Buitengebied, locatie Kersendijk 6 Westendorp
Bestemmingsplan - gemeente Oude IJsselstreek
Vastgesteld op 25-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied, locatie Kersendijk 6 Westendorp met identificatienummer NL.IMRO.1509.BP000157-VA01 van de gemeente Oude IJsselstreek.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteit:
een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten dat in (een gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan huis verbonden beroepsactiviteit:
een bedrijf dat is gericht op het leveren van diensten in of bij een woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 afwijking:
een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.8 ander-werk:
Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bed & breakfast
een kleinschalige verblijfsaccommodatie gericht op een kortdurend recreatief verblijf en het serveren van ontbijt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Er is geen sprake van een bed & breakfast bij de aanwezigheid van een zelfstandige kookgelegenheid en/of de verkoop van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse en/of overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
1.11 bestaand (bebouwing en gebruik):
- a. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijbehorend (gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde):
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het perceel bevindend hoofdgebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak
1.15 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.16 bijzondere woonvorm:
een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één of meer huishoudens door hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, met bijbehorende voorzieningen, zoals een gemeenschappelijke ruimte en kantoor;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 erker:
een uitgebouwd venster;
1.26 extensief recreatief medegebruik
recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen, paardrijden en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen met bijbehorend meubilair;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 geometrische plaatsbepaling;
Locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.30 karakteristiek:
gebouwen met een voor het plangebied typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die op het gebied van cultuurhistorie als zodanig kan worden aangemerkt.
1.31 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.32 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.33 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.34 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische doeleinden;
- b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de waarden als bedoeld in artikel 9.1;
alsmede voor
- c. de bestaande met vergunning verleende schuilgelegenheden, paardenbakken, sleufsilo's, kuilvoerplaten, foliebassins met bijbehorende omheiningen, bezinkbassins en/of mestzakken en/of daarmee gelijk te stellen voorzieningen buiten het agrarisch bouwvlak;
- d. extensief (dag)recreatief medegebruik, voor zover daarmee de agrarische functie van de gronden niet onevenredig wordt aangetast waaronder een kleinschalig speelterrein met bijbehorend parkeerterrein;
- e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding
- f. met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen, toegangswegen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering en de afmetingen van bouwwerken:
- a. ter waarborging van de landschaps- en/of natuurwaarden in de omgeving;
- b. ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- e. ter voorkoming van onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval aangemerkt het gebruiken of het laten gebruiken:
- a. van gronden en bouwwerken niet behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
- b. van gronden en bouwwerken behorende tot een inrichting, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanuit de betreffende inrichting.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos- en natuurgebieden;
- b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
- c. voet- en fietspaden;
- d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- e. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
- f. extensief (dag)recreatief medegebruik;
- g. met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maximaal één vrijstaande woning per bouwvlak, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het aantal (vrijstaande) woningen is toegestaan dat op de verbeelding als zodanig is aangegeven;
- b. aan huis verbonden beroep;
- c. een bed en breakfast in een woning;
- d. het hobbymatig agrarisch gebruik van gronden en opstallen;
- e. paardenbakken;
- f. het recreatief bewonen van de onder sub a genoemde woningen;
- g. opslag van al dan niet volumineuze goederen en stalling van vaar- en voertuigen, uitsluitend in voormalige agrarische gebouwen, waarbij de oppervlakte aan opslag niet meer mag bedragen dan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezig is;
- h. kleinschalige windturbines en zonnepanelen voor de opwekking van duurzame energie op gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend binnen een bouwvlak ten behoeve van de eigen energievoorziening, met dien verstande dat voor kleinschalige windturbines een afstand wordt aangehouden tot de belemmeringenstrook van een gasleiding van de grootste waarde van ofwel de bladworpafstand bij nominaal toerental ofwel de afstand gelijk aan de masthoogte + 1/3 wieklengte,
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, parkeer- en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
7.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
7.2 Bestaand bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
7.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de in de bestemmingsregels opgenomen afwijkingen, de volgende voorwaarden:
- a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan onder hoofd- en bijbehorende gebouwen;
- b. de verticale diepte kelders en andere ondergrondse bouwwerken is maximaal 3,5 meter;
- c. ondergronds bouwen is niet toegestaan onder recreatieverblijven.
7.4 Karakteristieke bebouwing
7.5 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een omgevingsvergunning voor een bouwplan kan slechts worden verleend, indien ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's en voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte is aangebracht binnen het plangebied. De parkeer- en stallingsbehoefte moet voldoen aan de parkeernormen zoals vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2012-2020;
- b. In afwijking van het bepaalde onder a, zijn parkeernormen op basis van gewijzigd gemeentelijk parkeerbeleid van toepassing, indien dit beleid in werking is op het moment van de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwplan.
7.6 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
- a. het (laten) opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voor zover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
- b. het (laten) opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voor zover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een erf, behorende bij een bedrijf;
- c. het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
- d. het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van detailhandel;
- e. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van een horecavestiging;
- f. het (laten) gebruiken van gronden voor opslag van bagger en grondspecie;
- g. het (laten) gebruiken van gronden voor een grondwal, tenzij op de verbeelding expliciet is toegestaan;
- h. het (laten) gebruiken van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning;
- i. het (laten) gebruiken van opstallen, waaronder bijbehorend bouwwerken, als zelfstandige woning;
- j. het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
- k. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
- l. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
8.2 Strijdig gebruik parkeren
Als strijdig gebruik wordt aangemerkt: het gebruiken van gronden en/of bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder voldoende parkeergelegenheid, als bedoeld in artikel 7.5 in stand te laten.
8.3 Strijdig gebruik voormalig agrarisch bedrijfsterrein
- a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsterrein' zonder binnen een half jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan het verkennend bodemonderzoek en de verkennende onderzoeken asbest in bodem zoals geadviseerd door Econsultancy d.d. 29 november 2019 (rapportage historisch bodemonderzoek, rapportnummer 10590.001) te hebben uitgevoerd.
- b. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijfsterrein' zonder binnen een jaar na afronding van de in lid a. genoemde onderzoeken de bodem te hebben gesaneerd tot de waarden uit het Besluit bodemkwaliteit, indien uit de in lid a. genoemde onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit daaraan niet voldoet.
- c. Het bepaalde onder lid a. en b. is niet van toepassing indien op andere wijze onomstotelijk wordt aangetoond dat de bodemkwaliteit reeds voldoet aan het Besluit bodemkwaliteit.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Waarde - Landschap
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemeen
10.2 Voorwaarden
Afwijking als bedoeld in artikel 10.1 is slechts toegestaan, onder de aanvullende voorwaarden dat:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid niet onevenredig worden geschaad;
- c. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad;
- d. geen onevenredige milieutechnische of ruimtelijke belemmeringen zijn;
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Voorrangsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, locatie Kersendijk 6 Westendorp.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het adres Kersendijk 6 en verschillende aangrenzende percelen ten zuiden van Westendorp en de Rijksweg A18. Ten zuiden van het plangebied ligt het Hoenderbosch. Het plangebied is ingesloten door de Kersendijk, Beukendijk en Bijvankstraat. Het totale gebied is circa 4,2 hectare groot.
Op het perceel Kersendijk 6 was van oudsher een agrarisch bedrijf gevestigd. De eigenaar heeft een aantal jaren geleden besloten om de agrarische bedrijfsvoering op deze locatie te beëindigen door de lage rentabiliteit van de percelen. De eigenaar heeft nu het initiatief genomen tot het ontwikkelen van drie VAB-woningen (vrijkomende agrarische bebouwing) met daarmee samenhangende verevening in de vorm van sloop van voormalige agrarische bebouwing op Kersendijk 6. Voor deze locatie vigeren nu nog het bestemmingsplan Buitengebied Wisch 2004, wijziging Landgoed Grote en Kleine Beer, en het bestemmingsplan Buitengebied Oude IJsselstreek 2017. De natuurontwikkeling ten behoeve van het wijzigingsplan Grote & Kleine Beer wordt aangepast.
