Mäöleveld te Sevenum
Bestemmingsplan - gemeente Horst aan de Maas
Ontwerp op 08-12-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan 'Mäöleveld te Sevenum', met identificatienummer NL.IMRO.1507.SNMAOLEVELD-BPO2 van de gemeente Horst aan de Maas.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwde woning, ook wel rijwoning
Meerdere woningen die op een rij aan elkaar vastgebouwd zijn en daardoor het dak delen.
1.7 aan huis verbonden bedrijf
Het hoofdzakelijk door de gebruik(st)er van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten of uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door handwerk) in een woning en de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.
Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
1.8 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied en tevens een kapsalon, dat/die in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er van de woning, waarbij de woonfunctie en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling daarvan behouden blijven.
Hieronder worden niet verstaan detailhandel (behalve de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten), horeca en prostitutie.
1.9 agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder mede begrepen houteelt, en/of het houden van dieren, een en ander met dien verstande dat maneges, kennels en dierenasiels niet als agrarische bedrijven worden aangemerkt.
1.10 agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen.
1.11 archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.14 bed & breakfast
Een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis of daarbij behorend bijgebouw, ondergeschikt aan de woonfunctie en wordt gerund door de bewoner van de betreffende woning.
1.15 bedrijfswoning
Een woning, in of bij een bedrijf, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; deze woning wordt begrepen onder de bedrijfsgebouwen.
1.16 begane grond
De natuurlijke oppervlakte van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging, alsmede dat gedeelte van een gebouw dat met die oppervlakte gelijk is. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aangrenzend maaiveld.
1.17 berm
Een strook grond langs een weg.
1.18 bestaand bouwwerk
Een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.19 bestaand gebruik
Het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat.
1.20 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bewegwijzering
Het geheel van borden, opschriften e.d. die een route aangeven ten behoeve van de oriëntatie en navigatie in de ruimte.
1.23 bijgebouw
Een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw waartoe het behoort en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
1.24 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.25 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.26 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.30 bouwwerk geen gebouw zijnde
Een bouwwerk of gedeelte daarvan, voor zover dat geen gebouw of onderdeel daarvan is.
1.31 brandveiligheid
Maatregelen en acties bedoeld om een brand te voorkomen.
1.32 carport
Een overkapping bedoeld om een voertuig te stallen.
1.33 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.34 erfafscheiding
De afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte.
1.35 fietspad
Het gedeelte van de openbare ruimte, dat tot doel heeft verplaatsingen met de fiets of bromfiets (klasse A) op een veilige, comfortabele en eenduidige manier te laten verlopen. Het fietspad kan aanliggend of vrijliggend van de rijbaan liggen.
1.36 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 gewasbeschermingsmiddel
Als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
1.38 groenvoorziening
Openbare voorziening voorzien van beplanting.
1.39 grondgebonden agrarisch bedrijf:
Een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.
1.40 grondgebonden veehouderij:
Een agrarisch bedrijf waarbij het gebruik van agrarische gronden in de omgeving van het bedrijf noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf zoals een melkveehouderij, een paardenhouderij, een opfokbedrijf of een biologisch veehouderijbedrijf.
1.41 hondentoilet
Plaats die is ingericht zodat honden er kunnen poepen om overlast van hondendrollen op andere plaatsen tegen te gaan.
1.42 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
1.43 horeca
Inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren en drank.
1.44 huishouden
Een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep.
1.45 huisvesting internationale werknemers
Tijdelijke dan wel structurele voorzieningen ten behoeve van de huisvesting van internationale werknemers, die hun hoofdverblijf elders hebben, niet bedoeld voor recreatieve doeleinden.
1.46 intensieve veehouderij:
Een agrarisch bedrijf dat is gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders.
1.47 internationale werknemer
Tijdelijke arbeider die het hoofdverblijf elders heeft.
1.48 kas
Een constructie van metaal of een ander materiaal, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw of fruitteeltproducten.
1.49 landschappelijke inpassing
Een gebruik of bouwwerk ingepast wordt in het landschap; rekening houdend met de landschappelijke waarden en kansen ter plekke door inbrengen van passende structurele landschapselementen, waarbij de voorwaarden voor de aanleg en de instant-houding in bijvoorbeeld een omgevingsvergunning of anderszins zijn vastgelegd.
