Hyacintenlaan 5, Warmond
Bestemmingsplan - Gemeente Teylingen
Vastgesteld op 19-12-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Hyacintenlaan 5, Warmond' met identificatienummer NL.IMRO.1525.BP2019WAR10026-VA01 van de gemeente Teylingen.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aangebouwd bijgebouw en overkapping
een bijgebouw of overkapping gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan en/of uitbouw en/óf tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.
1.7 aan-huis-gebonden beroep
een vrij beroep, waarvan de activiteiten niet publiek gericht zijn, dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning primair haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Zoals arts, notaris of advocaat;
1.8 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan. Zie Figuur 2 in lid 1.41
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 archeologisch onderzoek
een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 botenberging
een gebouw, bestemd voor de stalling van één of meer boten en daarvoor ook toegankelijk.
1.19 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en een dakterras en met uitsluiting van een zolder en kelder, die beiden lager zijn dan 1,5 m of niet voor verblijf geschikt zijn.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.27 bruto vloeroppervlakte
de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.29 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.30 dakterras
een buitenruimte, behorende bij het gebruik van het hoofdgebouw, dat bovenop het gehele of een gedeelte van een hoofdgebouw, aanbouw of uitbouw is gesitueerd.
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.33 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
een onderneming of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapsalons, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, maar met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.34 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.35 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.36 entreeportaal
een ruimte, waarin de hoofdtoegang van de woning is gelegen.
1.37 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.
1.38 erfgrens
de volgens het kadaster geldende grens van het erf; indien er sprake is van meer aaneengebouwde woningen op één kadastraal perceel, is dit de feitelijke grens van het erf behorende bij de betreffende woning.
1.39 erker
- a. is een uitbouw aan een gevel en bestaat hoofdzakelijk uit doorzichtige delen;
- b. is rechtstreeks toegankelijk vanuit achtergelegen ruimte en vormt één geheel hiermee;
- c. is geen entreeportaal van de woning;
- d. tot een erker kan ook een onder het raam gelegen borstwering behoren.
1.40 escortbedrijf
het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.41 FIGUREN
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1.42 Floor Space Index (FSI)
de oppervlakte van het totale aantal vierkante meters bebouwing, inclusief de verdiepingen.
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.45 Ground Space Index (GSI)
de oppervlakte van het totale aantal vierkante meter begane grond bebouwing.
1.46 hoofdgebouw
een gebouw of een functioneel en/of bouwkundig samenhangend complex van gebouwen, dat op een bouwperceel door aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw aangemerkt moet worden.
1.47 huishouden
persoon of groep van personen, die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.48 kap
een constructie van één of meerdere schuine dakvlakken ter afdekking van een gebouw.
1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij hoort.
1.50 kolom
een constructie, die onderdeel uitmaakt van de erfafscheiding, waarbij de hoogte en de langste zijde van het grondvlak van de kolom een verhouding hebben van minimaal 2:1 en de langste zijde en de kortste zijde van dit grondvlak een verhouding hebben van maximaal 2:1.
1.51 NEN
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.52 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.53 open constructies
erfafscheidingen bestaande uit lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling.
1.54 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.55 peil
- a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
- b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.56 prostitutiebedrijf
een seksinrichting of een escortonderneming.
1.57 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte in een gebouw of een vaartuig, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof het bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.58 uitbouw
een vergroting van een ruimte van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.59 verbeelding
voorheen plankaart; de digitale kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.
1.60 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. Zie Figuur 2 in lid 1.41.
1.61 voorgevelrooilijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. Zie Figuur 1 in lid 1.41.
1.62 vrijstaand bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.63 vrijstaande woning
een niet-aangebouwde woning.
1.64 Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.65 Wgh
de Wet geluidhinder.
1.66 Wgh-inrichting
bedrijf, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.
1.67 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.68 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. Zie Figuur 2 in lid 1.41.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten/gerekend:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij ondergrondsbouwen: vanaf peil tot aan de bovenkant van de laagst gelegen afgewerkte vloer onder peil van een bouwwerk/gebouw.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens het geldende Bouwbesluit.
2.6 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 oppervlakte van een bouwwerk met wanden
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde
het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.
2.11 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen
De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.
De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. parkeren bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- c. perceelontsluitingen;
- d. erkers ten behoeve van het wonen;
- e. luifel ter plaatse van entree van hoofdgebouwen;
- f. een botenberging uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - botenberging';
- g. voorzieningen ten behoeve van de aangrenzende bestemming Water.
- h. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Wonen - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in vrijstaande woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de detaillering, de kapvorm en de nokhoogte, van de in lid 4.2 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
- 1. de eisen aangaande beeldkwaliteit en erfinrichting zoals verwoord in Bijlage 1 bij de regels;
- 2. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
- 3. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
- b. Nadere eisen, als bedoeld onder a. kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels;
- a. per bouwperceel van één vrijstaande woning worden ten minste 2 parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand gehouden;
- b. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 4.2.2 is ondergeschikt aan de woonfunctie;
- c. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is niet toegestaan;
- er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten met in achtneming van de volgende regels:
- a. de activiteiten worden door de bewoner uitgeoefend;
- b. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie en heeft een ruimtelijke uitstraling, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- c. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²:
- d. het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in gebruik te nemen;
- e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- f. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- g. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen
- a. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
- 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, zonnecollectoren en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
- 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1m bedraagt;
- b. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door:
- 1. ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
6.2 Ondergrondsbouwen en -aanleggen
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Parkeren en laden of lossen
- a. Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor parkeren ter uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid, voor ander gebruik dan parkeren;
- b. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a.:
- 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
- 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
- een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
- een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
- een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
- een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren en/of laden of lossen.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan -tenzij hiervoor op grond van hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning kan worden verleend- een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.
10.2 Parkeren en laden of lossen
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw (waaronder mede wordt begrepen het splitsen van een bestaande woning in één of meerdere woningen) of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid, zoals dat geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
- b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht.
- c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en/of b.:
- 1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
- 2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
- een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
- een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
- een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
- een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren en/of en laden of lossen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met ten hoogste 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Hyacintenlaan 5, Warmond'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om de ontwikkeling van 1 extra woning op de locatie aan de Hyacintenlaan 5 mogelijk te maken. Op dit perceel is een bestaande woning aanwezig welke gehandhaafd blijft in de nieuwe situatie. Deze woning maakt geen onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan. Na de splitsing van het perceel blijft voor deze woning het vigerende bestemmingsplan van kracht.
Het bestemmingsplan betreft een gedetailleerd bestemmingsplan, met als uitgangspunt een verkaveling en bebouwingsmassa die past binnen de kaders van de Visie Verdichting Warmond West. Het plangebied valt binnen de categorie Verdichting binnen Villa.
Voor het plangebied is een schetsontwerp gemaakt. Dit ontwerp is verder uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan. Tevens zijn een beeldkwaliteitsplan en een erfinrichtingsplan opgesteld als zijnde onderdeel van de randvoorwaarden van de Visie Verdichting Warmond-West. De opgestelde plandocumentatie wordt toegelicht in de planbeschrijving.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de Hyacintenlaan 5 en wordt ook ontsloten vanaf deze weg. Het plangebied betreft een gedeelte van de tuin behorend bij de woning Hyacintenlaan 5.
Op het perceel staan bomen, evenals langs de zuidkant van het plangebied. In de omgeving van plangebied zijn vrijstaande woningen gesitueerd. Aan de oostkant van het plangebied staat de bestaande vrijstaande woning Hyacintenlaan 5.
Tussen de percelen van Hyacintenlaan 5 en Hyacintenlaan 3 loopt een bestaande watergang.
Afbeelding ligging en begrenzing plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan 'Kom Warmond 2009'. Dit bestemmingsplan is op 17 december 2009 onherroepelijk verklaard door de gemeenteraad van de gemeente Teylingen.
In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan opgenomen.
De bestaande woning aan de Hyacintenlaan 5 is bestemd als zijnde 'Wonen'. De woning ligt binnen het aangewezen bouwvlak. De tuin die aan de (noord)westkant van de woning grenst, is ook bestemd met 'Wonen'. De rest van het perceel is bestemd met 'Tuin'. Voor de bestaande woning blijft na de perceelsplitsing het vigerende bestemmingsplan van kracht.
De bestaande watergang aan de westkant van het plangebied is bestemd met 'Water'. De gestreepte lijn die door het plangebied loopt, geeft de aanduiding voor een 'Straalpad met hoogteaanduiding' aan.
Ter plaatse van het plangebied is geen dubbelbestemming ´Archeologie´ opgenomen.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
De gronden binnen het plangebied die zijn aangewezen als ‘Tuin’ zijn onder meer bestemd voor tuinen, parkeren, water en voorzieningen ten behoeve van de perceelsontsluiting. Op deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van opslag worden gebouwd. Deze gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Op deze gronden mogen aan- of uitbouwen, zoals erkers, serres of entreeportalen aan een hoofdgebouw worden gebouwd. Ook zijn andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen toegestaan. In het plangebied zijn geen specifieke aanduidingen opgenomen waardoor bijvoorbeeld garageboxen zijn toegestaan.
De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bestemd voor: wonen, beroepsmatige activiteiten, parkeervoorzieningen en de daarbij behorende voorzieningen. Voor het oprichten van bebouwing binnen deze bestemming geldt dat uitsluitend bouwwerken mogen worden opgericht die ten dienste staan van de bestemming. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en hiervoor gelden de volgende bouw- en goothoogtes;
- maximale hoogte bouwlaag 4,5 meter
- maximale goothoogte 6 meter
- maximale bouwhoogte 10 meter
Ter plaatse van het plangebied zijn geen afwijkende goot- of bouwhoogtes voor een hoofdgebouw op de plankaart aangegeven.
Voor het oprichten van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen geldt dat deze mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak en het ‘erf’. Bebouwing van het ‘erf’ met bijgebouwen is toegestaan tot maximaal 50% van de totale oppervlakte. De minimale afstand van de bijgebouwen tot de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt 3 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 4,5 meter.
1.4 Leeswijzer
Het voorliggende bestemmingsplan is opgebouwd uit 6 hoofdstukken. In Hoofdstuk 1 komt de inleiding aan bod. In Hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie behandeld, de bestaande situatie als de beoogde situatie worden in dit hoofdstuk besproken.
Hoofdstuk 3 bevat de juridische planbeschrijving. Onder meer de planvorm en de regels worden nader toegelicht in dit hoofdstuk. Volgend op dit hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 4 het beleidskader geschetst. Het relevante beleid op Rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau wordt in dit hoofdstuk uitgewerkt.