Vanaf 2005 wordt met de Gemeente Oude IJsselstreek gesproken over de ontwikkeling van landgoederen ten zuiden van de Beukendijk en natuur ten noorden van de Beukenweg. Hiervoor is in 2009 een bestemmingsplan in procedure gebracht en goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Gelderland. Het betreft het wijzigingsplan Landgoed Grote Beer & Kleine Beer. Door te weinig belangstelling in de economische crisisjaren is het nog niet tot daadwerkelijke ontwikkeling gekomen van de landgoederen. Er zijn nieuwe afspraken gemaakt voor de realisatietermijn.
Het bestemmingsplan heeft tot doel het juridisch vastleggen van de rechten en plichten betreffende het bebouwen en gebruiken van de betreffende gronden aan de Kersendijk. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Voor het wijzigingsplan voor de landgoederen uit 2009 zijn diverse onderzoeken verricht. Voor het onderzoek naar flora en fauna is een actualisatie verricht. Daarnaast is ten behoeve van de drie VAB-woningen ook een aangepaste landschappelijke inpassing opgesteld. Zowel de onderzoeken als de landschappelijke inpassing zijn als bijlagen aan dit plan toegevoegd. De resultaten worden in de toelichting kort beschreven.
1.2 Het Plangebied
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de Gemeente Oude IJsselstreek, ten zuiden van Westendorp. Het plangebied bevat een agrarisch bedrijf met diverse bedrijfsbebouwing en twee bedrijfswoningen. De meeste stallen zijn inmiddels al gesloopt.
Luchtfoto met ligging van het plangebied
1.3 Vigerend bestemmingsplan
Voor het hele plangebied vigeren twee bestemmingsplannen:
- Bestemmingsplan “Buitengebied Oude IJsselstreek 2017”,
zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Oude IJsselstreek op 28 juni 2018.
Dit bestemmingsplan is relevant voor het deel met het agrarisch bouwvlak aan de Kersendijk. De woning met adres Kersendijk 6 is een bedrijfswoning die omgezet wordt naar een burgerwoning. De naastgelegen, oude schuur met nummer 4 heeft de functieaanduiding 'plattelandswoning' en de bouwaanduiding 'karakteristiek'.
Afgezien van de agrarische bestemming worden alle overige regels in het nieuwe plan overgenomen. Het nieuwe bouwvlak voor de woningen wordt aangepast.
Uitsnede plankaart van vigerend bestemmingsplan Buitengebied Oude IJsselstreek 2017, voor het deel Kersendijk 6.
Daarnaast is nog een wijzigingsplan vastgesteld:
- Bestemmingsplan buitengebied Wisch 2004, wijziging Landgoed Grote en Kleine Beer
Dit plan werd onherroepelijk in 2009, ten behoeve van de landhuizen en natuurontwikkeling. Tot een daadwerkelijke ontwikkeling van de landgoederen is het nog niet gekomen.
De woningen binnen de landgoederen vallen onder de op 24 november 2016 vastgestelde beleidsnotitie getiteld "Woningbouwplanning Oude IJsselstreek" en er derhalve een realisatietermijn aan is gekoppeld. Na verloop van de termijn komen de betreffende bouwmogelijkheden te vervallen.
Uitsnede plankaart van wijzigingsplan Grote Beer.
Uitsnede plankaart van wijzigingsplan Kleine Beer.
Hoofdstuk 2 Planomschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Het plangebied is gelegen in het Buitengebied van de Gemeente Oude IJsselstreek, nabij de kern Westendorp. De bebouwing in het Buitengebied is door de eeuwen heen voornamelijk agrarisch van karakter geweest. De laatste decennia is er veel sprake geweest van functieverandering in het gebied, maar hetgebruik is nog steeds overwegend agrarisch.
De locatie ligt in een relatief vochtig zandgebied met oude ontginningen en bossen. Verspreid is enig relief te ervaren en steilrandjes te zien die de oorspronkelijke onregelmatige inrichting markeren. Vanaf halverwege de 19e eeuw is er bewoning met agrarische activiteiten op de locatie. Het gebied is altijd gekenmerkt geweest door kleinschaligheid met een sterke afwisseling van bos, landgoederen en agrarische percelen.
De huidige boerderijwoning, Kersendijk 6, stamt uit 1967. De naastgelegen schuur uit 1852, Kersendijk 4, heeft tegenwoordig ook een woonfunctie. De sloop van de meeste stallen is gestart. Twee schuren blijven behouden.
Kaartbeeld van locatie rond 1900.
Huidig zicht op de planlocatie voor de VAB-woningen vanuit het zuiden, hoek Kersendijk-Beukendijk.
Luchtfoto van plangebied. Inmiddels zijn de meeste schuren gesloopt.
2.2 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden En Beeldkwaliteit
De initiatiefnemer heeft binnen het plangebied een oppervlakte van circa 5.800 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en overige bijgebouwen. Het slopen van bebouwing (inclusief verwijdering van betonnen mestbassins), is een voorwaarde voor het verlenen van medewerking aan de planologische procedure met betrekking tot het realiseren van maximaal 3 woningen (conform het VAB-beleid). Tevens dienen eventuele verontreinigde delen van de bodem van het voormalig agrarisch bouwperceel te worden gesaneerd, zodanig dat de bodem geschikt is voor de toekomstige bestemming.
Binnen de plangenzen van het bestemmingsplan is met de initiatiefnemer overeengekomen dat bijna alle agrarische opstallen van het voormalige bedrijf verdwijnen. Naast de twee bestaande woningen blijven twee bijgebouwen staan (maximaal 150 m2 per bijgebouw).
Luchtfoto van voormalig agrarisch bedrijf met twee woningen (nummers 4 en 6) en te behouden bijgebouwen.
Vanuit het wijzigingsplan Landgoed Grote en Kleine Beer was er een verplichting voor een natuurontwikkeling ter grootte van 1,7 ha ten noorden van de Beukendijk. Met de drie VAB-woningen bijft deze verplichting bestaan, maar is de locatie voor natuur naar het noorden opgeschoven. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de aanleg van 1,8 ha natuur. Dit is dus meer dan was overeengekomen.
Het Gelders Genootschap heeft als onafhankelijk bureau een advies uitgebracht voor inpassing van de VAB-woningen: 'erfadvies Kersendijk 6 Westendorp' d.d. 13 december 2017 (zie bijlage 1). Dit advies is leidend geweest voor de definitieve inrichting en hieronder samengevat.
Schets mogelijke uitwerking uitgangspunten en randvoorwaarden (Gelders Genootschap).
- A. Toekomstig bosje uit landgoed ontwerp.
- B. Toekomstige waterpoel uit landgoed ontwerp.
- C. Boomgroep verzacht de bebouwing en koppelt het erf aan het landschap. Het draagt bij aan de kleinschaligheid van het kampenlandschap.
- D. Struweelhaag als overgang richting het landschap en accentuering van de achterzijde van het erf.
- E. Geschoren haag rondom voortuin hoofdwoning, accentueert de voorzijde van het erf.
- F. Het erf heeft een entree dat uitkomt op een gezamenlijke ruimte waaraan de woningen staan gesitueerd.
- G. Er is hiërarchie tussen de woningen waarbij één woning de hoofdwoning is qua uitstraling en detaillering. De andere woningen zijn daaraan qua uitstraling aan ondergeschikt.
- H. De andere woningen zijn qua uitstraling ondergeschikt aan de hoofdwoning. De bijgebouwen zijn bij voorkeur inpandig en aan het erf gesitueerd of als gezamenlijk bijgebouw zodat het aantal bijgebouwen op het erf beperkt is en verrommeling wordt voorkomen. Door verschillende oriëntatie en verschillende richtingen krijgt het erf een informele uitstraling, passend bij het kampenlandschap.
Uitstraling van gebouwen:
Alle woningen hebben een rechthoekig grondvlak met één bouwlaag met een fors en gesloten zadeldak en eenvoudige detaillering. Er wordt gekozen voor natuurlijke materialen en gedempte kleuren waarbij de hoofdwoning meer uitgesproken kan zijn. Het erf wordt bij voorkeur als één concept ontworpen. Gebouwen zijn niet identiek aan elkaar maar wel familie.
