwd uit een aantal verschillende typen woningen die herhaaldelijk in het straatbeeld terugkomen, waarbij de bewoners de mogelijkheid is gegeven de woning naar persoonlijke behoefte in te delen en aan te passen (cataloguswoningen). Ook zijn er een golfbaan, clubhuis en een afslagplaats.
![]() | ![]() |
Woningen Flevo Golf Resort |
Golfpark
De wijk Golfpark ligt in het zuiden van het plangebied. De woningen in dit gebied liggen op vrije kavels en zijn in de eerste helft van de jaren 90 gebouwd. Golfpark kent geen welstandscriteria waardoor de woningen uiteenlopende verschijningsvormen hebben. De woningen bestaan allemaal uit één laag met een kap.
![]() | ![]() |
Woningen Golfpark |
Park Houtribhoogte
In 2008 is begonnen met de realisatie van de nieuwe woonwijk Park Houtribhoogte in het zuidwestelijke deel van het Kustpark.Park Houtribhoogte wordt gevormd door een omdijkte driehoek van circa 24 ha, direct gelegen aan het IJsselmeer tussen jachthaven en golfbaan. Na de drooglegging van Flevoland is in het gebied zand gestort, dat niet verder in gebruik is genomen.
Door de aanwezigheid van zandgrond en hoogteverschillen heeft dit gebied een uniek karakter. In Park Houtribhoogte worden meerdere verschillende typen woningen gebouwd, waarbij aan de bewoners grote vrijheid bij het indelen wordt gegeven (cataloguswoningen). De woningen zijn vrijstaand, halfvrijstaand of aangesloten. In totaal komen in deze nieuwe woonwijk 197 woningen. Opvallend aan deze woonwijk is dat het gehele gebied gezamenlijke eigendom wordt van de bewoners. De huizen kennen geen afgescheiden tuinen, waardoor een parkachtige omgeving ontstaat, waarmee het gehele gebied de tuin van de bewoners vormt. Daarnaast is er bij elke woning een gebied waarvan de bewoner het exclusief gebruik heeft, wat zorgt dat de bewoners de nodige privacy hebben. Park Houtribhoogte wordt gefaseerd ontwikkeld. De straten Grasduinen en Duinvoet, fase 1, zijn reeds gerealiseerd. Fase 2 is in 2008 in ontwikkeling gegaan en is deels gereed.
![]() |
Woning Houtribhoogte |
Landgoed In de Noordzoom
In het zuiden van het Kustpark, naast de wijk Golfpark is op dit moment de exclusieve woonwijk "Landgoed In de Noordzoom" in ontwikkeling. Het wordt een landgoed in Engelse landschapsstijl. De locatie vormt de overgang tussen de bebouwde kom, Golfpark en het Zuigerplasbos. Op het landgoed liggen tien kavels van ongeveer 1500 m2 en nog twee buitenplaatsen waarop particulieren hun eigen woning kunnen bouwen. Op het landgoed wordt een natuurlijke omgeving gecreëerd, met gevarieerde waterpartijen, hoogteverschillen en beplantingen. Naast rijzige bomen is er veel ruimte voor bloeiende struiken. De Noordzoom heeft een hoofdgebouw en een poortgebouw, beide met woon-werk bestemming. Het landgoed zal, met uitzondering van de privé-kavels, openbaar zijn. Om de gewenste landschappelijke en architectonische kwaliteiten en eenheid van het landgoed te kunnen waarborgen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. De meeste woningen zijn inmiddels gerealiseerd.
![]() | ![]() |
Landgoed in de Noordzoom | Noordzoom veel water en groen |
DE VELDEN
De Velden is overwegend een groen, landelijk en agrarisch gebied met één woonbuurt Jagersveld. Het agrarische gebied staat bekend als het Biologisch landbouwgebied Lelystad Noord. Omdat de gebieden verschillen van karakter worden ze hieronder afzonderlijk behandeld.
![]() |
Deelgebieden in De Velden |
Jagersveld
De buurt Jagersveld ligt in het zuidwesten van De Velden. Omringd met bossen is het Jagersveld een groene buurt. De buurt heeft twee entrees, beiden aan de Beginweg. De centrale weg is Jagersveld en loopt aan de buitenkant van de buurt. De buurt wordt verder doorsneden door Wildspoor, Reebaan en Hazeleger. De woningen in het Jagersveld, voornamelijk bungalows en semi-bungalows, liggen op grote vrije kavels en zijn gebouwd in de jaren ‘70.
![]() | ![]() |
Woningen, voornamelijk (semi-)bungalows in het Jagersveld |
Biologisch landbouwgebied Lelystad Noord
Sinds 1985 is in het noorden van Lelystad een gebied aangemerkt als Biologisch landbouwgebied Lelystad Noord. Dit betekent dat alle ondernemers, die zich hier vestigen, ondernemen op biologische grondslag. Het biologisch landbouwgebied is in 1989 vastgelegd in het bestemmingsplan Milieuvriendelijk Agrarisch Centrum Lelystad Noord (MAC).
De biologische landbouw is gebaseerd op het duurzaam gebruik van milieu, natuur en landschap met respect voor mens, dier, plant en aarde. De biologische landbouw werkt daarom zonder chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest. De producten van de biologische landbouw in Nederland zijn gecertificeerd met het EKO of Demeter keurmerk. De biologische landbouw is hiermee een herkenbare en goed gecontroleerde en concreet uitgewerkte vorm van duurzame landbouw.
Het biologisch dynamisch landbouwgebied wordt in het noorden begrensd door de spoorlijn (toekomst: Hanzelijntracé) met opstelterrein en wasplaats, in het oosten door het industrieterrein Oostervaart, in het zuiden door woonwerkgebied De Groene Velden en woonbuurt het Jagersveld en de grote bosgebieden van het Overijsselse Hout en in het westen door de Zuigerplasdreef en het Zuigerplasbos (zie afbeelding Deelgebieden in De Velden). Het gebied vormt de overgang van de stedelijke omgeving van Lelystad naar de grootschalige landbouwgebieden van de polder en de grote wateren zoals het IJsselmeer. De omvang van het gebied is ca. 250 ha.
In het gebied werken en wonen ca. 27 ondernemers en hun gezinnen; de grond is niet evenredig verdeeld, ongeveer zes ondernemers beschikken over 50% van de grond. De overige ondernemers hebben kleinere percelen en voeren activiteiten uit, die minder ruimtebeslag nodig hebben. De functies in het gebied bestaan voor een deel uit land- en tuinbouwactiviteiten op biologische grondslag (fruit, groente, vaste planten, kruiden), verwerking, vermarkting en verkoop van huisgemaakte producten, informatie en voorlichting over biologische landbouw en een aantal publieksgerichte activiteiten (koffie-/theeschenkerij met beeldentuin, vaste plantenkwekerijen, publiekstuinen, logies en ontbijt, minicamping, paardenhouderijen).
Aan de Bronsweg is het Centrum voor Biologische Landbouw gevestigd, een landelijk centrum voor voorlichting op dit gebied. In samenwerking met de gemeente ondersteunen en faciliteren zij het biologisch gebied.
OOSTRANDHOUT
Oostrandpark
Oostrandhout is een landelijk gebied met slechts één woonbuurt: Oostrandpark. Oostrandpark is centraal gelegen in het westen van Oostrandhout. Omringd met bossen, is het Oostrandpark een groene buurt. De buurt heeft één entree aan de Oostranddreef. De woningen, waarvan enkele met privé buitenzwembad, zijn voornamelijk bungalows en semi-bungalows. In het zuiden van de buurt ligt een aantal aaneengesloten woningen. De woningen liggen op grote, overwegend vrije kavels en zijn gebouwd halverwege de jaren '70.
![]() |
Oostrandpark in Oostrandhout |
![]() |
Woningen in Oostrandpark, voornamelijk (semi-)bungalows |
2.1.2 Wegenstructuur
Algemeen
Bij de opzet van de hoofdstructuur van wegen in Lelystad is gestreefd naar een volledige scheiding tussen het doorgaande autoverkeer tegenover bestemmingsverkeer, fietsers en voetgangers. Dit doel is bereikt door twee schaalniveaus te hanteren: het stadsniveau en het wijk/buurtniveau. Het stadsniveau wordt gevormd door een raster van dreven. Het beeld van de dreven wordt bepaald door rechte lijnen met een overwegend landschappelijk beeld. Deze dreven zijn bedoeld voor gemotoriseerd verkeer, en bestaan uit 2x2 rijstroken met ruime profielen en (tussen)bermen. Voor het grootste gedeelte van Lelystad bestaat de interne wegenstructuur van de buurten voornamelijk uit bochtige woonstraten, woonerven en fiets- en voetgangerspaden. De fiets- en voetgangerspaden vormen bindende elementen tussen de verschillende wijken die door de dreven worden gescheiden. De buurten zijn door bruggen over de dreven ook voor langzaam verkeer bereikbaar. Voorts zijn de langzaam verkeersroutes gekoppeld aan de water- en groenstructuren. Parkeren vindt doorgaans plaats in clusters (parkeerpleintjes).
Hanzelijn
Bij het ontwerp van de spoorlijn is uitgegaan van twee sporen. Ter plaatse van de goederenwachtsporen in Lelystad bestaat de spoorlijn uit meer dan twee sporen. In de spoorzone worden alle ten behoeve van de spoorlijn noodzakelijke bouwwerken en voorzieningen mogelijk gemaakt. Hieronder wordt verstaan: aarden baan, spoorconstructie, bovenleidingen met draagconstructies, kunstwerken, afwateringssloten, elektrotechnische systemen voor energievoorziening, beveiliging en telecommunicatie en geluidschermen. Om onderhoud en bereikbaarheid tijdens calamiteiten mogelijk te maken, wordt naast de sporen rekening gehouden met onderhoudsbermen en schouwpaden. Uitgangspunt is dat voor onderhoudsbermen een breedte van 3,00 m geldt. Plaatselijk kan deze breder zijn als gevolg van de benodigde stabiliteit van de spoorbaan. Indien er op een berm een dienstweg of brandweerpad wordt aangelegd, bedraagt de breedte van de bermen, inclusief weg of pad, maximaal 5,00 m. Schouwpaden hebben een breedte van 1,50 m. Om zowel goederentreinen als reizigerstreinen te laten rijden zonder dat ze elkaar ophouden, is er een inhaalmogelijkheid nodig tussen Lelystad en Dronten. Deze wachtsporen zijn voorzien tussen de kruising met de rijksweg A6 en het Observatorium Robert Morris.
KUSTPARK
In Kustpark is de scheiding tussen stads- en wijk/buurtniveau duidelijk terug te zien in de wegenstructuur. Grofweg wordt het Kustpark ontsloten door de doorgaande wegen (dreven): Houtribweg, de Markerwaarddijk en de Zuigerplasdreef. De Houtribweg is een provinciale weg (N302) en kent een maximum snelheid van 80 km/uur. Ook op de IJsselmeerdijk en de Zuigerplasdreef is de maximum snelheid 80 km/uur. De wegenstructuur op wijkniveau in het Kustpark is gericht op bestemmingsverkeer. Dit kenmerkt zich doordat de verschillende wijken vanaf de hoofdstructuur, de dreven, slechts één toegangsweg hebben. De wijken Parkhaven, Golfpark, Park Houtribhoogte en het landgoed in de Noordzoom sluiten qua interne wegenstructuur aan op de rest van Lelystad. Flevo Golf Resort wijkt hier van af en kenmerkt zich door lange rechte straten. De maximale snelheid in de wijken Golfpark en landgoed In de Noordzoom is 50 km/uur. In de wijken Parkhaven, Park Houtribhoogte en Flevo Golf Resort geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Parkeren in deze gebieden wijkt af van de algemene opzet van Lelystad. Parkeren vindt veelal plaats op eigen terrein.
DE VELDEN
In De Velden is de scheiding tussen stads- en wijk/buurtniveau ook duidelijk terug te zien in de wegenstructuur. Grofweg wordt De Velden ontsloten door de doorgaande wegen (dreven): Houtribweg, Binnenhavenweg en de Zuigerplasdreef. De Houtribweg is een provinciale weg (N302) en kent een maximumsnelheid van 80 km/uur dit geldt ook voor de Zuigerplasdreef. De Bronsweg, die door dwars De Velden loopt, is de maximum toegestane snelheid 60 km/uur. Het zuidelijk deel van de Binnenhavenweg heeft een maximumsnelheid van 70 km/uur, behalve bij de aansluitingen van De Groene Velden en de Beginweg. Hier geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur
De wegenstructuur op wijk-/buurtniveau in De Velden is gericht op bestemmingsverkeer. De buurten hebben, vanaf de dreven, slechts één toegangsweg. Jagersveld sluit qua interne wegenstructuur niet aan bij de rest van Lelystad, waar bochtige woonstraten het straatbeeld vormen. De interne wegenstructuur van Jagersveld wordt gekenmerkt door rechte, haaks op elkaar staande straten. De maximum toegestane snelheid in het Jagersveld is 50 km/uur.
OOSTRANDHOUT
In Oostrandhout is de scheiding tussen stads- en wijk/buurtniveau ook duidelijk terug te zien in de wegenstructuur. Oostrandhout wordt aan de west- en oostkant omringd door doorgaande wegen, te weten de Oostranddreef en de Rijksweg A6. De Oostranddreef maakt onderdeel uit van de hoofdstructuur van Lelystad en kent een maximumsnelheid van 70 km/uur. De maximumsnelheid op de Rijksweg A6 is 120 km/uur, conform de kamerbrief landelijke uitrol snelheidsverhoging zal per 1 september 2012 de toegestane maximale snelheid worden verhoogd naar 130 km/uur. Oostrandhout wordt in de lengte volledig doorsneden door de Oostervaart. De Oostervaart is een vaarweg op regionaal niveau. Van oost naar west wordt Oostrandhout doorsneden door de Runderweg, waar de maximumsnelheid ten westen van de Hoefslag 50 km/uur is en ten oosten ervan 80 km/uur. Ten westen van de Oostervaart is Oostrandhout alleen bereikbaar vanaf de Oostranddreef. Ten oosten van de Oostervaart is Oostrandhout in het noorden (Hondsdraf) bereikbaar via de Oostranddreef en Runderweg. Het zuidelijke deel, het Gelderse Hout, is alleen bereikbaar via de Dronterweg - Larserringweg. De Dronterweg is een provinciale weg (N309) met een maximumsnelheid van 50 km/uur ten westen van de Oostervaart, en 80 km/uur ten oosten ervan. De maximum toegestane snelheid op de Larserringweg is 80 km/uur.
De wegenstructuur op wijkniveau in Oostrandhout is gericht op bestemmingsverkeer. De verschillende delen van Oostrandhout zijn namelijk vanaf de hoofdstructuur, de dreven, via één weg bereikbaar. De wijk Oostrandpark sluit qua interne wegenstructuur aan op de rest van Lelystad, waar bochtige woonstraten het straatbeeld vormen. De maximum toegestane snelheid in de wijk Oostrandpark is op dit moment nog 50 km/uur en zal in de toekomst worden verlaagd naar 30 km/uur.
2.1.3 Groen- en waterstructuur
KUSTPARK
Het Kustpark is een groen en waterrijk gebied. De ligging van het Kustpark aan het IJsselmeer geeft het gebied deels een nautisch karakter. In de groen- en waterstructuur van het gebied nemen de Zuigerplas en het Zuigerplasbos een belangrijke positie in.
IJsselmeer
Het IJsselmeer is een multifunctioneel gebied, waarbij waterhuishouding, waterkwaliteit, recreatie, natuur en scheep- en recreatievaart de hoofdfuncties zijn. Met name de functie recreatie is terug te vinden in het Kustpark. De verschillende jachthavens in het gebied getuigen hiervan.
Zuigerplas
Bij de aanleg van Flevoland was veel zand nodig voor onder meer de bouw van dijken. Op de plek waar dit zand weggehaald is, ontstond een grote waterplas, de Zuigerplas.
![]() |
Zuigerplas en Zuigerplasbos |
Zuigerplasbos
Het Zuigerplasbos (315 hectare) is aangelegd als parkachtig geheel rondom de Zuigerplas. Rond de plas zijn bomen, struiken en graslanden te vinden. Je kunt er wandelen, fietsen, vissen (met vergunning) en er is een cooperbaan.
Houtribbos
Het Houtribbos aan de noordzijde van het Kustpark, langs de IJsselmeerdijk, is een bosreservaat van 16 hectare. Een bosreservaat wordt in Nederland gedefinieerd als een bosgebied van 5 tot ruim 400 hectare groot, waarvan met de beheerder is afgesproken dat er geen houtoogst of bosbeheer plaatsvindt en dat onderzoekers in de gelegenheid stelt de ontwikkeling van het bos over lange termijn te volgen. Het gaat dus om zeer strikte reservaten, die geen beheer kennen. De potentiële vegetatie in het Houtribbos is een Elzenrijk Essen-Iepenbos. Het Houtribbos maakt als prioritair gebied een belangrijk deel uit van de ecologische hoofdstructuur.
DE VELDEN
De Velden heeft een overwegend agrarisch karakter, waardoor het een relatief groen en open gebied is. In het zuidoosten van De Velden ligt het bosgebied Overijsselse Hout. Het Overijsselse Hout is één van de grotere bosgebieden dat in beheer zijn bij de gemeente Lelystad. Dankzij de gevarieerde houtopstand (een flink aantal soorten bomen en struiken in verschillende leeftijden) komt er in het Overijsselse Hout veel wild voor. Het bos heeft een padennet waardoor het toegankelijk is om te wandelen. De buurt Jagersveld wordt omringd door bossen. Tussen de Bronsweg en de Houtribtocht ligt natuurgebied ’t Zand.
Midden door De Velden loopt de Wortmantocht. Deze watergang komt uit in de buiten het plangebied gelegen Cementhaven, die weer is aangesloten op de Oostervaart. In het noorden van De Velden loopt de Houtribtocht, die eveneens uitkomt op de Oostervaart.
OOSTRANDHOUT
Overijsselse Hout
Oostrandhout heeft een overwegend natuurlijk karakter, waardoor het een groen en bebost gebied is. Het noordelijk deel van Oostrandhout, ten noorden van de Runderweg en ten westen van de Oostervaart, wordt gevormd door het bosgebied Overijsselse Hout. Het Overijsselse Hout is één van de grotere bosgebieden die in beheer is bij de gemeente Lelystad. Circa 100 ha van het Overijsselse Hout ligt in Oostrandhout. Dankzij de gevarieerde houtopstand (een flink aantal soorten bomen en struiken in verschillende leeftijden) komt er in het Overijsselse Hout veel wild voor. Het bos heeft een padennet waardoor het toegankelijk is om te wandelen. In het zuidelijke deel, aan beide zijden van de Oostervaart, ligt het bosgebied het Gelderse Hout.
Gelderse Hout
Het Gelderse Hout is een bosgebied van circa 150 ha. met afwisselend loofbomen en naaldbomen. In het zuidoosten van Oostrandhout loopt ten noorden van de Lage Vaart een ecologische verbindingszone. Midden door Oostrandhout loopt de Oostervaart. Deze vaart komt uit in de Lage Vaart verdere afwatering vindt vervolgens plaats via onder andere de gemalen Blocq van Kuffeler en Colijn op de randmeren. Ten zuiden van de Runderweg ligt ook een watergang, die uitkomt op de Oostervaart. Het plangebied wordt in het zuiden begrensd door het Geldersche Diep en de Lage vaart.
Waterkeringen en hoofdwatergangen
Flevoland is een polder die zijn bestaan dankt aan onder meer de vele waterkeringen (dijken) en (hoofd)watergangen in het gebied. Eén van de belangrijkste waterkeringen van Flevoland is de IJsselmeerdijk. De hoofdfunctie van de waterkeringen is het beschermen van het achterliggende gebied tegen overstroming. Deze hoofdfunctie wordt in veel gevallen gecombineerd met andere functies, zoals natuur, vervoer, recreatie en agrarisch gebruik. De IJsselmeerdijk, die de noord- en westgrens vormt van het Kustpark, maakt deel uit van de primaire waterkering van dijkring 8. Dijkring 8 omsluit Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Het grootste gedeelte van de primaire waterkeringen keert direct buitenwater (categorie A). De IJsselmeerdijk is een primaire waterkering (cat. A). In Oostelijk Flevoland wordt ten noorden van Lelystad water ingelaten voor de biologische landbouw. Deze wateraanvoer is voor de verbetering van de waterkwaliteit en het gaat daarbij niet om grote hoeveelheden water.
2.2 Functionele Aspecten
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt met name gekenmerkt door een menging van functies die niet zozeer als 'stedelijk' kan worden aangemerkt, maar ook niet thuishoort in het reguliere agrarische gebied. Hieronder wordt per deelgebied een toelichting gegeven op de voorkomende functies binnen het plangebied. De hoofdfuncties 'Wonen', 'Bedrijven' en 'Groen en water'.
2.2.1 Wonen
KUSTPARK
Het Kustpark is een groen gebied waar de woonfunctie niet overheerst. Er bevinden zich in het gehele deelgebied ongeveer 450 woningen en er wonen circa 1400 mensen. Van het aantal woningen in Kustpark is 100 % koop. De woningvoorraad bestaat uit grondgebonden eengezinswoningen, uitgezonderd het appartementencomplex in Parkhaven.
DE VELDEN
De Velden is een groen en overwegend agrarisch gebied met een beperkte woonfunctie. In Jagersveld staan 54 woningen. In het agrarische gebied zijn er ongeveer 20 bedrijfswoningen. Begin 2008 woonden er in het deelgebied ongeveer 150 mensen. De woningen in De Velden vallen in principe allemaal in de koopsector. De woningvoorraad bestaat uit vrijstaande grondgebonden eengezinswoningen.
OOSTRANDHOUT
Oostrandhout is een groen en overwegend bebost gebied waar de woonfunctie slechts beperkt voorkomt. Op 1 januari 2008 bevinden zich in Oostrandhout dan ook slechts circa 135 woningen. De woningen in Oostrandpark zijn voornamelijk koopwoningen. De woningvoorraad bestaat grotendeels uit vrijstaande grondgebonden eengezinswoningen en een aantal aaneengesloten grondgebonden eengezinswoningen.
2.2.2 Bedrijven
In het bestemmingsplangebied Stadsrandgebied komt op verschillende plaatsen bedrijvigheid voor. Op enkele plekken heeft zich een cluster van bedrijven gevormd, onderstaand wordt per deelgebied een toelichting gegeven op de voorkomende bedrijvigheid en voorzieningen.
KUSTPARK
Flevo Marina
In de jachthaven Flevo Marina komt lichte bedrijvigheid voor die zich richt op de watersport en watersporters. Hier is onder andere een zeilschool aanwezig.Ten noorden van de Houtribweg, aan de Overstag, staan enkele grote loodsen die bij Flevo Marina horen en gebruikt worden voor opslag, distributie, onderhoud en reparatie.
Houtribhaven en Deko Marina
In de jachthaven Houtribhaven en Deko Marina komt op de pleziervaart georiënteerde bedrijvigheid voor (jachtschilders, jachtmotorenwerkplaats, restaurant/snackbar, Ship's Shop scheepselektronica).
Centraal Veterinair Instituut
In het noordenoosten van Kustpark, ten noorden van de Houtribweg, ligt het Centraal Veterinair Instituut van Wageningen UR. Het Centraal Veterinair Instituut is een laboratorium, dat bijdraagt aan de bescherming van de dier- en volksgezondheid in Nederland door onderzoek aan en advisering over dierziekten. In verband met het onderzoek naar en de aanmaak van vaccins is ter voorkoming van besmetting om dit bedrijf een speciale beschermingszone vastgesteld van 3 kilometer. Deze zone dient vrij te zijn van evenhoevigen.
Flevodrome Leerwerkbedrijf
Aan de Veldweg in het noordoostelijke deel van het Kustpark staat het Flevodrome Leerwerkbedrijf. Flevodrome is een erkend leerwerkbedrijf voor jongeren van 15 tot en met 23 jaar die vanwege sociale of maatschappelijke problemen hun opleiding niet hebben afgemaakt, in moeilijkheden zijn geraakt en/of niet meer weten hoe verder te gaan. Flevodrome biedt ze een kans om met eigen handen aan hun eigen toekomst te leren werken.
DE VELDEN
In De Velden komt relatief veel bedrijvigheid voor. Dit komt door het agrarische karakter van het gebied en de mogelijkheid die de bewoners geboden wordt een duurzaam ecologisch bedrijf te voeren. Aan de Bronsweg bevinden zich hoofdzakelijk agrarische bedrijven op redelijke grote percelen (15 tot 19 ha.). In de buurt Jagersveld komt geen bedrijvigheid voor.