Voor het voorliggende plan zijn meerdere omgevingsaspecten beoordeeld en onderzocht. De resultaten hiervan zijn opgenomen in Hoofdstuk 5.
Tot slot, in Hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht. Zowel de maatschappelijke als de economische uitvoerbaarheid komen in dit hoofdstuk aan bod.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Bestaande Situatie
In de bestaande situatie bestaat het plangebied uit de tuin behorend bij de vrijstaande woning op het perceel Hyacintenlaan 5. Het plangebied heeft directe toegang bij het water tot het Poelmeer. Via een privé-oprit vanaf de Hyacintenlaan is het perceel te bereiken.
Het plangebied ligt in de Villawijk Lommerlust. De kavel grenst aan de Hyacintenlaan (zuidzijde). Hyacintenlaan nummer 5 en nummer 3 worden gescheiden door een historische "kavelsloot" die uitkomt in het Poelmeer.
Het perceel Hyacintenlaan 5 heeft een oppervlakte van 3804m2. De bestaande woning op dit perceel blijft behouden in de toekomstige situatie en maakt geen onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan.
Afbeelding aanzicht perceel Hyacintenlaan 5
Afbeelding luchtfoto bestaande situatie
2.2 Beoogde Situatie
De visie gebiedsverdichting Warmond West biedt de mogelijkheid om de bestaande percelen in de Villawijk Warmond West te verdichten. In deze visie zijn drie verdichtingscategorieën aangegeven waarbij het plangebied valt onder de categorie Verdichting ''Verdichting binnen Villa''. Binnen dit verdichtingsgebied mogen kavels van minimaal 4000 m² gesplitst en verdicht worden naar minimaal 2000 m². Er gelden voorwaarden om mee te kunnen werken aan een ruimtelijke procedure voor het splitsen van de kavel. Het bouwplan dient te voldoen aan de voorwaarden uit de Verdichtingsvisie:
- 1. De Verdichtingsvisie stelt als uitgangspunt voor het plangebied vrijstaande woningen met één bouwlaag + kap.
- 2. Het schetsplan moet voldoen aan de maximaal toegestane bebouwingsmassa, uitgedrukt in Floor Space Index (FSI). Een FSI van 0,3 is maximaal.
- 3. Het plan moet voldoen aan de maximaal toegestane bebouwingsdichtheid uitgebreid in Ground Space Index (GSI). Een GSI van 0,15 is maximaal.
- 4. De woningen dienen aan te sluiten bij het omliggende gebied.
- 5. De afstand van de zijdelingse perceelgrens tot het bouwvlak moet minimaal 5 meter bedragen.
- 6. In de Verdichtingsvisie staan nadere voorwaarden waaraan het plan moet voldoen. Het gaat om de bereikbaarheid, “landschappelijke” inpassing en stedenbouwkundige toetsingscriteria van het plan. In een ruimtelijke onderbouwing dienen deze criteria terug te komen.
- 7. Om de inpassing te garanderen dient tevens een beeldkwaliteitsplan en erfinrichtingsplan op gesteld te worden.
- 8. De ruimtelijke haalbaarheid van het plan moet verder onderbouwd worden middels een bestemmingsplan waarin de ruimtelijke haalbaarheid van het plan wordt vastgelegd met regels en een verbeelding. Als de haalbaarheid is aangetoond kan de ruimtelijke procedure worden doorlopen.
Afwijkingsmogelijkheid 10%
Binnen Villa en Lommerijk is verdichting pas toegestaan vanaf een kaveloppervlakte van respectievelijk 4.000 m2 en 1.500 m2. Deze verdichtingscriteria is een algemene criteria die geldt voor alle percelen. Om flexibel om te kunnen gaan met maatwerk is het onder voorwaarden mogelijk te verdichten op percelen die kleiner zijn dan 4.000m2 respectievelijk 1.500m2. De perceelsgrootte moet zich bevinden binnen de bandbreedte van 10%, dus tussen de 3.600m2 - 4.000m2 en tussen de 1.350m2-1.500m2. Voor verdichting van kavels die vallen binnen de bandbreedte van 10% gelden de volgende aanvullende criteria:
- verdichting vindt plaats binnen de geldende criteria van de bijbehorende verdichtingscategorie
- de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse duurzaam wordt verbeterd
- de initiatiefnemer dient een onderbouwing van een landschapsdeskundige te overleggen, waaruit blijkt dat voorzien wordt in een adequate landschappelijke inpassing en stedenbouwkundige situering, waarbij de bestaande natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast.
Planvoornemen
De verdichtingsvisie geeft aan dat het mogelijk is om percelen van minimaal 4000 m2 te verkavelen tot kavels van minimaal 2000 m2. Ook geeft de visie een maximale waarde voor de dichtheid van de bebouwing aan door middel van een FSI en een GSI waarde.
Voor het stedenbouwkundig plan is het gehele perceel betrokken om de splitsing van het perceel inzichtelijk te maken.
Het bestaande perceel heeft een oppervlakte van 3804 m2. De kavel heeft niet het minimaal benodigde oppervlakte van 4000 m2 maar door gebruik te maken van de 10% afwijkingsregel kan de kavel wel worden gesplitst in twee kavels van ieder minimaal 1900 m2. Ten behoeve van de toepassing van deze regel worden ook de voorwaarden van de 10% afwijkingsregel onderbouwd.
Het voornemen is om ter plaatse van het plangebied de bestaande woning te handhaven en de bestaande kavel op te splitsen in twee kavels. Na de splitsing heeft de kavel van elke woning een oppervlak van 1902m2.
In het plangebied wordt een vrijstaande woning met tuin gerealiseerd. De maximale nokhoogte van de woning is 8 meter en maximale goothoogte is 3,5 meter. Voor een deel van de kavel geldt een maximale nokhoogte 3,5 meter, de reden hiervoor is dat op de tweede verdiepingslaag sprake is van een overschrijding van de toegestane geluidsniveaus.
Het plangebied grenst aan de Hyacintenlaan. Hierbij blijft de bestaande ontsluiting van Hyacintenlaan 5 gehandhaafd en wordt voor het plangebied van de nieuw te bouwen woning een aansluiting op de Hyacintenlaan gerealiseerd.
Voor de ontsluiting van de twee woningen, de verdeling van de kavels, de dichtheid van de bebouwing en de zichtbaarheid van de woningen vanaf de straat geeft deze verkaveling de meeste mogelijkheden.
In de onderstaande afbeelding is een schets van het stedenbouwkundig plan opgenomen waarbij de nieuwe woning is uitgelicht. De definitieve inrichting en positionering van de nieuwe woning wordt in het kader van een definitief architectuur plan nader uitgewerkt. Dit maakt geen deel uit van het voorliggende bestemmingsplan.
Afbeelding schets stedenbouwkundig plan
Een groot deel van het perceel blijft onbebouwd en krijgt een groene inrichting door de tuin met een landschappelijke inrichting.
Parkeren vindt plaats op de kavel zelf door de plaatsing van 2 opstelplekken voor auto's naast elkaar. Conform de Nota parkeernormen moeten er 1,8 parkeerplekken worden gerealiseerd bij de nieuwe woning. In een woongebied met garages en ruime opritten zijn in theorie voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. In de verkavelingsschets zijn 2 opstelplekken bij de woning ingetekend. Door de grote voortuin zijn zelfs meer opstelplekken op eigen terrein mogelijk.
Conform de Nota Parkeernormen geldt voor de nieuwe woning (dubbele oprit zonder garage) de rekenwaarde 1,7. Er worden theoretisch 1,7 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Dit betekent dat conform de Nota Parkeernormen nog 0,1 bezoekersplaatsen extra nodig zijn aan de openbare weg.
Omdat de woning een eigen ontsluiting op de Hyacintenlaan en een ruime voortuin heeft, is het realistisch dat het aantal opstelplekken op eigen terrein ook daadwerkelijk worden gebruikt. Daarnaast is er op eigen terrein nog ruimte voor extra bezoekersparkeren. Op eigen terrein van de nieuwe woning is voldoende ruimte voor de eigen auto en eventueel bezoek om te parkeren. Het parkeren voldoet hiermee aan de parkeernota van de gemeente Teylingen.
Voorwaarden verdichtingsvisie
Er gelden voorwaarden om mee te kunnen werken aan een ruimtelijke procedure voor het splitsen van het perceel. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 3804m² en na de beoogde verdichting is sprake van twee kavels met ieder een oppervlakte van 1902 m2.
Bij verdichting mag de huidige GSI en FSI van Villa worden verhoogd. In het plangebied wordt één nieuwe woning gebouwd. Er wordt voldaan aan de maximale GSI van 0,15 en FSI van 0,3. De afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens is minimaal 5 meter. In de onderstaande tabel is de berekening van GSI (de footprint) en FSI (brutovloeroppervlakte) opgenomen van de nieuwe kavel. In het hoofdstuk gemeentelijk beleid paragraaf 4.4.2 Verdichtingsvisie Warmond West wordt de toets aan de GSI en FSI verder toegelicht.
GSI | 0,15 | ||||
FSI | 0,3 | ||||
perceel | bruto oppervlak | netto oppervlak | max footprint | max. bvo | footprint voorbeeld verkaveling |
nieuw | 1902 | 1902 | 285 | 571 | 168 |
Tabel berekening GSI en FSI
Het plangebied wordt goed ontsloten vanaf de Hyacintenlaan en is passend binnen de gebiedskenmerken van de ruimtelijke eenheid Villabuurt Lommerlust. Voor het plan is separaat een beeldkwaliteitsplan en een erfinrichtingsplan opgesteld, welk zijn opgenomen in Bijlage 5 van de toelichting. Het rapport beeldkwaliteitsplan en erfinrichtingsplan wordt samen met het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad en geldt daarmee als beleid voor toetsing van de bouwplannen, zie ook de toelichting hierover in paragraaf 4.4.4.
Op basis van de bomeninventarisatie is gekeken welke individuele bomen en groenstructuren behoudenswaardig zijn en ingepast kunnen worden in het stedenbouwkundig plan. De tuinen zijn op dit moment onderdeel van de groen- en waterstructuur die onderdeel uit maakt van de randzone van het Poelmeer. Het Poelmeer is vanaf de Hyacintenlaan door middel van een groene zichtlijn zichtbaar. In het erfinrichtingsplan is deze groenstructuur als een brede zone van 5 meter opgenomen aan de westzijde van het plangebied Het van belang dat er een zichtrelatie blijft bestaan met het Poelmeer. Het hoofdvolume van de nieuwe woning dient dan ook op de rooilijn te worden gebouwd. Om het zicht te handhaven wordt er een lage haag voorgesteld. Ter plaatse van de huidige insteekhaven wordt het mogelijk gemaakt om een botenberging te realiseren.