Erfinrichting:
Gebruik voor de inrichting van het erf streekeigen beplanting en landelijke en ambachtelijke materialen.
De initiatiefnemer heeft een geactualiseerd inrichtingsplan voor het eigendom op laten stellen (zie bijlage 2). Hierbij is de inrichting voor de landgoederen Grote en Kleine Beer gelijk gebleven, maar aangevuld voor de VAB-woingen en het voormalige agrarische erf. Het inrichtingsplan is het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. De intentie van het initiatief is drieledig:
- Omzetting van de agrarische bestemming naar 'wonen';
- het mogelijk maken van drie nieuwe woningen in een agrarische setting;
- natuurcompensatie ten noorden van Beukendijk voor de landgoederen Grote en Kleine Beer.
2.3 Bouwplan
Voor de locatie zijn bouwplannen in ontwikkeling die beoordeeld worden door de rayonarchitect van het Gelders Genootschap. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn leidend.
Schetsontwerp voor één van de VAB-woningen (ERS-architecten).
2.4 Landschappelijke Inpassing
Voor de voorgenomen ingreep is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld door Loo Plan (zie bijlage 2). Hierbij is het oudere inrichtingsplan voor de landgoederen Grote en Kleine Beer gelijk gebleven, maar aangevuld voor de VAB-woningen en het voormalige agrarische erf.
De VAB-woningen worden geclusterd met een hoofdhuis en twee bijwoningen. Het kavel is omgrensd met een lage beukenhaag en is door schaal en bouwstijl duidelijk afwijkend van de nieuwe landgoederen en de bestaande bebouwing.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Sinds 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht. In de SVIR, die de opvolger is van de Nota Ruimte (2006), schetst het Rijk de ruimtelijke ambities tot 2040 en de ruimtelijke belangen en opgaven tot 2028.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
De SVIR maakt duidelijk dat het Rijk zich beleidsmatig en financieel concentreert op de ontwikkeling en bescherming van de Nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Een kleinschalige ontwikkeling zoals dit heeft hier relatief weinig impact op. Bovendien stelt de Rijksoverheid zich op het standpunt dat gemeenten en provincies beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren en hebben daarom in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte meer bevoegdheden gekregen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid. Om deze reden wordt in deze ruimtelijke onderbouwing niet nader ingegaan op het nationaal ruimtelijk beleid.
Ter conclusie mag worden gesteld dat de onderhavige herziening van het bestemmingsplan, waarbij agrarische bebouwing wordt verwijderd ten gunste van bouwmogelijkheden voor drie nieuwe woningen, geen strijdigheden oplevert met het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland'
Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.
Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:
- energietransitie;
- klimaatadaptatie;
- circulaire economie;
- biodiversiteit;
- bereikbaarheid;
- economisch vestigingsklimaat;
- woon- en leefklimaat.
3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
Gelijktijdig met het vaststellen van de omgevingsvisie is het 'Actualisatieplan 6 Omgevingsverordening' vastgesteld. De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
3.2.3 Toetsing provinciaal beleid
Zoals beschreven in paragraaf 1.1 van deze toelichting is er vanwege bedrijfsbeeindiging behoefte aan een nieuwe economische impuls met drie VAB-woningen (vrijkomende agrarische bebouwing). Dit hangt samen met een verevening in de vorm van sloop van voormalige agrarische bebouwing op Kersendijk 6. Tevens vindt natuurontwikkeling plaats volgens een bijgesloten inrichtingsplan.
Het bleek niet mogelijk de nieuwbouw op het bestaande erf te realiseren. Het totale oppervlakte aan bebouwing neemt echter drastisch af en de omgeving krijgt een veel groenere uitstraling. De ontwikkeling betekent ondermeer een positieve bijdrage aan de biodiversiteit en het woon- leefklimaat, zodat hiermee een bijgedrage wordt gegeven aan de provinciale uitgangspunten. In de Omgevingsverordening zijn geen onderwerpen opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende initiatief.
Het initiatief is niet in strijd met provinciale belangen.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionale Woonagenda
De regionale woonagenda is op 24 september 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze woonagenda is opvolger van de KWP3. De provincie wil niet voor gemeenten maar mèt gemeenten tot nieuw woonbeleid komen, gericht op de kwalitatieve opgave (zie ook paragraaf 3.2.2).
Om tot een regionale woonagenda te komen, zijn er kernfoto's gemaakt. De hoofdlijnen en de conclusies hiervan zijn gebruikt bij het opstellen van de regionale woonagenda. De thema's uit de regionale woonagenda zijn:
- 1. Wonen in de Achterhoek
- 2. De bestaande woningvoorraad, nu en straks
- 3. De nieuwbouw tot 2025
- 4. Wonen en zorg
- 5. Betaalbaarheid en financierbaarheid
- 6. Energie en klimaat
De regionale woonagenda 2025 schetst de kaders en geeft ruimte om de inhoud mede door andere partijen te laten invullen. Kernbegrippen zijn kaders stellen, faciliteren en ruimte geven. Met deze woonagenda willen de samenwerkende gemeenten, de corporaties en de provincie de in het document beschreven doelen en ambities bereiken (waaronder afspraken over de invulling van de plancapaciteit).
Conclusie
Onderhavig plan correspondeert niet met doelstellingen van de woonagenda omdat er per saldo drie woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Door het belang dat gehecht wordt aan de ruimtelijke kwaliteit en de verbetering van het leefmilieu wordt medewerking gegeven aan de locatie.
3.3.2 Regionale Structuurvisie
De Achterhoekse gemeenten hebben in hun vergaderingen van april/mei 2012 de 'Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. De Regionale structuurvisie is een actualisatie van de visie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat in de Achterhoek zich een aantal belangrijke en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:
- energietransitie en het inspelen op de gevolgen van de klimaatveranderingen bevolkingsverandering, krimp, vergrijzing en ontgroening;
- de veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied; positionering van de Achterhoek in (inter)nationaal perspectief.
Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie geeft richting aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven goed te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema's te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel is, dat de Achterhoek ook in de toekomst een vitale, regionale economie heeft en een zeer prettige omgeving blijft om in te wonen en te recreëren.
De visie sluit aan bij de Agenda 2020 van Regio Achterhoek en de provinciale regio- verkenningen. Inhoudelijk beschrijft de structuurvisie:
- 1. samenwerking op volkshuisvesting, bedrijfsvestigingen en functieveranderingbeleid;
- 2. bereikbaarheid van de regio, zowel fysiek als digitaal;
- 3. balans tussen bestaande en nieuwe kwaliteiten in de landbouw/het landschap;
- 4. innoveren van de maakindustrie en landbouw en het verduurzamen van productieprocessen en energievoorziening;
- 5. ruimtelijk wordt de 'ja, mits' benadering leidend.
Conclusie
Volgens de visie wil de regio een vitale economie realiseren waar mensen graag willen wonen. Zowel de herontwikkeling van dit perceel als de onderhavige aanpassing van het plan draagt bij aan deze doelstelling door aan te sluiten op de vraag vanuit de woningmarkt
3.3.3 Regionale Woonvisie
De 7 Achterhoekse gemeenten hebben, samen met de woningcorporaties en de provincie, een gezamenlijke visie op het wonen in de Achterhoek neergelegd voor de periode 2010-2020. De ambitie van de regio Achterhoek luidt daarbij als volgt:
- Iedereen die wil, kan zijn woonwens in de Achterhoek waarmaken; De Achterhoek is onderscheidend in kwaliteit;
- Het aantal woningen past bij de kwantitatieve woningvraag;
- Ontspanning op de woningmarkt betekent kansen benutten en risico's beperken.
De grootste opgave is het realiseren van een omslag in denken: van decennia van groei van de bevolking naar stabilisatie en uiteindelijk krimp. De woningvoorraad wordt maximaal afgestemd op de veranderende lokale vraag van woningzoekenden. De locatie en woonomgeving zijn essentiële kwaliteitskenmerken waarop de Achterhoek zich kan onderscheiden.