In De Velden komen geen dagelijkse voorzieningen voor zoals een kerk, supermarkten en postkantoor. De weinige voorzieningen in De Velden zijn gebaseerd zijn op de natuur en duurzame ecologie. Deze voorzieningen liggen aan de Bronsweg. Hier bevinden zich ondermeer een dierenopvang, een minicamping, een onderwijscentrum voor biologische landbouw. Aan de Beginweg ligt een honkbalveld.
OOSTRANDHOUT
In Oostrandhout komt in geen bedrijvigheid voor. Aan de Hoefslag 3 en Hondsdraf 2 bevinden zich enkele loodsen van de gemeente Lelystad en Staatsbosbeheer voor het beheer en onderhoud van omliggende bosgebieden.
Dagelijkse voorzieningen, zoals een kerk, supermarkt of postkantoor, komen in Oostrandhout ook niet voor. De weinige voorzieningen in Oostrandhout zijn gebaseerd op de natuur en recreatie. De voorzieningen in Oostrandhout bestaan uit:
- Manege Lelystad aan de Hoefslag;
- Zorgboerderijen aan de Hondsdraf;
- Hondensportpark aan de Hondsdraf;
- Paardenweides aan de Hondsdraf;
- Begraafplaats met crematorium Ölandhorst.
2.2.3 Groen en water
Het Stadsrandgebied is een groen en waterrijk gebied. Niet alleen op het gebied van natuur en waterhuishouding speelt het aanwezige groen en water een belangrijke rol. Ook op het gebied van recreatie heeft het een belangrijke functie. Hieronder volgt een toelichting op deze functies.
Houtribhaven
De Houtribhaven is een jachthaven in het zuidwestelijk deel van Kustpark, ten noordoosten van de Houtribsluizen en is een verenigingshaven. Het heeft circa 600 vaste ligplaatsen voor schepen van 5 tot en met 17 meter.
Deko Marine
Grenzend aan de Houtribhaven ligt Deko Marine. Deze buitendijks gelegen haven nabij de Houtribsluizen, ligt centraal aan het IJselmeer en heeft ruim 400 ligplaatsen. Deko Marine beschikt over boxen van 9 tot en met 17,5 meter.
Parkhaven
Ook grenzend aan de Houtribhaven liggen de steigers van de woningen in Parkhaven.
Flevo Marina
Flevo Marina is een jachthaven in het noordwesten van het Kustpark met 1200 ligplaatsen, waar schepen van 6 meter tot maximaal 25 meter lengte en 4 meter diepgang terecht kunnen.
Golf Event Center
Centraal in het Kustpark, ten westen van het Zuigerplasbos, ligt het Golf Event Center. Het Golf Evenet Center beschikt over een 18-holesbaan Par 71 en een 9-holes Par 3 baan. Tevens ligt op het terrein een overdekte tweelaagse Driving Range en een Putting- en Chipping green met oefenbunker. Het Golf Event Center heeft een eigen restaurant en golfshop.
![]() | ![]() |
Golf Event Center |
Volkstuinen
Aan de Bosweg in het zuidoostelijke deel van het Kustpark liggen verschillende volkstuinencomplexen, waaronder 'Bosweg', 'Milieuvriendelijk tuinieren'. De volkstuinen hebben veel opgaand groen, de interne, rechthoekige verkaveling is met heggen geaccentueerd. De plattegrond bestaat uit evenwijdige en haaks op elkaar staande paden. De basiskavel is de tuin. De bebouwing is eenvoudig, opgetrokken in hout. Er staat in principe één gebouw per kavel. De terreinen en complexen zijn monofunctioneel.
Huis van Steen
Op het landgoed in de Noordzoom staat het Huis van Steen. Het Huis van Steen geeft onderdak aan een aantal verschillende voorzieningen. Zo is er een Bed & Breakfast (4 kamers), een galerij, een beeldentuin, een theeschenkerij, kunnen er workshops gevolgd worden en is er een vergaderruimte.
Scouting Ascanen
Aan de Veldweg in het noordoosten van het Kustpark ligt de accommodatie scouting Ascanen. Op het terrein van Staatsbosbeheer hebben zij een eigen blokhut. De activiteiten (het scouten) vindt plaats in het Zuigerplasbos. Scouting Ascanen heeft ongeveer 60 leden.
Belevenissenbos
Het Belevenissenbos is een gezamenlijk initiatief van Stichting Scouting Lelystad (Ascanengroep) en Staatsbosbeheer Regio Oost. Met ingang van juni 2012 is het beheer overgedragen aan Stichting Het Belevenissenbos Lelystad, nauw gerelateerd aan de scoutinggroep. Staatsbosbeheer blijft als grondeigenaar betrokken bij het project.
Het Belevenissenbos is een 25 hectare groot ‘natuurlijk spelen’ bosgebied nabij de locatie van de scouting. Er kan in een natuurlijke omgeving met bos, weide en water gespeeld worden. Er zijn talloze speelplekken, tientallen speelaanleidingen, kilometers aan routes en waterpartijen vervlochten met educatieve thema’s op gebied van natuur, sport&beweging, kunst, waterbeheer en geschiedenis. Door de samenwerking met de scouting is er op de locatie een groepsaccommodatie aanwezig voor lessen en school- en verenigingskampen.
Op de locatie zijn kleinschalige grasvelden aanwezig waar in bushcamps gekampeerd kan worden, hierbij zijn geen speciefieke voorzieningen aanwezig.
Houtribhoekstrand en Strandpaviljoen De Aalscholver
Het grootste strand van Lelystad is het opgespoten Houtribhoekstrand. Dit strand heeft een zwemgedeelte. Dijkjes zijn hier aangelegd om te voorkomen dat het zand wegspoelt. Bij het Houtribhoekstrand staat het strandpaviljoen De Aalscholver, waar gegeten en gedronken kan worden.
Hoofdstuk 3 Kader
3.1 Provinciaal Beleid
3.1.1 Omgevingsplan Flevoland 2006
Op 2 november 2006 is het Omgevingsplan Flevoland 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Omgevingsplan Flevoland 2006 is het integrale omgevingsbeleid van de provincie Flevoland voor de periode 2006-2015 neergelegd, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan is een samenbundeling van de vier wettelijke plannen op provinciaal niveau: Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan.
Door de vier plannen in één integraal plan samen te voegen, zijn de hoofdlijnen van het beleid van de provincie Flevoland compact en is de samenhang tussen de diverse beleidsterreinen het best gewaarborgd. Het Omgevingsplan bevat tevens de hoofdlijnen van het economische, sociale en culturele beleid.
De provincie stelt als voorwaarden voor een evenwichtige groei: het behoud en het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving, het milieu, het water, de natuur en het landschap. In het Omgevingsplan wordt ingegaan een aantal beleidsuitgangspunten, namelijk:
Provinciale hoofdstructuur
Op zowel vervoersgebied, als bij de economie en de voorzieningen, is de provincie sterk op het "oude land" georiënteerd. Hiervoor zijn met name de Noordelijke Ontwikkelingsas, tussen Schiphol en Groningen, en de West-Oost as, van Alkmaar tot Zwolle, van belang. Samen met de grote kernen vormen deze assen de stedelijke hoofdstructuur. Het gebied tussen Lelystad en Kampen/Zwolle krijgt, als onderdeel van de te ontwikkelen West-Oost-as, naar verwachting te maken met een groeiende dynamiek als gevolg van de uitdijende Randstad en de ontwikkeling van de netwerkstad Zwolle-Kampen. Deze dynamiek concentreert zich op ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Dergelijke ontwikkelingen stellen nieuwe eisen aan de inrichting, functionaliteit en bereikbaarheid van het gebied. Concrete impulsen ontstaan door de aanleg van de Hanzelijn en de eerste fase van de N23 tussen Lelystad en Dronten.
De toekomstige Hanzelijn loopt door het Stadsrandgebied. Om het traject Lelystad-Zwolle te kunnen realiseren wordt naast de bestaande spoorlijn een nieuwe spoorlijn aangelegd. Voor de Hanzelijn is een afzonderlijk bestemmingsplan in procedure gebracht.
![]() |
Tracé Hanzelijn in Lelystad |
Stedelijk gebied
Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied. Dit ondersteunt tevens de optimale benutting van infrastructuur en centrumvorming rondom belangrijke vervoerknooppunten.
Landelijk gebied
Het landelijk gebied moet vitaal blijven. Ook in Flevoland is sprake van verdergaande schaalvergroting en herstructurering van de landbouw. De provincie wil agrarische bedrijvigheid die zich primair richt op duurzame productie (en verwerking) van landbouwproducten optimale ontwikkelingskansen geven. Bovendien wil de provincie ruimte bieden aan nieuwe functies in het landelijk gebied ter verbreding van het economisch draagvlak en deze verweven met de bestaande landbouwfunctie. Door de schaalvergroting in de landbouw komen veel agrarische bouwpercelen vrij. De beleidsregel "kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied" biedt het kader voor verschillende ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Natuur
Ongeveer de helft van Flevoland (de Oostvaardersplassen, de Lepelaarplassen en vrijwel alle grote wateren) is aangewezen als speciale beschermingszone (SBZ) onder de Europese Vogelrichtlijn en maakt daarmee onderdeel uit van het internationale natuurnetwerk Natura 2000. Enkele delen van deze gebieden zijn tevens aangemeld als beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. De Natura 2000 gebieden vormen samen met een groot deel van de binnendijkse natuurgebieden het Flevolandse deel van de nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor de binnendijkse EHS is een onderscheid in drie groepen gebieden aangegeven
- 1. Prioritaire gebieden: naast de gebieden die in het verleden al door het rijk zijn aangewezen (als Vogelrichtlijngebied, beschermd natuurmonument of bosreservaat), gaat het om gebieden waar al zeer bijzondere natuurlijke natuurwaarden zijn ontstaan die vanwege de bijzondere abiotische omstandigheden niet of nauwelijks elders in Flevoland realiseerbaar zijn.
- 2. Waardevolle gebieden: dit zijn gebieden met een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. De gebieden zijn essentieel voor de gewenste samenhang en kwaliteit van de EHS. De prioritaire en de waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS.
- 3. Overige EHS: deze gebieden hebben vaak een hoge lokale waarde, deels door de ligging in of nabij de kernen, maar soms ook door bijzondere abiotische waarden of bijvoorbeeld als landschappelijk element. De omvang of de gebruiksdruk zijn echter zodanig dat het alleen met hoge beheersinspanningen mogelijk is om deze waarden ook duurzaam te blijven beheren. Deze gebieden lenen zich voor de saldobenadering, waarbij nadrukkelijker dan bij de waardevolle gebieden ook verplaatsing aan de orde kan zijn.
Doel van de EHS is de realisatie van een robuust landelijk samenhangend netwerk van natuurgebieden dat voldoende (leef-)ruimte biedt voor soorten en waarden die karakteristiek zijn voor de Nederlandse natuur. De EHS moet in 2018 gereed zijn. In het provincialegebiedsplan voor natuur en landschap is verder uitgewerkt welke natuurkwaliteit gerealiseerd moet worden en welke gebieden, aanvullend op reeds bestaande natuurgebieden, begrensd zijn als nieuwe natuur.
![]() |
Omgevingsplan Flevoland 2006 - Ecologische hoofdstructuur |
Uit de bovenstaande afbeelding van de ecologische hoofdstructuur blijkt dat in het noorden van Kustpark zich een prioritair gebied bevindt. Het gaat hier om het Houtribbos.
Toerisme en recreatie
Er zijn meer recreatieve voorzieningen nodig voor de (toekomstige) inwoners van Flevoland. De provincie wil de bijdrage vergroten die het toerisme levert aan de economische ontwikkeling van Flevoland en de vitaliteit van het platteland. Flevoland ziet goede mogelijkheden om dit te combineren met de behoefte aan ruimte in de noordelijke Randstad en op de Veluwe en wil hiervoor het overleg gaan initiëren. De door de provincie gewenste toeristisch-recreatieve ontwikkelingen zijn vooral kansrijk in en om natuurgebieden en in combinatie met goede waterkwaliteit. Versterking van natuur- en landschapsbeleving speelt daarbij een rol. Ook de jachthavens en ligplaatsen spelen hierbij een rol.
Wonen
Een belangrijke opgave voor Lelystad is het creëren van gevarieerde woonmilieus, waarbij het niet gaat alleen om de toevoeging van nieuwe, maar ook om tijdige vernieuwing van bestaande woonmilieus. Een belangrijk deel van de gewenste toename van de woningvoorraad speelt zich af in de gemeente Lelystad. In de periode 2000-2015 zullen hier 6.000 tot 8.300 woningen verrijzen. Daarmee heeft Lelystad de mogelijkheid om te groeien tot een stad met 80.000 inwoners. Nieuwe woningbouw zal vooral plaatsvinden in Lelystad Zuid. Tevens wordt een ontwikkeling van de kustzone van Lelystad en de herstructurering van bestaande woonwijken voorzien. Met de realisatie van de nieuwe woonwijken Park Houtribhoogte, landgoed In de Noordzoom, Flevo Golf Resort wordt ingespeeld aan de vraag naar nieuwe woningen. Tussen het plangebied van Stadsrandgebied en de snelweg A6 is de nieuwbouwwijk Buitenhof in aanbouw. Deze woningbouwontwikkeling maakt echter geen deel uit van dit bestemmingsplan.
3.1.2 Provinciaal Meerjarenprogramma Flevoland
In december 2006 hebben Gedeputeerde Staten van Flevoland het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied (p-MJP) vastgesteld. Het p-MJP is het uitvoeringsprogramma voor een periode van 7 jaar (2007-2013) en is gebaseerd op het Omgevingsplan. In het provinciaal meerjarenprogramma (p-MJP) wordt het beleid voor het landelijk gebied, dat is geformuleerd in het nieuwe Omgevingsplan, nader geconcretiseerd en voorzien van een meerjarige programmering met doorrekening van de kosten en een overzicht van de financiering hiervan. In het p-MJP wordt de uitvoering beschreven van het gebiedsgerichte beleid van Flevoland: een samenhangende verwerving, inrichting en beheer in het landelijk gebied ten behoeve van water, landbouw, natuur, plattelandseconomie, recreatie en toerisme, landschap, cultuurhistorie, milieu en bodem.
3.2 Waterschap Zuiderzeeland
Waterbeheerplan 2010-2015
Voor Waterschap Zuiderzeeland is het Waterbeheerplan een belangrijk strategisch document dat een leidraad voor de organisatie is. Het is het beleids- en visiedocument van het waterschap en geeft richting aan de samenwerking met andere organisaties en de uitvoering van het (provinciaal) waterbeleid. De missie van Waterschap Zuiderzeeland luidt: Samen werken aan integraal waterbeheer, een veilige, kwalitatief goede en aantrekkelijke leefomgeving, op een open en verantwoorde werkwijze. Deze missie is vertaald in drie belangrijke inhoudelijke strategische doelen:
- 1. Veiligheid
- primaire waterkeringen op orde
- regionale waterkeringen op orde
- 2. Voldoende water
- voorkomen wateroverlast
- anticiperen op watertekort
- goed functioneren watersysteem
- goed grondwaterbeheer
- 3. Schoon water
- goede structuurdiversiteit
- goede oppervlaktewaterkwaliteit
- goed omgaan met afvalwater
Met bestaand beleid (aanleg regelbare stuwen, aanleg duurzame oevers, gebiedsprocessen) wordt naar verwachting het grootste deel van de wateropgave voor 2015 opgelost.
In Oostelijk Flevoland wordt ten noorden van Lelystad water ingelaten voor de biologische landbouw. Deze wateraanvoer is voor de verbetering van de waterkwaliteit en het gaat daarbij niet om grote hoeveelheden water. Verder wil de provincie Flevoland ruimte bieden aan veranderingen in de landbouw, zodat een duurzame, vitale marktgeoriënteerde sector ontstaat én dat er meer ruimte ontstaat voor andere functies. Op het gebied van natuur en recreatie streeft de provincie naar een duurzame en samenhangende structuur van natuurgebieden (middels een ecologische hoofdstructuur (EHS)) die veel kwaliteit bieden voor mens, plant en dier. En naar meer recreatieve voorzieningen voor de inwoners en de bezoekers van Flevoland. Het Houtribbos in het noorden van het deelgebied Kustpark is door de provincie aangewezen als prioritair gebied in het kader van de Natura 2000-gebieden en de EHS.
De Wortmantocht en de Houtribtocht zijn de enige watergangen in deelgebied De Velden. Voor deze tochten geldt dat de oevers niet duurzaam of natuurvriendelijk zijn ingericht. Voor alle biologische groepen leiden structuurarme situaties tot een verarmde soortensamenstelling. Doelstelling is dat na uitvoering van de maatregelen uit het huidige beleid, in deze tochten aan de beoogde ecologische doelstelling wordt voldaan. In de Wortmantocht en de Houtribtocht is niet alleen de structuurdiversiteit de beperkende factor voor het kunnen voldoen aan de beoogde doelstellingen, maar ook de nutriëntenproblematiek.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurplan Lelystad 2015
In het voorjaar van 2005 heeft de gemeenteraad het Structuurplan Lelystad 2015 vastgesteld. Het Structuurplan omvat een periode van nagenoeg 25 jaar, waarbij gedurende de periode tot 2015 hoofdzakelijk uitvoering zal worden gegeven aan het huidige, vastgestelde beleid en er dus voldoende ruimte in de tijd is om met de betrokken overheden overleg te voeren over de haalbaarheid van de door Lelystad gewenste ontwikkelingen.
In het Structuurplan wordt aandacht besteed aan de identiteit, de gewenste omvang van de stad, het groeitempo van de stad, het woonmilieu, de werksituatie, de infrastructuur, de benodigde voorzieningen et cetera. Reeds bestaande plannen - als resultante van het Masterplan Versnelde Groei - zoals bijvoorbeeld het Masterplan Stadshart Lelystad en de Structuurvisie Kust dienden nadrukkelijk in onderlinge samenhang als input voor het Structuurplan.
De hoofdlijnen van het Structuurplan zijn:
- geen omvangrijke groei; kwaliteit staat voorop;
- handhaving van de kernkwaliteiten groen, water, rust en ruimte;
- vernieuwing van de wijken: de "wooneilanden";
- aanbieden van concurrerende bedrijventerreinen en kantorenlocaties;
- ontwikkeling van dynamische knooppunten: het Stadshart, de Kust, Larserpoort/Vliegveld (de Larserknoop) en Flevokust;
- accenten op en ontwikkeling van Groene Stad / Blauwe Stad
De uitzonderlijke ligging in de weidse polder en aan het IJssel- en Markermeer heeft veel potentie. De komst van de Hanzelijn (in 2012) en mogelijk in de toekomst nog de Zuiderzeelijn, plus de aanpassingen aan het rijkswegennet zullen de positie van Lelystad nog verder verbeteren. In het Structuurplan wordt een aantal beleidsuitgangspunten beschreven die ook van belang wordt gevonden voor Stadsrandgebied.
![]() |
Structuurbeeld 2015 |
Wonen
Met betrekking tot de functie wonen is de hoofdopgave het ontwikkelen van een veelzijdige woonplaats voor een gedifferentieerd samengestelde bevolking. Het Structuurplan voorziet hierin door transformatie (herstructurering) van de wooneilanden, wat zich uit in het creëren van variatie in woonmilieus, waardoor wooneilanden met ieder hun eigen identiteit ontstaan. Het ontwikkelen van een nieuw woonmilieu langs de kust (buitendijks bouwen) en het verdichten in en nabij de knooppunten Stadshart en Kust (stedelijk wonen) zijn hierbij belangrijke elementen. De realisatie van de nieuwe woonwijken Park Houtribhoogte, Flevo Golf Resort en landgoed In de Noordzoom sluit goed aan bij dit uitgangspunt van het Structuurplan.
Groen en water
Lelystad is de groenste stad van Nederland (Onderzoek van Alterra, 2003). Dit groene imago dient gewaarborgd te blijven, onder andere door het versterken en variëren van de groen- en waterstructuur. De identiteit van Lelystad wordt mede bepaald door de duidelijke groenstructuur, de grootschalige groenelementen en de samenhang tussen groen en water in de stad en in het buitengebied. Een belangrijke opgave is het vergroten van de recreatieve waarde, toegankelijkheid en bruikbaarheid en het tegengaan van versnippering van natuur en landschap. De herkenbaarheid van de groen- en waterstructuur wordt vergroot door in het westelijk deel van de stad het accent op water te leggen (de Blauwe Stad) en in de oostkant het accent juist op groen te leggen (de Groene Stad). In het deelgebied Kustpark wordt het accent duidelijk op het water gelegd. Dit is terug te zien in de oriëntatie van het gebied op het IJsselmeer door de aanwezigheid van jachthavens en buitendijks bouwen (Park Houtribhoogte).
In de deelgebieden De Velden en Oostrandhout wordt het accent duidelijk op groen gelegd. Dit is terug te zien in het agrarische karakter van het gebied De Velden en het natuurlijke karakter van het gebied Oostrandhout.
Toerisme en recreatie
De hoofdopgave is het geven van een positieve impuls aan het imago van de stad door het verder ontwikkelen en versterken van recreatieve en toeristische voorzieningen in Lelystad, zowel voor dagrecreatie als verblijfsrecreatie. Lelystad heeft met name potenties op het gebied van water- en natuurrecreatie. Samenhang en compleetheid van het aanbod wordt op deze wijze gewaarborgd. Hiertoe zullen de dag- en verblijfsrecreatieve functies aan de kust worden uitgebreid, de waterrecreatie worden geoptimaliseerd en recreatieve routes langs de kust en de stadsranden worden ontwikkeld. De ligging aan het IJsselmeer en de aanwezigheid van de Zuigerplas en het Zuigerplasbos, het Gelderse en het Overijsselse Hout bieden goede mogelijkheden voor dag- en verblijfsrecreatie in het Stadsrandgebied.
Werken aan huis
Steeds meer mensen werken thuis, ook nieuwe bedrijven worden gestart vanuit huis. Het betreffen hierbij met name bedrijven in de zakelijke dienstverlening en persoonlijke dienstverlening.
Voor deze ontwikkeling dienen goede ruimtelijke voorwaarden te worden gecreëerd, om daarmee een bijdrage te leveren aan de werkgelegenheidstaakstelling. De rol van de gemeente ligt met name op het gebied van:
- opnemen van mogelijkheden voor passende werkfuncties in bestemmingsplannen;
- inbrengen van meer woon-werk-combinaties voor specifieke doelgroepen in woningbouwprogramma's;
- stimuleren van bouw van woonruimte waar (makkelijker) werkfuncties onder te brengen zijn (maatvoering, uitbreidingsruimte, et cetera).
3.3.2 Kwaliteitsstructuurplan Lelystad
Het Kwaliteitsstructuurplan beschrijft de gewenste kwaliteiten in verschillende gebiedstypen in Lelystad en geeft ook een uitwerking voor de noodzakelijke onderhoudsmaatregelen die nodig zijn om de ambities voor de openbare ruimte te halen. In het plan wordt voor het woongebied een aantal inrichtingsmaatregelen aanbevolen die ook voor (delen van) het Stadsrandgebied van toepassing zijn:
- verbeteren sociale veiligheid en verkeersveiligheid;
- herïntroduceren van een helder straatbeeld;
- regels stellen en handhaven van regels t.a.v. erfafscheidingen in private gebieden;
- delen van de openbare ruimte qua inrichting geschikt maken voor mede- of zelfbeheer van bewoners.
3.3.3 Milieubeleid Lelystad
Eén van de uitgangspunten van het milieubeleid is dat de milieubelangen volledig en in een zo vroeg mogelijk stadium in de ruimtelijke ordening worden meegenomen. Voor het bestemmingsplan zijn de volgende zaken van belang:
- Bedrijvigheid: de gemeente streeft er naar de milieukwaliteit te handhaven of te verbeteren. Door middel van het toepassen van inwaartse integrale milieuzonering (IIMZ) worden bedrijven gevestigd op voldoende afstand van woonbebouwing.
- Bodem: bij de herziening van bestemmingsplannen moet over de bodemgesteldheid worden gerapporteerd. In de meeste gevallen kan worden volstaan met een historisch onderzoek.
- (Afval)water: het beleid is gericht op het voorkomen van verontreiniging van grond- en oppervlaktewater. De gemeente hanteert als uitgangspunt dat in nieuw te ontwikkelen locaties een gescheiden rioleringssysteem aangelegd dient te worden.
- Bouwen en wonen: bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen en bij het bouwen en beheren van gebouwen dient uitgegaan te worden van "duurzaamheid". Hergebruik van secundaire afvalstoffen en de toepassing van duurzame materialen moet worden gestimuleerd.
- Energie: in stedenbouwkundige plannen dient zoveel mogelijk rekening gehouden te worden met een zongerichte verkaveling en het toepassen van duurzame energie.