Het plan voldoet aan gestelde voorwaarden zoals opgenomen in de verdichtingsvisie Warmond West.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
Het voorliggende bestemmingsplan is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan welke de bouw van een nieuwe woning mogelijk maakt.
Bij het opstellen van het voorliggende plan vormde de visie aangaande het verdichtingsgebied van Villa het uitgangspunt.
3.2 Systematiek Bestemmingsregels
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn als volgt opgebouwd.
In Hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen. In dit hoofdstuk worden de begrippen en de wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten. Het doel van deze regels is voorkomen dat bij uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen en dat er onduidelijkheden ontstaan over de interpretatie inzake de wijze van meten.
In Hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitbepalingen opgenomen.
In Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 zijn een aantal regels opgenomen, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden. In Hoofdstuk 3 worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld bijvoorbeeld voor de borging van het gemeentelijk parkeerbeleid. In Hoofdstuk 4 zijn de overgangsbepalingen en de slotregel opgenomen.
Bestemmingsregels
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Voor de bestemmingen is gekozen voor een flexibele regeling, waar enerzijds de landschappelijke inpassing wordt geborgd, maar ook bij de uitwerking van het individuele bouwplan van de woning nog ruimte is om maatwerk te leveren.
Artikel 3 Tuin
De gronden met de bestemming Tuin zijn bestemd voor tuinen, erven, perceelsontsluitingen, parkeervoorzieningen en een botenberging. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. De bestemming Tuin van tenminste 5 meter gelegen rondom het totale perceel borgt de landschappelijke inpassing van de kavel in de omgeving.
Artikel 4 Wonen - 1
De gronden met de bestemming Wonen - 1 zijn bestemd voor wonen. De uitoefening van aan huis gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is onder voorwaarden toegestaan. Hoofdgebouwen en bijbehorende gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd. Binnen het bouwvlak mag ten hoogste 1 woning worden gebouwd en de aanduidingen op de verbeelding moeten in acht worden genomen. Op de verbeelding is de maximale goot- en maximale bouwhoogte opgenomen. Naast hoofdgebouwen mogen nog bijgebouwen worden gebouwd. Hiervoor is de gemeentelijke erfbebouwingsregeling van toepassing.
De met Wonen - 1 aangewezen gronden zijn naast wonen ook bestemd voor voorzieningen behorende bij deze bestemming zoals erven, parkeervoorzieningen, perceelsontsluitingen en water. In de specifieke gebruiksregels zijn 2 parkeerplaatsen op eigen terrein geborgd.
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot de kwaliteit van het stedenbouwkundig plan, beeldkwaliteit en erfinrichting. Bij het betreffende lid is een koppeling gemaakt met het document 'Beeldkwaliteit en erfinrichting Hyacintenlaan 5 Warmond', die is opgenomen in Bijlage 5 Beeldkwaliteit en erfinrichting van de toelichting en als bijlage bij de regels.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen vastgesteld;
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
Het planvoornemen betreft een kleinschalige ontwikkeling waarvoor deze structuurvisie geen kaders stelt.
4.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)
Op 30 december 2011(geconsolideerd per 1 januari 2017) is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet het bestemmingsplan drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast. Het plangebied ligt niet binnen de invloedssfeer van het Barro.
4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). De regels van de ladder zijn per 1 juli 2017 gewijzigd. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt alsvolgt;
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad van State, ABRvS 18december 2013, 201302867/1/R4). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de Ladder wel kort onderbouwd.
Het planvoornemen betreft een binnenstedelijke ontwikkeling waarbij een bestaand perceel wordt opgesplitst in 2 afzonderlijke percelen en er 1 nieuwe woning wordt gerealiseerd. Het planvoornemen voorziet in een actuele lokale behoefte om kavels te splitsen in afzonderlijke kavels.
4.1.4 Conclusie Rijksbeleid
4.1.4 Conclusie Rijksbeleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro leveren geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het planvoornemen getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Uit deze toetsing blijkt dat het planvoornemen voldoet aan de gestelde voorwaarden.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit
Op 9 juli 2014 is de Visie Ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op hoofdlijnen richting geeft aan de ruimtelijke ordening en bijbehorende maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Op 19 januari 2018 is de geconsolideerde versie van deze visie vastgesteld. Deze visie bevat vier 'rode draden';
- Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
- Vergroten van de agglomeratie kracht;
- Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
- Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
De ontwikkeling past binnen de rode draad 'Beter benutten en opwaarderen van wat er is'.
Uit de kaart behorende bij deze visie blijkt dat het plangebied ligt binnen een gebied dat is aangewezen als zijnde bebouwde ruimte. Het beter benutten van deze ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.
De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van de bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden.
Afbeelding uitsnede kaart Provinciale Structuurvisie
Het plangebied ligt niet binnen of nabij een Natura2000 gebied of gebied behorende tot het Natuur Netwerk Nederland. Ook is het plangebied niet aangewezen als zijnde gebied met een (zeer) hoge archeologische waarde
4.2.2 Verordening ruimte
De geactualiseerde versie van de provinciale Verordening ruimte is vastgesteld door de Provinciale Staten op 12 maart 2014. Om het provinciale ruimtelijk belang te kunnen uitvoeren is deze Verordening opgesteld. In de Provinciale Verordening zijn zaken vastgesteld die relevant zijn voor alle of bepaalde gemeentes en in de Verordening zijn nationale belangen vastgelegd. In de Verordening ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.
De Verordening schrijft (artikel 2.1.1) voor dat stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Alleen als binnen bestaand stads- en dorpsgebied geen ruimte is voor een specifieke stedelijke ontwikkeling kan een nieuwe uitleglocatie buiten bestaand stads- en dorpsgebied in gebruik worden genomen. De ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is hierbij van toepassing. Voor het planvoornemen is de ladder in paragraaf 4.2.3 nader uitgewerkt.
4.2.3 Conclusie provinciaal beleid
De Visie Ruimte en Mobiliteit en de Verordening leveren geen belemmeringen op voor het planvoornemen.
Het planvoornemen sluit aan bij de gedachte uit de VRM om nieuwbouw zoveel te concentreren binnen de bebouwde ruimte. Het plangebied maakt deel uit van deze bebouwde ruimte.
4.3 Waterschap
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Het hoogheemraadschap heeft zijn beleid vastgelegd in het Waterbeheerplan 5: "Waardevol Water" (WBP5), dat op 9 maart 2016 door het algemeen bestuur is vastgesteld. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In het document worden vier hoofddoelen onderscheiden:
- waterveiligheid: bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren;
- voldoende water: er is voldoende water aanwezig, passend bij het gebruik;
- schoon en gezond water, zodat mens, natuur en economie hier optimaal gebruik van kan
- maken;
- waterketen: het afvalwater wordt optimaal gezuiverd en de grondstoffen hergebruikt.
Met de keur en bijbehorende uitwerkingsregels kan het hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder uitvoeren. De Keur geeft regels voor het gebruik van of het uitvoeren van activiteiten op het gebied van waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Daarnaast zijn aan de keur bepalingen toegevoegd voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren.
Watertoets
De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat een initiatiefnemer water vanaf het begin van het planvormingsproces meeneemt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Indien een initiatiefnemer meer dan 500m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is de compensatie in de vorm van open water vereist.
4.3.1 Conclusie Waterschap
In lijn met het beleid van het Waterschap wordt in paragraaf 5.9 het aspect water nader onderbouwd.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Gemeentelijke structuurvisie
Op 25 juni 2015 is de structuurvisie 'Duurzaam bloeiend' door de gemeenteraad van Teylingen vastgesteld. Het doel van de structuurvisie is een samenhangend ontwikkelingskader bieden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen tot 2030. In de structuurvisie staan vijf leidende principes centraal;
- Duurzame ontwikkeling;
- Versterken ruimtelijke kwaliteit van de drie kernen en het buitengebied;
- Verbeteren sociaal-economische vitaliteit in de drie kernen en het buitengebied inzetten voor een vitale Greenport Duin- en Bollenstreek;
- Ambities en keuzes afstemmen in regionaal verband.
Het doel is om met deze structuurvisie voor de gemeente Teylingen een samenhangend ontwikkelingskader te bieden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op hoofdlijnen tot 2030.
Het woonmilieu van Warmond wordt in deze visie beschreven als dorps en landelijk. Het is van belang kleinschalige dorpse en deels landelijke karakter behouden blijft.
Het ruimtelijk beleid voor Warmond is vooral gericht op behoud en versterking van de vitaliteit, ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed met een sterkere profilering als recreatie- en cultuurdorp. Er zal in beperkte mate aanvullende woningbouw plaats vinden in kleinschalige projecten die het karakter van het dorp versterken.
Afbeelding uitsnede gemeentelijke structuurvisie
4.4.2 Verdichtingsvisie Warmond West
Op 4 februari 2016 is de visie verdichting Warmond West vastgesteld door de gemeenteraad van Teylingen.
Voor het gebied Komplan Warmond (specifiek gebied ten westen van de spoorlijn) krijgt de gemeente diverse verzoeken binnen om bepaalde kavels te gaan verdichten. Het is lastig de initiatieven individueel te beoordelen, omdat een totaalvisie op het gebied van verdichting voor het gebied ontbreekt. Deze visie geeft inzicht in de huidige initiatieven, dichtheden, de ruimtelijke kwaliteiten en de verschillende ruimtelijke eenheden. De visie eindigt met een conclusiekaart, waar middels het gebruik van verdichtingscategorieën wordt aangegeven in welke deelgebieden en welke vorm van verdichting mogelijk is.
In deze visie heeft verdichting betrekking op het toevoegen van extra zelfstandige vrijstaande wooneenheden/woningen inclusief bijbehorende bouwwerken. Hierdoor ontstaat een hogere dichtheid als een manier om te komen tot een beter of intensiever gebruik van de ruimte. De dichtheid wordt uitgedrukt op basis van de kavelgrootte, de Floor Space Index (FSI) en de Ground Space Index (GSI). Voor de kavels die in aanmerking komen voor verdichting gelden specifieke criteria.
De kavelgrootte in het totale plangebied varieert tussen de 108m2 en 9615m2. De GSI ligt tussen de 0,0 en 0.25 en de FSI tussen 0,0 en 0,6. Op basis van kavelgrootte en dichtheden kan het plangebied worden ingedeeld in 3 zones.
Het plangebied maakt deel uit van de zone Villabuurt. De noord- en oostrand van het gebied wordt gekenmerkt met grote vrijstaande woningen op ruime kavels. De kavels zijn hier 2000 m2 of groter. De GSI ligt tussen de 0,0 en 0,15. De FSI ligt tussen de 0,1 en 0,3.