1.50 levensloopbestendige woning
Een woning welke geschikt is voor bewoning in alle levensfasen, dus welke ook rolstoeltoegankelijk is voor mensen met een lichamelijke beperking, waarbij alle primaire leefruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer en badkamer met toilet) zich op de begane grond moeten bevinden en waarbij deze leefruimten zowel inpandig als vanuit het aansluitende terrein drempelvrij toegankelijk zijn.
1.51 lichtmast
Mast waaraan één of meerdere lampen zijn opgehangen ten behoeve van navigatie in het donker.
1.52 maaiveld
De bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat waar sprake is van een hellend of ongelijk maaiveld onder het “aangrenzende maaiveld” wordt verstaan het maaiveld dat grenst aan de voorgevel van een gebouw.
1.53 manege
Een niet-agrarisch bedrijf, dat uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op het geven van instructie in één of meerdere disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden en daaraan ondergeschikte horeca.
1.54 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige, gebiedsteammedewerker of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.55 mestbe- en verwerking op bedrijfsniveau
Mestbe- en verwerking binnen het agrarisch bouwvlak van mest al dan niet gecombineerd met reststromen die op het bedrijf behorende bij dat betreffende bouwvlak is geproduceerd.
1.56 milieucategorie
Indeling van bedrijven opgesteld door VNG op basis van belasting van het milieu. De milieucategorie van een bedrijf hangt af van geur, stof, geluid, gevaar, verkeer of visuele aspecten. De milieucategorie loopt op van lichte bedrijvigheid (categorie 1) tot zware industrie (categorie 6).
1.57 milieusituatie
De situatie waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld zoals hinder voor omwonenden externe veiligheid en een verkeersaantrekkende werking in het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies oa bedrijven op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies oa woningen zo weinig mogelijk wordt beperkt omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.
1.58 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf waarbij voor de bedrijfsvoering hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond, zoals de varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, pelsdierenhouderij, glastuinbouwbedrijf, witlof- en intensieve kwekerij/tuinbouwbedrijf.
1.59 normaal onderhoud, gebruik en beheer
Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.60 nutsvoorziening
Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals een transformatorhuisje, gasreduceerstation, schakelhuisje, duiker, bemalingsinstallatie, gemaalgebouwtje, voorziening ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.61 openbaar gebied
Openbare ruimte, de gemeenschappelijke fysieke ruimte die toegankelijk is voor mens- en dier.
1.62 opslag
Bewaren van goederen.
1.63 overkapping
Een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebruik van het gebouw of de standplaats, en dat, voor zover gebouwd vóór de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en voor zover gebouwd achter de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.
1.64 paardenbak:
Een onoverdekte, als zodanig herkenbare ruime, al dan niet ontsloten, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's, met eventueel een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van drainage.
1.65 pad
Fiets- of wandelpad.
1.66 parkeervoorziening
Voorziening waar men een voertuig kan parkeren.
1.67 patiowoning
Eengezinswoning waarbij de (bepalende) buitenruimte geheel is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren.
1.68 peil
- a. Voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer en/of de hoofdtoegang van de woning;
- b. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.
1.69 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.70 rampenbestrijding
Maatregelen en acties bedoeld om de impact van een ramp te voorkomen.
1.71 recreatie
Activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
1.72 schuurwoning
Een woning waarin minimaal 4 en maximaal 6 wooneenheden zijn gerealiseerd met maximaal één bouwlaag met kap.
1.73 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.74 sociale veiligheid
Bescherming of het zich beschermd voelen tegen gevaar dat veroorzaakt wordt door of dreigt van de kant van menselijk handelen in de openbare ruimte.
1.75 speel- en sporttoestel
Inrichting die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt en toestellen die speciaal zijn ontworpen en geproduceerd mensen te laten bewegen. Deze inrichting bevindt zich op een onverharde ondergrond.
1.76 spuitzone
De afstand tussen een perceel waar gewasbeschermingsmiddelen mogen worden toegepast en voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies.
1.77 sociale huurwoning
Huurwoning, waarbij de aanvangshuurprijs ligt onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag.
1.78 straat- en bebouwingsbeeld
De waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing daarbij in het bijzonder gelet op een verhouding tussen bouwmassa en open ruimte een bouwhoogte en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, tevens beeldkwaliteit en stedenbouwkundige kwaliteit.
1.79 teeltondersteunende voorzieningen:
Voorzieningen en/of constructies, inclusief containervelden, met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen, hetgeen leidt tot een betere kwaliteit van het product. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in:
- a. Hoge permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn;
- b. Hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die gedurende maximaal 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en hoger dan 1,5 m zijn.