Centrumplannen voor de grotere kernen dragen bij aan vitale kernen en voegen hiermee kwaliteit toe aan de regio. Deze plannen krijgen prioriteit. Grootschalige uitlegplannen passen niet bij een situatie van krimp. Om de kwalitatieve uitgangspunten in de regionale woonvisie waar te maken zijn de gemeenten met elkaar een binnenregionale verdeling overeengekomen.
Voor de gemeente Oude IJsselstreek betekent deze verdeling dat de lokale woningvoorraad tot 2020 met 685 woningen mag toenemen. Bij de evaluatie van de woonvisie in 2013 is inmiddels afgesproken dat het aantal woningen niet tot 2020 geldt maar zelfs tot 2025. Op 24 september 2015 heeft de gemeenteraad de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld. In de Woonagenda is afgesproken het aantal woningbouwplannen verder terug te brengen, zodat de woningvoorraad meer aansluit bij de krimpende behoefte. In vervolg hierop heeft de gemeenteraad de Beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek vastgesteld waarin een verdere uitwerking is opgenomen voor de reductie van het aantal woningbouwplannen. Zie hiervoor verder onder paragraaf 3.4.1.
Conclusie
Onderhavig plan correspondeert niet met doelstellingen van de woonvisie omdat er per saldo drie woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. Door het belang dat gehecht wordt aan de ruimtelijke kwaliteit en de verbetering van het leefmilieu wordt medewerking gegeven aan de locatie.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek
De gemeente Oude IJsselstreek heeft te maken met een afname van het aantal inwoners, waardoor de behoefte aan extra woningen de komende jaren afneemt. Eén van de belangrijkste overwegingen om het aantal woningbouwplannen terug te brengen is het voorkomen van leegstand in de bestaande woningvoorraad. Door nieuwe woningen te bouwen komen niet zozeer nieuwe woningen leeg te staan, maar heeft het vooral effect op de oudere woningen aan de onderkant van de woningmarkt. Dit kan leiden tot verpaupering en heeft daarmee een negatieve invloed op de leefbaarheid. Ook hebben nieuwe woningen effect op de waardeontwikkeling van de bestaande woningvoorraad.
Op 24 september 2015 heeft de gemeenteraad de Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld. In de Woonagenda is afgesproken het aantal woningbouwplannen verder terug te brengen, zodat de woningvoorraad meer aansluit bij de krimpende behoefte. Voor Oude IJsselstreek betekent dit dat nog 327 woningen van de huidige plancapaciteit geschrapt moeten worden voor de periode tot 2025. Om hier invulling aan te geven heeft het college een beleidsnotitie opgesteld. De beleidsnotitie bevat een overzicht met woningbouwplannen die door kunnen gaan (groene plannen) en plannen die geschrapt worden (rode plannen), al dan niet met een overgangsmaatregel.
Voor de rode plannen is het afhankelijk van het vigerende bestemmingsplan als overgangsmaatregel bepaald hoeveel tijd de eigenaar nog de gelegenheid heeft om de woningen te realiseren. Dit verschilt van 1,5 tot 4 jaar. Na 4 jaar is duidelijk hoeveel rode plannen er definitief komen te vervallen. Ter uitvoering van deze Woonagenda heeft de gemeenteraad op 24 november 2016 de beleidsnotitie Woningbouwplanning Oude IJsselstreek vastgesteld. In deze beleidsnoititie is een overzicht met woningbouwplannen opgenomen die door kunnen gaan (groene plannen) en plannen die geschrapt worden (rode plannen), al dan niet met een overgangsmaatregel.
Voor de locatie Kersendijk 6 betekent dit dat er 3 (extra) woningen zijn toegestaan - naast de bedrijfswoningen, die omgezet zijn naar burgerwoningen. Hieronder is een uitsnede opgenomen van de tabel uit de Beleidsnotitie met vermelding van de locatie Kersendijk 6.
Na aanvang van de bouw moet binnen één jaar de woning voltooid en gebruiksklaar zijn.
3.4.2 Structuurvisie Oude IJsselstreek
De structuurvisie is vastgesteld op 12 mei 2011 en geeft richting aan het ruimtelijke, economische en maatschappelijke beleid van de gemeente Oude IJsselstreek.
Visie landbouw, veehouderij en overige functies
De gemeente Oude IJsselstreek streeft ernaar dat de agrarische sector de belangrijkste economische drager van het buitengebied blijft. Om de ontwikkelingen in de agrarische sector te faciliteren geeft de gemeente ruimte voor grootschalige landbouw in een open landschap.
Erven van stoppende agrarische bedrijven komen vrij voor functieverandering naar wonen of andere vormen van werken, mits dit geen onevenredige benadeling van omliggende agrarische bedrijven tot gevolg heeft.
Vrijkomende agrarische bebouwing
In het buitengebied kan in beperkte mate vervangende nieuwbouw plaatsvinden in combinatie met sloop van bestaande gebouwen. Te denken valt aan woningen, maar ook aan andere functies die het buitengebied leefbaar en vitaal maken. Hieraan zijn strikte regels verbonden die zijn beschreven in het beleid voor Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB). Elke gemeente in de Achterhoek kent binnen deze regionale kaders haar eigen specifieke beleidsregels. De komende tijd zal dit beleid in regionaal verband verder op elkaar worden afgestemd, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de afspraken uit de regionale woonvisie. Voor de gemeente Oude IJsselstreek kan dit aanpassing van de op dit moment geldende beleidsregels inhouden.
Voor alle nieuw- of verbouwplannen geldt dat het nieuwe pand een impuls moet geven aan de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het platteland. De gemeente heeft daarbij de taak om zorg te dragen dat de plannen voldoen aan een goede landschappelijke inpassing. Bepalend hierbij is onder andere de beplanting rondom de woning, de erfindeling, de situering van de bebouwing en de ontsluiting van het perceel.
Landschap en ecologie
De locatie grenst aan de ecologische hoofdstructuur met verbindinsgzone tussen Sinderen en Westendorp. Met het plan wordt direct aangesloten op de natuur en het bos van deze zone.
Ligging plangebied op plankaart Structuurvisie Gemeente Oude IJsselstreek
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn is met de Structuurvisie Oude IJsselstreek.
3.4.3 Welstandsnota, gemeente Oude IJsselstreek
Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de gebouwde omgeving en haar openbare ruimte gewaarborgd wordt, dient de realisatie van het plangebied te voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Om de redelijke eisen van welstand te kunnen beoordelen heeft de gemeente een welstandsnota (2011) opgesteld.
Het plangebied valt binnen het deelgebied 'Buitengebied' uit de gemeentelijke welstandsnota. De gemeente wil dat bij bouwactiviteiten in het buitengebied de bestaande waardevolle kenmerken behouden blijven en de vervlakking van het karakter van het buitengebied wordt tegengegaan. Daarnaast wil de gemeente nieuwe architectonische en landschappelijke kwaliteiten tot stand zien komen. Er wordt gestreefd naar plannen die bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit en vitaliteit van het buitengebied door bijvoorbeeld hergebruik van waardevolle gebouwen, sloop van storende gebouwen of zorgvuldige nieuwbouw en verbouw.
Zowel de herinrichting van het totale perceel als het voorliggende plan passen binnen de kaders van de welstandsnota. Het plan voorziet in het wegnemen van agrarische bebouwing ten gunste van passende woonbebouwing ten zuiden van het perceel. Daarvoor zijn vooraf kaders gesteld door het Gelders Genootschap.
Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit en vitaliteit van het buitengebied.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Milieu
Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt bij een bestemmingsplan een toelichting gegeven op de relatie tussen de voorgenomen ontwikkeling en relevante milieuaspecten. Voor het merendeel van de diverse milieuaspecten is specifieke regelgeving opgesteld (bodem, geluid, water, flora- en fauna, etc.). Toch is er bij de vaststelling van een bestemmingsplan sprake van een aanvullende werking, omdat met het bestemmen van gronden ook richting gegeven kan worden aan de uitvoering van het milieubeleid. Uiteraard geldt ook hier het uitgangspunt dat er sprake dient te zijn van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zal daarom per milieuaspect de relatie tot de voorgenomen ontwikkeling worden beschreven.