3.3.4 Waterplan Lelystad
In samenspraak met belanghebbenden hebben de gemeente Lelystad en het waterschap Zuiderzeeland in 2002 het stedelijk waterplan voor Lelystad opgesteld. Beide instanties willen komen tot een meer duurzaam functionerend (stedelijk) watersysteem. Om dit te realiseren wordt onder meer aandacht besteed aan de samenhang tussen stadsontwikkeling, recreatie, natuur, ecologie en infrastructuur. Bij het watersysteem komen de volgende onderdelen aan de orde: verontreinigde watergangen, profiel en onderhoud van de watergangen, wateroverlast, de ecologische kwaliteit van het water en nieuwe inzichten in het waterbeheer. Het waterplan Lelystad bestaat uit drie delen:
- Inventarisatie en analyse van het watersysteeem en benoemen van knelpunten;
- Watervisie; formulering uitgangspunten en streefbeelden, benoemen van de kansen;
- Uitwerking maatregelen op hoofdlijnen (plan van Aanpak, inclusief globale kostenraming).
In het eerste deel van het waterplan Lelystad wordt ingegaan op het watersysteem, het vigerend en het toekomstig beleid en de gesignaleerde knelpunten in het watersysteem van Lelystad. Op basis van de inventarisatie en analyse van het watersysteem is het tweede deel, de watervisie, opgesteld. In de watervisie worden achtereenvolgens de uitgangspunten benoemd en de streefbeelden geformuleerd. De visie wordt afgesloten met het benoemen van de kansen. De uitgangspunten van het waterplan zijn in de visie verdeeld in algemene uitgangspunten en uitgangspunten per deelgebied. Op basis van de algemene uitgangspunten zijn in het derde deel van het Waterplan nadere concrete maatregelen opgenomen. Het uitvoeren van deze maatregelen en veranderingen zullen (in de toekomst) leiden tot een beter en gezonder functioneren van het watersysteem in de stad.
3.3.5 Nota Recreatie en Toerisme 2005 - 2010
De hoofdkoers tot het jaar 2015 wordt bepaald door een tweetal ambities, voortvloeiend uit het Structuurplan. In de eerste plaats zal de ligging aan het water verder benut moeten worden met als hoofdontwikkeling de verdere invulling van het gebied Batavia Stad (als toeristische "knoop") met vooral dag- maar later ook beperkte verblijfsrecreatie (als "volgende" voorziening). De tweede ambitie heeft betrekking op de groene ring rondom Lelystad, inclusief de Oostvaardersplassen, die recreatiepotenties (vooral voor de eigen inwoners) in zich bergen. Het gaat hierbij niet zozeer om nu veel nieuwe ontwikkelingen in de groengebieden te realiseren, maar meer om het op orde brengen en houden van de recreatiemogelijkheden in de groene ring (met name de aanwezige routestructuren). Aanvullend zijn nieuwe ontwikkelingen in de groene ring beperkt mogelijk mits het gaat om kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen. Deze kunnen als rustpunten c.q. bezoekdoelen gezien worden in een "rondje om de stad".
De hoofdkoers is voor de periode tot 2010 uitgewerkt in een drietal hoofdopgaven:
- 1. het doorontwikkelen van de basiskwaliteiten;
- 2. versterking van de toeristische knopen;
- 3. het uitdragen van de aanwezige kwaliteiten (nadrukkelijke rol marketing en promotie).
3.3.6 Welstandsnota Lelystad
In 2007 heeft de gemeente Lelystad het beleid ten aanzien van welstand in de Welstandsnota Lelystad opgenomen. De welstandscriteria die hierin zijn opgenomen zijn "gebiedsgericht". Dat wil zeggen dat zij zijn gebaseerd op de kwaliteiten die per gebied voorkomen. Sommige gebieden verdragen meer vrijheid dan anderen. Voor enkele delen van Lelystad gelden geen welstandscriteria, waaronder grote delen van het Stadsrandgebied. De gebiedsgerichte welstandscriteria zijn opgesplitst in twee categorieën: beperkte of stedenbouwkundige welstand en volledige of architectonische welstand.
Beperkte of stedenbouwkundige welstand
De stedenbouwkundige samenhang van complexen en straatbeelden is essentieel in de gebieden met beperkte of stedenbouwkundige welstand. Het welstandsbeleid richt zich op de voorkanten van bouwwerken en bouwblokken en de naar de weg en openbaar groen gerichte zijkanten. Er zijn geen welstandscriteria voor de achterkanten. Criteria zijn erop gericht om de hoofdvorm van een gebouw of blok intact te laten. Ingrepen in een blok of een samenhang van blokken worden beoordeeld in verhouding tot de aanpalende blokken en de stedenbouwkundige impact van de verandering in haar omgeving. Het beleid is alleen op hoofdzaken vastgelegd.
Met betrekking tot het Stadsrandgebied kennen de onderstaande gebieden een beperkte of stedenbouwkundige welstand:
- Houtribhaven en Parkhaven (type recent gerealiseerde woonwijken)
- Park Houtribhoogte en landgoed "In de Noordzoom" (type parkbuurten)
- Oostrandpark (type parkbuurten)
- Jagersveld (type parkbuurten)
Volledige of architectonische welstand
In gebieden met architectonische welstand gaat de welstand over de stedenbouwkundige samenhang èn de architectuur van het gebouw. In dit niveau zijn criteria opgesteld voor de omgeving, de voorkanten, de zijkanten èn de achterkanten. Het beleid wordt tot in de details vastgelegd. Het gaat hier om zeer beeldbepalende gebouwen en groepen van gebouwen, die ruimtelijk en architectonisch een eenheid vormen. Architectonisch relevante details, materiaal en kleur worden in samenhang met de omgeving en het blok richting gegeven. In het Stadsrandgebied bevindt zich aan de Oostranddreef de Ölandhorst, een begraafplaats met crematorium. dit gebouw kent een volledige of architectonische welstand.
Ontwikkelingsgebieden met beeldkwaliteitplannen
Voor deze gebieden geldt óf het vastgestelde welstandsbeleid óf de gemeenteraad stelt in de vorm van een beeldkwaliteitplan nieuwe kaders voor de welstandstoetsing. Bij het vaststellen van beeldkwaliteitplannen wordt specifieke aandacht besteed aan de criteria van de stedenbouwkundige welstand, de architectonische welstand en specifieke criteria voor die locaties.
De gemeente stelt, gelet op de functionaliteit van sport- en recreatieterreinen, geen bijzondere eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de bouwwerken. Het welstandsniveau is regulier. In ruimtelijke zin gaat het vooral om de randen die zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Bij de volkstuincomplexen vallen alleen voorzieningen als verenigingsgebouwen onder de welstandstoets. Bij grootschaligere sportcomplexen gaat het om het handhaven of realiseren van basiskwaliteit. In bijzondere gevallen kan de lat hoger gelegd worden, bijvoorbeeld bij de jachthavens, de tenniscomplexen en het golfterrein. Het in ontwikkeling zijnde nieuwe landgoed "In de Noordzoom" heeft een vastgesteld beeldkwalititeitsplan waarin de nieuwe kaders voor de welstandstoetsing zijn opgenomen.
3.3.7 Beeldkwaliteitplan Landgoed In de Noordzoom
Om de landschappelijke en architectonische eenheid en kwaliteit van het Landgoed In de Noordzoom te waarborgen heeft Bureau Khandekar in 2003 een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Projectboek Landgoed In de Noordzoom Lelystad). In dit projectboek is opgenomen dat de inrichting van de kavels en de vormgeving van de bebouwing een grote rol spelen bij de beleving van kwaliteit, exclusiviteit en eenheid van het gebied. In dit projectboek zijn daarom randvoorwaarden opgesteld voor de inrichting van de kavels en het overige gebied, alsmede de toe te passen architectuur. Een supervisor bewaakt de samenhang en kwaliteit. Bouwplannen en inrichtingsplannen moeten aan deze supervisor worden voorgelegd voordat ze ter goedkeuring naar de Welstandscommissie gaan.
3.3.8 Recreatieve dierenweides in Lelystad
In Lelystad bevinden zich, sinds het begin van de jaren tachtig, stukken grond die zich lenen voor recreatief agrarisch gebruik. In de wandelgangen worden deze percelen veelal aangeduid als "paardenweides". De weides waren oorspronkelijk bedoeld voor de inwoners van Lelystad die een klein inkomen hebben en toch graag een "groot" huisdier willen houden. Hierbij valt te denken aan een geit, schaap, pony of paard. Gebrek aan ruimte rondom het huis en de grote behoefte aan recreatieve weides zijn de aanleiding geweest om weides te verhuren. Na twintig jaar was het tijd voor aanpassing van het beleid. Het document Recreatieve dierenweides in Lelystad uit 2003 voorziet hierin. Het doel van het nieuwe beleid is dat er verbeterde gebruiksmogelijkheden komen voor het gebruik van de weides. De weides zijn alleen bedoeld voor recreatieve doeleinden die niet rondom de woning plaats kunnen vinden. De belangrijkste veranderingen in het beleid zijn:
- verruiming van de veenormering;
- meerdere huurders per weide;
- aanpak van de wachtlijst;
- minder bemoeienis door de gemeente;
- de verhuur moet meer kostendekkend zijn.
Er bevinden zich ondermeer paardenweides aan de Hondsdraf en aan de Larserringweg in het Gelderse Hout.
3.4 Wet- En Regelgeving
3.4.1 Waterparagraaf
Belangrijk onderdeel in het nieuwe waterbeleid is de Watertoets. Water zal, meer dan nu, een belangrijk onderdeel zijn bij de ruimtelijke inrichting en het ruimtegebruik in Nederland. In de Startovereenkomst waterbeheer 21e eeuw is daarom overeengekomen dat alle ruimtelijke plannen vanaf medio februari 2001 een waterparagraaf dienen te bevatten en aan een watertoets zullen worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen, van locatiekeuze tot inrichting. Hierdoor is de verwachting dat de afstemming tussen de ruimtelijke ordening en waterbeheer beter zal verlopen.
Deze waterparagraaf is opgesteld in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan. Aangezien het om een conserverend plan gaat, waarbij geen sprake is van grote wijzigingen in de stedelijke inrichting, wordt in deze waterparagraaf met name aandacht besteed aan de toestand van het watersysteem in de huidige situatie en de uitgangspunten conform het Waterplan Lelystad bij toekomstige plannen.
KUSTPARK
Voor het deelgebied Kustpark is door adviesbureau Tauw een waterparagraaf opgesteld (deze is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagen). Deze waterparagraaf is opgesteld in verband met de actualisatie van het bestemmingsplan. Aangezien het om conserverend plan gaat, waarbij geen sprake is van grote wijzigingen in de stedelijke inrichting, wordt in deze waterparagraaf met name aandacht besteed aan de toestand van het watersysteem in de huidige situatie en de uitgangspunten conform het Waterplan Lelystad in geval van toekomstige plannen.
Overleg
De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) is gevolgd. Hierover heeft een overleg plaatsgevonden waarbij het waterschap en de gemeente aanwezig waren. Het verslag van dit overleg is opgenomen als bijlage bij de rapportage. Vervolgens is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland en op basis van de wateraspecten die naar voren kwamen tijdens het overleg.
Huidige situatie
Waterpeilen
In het plangebied liggen de Houtribtocht en de Zuigerplas. De Houtribtocht heeft een functie voor de aanvoer van water naar het stedelijke gebied van Lelystad. In de Houtribtocht wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. Het Zuigerplasgemaal voert in de zomer vanuit de Houtribtocht polderwater op naar NAP -3,90 m waarna het via een tweetal brede overlaten naar de Zuigerplas en het hoogste stadspeil van NAP -4,90 m afstroomt. Via de Zuigerplas stroomt het water langs het Karveel de stad binnen (waterpeil NAP -5,40 m). In de woonwijken binnen het plangebied ligt ook oppervlaktewater. In de wijk Flevo Golf Resort wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m (gelijk aan het waterpeil in de omliggende polder). In het zuidelijk gelegen Golfpark is het waterpeil hoger, NAP -5,40 m, gelijk aan het waterpeil dat in het overige stedelijke gebied van Lelystad wordt gehandhaafd. Het Golfpark watert alleen af naar het noorden, naar het lagere peil van NAP -6,20 m. De wijk Parkhaven ligt buitendijks aan het IJsselmeer.
Berging
Het ontwerp van de watergangen in de woonwijken is gebaseerd op een peilstijging in de grachten van 30 centimeter eens per tien jaar. Er treden geen knelpunten op bij extreme buien (Waterplan Lelystad). Het watersysteem is voldoende ruim om de huidige afvoer te verzorgen.
Inrichting
Volgens de normprofielen die zijn gebruikt bij de aanleg van woonwijken is langs een groot deel van de watergangen een plasberm van 0,5 m aangelegd. Op de plasberm is de diepte 0,2 m. De onderwatertaluds zijn 1:2 of 1:3 en lopen vanaf de plasberm tot een maximale ontwerpdiepte van 1,20 m min waterpeil. De werkelijke diepte is afhankelijk van de baggerlaag aanwezig in de watergangen.
Waterkwaliteit
Het water dat vanuit de Houtribtocht de Zuigerplas wordt ingepompt kent hoge nutriëntgehalten voor zowel fosfaat als voor stikstof. Beide parameters overschrijden de gestelde MTR normen uit NW4, die voor fosfaat en stikstof op respectievelijk 0,15 mg/l en op 2,2 mg/l liggen. Eenmaal in de Zuigerplas liggen de concentraties fosfaat en stikstof in het water lager en dichter bij de normen. Opgemerkt dient te worden dat voor de stikstofconcentratie alleen 1997 een zomergemiddelde kent en dat er niets bekend is over de andere jaren vanaf 1995.
Bodem
In het plangebied is een deklaag aanwezig bestaande uit kleiafzettingen van de Westland Formatie. Deze varieert in dikte. Langs de Houtribdijk is de dikte circa 8 m. Naar het zuidoosten neemt de dikte af. Onder de deklaag bevindt zich het eerste watervoerende pakket bestaande uit de Formaties van Kreftenheye en Drenthe en de niet slibhoudende fijne zanden van de Formatie van Twente.
Grondwater
De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket ligt op circa NAP -4 tot -5 meter. Regionaal gezien is de diepere grondwaterstroming vanaf de Veluwe naar het noordwesten gericht. Op een subregionaal niveau treedt grondwaterstroming in de minder diepe bodemlagen op. Vanuit het IJsselmeer en de Randmeren zijgt water in. In de zone achter de dijk treedt er vervolgens water aan de oppervlakte. In grote gedeelten van Flevoland stroomt grondwater vanuit de diepere pakketten naar het oppervlaktewater. Door de dikke deklaag (veel weerstand!) is in de plandelen met een relatief hoog waterpeil de kwelsituatie echter vrijwel neutraal. De kwel treedt voornamelijk op naar de watergangen waar de waterstanden lager zijn (waterpeil NAP -6,20 m). Langs de dijk van het IJsselmeer komt kwel van zoetwater voor als gevolg van het grote peilverschil tussen IJsselmeer en de polder.
Riolering
In de wijk Flevo Golf Resort is een particulier rioolstelsel aanwezig. In Golfpark en Parkhaven liggen gescheiden rioolstelsels.
Ecologie
In het Omgevingsplan van de Provincie Flevoland (2006) is aan de Zuigerplas de gebruiksfunctie "Bijzondere waterkwaliteit" toegekend. Dit betekent dat in deze plas de aan oppervlaktewater gebonden natuur dient te worden behouden/ontwikkeld door het verbeteren van de waterkwaliteit en een natuurvriendelijke inrichting/beheer van de oevers. Het omringende Zuigerplasbos heeft de gebruiksfunctie "Water voor bos en natuur". Dit gebied heeft een natuurfunctie waarop het waterpeil dient te worden afgestemd om deze te beschermen. Ook het Houtribbos heeft de functie "Water voor bos en natuur". Aan het overige deel van het plangebied is de gebruiksfunctie "Stedelijk water" toegekend. In dit gebied dient het waterpeil en de waterkwaliteit te worden afgestemd op de stedelijke functies. Het Houtribbos is tevens bestemd als Prioritair gebied binnen de EHS. Dit is een gebied met zeer bijzondere natuur. Prioritaire gebieden zijn de belangrijkste gebieden binnen de EHS.
Toekomstige ontwikkelingen
Ruimtelijke ontwikkelingen
Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op bestaande bebouwde gebieden en aansluitende meer landelijke gebieden waar geen sprake meer is nieuwe grootschalige ontwikkelingen. De doelstelling van het bestemmingsplan is daarmee:
- het ontwerpen van een adequate, toekomstgerichte beheerregeling
- waarbinnen gewenst geachte ondergeschikte ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden
Voor ingrijpende in- of uitbreidingsplannen of andere ontwikkelingen worden aparte ROprocedures doorlopen.
Ontwikkelingen op het gebied van water
In onderstaande alinea's zijn de ontwikkelingen op het gebied van water beschreven, voortkomend uit het waterplan Lelystad.
Functies voor water
De Provincie heeft alleen de functie "Stedelijk water" toegekend binnen het stedelijk gebied van het bestemmingsplan. Op basis van het waterplan wordt verder onderscheid gemaakt naar "stadswater" en "Water voor natuur". In de wijk Golfresort wordt aan het oppervlaktewater de functie "Stadswater" toegekend. Uitzondering hierop is watergang ten oosten van de wijk die in verbinden staat met de Houtribtocht en de wijk Golfpark. Aan deze watergang is de functie "Water voor natuur" toegekend. In de wijk Golfpark wordt ook de functie "water voor natuur" aan het oppervlaktewater toegekend. De functie "Water voor Beleving" uit het waterplan komt niet voor binnen het plangebied.
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit te verbeteren wordt momenteel onderzocht of het mogelijk is een infiltratiegebied in te richten in het Museumkwartier in combinatie met een circulatiesysteem. Dit circulatiesysteem zal via de wijken Golfpark en Golfresort lopen. Doel van deze maatregelen is het vertragen van de afvoer en verminderen van de aanvoer van gebiedsvreemd water.
Riolering
De gemeente Lelystad heeft inmiddels nagenoeg alleen maar gescheiden stelsels.
Wateraspecten
In onderstaande paragrafen zijn de relevante wateraspecten voor dit bestemmingsplan beschreven aan de hand van het "Waterkader" van Waterschap Zuiderzeeland.
Veiligheid/Waterkeringen (V)
Het plan ligt binnen de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Er zullen geen ontwikkelingen plaatsvinden binnen het bestemmingsplan. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering. In het bestemmingsplan dient de vrijwaringszone (waarbinnen in principe geen gebouwen gebouwd mogen worden) te worden aangegeven. De ligging van de vrijwaringszone is terug te vinden in de legger van het waterschap. Uitgangspunt in bestaande, buitendijkse gebieden is de bestaande veiligheid, met een ondergrens van 1/10 per jaar.
Buitendijkse veiligheid
Het deelgebied 'Kustpark' ligt voor een deel buitendijks. Ten aanzien van buitendijkse veiligheid heeft Rijkswaterstaat geen formele bevoegdheden om veiligheidseisen te stellen aan buitendijkse ontwikkelingen. Hiermee samenhangend acht Rijkswaterstaat zich dus op voorhand ook niet verantwoordelijk voor eventuele schade (aan nieuwe ontwikkelingen) die in het buitendijks gebied wordt geleden en ook niet voor de veiligheid van het buitendijkse gebied. Eventuele initiatiefnemers dienen zich bewust te zijn van het grotere overstromingsrisico in buitendijks gebied. Voor activiteiten in buitendijks gebied zijn mogelijk vergunningen nodig.
Wateroverlast (WO)
Het voorliggende plan heeft geen toename van verhard oppervlak tot gevolg en er zal geen ruimte voor waterberging verdwijnen. Voor het bestaand bebouwd gebied in dit plan is het principe `waterneutraal bouwen´ gevolgd. Dit wil zeggen dat bij de toename van verhard oppervlak bij de bouw van de woonwijken, als compenserende maatregel oppervlaktewater is aangelegd om piekafvoeren op te vangen. Deze berging is als bestemming water terug te vinden op de plankaart. Voor het stedelijk gebied geldt de afvoernorm voor stedelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is daarbij 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van 100 jaar. Voor het landelijk gebied geldt de afvoernorm voor landelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van één jaar.
Goed functionerend watersysteem (WF)
De huidige afvoer van water wordt niet aangepast. Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering niet verslechteren. De streefpeilen in het plangebied zullen als gevolg van het plan niet veranderen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. De watergangen zijn voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal 5 m breed:
- aan één zijnde van een watergang met een waterbreedte tot en met 12 meter;
- aan weerszijden van een watergang met een waterbreedte van 12 tot 24 meter.
Watergangen met een waterbreedte van meer dan 24 meter worden varend onderhouden.
Anticiperen op Watertekort (WA)
Tijdens extreme droge perioden is het inlaten van water mogelijk. De beschikbaarheid van water binnen het plangebied wordt in perioden van extreme droogte bepaald volgens de landelijke verdringingsreeks:
- 1. veiligheid en voorkomen van onomkeerbare schade. Achtereenvolgens stabiliteit waterkeringen, klink en zetting (veen en hoogveen) en natuur (gebonden aan bodemgesteldheid);
- 2. nutsvoorzieningen. Achtereenvolgens drinkwatervoorzieningen en energievoorzieningen;
- 3. kleinschalig hoogwaardig gebruik: tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen en proceswater;
- 4. overige belangen: scheepvaart, landbouw, natuur (zolang geen onomkeerbare schade optreedt), industrie, waterrecreatie en binnenvisserij.
Schoon water
Bij de inrichting van het watersysteem is gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen. Voor de watergangen met de functie "water voor natuur" worden de oevers duurzaam ingericht. Deze oevers hebben een minimum talud van 1:3. Afhankelijk van de beschikbare ruimte wordt bij de watergangen met een functie "stadswater" een steiler talud toegepast. Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Het hemelwater binnen het plangebied wordt niet afgevoerd worden naar de riolering. Het wordt geloosd worden op oppervlaktewater.
DE VELDEN
Voor het deelgebied De Velden is door adviesbureau Tauw een waterparagraaf opgesteld, deze is opgenomen in de bijlagen. Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan “Veiligheid, Voldoende en Schoon Water”.
Aangezien het om conserverend plan gaat, waarbij geen sprake is van grote wijzigingen in de stedelijke inrichting, wordt in deze waterparagraaf met name aandacht besteed aan de toestand van het watersysteem in de huidige situatie en de uitgangspunten conform het Waterplan Lelystad in geval van toekomstige plannen.
Overleg
De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) is gevolgd. Op 6 mei 2008 heeft een overleg plaatsgevonden waarbij het waterschap en de gemeente aanwezig waren. Het verslag van dit overleg is opgenomen als bijlage bij de rapportage. Vervolgens is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland en op basis van de wateraspecten die naar voren kwamen tijdens het overleg.
Huidige situatie
Oppervlakte water
In het plangebied liggen de Houtribtocht (aan de noordzijde) en de Wortmantocht. De Houtribtocht heeft een functie voor de aanvoer van water naar het stedelijke gebied van Lelystad. In de Houtribtocht wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. In de Wortmantocht wordt ook een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. Tussen Jagersveld en De Groene Velden ligt een zijwatergang van de Wortmantocht. Binnen Jagersveld ligt verder geen oppervlaktewater.
Waterkwaliteit
De agrariërs in het gebied gebruiken water uit de Wortmantocht om in droge tijden het land te sproeien. De kwaliteit van het polderwater is slecht. Ten behoeve van de landbouw is enkele jaren geleden een hevel gemaakt om water vanuit het IJsselmeer de Wortmantocht in te pompen. Bij gebruik van de hevel bleek een explosieve algengroei te ontstaan in het gebied. De inlaat wordt daardoor momenteel nauwelijks tot niet gebruikt. De zijwatergang van de Wortmantocht (tussen Jagersveld en De Groene Velden) heeft ook een slechte waterkwaliteit. Dit is een doodlopende watergang.
Riolering
De woonbuurt Jagersveld is gescheiden gerioleerd met een overlaat op de sloot tussen Jagersveld en De Groene Velden. De verspreid liggende woningen in het gebied zijn met het DWA aangesloten op drukriolering. Het regenwater wordt geborgen op eigen terrein. Aan de Bronsweg ligt een oude stortplaats. Om de stortplaats is drainage aangelegd. De drainage voert het water af op de drukriolering.
Toekomstige ontwikkelingen
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit in de Wortmantocht en zijwatergang te verbeteren is in het waterplan opgenomen dat een verbinding wordt gemaakt tussen de zijwatergang en een watergang in de Zuiderzeewijk. Of de hevel voor het inlaten van IJsselmeerwater in de Wortmantocht in de toekomst nog zal worden gebruikt wordt momenteel onderzocht.
Riolering
Bij nieuwe ontwikkelingen geldt het principe dat de toename van het verharde oppervlak moet worden gecompenseerd binnen het betreffende gebied. Bij nieuwe ontwikkelingen dient er in principe gescheiden gerioleerd te worden. Voor kleine uitbreidingen in het agrarisch gebied (zoals zorgboerderijen / stadsboerderijen) geldt dat het droogweerafvoer kan worden aangesloten op de drukriolering. Het hemelwater moet geborgen worden op eigen terrein.
