Buitengebied Teylingen
Bestemmingsplan - gemeente Teylingen
Vastgesteld op 30-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1525.TEY01015- van de gemeente Teylingen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep (inclusief internetverkoop), dat in een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.9 aan het bollencomplex gerelateerde bedrijven
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven in het buitengebied zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie, agrarisch loonwerk en broeierijbedrijven zonder opengrondteelt.
1.10 agrarisch bedrijf
een volwaardig of reëel bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- b. bollenteelt:
- 1. de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen op open grond;
- 2. de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laag blijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten op open grond ;
- 3. de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt op open grond;
- 4. broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf;
niet zijnde sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw;
- c. boomkwekerij/-teelt: de teelt van bomen als dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
- d. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie;
- e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- f. gemengd teeltbedrijf: een bedrijf dat in gelijke mate zowel gericht is op het telen van bloembollen, bolbloemen, snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
- g. stekbedrijven: bedrijven die nagenoeg geheel gericht zijn op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft;
- h. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder ook begrepen het fokken van paarden en het houden van geiten en schapen;
- i. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- j. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- k. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- l. sierteelt: de teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen.
1.11 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat rechtstreeks ten dienste staat van agrarische bedrijven en gericht is op het opslaan van goederen en het leveren van goederen en/of diensten aan agrarische bedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven daaronder niet begrepen).
1.12 agrarisch hulpgebouw
gebouwen van geringe omvang die noodzakelijk zijn voor de agrarisch bedrijfsvoering.
1.13 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.
1.14 agrarisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake de agrarisch sector.
1.15 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.
1.16 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.17 archeologisch onderzoeksrappport
een rapport dat op basis van archeologisch onderzoek wordt opgesteld en voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.18 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.19 bak
het casco inclusief omlopen van het woonschip dat uit één geheel bestaat.
1.20 basis (van een rolkas)
het ruimtebeslag van een rolkas op enig punt van de rails waarop de rolkas is gebouwd.
1.21 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.22 bed & breakfast
het op kleine schaal aanbieden van ruimte voor nachtverblijf tegen vergoeding, al dan niet met ontbijt, in of bij een (bedrijfs)woning, zonder exploitatie van zaalaccommodatie.
1.23 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.24 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.25 bedrijfsgebouwen
alle op een bedrijfsperceel aanwezige gebouwen ten behoeve van de bedrijfsvoering, met uitzondering van kassen en bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen.
1.26 bestaande aantal (bedrijfs)woningen
het aantal (bedrijfs)woningen zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.27 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.28 bestaande gebouwen
gebouwen zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.29 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.30 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.31 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.32 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.33 blauwe diensten
het uitvoeren van diensten die verband houden met het watersysteem zoals waterbeheer of onderhoud van watergangen en stuwen.
1.34 bollencomplex
de clusters van teeltbedrijven, veilingen, afzetorganisaties, handels- en exportbedrijven, en tuinbouwtoeleveranciers.
1.35 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.36 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.37 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.38 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.39 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.
1.40 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.41 broeierij
het in geconditioneerde omstandigheden opwerken van bollen tot bloemen.
1.42 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.43 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.44 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.45 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.46 dagrecreatie
activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd zoals sport en spel, natuurbeleving en amusement, die uitsluitend plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag, zonder overnachting.
1.47 dagrecreatief lusthof
een als tuin ingericht deel van het weidegebied waar de beleving van natuur en landschap centraal staat en waarbij - ook ondergeschikt - geen horeca-activiteiten zijn toegestaan.
1.48 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.49 detailhandel in volumineuze goederen
een detailhandelsonderneming nader te onderscheiden in de volgende branchegroepen:
- a. detailhandel met betrekking tot woninginrichting waaronder meubelen, parket, zonwering en vloerbedekking;
- b. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- c. detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, tenten, motoren, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmaterialen, onderdelen en/of materialen;
- d. duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden.
1.50 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.51 duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden
gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en die gelegen zijn in de Greenport Duin- en Bollenstreek, inclusief de zuidelijke en noordelijke uitloper zoals opgenomen in bijlage 6.
1.52 erfgrens bij woonschepen
de grens waar het gebruiksrecht eindigt; indien niet is vastgelegd waar het gebruiksrecht eindigt, dan betreft het de denkbeeldige middellijn tussen twee woonschepen.
1.53 evenement
gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning, cultuur, thematische markten en andere vertoningen.
1.54 evenemententerrein
gronden waarop evenementen plaatsvinden.
1.55 extensieve dagrecreatie/extensief recreatief medegebruik
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, kanoën, zwemmen en natuurobservatie. Hieronder wordt niet verstaan het gebruik van gronden ten behoeve van de vliegsport.
1.56 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.57 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.58 horeca
één of meer van de navolgende activiteiten:
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaar;
- b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
- c. het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
- d. het bovenstaande al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.59 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.60 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.61 internetverkoop
een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.
1.62 justitiële jeugdzorginrichting
voorziening gericht op verblijf, opvoeding en behandeling op basis van justitiële maatregelen.
1.63 kamerverhuur
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.
Onder de definitie van kamerverhuur valt niet:
- de verhuur van één tot drie kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²; door het gemeentebestuur wordt degene aangewezen die in het kader van deze regels als bewoner wordt aangemerkt;
- de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.
1.64 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, tenten, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.65 kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.66 kas
een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van 1,5 m of meer, ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen (trek-, tunnel-, schaduw-, boog-, gaas- en rolkassen daaronder begrepen, maar met uitzondering van schuurkassen).
1.67 kweektunnels
(min of meer) halfronde, verplaatsbare constructies met een hoogte van maximaal 1,50 m, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal.
1.68 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten (inclusief internetverkoop) die in een woning of bijgebouw door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.69 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.70 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen waaronder tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.71 landschapsdeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap, natuur en/of cultuurhistorie.
1.72 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.73 maaiveld
de bovenkant van de grond of het natuurlijk terrein.
1.74 maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de bestemming Maatschappelijk - Natuur
educatieve, sociale, sociaal-culturele, woon-zorg en natuurgerichte voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen, alsook een leerwerkboerderij en een historische scheepswerf, ten behoeve van openbare dienstverlening en natuurbehoud en -ontwikkeling, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.75 manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.76 natuurgerelateerde maatschappelijke voorzieningen
educatieve, culturele, sociale en/of medische voorzieningen waarvan de activiteiten een directe relatie hebben met de natuurlijke omgeving, zoals schooltuinen of een voorziening voor dagbesteding van patiënten, met een bij de locatie passende verkeersaantrekkende werking.
1.77 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.78 nevenfunctie
naast de hoofdfunctie van een agrarisch bedrijf functionerende tak, welke dient bij te dragen aan het inkomen van het agrarische bedrijf, ondergeschikt dient te zijn aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf in inkomsten, oppervlakte en tijdsbesteding en verbonden dient te zijn aan de teeltgrond en/of het bouwvlak (erf en/of overige gronden).
1.79 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.80 oeverlijn
de scheidingslijn tussen water en land.
1.81 ondersteunend glas
glazen en plastic kassen met een goothoogte hoger dan 1,5 m, waaronder begrepen tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, regenkappen, ter ondersteuning van de hoofdactiviteit teelt van gewassen op de open grond.
1.82 orangerie
een vorstvrije winterstalling voor niet-wintervaste planten, zoals tropische planten en kuipplanten.
1.83 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.84 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
1.85 paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
1.86 paardrijactiviteiten
het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.
1.87 paardrijschool
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt.
1.88 peil
- a. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
- b. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.89 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.90 plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, welke niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.
1.91 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.92 prostitutiebedrijf
een seksinrichting of een escortonderneming.
1.93 recreatieappartement
een gedeelte van een gebouw, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.94 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.
1.95 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarin - gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting - past bij ten minste een halve tot volledige arbeidskracht, met perspectief op volwaardigheid.
1.96 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.97 schuurkas
een gebouw ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 3 m of meer, waarvan alleen het dak bestaat uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal.
1.98 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.99 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.100 Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.101 standplaats
een mobiel (verkoop)punt/ruimte ten behoeve van verkoop of dienstverlening.
1.102 standplaats voor kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.103 standplaats woonwagen
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.104 stacaravan
een onderkomen dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.105 steiger
een constructie langs en boven het water, meestal in de vorm van een houten vloer en direct grenzend aan het woonschip en/of grenzend aan de oever. Tot de steiger behoort ook een eventueel aanwezige aansluitende strook van maximaal 0,5 m boven land, gemeten vanaf de oeverlijn en evenwijdig aan het water (zie onderstaande figuur).