Het is belangrijk dat de huidige identiteit van de wijk behouden blijft. Door middel van verdichtingscategorieën worden de mogelijkheden voor verdichting voor het plangebied aangegeven. Er zijn drie verschillende categorieën; 1) geen verdichting, 2) verdichting binnen de huidige identiteit (Villa of Lommerrijk) en 3) verdichting met mogelijkheden voor het verhogen van de huidige identiteit (van Villa naar Lommerrijk).
Verdichten binnen de identiteit Villa
Het plangebied ligt binnen een gebied waar verdichting binnen de identiteit Villa kan plaats vinden. Deze gebieden hebben de dichtheid Villa en dragen bij aan de groene en kwalitatieve beleving van de randen en het historisch lint Oranje Nassaulaan. De huidige identiteit van de buurt moet behouden blijven. Voor verdichting moet aan alle criteria worden voldaan. De criteria voor verdichting zijn hier:
- minimale kaveloppervlakte voor verdichting is 4000 m2
- 1. min. 2000 m2 huidige kavel - min. 2000 m2 te splitsen kavel
- toevoegen van een vrijstaande woning
- maximale GSI 0,15 per kavel
- maximale FSI is 0,3 per kavel
- afstand zijdelingse perceelsgrens tot bouwvlak is minimaal 5 m
- bereikbaarheid gegarandeerd (openbaar of juridisch-privaatrechtelijk)
- passend binnen de gebiedskenmerken van de ruimtelijke eenheden Villabuurt Lommerlust en Villabuurt aan De Leede.
Afbeelding uitsnede verdichtingsvisie, perceel Hyacintenlaan 5
Het bestaande perceel heeft een oppervlakte van 3804m2. Door toepassing van de 10% afwijkingsregel (zie ook paragraaf 2.2) kan het perceel worden opgedeeld in twee nieuwe kavels met een ieder oppervlak van 1902m2. Bij een GSI (Ground Space Index) van 0,15 mag bij een kavel van 1902m2 de oppervlakte van de gebouwen (hoofd- en bijgebouwen) maximaal 285m2 bedragen. In de verkaveling is een indicatieve woning opgenomen met circa 168m2 op het perceel van de nieuwe woning. De woning past binnen de gestelde GSI van 0,15 en is er nog ruimte voor circa 117 m2 uitbreiding.
Voor de FSI (Floor Space Index) geldt bij een kavel van 1902m2 maximaal 571 bvo (bruto vloeroppervlakte van de bebouwing inclusief de verdiepingen). Bij de uitwerking van het bouwplan van de woningen zal rekening worden gehouden met deze maximale m2 bvo.
Voor de ontsluiting van de nieuw te bouwen woning, de verdeling van de kavels, de dichtheid van de bebouwing en de zichtbaarheid van de woningen vanaf de straat past deze verkaveling binnen de kaders van de verdichtingsvisie. De uitgebreide planbeschrijving is opgenomen in Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie. Voor het plan zijn separaat een beeldkwaliteitsplan en een erfinrichtingsplan opgesteld. Deze zijn opgenomen in Bijlage 5van de toelichting. Het plan voldoet aan gestelde voorwaarden zoals opgenomen in de verdichtingsvisie Warmond West.
4.4.3 Woonvisie
Op 22 december 2015 is de woonvisie van de gemeente Teylingen vastgesteld door de gemeenteraad voor de periode 2015-2020.
In deze Woonvisie beschrijft de gemeente Teylingen het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2015-2020. De Woonvisie vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Onderdeel van deze woonvisie is de regionale woonvisie die samen met de gemeenten Hillegom en Lisse is opgesteld.
Centraal staan de thema's: bestaande kernen en bestaande woningvoorraad, duurzaamheid, wonen met zorg, welzijn, beschikbaarheid, doelgroepen en betaalbaarheid.
Op basis van het regionale woningmarktonderzoek Holland-Rijnland en gesprekken met markt kenners die recentelijk in de regio zijn gevoerd, is het volgende beeld van de woningmarkt te schetsen:
- De zeer kansrijke projecten zijn goedkope eengezinskoopwoningen, sociale eengezinshuurwoningen en (beperkt) sociale huurappartementen.
- Er is een latente vraag naar duurdere koopwoningen (tussen €250.000 en €400.000).
- Woningprijzen daarboven vormen een nichemarkt.
- Dure koopappartementen vormen een risico markt. Er is een forse overmaat aan plannen en de afzetkansen zijn matig.
Warmond
De kern Warmond heeft als inbreidingslocaties een beschermd dorpsgezicht en wordt gezien als cultuurhistorische watersportplaats. Warmond ligt aan de Kagerplassen aan de andere kant van de A44 en het spoor, vlakbij Leiden. Het is een aantrekkelijk, kleinschalig, pittoresk gelegen kern.
Warmond is het meest vergrijsd binnen de gemeente. Er zijn relatief veel huishoudens met een laag inkomen. Een derde van de woningvoorraad is in bezit van corporaties. In Warmond is de voorraad goedkope koopwoningen beperkt en is het aantal sociale huurwoningen groot (34%). Er zijn weinig (koop)woningen beschikbaar voor starters. Er is de afgelopen decennia weinig gebouwd.
In Warmond is het beleid gericht op het behoud en versterking van de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit met een sterkere profilering als recreatie- en cultuurdorp. Er zal in beperkte mate aanvullende woningbouw plaatsvinden in kleinschalige projecten welke het karakter van het dorp versterken. In Warmond wil de gemeente jongeren en jonge huishoudens in de kern vasthouden en/of aantrekken door het woningaanbod hierop af te stemmen waar mogelijk.
4.4.4 Welstandsnota
In 2013 is de gemeentelijke welstandsnota door de gemeente Teylingen vastgesteld. Uitgangspunt bij deze nota is de gedachte, dat er zoveel mogelijk welstandsvrij moet zijn. De gemeente gaat uit van zoveel mogelijk vrijheid bij het bouwen. Alleen als het aanzien van de openbare ruimte in het geding is, wordt welstand gezien als redelijk. Het gaat daarbij om het bouwwerk op zichzelf en in zijn omgeving. In de nota is dit vertaald in een nadruk op de beleving van de bebouwing vanuit de openbare ruimte en het landschap.
De gemeente streeft ernaar veel voorkomende kleine objecten snel te beoordelen.
Objectcriteria zijn opgesteld voor aanbouwen, bijgebouwen, gevelwijzigingen, dakkapellen, dakopbouwen, erfafscheidingen, dakramen panelen en collectoren, installaties, rolluiken en reclame.
Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen, die de bestaande structuur van het gebied niet wezenlijk doorbreken. De gebiedscriteria zijn richtlijnen voor maatwerk.
Voor het grootste deel van Teylingen wordt een minimale welstandstoets gehanteerd. In deze gebieden wordt ruimte geboden voor vernieuwing en experimenten. De lichte toetsing beperkt zich tot de voorkanten van gebouwen en bouwwerken. Voor het plangebied geldt een minimaal welstandsniveau.
Ter ondersteuning van de verschillende niveaus van welstand is een aantal gebiedsbeschrijvingen gemaakt. Het plangebied maakt deel uit van een woongebied.
Het beleid voor dit gebied is gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld en het aanzien vanuit de omringende gebieden. Bij de beoordeling zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het gebruik van materiaal.
Criteria
- gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon, waarin vooral de voorgevelrooilijnen en hoeken van belang zijn:
- 1. gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte
- 2. gebouwen met een bijzondere functie zoals scholen kunnen een meer vrije positie innemen en daarbij een meerzijdige oriëntatie krijgen
- de bouwmassa is evenwichtig en afgestemd op de samenhang in rij of cluster bezien vanuit het openbaar toegankelijk gebied:
- 1. uitbreidingen indien zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied vormgeven als ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa
- 2. vrijstaande woningen en gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw, vorm en uitwerking
- de architectonische uitwerking en detaillering zijn eenvoudig maar degelijk:
- 1. bij rijen en blokken aan voorkanten de herhaling behouden
- 2. wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume en de rij of het cluster
- 3. materialen en kleuren zijn degelijk en terughoudend en aan voorkanten in samenhang met de rij of het cluster
De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor nieuwe ontwikkelingsprojecten, hiervoor dient een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld. Deze beeldkwaliteitplannen worden als zelfstandig plan vastgesteld door de gemeenteraad en heeft daarmee een bindende werking voor de betrokken partijen.
Een vastgesteld beeldkwaliteitsplan is een aanvulling op de welstandsnota en heeft alleen betrekking op het plangebied. De gebiedsgerichte criteria uit de welstandsnota komen voor het plangebied Hyacintenlaan 5 te vervallen. Het beeldkwaliteitsplan wordt daarmee het toetsingskader voor de Welstandscommissie. Het geeft richtlijnen voor de bebouwde ruimte met als doel de ruimtelijke kwaliteit van een plan te waarborgen. De richtlijnen fungeren tevens als leidraad en inspiratiebron voor de architect die het project zal uitwerken. Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 5.
4.4.5 Groen
Groenbeleidsplan
Op 15 december 2016 is het groenbeleidsplan 'De waarde van Groen' voor de periode 2016-2020 opgesteld. In dit beleidsplan wordt de te volgen koers voor de komende jaren aangegeven, met aandacht voor het behouden van wat goed gaat en verder ontwikkelen van wat als speerpunt is genoemd.
In dit Groenbeleid worden de kaders van de afdeling Gemeentewerken voor alle “groene” taken gericht op de ambities van de gemeente Teylingen, met focus op twee speerpunten uit het collegeprogramma: participatie en duurzaamheid.
De overheid stuurt in de richting van stedenbouwkundige vernieuwing, door bijvoorbeeld steeds hogere eisen te stellen aan de energieprestaties van nieuwbouwwoningen. Algemeen wordt ook onderkend dat voldoende groen nodig is, voor waterberging, hittedemping, fijnstof, een goede leefomgeving. Een integrale benadering is noodzakelijk om een grote diversiteit aan problemen en oplossingen met elkaar te verbinden.
Bomenbeleid
De gemeente Teylingen heeft bomenbeleid. Dit beleid is gebaseerd op de visie naar het jaar 2050 en is er op gericht om een divers en gezond bomenbestand te garanderen voor de toekomst. In het beleidsplan staat hoe de gemeente Teylingen de komende jaren om wil gaan met haar bomenbestand. De bomen die de gemeente de komende jaren (en later) gaat planten, is het bomenbestand voor de toekomst. Afhankelijk van de functie(s) en beschikbare ruimte wordt de boomsoort gekozen.
De visie in dit beleid is kwaliteit voor kwantiteit door toepassing van de juiste boom op de juiste plaats.