Wateraspecten
In onderstaande paragrafen zijn de relevante wateraspecten voor dit deelgebied van het bestemmingsplan beschreven aan de hand van het “Waterkader” van Waterschap Zuiderzeeland.
Veiligheid / waterkeringen
Het plan ligt buiten de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.
Wateroverlast (WO)
Het voorliggende bestemmingsplan heeft slecht een beperkte toename van het verhard oppervlak tot gevolg. Er zal geen ruimte voor waterberging verdwijnen. Bij de toename van het verharde oppervlak in het stedelijk gebied dient waterberging in principe binnen het eigen projectgebied plaats te vinden. Is dit niet mogelijk, dan dient compensatie plaats te vinden binnen hetzelfde peilgebied. Randvoorwaarde is dat de afvoer bij een bui die eens in de 100 jaar voorkomt niet meer is dan 1,5 l/s/ha. Rekening houdend met de klimaatverandering wordt een correctiefactor van +10 % toegepast. Bij toename van het verharde oppervlak in landelijk gebied geldt dat de afvoer bij een bui die eens per jaar voorkomt niet meer mag zijn dan 1,5 l/s/ha.
De waterberging wordt berekend boven het streefpeil. In stedelijk gebied mag het waterpeil maximaal tot aan maaiveld stijgen bij een bui waarvan de kans van voorkomen eens per 100 jaar is. In het landelijk gebied mag dit bij een bui die eens in de 80 jaar voorkomt. In enkele laaggelegen gebieden is de kans van voorkomen eens in de 50 jaar. De berging mag niet later gerealiseerd worden dan de uitvoering van de rest van het plan. Voor het bestaand bebouwd gebied in dit plan is het principe “waterneutraal bouwen” gevolgd. Dit wil zeggen dat bij de toename van verhard oppervlak bij de bouw van de woonwijken, als compenserende maatregel
waterberging is aangelegd om piekafvoeren op te vangen. Deze berging is als bestemming water terug te vinden op de plankaart.
Goed functionerend watersysteem (WF)
De huidige afvoer van water beperkt aangepast (zie hiervoor). Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering zeker niet verslechteren. De streefpeilen in het plangebied zullen als gevolg van het plan niet veranderen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. De watergangen zijn voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal 5 meter breed:
- aan één zijnde van een watergang met een waterbreedte tot en met 12 meter;
- aan weerszijden van een watergang met een waterbreedte van 12 tot 24 meter.
- watergangen met een waterbreedte van meer dan 24 meter worden varend onderhouden.
Anticiperen op Watertekort (WA)
Tijdens extreme droge perioden is het inlaten van water mogelijk. De beschikbaarheid van water binnen het plangebied wordt in perioden van extreme droogte bepaald volgens de landelijke verdringingsreeks:
- veiligheid en voorkomen van onomkeerbare schade: achtereenvolgens stabiliteit waterkeringen, klink en zetting (veen en hoogveen) en natuur (gebonden aan bodemgesteldheid);
- nutsvoorzieningen: achtereenvolgens drinkwatervoorzieningen en energievoorzieningen;
- kleinschalig hoogwaardig gebruik: tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen en proceswater;
- overige belangen: scheepvaart, landbouw, natuur (zolang geen onomkeerbare schade optreedt), industrie, waterrecreatie en binnenvisserij.
Goede structuur diversiteit (SU)
Bij de inrichting van het watersysteem is gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen:
- voor de watergangen met de functie “water voor natuur” worden de oevers duurzaam ingericht met natuurvriendelijke oevers. Deze oevers hebben een minimum talud van 1:5;
- tussen de zijwatergang van de Wortmantocht en de watergang in de Zuiderzeewijk wordt mogelijk een verbinding aangelegd om de waterkwaliteit te verbeteren door doorspoeling.
Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen gebruikt. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen op straatverharding is ongewenst en is, met uitzondering van de DOB-methode, door het waterschap verboden. Bij de DOB-methode wordt minder bestrijdingsmiddel gebruikt, waardoor de verontreinigingen naar het oppervlaktewaterafstromen.
Goed omgaan met afvalwater
Het hemelwater binnen het plangebied wordt in de huidige situatie niet afgevoerd naar de riolering. Het wordt geloosd worden op oppervlaktewater. Bij toekomstige uitbreiding wordt het regenwater ook gescheiden afgevoerd van de droogweerafvoer via een “zuiverend” regenwaterstelsel. Schoon regenwater mag zonder WVO-vergunning direct geloosd worden op oppervlaktewater. Schoon regenwater is:
- regenwater van verhardingen met een verkeersintensiteit <1000 voertuigbewegingen;
- regenwater vanaf parkeerplaatsen met < 50 plaatsen;
- regenwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
- regenwater van onverhard terrein.
Verharde oppervlakken die vuil zijn of waar de kans op vervuiling groot is worden via een (in)filtratievoorziening, (in)filtratieberm en/of slibafscheider afgevoerd.
OOSTRANDHOUT
Voor het deelgebied Oostrandhout is door adviesbureau Tauw een waterparagraaf opgesteld deze is opgenomen in de bijlagen. De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) is gevolgd. Aanvullend is telefonisch contact opgenomen met de heer van der Linden van het Waterschap. Op basis hiervan is gebleken dat voor het voorliggende plan de procedure kleine plannen gevolgd kan worden. Daartoe is deze waterparagraaf opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland. Tevens zijn de meest relevante gegevens in het Waterlogboek van de gemeente Lelystad opgenomen.
Huidige situatie
In het plangebied liggen de Oostervaart en het Gelderse Diep. Water uit de Oostervaart wordt gebruikt om het stadswater op het minimum peil te houden. In de Oostervaart en het Gelderse Diep wordt een peil gehandhaafd van NAP -6,20 m. Langs de Runderweg ligt aan de zuidzijde geheel en aan de noordzijde gedeeltelijk een watergang met waterpeil NAP -6,20 m. Het ontwerp van de watergangen is gebaseerd op een peilstijging in de grachten van 30 centimeter eens per 10 jaar. Er treden geen knelpunten op bij extreme buien (bron: Waterplan Lelystad). Het watersysteem is voldoende ruim om de huidige afvoer te verzorgen. Langs de Oostranddreef ligt aan de zijde van het plangebied (oostzijde) een bermsloot voor de opvang van hemelwater afstromend van de weg. In de sloot wordt geen peil gehandhaafd. In de wijk Oostrandpark zelf is geen oppervlaktewater aanwezig.
Bodem
In het plangebied is een deklaag aanwezig bestaande uit kleiafzettingen van de Westland Formatie. Deze varieert in dikte. Langs de Binnenhavenweg is de dikte circa 7 m. Naar het zuidoosten neemt de dikte af. Onder de deklaag ligt het eerste watervoerende pakket bestaande uit de Formaties van Kreftenheye en Drenthe en de niet slibhoudende fijne zanden van de Formatie van Twente.
Grondwater
De stijghoogte in het eerste watervoerende pakket ligt op circa NAP -4 tot -5 meter. Regionaal gezien is de diepere grondwaterstroming vanaf de Veluwe naar het noordwesten gericht. Op een subregionaal niveau treedt grondwaterstroming in de minder diepe bodemlagen op. Vanuit het IJsselmeer en de Randmeren zijgt water in. In de zone achter de dijk treedt er vervolgens water aan de oppervlakte. Grondwater stroomt vanuit de diepere pakketten naar het oppervlaktewater. De kwel treedt voornamelijk op naar de watergangen waar de waterstanden lager zijn (waterpeil NAP -6,20 m).
Riolering
In de wijk Oostrandpark is een gescheiden rioolstelsel aangelegd.
Ecologie
In het Omgevingsplan van de Provincie Flevoland (2006) hebben het Gelderse Hout en het Overijsselse Hout de gebruiksfunctie "Water voor bos en natuur" gekregen. Deze gebieden hebben een natuurfunctie waarop het waterpeil dient te worden afgestemd om deze te beschermen. Aan het overige deel van het plangebied is de gebruiksfunctie "Stedelijk water" toegekend. In dit gebied dient het waterpeil en de waterkwaliteit te worden afgestemd op de stedelijke functies. Het Gelderse Hout en het Overijsselse Hout zijn tevens onderdeel van de EHS. Het zijn minder waardevolle gebieden en zijn daarom ingetekend als minder belangrijke gebieden binnen de EHS (in tegenstelling tot de Prioritaire gebieden).
Toekomstige ontwikkelingen
Functies voor water
De Provincie heeft de functie "Stedelijk water" toegekend aan de Oostervaart en het Gelderse Diep en de zijwatergangen. Op basis van het waterplan wordt verder onderscheidt gemaakt naar "stadswater" en "Water voor natuur". De watergang ten noorden van de Runderweg en een deel van het Gelderse Diep heeft de functie "Stadswater". Aan het meest oostelijk deel van het Gelderse Diep tot aan de Oostervaart en de Oostervaart zelf is de functie "Water voor natuur" toegekend. De functie "Water voor Beleving" uit het waterplan komt niet voor binnen het plangebied.
Veiligheid / Waterkeringen
Het plan ligt niet binnen de kern- vrijwarings- of buitenbeschermingzone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.
Goede structuur diversiteit
Bij de inrichting van het watersysteem is gestreefd naar het realiseren van een ecologisch gezond watersysteem. Hiertoe worden de volgende maatregelen genomen. Voor de watergangen met de functie "water voor natuur" worden de oevers duurzaam ingericht. Deze oevers hebben een minimum talud van 1:5. Afhankelijk van de beschikbare ruimte wordt bij de watergangen met een functie "stadswater" een steiler talud toegepast.
Goed functionerend watersysteem
De huidige afvoer van water wordt niet aangepast. Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering niet verslechteren. Het streefpeilen in het plangebied zullen als gevolg van het plan niet veranderen. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. De watergangen zijn voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal vijf meter breed:
- aan één zijde van een watergang met een waterbreedte tot en met 12 meter;
- aan weerzijden van een watergang met een waterbreedte van 12 tot 24 meter;
- watergangen met een waterbreedte van meer dan 24 meter worden varend onderhouden.
Goede oppervlaktewaterkwaliteit
Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt. Voor de waterhuishoudkundige kunstwerken worden alleen milieuvriendelijke en nietuitlogende materialen gebruikt.
Goed omgaan met afvalwater
Het hemelwater binnen het plangebied wordt niet afgevoerd worden naar de riolering. Het wordt geloosd op oppervlaktewater.
3.4.2 Ecologische waarden
Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in het om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient in het kader van het bestemmingsplan een toetsing aan de Natuurbeschermingswet (gebiedstoets) en de Flora- en faunawet (soortentoets) plaats te vinden.
Gebiedstoets
Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Sindsdien zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
- Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
- Beschermde Natuurmonumenten
- Wetlands
In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen conform de natuurbeschermingswet (o.a. Natura 2000).
De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitat die het leefmilieu voor deze soorten vormt. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna. In dit kader zijn Speciale Beschermingszones (SBZ) aangewezen. Wanneer zich in of in de buurt van een beschermingszone een (nieuwbouw)plan aandient, zal moeten worden beoordeeld of dit plan significante negatieve gevolgen voor het gebied kan hebben. Als dit het geval is, dan dienen passende maatregelen getroffen te worden om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van soorten in de SBZ niet verslechtert.
Natura 2000
Ten aanzien van het gebied Stadsrandgebied kan worden opgemerkt dat het grenst aan een Vogelrichtlijngebied, de SBZ IJsselmeer. Het IJsselmeer is als SBZ aangewezen omdat het een uitgestrekt zoetwatermeer met plaatselijk moerassige oeverzones betreft, dat als geheel het leefgebied vormt van diverse in artikel 4 van de Richtlijn bedoelde vogelsoorten. Het IJsselmeer vormt het leefgebied van soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (o.a. Nonnetje, Porseleinhoen, Kemphaan, Reuzenstern, Zwarte Stern, Visdief) en fungeert als broed-, rui-, overwinteringsgebied en rustplaats in de trekzone van vele watervogels en andere trekvogelsoorten. Het Stadsrandgebied ligt niet in de nabijheid van een SBZ ingevolge de Habitatrichtlijn De kustzone van het IJsselmeer waaronder het deelgebied Kustpark is met name in de wintermaanden van groot belang als rustgebied voor diverse soorten watervogels. De verharde onderwater oevers gelden als leefgebied voor de habitatsoort Rivierdonderpad. Daarnaast jaagt de Meervleermuis boven het IJsselmeer, langs de kust, op insecten. Aangezien het bestemmingsplan een hoofdzakelijk conserverend karakter heeft, waarbij naast de reeds in ontwikkeling zijnde wijken geen nieuwbouwprojecten in het water of direct grenzend aan het IJsselmeer aan de orde zijn, mag verwacht worden dat er geen significant negatieve effecten optreden. De instandhouding van de Natura 2000 - gebieden is gegarandeerd. De vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan zal geen significant negatieve gevolgen voor de kwaliteiten van het vogelrichtlijngebied hebben.
Ecologische hoofdstructuur
Naast de bescherming onder Natura 2000 zijn er gebieden die beschermd zijn als EHS. De Natura 2000 - gebieden maken deel uit van de EHS in de status van prioritair gebied. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in ecologische verbindingszones, waardevolle gebieden en overig EHS. De ecologische verbindingszones zorgen ervoor dat afzonderlijke natuurgebieden met elkaar verbonden worden en planten en dieren zich kunnen verspreiden.
De waardevolle gebieden hebben een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. Deze gebieden zijn essentieel voor de samenhang en kwaliteit van de EHS. De prioritaire en waardevolle gebieden vormen samen de kerngebieden van de EHS.
Gemeente Lelystad heeft in het structuurplan 2004 de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) overgenomen. Het Stadsrandgebied grenst aan en ligt gedeeltelijk in het IJsselmeer, dit gebied maakt deel uit van de kerngebieden van de Ecologische hoofdstructuur van Nederland.
In het deelgebied Kustpark bevindt zich het Houtribbos, dit bos maakt onderdeel uit van de PEHS en heeft de status van bosreservaat. Het beleid in deze gebieden is gericht op het veiligstellen en vergroten van de bestaande natuurwaarden.
Binnen het deelgebied De Velden liggen enkele kleinere ecologische verbindingszones, met name langs de watergangen in het gebied. Verder liggen in De Velden twee gebieden die vallen onder de provinciale Ecologische Hoofdstructuur, te weten het Overijsselse Hout en ’t Zand.
In het deelgebied Oostrandhout bevinden zich twee gebieden die vallen onder de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (overig), te weten het Overijselse Hout en het Gelderse Hout. In het zuid-oostelijke deel van het plangebied ligt langs de Lage Vaart een ecologische verbindingszone.
De EHS zones zijn in het bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'. De vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan zal geen negatieve gevolgen hebben voor de EHSzones.
Boswet
De bossen in het plangebied vallen onder de werking van de Boswet. Bij kap of houtoogst dient herplant of compensatie plaats te vinden.
Wetland
Het IJsselmeer is aangewezen volgens de Wetlands-Conventie. Onder wetlands worden waterrijke gebieden verstaan, bijvoorbeeld moerassen of veengebieden. Deze natuurgebieden hebben belangrijke functies, onder andere voor trekvogels, vissen en andere waterdieren. Wetlands en de planten- en diersoorten die erin leven, worden beschermd door het Ramsar Verdrag uit 1971.
Soortentoets
Op grond van de Flora- en Faunawet gelden algemene verboden tot het (tenzij ontheffing verkregen is) verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In artikel 75 van de Flora en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een inititatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, zal hier op vooruit lopend, een verwachting worden uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. "AmvB art. 75" van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:
- 1. Alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3).
- 2. Soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2).
- 3. Soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.
De 1e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).
Voor de 2e categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het Ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:
- bestendig beheer en onderhoud;
- bestendig gebruik;
- ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Voor de 3e categorie geldt een algemene vrijstelling voor:
- bestendig beheer en onderhoud;
- bestendig gebruik;
- ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden.
KUSTPARK
Het deelgebied Kustpark is een overgangsgebied tussen het landelijke gebied, de stad en het IJsselmeer. Het is groen, bosrijk en waterrijk gebied waarin een aantal natuurlijke elementen voorkomen (zoals open water, waterlopen, (gras)bermen,bossen (het Zuigerplasbos, het Houtribbos), parkbos, hellingen van de dijken en oevers en grasvelden langs de waterlopen) die levensvoorwaarden bieden voor een aantal in Lelystad voorkomende beschermde planten- en diersoorten.
Het betreft vertegenwoordigers uit de groepen vissen, amfibieën, zoogdieren, vogels en hogere planten. Het deelgebied is niet geïnventariseerd, omdat er al redelijk veel bekend is over het voorkomen van beschermde soorten.
De volgende soorten zijn bekend uit het gebied:
Tabel 3, Zwaar beschermde soorten:
Vleermuizen: Het deelgebied Kustpark fungeert als leefgebied voor diverse soorten vleermuizen. In ieder geval zijn foeragerend in het gebied de Gewone Dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), Meervleermuis (Myotis dasycneme), Watervleermuis (Myotis daubentonii) en de Laatvlieger (Eptesicus serotinus) te verwachten. Zowel in gebouwen als in de bosgebieden kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd. Het IJsselmeer is van belang als foerageergebied voor Meervleermuis en Watervleermuis. Boven de Zuigerplas foerageren veel Watervleermuizen.
Overige zoogdieren:
Niet uit te sluiten is dat het Zuigerplasbos en het Houtribbos deel uit maken van het leefgebied van de Boommarter.
Tabel 2: Overig beschermde soorten:
Langs de diverse waterkanten en op de velden in het Zuigerplasbos komt in ieder geval de Rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa) talrijk voor. Vissen: In de waterlopen kan de Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) aangetroffen worden en op plaatsen met meer stromend water, zoals bij stuwen of sluizen, kan de Rivierdonderpad (Cottus perifretum) zich gevestigd hebben.
Tabel 1: Algemeen beschermde soorten:
Brede wespenorchis (Epipactis helleborine), Egel (Erinaceus europaeus), Ree, ware- en woelmuizen, Bunzing (Mustela putorius), Bruine kikker (Rana temporaria), Groene kikker complex (Rana ridibunda/lessonae), Gewone pad (Bufo bufo) en Kleine watersalamander (Triturus vulgaris). Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Voor de zeer algemeen voorkomende, maar strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn), vleermuissoorten zal voorafgaand aan de sloop van gebouwen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Als de huidige bebouwing gehandhaafd blijft is er geen strijdigheid met natuurwetgeving. Als er gebouwen gesloopt worden, zal volgens specifieke richtlijnen worden gehandeld.
Aangezien bestemmingsplan grotendeels een consoliderend bestemmingsplan is, mag verwacht worden dat er geen negatieve effecten optreden. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Bij eventuele ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Tevens dient, vanwege het voorkomen van vleermuizen in gebouwen, bij sloopwerkzaamheden van gebouwen altijd een vleermuisinventarisatie verricht te worden. In sommige gevallen zal ook bij aanbouw aan bestaande bouw een vleermuisinventarisatie noodzakelijk zijn.
DE VELDEN
Voor het deelgebied De Velden geldt dat het plan met name een beheerfunctie heeft waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Beschermde diersoorten en hun habitat worden door de actualisatie van het bestemmingsplan niet bedreigd. Op basis hiervan kan gesteld worden dat een onderzoek naar de aanwezige flora en fauna in het deelgebied niet noodzakelijk is.
OOSTRANDHOUT
In 2007 heeft de gemeente Lelystad onderzoek uit laten voeren naar een groot aantal gebieden binnen de gemeentegrenzen. Dit onderzoek had tot doel om de kwetsbare natuurwaarden in beeld te brengen. Oostrandpark is een van de onderzochte gebieden. Er is onderzoek gedaan naar bijzondere soorten (van de Nederlandse Rode lijst) en beschermde soorten (Flora- en Faunawet, hierna FFW).
Resultaten onderzoek
Beschermde plantensoorten en planten van de Rode Lijst
Van de middelzwaar beschermde soorten zijn de volgende planten aangetroffen:
- Daslook, categorie 2 FFW;
- Rietorchis, categorie 2 FFW;
Van de licht beschermde soorten zijn de volgende planten aangetroffen:
- Grote Kaardebol, categorie 1 FFW;
- Brede wespenorchis, categorie 1 FFW.
Insecten
Van de vlindersoorten zijn in het gebied alleen de algemeen voorkomende soorten als Bont zandoogje, Boomblauwtje, Atalanta, Citroenvlinder, Dagpauwoog, Oranjetip en Kleinde vos waargenomen. Het gebied is op dit moment niet geschikt voor het voorkomen van kritische, zeldzame en/of beschermde soorten. Van de libellen is in het gebied de vroege glazenmaker (Rode lijst, kwetsbaar) aangetroffen.
Amfibieen en reptielen
In het plangebied zijn geen ringslangen en/of sporen van ringslangen aangetroffen. Echter in de omgeving zijn wel sporen aangetroffen. Er dient dus rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van ringslangen in het plangebied.
Vissen
In het plangebied is naast Baars, Blankvoorn, Kolblei, Snoekbaars, Europese Meerval en Paling ook de Kleine Modderkruiper aangetroffen. De kleine Modderkruiper behoort tot de categorie 2 van de Flora- en Faunawet.
Broedvogels
In de bossen komen vooral algemene zangvogels voor als Tuinfluiter, Winterkoning, Roodborst, Merel en Zwartkop. In het plangebied werd een bosvogel van de Rode Lijst gevonden, te weten de Zomertortel (categorie gevoelig). Ook de Huiszwaluw (categorie gevoelig) is gevonden.
In het gebied werden ook diverse bezette roofvogelhorsten aangetroffen waaronder die van de Sperwer en de Buizerd.
Vleermuizen
Het plangebied is bij uitstek een gebied waar vleermuizen voorkomen. In 2007 zijn de Meervleermuis, Laatvlieger, Ruige dwergmuis en Dwergvleermuis aangetroffen. Ook ligt binnen het gebied een foerageergebied voor de Dwergvleermuis.
Overige zoogdieren
Op basis van de bekende verspreiding is het waarschijnlijk dat er algemene, licht beschermde kleine zoogdieren zoals Egel, Dwergmuis, Bosmuis, Mol,en anderen voorkomen in het gebied. Tijdens de onderzoeksperiode zijn verschillende van deze zoogdieren waargenomen. De zwaar beschermde bever is eveneens waargenomen in het gebied.
Conclusies
Het gebied is vooral van belang voor broedvogels, planten, vleermuizen en vissen. In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen die kunnen zorgen voor een verstoring van de ecologische waarden in het gebied. Voor eventuele ontwikkelingen in de toekomst is er ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd indien het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen. Dit geldt alleen voor licht en streng beschermde soorten (tabel 2 en 3); voor algemene soorten (tabel 1) geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Voor deze soorten geldt wel de zorgplicht.
3.4.3 Cultuurhistorische en archeologische waarden
Wettelijk kader
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Op 6 februari 2007 werd de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) gepubliceerd in het Staatsblad en is vervolgens op 1 september 2007, gedeeltelijk, van kracht geworden.
Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf ("in situ"). Opgravingen moeten zoveel mogelijk worden vermeden, omdat het risico bestaat dat historische informatie voor altijd verloren gaat. De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. De wet wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Ten slotte gaat het verdrag uit van het beginsel "de veroorzaker betaalt". Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen.
Provinciaal beleid
Voordat de Zuiderzee ontstond is het grondgebied van de provincie Flevoland ook al bewoond geweest. Duizenden jaren geleden hebben deze eerste bewoners sporen achtergelaten, die bewaard zijn gebleven in de bodem van Flevoland. Deze archeologische waarden zijn uniek. Het Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed verplicht de deelstaten om archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te behouden. Indien behoud in de bodem niet mogelijk is dienen belangrijke archeologische waarden door middel van opgravingen en onderzoek veilig te worden gesteld. Het provinciaal beleid sluit aan bij de Europese verdrag en legt de nadruk op het vergroten van het maatschappelijk rendement van de archeologische monumentenzorg. Deze verplichting geldt voor heel Flevoland. In het provinciaal archeologiebeleid is onderscheid gemaakt in Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebieden (PArK'en), archeologische aandachtsgebieden en top-10-locaties. Deze gebieden en locaties acht de provincie van provinciaal belang. De PArK'en en top-10-locaties zijn door de provincie uitgewerkt, de uitwerking van de archeologische aandachtsgebieden is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hoge dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. Zij omvatten delen van de prehistorische stroomgebieden van de Vecht, IJssel en Eem, waarin onder andere nederzettingen van de Swifterbantcultuur liggen. Deze aandachtsgebieden bevinden zich onder andere in het noordelijke en zuidelijke deel van Gemeente Lelystad. De vermoedelijke archeologische waarden in het noordelijke gebied zijn zodanig groot dat dit gebied, dat grenst aan het PArK Rivierduingebied Swifterbant, in gemeentelijk beleid als te onderzoeken gebied is aangewezen.