1.106 stekbedrijf
een agrarisch bedrijf dat nagenoeg geheel gericht is op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal.
1.107 talud
slootkant.
1.108 teeltondersteunende voorzieningen bij bollenteeltbedrijven, gemengde bedrijven en stekbedrijven
tijdelijke kweektunnels lager dan 1,5 m en afdekfolies.
1.109 ondersteunende voorzieningen bij grondgebonden veehouderijbedrijven
kuilvoerplaten, mestplaten, mestzakken en silo's.
1.110 teeltondersteunende voorzieningen bij glastuinbouwbedrijven
waterbassin, silo's en warmtekrachtinstallaties.
1.111 toeristische standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende een beperkte periode van het jaar.
1.112 vaste standplaats
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel of stacaravan, die gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.113 verblijfsrecreatie
activiteiten gericht op ontspanning in de vrije tijd waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste een nacht buitenshuis verblijft, niet zijnde overnachtingen bij familie en kennissen.
1.114 verblijfsrecreatieve pleziervaartuigen
pleziervaartuigen met een ligplaats in een haven.
1.115 verharding ten behoeve van woonschip
een constructie geheel boven het land gelegen in de vorm van hout of bestrating die bedoeld is voor recreatief gebruik.
1.116 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.117 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en/of siergewassen worden geteeld.
1.118 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarin - gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting - een volwaardige arbeidskracht gedurende het gehele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam bij wijze van hoofdberoep te worden geëxploiteerd.
1.119 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.120 voorgevelrooilijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. Zie onderstaand figuur.
1.121 water op perceelsniveau
water, niet zijnde hoofdwatergangen of water ten behoeve van waterstaatswerken, dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming die aan het betreffende water is toegekend.
1.122 Wgh
de Wet geluidhinder.
1.123 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.
1.124 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.125 woning of wooneenheid
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.126 woonschip
elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, dag-of nachtverblijf van een of meer personen.
1.127 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw. Zie onderstaand figuur.
1.128 figuur bezonning
1.129 zijgevelrooilijn bij woonschepen
de lijn die in het verlengde ligt van de zijde van de bak van het woonschip die grenst aan zone C zoals opgenomen in bijlage 3.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Bij ondergronds bouwen: vanaf peil tot aan de bovenkant van de laagst gelegen afgewerkte vloer onder peil van een gebouw.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren; bij afwezigheid van een gevel: de rand van het bouwwerk geprojecteerd op het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 hoogte van een woonschip
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
2.9 hoogte van erfafscheidingen en windschermen bij een woonschip
vanaf de aansluitend terrein, steiger of vlonder.
2.10 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen met dien verstande dat de inhoud van ondergrondse bouwwerken (gedeeltelijk) gelegen buiten de buitenzijde van de gevels mede in aanmerking genomen.
2.11 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.12 lengte van een woonschip
de lengte wordt in een rechte lijn gemeten over de langste lengte van het woonschip. Stootranden, loopranden, dakranden, goten etc. worden niet mee gerekend tot een maximum van 50 cm.
2.13 breedte van een woonschip
de breedte wordt gemeten over de grootste breedte van het woonschip. Stootranden, loopranden, dakranden, goten etc. worden niet mee gerekend tot een maximum van 50 cm.
2.14 hoogte van een woonschip (uiterste hoogtemaat)
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
2.15 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
2.16 diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen
De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en
- overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.
- De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder b;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gemengd teeltbedrijf': tevens de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een gemengd teeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder f;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': tevens een plattelandswoning;
- d. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- g. extensief recreatief medegebruik;
- h. fietspaden;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': tevens volkstuinen;
- j. de in tabel 3.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 3.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer * | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land * | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
agrarisch handels- en exportbedrijf | - | geen limiet |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak en waarvan het begin van de rails binnen het bouwvlak is gelegen en 1 maal de oppervlakte van de kas op deze rails binnen het bouwvlak moet passen;
- 2. tijdelijke kweektunnels;
- 3. ondersteunend glas ter plaatse van de aanduiding 'kas';
- 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 3.1 onder e;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² per bouwvlak | - | 3 m | 6 m |
(ondersteunend) glas behorende bij gemengde teeltbedrijven | 5.616 m2 | - | - | 7 m |
overige ondersteunend glas | 3.000 m² per bouwvlak danwel aanduiding 'kas' | - | - | 7 m |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding- 2' | 3.000 m2 | - | 8 m | 10 m |
overige bedrijfsgebouwen | 250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m² | - | 8 m | 10 m |
tijdelijke kweektunnels buiten bouwvlakken | - | - | - | 1,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: | - | - | - | |
- voor de voorgevel | 1 m | |||
- buiten bouwvlakken | 1 m | |||
- overige plaatsen | 2 m | |||
windschermen | - | - | - | 1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | |
- binnen bouwvlak | 4 m | |||
- buiten bouwvlak | 2 m |
- = Niet van toepassing.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van het bebouwen van de gronden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – 2' onder de voorwaarden dat:
- a. het bollenteeltbedrijf ter plaatse van het totale agrarische bedrijfsperceel beschikt over meer dan 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond;
- b. het oppervlak aan bedrijfsgebouwen, geen glas of ondersteunend glas zijnde, ten hoogste 125 m2 per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond bedraagt;
- c. de vergroting van de oppervlakte bedrijfsgebouwen dient daadwerkelijk noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering hetgeen blijkt uit het advies van een agrarisch deskundige;
- d. er sprake is van sanering en/of een forse kwaliteitsverbetering van het landschap hetgeen blijkt uit het advies van een landschapsdeskundige;
- e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bebouwing hetgeen blijkt uit het advies van een landschapsdeskundige;
- f. sanering en/of een forse kwaliteitsverbetering kan bereikt worden door middel van sanering van overtollige glasopstanden en/of het rendabel maken van onrendabele gronden; de omvang/wijze waarin/waarop dit gebeurt, wordt afgestemd op de concrete bouwaanvraag. Alvorens tot bouwen overgegaan mag worden, worden de afspraken in een overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer vastgelegd.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
- e. tijdelijke kweektunnels buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 1 januari tot en met 31 maart;
- f. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- g. nevenfuncties zijn niet toegestaan in ondersteunend glas;
- h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 3.1 voorzien zijn van de aanduiding*;
- i. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder b;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': tevens een plattelandswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot': uitsluitend een baggerspeciedepot;
- d. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- g. extensief recreatief medegebruik;
- h. fietspaden;
- i. de in tabel 4.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 4.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
agrarisch handels- en exportbedrijf | - | geen limiet |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak en waarvan het begin van de rails binnen het bouwvlak is gelegen en 1 maal de oppervlakte van de kas op deze rails binnen het bouwvlak moet passen;
- 2. tijdelijke kweektunnels;
- 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 4.1 onder e;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² per bouwvlak | - | 3 m | 6 m |
ondersteunend glas | 3.000 m² | - | - | 7 m |
bedrijfsgebouwen | 250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m² | - | 8 m | 10 m |
tijdelijke kweektunnels buiten bouwvlakken | - | - | - | 1,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: | - | - | - | |
- voor de voorgevel | 1 m | |||
- buiten bouwvlakken | 1 m | |||
- overige plaatsen | 2 m | |||
windschermen | - | - | - | 1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | ||||
- binnen bouwvlak | - | - | - | 4 m |
- buiten bouwvlak | - | - | - | 2 m |
- = Niet van toepassing.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
- e. tijdelijke kweektunnels buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 1 januari tot en met 31 maart;
- f. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- g. nevenfuncties zijn niet toegestaan in ondersteunend glas;
- h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 4.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- i. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 5 Agrarisch - Bollenteelt - Bollenzone 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - bollenzone 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder b;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - graszodenkwekerij': tevens een graszoden kwekerij;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': tevens een plattelandswoning;
- d. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- g. extensief recreatief medegebruik;
- h. fietspaden;
- i. de in tabel 5.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie;
- j. de in Bijlage 7 opgenomen adresgebonden nevenfuncties.