4.1.1 Bodem
Voor de vaststelling van een bestemmingsplan dient in verband met de uitvoering een reëel beeld aanwezig te zijn van de bodemkwaliteit voor de gronden waaraan een nieuwe bestemming wordt gegeven. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie.
In 2007 is een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Tauw (zie bijlage 4). Dit onderzoek is uitgevoerd ter voorbereiding van de landgoederen Grote en Kleine Beer. Echter de huidige locatie voor de VAB-woningen is daarbij ook meegenomen. Ondanks de oudere datum is er geen reden om aan te nemen dat de situatie is gewijzigd. Sindsdien is de locatie altijd in gebruik geweest als landbouwgrond (grasland). Daarom worden onderstaande conlusies als nog actueel beschouwd:
- Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat de locatie nagenoeg vrij is van verontreinigingen met uitzondering van licht verhoogde concentraties (> streefwaarde). De concentraties zijn dusdanig licht verhoogd dat er geen risico's voor de mens of het milieu zijn te verwachten.
- De verhoogd gemeten gehalten in de grond zijn gemeten in een mengmonster. Hierdoor kunnen gehalten in de afzonderlijke monsterpunten hoger dan wel lager zijn.
- Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er ons inziens geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging, nieuwbouw en de daarvoor benodigde bouwvergunningen.
- Indien er grond van de onderzoekslocatie wordt afgevoerd kan het noodzakelijk zijn om een partijkeuring in het kader van het Bouwstoffenbesluit uit te voeren.
In november 2019 is voor het agrarisch bouwvlak met de schuren (Kersendijk 4 en 6) en de nieuwbouwlocatie door Econsultancy ook een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6 van dit bestemmingsplan. De resultaten zijn hieronder samengevat.
Agrarisch bedrijfsterrein
- Uit het vooronderzoek blijkt dat het agrarisch bedrijfsterrein sinds 1900 bebouwd is en door de jaren heen meerdere bijgebouwen op de locatie zowel zijn gerealiseerd als gesloopt. Na de sloop is een grote hoeveelheid grond (800 m3) aangevoerd als aanvulgrond (besluit bodemkwaliteit zie bijlage 4). Daarnaast hebben op de locatie twee (1 ondergrondse en 1 bovengrondse) dieseltanks gelegen die verplaatst zijn naar een betonnen kelder in de droogschuur (zie figuur II). Deze kelder en droogschuur zijn inmiddels geamoveerd. Tevens zou er nog een ondergrondse HBO-tank op de onderzoekslocatie aanwezig moeten zijn. Op de onderzoekslocatie is een depot met grond aangetroffen. Tijdens de asbestinventarisatie is asbesthoudend materiaal verspreid over de locatie waargenomen.
- In het kader van de VAB-regeling wordt het agrarisch bedrijfsterrein geamoveerd. De bestemming van deze deellocatie zal natuur worden.
- Gezien de historie en het gebruik wordt het agrarisch bedrijfsterrein als verdacht beschouwd op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging met asbest, PAK, zware metalen en minerale olie. In- dien de bestemming van de locatie wijzigt, adviseert Econsultancy in dit kader dan ook een verken- nend bodemonderzoeken en een verkennend onderzoek asbest in bodem conform de NEN 5740 en NEN 5707 (strategie VED-HE-NL) uit te voeren.
- Geadviseerd wordt om verkennende onderzoeken asbest in bodem (conform NEN 5707) uit te voeren ter plaatse van de inspoelzones.
- Op het agrarisch bedrijfsterrein ligt een depot met grond. De kwaliteit en herkomst van de grond is onbekend. Indien de grond wordt afgevoerd, wordt aanbevolen de kwaliteit vast te stellen door middel van een partijkeuring.
Landbouwgrond
- Uit het vooronderzoek blijkt dat het stuk landbouwgrond altijd extensief is gebruikt en nooit bebouwd is geweest. Er zijn geen aanwijzingen dat de bodem op de locatie negatief bei¨nvloed is door het gebruik als landbouw. In het kader van de VAB-regeling worden ter plaatse van het stuk landbouw- grond, drie nieuwe woningen met tuin gerealiseerd.
- Op basis van de beschikbare gegevens wordt het stuk landbouwgrond als onverdacht beschouwd. Er is geen reden om aan te nemen dat de bodem op de locatie verontreinigd is. In dit geval is de toepassingskaart van besluit bodemkwaliteit van toepassing. De grond valt onder landbouw/natuur. In het kader van de bestemmingswijziging is een bodemonderzoek dan ook niet strikt noodzakelijk.
- Echter wordt voor de volledigheid opgemerkt dat sinds 8 juli 2019 het 'Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie' van toepassing is. Dit betekent dat wanneer er grond van de locatie wordt afgevoerd naar elders het noodzakelijk is om onderzoek te doen naar PFAS. In het kader van grondverzet kan onderzoek dan ook noodzakelijk zijn.
4.1.2 Geluid
Wanneer met een plan nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen worden gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder onder andere de verplichting nieuw onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op deze geluidsgevoelige bebouwing ten gevolge van het verkeer op de omliggende wegen. De gevelbelasting mag de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijden.
Bij nieuwbouwplannen dient te worden gekeken naar het wegverkeerslawaai ter plaatse in de huidige en toekomstige situatie. Ten aanzien van wegverkeerslawaai geldt een zone rond wegen waarbinnen een akoestisch onderzoek verplicht is. Hierbij is het belangrijk na te gaan of de geluidsbelasting (op de bebouwingslijn van een huis) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) overschrijdt. Is dit het geval dan is het nodig na te gaan waar de maximale grenswaarde (voor burgerwoningen 53 dB(A)) zijn gelegen. Dit is van belang om te kunnen vaststellen binnen welk gebied nog woningbouw mogelijk is.
In artikel 74 van de Wet Geluidhinder is aangegeven hoe breed de geluidszone (het onderzoeksgebied) langs snelwegen is. Deze breedte hangt af van het aantal rijstroken. De zone langs de Rijksweg A18 (vier rijstroken) strekt zich uit vanaf de as van de weg tot 400 meter. Daarom is, al uit voorzorg, de woningbouwlocatie voor de VAB-woningen niet op het voormalige, agrarische bouwvlak, maar op een zuidelijke deel gekomen.
De locatie van de geplande VAB-woningen ligt in de verplichte onderzoekszone van de Rijksweg A18. De afstand van de snelweg tot de nieuwe woningen bedraagt namelijk minimaal circa 340 meter.
Voor de twee bestaande woningen, Kersendijk 4 en 6, is geen sprake van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen; de bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen. Derhalve is het niet noodzakelijk om een geluidonderzoek in het kader van de Wet geluidhinder te laten uitvoeren.
De Kersendijk en overige omliggende (zand)wegen zijn zeer verkeersluw en extra verkeer voor de woningen zal beperkt zijn.
Voor de nieuwe woningen is door Munsterhuis in november 2019 akoestisch onderzoek verricht (zie bijlage 7). Uit het onderhavig onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getroffen:
- Het blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Rijksweg A18 wordt overschreden ter plaatse van de drie toekomstige woningen.
- Er dient een hogere grenswaarde procedure gevolgd te worden voor wegverkeerslawaai afkomstig van de Rijksweg A18.
- De hogere waarde die aangevraagd dient te worden bedraagt voor woning 1, 2 en 3 maximaal respectievelijk 50, 50 en 51 dB langs de Kersendijk.
- Het blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het wegverkeer op de Kersendijk wordt overschreden ter plaatse van twee toekomstige woningen.
- Er dient een hogere grenswaarde procedure gevolgd te worden voor wegverkeerslawaai afkomstig van de Kersendijk voor woning 1 en 3.
- De hogere waarde die aangevraagd dient te worden bedraagt voor woning 1 en 3 maximaal 50 dB langs de Kersendijk.