Naast PArK'en, aandachtsgebieden en top-10-locaties zijn door de provincie tevens aardkundig waardevolle gebieden aangewezen. In de aardkundig waardevolle gebieden bevinden zich naast oude menselijke sporen ook sporen van vroegere landschappen. Elementen als oude geulsystemen en rivierduinen, zeldzame veenresten en zeer oude bodems vormen onderdelen van deze zeer oude, fossiele landschappen. Uit deze aardkundige elementen is de ontstaansgeschiedenis van de Flevolandse ondergrond af te lezen. De provincie heeft een eerste inventarisatie en waardering van de aanwezige aardkundige waarden uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in de globale begrenzing van aardkundig waardevolle gebieden. Binnen de gemeentegrenzen van Lelystad bevinden zich onder andere de aardkundige waardevolle gebieden "Rivierduinen en stroomgeulen Swifterbant 1 en 2".
![]() |
Archeologiekaart - waarden en verwachtingen |
Gemeentelijk archeologiebeleid
Met de invoering van de Wet archeologische monumentenzorg (Wamz) is de gemeente verplicht om in nieuwe of herziene bestemmingsplannen de archeologische waarden vast te leggen. Bij vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond dient rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Ook bij het voeren van ontheffingsprocedures dient het archeologisch belang expliciet te worden meegewogen. Dit impliceert de plicht voor de gemeenten om kennis te vergaren omtrent het bodemarchief ter plaatse. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij een archeologisch beleid met bijbehorende instrumenten ontwikkelen. Het vervaardigen van een archeologische verwachtingskaart is in dit verband een nuttig hulpmiddel.
Archeologische Monumentenzorg in Lelystad (2008)
In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt in de aandachtsgebieden onderscheid gemaakt tussen gebieden met hoge en middelhoge archeologische waarde en gebieden met een lage archeologische waarde. In de gebieden met een lage archeologische waarde is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Het gemeentelijk beleid is op 28 augustus 2008 vastgesteld en sinds 11 september 2008 in werking.
Het beleid bestaat uit beleidsafspraken en de beleidsadvieskaart. Met het opstellen van de beleidsadvieskaart is een belangrijk instrument geformuleerd voor de realisatie van gemeentelijk beleid op het gebied van archeologische monumentenzorg. Met op de kaart aangemerkte gebieden zal bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rekening worden gehouden.
De beleidsadvieskaart is in dat kader een belangrijk instrument, dat up-to-date moet worden gehouden. De beleidsadvieskaart bestaat uit twee onderdelen; de Maatregelenkaart en Archeologiekaart waarden en verwachtingen. Op de Archeologiekaart waarden en verwachtingen zijn alle bekende archeologische vindplaatsen en vondsten aangegeven. Dit kunnen kleine vondsten zijn, zoals een aardewerken pot, of een grote vondst, zoals een scheepswrak. De Maatregelenkaart is onderverdeeld in verschillende gebieden. Per gebied wordt aangegeven of archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
Indien tijdens bodemverstorende werkzaamheden archeologische resten of (delen van) een scheepswrak worden aangetroffen dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, RCE), ARCHISmeldpunt. telefoon 033-4217682). In de Flevolandse praktijk fungeert het archeologisch depot in het Nieuwland Erfgoedcentrum als centraal meld-punt van archeologische vondsten, telefoon 0320- 225939. de heer D.E.P. Velthuizen.
KUSTPARK
Op basis van de Archeologiekaart waarden en verwachtingen kan gesteld worden dat het grootste gedeelte van het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. De kans op het aantreffen van Prehistorische vindplaatsen is hier laag. Ten zuiden van de Houtribweg ligt een langwerpige strook met een hoge archeologie verwachtingswaarde. In de huidige situatie is dit gebied in gebruik als bos en agrarisch gebied (boomkwekerij). Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is en in dit gedeelte van het Kustpark geen nieuwe ontwikkelingen gepland staat, kan gesteld worden dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Wel valt het gebied binnen het archeologsiche aandachtsgebied. Archeologische aandachtsgebieden zijn gebieden met een relatief hote dichtheid aan goed geconserveerde archeologische waarden. Zij omvatten delen van de prehistorische stroomgebieden van de Vecht, IJssel en Eem, waarin onder andere nederzettingen van de Swifterbantcultuur liggen. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij eventuele nieuwe ontwikkelingen op de locatie waar een hoge archeologische verwachtingswaarde bestaat. In de overige gebieden van het bestemmingsplan kan de aanwezigheid van archeologische sporen echter nooit volledig worden uitgesloten.
DE VELDEN
Op basis van de Archeologiekaart waarden en verwachtingen kan gesteld worden dat het grootste gedeelte van het deelgebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. De kans op het aantreffen van Prehistorische vindplaatsen is hier laag. Ten zuiden van de Houtribweg ligt een gebied met een hoge archeologie verwachtingswaarde. Deze waarden dienen in het bestemmingsplan beschermd te worden. In de huidige situatie is dit gebied extensief in gebruik als voornamelijk agrarisch gebied en bos. Bij nieuwe ontwikkelingen en bouwplannen is archeologisch onderzoek nodig.
In het zuiden van het plangebied, aan de Binnenhavenweg, ligt een ARCHIS-waarneming. Het gaat hier een scheepswrak (opgegeven).
OOSTRANDHOUT
Het deelgebied Oostrandhout valt buiten het in het Provinciaal omgevingsplan 2006 opgenomen PArK en buiten het aandachtsgebied. Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (2e generatie) bevindt het deelgebied zich in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Op grond van het Provinciaal omgevingsplan 2006, de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden en het gemeentelijk beleid archeologische monumentenzorg in Lelystad is voor het deelgebied Oostrandhout geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
De aanwezigheid van archeologische sporen kan echter nooit volledig worden uitgesloten. Bij de uitvoering van de bodemverstorende werkzaamheden dient men er dan ook alert te zijn op de aanwezigheid van archeologische resten. Scheepswrakken kunnen in principe overal op de huidige en voormalige IJsselmeerbodem worden aangetroffen. De meeste scheepswrakken liggen relatief dicht aan het oppervlak van de voormalige Zuiderzeeafzettingen. Het zijn momenteel vooral de dieper gelegen wrakken die nu nog tevoorschijn komen. Dit zijn echter vaak beter geconserveerde schepen en ook oudere scheepstypen.
Stedenbouwkundige en geografische historische waarden
Lelystad is een stad in ontwikkeling. De inrichting van het Stadsrandgebied is van recente datum en bevat geen of slechts enkele elementen en structuren die in cultuurhistorisch opzicht specifiek van betekenis zijn. Dit is de reden dat in het kader van het bestemmingsplan geen aparte bestemming of regeling is opgenomen. De waarde en betekenis ervan wordt geborgd door bestaande en te ontwikkelen beleidsinstrumenten met betrekking tot cultuurhistorie en monumenten.
Beginweg
Van de schaars aanwezige elementen kunnen de volgende genoemd worden. De belangrijkste ervan is ongetwijfeld de Beginweg, de eerst aangelegde weg van Lelystad, en een van de weinige onderdelen die conform het plan van Cornelis van Eesteren is aangelegd. De weg is beschreven in de nota “cultuurhistorie in Lelystad”. Deze nota vormt de basis van het op te stellen beleid m.b.t. de cultuurhistorie en monumenten voor Lelystad en vormt een van de kaders voor planontwikkeling. Het heeft o.a. er toe geleid datv de weg bij het uit te voeren groot onderhoud in de oorspronkelijke staat is hersteld.
Verkavelingspatroon
In meer algemene zin is ook het verkavelingspatroon kenmerkend voor de wijze waarop het gebied is ingericht. Door de relatief slechte doorlaatbaarheid van de ondergrond (variërend van fijnzand tot matig zware zavel) is een relatief intensief netwerk van ontwateringmiddelen toegepast met in het gebied rond de Bronsweg een hart-op-hart maat van de sloten van 300 m. en elders 400-500 m.
Bij de ontwikkeling van deze gebieden (o.a,. Biologisch Centrum, zone Hondsdraf met zorg boerderijen en Buitenhof) is dit patroon als onderlegger gebruikt voor het op te stellen verkavelings- en inrichtingsplan.
Stadsrandbossen
Bij de ontwikkeling van Lelystad ( en overige poldersteden!) is gekozen voor het aanleggen van een relatief compacte stad omgeven door stadsbossen. Enerzijds om de stad te beschermen tegen de weersinvloeden van buiten, deels als comfortgebied voor de inwoners en tenslotte als locatie voor bij dit gebied passende voorzieningen zoals stadsrandvoorzieningen, begraafplaats, manege, zorginstellingen, woonclusters ed.
De huidige bestemmingen borduren voort en zijn geïnspireerd door deze opzet.
3.5 Milieuaspecten
Diverse milieuhygiënische aspecten in of nabij het plangebied, zoals hinder door bedrijvigheid, geluidsbelasting, bodemkwaliteit en de aanwezigheid van kabels en leidingen, kunnen beperkingen opleggen aan mogelijk nieuwe ontwikkelingen. Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn de milieuhygiënische aspecten geïnventariseerd en in kaart gebracht.
3.5.1 Hinder door bedrijvigheid
Binnen het plangebied bevinden zich geen industrie- of bedrijventerreinen, wel grenst het plangebied aan het industrieterrein Oostervaart. Bij de indeling van bedrijven in bedrijfscategorieën wordt in het algemeen de VNG uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als richtlijn toegepast. Daarin worden op basis van de SBI-code indicatieve afstanden bepaald voor allerlei vormen van bedrijfsactiviteiten. De afstandcriteria hebben betrekking op de milieuaspecten geluid, stank, stof en gevaar. In Lelystad wordt vastgehouden aan deze afstandscriteria, tenzij er gegronde redenen zijn om daarvan af te wijken. Het systeem van milieuzonering is een goed instrument om een adequate ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen zoals woningen en natuurgebieden. Bij de categorie-indeling van bedrijfstypen wordt gebruik gemaakt van een eigen variant die consequent wordt toegepast.
Daarbij dient opgemerkt te worden dat het niet alleen gaat om de bedrijven die in het bestemmingsplan een bedrijfsbestemming krijgen, maar bijvoorbeeld ook om de jachthavens en de horeca. In het plangebied is geen bedrijventerrein aanwezig.
Centraal Veterinair Instituut
Ten noorden van de Houtribweg ligt het Centraal Veterinair Instituut (CVI) van Wageningen UR. Het CVI is een laboratorium, dat bijdraagt aan de bescherming van de dier- en volksgezondheid in Nederland door onderzoek aan en advisering over dierziekten. In verband met het onderzoek naar en de aanmaak van vaccins is ter voorkoming van besmetting rondom dit bedrijf een speciale beschermingszone vastgesteld van 3 kilometer. Deze zone dient vrij te zijn van evenhoevigen (evenhoevigen zijn een orde van zoogdieren, die worden gekenmerkt door een even aantal tenen. Evenhoevigen zijn onder te verdelen in drie onderorden: varkenachtigen (varkens en nijlpaarden), herkauwers (hertachtigen, runderen, bokken en schapen), eeltpotigen (kamelen en lama's).
![]() |
Zone evenhoevigen Centraal Veterinair Instituut |
3.5.2 Geluid
In de Wet geluidhinder staat dat voor een bestemmingsplan inzichtelijk moet worden gemaakt welke geluidsbronnen in het gebied aanwezig zijn en wat de geluidsbelasting is voor woningen en andere gevoelige bestemmingen. In het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen is voor de verschillende deelgebieden van het bestemmingsplan Stadsrandgebied door adviesbureau Tauw een akoestisch onderzoek in het plangebied uitgevoerd, deze zijn in de bijlagen bijgevoegd. De resultaten van dit onderzoek zijn als volgt:
Wegverkeerslawaai
In opdracht van de gemeente Lelystad heeft Tauw in 2012 een onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd.Het rapport betreft een actualisatie van de in 2008 uitgevoerde onderzoeken naar wegverkeerslawaai.
Het doel van het onderzoek is het bepalen van de geluideffecten van de omgeving op het plan, waarmee de inpasbaarheid van het plan wordt bepaald. Dit onderzoek in het kader van de ruimtelijke ontwikkelingen dient volgens de Wet ruimtelijke ordening en de Wet geluidhinder plaats te vinden.
Vergelijking huidige en autonome situatie
In de huidige situatie in 2011 worden de geluidszones aan weerzijde van de wegen vrij geheel gevuld met een geluidsbelasting vanaf 53 dB. Als gevolg van de autonome groei van het wegverkeer neemt de geluidsbelasting binnen de geluidszones in 2022 toe ten opzichte van 2012. Met name ter plaatse van de Houtribweg, ten zuiden van de geluidswal, is sprake van een aanzienlijke toename. De toename van de geluidsbelasting als gevolg van de Rijksweg A6 bedraagt overeenkomstig de plafondcorrectiewaarde uit het geluidsregister van Rijkswaterstaat maximaal 1,5 dB ten opzichte van 2011.
Toetsing Wet geluidhinder
De geluidszones van de individuele wegen worden gevuld met geluidsbelastingen van 53 dB en hoger vanaf de zonegrens naar de weg toe. De voorkeurgrenswaarde van 48 dB binnen de geluidszones van de individuele wegen binnen de bestemmingsplangrenzen wordt overschreden.
Dit betekent dat nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen niet zonder meer mogelijk is binnen de geluidszones van de wegen.
Op die locaties binnen het bestemmingsplan waar de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen gepland zijn en waar deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een weg is nader onderzoek naar wegverkeerslawaai noodzakelijk. De invallende geluidsbelasting als gevolg de betreffende afzonderlijke weg dient te worden berekend op de gevels van de gewenste nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.
![]() ![]() |
Geluidsbelasting 2022 noordelijk deel bestemmingsplan (incl. aftrek art. 110g Wgh) |
![]() ![]() |
Geluidsbelasting 2022 zuidelijk deel bestemmingsplan (incl. aftrek art. 110g Wgh) |
Voor overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden kan onder voorwaarden ontheffing worden verleend tot de maximaal toelaatbare grenswaarde. Dit houdt in dat er onderzoek dient te worden gepleegd naar de mogelijke bron- en overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot beneden de voorkeursgrenswaarde. De maatregelen dienen te worden getoetst aan het Hoofdcriterium zoals opgenomen in de Wet geluidhinder. Wanneer hieraan wordt voldaan kan een hogere waarde van de voorkeursgrenswaarde worden vastgesteld. Hierbij dient ook het gemeentelijk geluidsbeleid in acht te worden genomen.
Hogere grenswaarde
Ten noorden van de bestaande wijk Flevo Golf Resort, zijn 24 vrijstaande en geschakelde woningen geprojecteerd binnen de geluidzone van de Houtribweg. De woningen hebben een maximale hoogte van twee woonlagen (hoogte 6 meter). De Houtribweg bestaat uit 1 rijbaan met 2 rijstroken en is uitgevoerd met dicht asfalt beton (DAB). Op de Houtribweg geldt een maximale rijsnelheid van 80 km/uur. Bij de berekening van de geluidsbelasting is uitgegaan van de toekomstige verkeersintensiteit voor het prognose jaar 2022.
Voor de berekening ter bepaling van de akoestische gevelbelasting is gebruik gemaakt van het programma Geomilieu, versie 2.03. Hierbij is de standaard Rekenmethode II, zoals beschreven in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 gehanteerd.
Bij 27 van de 32 woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De berekende maximale geluidbelasting zoals die getoetst wordt aan de normen van de Wet geluidhinder bedraagt maximaal 55 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB uit de Wet geluidhinder wordt nergens overschreden. Doordat er sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde maakt dit een hogere grenswaarde procedure noodzakelijk.
De gemiddelde berekende hogere grenswaarde is 50 dB voor de eerste bouwlaag (begane grond) en 55 dB voor de tweede bouwlaag (eerste verdieping). Specifieke informatie over de geluidsberekening is opgenomen in het geluidsrapport van 24 augustus 2012 met het referentienummer 20121671-02. Een exemplaar van het akoestisch onderzoek is bij het besluit hogere waarde gevoegd. Een ontwerpbesluit hogere grenswaarde is gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan terinzage gelegd. Gedurende de periode van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend over dit voornemen.
Verleende hogere grenswaarde
Op 4 februari 2003 hebben Gedeputeerde Staten van Flevoland voor de twee geprojecteerde woonwerkeenheden in het bestemmingsplan Noordzoom-I de ten hoogst toelaatbare waarde voor de geluidsbelasting vanwege het verkeer op de Houtribweg vastgesteld op 55 dB(A). het betreft de twee bouwvlakken in de bestemming W-LB met de aanduiding Sw-bw.
Railverkeerslawaai
Uit akoestisch onderzoek dat in het kader van het Tracébesluit is uitgevoerd, blijkt dat na toepassing van bronmaatregelen de geluidbelasting ter plaatse van een aantal geluidgevoelige bestemmingen de voorkeursgrenswaarde van 57 dB(A) wordt overschreden. Onderzocht is vervolgens of deze overschrijding kan worden teruggebracht door het plaatsen van geluidschermen.
Voor de gemeente Lelystad is een schermvoorstel opgesteld. Op basis daarvan blijken voor Lelystad 268 hogere waarden voor woningen vanwege het railverkeer noodzakelijk te zijn. Van deze woningen krijgen twee woningen eveneens een hogere waarde vanwege wegverkeer. Daar waar het volgens het schermcriterium niet haalbaar is om een (hoger) scherm te plaatsen, dan wel vanwege stedenbouwkundige redenen hoge geluidschermen niet gewenst zijn en de geluidsnormen wel worden overschreden, zijn hogere waarden vastgesteld. De verleende hogere waarden zijn in het Tracébesluit vastgesteld. Voor het onderhavige bestemmingsplan geldt voor dit aspect als uitgangspunt dat de noodzakelijke geluidschermen (qua situering en plaatsing) mogelijk gemaakt kunnen worden binnen de gegeven juridisch-planologische kaders.
Als gevolg van de realisatie van de Hanzelijn is er sprake van een geluidszone met de bijbehorende verplichting om bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in die zone akoestisch onderzoek uit te voeren en dat de 500 meter-zone te zijner tijd bij de herzieningen van de aangrenzende bestemmingsplannen zal worden meegenomen. Deze geluidszone wordt met dit bestemmingsplan meegenomen.
Voor dit gebied (binnen de zone) dient bij invulling van het plan er rekening mee te worden gehouden dat er per individuele woning een hogere waarde aangevraagd dient te worden. De geluidcontour van de maximale grenswaarde voor binnenstedelijk gebied van 68 dB Lden overlapt het plangebied. Bebouwing binnen dit gebied is niet mogelijk zonder toepassing van dove gevels.
Industrielawaai
In het bestemmingsplan Stadsrandgebied bevindt zich geen industrie- of bedrijventerrein. Ten noordoosten van het plangebied bevind zich wel het industrieterrein Oostervaart. Dit industrieterrein is gezoneerd krachtens de Wet geluidhinder. Voor dit terrein is een zone vastgesteld. De totale geluidsbelasting afkomstig van dit industrieterrein mag de waarde van 50dB(A) op de zonegrens niet te boven gaan. De zone is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Geluidszone Oostervaart' (vastgesteld d.d. 10 september 2005 / goedge-keurd d.d. 9 oktober 2005). Het is de bedoeling om de huidige geluidszone te handhaven en alleen de juridisch-planologische consequenties van deze zone in dit bestemmingsplan door te vertalen.
Zonebeheerplan Oostervaart
In 2009 is voor het bedrijventerrein Oostervaart een zonebeheersplan opgesteld. Het doel van dit plan is het verdelen en eventueel verhandelen van geluidsruimte. Uitgangspunt hierbij is dat voldaan moet worden aan de vastgestelde geluidszones rond het industrieterrein. Met het zonebeheersplan kan in de milieuvergunningverlening sturend worden gewerkt.
In 2009 heeft een actualisatie van het zonemodel plaatsgevonden, deze is echter nog niet officieel vastgesteld. Uit het nieuwe zonemodel blijkt dat er nog voldoende geluidsruimte is voor de verdere invulling van het bedrijventerrein. De geluidzone is bepaald op basis van de 50 dB(A)-methode.
Bij nieuwe bestemmingsplannen voor de om Oostervaart liggende gronden moet rekening worden gehouden met de nieuwe geluidzone.
![]() |
De geactualiseerde geluidzone |
SWUNG
Per 1 juli 2012 is de Wet geluidhinder gewijzigd zoals bekend onder de naam SWUNG 1 (Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid). Met de invoering van SWUNG I wordt gebruik gemaakt van geluidproductieplafonds voor de rijksinfrastructuur (rijkswegen- en spoorwegen). Dit is geregeld via een nieuw Hoofdstuk 11 Geluid in de Wet milieubeheer.
Voor nieuwe ontwikkelingen binnen de geluidszone wordt voorlopig de aanpak van de huidige Wet geluidhinder gehanteerd. Onder de naam SWUNG II wordt op dit moment gewerkt aan een wetsvoorstel voor provinciale en gemeentelijke wegen en gezoneerde industrieterreinen.
Indien een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van SWUNG I, dan dient de verdere procedure volgens de oude wetgeving te worden gevolgd. Daarbij behoren dan ook de besluiten en reken- en meetvoorschriften voor de inwerkingtreding van SWUNG I. Tot twaalf maanden na de inwerkingtreding van SWUNG I mag gekozen worden tussen de procedure overeenkomstig de oude dan wel de nieuwe wetgeving. Na 1 juli 2013 dienen de procedures te worden gevolgd overeenkomstig de nieuwe wetgeving (SWUNG I). Op het onderhavige bestemmingsplan is het overgangsrecht van SWUNG I van toepassing.
3.5.3 Luchtkwaliteit
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer. Indien het uitoefenen van bevoegdheden, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheden uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan c.q. de afwijking per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving voor luchtkwaliteitseisen beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Het verkeer langs drukke wegen bewerkstelligt overschrijdingen van grenswaarden (concentraties) voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Aspecten van de nieuwe regelgeving op grond van de Wm worden in afzonderlijke uitvoeringsregelingen uitgewerkt.
De belangrijkste zijn:
- Besluit niet in betekendende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen Besluit NIBM;
- Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen Regeling NIBM;
- Besluit gevoelige bestemmingen.
Het Besluit NIBM legt vast wanneer een project met ruimtelijke gevolgen niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Hiervan is sprake als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 1%. De 1 %-grens wordt gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2).
De 3 %-grens is van toepassing sinds 1 augustus 2009 toen de Nederlandse Regering heeft ingestemd met het Nationaal Samenwerkingprogramma Lucht.
In de Regeling NIBM is onder andere voor kantoren en woningen aangegeven bij welke eenheden/aantallen de 3%-grens wordt overschreden en er luchtkwaliteitberekeningen dan wel onderzoek nodig is. Voor woningen is in de Regeling NIBM het maximale aantal van 500 nieuwe woningen gesteld uitgaande van de 3%-grens. Als de 3%-grens niet wordt overschreden dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden en hoeft er geen onderzoek (berekeningen) te worden uitgevoerd. Het Besluit gevoelige bestemmingen legt afstandscriteria op voor het realiseren van gevoelige bestemmingen binnen 300 meter van snelwegen en 50 meter van provinciale wegen. Het Besluit zal het belang van een 'goede ruimtelijke ontwikkeling' benadrukken.
In de regeling NIBM zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin onder andere het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het verlenen van een ontheffing, in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder onderstaande categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige vekeersverdeling;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 33.333m2 en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 66.667m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
KUSTPARK en OOSTRANDHOUT
Omdat het bestemmingsplan voor deze gebieden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, die buiten de kaders vallen zoals gesteld bij de Regeling Niet In Betekenende Mate projecten, wordt ervan uitgegaan dat de luchtkwaliteit niet zal veranderen ten opzichte van de bestaande situatie. Onderzoek naar de luchtkwaliteit in het deelgebied is dan ook niet noodzakelijk voor de actualisering van het bestemmingsplan.
DE VELDEN
Adviesbureau Tauw heeft een luchtkwaliteitsonderzoek voor de effecten van verkeer in en rond het deelgebied De Velden uitgevoerd. Hierbij is gekeken of er in de autonome situatie knelpunten zijn. Daarnaast is geanalyseerd hoeveel ruimte er is voor toename van het verkeer rond het deelgebied ten opzichte van de luchtkwaliteitsnormen. Verder zijn de bedrijven in de omgeving beschouwd die mogelijk een invloed hebben op de luchtkwaliteit. Uit het onderzoek (CAR II, versie 7.0) blijkt er voor verkeer geen belemmering te zijn voor wijzigingen in het bestemmingsplan. Er worden geen normen uit de 'Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)' overschreden. Zelfs door een verdubbeling van het verkeer zullen de normen niet overschreden worden. Tevens bevinden zich in het deelgebied geen bedrijven die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Op basis van deze informatie kan geconcludeerd worden dat de actualisering van het bestemmingsplan vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is. Ook in het deelplan De Velden worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die buiten de kaders van de Regeling NIBM vallen. Daarmee voldoet het bestemmingplan Stadsrandgebied aan de luchtkwaliteitseisen.