Bescherming en handhaving
Per boom kunnen de functies erg verschillen en de ene boom heeft meer ‘waarde’ dan de andere. Om bomen met een hoge ‘waarde’ te onderscheiden van de andere bomen is een nieuwe structuurzonering gemaakt, opgedeeld in categorieën. Aan deze categorieën is een beschermingsniveau (status) gekoppeld. Uitgangspunt is dat bomen met een hogere status meer bescherming hebben bij bijvoorbeeld een herinrichting en/of bij werkzaamheden.
Alle nieuwe bomen worden bij aanplant in een categorie ingedeeld.
De structuur is opgedeeld in vier categorieën.
Categorie A
Onder deze categorie vallen zowel particuliere als gemeentelijke bomen. De bomen in deze categorie zijn zeer waardevol. Ze geven ‘body’ aan het bomenbestand en zijn niet zomaar vervangbaar. Om die reden genieten zij extra bescherming. De basis voor de indeling van categorie A is grotendeels gebaseerd op de eeuwenoude wegenstructuur van deze regio.
Voor deze bomen is altijd een ‘Omgevingsvergunning vellen’ nodig. Deze wordt getoetst aan de APV. Met uitzondering van de gevallen waarbij in verband met de veiligheid noodkap van toepassing is.
Categorie B
In deze categorie vallen alleen gemeentelijke bomen. Dit zijn alle bomen binnen de gemeente grenzen die niet in categorie A vallen. Bomen met een minimale stamdoorsnede van 20 cm, gemeten op 1.3 m zijn kapvergunningplichtig. Er zijn echter vijf situaties waarin hiervan wordt afgeweken. Deze zijn:
- Noodkap
- Verkeersveiligheid
- Participatie
- Overlast
- Dode en zieke bomen
Voor deze bomen (> 20 cm ø op 1.3 m) is een ‘Omgevingsvergunning vellen’ nodig, behalve in de vijf situaties hierboven.
Categorie C
Onder deze categorie vallen alleen particuliere bomen. Dit zijn alle bomen binnen en buiten de komgrenzen die niet in categorie A vallen. Deze bomen kunnen zonder kapvergunning worden verwijderd.
Categorie D
Dit zijn alle bomen buiten de komgrenzen waarop de Boswet van toepassing is. Voor deze bomen is de Boswet van toepassing.
Beschermd dorpsgezicht Warmond
Op grond van lid 7 van art. 20 van het bestemmingsplan Kom Warmond is een (omgevings)vergunning vereist voor het uitvoeren van werken/werkzaamheden aan onroerende zaken, waaronder ook bomen. Voor de bomen van het beschermd dorpsgebied Warmond is de ‘Omgevingsvergunning aanleg’ van toepassing.
Bescherming
De beschermingsniveaus, gekoppeld aan de eerder genoemde categorieën, zorgen ervoor dat bepaalde bomen procedureel beter beschermd zijn. Voor categorie A bomen geldt dat voorafgaand aan werkzaamheden in de directe omgeving van de boom in overleg met de groenbeheerder een Bomen Effect Analyse (BEA) wordt opgesteld. Bij categorie B bomen vindt deze bescherming zijn vertaling in een protocol voor boombescherming en de bomenposter van Vereniging Stadswerk Nederland.
Herinrichting
Bij een herinrichting wordt gekeken welke status de betrokken bomen hebben. Bomen van categorie A zijn leidend in het ontwerp. Tijdens de werkzaamheden worden de beschermingsmaatregelen getroffen die voortvloeien uit de BEA. Verplaatsen van een categorie A boom kan alleen als dit mogelijk is met duurzaam behoud van de boom.
Bij categorie B bomen bepalen het soort werkzaamheden in combinatie met de vitaliteit en toekomstverwachting van de bomen of deze kunnen blijven staan. Bij een herinrichting wordt bij categorie B bomen alleen geïnvesteerd in bomen die een minimale levensverwachting hebben van 10 jaar. Mocht het nieuwe inrichtingsplan het niet mogelijk maken om een boom te behouden, dan wordt onderzocht of deze boom op een andere locatie in het ontwerp terug kan komen. Het verplaatsen van bomen is maatwerk. Als bomen worden vervangen, dan gaat dit in goed overleg met de direct omwonenden. Dit gebeurt via een inspraakprocedure.
Themakaart waardevolle bomen Teylingen
De gemeente Teylingen heeft middels een inventarisatie de waardevolle bomen in kaart gebracht. Uit deze themakaart blijkt dat er geen waardevolle bomen in het plangebied staan.
Op basis van een bomeninventarisatie is er gekeken welke individuele bomen op het huidige perceel ingepast kunnen worden in het nieuwe stedenbouwkundig plan. Voor het plan is separaat een erfinrichtingsplan opgesteld, welke is opgenomen in Bijlage 5 van de toelichting.
Afbeelding uitsnede themakaart waardevolle bomen
4.4.6 Archeologie
Op 1 september 2015 is de beleidsnota Archeologie ''Onder de Grond'' en de daarbij behorende kaarten door de gemeente Teylingen vastgesteld. Het doel van dit beleid is het archeologisch erfgoed van Teylingen behouden en beschermen.
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Teylingen zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in 7 landschappelijke zones. Per zone is het beleid (verstoringsmaat) aangegeven.
4.4.7 Conclusie gemeentelijk beleid
Gemeentelijke structuurvisie
Het planvoornemen sluit aan op de gemeentelijke structuurvisie. Het plan betreft een kleinschalige ontwikkeling van één woning. Het karakter van het perceel behouden blijft door het inpassen van groen in het plangebied.
Verdichtingsvisie
De visie gebiedsverdichting Warmond West biedt de mogelijkheid om de bestaande percelen in de Villawijk Warmond West te verdichten.
In deze visie zijn drie verdichtingscategorieën aangegeven waarbij het plangebied valt onder de categorie Verdichting Villa. Dit geeft de mogelijkheid om de bestaande kavel op te splitsen in nieuwe bouwkavels welke bebouwd kunnen worden met nieuwe woningen. Het planvoornemen kan een bijdrage leveren om de beoogde kwaliteit van de inrichting in woongebieden, basis tot hoog, te bewerkstelligen. Door het inpassen van groen in het plan kan de groene kwaliteit van het gebied worden verbeterd. In paragraaf 2.2 Beoogde situatie, onder het kopje voorwaarden verdichtingsvisie, is nader toegelicht hoe het plan voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Woonvisie
Het planvoornemen sluit aan bij de gemeentelijke woonvisie. In Warmond richt het beleid zich op het behoud en versterking van de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit met een sterkere profilering als recreatie- en cultuurdorp. Er wordt één nieuwe woning toegevoegd die passend is op deze locatie. Door de nieuwbouw neemt de ruimtelijke kwaliteit van het perceel toe.
Welstandsnota
Voor het planvoornemen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan wordt gebruikt als toetsingskader door de Welstandscommissie.
Groen
Binnen het plangebied zijn geen waardevolle bomen aanwezig. Alle bomen binnen het plangebied zijn aangewezen als Categorie C bomen en mogen daarom vergunningsvrij gekapt worden. In lijn met het groen beleid van de gemeente krijgt het plangebied een groene uitstraling door de tuinen en het inpassen van bomen.
Archeologie
In paragraaf 5.3 wordt nader toegelicht of er sprake is van een archeologische verwachting in het plangebied. Op basis van de archeologische verwachting kan worden bepaald of een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de beoordelingen en de onderzoeken van verscheidende omgevingsaspecten behandeld.
In de onderzoeken van het bestemmingsplan is uitgegaan van het gehele perceel Hyacintenlaan 5 als zijnde onderzoeksgebied, hierdoor is het onderzoeksgebied groter dan het bestemmingsplangebied.
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.
Een rustige woonwijk/rustig buitengebied kan aangemerkt worden als een gebied zonder functiemenging, met minimale invloed vanuit wegverkeer. Bij een gemengd gebied is sprake van een functiemenging tussen wonen en milieubelastende activiteiten/functies en/of in de directe nabijheid van drukke gebiedsontsluitingswegen. Tevens is lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied aan te merken.
De aangegeven richtafstanden in de VNG-handreiking zijn gebaseerd op het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied. Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één stap worden verlaagd. De richtafstandenlijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar.
5.2.1 Onderzoek
De omgeving van de locatie Hyacintenlaan 5 in Warmond wordt aangemerkt als een rustige woonwijk. In de directe omgeving van het plangebied zijn alleen woningen gesitueerd. Bedrijfsgronden liggen op voldoende afstand. De dichtstbijzijnde gronden waar bedrijven zijn toegestaan (maximaal milieucategorie 2) liggen op meer dan 100 meter van het plangebied.
Er is sprake van een goed woon-en leefklimaat en bedrijven (gezien de geruime afstand) worden door het voorgenomen initiatief niet in hun bedrijfsvoering beperkt.
5.2.2 Conclusie
Het aspect bedrijven- en milieuzonering levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
5.3 Archeologie & Cultuurhistorie
5.3.1 Archeologie beleid gemeente Teylingen
Voor de beoordeling van het aspect archeologie is de beleidsnota en bijbehorende kaarten van de gemeente Teylingen gehanteerd. Uit de onderstaande afbeeldingen is op te maken het plangebied (grotendeels) ligt binnen zone 2 (categorie 5). Dit is een zone met een hoge archeologische verwachting. Voor zone 2 geldt dat archeologisch onderzoek alleen noodzakelijk is bij bodemverstorende activiteiten, als deze dieper reiken dan 30 centimeter beneden maaiveld en een oppervlak beslaan van meer dan 250 m2.
Voor een (klein) deel van het plangebied geldt lage archeologische verwachting (categorie 8). Hier zijn geen werkzaamheden voorzien voor de realisatie van de woning.
Ter plaatse van het plangebied is een archeologisch onderzoek uitgevoerd om de bodemverstorende activiteiten, realisatie van een woning, een oppervlak van meer dan 250 m2 beslaan. Dit onderzoek wordt nader toegelicht in subparagraaf 5.3.2.
Afbeelding uitsnede archeologische verwachtingskaart
Afbeelding uitsnede archeologische beleidskaart
5.3.2 Archeologisch onderzoek
Bureau Transect heeft een archeologisch onderzoek (inventariserend veldonderzoek) uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Omdat de bestaande woning buiten de ontwikkelplannen in het plangebied valt is alleen de locatie van de nieuwe woning onderzocht. Het rapport is als Bijlage 1 bijgevoegd.