- Het vaststellen van een hogere waarde door B&W is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan de bron of tussen bron en ontvanger niet doelmatig zijn of bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financie¨le aard ondervinden.
Uit het onderhavig onderzoek blijkt dat mogelijke maatregelen niet haalbaar zijn uit financieel oogpunt en of praktisch onuitvoerbaar en of naar verwachting niet wenselijk. - Het blijkt dat de maximale cumulatieve geluidbelasting (excl. 2 en 5 dB) ten gevolge van het wegverkeer op de A18 en Kersendijk ter plaatse van twee toekomstige woningen hoger bedraagt dan 53 dB. Derhalve dienen er voor deze twee woningen aanvullende geluidwerende voorzieningen bepaald te worden om aan het maximale binnenniveau van 33 dB te kunnen voldoen. Dit zal in een gevelwering onderzoek aangetoond moeten worden.
Het ontwerpbesluit tot het vaststellen van de hogere waarden voor de nieuwe woningen wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het definitieve besluit tot vaststelling van de hogere waarden zal worden genomen voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de geluidbelasting geen belemmering vormt bij de realisatie van de drie VAB-woningen en bestemmingswijziging aan de Kersendijk.
4.1.3 Luchtkwaliteit
Het Besluit Luchtkwaliteit is in november 2007 ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling in de Wet Milieubeheer, bekend onder de naam Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. In de nieuwe wet en de daarop gebaseerde regelingen – Besluit NIBM en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) – is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Projecten die “niet in betekenende mate” leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Sinds augustus 2009 ligt de grens van “niet in betekenende mate” volgens de gelijknamige AMvB bij 3% van de gewenste grenswaarde van een stof. Deze grens zal pas bereikt worden bij woningbouwprojecten die aanmerkelijk groter zijn dan 1500 woningen (is de grens bij 3%).
Het onderhavige plan voldoet ruim aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het project is volgens het Besluit NIBM niet noodzakelijk.
4.1.4 Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van diegenen die niet betrokken zijn bij risicovolle activiteiten, maar die als gevolg van die activiteiten wel risico lopen. Om deze reden dient er binnen het plangebied rekening gehouden te worden met het aspect externe veiligheid. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een normering opgenomen voor de externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Daarnaast bestaan er richtlijnen over het vervoer van gevaarlijke stoffen en aangaande de aanwezigheid van buisleidingen. Er dient voldoende veiligheidsafstand in acht genomen te worden tussen risicovolle bedrijven of routes voor gevaarlijke stoffen (via de weg/spoor of via buisleidingen) én (beperkt) kwetsbare objecten.
Volgens de risicokaart van de provincie Gelderland bevinden zich in en om het plangebied bevinden geen bedrijven die vallen onder het BEVI.
Het noordelijk deel van het plangebied ligt binnen 200 m van de snelweg A18. Dit is een risicobron voor vervoer gevaarlijke stoffen. Strikt formeel gesproken is daarom een berekening van het groepsrisico nodig en een verantwoording van het groepsrisico. Echter, voor een dermate kleinschalig project als onderhavig plan en waarbij de nieuwbouw op grotere afstand (meer dan 340 meter) gerealiseerd wordt, wordt dit niet zinvol geacht. De toename van de personendichtheid binnen de invloedssfeer van Rijksweg A18 is dermate gering dat redelijkerwijs op voorhand kan worden aangenomen dat er geen wezenlijke wijzigingen zijn in de risicocurves. Ook zijn er geen verandering van het risicoprofiel van de locatie en leidt dit plan niet tot wijzigingen inzake hulpverlening en zelfredzaamheid. Het plangebied ligt hiernaast buiten de onderzoekszone van 80 m aan weerszijden van de snelweg, waar het risico op een BLEVE (plasbrand) dient te worden onderzocht.
Verder wordt de Kersendijk niet gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen en lopen er geen buisleidingen in de nabijheid van het plangebied.
Geconcludeerd wordt dat voor wat betreft externe veiligheid binnen het projectgebied geen knelpunten aanwezig zijn. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde bestemmingswijziging en woningbouw.
4.1.5 Bedrijven en milieuzonering
Een belangrijke factor voor het behouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving is een juiste afstemming tussen bedrijvigheid, wonen, recreëren en natuur. In de ruimtelijke ordening wordt daarom rekening gehouden met milieuhinder van bedrijven ten opzichte van milieugevoelige functies. Tevens wordt onderzocht of het toevoegen van milieugevoelige functies geen extra belemmering veroorzaken voor reeds aanwezige bedrijven.
De publicatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2007, bevat richtafstanden tussen milieugevoelige functies en milieubelastende functies waarmee rekening gehouden dient te worden bij het toewijzen van nieuwe functies in een gebied.
Bij de beoordeling van de milieuzonering is het van belang ook te kijken naar de functies in de directe omgeving van het plangebied. Zo wordt het plangebied vooral omringd door woningen, agrarisch land en natuur. Na het stoppen van het bedrijf Kersendijk 4-6 is het eerste agrarisch bedrijf in de omgeving gelegen op circa 450 meter.
Voor de landgoederen Grote en Kleine Beer was al geconcludeerd dat er geen geurhinder te verwachten valt en deze liggen dichter op de agrarische bedrijven.
Daarom kan geconcludeerd worden dat een nieuwe woonfunctie op de locatie voor de milieuzonering geen belemmering oplevert.
4.2 Waterhuishouding
4.2.1 Algemeen
Eind 2000 heeft het kabinet het standpunt 'anders omgaan met water' vastgesteld. Het op een andere manier omgaan met water en ruimte is nodig om in de toekomst bescherming te bieden tegen overstromingen en wateroverlast. De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst aan de mate waarin zij rekening houden met het beleid om het water meer ruimte te geven. De watertoets heeft als doel om in een vroegtijdig stadium alle relevante partijen te betrekken bij het opstellen van een wateradvies. De toets heeft betrekking op alle wateren en alle waterhuishoudkundige aspecten die van betekenis zijn voor het gebruik en de functie van het projectgebied en de directe omgeving van het projectgebied, bijvoorbeeld veiligheid (overstromingsgevaar), wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging.
Aan de hand van de “Handreiking Waterparagraaf voor bestemmingsplannen” (versie januari 2012) is het aspect water in onderhavig plan meegenomen. In de tabel opgenomen onder 4.5.3 wordt aangegeven welke waterhuishoudkundige aspecten voor het bestemmingsplan relevant zijn.
4.2.2 Beleid
Waterbeheerplan- Waterschap Rijn en IJssel
De gemeente Oude IJsselstreek ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2009 een waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010- 2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving in de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water. Het Waterbeheerplan 2010-2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van het deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven. De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoonwater en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van de ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
Gemeentelijk waterplan
De gemeente Oude IJsselstreek en het Waterschap Rijn en IJssel hebben een gemeentelijk waterplan opgesteld. In dit waterplan wordt een integrale visie gegeven op water in Oude IJsselstreek. Deze visie geeft een doorkijk naar de middellange termijn (circa 10 jaar) en de lange termijn (2030). Aan de visie is een uitvoeringsprogramma gekoppeld voor de korte termijn (5 jaar). Het waterplan biedt handvatten voor het opstellen van ruimtelijke plannen, voor de afstemming met rioolbeheer en geeft zo inzicht in de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam watersysteem binnen de gemeente. Er wordt gestreefd naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem en waterketen. De toekomstvisie is gericht op vier aspecten:
- Water is een drager voor een gezonde economie;
- Water is een drager voor de sociale aspecten en beleving; Water is een drager voor ecologische ontwikkeling;
- Water is een drager voor volksgezondheid en veiligheid.