3.5.4 Bodemkwaliteit
In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 3.1.6 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Voor het plangebied is dit onderzoek verricht door adviesbureau Tauw (bijlage 1, 2 en3). Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. In de Handreiking bestemmingsplannen (Van streekplan naar bestemmingsplan, december 2002) hebben Gedeputeerde Staten aangegeven in welke gevallen bodemonderzoek vereist is en aan welke eisen het onderzoek moet voldoen. Eén van de vereisten is dat bodemonderzoeken niet meer dan 5 jaar oud mogen zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan is door adviesbureau Tauw een historisch bodemonderzoek in het plangebied uitgevoerd.
KUSTPARK
Huidig gebruik
Het deelgebied is in gebruik voor de functie's wonen, landbouw, natuur en recreatie. De bebouwing concentreert zich voornamelijk in het oostelijk deel van het plangebied. Het overig terreindeel is voornamelijk in gebruik als natuur (bos en water), waarin tevens gerecreëerd kan worden. Gedeelten van het gebied zijn in agrarisch gebruik. In het zuiden van het plangebied is een golfbaan aangelegd. Voor zover bekend zal het toekomstige gebruik niet worden veranderd.
Bodem verontreiniging verdachte activiteiten
Op basis van de geraadpleegde informatie is een overzicht gemaakt van de voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten. Onderstaand wordt een globaal overzicht weergegeven van de voor bodemverontreiniging verdachte activiteiten binnen dit gebied. Voor een gedetailleerd overzicht wordt verwezen naar het onderzoek.
- a. Laboratorium
- b. Spoorwegemplacement
- c. Afvalverwerkingsbedrijven
- d. Jachthavens
- e. Scheepsbouw en reparatiebedrijven
- f. Diverse tanks
- g. Autosloperij
Een aantal van deze activiteiten is inmiddels vervallen en gesaneerd.
Uitgevoerde bodemonderzoeken
Binnen het deelgebied hebben diverse bodemonderzoeken plaats gevonden. Tijdens deze onderzoeken is een groot aantal van bovenstaande verdachte activiteiten onderzocht. Over het algemeen worden in grond en grondwater maximaal lichte verontreinigingen gemeten. Op enkele lekken worden sterke tot matige verontreinigingen gemeten. Er zijn geen aanwijzingen voor omvangrijke gevallen van ernstige bodemverontreiniging aangetroffen.
Asbest
Op enkele plekken zijn in de boringen bijmengingen met puin aangetroffen. Deze locaties worden als verdacht beschouwd op het voorkomen van asbest. Dit geldt ook voor het volkstuinen complex in het zuiden van het Zuigerplasbos.
Conclusie
Op basis van de bekende gegevens zijn er voor bodem geen problemen bij de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.
DE VELDEN
Binnen het plangebied hebben diverse bodemonderzoeken plaatsgevonden. Tijdens deze onderzoeken is een groot aantal verdachte activiteiten onderzocht. Over het algemeen worden in grond en grondwater maximaal lichte verontreinigingen gemeten. Op enkele plekken worden sterke tot matige verontreinigingen gemeten. Ter plaatse van de voormalige stortplaats (1968- 1980) aan de Bronsweg zijn zowel in grond als grondwater sterke verontreinigingen gemeten.
Het verdient de voorkeur om deze verontreinigingen nader te onderzoeken en eventueel te saneren. Voor het overige terreindeel geldt dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor omvangrijke gevallen van ernstige bodemverontreiniging.
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn geen aanwijzingen gevonden dat de locatie verdacht is op het voorkomen van asbest. Wel is door de gemeente Lelystad aangegeven dat de woonbuurt het Jagersveld, gelet op de leeftijd (bouwjaar woningen circa 1980), verdacht is op het voorkomen van asbest. Dit geldt ook voor de voormalige volkstuincomplexen.
Op basis van de bekende gegevens zijn er voor het aspect bodem geen problemen voor de voorgenomen bestemmingsplanactualisering. Wel dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de voormalige stortplaats binnen het gebied.
OOSTRANDHOUT
Binnen het plangebied hebben diverse bodemonderzoeken plaats gevonden. Tijdens deze onderzoeken is een aantal van de verdachte activiteiten in het plangebied onderzocht. Ter plaatse van het Geldersehout 1 is in het grondwater een sterke verontreiniging met nikkel gemeten. De geschatte omvang hiervan bedraagt zes m³. Voor het overige deel van het bestemmingsplangebied geldt dat in grond en grondwater maximaal lichte verontreinigingen zijn gemeten.
Ter plaatse van het voormalige volkstuinencomplex aan de Hondsdraf zijn verontreinigingen met asbest aangetroffen. Deze verontreinigingen zijn inmiddels voor een deel gesaneerd. Op enkele plekken zijn in de boringen bijmengingen met puin aangetroffen. Deze locaties worden als verdacht beschouwd op het voorkomen van asbest. Gezien de activiteiten in het gebied bestaat niet de verwachting dat een zodanige verontreiniging ontstaan is dat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan hierdoor bedreigt wordt.
3.5.5 Externe veiligheid
Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de regelgeving voor externe veiligheid. Hierbij spelen het vervoer van gevaarlijke stoffen en de bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied een rol. Het (wettelijk) kader voor bedrijven en het transport van gevaarlijke stoffen over de weg verschilt van dat het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
In het kader van externe veiligheid is het plangebied getoetst aan:
- Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
Door bureau Tauw is onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidssituatie in het plangebiedBijlage 8). In dit onderzoek externe veiligheid is geïnventariseerd of er belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied. Hierbij is gekeken naar het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen en de aanwezigheid van BEVI-bedrijven. Daarbij is voor de relevante risicobronnen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico beoordeeld.
Het plaatsgebonden risico van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het water en van BEVI-bedrijven vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ook het groepsrisico van deze risicobronnen hoeft niet nader te worden berekend en verantwoord.
![]() |
Routes gevaarlijke stoffen en ontheffingen |
Hanzelijn
Door het plangebied loopt een spoorweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaats zal vinden. Dit spoor maakt deel uit van het basisnet. In het kader hiervan zijn de hoogte van het groepsrisico, plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied al vastgesteld. Voor het deel van het spoor dat door het plangebied loopt bedraagt het groepsrisico < 0.3 keer de oriëntatiewaarde en zal als gevolg van het bestemmingsplan naar verwachting nauwelijks toenemen. Het groepsrisico van het spoor hoeft daarom niet verantwoord te worden. Het plaatsgebonden risico voor de grenswaarde 10-6 bedraagt 9 meter. Binnen deze afstand zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Het plasbrandaandachtsgebied bedraagt standaard 30 meter. Binnen dit gebied mogen kwetsbare objecten alleen worden gerealiseerd indien hier een gedegen motivering aan ten grondslag ligt waarbij de regionale brandweer om advies is gevraagd. Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt op basis van het bovenstaande geen belemmering voor het nieuwe bestemmingsplan.
Gasleiding
Door het plangebied loopt een aardgastransportleiding komend vanaf de IJsselmeerdijk, naar het Centraal Veterinair Instituut (CVI) aan de Houtribweg.
Gasdrukmeet- en regelstations, zijn inrichtingen zoals omschreven in artikel 1 van de Wetmilieubeheer. Deze categorie inrichtingen vallen vanaf 1 januari 2008 onder de algemene voorschriften van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ook bekend onder de naam "activiteiten-AMvB" of BARIM; voor zover de toevoerleiding naar die inrichtingen kleiner is dan 21" en er geen andere componenten aanwezig zijn die de inrichting vergunningplichtig maken.
Het onderhavige station heeft een toevoerleiding kleiner dan 21", kent verder geen vergunningplichtige componenten en valt daarom onder het regime van de Activiteiten-AMvB. Voor dit station met een maximale capaciteit van 40.000 m3/nr, geldt voor kwetsbare objecten de minimale veiligheidsafstand van 15 meter en voor beperkt kwetsbare objecten 5 meter.
Door Tauw is onderzoek gedaan naar de veiligheidssituatie met betrekking tot deze leiding (Bijlage 9). De relevante leiding voor deze studie heeft het kenmerk A-570-09, een diameter van 114,3 mm en een werkdruk van 66.2 bar. Op basis hiervan is het invloedsgebied 60 meter aan weerszijden van de leiding.
Voor de relevante leiding langs het plangebied (A-570-09) wordt geen plaatsgebonden risicocontour berekend voor de grenswaarde van 10-6 per jaar, zie figuur 3.1. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de planrealisatie. Wel dient rekening gehouden te worden met de belemmeringenstrook. Dit is een zone van ten minste vijf meter aan weerszijden van de leiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding, waarbinnen geen bouwwerken mogen worden opgericht. Deze zone dient vrijgelaten te worden ten behoeve van onderhoud aan de buisleiding. De verbeelding van het bestemmingsplan dient de ligging weer te geven van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij horende belemmeringenstrook.
![]() |
PR contouren rondom hogedruk aardgasleiding langs plangebied (PR 10-7 is blauw, PR 10-8 is groen) |
Het groepsrisico (GR) is de (cumulatieve) kans per jaar dat tenminste tien mensen slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt berekend aan de hand van de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de buisleiding. De uitkomst van deze berekening geeft de hoogte van de kans dat zich een mogelijke ramp met veel slachtoffers kan voordoen.
Er wordt in de huidige situatie geen groepsrisico berekend. Dit komt omdat er weinig bevolking aanwezig is binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Tevens ligt de aanwezige bevolking op ruime afstand van de buisleiding.
3.5.6 Kabels en leidingen
In een bestemmingsplan worden de planologisch relevante leidingen in het gebied opgenomen. Het gaat daarbij om de leidingen die beperkingen kunnen opleggen aan het gebruik in de omgeving. Deze beperkingen komen, naast het te beschermen belang van de leiding (te weten het ongestoord kunnen functioneren van de betreffende leiding), vooral uit veiligheidseisen. In het deelgebied Kustpark gaat het om de aardgastransportleiding die langs de dijk naar het CVI loopt. Deze leiding is door middel van een dubbelbestemming op de plankaart aangegeven.
Straalpaden
Over het plangebied loopt het straalpad van de KPN-mast in het westen van Lelystad. In het plangebied ligt het straalpad hiervan op 65 meter +NAP. In dit bestemmingsplan zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen die het straalpad kunnen verstoren. Het straalpad wordt op de plankaart aangegeven. In de regels zijn geen aanvullende bepalingen nodig.
Hoofdstuk 4 Uitgangspunten
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt de gewenste ontwikkeling van de ruimtelijke en functionele structuur voor het Stadsrandgebied voor de komende jaren aangegeven. Dit wensbeeld wordt in een aantal concrete uitgangspunten geformuleerd, die vervolgens een juridische vertaling krijgen in een set met regels en een plankaart. Deze regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied en zijn juridisch bindend.
4.2 Ruimtelijke Aspecten
In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke aspecten van het plangebied. Er is een beschrijving opgenomen van de huidige en gewenste stedenbouwkundige structuur, de wegenstructuur en de structuur van het groen en het water.
Uitgangspunt voor de ruimtelijke situatie in het plangebied is, dat waar mogelijk ruimte wordt geboden. Hierbij kan gedacht worden aan ruimte voor bijvoorbeeld het bouwen op de (woon-)kavel, maar ook in de vorm van uitwisselbaarheid tussen verschillende vormen van gebruik. Afweging daarbij is dat wat een bijzondere waarde heeft meer specifiek benoemd wordt en in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan wordt vastgelegd.
4.2.1 Stedenbouwkundige structuur
KUSTPARK
Algemeen
Een algemeen uitgangspunt is dat de hoofdopzet van de stedenbouwkundige structuur van het Kustpark behouden blijft, én waar mogelijk wordt versterkt. In het plangebied is rekening gehouden met de nieuwe ontwikkelingen, zoals het Flevo Golf Resort, het landgoed In de Noordzoom en Park Houtribhoogte. Mochten er in de toekomst zich nog andere ontwikkelingen voordoen, dan dienen deze te passen bij het karakter van de stedenbouwkundige opzet van de Kustpark of de afzonderlijke wijken.
Waar bestaande situatie aanhouden?
Voor het Flevo Golf Resort, Park Houtribhoogte en het landgoed worden de oorspronkelijke stedenbouwkundige uitgangspunten uit de vorige bestemmingsplannen aangehouden. Dat betekent:
- de bouwhoogte van woningen is maximaal 10 meter (bij de landgoederen en buitenplaatsen 15m);
- bouwvlakken op de kaart die om het gehele woongebied heen liggen, perceelsgericht bebouwingsbepalingen in de regels, de landgoederen en buitenplaatsen zijn voorzien van ruime bouwvlakken;
- het maximum aantal woningen is aangegeven.
Gekozen is voor het aanhouden van de bepalingen van het vorige bestemmingsplan omdat genoemde gebieden nog in ontwikkeling zijn. De oorspronkelijke, ontwikkelingsgericht bepalingen bieden veel ruimte.
Voor de nog te ontwikkelen woningbouw die gelegen is in de zone van de Houtribweg waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden geldt dat woningen daar uitgevoerd dienen te worden met 'dove gevels'. Ook mogen woningen binnen deze zone gerealiseerd worden mits er een hogere grenswaarde is verleend, of aangetoond kan worden dat de voorkeursgrenswaarde (niet meer) overschreden wordt omdat er maatregelen getroffen zijn.
Waar ruimte geboden?
Het Golfpark en de Parkhaven zijn reguliere woonbuurten met voornamelijk vrijstaande woningen. Deze woningen zijn voorzien van ruime bouwvlakken en een maximale bouwhoogte van 10 meter. De woningen in het Golfpark zijn voorzien van een kap.
Voor de overige functies binnen het plangebied, zoals de bossen, volkstuinen, recreatieve terreinen, jachthavens, Flevodrome en het Centraal veterinair instituut is meer ruimte gezocht. Dat betekent:
- ruime bouwvlakken gekoppeld aan bebouwingspercentages waarbinnen ontwikkelruimte is opgenomen, de locatie van de bebouwing binnen de bestemming is daarmee niet vastgelegd;
- grotere uitwisselbaarheid van functies door een bredere omschrijvingen van bestemmingen.
DE VELDEN
Algemeen
Een algemeen uitgangspunt is dat de hoofdopzet van de stedenbouwkundige structuur van De Velden behouden blijft, én waar mogelijk wordt versterkt. Dit houdt in dat in het bestemmingsplan geen rekening wordt gehouden met grootschalige veranderingen in de stedenbouwkundige en functionele structuur.
Waar bestaande situatie aanhouden?
Voor de agrarische gebieden (bouwvlakken) en de Hanzelijn worden de oorspronkelijke stedenbouwkundige uitgangspunten uit de vorige bestemmingsplannen aangehouden. Dat betekent:
- dat de al bestaande (zeer) ruime bouwvlakken behouden blijven;
- de Hanzelijn en bij behorende geluidcontour blijven zoals zij al bestemd waren.
De bepalingen uit de vorige bestemmingsplannen kunnen aangehouden worden, omdat zij voor wat het agrarisch gebied betreft ruime mogelijkheden bieden voor verdere ontwikkeling van dit gebied. Eventuele verdichting van bebouwing die mogelijk kan ontstaan, wordt daarnaast ook niet als onwenselijk gezien.
De bepalingen van de bestemming van de Hanzelijn en de bijbehorende geluidcontour is gebaseerd op recente berekeningen en wettelijke bepalingen.
Waar ruimte geboden?
Het Jagersveld betreft een woonbuurt met vrijstaande woningen. De woningen zijn voorzien van ruime bouwvlakken en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Enkele uitzonderingen zijn een strook aan de westzijde van het Jagerveld en aan de oostzijde van Reespoor. Kapvormen worden met dit plan niet vastgelegd.
De agrarische bestemming is flexibeler gemaakt, door de gebruiksmogelijkheden uit te breiden (nevenactiviteiten), zoals onder meer:
- horeca ten dienste van extensieve recreatie
- verschillende vormen van verblijfsrecreatie
- detailhandel in voorgebrachte producten
Het intensievere bebouwde, en gebruikte deel langs de Bronsweg (directe omgeving van 'Wind in de Wilgen' en het centrum biologische landbouw), heeft de bestemming 'Gemengd - buiten' gekregen. Kenmerkend zijn de verschillende functies in dit gebied, waarbij niet beslist de agrarische de hoofdfunctie is. Binnen deze bestemming is een uitgebreide hoeveelheid functies opgenomen, waaronder: horeca, maatschappelijke voorzieningen, kunstnijverheid en ateliers, zorgboerderijen en dienstverlenende bedrijven.
Door het uitbreiden van de gebruiksmogelijkheden kan tegemoet gekomen aan de wens het gebied recreatief aantrekkelijker te maken als 'uitloopgebied' van de stad.
Het sportterrein aan de Beginweg wordt extensief gebruikt en er bevindt zich daar incidentele bebouwing, Het terrein is voorzien van ruime bouwvlakken met een bebouwingspercentage.
Ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing zijn voor de Hanzelijn in het Tracébesluit de volgende oplossingen opgenomen:
• landschappelijk is het gewenst om ter hoogte van de boog richting de rijksweg A6 een visuele barrière op te werpen tussen het spoor van de Hanzelijn en het bestaande opstelterrein. De oprichting van een grondwal in combinatie met het planten van bomen heeft vanuit landschappelijke inpassing de voorkeur;
• ten noorden van ’t Zand is een geluidswal aangelegd met een hoogte van 2,00 m. De geluidswal is aangelegd om de verstoring van het gebied ’t Zand door geluid te verminderen;
OOSTRANDHOUT
Een algemeen uitgangspunt in dit bestemmingsplan is dat de hoofdopzet van de stedenbouwkundige structuur van Oostrandhout behouden blijft, én waar mogelijk wordt versterkt. Dit houdt in dat in het bestemmingsplan geen rekening wordt gehouden met grootschalige veranderingen in de stedenbouwkundige en functionele structuur van Oostrandhout.
Waar bestaande situatie aanhouden?
Het deelgebied Oostrandhout bestaat voor een groot deel uit bos, van dit bos heeft een groot deel een 'ecologische waarde'. De mogelijkheden om extra bebouwing of andere functies toe te staan is daarbinnen beperkt, dit geldt eveneens voor de paardenweides ten noorden van de Runderweg.
Het Oostrandpark betreft een woonbuurt met vrijstaande en geschakelde woningen. De woningen zijn voorzien van ruime bouwvlakken. In het Oostrandpark bevinden zich verschillende 'clusters' van woningtypologiën. De woningtypen onderscheiden zich met name door de bouwhoogte en de kapvorm. Aangezien het wijzigen dan de bouwhoogte, of kapvorm kan leiden tot aantasting van het stedenbouwkundige beeld en de aantasting van de woonomgeving (waaronder aantasting van de privacy) zijn per cluster de bestaande bouwhoogtes en vastgelegd.
Waar ruimte bieden?
Voor de andere functies binnen het deelgebied, zoals de volkstuinen, recreatieve terreinen, sportterreinen en de bedrijfsloods van Staatsbosbeheer, is meer ruimte gezocht. Dat betekent:
- ruime bouwvlakken gekoppeld aan bebouwingspercentages waarbinnen ontwikkelruimte is opgenomen, de locatie van de bebouwing binnen de bestemming is daarmee niet vastgelegd;
- grotere uitwisselbaarheid van functies door een bredere omschrijvingen van bestemmingen.
Zorgwoning Triade / 's Heeren Loo
Op het perceel aan het Gelderse Hout 3 zal is voor de combinatie van zorginstelling Triade Flevoland en gehandicaptenhulporganisatie 's Heeren Loo een nieuwe woonvoorziening ten behoeve van verstandelijk gehandicapten gerealiseerd. Het gaat daarbij om de nieuwbouw van drie woongebouwen van elk twaalf woningen, één activiteitengebouw en een fietsenberging. Deze nieuwbouwontwikkeling wordt als zodanig opgenomen in dit bestemmingsplan en krijgt de bestemming Gemengd, met de aanduiding zorgwoningen.
4.2.2 Wegenstructuur
De Houtribweg en de Zuigerplasdreef zijn de doorgaande ontsluitingswegen van Kustpark. Deze wegen hebben een maximumsnelheid van 80 km per uur. De wegen rondom Kustpark voldoen qua inrichting en functie aan de opbouw van de hoofdwegen structuur van Lelystad. Voor de buitenring geldt: "70 kilometer per uur waar het kan", "50 kilometer per uur waar het moet" vanwege de verkeersveiligheid en de geluidhinder. De buitenring heeft een 2 x 2 profiel met enkele kruispunten en rotondes. Met betrekking tot het geluid geldt dat de snelheid op de buitenring richtinggevend is voor de stadsuitbreiding.
Volgens het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid geldt voor bedrijven en dergelijke de verplichting om de parkeerbehoefte op eigen terrein op te lossen. In het GVV is een stelsel met parkeernormen voor de verschillende soorten bedrijfsactiviteiten opgenomen.
Aan de noordwestzijde van het plangebied van De Velden wordt de nieuwe spoorlijn van Lelystad naar Zwolle, de Hanzelijn, gerealiseerd.
4.2.3 Groen- en waterstructuur
KUSTPARK
Kustpark is een zeer groen gedeelte van Lelystad. Een groot gedeelte van Kustpark wordt gevormd door het Zuigerplasbos. Op stadsniveau wordt gestreefd naar meer samenhang tussen de verschillende groengebieden. Dit kan worden bereikt door meer differentiatie in het groen aan te brengen om de kwaliteit, duidelijkheid en herkenbaarheid van de woonomgeving te verbeteren.
Kustpark is een waterrijk deel van Lelystad. Een groot gedeelte van Kustpark wordt gevormd door de Zuigerplas en de jachthavens in het IJsselmeer. Voor de waterstructuur geldt dat deze intact gehouden dient te worden. Dit geldt in het bijzonder voor de belangrijkste watergangen met een waterbergende functie.
DE VELDEN
Op stadsniveau wordt gestreefd naar meer samenhang tussen de verschillende groengebieden (als uitwerking van de Groene Stad). Dit kan worden bereikt door meer differentiatie in het groen aan te brengen om de kwaliteit, duidelijkheid en herkenbaarheid van de woonomgeving te verbeteren. Het nieuwe bestemmingsplan maakt dit mogelijk. Aan de noordzijde van de Bronsweg ligt ’t Zand.
Voor de waterstructuur geldt dat deze intact gehouden dient te worden. Dit geldt in het bijzonder voor de belangrijkste watergangen met een waterbergende functie. De maatregelen en veranderingen uit het Waterplan Lelystad van 2002 dienen te worden uitgevoerd om (in de toekomst) te leiden tot een beter en gezonder functioneren van het watersysteem in De Velden.
OOSTRANDHOUT
Op stadsniveau wordt gestreefd naar meer samenhang tussen de verschillende groengebieden (als uitwerking van de Groene Stad). Dit kan worden bereikt door meer differentiatie in het groen aan te brengen om de kwaliteit, duidelijkheid en herkenbaarheid van de woonomgeving te verbeteren. Oostrandhout is een groen en natuurrijk gedeelte van Lelystad met enkele waardevolle ecologische elementen zoals de ecologische verbindingzone langs de Lage Vaart, en de bosgebieden Overijsselse Hout en Gelderse Hout, die vallen onder de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Door middel van beheer en onderhoud moet de kwaliteit en kwantiteit van deze bosgebieden in de toekomst gewaarborgd blijven. De volkstuinen en de paardenweides maken deel uit van het Gelderse Hout en het Overijsselse Hout. Uitgangspunt is dat deze functies gehandhaafd blijven.
Voor de waterstructuur geldt dat deze intact gehouden dient te worden. Dit geldt in het bijzonder voor de belangrijkste watergangen met een waterbergende functie. De maatregelen en veranderingen uit het waterplan dienen te worden uitgevoerd om (in de toekomst) te leiden tot een beter en gezonder functioneren van het watersysteem in Oostrandhout.
4.3 Functionele Aspecten
Binnen het Stadsrandgebied worden te gronden ten behoeve van verschillende functies gebruikt. Hieronder volgt een beschrijving van de functies in het plangebied. Onderscheid wordt gemaakt naar wonen, werken en voorzieningen.