In de omgeving van het plangebied hebben aan de Hyacintenlaan 2 en aan de Hyacintenlaan 6 reeds bureauonderzoeken plaatsgevonden (in het kader van ontwikkelingen aldaar, Nales, 2017; Nales, 2018). Omdat de informatie en de archeologische verwachting van die gebieden overeenkomt met die in het plangebied is door de gemeente besloten dat een uitsluitend een verkennend booronderzoek nodig is.
5.3.3 Cultuurhistorie
Het plangebied bevindt zich oorspronkelijk ten zuiden van de historische kern van Warmond. Dit is zichtbaar op historisch kaartmateriaal van het dorp uit het begin van de 16e eeuw. In onderstaande afbeelding is te zien dat het plangebied ingeklemd ligt tussen de toenmalige Warmonderweg (thans de Herenweg) en de Achterpoel Buurweg (die net niet ten westen van het plangebied lijkt door te lopen). Het plangebied zelf lijkt in gebruik te zijn als bouwland, maar enig detail is op de kaart niet te zien (Kaartenboek van Hoogheemraadschap Rijnland).
Afbeelding historische kaart anno 1850
Ook op later kaartmateriaal verandert het onbebouwd karakter van het plangebied niet. Op kaarten vanaf het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw is te zien dat er in het plangebied kruiden- en/of bloembedden gelegen hebben. Dit landgebruik loopt door tot in het derde kwart van de 20e eeuw, waarna op kaartmateriaal uit de jaren '90 van de vorige eeuw de huidige bebouwing in het plangebied verschijnt. Vanaf toen is het plangebied deel uit gaan maken van de bebouwde kom van Warmond en is er aan de inrichting van het terrein niets veranderd. Volgens BAGviewer dateert de woning in het plangebied uit 1987 (bron:bagviewer.kadastr.nl)
Afbeelding uitsnede historische kaarten, het plangebied is met een rode cirkel aangeduid
In het plangebied staat een woning met daaromheen een tuin. Het perceel ligt aan een watergang die in verbinding staat met het Poelmeer. De orthogonale structuur met watergangen is kenmerkend voor de buurt en historisch bepaald. Bij de herstructurering van het perceel blijft de orthogonale structuur intact en wordt de watergang als zichtlijn en groene rand versterkt.
5.4 Bodem
Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan.
Voor een bestemming zoals wonen, gelden ander normen dan voor bijvoorbeeld de bestemming bedrijven. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand stillbeginsel.
5.4.1 Beoordeling
AGEL adviseurs heeft een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het plangebied uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 2 bijgevoegd.
Vooronderzoek en hypothese
Uit het vooronderzoek is geen informatie, behoudens de lichte verhogingen van diverse zware metalen in de grond, naar voren gekomen waaruit zou kunnen blijken dat op of in de directe nabijheid van de locatie (<25 meter) sprake is, of is geweest van (bedrijfsmatige) activiteiten welke een bedreiging voor de bodemkwaliteit zouden kunnen vormen.
Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is de locatie ten aanzien van de grond en het grondwater als onverdacht gekwalificeerd. Redelijkerwijs kan worden verwacht dat de (voormalige) activiteiten (wonen met tuin) op de locatie niet hebben geleid tot een verontreiniging van de bodem.
De onderzoekslocatie wordt als onverdacht aangemerkt ten aanzien van het voorkomen van asbest in de bodem. De kans op het aantreffen van asbesthoudende materialen ter plaatse van de onderzoekslocatie wordt als gevolg van het huidige gebruik (wonen met tuin) en de indicatieve terreinverkenning klein geacht.
Toetsing hypothese
Op basis van de resultaten van het veld- en laboratoriumonderzoek dient de hypothese ‘onverdacht’ formeel gezien te worden verworpen. Op de voor bodemverontreiniging onverdachte locatie is maximaal een licht verhoogde gehalte in grond aangetoond zonder dat er sprake is van een duidelijk aanwijsbare bronlocatie. Hierdoor is er geen reden de onderzoeksopzet te herzien of voor het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek.
5.4.2 Conclusie
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd:
- De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met kwik. De oorzaak van het licht verhoogde gehalte aan kwik is niet eenduidig te verklaren. Het aangetoonde gehalte is overeenkomstig de regionale situatie. De gemeten gehalten van de overige geanalyseerde parameters in de bovengrond zijn kleiner dan de achtergrondwaarden.
- De ondergrond is eveneens licht verontreinigd met kwik. De gemeten gehalten van de overige geanalyseerde parameters zijn kleiner dan de achtergrondwaarden.
- In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties van de onderzochte stoffen aangetoond.
Door middel van het verkennend bodemonderzoek is de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in voldoende mate vastgesteld. De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek. De aangetoonde verhoogde gehalten met kwik leveren bij het gebruik van de bodem als wonen met tuin geen beperkingen op.
De milieuhygienische kwaliteit van de bodem vormt geen bezwaar voor het voorgenomen gebruik van de locatie en de voorgenomen bouwactiviteiten.
5.5 Geluid
In het kader van de ruimtelijke procedure voor een nieuw bestemmingsplan moet de geluidsbelasting van het weg- en railverkeer worden onderzocht en getoetst. De te verwachten geluidsbelasting moet voldoen aan de wettelijke vereisten en aan de voorwaarden van een goede ruimtelijke ordening.
Ook is gekeken naar de invloed van luchthaven Schiphol. Geïnventariseerd is of voor het plan ook het vlieglawaai moet worden onderzocht en getoetst.
Het plangebied ligt binnen de LIB-5 contour (voorheen de 20 Ke-contour) en tevens binnen bestaand Stads- en Dorpsgebied (BSD). In artikel 2.1.11 van de Verordening Ruimte is gesteld dat voor gronden binnen de LIB-5 contour een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in nieuwe woningen binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Bij bepaalde weersomstandigheden is er sprake van geluidsoverlast door de ligging in de aanvliegroute. De eventuele hinder gekoppeld aan het vliegverkeer vormt echter geen belemmering voor de mogelijke ontwikkeling van potentiële ontwikkelingslocaties binnen de bebouwde kom van Warmond. De intensivering en herstructurering van bestaand stedelijk gebied is mogelijk binnen de LIB-5 contour. Alleen uitbreidingslocaties zijn niet mogelijk.
Het plan 'Hyacintenlaan 5' is een plan binnen bestaand woongebied en past binnen de visie 'gebiedsverdichting Warmond West' van de gemeente Teylingen. Het geluid van het vliegverkeer vormt voor het plan geen belemmering. Het vlieglawaai hoeft niet te worden onderzocht en getoetst.
In de nabije omgeving van het plangebied ligt geen industriegebied en/of bedrijventerrein. Onderzoek naar industrielawaai is dan ook niet nodig/uitgevoerd.
Wegverkeer
De wet- en regelgeving omtrent het geluid in Nederland is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich langs alle wegen een geluidszone bevindt. Uitzonderingen hierop zijn wegen waarvoor een wettelijke maximum snelheid geldt van 30 km/uur en woonerven.
De Haarlemmertrekvaart, N444, is een hoofdweg ten westen van het plangebied. De afstand tussen de weg en het plangebied is meer dan 450 meter en daarmee ligt het plan buiten de geluidszone van deze weg.
De Oranje Nassaulaan is een 50 km/uur-weg en daarmee ook de voor de Wet geluidhinder een gezoneerde weg. De Oranje Nassaulaan bestaat uit twee rijstroken en heeft daarmee een geluidszone met een breedte van 200 meter aan weerszijden van de weg. De afstand tussen de weg en de nieuwe woning is circa 230 meter en de planlocatie daarmee buiten de geluidszone van de Oranje Nassaulaan.
De overige, in de omgeving aanwezige wegen hebben allemaal een 30 km/uur-regime. De voor het plan relevante 30 km/uur-wegen zijn:
- Hyacintenlaan;
- Lommerlustlaan.
Deze 30 km/uur-wegen zijn wettelijk niet gezoneerd en de geluidsbelasting die het verkeer op deze wegen veroorzaakt hoeft niet te worden getoetst aan wettelijke normen. In dit onderzoek is de geluidsbelasting van deze 30 km/uur-wegen wel onderzocht en meegenomen in de beoordeling aan de randvoorwaarden voor een goede ruimtelijke ordening.
Zonering railverkeer
Het plan 'Hyacintenlaan 5 ligt in de buurt van de spoorbaan tussen Leiden en Voorhout en Sassenheim. Deze spoorbaan maakt onderdeel uit van het hoofdspoorwegennet en staat op de geluidplafondkaart Spoor bedoelt in artikel 11.17 van de Wet Milieubeheer.
5.5.1 Akoestisch onderzoek
Buro DB heeft een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en spoorweglawaai uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 3 bijgesloten.
5.5.2 Trillingshinder
Gezien de afstand van de beoogde woning tot het nabijgelegen spoor kan er trillinghinder optreden vanwege het treinverkeer. Trillinghinder is niet aan de orde bij de nieuwe woningen om de volgende redenen;
- de woning komt op/in zandgrond te staan; zandgrond geleidt trillingen veel minder goed dan bijvoorbeeld veen- of kleigrond;
- er liggen rondom de locatie, aan beide zijden van het spoor, woningen op vergelijkbare, maar ook kortere afstand tot het spoor; er zijn geen klachten over trillinghinder bekend bij de bewoners van deze woningen
Gelet op voorgaande is er geen aanleiding indicatief onderzoek te doen naar mogelijk optredende trillinghinder.
5.6 Lucht
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De 'Wet luchtkwaliteit' (2007) bevat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit ( NSL). Het NSL-programma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De Wet milieubeheer (artikel 5.12 en verder) vormt de juridische grondslag voor het NSL. Daarnaast zijn de volgende 2 besluiten relevant, namelijk het Besluit derogatie en het Besluit maatregelen richtwaarden. Deze beide besluiten zijn op 1 september 2009 in werking getreden, met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2009.
De programma-aanpak in de Wet luchtkwaliteit zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Met name doordat projecten waarvan vastgesteld is dat deze 'Niet in betekende mate' ( NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Deze projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3% grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de "Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" wordt aangegeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term "niet in betekende mate".
Goede ruimtelijke ordening
Ruimtelijke plannen die procedures doorlopen conform de Wet op de ruimtelijke ordeningen dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: "het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigd dan het dienen van de belangen afzonderlijk". Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteitsituatie en te bepalen of de mate van blootstelling acceptabel is.
5.6.1 Beoordeling
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2017) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) ter plaatse van de dichtst bijgelegen doorgaande weg, de Oranje Nassaulaan nergens meer bedragen dan grenswaarden 40 ug/m3. De PM2,5 concentraties zijn nergens hoger dan 10,7 ug/m3 (2016) (grenswaarde 25 ug/m3). Ter hoogte van de planlocatie zijn de concentraties lager. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.