De volgende maatschappelijke streefeffecten verwoorden de waterambitie van de gemeente:
1. Een juiste hoeveelheid water van een goede kwaliteit ten behoeve van de landbouwproductie;
2. Meer recreanten in de gemeente op het gebied van waterrecreatie;
3. Afname van grondwateronttrekkingen schaadt het industriële proces niet;
4. Aangenaam woonklimaat waarin water een ontmoetingsplaats is;
5. Balans tussen rode, groene en blauwe functies;
6. Bewustwording verantwoord watergebruik en duurzaam waterbeheer;
7. Het watersysteem maakt deel uit van een gezond ecosysteem;
8. Verminderen areaal verdroogde gebieden in overeenstemming met het vastgestelde beleid;
9. Een gezond en veilig watersysteem;
10. Een gezonde en veilige waterketen.
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2012 - 2016
Naast het gemeentelijk waterplan, is er het gemeentelijke rioleringsplan. In het rioleringsplan wordt de ambitie uitgesproken dat bij nieuwbouw de gemeente Oude IJsselstreek wil verplichten om vuilwater en hemelwater gescheiden aan te bieden. Verder wil de gemeente doorgaan met het (doelmatig) autonoom afkoppelen van regenwater, waar dit noodzakelijk is en waar zich kansen voordoen. Wat betreft verwerking van hemelwater is bij nieuwbouw infiltreren in de bodem de eerste optie.
4.2.3 Watertoets
Het onderhavige plan is beoordeeld aan de hand van de watertoetstabel van het waterschap Rijn en IJssel. Uit de onderstaande tabel is op te maken dat het voorliggende plan waterhuiskundig geen grote veranderingen teweeg brengt. Dit komt omdat het plan voorziet in een geringe uitbreiding van het aantal woningen en verwijderen van een groot aantal stallen met verharding. Om die reden is er in feite geen sprake van een toename aan verharding.
De onderhavige ontwikkeling biedt wel kansen om een deel van het waterstelsel af te koppelen. De initiatiefnemer zal bij de uitwerking van zijn bouwplan ervoor zorgen dat het hemelwater kan infiltreren in de tuinen. Op de percelen zal ook een overstort op het bestaande gemengd rioolstelsel worden gerealiseerd.
Het plangebied is aangesloten op het gemengde riool. De afvalwaterafvoer van de nieuwe woningen wordt aangesloten op dit rioleringsstelsel.
Tabel waterthema's
Bij de ontwikkeling van het plangebied dient het hemelwater afgekoppeld te worden. Het waterschap geeft aan dat het hemelwater volgens de trits vasthouden-bergen-afvoeren behandeld dient te worden. Bij de bouwvergunningaanvraag dient aangegeven te worden op welke wijze er om gegaan wordt met het hemelwater. In het kader van de rood voor rood regeling wordt er meer bebouwing gesloopt dan dat er bijgebouwd wordt. Het totaal aan oppervlakteverharding zal dus afnemen.
Het hele plangebied ligt nagenoeg op dezelfde hoogte. Er is dus weinig natuurlijk verval. In het landschappelijk Inrichtingsplan (zie bijlage 2) is rekening gehouden met de aanleg van twee poelen. Deze kunnen dienst doen als opvang, om in extreme gevallen hemelwater te bergen.
Bij de realisatie van het plan zal nader onderzocht worden of er mogelijkheden bestaan ter plaatse het hemelwater te infiltreren. Indien dit mogelijk blijkt zullen hiervoor voorzieningen aangebracht worden. In het andere geval is er in het plangebied en de directe omgeving voldoende ruimte om hemelwater tijdelijk te bergen. Deze ruimte kan tevens gebruikt worden wanneer aangelegde infiltratievoorzieningen in extreme situaties te weinig capaciteit hebben.
]
4.3 Archeologie
Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet archeologische monumentenzorg is het verplicht om archeologische waarden bij ruimtelijke planvorming te betrekken, met name bij plannen waarbij bodemwerkzaamheden uitgevoerd worden. Het gaat hierbij om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden moeten blijven en niet aangetast mogen worden.
Het plangebied ligt in een zone met een lage tot middelhoge verwachtingswaarde door het aanwezig zijn van archeologische sporen op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden. Reeds in april 2007 is bureauonderzoek uitgevoerd door onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv (zie bijlage 5). Dit is uitgevoerd voor de realisatie van de twee landgoederen Grote en Kleine Beer, maar sindsdien zijn er ter plaatse geen activiteiten geweest.
Uit het gedane bureauonderzoek blijkt dat er geen bekende archeologische waarden of monumenten aanwezig zijn. Het plangebied heeft een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Enkele dekzandkopjes buiten het huidige plangebied hebben een specifieke middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit het Paleolithicum/Mesolithicum en de Vroege Middeleeuwen.
Een vervolgonderzoek voor het plangebied wordt niet nodig geacht.
4.4 Natuurwaarden
Om de natuurwaarden van het plangebied te kunnen beoordelen, moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de natuurwetgeving. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van te beschermen soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfsplaats. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van soorten en natuurgebieden die als staats- of beschermd natuurmonument zijn aangewezen. De Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet zijn met ingang van 1 januari 2017 vervangen door de de Wet natuurbescherming. De overtollige bedrijfsbebouwing is inmiddels gesloopt.
In februari 2018 is een Quickscan Wet Natuurbescherming uitgevoerd voor de twee landgoederen Grote en Kleine Beer én voor de locatie van de VAB-woningen (zie bijlage 3). De onderzoeksresultaten zijn hieronder verwoord.
De initiatiefnemer is voornemens twee landgoederen (Grote Beer & Kleine Beer) en 3 VAB-woningen te realiseren aan de Kersendijk te Westendorp. Met voorgenomen inrichting neemt de natuurwaarde van het projectgebied toe.
Veel werkzaamheden zijn vergunningplichtig. Een van de aspecten waarop getoetst moet worden is de soortbescherming. Deze toetsing moet inzicht geven op de vraag of de geplande werkzaam-heden uitvoerbaar zijn in het licht van deze wetgeving, en heeft de vorm van een quickscan. De aard van de werkzaamheden (en kennis hiervan) is hierbij essentieel.
Mogelijke effecten die op kunnen treden zijn:
- Verstoring door aanwezigheid van mensen en (groot) materieel.
- Verstoring door geluid, licht en trillingen.
- Tijdelijk ongeschikt worden van leefgebied (door aanleg werk-stroken, materiaalopslag e.d.).
- Doden of verwonden van individuen van een populatie.
- Verdwijnen van nestgelegenheid.
- Verlies van leefgebied (verblijfplaatsen, foerageergebied en essentiële verbindingszones) door verandering van grondgebruik.
In de rapportage zijn de resultaten van de uitgevoerde quickscan in het kader van de Wet natuurbescherming opgenomen. Op basis van een bureaustudie en een veldbezoek door een ecoloog is de (kans op) aanwezigheid van wettelijk beschermde soorten onderzocht. Aan de hand van de resultaten van de quickscan wordt getoetst welke effecten de geplande werkzaamheden op de beschermde soorten kunnen hebben.
Wanneer er geen beschermde soorten aanwezig zijn (of verwacht worden), kan het project zonder aanvullende maatregelen doorgang vinden. Als het op basis van de quickscan aannemelijk is dat er beschermde soorten aanwezig kunnen zijn én dat de voorgenomen werkzaamheden deze zouden kunnen beïnvloeden, zijn er vervolgstappen nodig.
De quickscan Wet natuurbescherming moet antwoord geven op de onderstaande vragen.
- Wat is de kans op aanwezigheid van beschermde flora en fauna?
- Welke vervolgstappen (nader onderzoek) dienen genomen te worden om de aanwezigheid van de beschermde flora en fauna vast te stellen?
- Welke effecten heeft het initiatief op de (potentieel) aanwezige beschermde flora en fauna?
- Is een ontheffing op het soortbeschermingsdeel vanuit de Wet natuurbescherming noodzakelijk, of kunnen negatieve effecten ondervangen worden door het werken met goedgekeurde gedragscodes?
- Zijn er negatieve effecten in het kader van gebiedsbescherming (Natuurnetwerk Nederland (NNN)), Natura 2000-gebieden) te verwachten bij dit initiatief?
Projectlocatie voor onderzoek met aanduiding bestemmingsplan.
De VAB-locatie valt buiten het Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone.
Uit onderstaande tabel met beknopte conclusies wordt geconcludeerd dat geen extra onderzoek nodig is. Er zijn wel voorwaarden voor het tijdstip waarop de werkzaamheden worden uigevoerd.