4.3.1 Wonen
Lelystad kent maar een kort bestaan waardoor veel van de wijken in dezelfde periode zijn gerealiseerd en op elkaar lijken. Eén van de uitgangspunten van het ruimtelijk beleid van de gemeente Lelystad is dat er meer differentiatie in de verschillende wijken moet worden aangebracht. Op deze manier kan voor een breder publiek gebouwd worden en kunnen wijken worden gebouwd met een geheel eigen identiteit. Met de realisatie van nieuwe woonwijken als Flevo Golf Resort, Park Houtribhoogte en Landgoed In de Noordzoom is aan dit beleid invulling gegeven. In dit bestemmingsplan zijn bestaande nog niet gebruikte bouwtitels voor woningbouwplannen meegenomen, binnen het bestaande bouwvlak van het Flevo Golf Resort is het woningaantal met 45 opgehoogt om meer ruimte te bieden voor andere woningtypologieën. Voor deelgebied De Velden en Oostrandhout staan geen nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen gepland.
De dynamiek in de woonomgeving kan worden verbeterd door meer mogelijkheden te bieden voor de combinatie van de woon- en werkfunctie. Uitgangspunt in dit bestemmingsplan is om binnen de woonbestemming kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogelijk te maken. Ditzelfde doel kan ook bereikt worden door de gecreërde mogelijkheid voor bed&breakfast in de woon- en agrarische omgeving.
Een ander uitgangspunt is dat de mogelijkheden van het wonen worden uitgebreid ten behoeve van kangoeroe-/ buidelwoningen.
4.3.2 Werken
In Kustpark zijn relatief weinig bedrijven aanwezig. Het grootste gedeelte van de werkgelegenheid bevindt zich in de recreatieve gebieden van Kustpark, en dan met name in de verschillende jachthavens.
Het bestemmingsplan gaat voor wat het deelgebied De Velden betreft uit van de mogelijkheden die de vigerende bestemmingsplannen bieden. Voor het agrarische gebied maakt het bestemmingsplan ook nieuwe ontwikkelingen mogelijk, hierbij gaat het voornamelijk om de toevoeging van verschillende nevenactiviteiten. In het centrum van het agrarische gebied aan de Bronsweg (omgeving Wind in de Wilgen en het Centrum biologische landbouw) bevinden zich ook andere recreatieve- en educatieve functies.
In Oostrandhout zijn, uitgezonderd de werkplaatsen/loodsen van Staatsbosbeheer, geen bedrijven aanwezig. Oostrandhout is een groen en natuurrijk gedeelte van Lelystad. In de toekomstig dient dit groene karakter behouden te blijven. Om dit te garanderen wordt nieuwe bedrijvigheid in Oostrandhout niet aangemoedigd. Mogelijkheden voor ontwikkeling van bedrijvigheid wordt dan ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Wel zijn de gebruiksmogelijkheden van de werkplaatsen/loodsen van Staatsbosbeheer vergroot.
4.3.3 Voorzieningen
De aanwezige voorzieningen in het gebied Kustpark, zoals de jachthavens met hun op de pleziervaart georiënteerde faciliteiten, het Golf Center, Scouting Ascanen en het Belevenissenbos met zijn groepsaccomodatie en bushcamp (kleinschalige kampeerterrein) e.d. bevinden zich in Kustpark op de juiste locatie. Het betreft met name recreatieve voorzieningen, die gezien de omgeving hier ook passen, betreffende gronden zijn hiervoor vanuit het structuurplan ook aangewezen. In dit bestemmingsplan is opgenomen dat deze voorzieningen in de toekomst mogelijk blijven in de daarvoor bestemde gebieden in het Kustpark. Om kleinschalige verblijfsrecreatieve ontwikkeling mogelijk te maken binnen de daarvoor gestelde kader is een wijzigingsbevoegheid opgenomen aan de noordoostzijde van het Zuigerplasbos, het betreft hier de ontwikkeling van een tiental verblijfsrecreatieve gebouwtjes.
De aanwezige voorzieningen in het deelgebied De Velden zoals een minicamping en een koffie- en theeschenkerij bevinden zich in dit deelgebied op de juiste locatie binnen Lelystad. In het bestemmingsplan is opgenomen dat dergelijke voorzieningen in de toekomst mogelijk blijven in de daarvoor bestemde gebieden in De Velden.
De aanwezige voorzieningen in het deelgebied Oostrandhout zoals een manege, zorgwoningen en - boerderijen, volkstuinen en hondensport bevinden zich in Oostrandhout op de juiste locatie binnen Lelystad. In het bestemmingsplan is opgenomen dat dergelijke voorzieningen in de toekomst mogelijk blijven in de daarvoor bestemde gebieden in Oostrandhout.
4.4 Biologisch Landbouwgebied Lelystad Noord
4.4.1 Gebiedsvisie Biologisch landbouwgebied Lelystad Noord
Op 14 juni 2007 heeft de gemeenteraad de gebiedsvisie “Biologisch landbouwgebied Lelystad Noord, kansen voor duurzaam ondernemen en leven” vastgesteld. Deze visie is opgesteld omdat zich een drietal (maatschappelijke) ontwikkelingen voordoet, waardoor de in 1985 gestelde doelen voor het Biologisch landbouwgebied Lelystad Noord niet meer aansluiten bij de huidige praktijk:
- Over het algemeen staat het landelijk gebied en dus de agrarische ondernemer onder druk, Europese regelgeving, liberalisering en het verminderen van de productondersteuning leiden tot veel veranderingen in de sector. Klimaatveranderingen, bodemdaling en de zorg voor een goede ecologische kwaliteit leiden tot veranderingen in inrichting en gebruik van het platteland. Hiermee verandert ook het karakter, de functies en het aanzien van het Nederlandse platteland. Steeds meer agrarische bedrijven verdwijnen, de bedrijven die blijven bestaan organiseren zich tot grootschalige bedrijven en intensiveren hun activiteiten of “overleven” door verbreding van functies.
- Ook op lokaal niveau worden in dit gebied steeds meer initiatieven aangemeld, die niet passen in het vigerend bestemmingsplan.
- Het vigerend bestemmingsplan “Milieuvriendelijk Agrarisch Centrum Lelystad Noord” dateert uit 1989 en dient nu ook formeel te worden herzien.
Doel van de gebiedsvisie is om duidelijkheid te verschaffen over de toekomst van dit biologische landbouwgebied tot 2020. Daarbij vormen het biologische karakter van het gebied en het behoud van het open landschap het uitgangspunt en worden aan (nieuwe) bedrijvigheid, wonen, landgoed- en andere ontwikkelingen inpassings- en inrichtingseisen gesteld.
De belangrijke oplossingsrichtingen in de gebiedsvisie zijn:
- versterken van het biologische karakter van het gebied;
- stimuleren van ontwikkeling;
- versterken van natuur en landschap;
- versterken van recreatie en toerisme;
- verbeteren infrastructuur;
- samenwerking met gebiedspartners.
4.4.2 Zoneringsplan Lelystad Noord
De gebiedsvisie is uitgewerkt in het door bureau Eelerwoude opgestelde “Zoneringsplan Lelystad-Noord”. Vanwege het belang van het zoneringsplan voor het voorliggende bestemmingsplan zijn delen van dit plan hieronder overgenomen.
In het zoneringsplan wordt geconstateerd dat Lelystad-Noord een bijzonder gebied is dat vraagt om een bijzondere aanpak. Biologisch boeren, kleinschalige bedrijven, recreatie, stedelijk uitloopgebied zijn verschillende steekwoorden die op Lelystad-Noord van toepassing zijn. Dit zijn kwaliteiten die, mits in goede banen geleid, Lelystad-Noord tot een aantrekkelijk gebied maken. Daarin schuilt echter ook een gevaar; door de veelheid aan ontwikkelingen en mogelijkheden dreigt verrommeling. Met het zoneringsplan als toetsingsinstrument kan aan de dreigende verrommeling een einde worden gemaakt en worden ontwikkelingen in goede banen geleid.
![]() |
Huidige situatie |
In het gebied Lelystad-Noord is eind 2006 een gebiedsproces op gang gebracht waarbij verschillende partijen zijn betrokken. Dit heeft geleid tot de gebiedsvisie Lelystad-Noord. Vanaf begin 2008 is Eelerwoude bij het proces betrokken. Door middel van gebieds- en ontwerpateliers, bewonersbijeenkomsten, individuele gesprekken en workshops is de gebiedsvisie van de gemeente Lelystad uitgewerkt tot een toekomstvisie waarin verschillende scenario’s zijn uitgewerkt.
Het college van B&W heeft een keuze gemaakt uit de verschillende scenario’s. Deze keuze heeft geleid tot een gedetailleerde uitwerking van de uiteenlopende ontwikkelingen die op stapel staan: het zoneringsplan.
In het gebied spelen veel verschillende belangen een rol. Er is een aantal grootschalige, biologische ondernemers actief, maar ook veel kleinschalige ondernemers die zich bezig houdenmet landbouw, toerisme en recreatie. Wanneer er geen verdere regulering wordt vastgesteld, levert dit spanning op tussen de verschillende belanghebbenden.
Belangrijke punten die in dit participatieproces naar voren kwamen en zijn meegenomen in het verder proces zijn;
- de openheid van het landschap behouden;
- verbeteren van de infrastructuur en nutsvoorzieningen;
- uitbreiden van recreatiestructuren;
- uitbreiding toeristische en recreatieve sector mogelijk maken;
- biologische landbouw behouden.
Met het zoneringsplan worden de geplande ontwikkelingen in Lelystad-Noord beschreven en onderbouwd. Met het zoneringsplan krijgen de gewenste ontwikkelingen een plek in Lelystad-Noord. Hiermee ontstaat duidelijkheid voor de verschillende betrokken partijen. De gebiedsvisie is met dit plan geconcretiseerd naar zoneringen met ontwikkelingsmogelijkheden en uit te voeren maatregelen.
Het type zonering geeft het kader aan waarbinnen bepaalde ontwikkelingen in de toekomst in het deelgebied wel of niet mogelijk zijn. Er worden dus geen uitspraken gedaan die bijvoorbeeld aangeven op welke plek een nieuwe camping zou moeten komen, maar wel hoe in een bepaalde zone volgens een ruimtelijke strategie met bijbehorende spelregels een streefbeeld bereikt kan worden. Deze streefbeelden worden door de gemeente Lelystad waar mogelijk in het bestemmingsplan vastgelegd en getoetst.
![]() |
Zoneringskaart |
Ontwikkelingsgebied biologische landbouw
Dit gebied in het centrale deel van Lelystad-Noord wordt op dit moment voornamelijk gebruikt door biologische boeren en is daarom ook nog relatief open. Het versterken van het landschap is een belangrijk speerpunt in deze zone. De wens het open landschap in Lelystad-Noord waar mogelijk te behouden komt terug in het ‘Duurzaam perspectief Lelystad-Noord’. Dit deelgebied is nog het meest open en daarmee geschikt voor duurzame biologische landbouw. De openheid wordt behouden door enerzijds grote landbouwkavels met weinig beplanting en anderzijds door het tegengaan van verstening door bebouwing die niet ten dienste staat van het agrarisch bedrijf.
Het gebied houdt een landelijk karakter net als de erven die een agrarische uitstraling behouden. Om het landbouwkundig gebruik te optimaliseren moet kavelruil gestimuleerd worden. Bestaande agrarische bedrijven krijgen mogelijkheden tot uitbreiding. Nieuwe functies voortkomend uit verbreding van het agrarisch gebruik of functieverandering zijn (onder voorwaarden) mogelijk. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om toetsaspecten als de verkeersaantrekkende werking, de landschappelijke inpassing en de te verwachten milieuhinder.
Natuurgebied ’t Zand ligt midden in het deelgebied en zal toegankelijker en beter beleefbaard worden gemaakt voor wandelaars door verbeteren van een recreatieve routestructuur. Een fietsroute wordt i.v.m. verstoring langs ‘t Zand geleid.
Zoekgebied recreatie
Het deelgebied in het zuidwesten van Lelystad-Noord, grenzend aan de toekomstige Hanzelijn, bestaat momenteel uit zowel akkerbouwland als een brede singelbeplanting. De wens bestaat om meer recreatieve activiteiten voor stadsbewoners te ontplooien in Lelystad-Noord. Aangezien dit gebied tegen het stedelijk gebied van Lelystad aan ligt is het aangewezen als een zoekgebied voor (gebiedsgebonden) recreatie en toerisme.
Verdichtingsgebied kleinschalige (landbouwgerelateerde) bedrijvigheid
In het noordoostelijk deel van Lelystad-Noord, grenzend aan het industrieterrein, ligt een relatief verdicht deelgebied. Beplanting en bebouwing wisselen elkaar af en er is relatief veel bedrijvigheid. Er is een duidelijke vraag uit het gebied naar ruimte voor het ontwikkelen van kleinschalige bedrijvigheid. Omdat dit gebied enerzijds grenst aan het open landbouwgebied en anderzijds aan het industrieterrein wordt dit deelgebied bestemd als overgangszone. Door een verdichting met kleinschalige, biologische bedrijvigheid te stimuleren kan de harde overgang tussen landbouw en industrie verzacht worden. Kleinschalige initiatieven in relatie tot de (biologische) landbouw vinden in dit gebied hun uitwerking in de vorm van verwerking van biologische producten, groothandel, zorgboerderijen, enz.
Drie deelgebieden
Om de overgangszone goed te structureren zijn er in het ‘verdichtingsgebied kleinschalige bedrijvigheid’ drie deelgebieden benoemd. Doel hiervan is het bewerkstelligen van een geleidelijke overgang van het industriegebied naar het open landbouwgebied. De opdeling is als volgt:
- Het oostelijk deelgebied is bestemd voor de verwerking van landbouwproducten en industrie. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 20%. De inrichting sluit aan op het stedelijk gebied.
- Het westelijke deelgebied is bestemd voor de verwerking van landbouwproducten, zorg, recreatie en detailhandel. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 10%. De inrichting en sluit aan op het landelijk gebied.
- Het derde deelgebied wordt gevormd door de bestaande bebouwingscluster aan de Bronsweg. Binnen de bestaande (agrarische) bouwpercelen is het mogelijk functies uit te breiden. Voor bestaande en nieuwe functies is het mogelijk om bebouwing uit te breiden. De inrichting sluit aan op het landelijk gebied.
Maatregelen in het gebied
Naast het sturen in ontwikkelingen door de zonering van het gebied, is het uitvoeren van maatregelen noodzakelijk om Lelystad-Noord de gewenste ontwikkeling te laten doormaken. Ook de voorgestelde maatregelen zijn op de zoneringskaart terug te vinden en worden in het zoneringsplan samengevat.
4.4.3 Relatie met de vigerende bestemmingsplannen
Het agrarische gebied is in het vigerende bestemmingsplan Milieuvriendelijk Agrarisch Centrum Lelystad Noord (1989) overwegend bestemd als “Agrarische voorzieningen”. Langs de Bronsweg, Beginweg en ten westen van de Jupiterweg zijn op de plankaart vrij ruime bouwstroken ingetekend. Het gebied ten oosten van de Jupiterweg is grotendeels bedekt door bouwvlakken.
Ten aanzien van het gebruik is bepaald dat de gronden bestemd zijn voor “het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzonderingen van evenhoevigen, binnen grondgebonden agrarische bedrijven, alsmede voor glastuinbouwbedrijven”. Het gebied ten oosten van de Jupiterweg heeft bovendien de aanduiding “Intensief bebouwd / hulp- en verwerkende bedrijven” (IVW). Hier zijn agrarische hulpbedrijven toegestaan, waaronder volgens de voorschriften wordt verstaan “een bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven”.
Voor het gebied ten noorden van de Bronsweg, tussen de Jupiterweg en natuurgebied ’t Zand,is in het plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toelaten van agrarische hulpbedrijven. Daarbij kunnen ook nieuwe bouwvlakken of bouwstroken worden aangewezen en kan het bebouwingspercentage van de gronden van 50% tot 70% worden verhoogd.
De bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het vigerende plan maken het mogelijk dat een deel van de in het Zoneringsplan voorgestelde ontwikkelingen gerealiseerd kan worden. Het vigerende bestemmingsplan maakt ook ontwikkelingen mogelijk die volgens het Zoneringsplan niet gewenst zijn, zoals het verdichten van het Ontwikkelingsgebied biologische landbouw of het splitsen van bedrijfskavels. Omdat het laten vervallen van de vigerende bouw- en gebruiksrechten tot aanzienlijke planschadeclaims kan leiden, waarvoor geen dekking is, dienen de regelingen uit het vigerende bestemmingsplan zo goed mogelijk in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen te worden.
Op deze plaats dient ook het bestemmingsplan Partiële herziening “Geluidszone Oostervaart” uit 2001 genoemd te worden. In dit bestemmingsplan is geregeld dat binnen de geluidszone (nagenoeg het gehele gebied ten oosten van de Jupiterweg) geen bedrijfswoningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd mogen worden. Ook deze regeling dient in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen te worden.
4.4.4 Relatie met het nieuwe bestemmingsplan
Zoals hiervoor is aangegeven dienen in het nieuwe bestemmingsplan de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit de vigerende plannen zo goed mogelijk overgenomen te worden. Daarbij is voor zover 'bij recht', of onder de mogelijkheden om 'af te wijken', rekening houdend met het globaler en flexibeler bestemmen, tegemoet gekomen aan de hiervoor genoemde visies en plannen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.
5.1 Wro En Wabo
Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is opgezet volgens de wettelijke regelgeving en qua systematiek volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008), met inachtneming van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden. Het plan is digitaal raadpleegbaar uitgevoerd. Het digitale plan verschaft de burger ‘online’ informatie over het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
Handboek bestemmingsplannen Lelystad
Naast dat het bestemmingsplan voldoet aan de Wro en de Wabo, voldoet het (waar mogelijk) ook aan het handboek van de gemeente Lelystad. Het handboek maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld.
Globaal en flexibel bestemmen
Het gemeentebestuur heeft in 2010 het besluit genomen om bestemmingsplannen globaler en flexibeler op te zetten. Hierbij wordt het gemakkelijker mogelijk om functies uit te wisselen en flexibeler om te gaan met bijvoorbeeld de afmetingen van gebouwen en bepaalde functies. Ook dit bestemmingsplan is op die manier opgezet.
5.2 De Bestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Bij de bestemmingen wordt beschreven hoe de uitgangspunten zijn vertaald.
Agrarisch
De op de kaart voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijven. Het gaat daarbij om grondgebonden agrarische bedrijven. Specifieke vormen van agrarisch bedrijf dienen in het bestemmingsplan apart te worden geregeld.
Het intensieve bedrijf aan de Mercuriusweg is in het bestemmingsplan apart geregeld. Voor de bebouwing van de agrarische bedrijven zijn op de plankaart bouwvlakken ingetekend. Daarbij zijn de bouwmogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Dat houdt in dat de bouwmogelijkheden vrij ruim zijn.
Overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan zijn in het gebied ten oosten van de Jupiterweg agrarische hulpbedrijven toegestaan.
In een straal van 3 kilometer rond het Centraal Veterinair Instituut aan de Houtribweg mogen geen evenhoevigen gehouden worden. Alle agrarische gronden in het plangebied vallen binnen deze zone, met uitzondering van de gronden in het Oostrandhout.
In Oostrandhout gaat het alleen om de cultuurgrond. In het gebied zijn geen bouwvlakken voor agrarische bedrijven opgenomen.
Bedrijf
In deelgebied Kustpark komen twee locaties met een bedrijfsbestemming voor:
- Het Centraal Veterinair Instituut (CVI) aan de Houtribweg;
- Een gemaal in het Zuigerplasbos.
Beide locaties hebben een specifieke bedrijfsbestemming gekregen, gericht op de bestaande activiteiten. Bij de CVI komen enkele bedrijfswoningen voor, waarvoor in de regels de nodige bepalingen zijn opgenomen. Opgemerkt dient te worden dat in een straal van 3 kilometer rond het CVI geen evenhoevigen gehouden mogen worden. Dit is in de agrarische bestemming geregeld.
In deelgebied Oostrandhout is de bestemming Bedrijf toegekend aan de zelfstandige bedrijven. Het gaat hierbij om twee locaties met bebouwing ten behoeve van het bosbeheer. Gelet op de ligging van deze locaties zijn ze ook voor bosbouw, landbouw en daarop gerichte dienstverlening bestemd. Door middel en een afwijking kunnen eventueel ook andere bedrijfsactiviteiten toegelaten worden.
Op de verbeelding is het bouwvlak op de bestemmingsgrens gelegd aangezien er geen redenen zijn de locatie van het bedrijf op het perceel vast te leggen.
Bos
De gebieden waar bos c.q. bebossing voorkomt, zijn als zodanig bestemd. Naast de bosbouw zijn de gronden bestemd voor de instandhouding van de natuur- en landschapswaarden. Met het oog hierop is een aanlegvergunningstelsel opgenomen, waarmee voorkomen kan worden dat er ongewenste ingrepen worden verricht, zoals het verwijderen van bomen en planten. Daarnaast is extensieve openluchtrecreatie toegestaan, waarbij moet worden gedacht aan fiets- en wandelpaden. Er zijn geen gebouwen bij recht toegestaan. Met uitzondering sanitaire voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' en recreatieve outdoorvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - outdoor'. Met afwijking daarnaast medewerking verleend worden aan bebouwing, hierbij gaat het om ten hoogste10 recreatieve voorzieningen en/of onderhoudsgebouwen ten behoeve van de bestemming tot een oppervlakte van 200m2 per bouwperceel.
Gemengd
Deze bestemming treft een regeling voor de met name maatschappelijke functies in het plangebied. Het gaat daarbij om de leerwerkschool aan de Veldweg. De bebouwing dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.
De maximale bouwhoogte en het maximale bebouwingspercentagevan gebouwen zijn binnen het bestemmingsvlak aangeduid. Door deze regeling wordt maximale flexibiliteit geboden voor de plaatsing van de bebouwing. Bovendien blijft rond de bebouwing, door de toepassing van het maximaal bebouwingspercentage, voldoende ruimte over voor het park en bij de bestemming horende voorzieningen.
Gemengd is als aanduiding opgenomen voor:
- De begraafplaats met crematorium Ölandhorst.
- voor de zorgboerderijen is een regeling opgenomen voor gebouwen ten behoeve van zorg. De rondom de zorgboerderij gelegen tuinen, erven en terreinen vallen eveneens onder deze bestemming.
- voor het zorgwonen, deze regeling geldt voor de woonzorgvoorzieningen ten behoeve van verstandelijk gehandicapten van Triade Flevoland en 's Heeren Loo aan het Gelderse Hout.
Gemengd - Buiten
In het deelgebied De Velden bevindt zich aan de Bronsweg een locatie waar momenteel al verschillende vormen van gebruik op de bouwpercelen plaats vindt. Omdat de menging van functies op deze locatie ook zou moeten kunnen is er een bestemming 'Gemengd - Buiten' aan toegekend. De bebouwingsmogelijkheden, de bouwhoogte voor gebouwen en de overige bouwhoogten komen overeen met de mogelijkheden op de naastgelegen bestemming 'agrarisch'.
Groen
De bestemming Groen heeft betrekking op de structurele groenelementen in het plangebied. Het gaat hier derhalve om groen dat in de ruimtelijke hoofdopzet een structurele rol vervult. Bouwen van gebouwen is binnen deze bestemming niet toegestaan. Wel bestaat een beperkte mogelijkheid voor het bouwen van palen en masten met een maximale bouwhoogte van 6,00 meter. Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hebben een maximale bouwhoogte van 5,00 meter.
Horeca
Aan de waterpartij in het Zuigerplasbos zal een horecagelegenheid worden gerealiseerd. Deze locatie heeft in het bestemmingsplan de bestemming Horeca gekregen. Daarbij is horeca toegestaan die vooral gericht is op het verstrekken van etenswaren en maaltijden (in de regels van het plan Horeca categorie 1 genoemd).
Recreatie
De op de kaart voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor terreinen ten behoeve recreatieve doeleinden. Omdat de recreatieve voorzieningen in het Stadsrandgebied van uiteenlopende aard zijn, zijn hiervoor in het plan verschillende regelingen opgenomen:
- bij de volkstuincomplexen rond de Bosweg en in het Gelderse hout en het Overijsselse hout, zijn dagrecreatieve voorzieningen toegestaan;
- voor de jachthavens is een aparte regeling op de plankaart en in de regels opgenomen, waarbij de bestaande functies (waaronder de sanitaire voorzieningen, horeca, werkplaatsen, zeilscholen en botenopslag) zijn geregeld;
- voor het strand is een aparte regeling in het plan opgenomen, waarbij ook de bestaande horeca is opgenomen.
Gebouwen, groenvoorzieningen, wegen, straten en paden die behoren bij de recreatieve functie zijn binnen deze bestemming toegestaan. Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak dat in de meeste situaties gelijk ligt met het bestemmingsvlak, ook is een maximaal bebouwingspercentage van toepassing.