Tabel 5.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
agrarisch handels- en exportbedrijf | - | geen limiet |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
5.2 Bouwregels
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak en waarvan het begin van de rails binnen het bouwvlak is gelegen en 1 maal de oppervlakte van de kas op deze rails binnen het bouwvlak moet passen;
- 2. tijdelijke kweektunnels;
- 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 5.1 onder e;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen, tenzij anders door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² per bouwvlak | - | 3 m | 6 m |
ondersteunend glas | 3.000 m² per bouwvlak | - | - | 7 m |
bedrijfsgebouwen | 250 m²per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m² | - | 8 m | 10 m |
tijdelijke kweektunnels buiten bouwvlakken | - | - | - | 1,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
windschermen | - | - | - | 1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde - binnen bouwvlak - buiten bouwvlak | - | - | - | 4 m 2 m |
- = Niet van toepassing.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
- e. tijdelijke kweektunnels buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 1 januari tot en met 31 maart;
- f. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- g. nevenfuncties zijn niet toegestaan in ondersteunend glas;
- h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 5.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- i. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- graszondenkwekerij' mogen de gronden eveneens gebruikt worden voor het kweken van graszoden en de stalling van materialen en installaties ten behoeve van een graszodenkwekerij.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 6 Agrarisch - Bollenteelt - Glastuinbouwconcentratiegebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - glastuinbouwconcentratiegebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder b;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag niet agrarische producten': tevens de opslag van niet-agrarische producten;
- c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. de in tabel 6.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfuncties;
- g. de in Bijlage 7 opgenomen adresgebonden nevenfuncties.
Tabel 6.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
agrarisch handels- en exportbedrijf | - | geen limiet |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
6.2 Bouwregels
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak en waarvan het begin van de rails binnen het bouwvlak is gelegen en 1 maal de oppervlakte van de kas op deze rails binnen het bouwvlak moet passen;
- 2. tijdelijke kweektunnels;
- 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 6.1 onder b;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² per bouwvlak | - | 3 m | 6 m |
ondersteunend glas | 3.000 m² per bouwvlak | - | - | 7 m |
bedrijfsgebouwen | 250 m²per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m² | - | 8 m | 10 m |
tijdelijke kweektunnels buiten bouwvlakken | - | - | - | 1,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
windschermen | - | - | - | 1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde - binnen bouwvlak - buiten bouwvlak | - | - | - | 4 m 2 m |
- = Niet van toepassing.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
- e. tijdelijke kweektunnels buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 1 januari tot en met 31 maart;
- f. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- g. nevenfuncties zijn niet toegestaan in ondersteunend glas;
- h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 6.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- i. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 7 Agrarisch - Bollenteelt - Waardevolle Graslanden
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bollenteelt - waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een bollenteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder b;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt': tevens de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een boomteeltbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder c;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - orangerie': tevens een orangerie;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning': tevens een plattelandswoning;
- e. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. karakteristieke graslanden;
- 2. water;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. weidevogels;
- 5. waardevolle oever en slootvegetatie;
- 6. geriefhoutbosjes en houtwallen en -singels;
- f. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- g. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- h. extensief recreatief medegebruik;
- i. fietspaden;
- j. de in tabel 7.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie;
- k. de in Bijlage 7 opgenomen adresgebonden nevenfuncties.
Tabel 7.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
agrarisch handels- en exportbedrijf | - | geen limiet |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. rolkassen die een basis hebben binnen het bouwvlak en waarvan het begin van de rails binnen het bouwvlak is gelegen en 1 maal de oppervlakte van de kas op deze rails binnen het bouwvlak moet passen;
- 2. tijdelijke kweektunnels;
- 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 7.1 onder f;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² per bouwvlak | - | 3 m | 6 m |
ondersteunend glas | 3.000 m² per bouwvlak | - | - | 7 m |
bedrijfsgebouwen | 250 m² per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond met een maximum van 3.000 m² | - | 8 m | 10 m |
tijdelijke kweektunnels buiten bouwvlakken | - | - | - | 1,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
windschermen | - | - | - | 1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde - binnen bouwvlak - buiten bouwvlak | - | - | - | 4 m 2 m |
- = Niet van toepassing.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
- e. tijdelijke kweektunnels buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 1 januari tot en met 31 maart;
- f. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- g. nevenfuncties zijn niet toegestaan in ondersteunend glas;
- h. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 7.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- i. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis;
- j. gebruik ten behoeve van het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 1' is uitsluitend toelaatbaar indien:
- 1. de kleurstelling van de noordoostelijke zijgevel van het gebouw neutraal en gedekt is uitgevoerd; de zijgevel moet worden uitgevoerd in een steenkleur, licht- tot donkergroen, grijstint of een vergelijkbare kleur;
- 2. de bestaande sloot aan de noordoostelijke zijde van het perceel wordt gebruikt voor landschappelijke inpassing.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 8 Agrarisch - Glastuinbouw - Bollenzone 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw - bollenzone 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder i;
- b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. fietspaden;
- g. de in tabel 8.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 8.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. teeltondersteunende voorzieningen, voor zover direct grenzend aan het bouwvlak;
- 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerk geen gebouw zijnde;
- 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 8.1 onder c;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² per bouwvlak | - | 3 m | 6 m |
kassen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bollenteeltbedrijf' of 'kas' | 3.000 m² per bouwvlak | - | - | 7 m |
bedrijfsgebouwen elders | bestaand | - | 8 m | 10 m |
kassen elders | bestaand | - | - | 7 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
tanks voor warm wateropslag | - | - | - | 10 m |
warmtebassins en warmtebuffertanks | - | - | - | 4 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder d, teneinde een grotere oppervlakte maat aan bedrijfsgebouwen en kassen toe te staan, met inachtneming van de tabel en de volgende voorwaarden:
- a. de vergroting van de oppervlakte bedrijfsbebouwing, niet zijnde kassen, bedraagt ten hoogste 10% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte bedragen;
- b. de oppervlakte aan kassen mag worden vergroot tot een maximum van 20.000 m²;
- c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- d. de aanwezige landschapswaarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- e. de uitbreiding vindt plaats binnen het bouwvlak;
- f. bij de uitbreiding van de bebouwing dient het hemelwaterafvoer van de toename van bebouwing te worden vastgehouden door deze toe te voegen aan het grondwater; indien dit niet mogelijk is, dient ter compensatie open water te worden gerealiseerd ter grootte van 15% van de toegevoegde oppervlakte aan bebouwing tenzij:
- 1. de (gezamenlijke) uitbreiding van de bebouwing minder bedraagt dan 400 m2,
of - 2. na overleg met Hoogheemraadschap Rijnland is gebleken dat er geen noodzaak tot watercompensatie aanwezig is.
- 1. de (gezamenlijke) uitbreiding van de bebouwing minder bedraagt dan 400 m2,
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- c. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- d. nevenfuncties zijn niet toegestaan in kassen;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 8.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- f. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 9 Agrarisch - Glastuinbouw - Waardevolle Graslanden
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw - waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder i;
- b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. karakteristieke graslanden;
- 2. water;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. weidevogels;
- 5. waardevolle oever en slootvegetatie;
- 6. geriefhoutbosjes en houtwallen en -singels;
- c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. fietspaden;
- g. de in tabel 9.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 9.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
wandel- en ruiterpaden over het land | alle gronden* | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. teeltondersteunende voorzieningen, voor zover direct grenzend aan het bouwvlak;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 9.1 onder c;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen | volledig bouwvlak | - | 5 m | 10 m |
kassen | volledig bouwvlak | - | 4 m | 7 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
tanks voor warm wateropslag | - | - | - | 10 m |
warmtebassins en warmtebuffertanks | - | - | - | 4 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | - 3 m |
- = Niet van toepassing.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- c. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- d. nevenfuncties zijn niet toegestaan in kassen;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 9.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- f. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 10 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij - Bollenzone 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - bollenzone 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder h;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - lusthof': tevens voor een dagrecreatief lusthof';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': tevens voor een kampeerterrein;
- d. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij': tevens voor een agrarisch bedrijf in de vorm van een intensieve veehouderij bij wijze van neventak;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig': tevens voor hobbymatige veehouderij;
- g. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- h. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- i. extensief recreatief medegebruik;
- j. fietspaden;
- k. de in tabel 10.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 10.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel en/of paardenhandel | - | 100 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 10.1 onder g;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen | volledig bouwvlak | - | 8 m | 10 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
silo's | - | - | - | 10 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
10.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 10.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- f. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
- g. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel (de veestapel zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is vergund of gemeld op basis van de Wet Milieubeheer), danwel een wijziging van het stalsysteem, waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 11 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij - Bollenzone 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - bollenzone 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder h;
- b. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. extensief recreatief medegebruik;
- f. fietspaden;
- g. de in tabel 11.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 11.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel en/of paardenhandel | - | 100 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 11.1 onder c;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen | volledig bouwvlak | - | 8 m | 10 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
silo's | - | - | - | 10 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 11.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- f. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
- g. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel (de veestapel zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is vergund of gemeld op basis van de Wet Milieubeheer), danwel een wijziging van het stalsysteem, waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 12 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij - Bollenzone 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - bollenzone 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder h;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': tevens voor een zorgboerderij;
- c. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. bollenvelden;
- 2. grootschalige openheid;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. natuur- en landschapselementen in de vorm van houtwallen en -singels, geriefhoutbosjes en overige groenvoorzieningen;
- d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. fietspaden;
- h. de in tabel 12.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 12.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel en/of paardenhandel | - | 100 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 12.1 onder d;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen | volledig bouwvlak | - | 8 m | 10 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
silo's | - | - | - | 10 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 12.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- f. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
- g. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel (de veestapel zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is vergund of gemeld op basis van de Wet Milieubeheer), danwel een wijziging van het stalsysteem, waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.6 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 13 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij - Glastuinbouwconcentratiegebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - glastuinbouwconcentratiegebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder h;
- b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- d. extensief recreatief medegebruik;
- e. de in tabel 13.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie.