- c. Lage permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn;
- d. Lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die gedurende maximaal 7 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig zijn en 1,5 m of lager zijn.
1.80 terreinafscheiding
De fysieke begrenzing van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of van de openbare ruimte.
1.81 tuin
De grond rondom een gebouw voorzien van beplanting en/of (half) verharding ten behoeve van de woonfunctie, tevens erf.
1.82 twee-aaneengebouwde woningen
Ook wel tweekappers; twee woningen die aan elkaar vastgebouwd zijn en daardoor het dak delen.
1.83 uitbouw
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.84 vaartuig
Voertuig voor vervoer over wateroppervlakten.
1.85 veehouderij:
Een agrarisch bedrijf dat gericht is op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren.
1.86 verblijfsgebied
Term uit het bouwbesluit voor één of meer inpandige ruimtes die zich al dan niet op dezelfde bouwlaag bevinden en anders zijn dan een verkeersruimte, badruimte/sanitaire ruimte, toiletruimte en technische ruimte.
1.87 voertuig
Middel om personen of goederen te vervoeren in het algemeen.
1.88 volwaardig (agrarisch) bedrijf:
een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;
1.89 voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die gezien de ligging als de meest logische voorgevel kan worden aangemerkt.
1.90 voorgevelrooilijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.91 voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies
Onder voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies waar geregeld en gedurende langere perioden mensen verblijven.
1.92 voorziening van algemeen nut
Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.93 voorziening van openbaar nut
Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.94 vrijstaande woning
Woning die los staat van (eventueel) aanwezige andere objecten.
1.95 wandelpad
Een pad waarover men kan wandelen variërend van onverharde, tot verharde ondergrond.
1.96 waterhuishoudkundige voorziening
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.97 weg
Een voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.98 woning
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.99 woningsplitsing
Het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de diepte van een gebouw:
horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels gemeten van de voorgevel tot de achtergevel en 1 meter boven peil en waarbij de grootste maat (gemeten evenwijdig aan één van de zijgevels) bepalend is.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik in categorie 2 met een maximale richtafstand van 10 meter, in gemengd gebied volgens de VNG Staat van bedrifjsactiviteiten in Bijlage 4 van deze regels;
- b. wonen in een bedrijfswoning;
- c. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - huisvesting internationale werknemers 1' bewoning door internationale werknemers;
met de daarbij behorende:
- d. tuinen, erven en terreinen, met dien verstande dat erfverhardingen buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan voor zover bestaand;
- e. bedrijfsgebouwen ten behoeve van akkerbouw en/of fruitteelt;
- f. bedrijfsgebouwen ten beheve van grondgebonden agrarisch gebruik;
- g. bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen;
- h. verkeers- en parkeervoorzieningen;
- i. voorzieningen van openbaar nut;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. groenvoorzieningen, natuur- en landschapselementen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van
- 1. De hoogte van bebouwing;
- 2. De aard, de hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen;
Een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan (en/of stedenbouwkundig ontwerp) en met inachtneming van het Gemeentelijk kwaliteitsmenu (GKM).
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- 1. Voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- 2. Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de waarden en belangen ter plaatse van de aanduidingen die zijn opgenomen in artikel 'Agrarisch met waarden';
- 3. In verband met maatwerk ten aanzien van het agrarisch bouwvlak en de verbetering van gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. wandel- en fietspaden;
- d. openbare speel- en sporttoestellen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
- b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, hondentoilet;
- c. voorzieningen van algemeen nut;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden beroepen en -bedrijven, volgens de staat van bedrijfsactiviteiten overeenkomstig Bijlage 4 en overeenkomstig het bepaalde in lid 6.5.2;
met de daarbij behorende:
- c. wegen en paden;
- d. verblijfsgebied;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. tuinen en erven;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. voorzieningen van algemeen nut;
- j. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- k. speelvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Wonen - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. aan huis verbonden beroepen en -bedrijven, volgens de staat van bedrijfsactiviteiten overeenkomstig Bijlage 4 en overeenkomstig het bepaalde in lid 7.5.2;
met de daarbij behorende:
- c. wegen en paden;
- d. verblijfsgebied;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
- g. tuinen en erven;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. voorzieningen van algemeen nut;
- j. voorzieningen voor de waterhuishouding;
- k. speelvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Wonen - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woning;
- b. landschapsontwikkeling in de vorm van de ontwikkeling van nieuwe natuur in combinatie met nieuwe bebouwing, overeenkomstig het landschapsinpassingsplan zoals opgenomen Bijlage 3 bij deze regels;
- c. aan huis verbonden beroepen en -bedrijven, volgens de staat van bedrijfsactiviteiten overeenkomstig Bijlage 4 en overeenkomstig het bepaalde in lid 8.5.1;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Wonen - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
- a. wonen in een woning;
- b. aan huis verbonden beroepen en -bedrijven, volgens de staat van bedrijfsactiviteiten overeenkomstig Bijlage 4 en overeenkomstig het bepaalde in lid 9.5.1;
Met onder andere de daarbij behorende dan wel ondergeschikte bouwwerken:
- c. bouwwerken;
- d. wegen en paden;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- i. tuinen en erven.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, met in achtneming van de bouwregels, nadere eisen te stellen aan de situering van de woning in relatie tot de omliggende bebouwing.