De verkeersgeneratie neemt ten gevolge van het plan niet significant toe. Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van gemiddeld 8 ritten per woning per etmaal. Dit betekent dat het aantal voertuigbewegingen toeneemt met 8 bewegingen (1 nieuwe woning).
Met behulp van de NIBM-tool van het Kenniscentrum Infomil is op globale wijze beoordeeld of er hiermee sprake is van een al dan niet in betekenende mate bijdrage van het plan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het resultaat van deze (worst case) berekening met de tool geeft aan dat het plan hiermee niet in betekenende mate bijdraagt.
Afbeelding berekening NIBM-tool
De bijdrage van het extra verkeer op de concentratie NO2 is maximaal 0,01 ug/m3. De bijdrage van het extra verkeer op de concentratie PM10 is 0,00 ug/m3. De grens van 1,2 ug/m3 wordt hiermee niet overschreden.
Er wordt voldaan aan de Wet milieubeheer onderdeel luchtkwaliteitseisen.
5.6.2 Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Het plan draagt in niet betekende mate bij aan de verslechtering van luchtkwaliteit. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.
5.7 Externe Veiligheid
Voor het milieuaspect externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse leidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen.
Het Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, productie, opslag en transport van gevaarlijke stoffen.
De normen voor het externe veiligheidsbeleid hebben een wettelijke status. Deze normen zijn een wettelijke verplichte toetsingsgrond bij besluiten op grond van de Wro, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet.
De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:
- het plaatsgebonden risico: richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
- het groepsrisico: stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
5.7.1 Beoordeling
Uit de risicokaart blijkt dat het plan niet ligt in het invloedsgebied van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd en ligt niet in het invloedsgebied van een weg, spoorlijn, waterweg of buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Afbeelding uitsnede risicokaart, plangebied rood omlijnd
Luchthavenindelingbesluit
De regels in het Luchthavenindelingbesluit zijn erop gericht om enerzijds voldoende ruimte te laten voor de ontwikkeling van de mainport Schiphol en anderzijds om (woningbouw)ontwikkelingen mogelijk te maken. Beide zijn van nationaal belang.
Tegelijkertijd zal terughoudendheid betracht moeten worden wat betreft woningbouwmogelijkheden op plaatsen in de omgeving van de luchthaven waar dat uit een oogpunt van geluid en veiligheidsrisico's minder wenselijk is. Tevens wordt hiermee woningbouw vermeden op plaatsen waar dat ook omwille van het gebruik van Schiphol niet wenselijk is. Dit sluit aan bij het gehanteerde principe om zo min mogelijk over dichtbebouwd stedelijk gebied te vliegen. Vanwege het bovenstaande dient het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied (BSG) gevrijwaard te blijven van nieuwe woningbouwlocaties. Dit rijkskader laat de provincie afwegingsruimte om beperkt woningen in het buitengebied toe te staan binnen door de provincie gestelde voorwaarden. Gemeenten zijn binnen BSG verantwoordelijk voor een zorgvuldige ruimtelijke ordening zoals vastgesteld in de Wet ruimtelijke ordening. Daarbij houden de gemeenten in de planvorming rekening met het risico die de vliegroutes van en naar Schiphol met zich meebrengen, nu, en voor zover te voorzien, in de toekomst.
Gemeenten dragen er ook zorg voor dat (toekomstige) bewoners in een zo vroeg mogelijk stadium deugdelijk en objectief worden geïnformeerd over geluidbelasting en mogelijke hinder door vliegtuiggeluid en over een verhoogd risico vanwege de nabijheid van de luchthaven Schiphol.
Rekenschap conform "Beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol"
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben bij besluit van 23 mei 2017 de "Beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol" vastgesteld. Deze "Beleidsregel wonen en vliegen 20 Ke-contour Schiphol" is een verdere uitwerking van de regel (zoals die in de Verordening is opgenomen) om rekenschap te geven van bouwen in geluidbelast gebied. Tegelijkertijd vragen Gedeputeerde Staten aan de gemeenten binnen de 20 Ke-contour dat zij ook een eigen beleidsregel vaststellen waarin voornoemde afspraken zijn uitgewerkt. De gemeente Teylingen heeft geen beleidsregel vastgesteld.
De 20 Ke-contour is een planologische contour bedoeld om terughoudendheid te betrachten voor wat betreft woningbouw buiten bestaand stads- en dorpsgebied. Deze terughoudendheid is enerzijds ingegeven vanuit het oogpunt van de bescherming van mensen tegen vliegtuiggeluid en risico's, en anderzijds om voldoende ruimte te laten voor (toekomstige) ontwikkelingen (zoals veranderingen in aanvliegroutes) van de mainport Schiphol. De planlocatie valt binnen de 20Ke-contour van Schiphol.
Er wordt extra aandacht besteed aan de afweging van de belangen die met de beoogde woningbouw binnen 20 Ke contour zijn gemoeid. Er wordt een afweging gemaakt waarbij de lokale leefbaarheid en vitaliteit een belangrijke rol spelen.
Beoordeling
Het plangebied valt binnen het ruimtelijk afwegingsgebied als bedoeld in artikel 2.2.1 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib).
In de nabijheid van Schiphol bestaat een verhoogde kans op een vliegtuigongeval met dodelijke slachtoffers op de grond. Gemeenten binnen het totale afwegingsgebied dienen daarom voorbereid te zijn op de risico's van een vliegtuigongeval.
Voor de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij het Lib met nummer 5 zijn aangewezen, gelden op grond van artikel 2.2.1d de volgende voorwaarden:
- Artikel 2.2.1d, lid 1
Buiten bestaand stedelijk gebied zijn nieuwe woningbouwlocaties niet toegestaan.
- Artikel 2.2.1d, lid 2
Gemeenten motiveren in de toelichting op het bestemmingsplan of in de onderbouwing van de omgevingsvergunning de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Artikel 2.2.1d, lid 1
De planlocatie bevindt zich binnen bestaand stads- en dorpsgebied conform kaart 13 behorende bij de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland. Hiermee wordt voldaan aan dit lid.
Artikel 2.2.1d, lid 2
De Veiligheidsregio Hollands Midden is wettelijk verplicht eenmaal in de vier jaar een risicoprofiel vast te stellen. Een van de risico's waar de veiligheidsregio (en dus ook de gemeente Teylingen) mee geconfronteerd kan worden is een vliegtuigongeval op haar grondgebied. De veiligheidsregio geeft aan dat er voor vliegtuigongevallen afspraken zijn gemaakt met de veiligheidsregio Kennemerland waar Schiphol onder valt. De gevolgen van een vliegtuigongeval kunnen binnen het beschikbare potentieel van de Veiligheidsregio Hollands Midden samen met de veiligheidsregio Kennemerland worden opgevangen.
Ondanks het bovenstaande zijn dodelijke slachtoffers op de grond als gevolg van een vliegtuigongeval niet te voorkomen. Dit heeft o.a. te maken met de aanrijdtijd van de brandweer om op de plaats van het ongeval te komen.
Er kan voor wat betreft de gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond op de volgende wijze rekenschap van de keuze van de onderhavige locatie voor de realisering van een woning worden gegeven:
Het plan betreft het toevoegen van 1 woning in het buitengebied van Teylingen. Het voorkomen van slachtoffers op de grond als gevolg van een vliegtuigongeval is niet mogelijk. De kans op het voorkomen van een vliegtuigongeval met slachtoffers op de grond is echter klein, mede gelet op de ligging van de planlocatie aan de rand van het Lib 5-gebied. Indien juist op de planlocatie een vliegtuigongeval plaatsvindt, dan zullen de aanwezige personen slachtoffer worden.
Omdat er sprake is van het toevoegen van 1 woning zal de toename van het aantal slachtoffers als gevolg van dit plan beperkt zijn.
Gelet op de kleine kans op het voorkomen van een vliegtuigongeval en het geringe effect van het toevoegen van 1 woning in het buitengebied, acht de gemeente het verantwoord om in te stemmen met het voorliggende plan.
De gemeente zal in de informatievoorziening bij de nieuwe bewoners benadrukken dat het plangebied zich geheel bevindt op een locatie waar een verhoogde kans is op het voorkomen van een vliegtuigongeval.
Conclusie
Het Luchthavenindelingbesluit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.7.2 Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.
5.8 Ecologie
De Wet natuurbescherming (Wnb, per 1 januari 2017) regelt de bescherming van natuurgebieden die uniek zijn voor Nederland en Europa, de bescherming van planten en dieren en van bossen en andere houtopstanden. Voor de Wet natuurbescherming heeft de Europese regelgeving als uitgangspunt gediend. De Wet natuurbescherming is een samenvoeging van de drie oude wetten Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998. Deze nieuwe wet bestaat uit minder regels en is overzichtelijker dan de drie oude wetten. De uitvoering van de Wet natuurbescherming komt grotendeels in handen van de provincies.
5.8.1 Beoordeling
Flora en fauna
Ekoza ecologisch advies heeft een quickscan flora en fauna met bomeninventarisatie uitgevoerd in het plangebied. Het rapport is als Bijlage 4 bijgesloten.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied ligt op 5,5 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide. De werkzaamheden zijn beperkt van aard en worden op grote afstand uitgevoerd van de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden. Het Natura 2000-gebied ligt buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Er zijn geen negatieve effecten op beschermde gebieden te verwachten.
Afbeelding ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied Meijendel & Berkheide
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied bevindt zich op ca. 475 meter van het Natuurnetwerk Nederland. De provincie heeft geen doelstellingen voor gebieden die buiten het Natuurnetwerk Nederland liggen. Deze werkzaamheden tasten de kernkwaliteiten niet aan en passen binnen het beleid van het Natuurnetwerk Nederland, provincie Zuid-Holland. Het afwegingskader EHS hoeft niet te worden doorlopen.
Afbeelding ligging van het plangebied ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland
Soortenbescherming
Vleermuizen
Het plangebied biedt mogelijkheden voor verblijfplaatsen voor vleermuizen, namelijk in de bestaande woning en de schuur. Omdat er geen werkzaamheden plaats gaan vinden aan de woning en de schuur, zullen de werkzaamheden geen effect hebben op mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen in deze gebouwen. De carport, open schuur, kippenhok, kas en open overdekking voor haardhout zijn niet geschikt vanwege het ontbreken van dakbeschot, muren of muren met spouw waardoor er geen ruimte is waar vleermuizen uit de tocht kunnen verblijven. Essentieel foerageergebied is niet aanwezig binnen het plangebied, omdat er in de omgeving volop vergelijkbaar foerageergebied aanwezig is. Lijnvormige landschapselementen zijn niet aanwezig binnen het plangebied, waardoor een negatief effect op een essentiële vliegroute van vleermuizen is uitgesloten.