Tabel 13 .1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
onverharde wandelpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel en/of paardenhandel | - | 100 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 13.1 onder b;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen | volledig bouwvlak | - | 8 m | 10 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
silo's | - | - | - | 10 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
13.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het gebruik van afdekfolies is toegestaan.
- c. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- d. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- e. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- f. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 13.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- g. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
- h. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel (de veestapel zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is vergund of gemeld op basis van de Wet Milieubeheer), danwel een wijziging van het stalsysteem, waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.5 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 14 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij - Waardevolle Graslanden
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - waardevolle graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder h;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': tevens voor een kampeerterrein;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens voor een recreatiewoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilvoerplaat'; uitsluitend voor kuilvoerplaten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens een botenopslag;
- f. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, in de vorm van:
- 1. karakteristieke graslanden;
- 2. water;
- 3. kenmerkende landschapsstructuur;
- 4. weidevogels;
- 5. waardevolle oever en slootvegetatie;
- 6. geriefhoutbosjes en houtwallen en -singels;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij': tevens voor een agrarisch bedrijf in de vorm van een intensieve veehouderij bij wijze van neventak:
- h. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water op perceelsniveau, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- i. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- j. extensief recreatief medegebruik;
- k. kleinschalige natuurontwikkeling;
- l. fietspaden;
- m. de in tabel 14.1 genoemde toegestane nevenfuncties met bijbehorend maximaal aantal m² aan bebouwing, dat in gebruik mag worden genomen ten dienste van de nevenfunctie;
- n. de in Bijlage 7 opgenomen adresgebonden nevenfuncties.
Tabel 14 .1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | - | 100 |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | - | 500 |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | alle gronden* | 100 |
bed & breakfast | - | maximaal 3 kamers en 8 bedden |
opslag en stalling van recreatieve attributen zoals boten en caravans | - | 500 |
wandel- en ruiterpaden over het land | alle gronden* | 0 |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | - | 0 |
agrarisch loonbedrijf | - | 200 |
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel en/of paardenhandel | - | 100 |
* = dit betreft tevens de gronden buiten het bouwvlak.
- = Niet van toepassing.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
- 1. erf- en terreinafscheidingen;
- 2. zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zonnepanelen';
- 3. agrarische hulpgebouwen;
- 4. kuilvoerplaten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilvoerplaat';
- 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van voorzieningen zoals opgenomen in lid 14.1 onderh ;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen, tenzij anders door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
- d. het aantal recreatiewoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het aantal recreatiewoningen zoals aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen';
- e. het aantal agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 per bedrijf
- f. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
agrarische hulpgebouwen buiten het bouwvlak | 75 m2 | - | 3 m | 6 m |
overige bedrijfsgebouwen | volledig bouwvlak | - | 8 m | 10 m |
recreatiewoningen | bestaand | - | 3 m | 3,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
silo's | - | - | - | 10 m |
zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding zonnepanelen' | - | - | - | 1,5 m |
botenloods op de gronden met de aanduiding 'opslag' | bestaand | - | bestaand | bestaand |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is niet toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- d. de nevenfunctie bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van de nevenfuncties die in tabel 14.1 voorzien zijn van de aanduiding *;
- f. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
- g. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel (de veestapel zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is vergund of gemeld op basis van de Wet Milieubeheer), danwel een wijziging van het stalsysteem, waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.7 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 15 Bedrijf
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg is toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg is toegestaan;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' uitsluitend gemalen zijn toegestaan;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw 3.1' uitsluitend een scheepsbouwbedrijf en opslag van boten uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan;
- 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenstalling': uitsluitend een botenstalling is toegestaan;
- 7. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend opslag is toegestaan;
- 8. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': uitsluitend een ontsluiting ten dienste van de bestemming 'Bedrijf' en ten behoeve van de aangrenzende gronden met een agrarische functie is toegestaan;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasinrichting ': tevens een lasinrichting uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerbedrijf ': tevens een timmerbedrijf uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier ': tevens een hoveniersbedrijf uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek ': tevens een machinefabriek uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw 3.2': tevens een scheepsbouwbedrijf uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuilafvoerbedrijf ': tevens een vuilafvoerbedrijf uit categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension ': tevens een dierenpension uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf 3.1': tevens een metaalbewerkingsbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf 3.2': tevens een metaalbewerkingsbedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vleesgroothandel': tevens een vleesgroothandel uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handels- en exportbedrijf': tevens agrarische handels- en exportbedrijven;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoverkoop': tevens de verkoop van auto's;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens zelfstandige kantoren;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation': tevens een gasontvangststation;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': tevens een garagebedrijf inclusief de verkoop van motorbrandstoffen;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw': een bedrijfsverzamelgebouw;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kookstudio': een kookstudio in de vorm van een ruimte waar in besloten sfeer kookworkshops worden gegeven en/of groepen onder professionele begeleiding werken in een keuken en waarbij uitsluitend ten behoeve van deze activiteiten het schenken van alcoholische dranken is toegestaan;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in agrarische machines en aanverwante producten': een groothandel in agrarische machines en aanverwante producten uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- u. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen, tenzij anders door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' in geen geval een bedrijfswoning is toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' 1 bedrijfswoning is toegestaan;
- c. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen | bestaand + 10%* | - | 8 m | 10 m |
kassen | bestaand + 10% | - | - | 7 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation' - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 3 m 2 m |
licht- en reclamemasten | - | - | - | 6 m |
bedrijfsinstallaties | - | - | - | 12 m |
hoogspanningsmasten ten behoeve van een hoogspanningsverbinding | - | - | - | 40 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
* tenzij anders doormiddel van een maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' of maximum bebouwingsprecentage is aangegeven
met dien verstande dat:
- d. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf 3.1' aanvullend de volgende regels gelden:
- 1. een werkplaats met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2, een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van 6 m is toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van de bedrijfshal ten minste even hoog is als de bedrijfswoning;
- 3. aan de noordoostgevel van de bedrijfswoning aansluitend een geluidscherm wordt opgericht welke reikt tot een hoogte van ten minste 2/3 van de hoogste verdieping van de woning en het scherm richting zuidoosten loopt met een lengte van ten minste 2,5 meter waarbij de diepte van de woning bij deze schermlengte maximaal 12,5 meter bedraagt.
- e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' de volgende regels gelden:
- 1. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 4.400 m2;
- 2. de goothoogte van de bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 4,4 m en de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6,2 m;
- 3. voldaan wordt aan de voorwaardelijk verplichting om binnen één jaar na start van de bouw de kassen op het perceel te slopen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maten' in afwijking van het bepaalde onder d, de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,25 m bedraagt.
15.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan, met uitzondering van bouwvlakken met de aanduiding:
- 1. 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw'
- 2. 'specifieke vorm van bedrijf - twee bedrijven' met dien verstande dat:
- het aantal bedrijven ter plaatse van deze aanduiding ten hoogste 2 betreft:
- de milieucategorie van het tweede bedrijf, niet zijn het metaalverwerkingsbedrijf uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (of ieder ander bedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten) ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bedraagt;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- c. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi';
- d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- f. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- h. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
- i. lpg-vulpunten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt';
- j. internetverkoop is toegestaan, mits ondergeschikt aan de hoofdfunctie.
- k. de gronden en bebouwing op het perceel 's Gravendamseweg 30 mogen uitsluitend in gebruik genomen worden conform de bestemming bedrijf mits alle kassen op het perceel, conform de overeenkomst met de gemeente gesloopt zijn.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.1:
- a. om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 15.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 15.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 15.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 16 Bedrijf - Agrarisch Aanverwant
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aan het bollencomplex gerelateerde bedrijven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel agrarisch aanverwant': tevens een groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen uit categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf': tevens een loonbedrijf;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
- e. de in tabel 16 .1 genoemde toegestane nevenfuncties;
- f. de in Bijlage 7 opgenomen adresgebonden nevenfuncties.