- a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van
- 1. De hoogte van bebouwing
- 2. De aard, de hoogte en de situering van erf- en terreinafscheidingen
- b. De onder a genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld
Voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 10.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt uitgebreid;
- c. de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- d. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk vervalt, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bebouwing minder diep reikt dan 50 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- b. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;
- c. de bestaande bebouwing wordt vergroot met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- d. gebouwen en/of bouwwerken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk vervalt, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene Bouwregels
13.1 Ondergeschikte bouwdelen
Ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen zoals erkers, luifels, balkons en dergelijke geldt dat de bouwgrens mag worden overschreden.
13.2 Voorwaardelijke verplichting beeldkwaliteitsplan
Voor de bestemmingen 'Groen' 'Verkeer', 'Wonen' en 'Wonen - 1' geldt dat voldaan moet worden aan het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 2.
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. woningsplitsing;
- b. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- c. prostitutie;
- d. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- e. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van vrachtwagens;
- f. verkoop van motorbrandstoffen, al dan niet inclusief lpg;
- g. horeca;
- h. detailhandel;
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
15.1 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, worden afgeweken van:
- a. de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, geen reclame zijnde, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het dakoppervlak van het betreffende gebouw zal bedragen;
- 2. de totale bouwhoogte, inclusief de plaatselijke verhogingen, maximaal 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte voor het betreffende gebouw zal bedragen;
- f. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
- 1. de oppervlakte per bouwwerk niet meer dan 15 m² bedraagt;
- 2. de goothoogte niet meer dan 3,00 m bedraagt;
- 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m mag bedragen;
- g. de genoemde bebouwingspercentages in het plan.
15.2 Voorwaarden afwijkingsbevoegdheden
Van de in deze regels opgenomen afwijkingsbevoegdheden kan slechts gebruik worden gemaakt indien, naast de aan de betreffende afwijkingsbevoegdheden verbonden specifieke voorwaarden, wordt voldaan aan de navolgende voorwaarden:
- a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu;
- b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken;
- c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid mag niet in het geding zijn;
- e. de brandveiligheid moet zijn gewaarborgd;
- f. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet in negatieve zin worden beïnvloed;
- g. de bestaande rechten van omliggende bedrijven mogen niet worden ingeperkt.
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Verschuiven bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het in geringe mate, tot maximaal 2,00 meter, verschuiven van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken.
Artikel 17 Overige Regels
17.1 Nadere eisen
17.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
17.3 Parkeerregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Mäöleveld te Sevenum'.
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan De Hees 4
Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan De Hees 4
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan De Hees 10
Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan De Hees 10
Bijlage 4 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Ladderonderbouwing
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Notitie Milieueffecten De Hees
Bijlage 6 Notitie milieueffecten De Hees
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 8 Onderzoek Geurhinder Veehouderijen
Bijlage 8 Onderzoek geurhinder veehouderijen
Bijlage 9 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 9 Advies veiligheidsregio
Bijlage 10 Quickscan Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 10 Quickscan bedrijven en milieuzonering
Bijlage 11 Waterparagraaf
Bijlage 12 Natuurtoets De Hees
Bijlage 12 Natuurtoets De Hees
Bijlage 13 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 13 Quickscan flora en fauna
Bijlage 14 Vervolgonderzoek Steenuil
Bijlage 14 Vervolgonderzoek steenuil
Bijlage 15 Stikstofdepositie Onderzoek
Bijlage 15 Stikstofdepositie onderzoek
Bijlage 16 Archeologisch Onderzoek De Hees
Bijlage 16 Archeologisch onderzoek De Hees
Bijlage 17 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 17 Archeologisch onderzoek