4.5 Verkeer En Parkeren
Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot parkeeroverlast. Door de functieverandering wordt een agrarisch bedrijf omgezet in een woonfunctie en worden drie nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het landbouwverkeer op het voormalige agrarische erf verdwijnt definitief.
De drie nieuwe woningen worden ontsloten via de Kersendijk, via een gezamenlijke inrit. De parkeernorm op basis van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan bedraagt afgerond 7 parkeerplaatsen. Al het parkeren geschiedt op eigen terrein, waardoor er geen parkeeroverlast zal ontstaan voor de omgeving.
Het is onwaarschijnlijk dat een eventueel lichte toename van verkeersbewegingen op de Kersendijk zal leiden tot een onaanvaardbare overlast.
4.6 Duurzaamheid
De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief wordt gekeken naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals C02- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen. De gemeente Oude IJsselstreek (Klimaatbeleid, energiekansenkaart 2006), de provincie Gelderland (Kwalitatief Woon Programma) en het ministerie Infrastructuur en Milieu hechten allen belang aan aandacht voor Duurzaam Bouwen. Bouwende partijen worden gestimuleerd hier aandacht aan te geven en nu al te anticiperen op toekomstige ontwikkelingen op dit gebied.
De gemeente Oude IJsselstreek streeft naar een verscherpte EPC van minimaal 10%. In de energiekansenkaart worden de economisch meest gunstige opties uitgewerkt. Daar waar mogelijk heeft het toepassen van zongerichte verkaveling de voorkeur. Duurzaamheid is onder te verdelen in o.a. energieverbruik, materiaalverbruik, waterverbruik, het binnenmilieu en toekomstgericht bouwen.
Voor woningbouw (nieuwbouw) is in de Regio Achterhoek een puntenlijst ontwikkeld om particulieren die duurzaam willen bouwen een handvat te bieden. Deze puntenlijst is zeer geschikt om richting en invulling te geven aan het duurzaam bouwen en het dubo gehalte van de woning te meten.
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden, omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een planschade-overeenkomst gesloten. De realisering van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot kosten die voor rekening van de gemeente Oude IJsselstreek komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.
Hoofdstuk 6 Juridisch Aspecten
De verbeelding en de regels vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan, dat bindend is voor de burger en de overheid.
6.1 Verbeelding
Bij dit plan hoort één verbeelding. De verbeelding is eenvoudig van opzet. Dit bevordert de inzichtelijkheid, handhaafbaarheid en de rechtszekerheid bij de beoordeling van bouwplannen. De onderscheiden bestemmingen zijn: Argarisch met waarden, Natuur en Wonen
6.2 Regels
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
- hoofdstuk 1: inleidende regels;
- hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
- hoofdstuk 3: algemene regels;
- hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
De inleidende regels omvatten een beschrijving van de gebruikte begrippen en afkortingen en de wijze van meten.
Bestemmingsregels
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elk bestemmingsartikel is, overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (uitgave 2008), in beginsel opgebouwd uit:
- een bestemmingsomschrijving;
- een omschrijving van de doeleinden waarvoor de gronden zijn bestemd en de toegelaten bijbehorende bebouwing;
- bouwregels; deze regels bevatten de voorgeschreven maatvoering van de bouwwerken;
- nadere eisen (indien van toepassing); afwijking van de bouwregels (indien van toepassing);
- specifieke gebruiksregels (indien van toepassing); afwijking van de gebruiksregels (indien van toepassing);.
De bestemmingen “Agrarisch met waarden” en “Natuur” zijn identiek als in het vigerende bestemmingsplan voor het Buitengebied.
De bestemming “Wonen”
Burgerwoningen, niet zijnde bedrijfswoningen, hebben de bestemming 'Wonen'. Het bouwvlak geeft aan waarbinnen de woning en de bijbehorende gebouwen gebouwd mogen worden. Een woning mag maximaal 750 m3 groot zijn. Als de woning al groter is, dan geldt de bestaande grootte als maximum. Het totaal aantal vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken is maximaal 150 m2. Bijbehorende bouwwerken zijn onder andere schuurtjes en overkappingen.
De woning kan voor een gedeelte functioneren als bed en breakfast. Na toestemming van het college kan de bed en breakfast ook worden uitgeoefend in een bestaand bijgebouw dat behoort bij de eigen woning. Een bed en breakfast mag bestaan uit een slaapkamer met een wasgelegenheid. Een keuken waar maaltijden kunnen worden bereid is niet toegestaan. Met een keuken is er geen sprake van bed en breakfast maar van een recreatiewoning. Per woning zijn voor bed en breakfast maximaal 3 slaapkamers en 6 bedden toegestaan.
Voor een paardenbak moet een vergunning worden aangevraagd. De paardenbak mag maximaal 1.200 m2 zijn en aan de plaats worden voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden staan vermeld in de regels.
Bij een burgerwoning mag een beroep of bedrijf aan huis uitgeoefend worden. Hiervoor moet eerst een vergunning aangevraagd worden. Niet alle beroepen en bedrijven zijn toegestaan. Er mag bijvoorbeeld geen hinder zijn voor de omgeving en alleen de bewoner van de woning mag er werkzaam zijn.
De goot- en bouwhoogte van de woningen mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 en 8 meter bedragen. Indien de bestaande goot- en bouwhoogte van de bestaande woningen afwijken gelden de bestaande hoogtes als maximum.
Algemene regels
In de Algemene regels van het plan zijn de volgende algemene regels opgenomen.
Anti-dubbeltelregel
In de Anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe vergunning mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels staat beschreven dat onderwerpen van stedenbouwkundige aard overeenkomstig artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard worden ten aanzien van een aantal onderwerpen.
Algemene afwijkingsregels
In de Algemene afwijkingsregels gaat het om een afwijkingsmogelijkheid van de in de regels gegeven maten en normen met maximaal 10 %. Daarnaast worden er regels gegeven over het toestaan van een geringe afwijking van bestemmingsbepalingen zoals het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, situering en afwijking van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Overgangs- en slotregels
In het plan zijn de volgende overgangs- en slotregels opgenomen:
Overgangsrecht
In het Overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.
Slotregel
De Slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 7 Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 20 februari 2020 tot en met 1 april 2020 ter visie gelegen. Gedurende de tervisielegging zijn er geen zienswijzen ingediend op het plan. Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan is een ambtshalve wijziging doorgevoerd. Dit heeft betrekking tot de anterieure overeenkomst en de verplichting tot het uitvoeren van een bodemonderzoek.
Daartoe is het volgende aan het plan toegevoegd:
- artikel 8.3 van de regels: 'Strijdig gebruik voormalig agrarisch bedrijfsterrein'.
- een extra aanduiding op de verbeelding: 'voormalig agrarisch bedrijfsterrein'.
Bijlage 1 Erfbebouwing Kersendijk 4/6 Te Westendorp
Bijlage 1 Erfbebouwing Kersendijk 4/6 te Westendorp
Bijlage 2 Natuurcompensatie
Bijlage 1 Erfadvies Kersendijk 6 Westendorp; Gelders Genootschap, 13 December 2017
Bijlage 1 Erfadvies Kersendijk 6 Westendorp; Gelders Genootschap, 13 december 2017
Bijlage 2 Inrichtingsplan, Beplantings- En Beheerplan Grote & Kleine Beer; Loo Plan, Update 14 Maart 2019
Bijlage 3 Quickscan Wet Natuurbescherming, Landgoed Grote & Kleine Beer Kersendijk E.o. Te Westendorp; Loo Plan, 1 Maart 2019
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek, Grote En Kleine Beer Te Westendorp; Tauw, 12 April 2007
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek, Grote en Kleine Beer te Westendorp; Tauw, 12 april 2007
Bijlage 5 Archeologisch Bureauonderzoek, Grote En Kleine Beer Te Westendorp; Baac Bv, April 2007
Bijlage 5 Archeologisch bureauonderzoek, Grote en Kleine Beer te Westendorp; BAAC bv, april 2007