Tabel 16 .1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie |
de verwerking en verkoop aan huis van hoofdzakelijk ter plaatse geproduceerde agrarische producten |
stalling van caravans, kampeerauto's en daarmee gelijk te stellen vervoermiddelen voor recreatief gebruik in bestaande bebouwing (niet in kassen en geen stalling van voertuigen zoals oldtimers die regelmatig en frequent uit de stalling worden gehaald) |
kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in de vorm van het inrichten en gebruiken van ruimten voor doeleinden op het gebied van dagrecreatie, zoals voorlichtingsruimten, verkoopruimten |
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- b. het oppervlak van gronden in gebruik voor de bedrijfswoning inclusief bijbehorende erven en tuinen bedraagt ten hoogste 1.000 m².
- c. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi';
- d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- f. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- h. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 17 Bedrijf - Agrarisch Bedrijventerrein
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder b;
- a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder h;
- b. opslag en stalling van materialen ten behoeve van musea, verenigingen of andere culturele instellingen;
- c. behoud en versterking en herstel van de voorkomende natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden, waaronder afschermend groen;
- d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat kassen niet zijn toegestaan;
- b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
- c. overigens geldt het volgende:
max. bouwhoogte | |
bedrijfsgebouwen | 7 m |
overig erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | 1 m 1 m 2 m |
silo's - voedersilo's - sleufsilo's | 12 m 1,5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 3 m |
17.3 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden ter plaatse van de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied glastuinbouw 4' te wijzigen in een bestemming ten behoeve van de vestiging van gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. wijziging is alleen mogelijk in het kader van nieuwvestiging, hervestiging dan wel verplaatsing en uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven;
- b. er dient een inrichtingsplan te zijn waaruit ten minste het volgende moet blijken:
- 1. ten minste 10% van de oppervlakte van de in het plan begrepen gronden dient voor waterbergingsdoeleinden te worden gereserveerd;
- 2. ten minste 10% van de oppervlakte van de in het plan begrepen gronden dient landschappelijke inpassing worden gereserveerd;
- 3. op welke wijze eventuele aantasting van natuur- en landschapswaarden wordt gecompenseerd;
- 4. dat voldaan wordt aan de principes van de duurzaamheidsladder, artikel 2.1.5 lid 6 van de Verordening Ruimte zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland bij besluit van 30 juni 2014;
- c. vooraf dient een onderzoek te zijn uitgevoerd naar de aanwezigheid van plant- en diersoorten die zijn beschermd bij of krachtens de Flora- en faunawet;
- d. wijziging is alleen mogelijk indien geen sprake is van een toename van ammoniakdepositie binnen Natura 2000 als gevolg van de wijziging, dan wel met een toename van ammoniakemissie als gevolg van de wijziging geen afbreuk wordt gedaan aan bestaande natuurwaarden.
Artikel 18 Bedrijf - Agrarisch Handels- En Exportbedrijf
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Agrarisch handels- en exportbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aan het bollencomplex verwante handels- en exportbedrijven;
- b. de teelt van bollen bij wijze van neventak;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - handel in zwembaden en toebehoren': tevens de handel in zwembaden en toebehoren;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens parkeren ten behoeve van evenementen toelaatbaar op het evenemententerrein als bedoeld in artikel 72.2.2;
- g. de in tabel 18.1 genoemde toegestane nevenfuncties;
- h. de in Bijlage 7 opgenomen adresgebonden nevenfuncties.
Tabel 18.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie |
de verwerking en verkoop aan huis van hoofdzakelijk ter plaatse geproduceerde agrarische producten |
stalling van caravans, kampeerauto's en daarmee gelijk te stellen vervoermiddelen voor recreatief gebruik in bestaande bebouwing (niet in kassen en geen stalling van voertuigen zoals oldtimers die regelmatig en frequent uit de stalling worden gehaald ) |
kleinschalige dagrecreatieve activiteiten in de vorm van het inrichten en gebruiken van ruimten voor doeleinden op het gebied van dagrecreatie, zoals voorlichtingsruimten, verkoopruimten |
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- c. overigens geldt het volgende:
max oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen | bestaand + 10%* | - | 8 m | 10 m |
kassen | bestaand + 10% | - | - | 7 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
licht- en reclamemasten | - | - | - | 6 m |
bedrijfsinstallaties | - | - | - | 12 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
* tenzij anders doormiddel van een maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven.
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijf toegestaan;
- b. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- c. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 19 Gemengd
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderij bij wijze van deeltijd hetgeen betekent dat de omvang van de activiteiten
-gelet op het aantal dieren, hoeveelheid grond en/of inrichting - past bij minder dan een halve arbeidskracht, waarbij de bestaansmogelijkheden en continuïteit anderzins zijn verzekerd; - b. verblijfsrecreatie in de vorm van 3 recreatieve appartementen en 3 bed&breakfast eenheden;
- c. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van het houden van vergaderingen en workshops;
- d. horeca als ondersteunende functie ten behoeve van het bepaalde onder b en c;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen en kuilvoerplaten;
- c. het aantal bedrijfswoningen bedraagt 1 per bouwvlak tenzij anders door middel van een maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
- d. overigens geldt het volgende:
max oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen ten behoeve van overige functies | bestaand + 10% | - | 8 m | 10 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
silo's | - | - | - | 10 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = niet van toepassing
19.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de ondersteunende horeca zoals bepaald in lid 19.1 onder d mag ten hoogste 100 m2 van de bestaande bebouwing in gebruik genomen worden;
- b. ten behoeve van de ondersteunende horeca zoals bepaald in lid 19.1 onder d mag ten hoogste 100 m2 van de onbebouwde gronden in gebruik genomen worden voor een terras.
Artikel 20 Groen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water en voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - uitkijkpunt': tevens een uitkijkpunt, ligweide, speelvoorzieningen, parkeren en toegangswegen.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - uitkijkpunt' tevens 1 gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 9 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van sanitaire voorzieningen toegestaan;
- c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een uitkijkpunt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - uitkijkpunt' ten hoogste 5 m bedraagt.
Artikel 21 Horeca
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': tevens horeca uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
21.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
bedrijfsgebouwen | - | - | 6 m | 10 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
vlaggenmasten | - | - | - | 9 m |
licht- en reclamemasten | - | - | - | 6 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
21.3 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 21.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 21.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 21.1 genoemd.
Artikel 22 Kantoor
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Kantoor ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
22.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- c. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfsgebouwen | - | - | 6 m | 10 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m |
vlaggenmasten | - | - | - | 9 m |
licht- en reclamemasten | - | - | - | 6 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
Artikel 23 Landgoed
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, bescherming en beheer van het Landgoed Huys te Warmont;
- b. instandhouding bosgebied;
- c. behoud van de waarden van natuur en landschap;
- d. bosbouwkundige en cultuurhistorische waarden;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
23.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming in de vorm van een kantine en opslagruimte worden gebouwd;
- b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande goothoogte;
- c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
Artikel 24 Maatschappelijk - Jeugdzorg
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Jeugdzorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een justitiële opvanginrichting;
- b. niet justitiele jeugdzorg;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
- c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
- d. overigens geldt het volgende:
max. bouwhoogte | |
bedrijfsgebouwen | 11 m, tenzij anders aangegeven met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' |
erf- of terreinafscheidingen | 5 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 3 m |
Artikel 25 Maatschappelijk - Natuur
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen die passen in een natuurlijke omgeving, met dien verstande dat:
- 1. de beperkte bereikbaarheid van het gebied geen bezwaar oplevert voor het functioneren van de functie(s);
- 2. dat er geen verkeerskundige bezwaren zijn verbonden aan de aanwezigheid van de functie voor de aan de westzijde van de Haarlemmertrekvaart gesitueerde weg. Hierbij dient de doorstroming, alsmede de voor de functie(s) benodigde parkeercapaciteit, gewaarborgd te zijn;
- b. boomgaard en/of dierenweide;
- c. met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
- c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
- d. overigens geldt het volgende
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud per bouwvlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoning (incl. aan- en uitbouwen en bijgebouwen) | - | 750 m³ | 6 m | 9 m |
bedrijfsgebouwen | - | - | 3,5 m | 8 m |
hooibergen en vogelspottorens | - | - | - | 7 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 2 m |
- = Niet van toepassing.