Vogels
Jaarrond beschermde nesten van huismus en/of gierzwaluw zouden zich in het woonhuis en nesten van huismus zouden zich in de schuur kunnen bevinden. Omdat er geen werkzaamheden plaats gaan vinden aan het woonhuis en de schuur, zullen de werkzaamheden geen effect hebben op mogelijke jaarrond beschermde nesten van huismus en/of gierzwaluw. Jaarrond beschermde nesten van gebouwbewonende soorten kunnen in de open schuur, carport, kippenhok, kas en open overdekking voor haardhout worden uitgesloten, omdat er geen dakbeschot aanwezig is en er daardoor geen mogelijkheden zijn om op te nestelen. Jaarrond beschermde nesten van gierzwaluw kunnen in de schuur worden uitgesloten omdat het te laag is (minder dan een verdieping) en de gierzwaluwen dan niet genoeg ruimte hebben om uit te vliegen. In de bomen zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen. In de bomen en struiken kunnen vogels in het broedseizoen broeden. Actieve nesten mogen niet aangetast worden in broedtijd. Kap van bomen en verwijdering van struiken dient voor het broedseizoen (half maart) plaats te vinden om te voorkomen dat vogels zich erin nestelen. Indien dit niet voor het broedseizoen plaats kan vinden, moeten de bomen en struiken voor verwijdering onderzocht worden op aanwezigheid van actieve nesten.
Reptielen, amfibieën en vissen
Zwaar beschermde vissen, reptielen en amfibieënsoorten stellen kritische eisen aan hun leefomgeving. Geschikt habitat om te rusten, zich voort te planten of te overwinteren is voor zwaar beschermde vissen, reptielen en amfibieën in het plangebied niet aanwezig. Amfibieënsoorten waarvoor een vrijstelling geldt kunnen mogelijk voorkomen binnen het plangebied. Hiervoor moet rekening gehouden worden met de zorgplicht.
Flora
De meeste beschermde planten zijn zeer kritisch ten aanzien van hun standplaats. Beschermde planten zijn tijdens het veldbezoek niet aangetroffen. Beschermde planten worden binnen het plangebied niet te verwachten, omdat het om een tuin gaat die regelmatig onderhouden wordt.
Ongewervelden
Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op beschermde ongewervelden, omdat er geen geschikt habitat aanwezig is voor deze soorten.
Houtopstanden
De bomen op het plangebied vallen onder de bebouwde kom houtopstanden en zijn daarom vrijgesteld van de meld- en herplantplicht van de Wet natuurbescherming.
Bomeninventarisatie
In totaal is er van 32 bomen de diameter en de plaats bepaald. In tuin staan veel haagbeuk met kleine stamdiameters. Deze zijn niet genoteerd. In onderstaande afbeelding zijn de bomen met een diameter groter dan 15 cm ingetekend in het plangebied. De bomen binnen het plangebied zijn algemeen voorkomende inheemse soorten en exoten en die ongeveer 20/30 jaar geleden aangeplant zijn in de tuin van het woonhuis. De bomen zijn regelmatig onderhouden waardoor er geen bijzondere groeivormen of biotopen aanwezig zijn. Er zijn geen bomen die op de Groene kaart staan en dus zijn geen waardevolle bomen (categorie A) binnen het plangebied aanwezig (Waardevolle bomen Warmond, versie 17-03-2008). Daarnaast staan de bomen 1-25 op particulier terrein. Zolang er geen aanlegstelsel in het bestemmingsplan aanwezig is, is er geen kapvergunningsplicht voor deze bomen (1-25). Bomen 26 – 32 zijn smalbladige es en bevinden zich op gemeentegrond en zijn dus wel kapvergunningsplichtig.
Afbeelding bomen met een diameter breder dan 15 cm
5.8.2 Conclusie
Het aspect flora en fauna levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan. De bestaande woning en de schuur in het plangebied zijn een potentiële vaste rust- en verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen. Omdat er geen werkzaamheden plaats gaan vinden aan de bestaande woning en de schuur hebben de werkzaamheden geen effect op mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen in deze gebouwen.
5.9 Water
Het planvoornemen voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling van 1 woning. In lijn met het beleid van het Hoogheemraadschap wordt het aspect water voor het voorliggende plan nader toegelicht.
5.9.1 Beoordeling
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied ligt aan de Hyacintenlaan 5 te Warmond en bestaat uit woning met bijbehorende tuin en bijgebouwen.
Bodem en grondwater
Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het plangebied uit zandgrond. Er is sprake van de grondwatertrappen llb. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste waterstand varieert tussen 0,25 en 0,4 m beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand tussen 0,5 en 0,8 beneden maaiveld.
Waterkwantiteit
Aan de zuidwest kant van het plangebied ligt een bestaande kavelsloot. De kavelsloot valt onder de categorie overig. Deze sloot takt ten noorden van het plangebied aan op het Poelweer, categorie primair.
Afbeelding uitsnede legger oppervlaktewater, Hoogheemraadschap Rijnland
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het plangebied liggen geen watergangen.
Veiligheid en waterkering
Het plangebied ligt niet binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Afwatering en riolering
Het plangebied is aangesloten op het rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 1 nieuwe woning en bijgebouwen.
Waterkwantiteit
De bestaande verharding beslaat een oppervlakte van 1409m2. Door de voorgenomen realisatie van één woning bedraagt het verhard oppervlak in de nieuwe situatie 1526m2. Dit betekent een toename van 118m2 aan verhard oppervlak.
Afbeelding berekening verharding bestaande- en toekomstige situatie
Bij een toename in verharding dient deze te worden gecompenseerd. Indien het verhard oppervlak minder dan 500m2 bedraagt, hetgeen het geval is in het plangebied, is compensatie niet nodig.
Waterkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit Wm art 29 a en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is.
De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
- e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
- 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;
De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen van berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand, slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of – als laatste keus – aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe'-aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
5.9.2 Conclusie
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
5.10 M.e.r. - Beoordeling
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:
- Onderdeel A bevat de omschrijving van diverse begrippen die in het Besluit m.e.r. genoemd worden.
- Onderdeel B is reeds vervallen.
- Onderdeel C bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het doorlopen van een m.e.r. verplicht is.
- Onderdeel D bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is.
Onderdeel C van het Besluit m.e.r. wijst de activiteiten en gevallen aan waarvoor een directe m.e.r.-plicht geldt. In dit onderdeel staan de activiteiten benoemd die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Onderdeel D van het Besluit m.e.r. bevat grotendeels dezelfde activiteiten als onderdeel C. Een belangrijk verschil zit in de gevallen (kolom 2) waarop de activiteit betrekking heeft. De drempelwaarden die in 'kolom 2' gevallen' aangegeven staan, zijn in onderdeel D lager dan in onderdeel C.
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en er geldt dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
De procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing.
In de bijlage van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het de ruimtelijke onderbouwing plan-m.e.r.-plichtig (onderdelen C en D), project-m.e.r.-plichtig (onderdeel C) of m.e.r.-beoordelingsplichtig (onderdeel D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In de bijlage van het Besluit m.e.r. is in categorie D (11.2), de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarde voor een formele m.e.r.-beoordeling in het Besluit m.e.r. ligt op:
- een oppervlakte van 100 hectare of meer;
- een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen;
- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
5.10.1 Beoordeling
In het geval van nieuwe woningen moet worden aangetoond of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. In het Besluit m.e.r. is niet gedefinieerd wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject wordt verstaan. In het kader van de toepassing van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (de kruimelgevallen) heeft zich jurisprudentie gevormd over het begrip stedelijk ontwikkelingsproject. Artikel 4 van bijlage II van het Bor is niet van toepassing op projecten waar het Besluit m.e.r. op van toepassing is. Uit de jurisprudentie blijkt dat het afhangt van de concrete omstandigheden of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r., waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, is niet doorslaggevend voor het zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r..
De drempelwaarde uit onderdeel D voor woningen ligt op 2.000 woningen of meer. Het planvoornemen betreft de realisatie van 1 woning. Het project ligt binnen bestaand stedelijk gebied waarbij de functie wonen hetzelfde blijft. Daarmee wordt gesteld dat er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r..
Het plan bevat tevens geen activiteit, die mogelijk leidt tot significante milieu gevolgen. Voor het plan is geen verplichting tot het uitvoeren van een planMER, noch tot het verplicht uitvoeren van een formele en/of vormvrije m.e.r.-beoordeling.
5.10.2 Conclusie
Een vormvrije m.e.r. beoordeling is niet van toepassing.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In deze paragraaf wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om bij onder meer bij de ruimtelijke ontwikkeling van één of meer woningen kosten te verhalen op particuliere grondexploitanten. Dit kostenverhaal zal plaatsvinden door middel van een anterieure overeenkomst. Deze anterieure overeenkomst zal tevens voorzien in een afspraak omtrent eventuele planschadeclaims.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In deze paragraaf worden de resultaten van de inspraakprocedures en het overleg ex artikel 3.1.1 Bro behandeld.
6.2.1 Inspraak
In het kader van de inspraakprocedure en in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf donderdag 11 april 2019 tot en met woensdag 22 mei 2019 ter inzage gelegen.
Gedurende deze periode zijn geen inspraakreacties ingediend.
6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van de inspraakprocedure en in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf donderdag 11 april 2019 tot en met woensdag 22 mei 2019 ter inzage gelegen.
Van de volgende vooroverlegpartners is een reactie ontvangen; veiligheidsregio Hollands Midden, Gasunie, Hoogheemraadschap en Omgevingsdienst West-Holland.
Het Hoogheemraadschap en de Gasunie hadden geen opmerkingen op het plan. De reactie van de veiligheidsregio wordt meegenomen in de nadere uitwerking van het plan, dit heeft geen verdere consequenties voor het ontwerp bestemmingsplan. Naar aanleiding van de reactie van de Omgevingsdienst is paragraaf 5.7 Externe veiligheid aangepast.
6.2.3 Zienswijzen
Vanaf 5 september 2019 tot en met 16 oktober 2019 heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Voor een ieder was het mogelijk een zienswijze in te dienen.
Gedurende deze periode zijn er twee zienswijzen ontvangen. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft aangegeven dat er geen bezwaren zijn en dat er geen watervergunning nodig is. De omgevingsdienst West-Holland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben ten aanzien van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan kan ongewijzigd worden vastgesteld.
Bijlage 1 Beeldkwaliteit En Erfinrichting
Bijlage 1 Beeldkwaliteit en erfinrichting
Bijlage 1 Archeologie Onderzoek
Bijlage 1 Archeologie onderzoek
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Akoestiek Onderzoek
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Quickscan flora en fauna