Sport
Op verschillende plaatsen in Stadsrandgebied komen sportvoorzieningen voor. Deze worden mogelijk gemaakt door de bestemming Sport. Gebouwen, groenvoorzieningen, wegen, straten en paden die behoren bij de sportfunctie zijn binnen deze bestemming toegestaan. Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak. Bouwwerken mogen 10 meter hoog zijn. Lichtmasten tot een hoogte van 15 meter zijn toegestaan. Binnen deze bestemming kunnen verschillende sportvoorzieningen gerealiseerd worden. Daarbij is het manegecomplex aan de Hoefslag afzonderlijk op de plankaart aangegeven. Dat houdt in dat de andere sportveldencomplexen niet als manege in gebruik genomen mogen worden.
Verkeer
De dreven en grotere ontsluitingsroutes in en rond het plangebied hebben de bestemming “Verkeer”. Daarbij is het hoofddoel dat de inrichting hoofdzakelijk gericht is op de afwikkeling van verkeer. Wanneer van toepassing moeten de wegen en paden worden ingericht volgens het ter plaatse aangegeven dwarsprofiel. In verband met het bieden van de nodige flexibiliteit, zijn bijbehorende functies ook mogelijk binnen verkeer. Het gaat om onder andere groen- en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming zijn gebouwen niet toegestaan. Wel kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, informatie- en reclameobjecten, palen en masten en overige bouwwerken worden gerealiseerd. Voor palen en masten is een maximale bouwhoogte van 6,00 meter toegestaan voor alle overig genoemde bouwwerken is de maximale bouwhoogte 5,00 meter. De bouwwerken moeten rechtstreeks bedoeld zijn voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer. Bruggen en daarmee overeenkomstige bouwwerken mogen ook maximaal 5,00 meter hoog worden. De spoorlijn en de daarbij behorende bermen, paden en watergangen zijn bestemd door middel van de bestemming Verkeer- Railverkeer. Het gaat daarbij om de bestaande spoorlijn en de Hanzelijn.
Water
De bestemming “Water” is gelegd op open water wat ruimtelijke en/of functioneel van belang is. De bestemming is daarom in het hele plangebied te vinden. de bestemming is bedoeld voor waterlopen en -partijen, oevers, bermen en beplanting en voet- en rijwielpaden. Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan. Wel kunnen bouwwerken, geen gebouwen zijn, zoals bruggen, palen en masten en overige bouwwerken worden gebouwd. Voor palen en masten is een maximale bouwhoogte van 6,00 meter toegestaan, voor overige bouwwerken, waar ook bruggen onder vallen, is deze 5,00 meter.
Wonen - Landgoed en buitenplaatsen
Het landgoed en de buitenplaatsen bevinden zich ten noorden van de buurten Boeier en Karveel. De bestemming betreft een uitzondering op de reguliere woonbestemming aangezien de bouwmogelijkheden, en ook de gebruiksmogelijkheden sterk afwijken van het reguliere wonen. Binnen deze bestemming worden 3 woon typologieën mogelijk gemaakt, het landgoed, de buitenplaats en de Bedrijven + Wonen. De gebouwen ten behoeve van deze functies dienen opgericht te worden binnen de ruime bouwvlakken die daarvoor op de verbeelding zijn opgenomen.
Woongebied en woongebouw
De bestemming “Woongebied” ligt op alle gebied waar wonen de hoofdfunctie is. Daarnaast worden ook daarbij horende functie mogelijk gemaakt. Het gaat daarbij om functies als wegen, parkeervoorzieningen, water, speelvoorzieningen, etc.
Aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden via de specifieke gebruiksregels mogelijk gemaakt binnen de bestemming “Woongebied”. In deze gebruiksregels staan ook de randvoorwaarden beschreven waaraan een dergelijke functie moet voldoen. Binnen de bestemming zijn bouwwerken mogelijk, waarmee gedoeld wordt op hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Algemeen geldt voor alle bouwwerken dat de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel maximaal 50% bedraagt. Uitzondering hierop vormen die gevallen waarbij in de bestaande situatie al meer den 50% bebouwd is.
Hoofdgebouwen moeten binnen de op de verbeelding aangeduide bouwvlakken worden gebouwd. De bouwvlakken zijn bij rijenwoningen op de bestaande voor- en achtergevel gelegd. Uitbreidingsmogelijkheden worden daarbij geboden in de aan- en uitbouwenregeling. Dit geldt eveneens bij twee-onder-één kapwoningen. Bij vrijstaande woningen zijn bouwvlakken gerelateerd aan het perceel, waarbij het hoofdgebouw in ieder geval 7 meter uit de achterste perceelsgrens blijft en een afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens wordt aangehouden.
Naast de bouwvlakken wordt per bouwvlak in ieder geval de maximaal toelaatbare bouwhoogte aangegeven. Daarbij wordt uitgegaan van de ruimtelijk maximaal toelaatbare hoogte van de hoofdgebouwen. De hoogte is daarbij afgestemd op de hoogste reeds aanwezige bebouwing in een bepaald 'wooncluster'. Als de stedenbouwkundige situatie dit vereist, is er maatwerk toegepast. Dit is met name in het Oostrandpark en in mindere mate in het gebied Jagersveld gebeurt. In verband met het ruimtelijke beeld is in sommige gevallen een plat dak, of juist een kap verplicht, daar is een aanduiding ‘plat dak’ of 'kap' aangegeven. Hiervan is met name sprake in het Oostrandpark en op het Golfpark.
Bij de regeling voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen zijn de bestaande mogelijkheden overgenomen. Voor alle aan- en uitbouwen en bijgebouwen is een algemene regeling opgenomen waarin uitspraken worden gedaan over de situering van dit type bebouwing. Hierbij is aansluiting gezocht bij de bestaande situatie. In het geval er al aan- uit of bijgebouwen voor de voorgevel staan, dan mag over een maximale breedte van 50% van de voorgevel bebouwd worden met deze bebouwing. Voor de maximale oppervlakte zijn meer specifieke regels opgenomen. Dit omdat voor de regeling voor de verschillende woningtypen van elkaar verschillen. Bij grotere bouwpercelen wordt een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogelijk gemaakt. Kern van deze regeling is dat er op een perceel 50m2 aan dergelijke bebouwing mag worden gerealiseerd, maar als het perceel groter is dan 500m2, dan mag een percentage van 10% van het perceel bebouwing worden met aan- uit- en bijgebouwen, hierbij is een maximum opgenomen van 100m2.
De bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt mogelijk gemaakt. Daarbij gaat het onder meer om erf- en terreinafscheidingen, en palen en masten.
De bouw van carports wordt bij recht toegestaan achter de voorgevelrooilijn. Voor de voorgevelrooilijn kan met een binnenplanse afwijking medewerking worden verleend aan de realisatie van een carport, waarbij de maximum oppervlakte 25m2 bedraag.
Ook bij binnenplanse afwijking zijn mogelijkheden opgenomen voor de vestiging van een bed&breakfast, en het vergroten van de bebouwde oppervlakte ten behoeve van de huisvesting van een mindervalide.
De appartementengebouwen in Parkhaven hebben de bestemming Wonen - Woongebouw gekregen. Dit om een goed onderscheid te maken tussen de eengezinswoningen en de appartementen.
Woongebied 1
Voor de nog in aanbouw zijnde nieuwe woonbuurt Park Houtribhoogte en het noordelijke deel van het Flevo Golf Resort is, door middel van de bestemming Woongebied -1, de regeling uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen. De regeling kan worden omschreven als een "globale eindebestemming". Dat wil zeggen dat op de plankaart voor de verschillende woningen en woningtypes geen aparte bouwvlakken zijn ingetekend. Deze regeling geeft bij de verdere ontwikkeling van het gebied de nodige flexibiliteit.
Ten opzichte van de perceel en bebouwingsmogelijkheden zijn een aantal regelingen opgenomen. Zo is bijvoorbeeld het maximale aantal woningen en een maximale bouwhoogte opgenomen. De onderlinge afstand tussen woningen wordt geregeld door de minimale afstanden op te nemen waarop woningen van elkaar gerealiseerd mogen worden, zo dient bijvoorbeeld de afstand tussen achtergevels van woningen minimaal 18 meter te bedragen. Voor aan- uit- en bijgebouwen zijn ook verschillende regelingen opgenomen, zij dienen minimaal 1 meter achter de voorgevel te worden gerealiseerd. De oppervlakte van deze bouwwerken mag maximaal 50m2 bedragen, maar als het perceel groter is dan 250m2, dan mag maximaal 20 % van het perceel tot een maximum van 100m2 worden bebouwd met aan- uit- en bijgebouwen.
5.3 Dubbelbestemmingen
5.3.1 Waarde - Archeologie
De gebieden in het plangebied, waarvoor een hoge archeologische waarde is voorzien of waarbij sprake is van archeologische vindplaatsen, zijn in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”. Binnen deze bestemming is een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden opgenomen waarin bepaald is dat voor ingrepen groter dan 100 m2 en/of dieper dan 0,50 meter een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden nodig is. Ook is hierbij een archeologisch onderzoek nodig.
5.3.2 Waterstaat - Waterkering
De dijk van het IJsselmeer is van groot belang in verband met de waterkerende functie. Deze waterkerende functie dient ook in het bestemmingsplan goed geregeld en beschermd te worden. Daarbij is het van belang dat ook werkzaamheden direct buiten het eigenlijke dijklichaam de waterkerende functie van de dijk aan kunnen tasten.
Op de waterkering is ook de Keur van Waterschap Zuiderzeeland van toepassing. In de Keur wordt een onderscheid gemaakt in:
- de kernzone (de eigenlijke dijk);
- de binnenbeschermingszone (20 meter breed);
- de buitenbeschermingszone (80 meter binnendijks en 155 meter buitendijks).
![]() |
Keur Waterschap Zuiderzeeland |
De waterkerende functie is in het bestemmingsplan geregeld door middel van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering". Deze bestemming omvat de dijk en aan weerszijden de binnenbeschermingszone.
In de regels is bepaald dat in eerste instantie alleen ten behoeve van de waterkering gebouwd mag worden. Bouwen ten behoeve van de andere bestemmingen is pas mogelijk nadat burgemeester en wethouders een ontheffing hebben verleend. In de regels is bepaald dat de gemeente daarbij het advies inwint van het waterschap. Op deze manier kan van geval tot geval worden bekeken of het bouwwerk geen gevaar oplevert voor de waterkering. Daarnaast is een vergunning van het waterschap (Keurvergunning) nodig.
In de buitenbeschermingszone mag wel worden gebouwd. In het bestemmingsplan zijn hiervoor geen bijzondere regelingen opgenomen. Hier is wel een Keurvergunning nodig. Het waterschap toetst daarbij met name of eventuele ontgrondingen en explosiegevaarlijke inrichtingen de stabiliteit van de dijk in gevaar kunnen brengen.
5.4 Gebiedsaanduidingen
5.4.1 Wrozone - verbod houden evenhoevigen
De gronden en gebouwen gelegen binnen de 'Wrozone - verbod houden evenhoevigen' mogen niet worden gebruikt voor het houden van evenhoevigen.
5.4.2 Vrijwaringszone - Straalpad
Voor de gronden met de aanduiding Vrijwaringszone - Straalpad mag de hoogte van de bebouwing niet meer dan 65 meter bedragen. Omdat de maximale bouwhoogten voor de verschillende bestemmingen waar het straalpad overheen gaat veel lager zijn, zijn in de regels geen aanvullende bepalingen nodig. Het gaat overigens om dezelfde bestemmingen als bij de geluidzone.
5.4.3 Geluidzone - Industrie / Spoor / Weg
Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - Industrie/Spoor/Weg ligt de zone waar buiten de geluidsbelasting de waarde van 48 dB(A) niet te boven mag gaan. In deze zone mogen alleen (bedrijfs)woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen gebouwd worden wanneer zij zijn voorzien van een 'dove gevel', danwel als er een hogere waarde is verleend bij vaststelling van het plan of aangetoond wordt dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij een bestemmingsplan moet aangetoond worden of het plan economisch uitvoerbaar is. Het instrument van de grondexploitatieregeling in de Wro en het aantonen van de financiële haalbaarheid kunnen de economische uitvoerbaarheid weergeven.
Grondexploitatie
Omdat er in het bestemmingsplan geen sprake is van bouwplannen volgens het Bro, is de grondexploitatieregeling niet van toepassing. Bij dit bestemmingsplan wordt daarom geen exploitatieplan vastgesteld.
Financiële haalbaarheid
Omdat er geen sprake is van nieuwbouwprojecten die door middel van dit bestemmingsplan juridisch-planologisch bij recht mogelijk worden gemaakt, hoeft hierover geen uitspraak te worden gedaan. Het opstellen van het bestemmingsplan en de daarbij horende onderzoeken zijn geïnitieerd en gefinancierd door de gemeente Lelystad. Voor de actualisering van bestemmingsplannen zijn financiële middelen beschikbaar gesteld, dit bestemmingsplan wordt daaruit bekostigd. Hiermee wordt het bestemmingsplan financieel haalbaar en economisch uitvoerbaar geacht.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de bestemmingsplanprocedure veranderd ten opzichte van de procedure uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Net als in de WRO is inspraak niet verplicht, tenzij het door middel van een Inspraakverordening verplicht is gesteld. Vooroverleg vindt nog verplicht plaats, volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) 2008.
Inspraak
De gemeente Lelystad heeft voor dit bestemmingsplan geen inspraakperiode gehouden.
Vooroverleg
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 7 december 2011 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening digitaal en voor zover daar geen mogelijkheid toe was schriftelijk aan de volgende instanties gezonden:
- 4. Rijkswaterstaat
- 5. Provincie Flevoland;
- 6. Waterschap Zuiderzeeland;
- 7. Prorail;
- 8. Gasunie;
- 9. Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland;
- 10. Brandweer Flevoland;
- 11. Vitens;
- 12. Centraal veterinair instituut
Vermeld is dat wanneer vóór 27 januari 2012 geen reactie is ontvangen, conform artikel 3:6, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan zal worden voortgezet.
Van de genoemde instanties hebben Rijkswaterstaat, de Gasunie en Prorail binnen de termijn gereageerd, buiten de termijn is een reactie van de provincie ontvangen. De overige instanties hebben niet gereageerd.
De ingekomen reactie is onderstaand samengevat en voorzien van een gemeentelijk standpunt en een conclusie.
Gasunie | |
Reactie | Gemeentelijke beantwoording |
Verzocht wordt de toelichting en het Bijlagenboek 'onderzoek externe veiligheid' aan te passen aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid (BevB), in verband met de aanwezigheid van een aardgastransportleiding en het hiervoor geldende externe veiligheidsbeleid. | Het onderzoek naar de externe veiligheid is aangepast aan het nieuwe externe veiligheidsbeleid. De uitkomsten van dit onderzoek zijn als bijlagen bij het plan gevoegd en verwerkt in de toelichting. Conclusies daaruit zijn dat geen nadere berekening van het groeps- en plaatsgebonden risico hoeft plaats te vinden, omdat het bestemmingsplan conserverend is neemt het groepsrisico in de toekomstige situatie niet toe. |
Volgens tabel 3.12 'veiligheidsafstanden' van de activiteiten AMvB bedraagt de veiligheidsafstand 15 meter voor kwetsbare objecten tot het gasontvangstation, voor beperkt kwetsbare objecten is deze afstand 5 meter. | De toelichting van het bestemmingsplan is naar aanleiding van deze opmerking aangepast. |
Geconstateerd wordt dat de regeling zoals die nu in artikel 20 'Leiding-Gas' is opgenomen naar de mening van de Gasunie niet voldoende is om een veilig en bedrijfszeker gastransport te kunnen waarborgen en gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding te beperken. Bijgevoegd is een tekstvoorstel, verzocht wordt de regeling aan te passen. | Het door de Gasunie geleverde tekstvoorstel is verwerkt in de regels van het bestemmingsplan. |
Rijkswaterstaat | |
Reactie | Gemeentelijke beantwoording |
Rijkswaterstaat verzoekt een 'vrijwaringszone rijksweg' op te nemen ten behoeve van de A6. Deze zone zou volgens het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' op 34 meter van de buitenste kantstreep van de weg behoren te liggen. | Het plangebied van het bestemmingsplan Stadsrandgebied wordt in het ontwerp bestemmingsplan aangepast en aangesloten op het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied. Het hele plangebied komt met deze aanpassing buiten de genoemde 34 meter zone te liggen, waardoor er geen aanduiding 'vrijwaringzone rijksweg' hoeft te worden opgenomen. |
Geadviseerd wordt om de snelheidslimiet op de A6 te beschrijven conform de kamerbrief 'landelijke uitrol snelheidsverhoging'. Daarnaast wordt geadviseerd om scheepvaart en recreatievaart als hoofdfunctie van het IJsselmeer te benoemen. Ook wordt verzocht het Nationaal Waterplan te beschrijven als vigerend rijksbeleid in 'Hoofdstuk 3.1Rijksbeleid', en om de waterparagraaf aan te vullen met de belangen van Rijkswaterstaat. | De adviezen worden overgenomen en het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. De snelheidslimiet word omschreven als in bedoelde kamerbrief, scheepvaart en recreatievaart worden opgenomen als hoofdfunctie van het IJsselmeer. Het Nationaal Waterplan word toegevoegd bij het vigerende (rijks-) beleid, en de waterparagraaf wordt aangevuld met de belangen van Rijkswaterstaat. |
Verzocht wordt om het volgende in de waterparagraaf op te nemen: 'Formeel heeft Rijkswaterstaat geen bevoegdheden om veiligheidseisen te stellen aan buitendijkse ontwikkelingen. Hiermee samenhangend acht Rijkswaterstaat zich dus op voorhand ook niet verantwoordelijk voor eventuele schade (aan nieuwe ontwikkelingen) die in het buitendijks gebied wordt geleden en ook niet voor de veiligheid van het buitendijkse gebied. Eventuele initiatiefnemers dienen zich bewust te zijn van het grotere overstromingsrisico in buitendijks gebied.' | De beschreven passage wordt in de waterparaaf opgenomen. |
Prorail | |
Reactie | Gemeentelijke beantwoording |
Op pagina 31 is aangegeven dat een nieuwe spoorlijn wordt aangelegd, deze spoorlijn is inmiddels gerealiseerd | Deze zin bevindt zich in een beschrijving van het provinciale beleid van 2006 (omgevingsplan), destijds moest de spoorlijn nog aangelegd worden. |
De ruimtelijke gevolgen van de Hanzelijn komen nog onvoldoende tot uiting, met name wat 'geluid' en 'externe veiligheid' betreft. | De geluid- en externe veiligheidsparagraaf zijn uitgebreid. |
Provincie Flevoland | |
Reactie | Gemeentelijke beantwoording |
Om een volledig beeld te hebben wordt verzocht een plankaart op te nemen voor het deelgebied Oostrandhout. | Er was (en is) een plankaart opgenomen voor het deelgebied Oostrandhout. |
Verzocht wordt teksten inzake de inwaartse integrale milieuzonering aan te passen aan de gehanteerde locatietypologie op basis van milieuhindercategorie en zonering van de gemeente Lelystad. | Binnen het bestemmingsplan Stadsrandgebied bevinden zich geen bedrijventerreinen. De paragraaf 'hinder door bedrijvigheid' was met name in het bestemmingsplan opgenomen vanwege het naast dit plangebied gelegen bestemmingsplan/bedrijventerrein Oostervaart. De paragraaf is aangepast. |
Er bevinden zich twee bedrijfslocaties binnen het deelgebied 'Oostrandhout'. Primair betreft het bebouwing ten behoeve van het bosbeheer. Bij afwijking zijn andere bedrijfsactiviteiten toegestaan. Niet duidelijk is om welke bedrijfsactiviteiten dit gaat, daarnaast wordt er op gewezen dat volgens de SER-ladder een nieuw bedrijventerrein nader onderbouwd dient te worden. | Betreffende percelen moeten niet gezien worden als nieuw bedrijventerrein. Het betreft bebouwing in gebruik zijnde voor bosbeheer. Als de panden in onbruik raken, of als de wens tot verkoop ontstaat, dan zijn de gebruiksmogelijkheden zeer beperkt. De locatie leent zich voor een bedrijfsmatige invulling die past bij het karakter van het gebied, hierbij kan gedacht worden aan zorg- en diergerelateerde voorzieningen/bedrijvigheid, en/of recreatieve bedrijvigheid. Deze vormen van bedrijvigheid worden als criteria opgenomen in de afwijkingsmogelijkheid. Het ligt niet in de rede om de vaststelling van het GVV af te wachten om één en ander in het bestemmingsplan op te nemen. Dit zal wel zijn plaats vinden in het GVV. |
De historische (steden-)bouwkundige en historische geografische waarden moeten in verband met een goede belangenafweging ook in de toelichting onder het aspect cultuurhistorische waarden genoemd worden. | In het bestemmingsplan is een passage toegevoegd over historische geografische en stedenbouwkundige waarden. |
De verkeersintensiteiten en de verdeling van verkeer over de dag-, avond- en nacht, zowel als de gebruikte verdeling over voertuigcategorieën, vragen om afstemming met de provincie als wegbeheerder (voor zover het gaat om provinciale wegen). | De onderzoeken en de daarbij gebruikte intensiteiten zijn allen geactualiseerd, en voor wat betreft gegevens over de Houtribweg afgestemd met de provincie. |
Geconstateerd wordt dat er in het bestemmingsplan beperkingen worden opgelegd die verder gaan dan de wet, vanwege zones die op een grotere afstand van de weg zijn gelegen dan opgenomen in de wet. Daarnaast wordt een kanttekening gezet bij de opgenomen regeling, waarbij bij afwijking woningen kunnen worden gerealiseerd met een hogere geluidbelasting dan de wettelijk toegestane 48 dB Lden (voorkeurswaarde). Het is regel dat hiervoor een hogere grenswaarde procedure doorlopen moet worden voor of gelijktijdig met de procedure van het bestemmingsplan. | Er zijn inderdaad te ruime zones rondom de wegen aangegeven in het concept ontwerp bestemmingsplan. Er is een nieuwe geluidsonderzoek uitgevoerd door Tauw. Op basis van de vernieuwde gegevens (zie hierboven) zijn nieuwe zones opgenomen in het bestemmingsplan. Opgenomen is dat binnen deze zones geen geluidgevoelige bebouwing mag worden toegevoegd, behalve als daarvoor een hogere grenswaarde is verkregen, of dat aangetoond kan worden dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan. Bebouwing met 'dove gevels' is wel toegestaan. |
De gebruikte geluidsonderzoeken gaan uit van de toekomstige situatie in 2018. Bij een bestemmingsplan dient 10 jaar vooruit gekeken te worden, in dit geval dus tot 2022 | Zoals hierboven vermeld zijn de gemaakte rapportages vernieuwd. Er wordt hierbij uitgegaan van de situatie in 2022. |
Langs een deel van de (provinciale) Houtribweg ter hoogte van het Golfresort is een geluidswal aangelegd. Deze is echter niet terug te vinden in de akoestische berekeningen. Het onderhavige bestemmingsplan gaat de bouwtitel bieden voor woningbouw. Verzocht wordt deze omissie te herstellen. | Bij het geactualiseerde geluidsonderzoek is rekening gehouden met de aanwezige geluidwal. |
Verzocht wordt aandacht te schenken aan de geldende geluidzone langs de Hanzelijn. | Het bestemmingplan is uitgebreid met een beschrijving van de opgenomen geluidszone van de Hanzelijn. Op de verbeelding was overigens de geluidzone van de Hanzelijn al wel opgenomen. |
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure volgen die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Eventueel ingediende zienswijzen worden voorzien van een passend antwoord.
Vervolg
Vervolgens wordt het bestemmingsplan vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.
Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Verbonden Beroepen
Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden beroepen
Bijlage 2 Vng Lijst Bedrijfscategoriën
Bijlage 2 Vng lijst bedrijfscategoriën
Bijlage 3 Lijst Lichte Bedrijven
Bijlage 3 Lijst lichte bedrijven
Bijlage 4 Lijst Parkeernormen
Bijlage 1 Rapportage Bodem Deelgebied Kustpark
Bijlage 1 Rapportage bodem deelgebied Kustpark
Bijlage 2 Rapportage Bodem Deelgebied De Velden
Bijlage 2 Rapportage bodem deelgebied De Velden
Bijlage 3 Rapportage Bodem Deelgebied Oostrandhout
Bijlage 3 Rapportage bodem deelgebied Oostrandhout
Bijlage 4 Rapportage Geluid Stadsrandgebied
Bijlage 4 Rapportage geluid Stadsrandgebied
Bijlage 5 Rapportage Water Deelgebied Kustpark
Bijlage 5 Rapportage water deelgebied Kustpark
Bijlage 6 Rapportage Water Deelgebied De Velden
Bijlage 6 Rapportage water deelgebied De Velden
Bijlage 7 Rapportage Water Deelgebied Oostrandhout
Bijlage 7 Rapportage water deelgebied Oostrandhout
Bijlage 8 Rapportage Externe Veiligheid Stadsrandgebied
Bijlage 8 Rapportage externe veiligheid Stadsrandgebied