Artikel 26 Molen
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een molen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
26.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de wieken en de omloop van een molen tot buiten het bouwvlak mogen reiken;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwvlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
bedrijfswoningen | bestaand | bestaand | bestaand | bestaand |
bedrijfsgebouwen | bestaand | bestaand | bestaand | bestaand |
erf- of terreinafscheidingen: | - | - | - | |
- voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | 1 m 1 m 2 m | |||
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
Artikel 27 Natuur
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
- b. agrarisch medegebruik;
- c. extensieve dagrecreatie ondergeschikt aan het bepaalde in lid a;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi': tevens een eendenkooi, mede ten behoeve van educatieve doeleinden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': tevens steigers en waterrecreatie;
- f. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, oeverbeschoeiingen, water en toegangs- en onderhoudspaden.
27.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'eendenkooi', waarbij het bestaande aantal, de bestaande oppervlakte en de bestaande goothoogte als maximum toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. op de gronden met de aanduiding 'steiger' gelden de volgende regels:
- 1. per aangrenzende woning is ten hoogste 1 steiger toegestaan;
- 2. de lengte en breedte van de steiger bedraagt ten hoogste respectievelijk 6 m en 1,5 m;
- 3. de bouwhoogte van de steiger bedraagt ten hoogste de hoogte van het peil;
- 4. de steiger overschrijdt de oeverlijn aan de landzijde met ten hoogste 0,5 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 onder a, teneinde gebouwen ten behoeve van de bestemming toe te staan, onder de volgende voorwaarden:
- a. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 40 m²;
- c. het gebouw is ten behoeve van educatieve doeleinden en/of een doelmatig beheer en onderhoud van de in lid 27.1 bedoelde gronden noodzakelijk;
- d. van de afwijking kan slechts eenmalig gebruik gemaakt worden;
- e. de natuurwaarden op het perceel en in de omgeving mogen niet onevenredig geschaad worden;
- f. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid;
- g. de verkeersaantrekkende werking mag niet onevenredig toenemen.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Recreatie - Dagrecreatie
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve voorzieningen;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - extensief agrarisch medegebruik': tevens extensief agrarisch medegebruik;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': het behoud van natuurwaarden;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water, wandel- en fietspaden en toegangswegen.
28.2 Bouwregels
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Recreatie - Dagrecreatie - 1
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dagrecreatieve functies;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, wandel- en fietspaden en toegangswegen.
29.2 Bouwregels
Artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie - Golfbaan
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een golfbaan;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water, wandel- en fietspaden en toegangswegen.
30.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - clubhuis' is uitsluitend een verenigingsgebouw inclusief kantine, met een oppervlakte van ten hoogste 600 m² toegestaan;
- c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op ten hoogste 3 schuilgelegenheden en ten hoogste 1 toiletgebouw, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een schuilgelegenheid ten hoogste 5 m² bedraagt, waarbij de oppervlaktemaat aan één zijde met ten hoogste 1 m overschreden mag worden door een luifel;
- 2. de bouwhoogte van een schuilgelegenheid ten hoogste 3 m bedraagt;
- 3. de oppervlakte van het toiletgebouw ten hoogste 9,5 m² bedraagt, waarbij de oppervlaktemaat aan één zijde met ten hoogste 1 m overschreden mag worden door een luifel;
- 4. de bouwhoogte van het toiletgebouw ten hoogste 3 m bedraagt;
- d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- e. behoudens het bepaalde onder c, bedraagt de goothoogte van gebouwen ten hoogste 4,5 m tenzij anders door middel van de maatvoeringsaanduiding maximum goothoogte is aangegeven;
- f. behoudens het bepaalde onder c, bedraagt de bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 9 m tenzij anders door middel van de maatvoeringsaanduiding maximum bouwhoogte is aangegeven;
- g. de bouwhoogte van overkappingen bedraag ten hoogste 2 m;
- h. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,5 m;
- i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 9 m.
Artikel 31 Recreatie - Dagrecreatie - Jachthaven 1
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - jachthaven 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jachthaven inclusief zeilvereniging;
- b. bedrijfsactiviteiten in de vorm van reparatie aan vaartuigen uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in landelijk gebied;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in landelijk gebied;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals steigers, groen, parkeervoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
31.2 Bouwregels
31.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied' en 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied' gelden de volgende regels:
- 1. het aantal woonschepen per aanduiding bedraagt ten hoogste 1 tenzij anders door middel van een maatvoeringaanduiding is aangegeven;
- 2. het aanmeren van woonschepen anders dan genoemd in bijlage 4 is niet toegestaan;
- 3. drijvende vlonders zijn niet toegestaan;
- 4. per woonschip zijn ten hoogste 2 pleziervaartuigen toegestaan met dien verstande dat:
- de doorvaart niet belemmerd mag worden;
- de pleziervaartuigen in zijn geheel binnen een afstand van 5 m van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied' of 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied' aangemeerd worden. Indien, als gevolg van belemmering van de doorvaart, het aanmeren van pleziervaartuigen uitsluitend parallel van de wal in zone B en C (zoals aangegeven in bijlage 3) mogelijk is, mag een afstand van 7 m aangehouden worden;
- 5. pleziervaartuigen bij woonschepen zijn uitsluitend in de periode 1 april t/m 31 oktober toegestaan met dien verstande dat pleziervaartuigen bij woonschepen buiten de periode buiten 1 april t/m 31 oktober wel zijn toegestaan indien is aangetoond dat het pleziervaartuig noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van het woonschip;
- b. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'woonschip 1 t/m 226' gelden tevens de volgende regels:
- 1. de hoogte van het woonschip bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat, indien de bestaande hoogte zoals opgenomen in bijlage 4 meer bedraagt dan 3 m, deze bestaande hoogte als maximaal aangehouden mag worden;
- 2. de breedte en lengte van de uiterste bakmaat en de opbouwmaat van bestaande woonschepen en bijbehorende voorzieningen zoals opgenomen in het bijlage 4 mag niet worden overschreden.
- c. het aantal woonschepen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschip' bedraagt ten hoogste 10.
Artikel 32 Recreatie - Dagrecreatie - Jachthaven 2
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - jachthaven 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jachthaven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in landelijk gebied;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': het behoud van natuurwaarden;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals steigers, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
32.2 Bouwregels
32.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied' gelden de volgende regels:
- a. het aantal woonschepen per aanduiding bedraagt ten hoogste 1 tenzij anders door middel van een maatvoeringaanduiding is aangegeven;
- b. het aanmeren van woonschepen anders dan genoemd in bijlage 4 is niet toegestaan;
- c. drijvende vlonders zijn niet toegestaan;
- d. per woonschip zijn ten hoogste 2 pleziervaartuigen toegestaan met dien verstande dat:
- 1. de doorvaart niet belemmerd mag worden;
- 2. de pleziervaartuigen in zijn geheel binnen een afstand van 5 m van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied' aangemeerd worden. Indien, als gevolg van belemmering van de doorvaart, het aanmeren van pleziervaartuigen uitsluitend parallel van de wal in zone B en C (zoals aangegeven in bijlage 3) mogelijk is, mag een afstand van 7 m aangehouden worden;
- e. pleziervaartuigen bij woonschepen zijn uitsluitend in de periode 1 april t/m 31 oktober toegestaan met dien verstande dat pleziervaartuigen bij woonschepen buiten de periode buiten 1 april t/m 31 oktober wel zijn toegestaan indien is aangetoond dat het pleziervaartuig noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van het woonschip.
Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'woonschip 1 t/m 226' gelden tevens de volgende regels:
- f. de hoogte van het woonschip bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat:
- 1. indien de bestaande hoogte zoals opgenomen in bijlage 4 meer bedraagt dan 3 m, deze bestaande hoogte als maximaal aangehouden mag worden;
- g. de breedte en lengte van de uiterste bakmaat en de opbouwmaat van bestaande woonschepen en bijbehorende voorzieningen zoals opgenomen in het bijlage 4 mag niet worden overschreden.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Recreatie - Dagrecreatie - Jachthaven 3
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - jachthaven 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jachthaven;
- b. bedrijfsactiviteiten in de vorm van reparatie aan vaartuigen uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bed&breakfast': tevens verblijfsrecreatie in de vorm van een bed&breakfast;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in bebouwd gebied;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in bebouwd gebied;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens een burgerwoning;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals steigers, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
33.2 Bouwregels
Algemeen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt per bouwvlak ten hoogste het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage van het bouwvlak;
- c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen;
- d. het aantal burgerwoningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' bedraagt ten hoogste 1;
- e. de inhoud van (bedrijfs)woningen bedraagt ten hoogste de bestaande inhoud;
- f. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 8 m;
- g. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties bedraagt ten hoogste 10 m;
- h. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraag ten hoogste 1,5 m;
- i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
33.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied' of 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied' gelden de volgende regels:
- a. het aantal woonschepen per aanduiding bedraagt ten hoogste 1 tenzij anders door middel van een maatvoeringaanduiding is aangegeven;
- b. het aanmeren van woonschepen anders dan genoemd in bijlage 4 is niet toegestaan;
- c. drijvende vlonders zijn niet toegestaan;
- d. per woonschip zijn ten hoogste 2 pleziervaartuigen toegestaan met dien verstande dat:
- 1. de doorvaart niet belemmerd mag worden;
- 2. de pleziervaartuigen in zijn geheel binnen een afstand van 5 m van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied' of 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied' aangemeerd worden. Indien, als gevolg van belemmering van de doorvaart, het aanmeren van pleziervaartuigen uitsluitend parallel van de wal in zone B en C (zoals aangegeven in bijlage 3) mogelijk is, mag een afstand van 7 m aangehouden worden;
- e. pleziervaartuigen bij woonschepen zijn uitsluitend in de periode 1 april t/m 31 oktober toegestaan met dien verstande dat pleziervaartuigen bij woonschepen buiten de periode buiten 1 april t/m 31 oktober wel zijn toegestaan indien is aangetoond dat het pleziervaartuig noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van het woonschip.
Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'woonschip 1 t/m 226' gelden tevens de volgende regels:
- f. de hoogte van het woonschip bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat:
- 1. indien de bestaande hoogte zoals opgenomen in bijlage 4 meer bedraagt dan 3 m, deze bestaande hoogte als maximaal aangehouden mag worden;
- g. de breedte en lengte van de uiterste bakmaat en de opbouwmaat van bestaande woonschepen en bijbehorende voorzieningen zoals opgenomen in het bijlage 4 mag niet worden overschreden.
Artikel 34 Recreatie - Dagrecreatie - Jachthaven 4
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - jachthaven 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jachthaven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein behorende bij de jachthaven;
- c. de in Bijlage 7 opgenomen adresgebonden nevenfuncties;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
34.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraag ten hoogste 1,5 m;
- c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 15 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
34.3 Specifieke gebruiksregels
Het aantal ligplaatsen bedraagt ten hoogste 200.
Artikel 35 Recreatie - Dagrecreatie - Jachthaven 5
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - jachthaven 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een jachthaven;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals steigers, nutsvoorzieningen en water.
35.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend steigers ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
35.3 Specifieke gebruiksregels
Het aantal ligplaatsen bedraagt ten hoogste 32.
Artikel 36 Recreatie - Dagrecreatie - Manege 1
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - manege 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een manege;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
36.2 Bouwregels
36.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 37 Recreatie - Dagrecreatie - Manege 2
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - manege 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een manege;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
37.2 Bouwregels
Artikel 38 Recreatie - Dagrecreatie - Sportveld
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - sportveld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. veldsporten;
- b. kamperen ten behoeve van verenigingen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
38.2 Bouwregels
38.3 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.1 ten behoeve van het toestaan van een educatieve, sociale, culturele en maatschappelijke functie(s), met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de functie(s) is (zijn) milieuplanologisch inpasbaar;
- b. de functie(s) worden alleen overdag uitgevoerd, tenzij is aangetoond dat 's avonds wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- c. parkeren dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
- d. nieuwbouw ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
- e. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking.
Artikel 39 Recreatie - Dagrecreatie - Volkstuin 1
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie - volkstuin 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
39.2 Bouwregels
Artikel 40 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Kampeerterrein 1
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - kampeerterrein 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kampeerterrein met uitsluitend kampeermiddelen;
- b. botenopslag;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - caravanterrein': tevens voor de plaatsing van caravans met bijbehorende dienst en beheergebouwen en voorzieningen ten behoeve van de watersport;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horeca uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': tevens voor een bij het kampeerterrein behorende jachthaven;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jachthaven1': tevens voor een bij het kampeerterrein behorende jachthaven met 34 ligplaatsen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein behorende bij de jachthaven/camping;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': uitsluitend een zwembad;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - sport- en speelveld': uitsluitend een sport- en speelveld;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in bebouwd gebied;
- k. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
40.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
40.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
- botenopslag zoals opgenomen in lid 40.1 onder b is uitsluitend in de periode 1 november tot en met de 1e zaterdag in mei toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied' gelden de volgende regels:
- a. het aantal woonschepen per aanduiding bedraagt ten hoogste 1 tenzij anders door middel van een maatvoeringaanduiding is aangegeven;
- b. het aanmeren van woonschepen anders dan genoemd in bijlage 4 is niet toegestaan;
- c. drijvende vlonders zijn niet toegestaan;
- d. per woonschip zijn ten hoogste 2 pleziervaartuigen toegestaan met dien verstande dat:
- 1. de doorvaart niet belemmerd mag worden;
- 2. de pleziervaartuigen in zijn geheel binnen een afstand van 5 m van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied' aangemeerd worden. Indien, als gevolg van belemmering van de doorvaart, het aanmeren van pleziervaartuigen uitsluitend parallel van de wal in zone B en C (zoals aangegeven in bijlage 3) mogelijk is, mag een afstand van 7 m aangehouden worden;
- e. pleziervaartuigen bij woonschepen zijn uitsluitend in de periode 1 april t/m 31 oktober toegestaan met dien verstande dat pleziervaartuigen bij woonschepen buiten de periode buiten 1 april t/m 31 oktober wel zijn toegestaan indien is aangetoond dat het pleziervaartuig noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van het woonschip.
Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'woonschip 1 t/m 226' gelden tevens de volgende regels:
- f. de hoogte van het woonschip bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat:
- 1. indien de bestaande hoogte zoals opgenomen in bijlage 4 meer bedraagt dan 3 m, deze bestaande hoogte als maximaal aangehouden mag worden;
- g. de breedte en lengte van de uiterste bakmaat en de opbouwmaat van bestaande woonschepen en bijbehorende voorzieningen zoals opgenomen in het bijlage 4 mag niet worden overschreden.
Artikel 41 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Kampeerterrein 2
41.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - kampeerterrein 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kampeerterrein inclusief standplaatsen voor stacaravans;
- b. botenopslag;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
41.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
41.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
- botenopslag zoals opgenomen in lid 41.1 onder b is uitsluitend in de periode 1 november tot en met 1 maart toegestaan.
Artikel 42 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Passantenhaven
42.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - passantenhaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een passantenhaven;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
42.2 Bouwregels
Artikel 43 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Recreatiewoningen 1
43.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': tevens steigers;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
43.2 Bouwregels
43.3 Specifieke gebruiksregels
De gronden met de aanduiding 'steiger' mogen uitsluitend gebruikt worden voor lig- en aanlegplaatsen voor pleziervaartuigen ten behoeve van het verblijfsrecreatieve gebruik van de op het perceel aanwezige recreatiewoning.
Artikel 44 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Recreatiewoningen 2
44.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
44.2 Bouwregels
Artikel 45 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Recreatiewoningen 4
45.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatiewoningen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
45.2 Bouwregels
45.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 45.2.1 onder c, teneinde de oppervlakte van zomerhuizen te vergroten, met inachtneming van de voorwaarde dat de oppervlakte per zomerhuis niet meer dan 45 m² mag bedragen.
Artikel 46 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Recreatiewoningen 5
46.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kampeerterrein inclusief standplaatsen voor stacaravans;
- b. recreatiewoningen;
- c. recreatieappartementen;
- d. centrale voorzieningen in de vorm van douche- en toiletgelegenheden, een kantine, een opslagruimte en een winkel;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
46.2 Bouwregels
Artikel 47 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Recreatiewoningen 6
47.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - recreatiewoningen 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kampeerterrein inclusief standplaatsen voor stacaravans;
- b. recreatiewoningen;
- c. centrale voorzieningen in de vorm van douche- en toiletgelegenheden, een kantine, werkplaatsen en opslagruimtes een winkel, een wasserette, een botenloods en een receptie;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
47.2 Bouwregels
Artikel 48 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Scouting 1
48.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - scouting 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een scoutingterrein;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
48.2 Bouwregels
48.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
- a. kamperen in kampeermiddelen is toegestaan mits deze functie ondergeschikt is en blijft aan de hoofdfunctie.
Artikel 49 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Scouting 2
49.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - scouting 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een scoutingterrein;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, water en toegangswegen.
49.2 Bouwregels
49.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de regel dat kamperen in kampeermiddelen is toegestaan mits deze functie ondergeschikt is en blijft aan de hoofdfunctie.
Artikel 50 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Zeilschool
50.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - zeilschool' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een zeilschool;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
50.2 Bouwregels
50.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt de regel dat kamperen in kampeermiddelen is toegestaan mits deze functie ondergeschikt is en blijft aan de hoofdfunctie.
Artikel 51 Tuin
51.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. water;
- c. toegangswegen.
51.2 Bouwregels
Artikel 52 Tuin 1
52.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. parkeren bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- c. perceelontsluitingen;
- d. erkers ten behoeve van het wonen;
- e. luifels ter plaatse van entree van hoofdgebouw;
- f. nutsvoorzieningen.
52.2 Bouwregels
Artikel 53 Verkeer
53.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2x2' 2 x 2 doorgaande rijstroken zijn toegestaan;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1': een opslagterrein voor het weg- en waterbeheer daaronder begrepen de opslag van klein chemisch afval;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 2': een opslagterrein voor het weg- en waterbeheer;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtwagenparkeerterrein': tevens een vrachtwagenparkeerterrein;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' uitsluitend antennemasten zijn toegestaan;
- f. kruisingen met andere verkeersvormen;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
53.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 2', met dien verstande dat:
- 1. de goothoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 9 m bedraagt;
- 3. het aantal bedrijfswoningen per bouwperceel ten hoogste het bestaande aantal bedraagt;
- 4. de oppervlakte aan gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag 1' ten hoogste 20% van de oppervlakte van het aanduidingsvlak bedraagt;
- b. het aantal antennemasten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag niet toenemen;
- c. de bouwhoogte van antennemasten ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bedraagt ten hoogste 40 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 54 Verkeer - Railverkeer
54.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
- b. kruisingen met andere verkeersvormen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
54.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn toegestaan met dien verstande dat:
- 1. de goothoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
- 2. de bouwhoogte ten hoogste 10 m bedraagt;
- b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 55 Water
55.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding (peilvlakniveau);
- b. verkeer te water;
- c. recreatie te water;
- d. ondergeschikt groen;
- e. bruggen, ten behoeve van langzaam verkeer en/of bestemmingsverkeer;
- f. duikers en steigers;
- g. oeverbeschoeiingen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in bebouwd gebied.
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in bebouwd gebied.
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in landelijk gebied;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied': tevens ligplaatsen voor woonschepen en woonschepen liggend in landelijk gebied;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats boekhorsterweg': tevens ligplaatsen voor verblijfsrecreatieve woonschepen;
- m. voorzieningen behorende bij woonschepen zoals opgenomen onder h t/m k;
- n. evenementen zoals bedoeld in de Algemeen Plaatselijke Verordening Teylingen.
55.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
55.3 Specifieke gebruiksregel
Artikel 56 Wonen
56.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens recreatiewoningen;
- c. paardenweide/dierenweide;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
56.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen;
- c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij anders door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven; op de gronden met de aanduiding 'erf' zijn geen zelfstandige woningen toegestaan maar uitsluitend aan- en uitbouwen van de aangrenzende woning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. het aantal recreatiewoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal;
- e. overigens geldt het volgende:
max. oppervlak per bouwperceel | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
vrijstaande woningen, inclusief aan- en uitbouwen | - | 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen tenzij met een maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven | 6 m | 10 m |
woningen, inclusief aan- en uitbouwen, op de gronden met een bebouwingspercentage | maximaal gelijk aan het bebouwingspercentage op de verbeelding | - | 6 m | 10 m |
overige woningen, inclusief aan- en uitbouwen | - | 650 m³, bijgebouwen en overkappingen meegerekend | 6 m | 10 m |
bijgebouwen en overkappingen | ||||
- bij vrijstaande woningen | 50 m² | - | 3 m | 6 m |
- bij overige woningen | - | 650 m³, hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen meegerekend | 3 m | 6 m |
recreatiewoningen | bestaand | - | 3 m | 3,5 m |
erf- of terreinafscheidingen: | - | - | - | |
- voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | 1,5 m 1,5 m 2 m | |||
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing
- f. in afwijking van het bepaalde onder e, zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maten' de volgende maten als ten hoogste toelaatbaar:
- 1. gezamenlijke inhoud van bouwwerken binnen het bouwvlak: 850 m3;
- 2. goothoogte woning: 6 m;
- 3. bouwhoogte woning: 9 m;
- 4. de gezamenlijk oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zijerf en achtererf met een maximum van 100 m²; hierbij dient ten minste 25 m² van het zij- en/of achtererf onbebouwd en onoverdekt te blijven;
met dien verstande dat voor overige maten het bepaalde onder e van toepassing is;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalig agrarische bebouwing':
- 1. mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van ten hoogste één gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
- 2. mogen bestaande gebouwen zowel in oppervlakte als in hoogte niet worden uitgebreid, met uitzondering van woningen die geen onderdeel uitmaken van een groter hoofdgebouw, waarvan de inhoud ten hoogste 750 m³mag bedragen;
- h. de afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
- i. in afwijking van het bepaalde onder e, gelden ter plaatse van de aanduiding 'erf' de volgende maten als ten hoogste toelaatbaar:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 50% van het bouwperceel, met een maximum van 60 m2 per bouwperceel;
- 2. de maximale bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt 3 m;
- 3. de maximale bouwhoogte van een aan- of uitbouw bedraagt 4 m en:
- is niet hoger dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning waar tegenaan wordt gebouwd;
- is niet hoger dan de woning waar tegenaan wordt gebouwd;
- 4. tenzij bijgebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand van de bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m;
- 5. met dien verstande dat voor overige maten het bepaalde onder e van toepassing is;
- j. in afwijking van het bepaalde onder e geldt ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 6' een maximaal toelaatbare inhoud van de woning van 900 m3 indien voldaan wordt aan de voorwaardelijk verplichting om voorafgaand aan de vergroting van de woning het voormalige bedrijfsgebouw binnen het bouwvlak en de kassen op het aangrenzende perceel te slopen.
56.3 Afwijken van de bouwregels
56.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 3. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- 5. er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
- 6. in afwijking van het bepaalde onder 2 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1' het volledige bijgebouw gebruikt worden ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- b. paardenbakken zijn niet toegestaan.
56.5 Afwijken van de gebruiksregels
56.6 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden ter plaatse van de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied glastuinbouw 5' te wijzigen in een bestemming ten behoeve van de vestiging van gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. wijziging is alleen mogelijk in het kader van nieuwvestiging, hervestiging dan wel verplaatsing en uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven;
- b. er dient een inrichtingsplan te zijn waaruit ten minste het volgende moet blijken:
- 1. ten minste 10% van de oppervlakte van de in het plan begrepen gronden dient voor waterbergingsdoeleinden te worden gereserveerd;
- 2. ten minste 10% van de oppervlakte van de in het plan begrepen gronden dient landschappelijke inpassing worden gereserveerd;
- 3. op welke wijze eventuele aantasting van natuur- en landschapswaarden wordt gecompenseerd;
- 4. dat voldaan wordt aan de principes van de duurzaamheidsladder, artikel 2.1.5 lid 6 van de Verordening Ruimte zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland bij besluit van 30 juni 2014;
- c. vooraf dient een onderzoek te zijn uitgevoerd naar de aanwezigheid van plant- en diersoorten die zijn beschermd bij of krachtens de Flora- en faunawet;
- d. wijziging is alleen mogelijk indien geen sprake is van een toename van ammoniakdepositie binnen Natura 2000 als gevolg van de wijziging, dan wel met een toename van ammoniakemissie als gevolg van de wijziging geen afbreuk wordt gedaan aan bestaande natuurwaarden.
Artikel 57 Wonen - 1
57.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in vrijstaande woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
- b. op de gronden met de aanduiding 'aaneengebouwd': uitsluitend aaneengebouwde woningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': behoud van de cultuurhistorische waarden;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
57.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en hiervoor gelden de volgende regels:
57.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels;
- a. de uit te oefenen functie van bijgebouwen zoals bedoeld in lid 57.2.2 sub h is ondergeschikt aan de woonfunctie;
- b. een aan-huis-gebonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de woonfunctie blijft als primaire functie gehandhaafd;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-gebonden beroep in gebruik te nemen;
- er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep aan huis.
57.4 Voorwaardelijke bouwbepaling
De bouw van 3 woningen op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is uitsluitend toegestaan indien de cultuurhistorische waarde van het pand behouden blijft, een en ander in overleg met de gemeentelijke monumentencommissie.
57.5 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 57.1 voor het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in een woning met in achtneming van de volgende regels:
- a. de activiteiten worden door de bewoner uitgeoefend;
- b. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie en heeft een ruimtelijke uitstraling, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
- c. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
- d. het is niet toegestaan om vrijstaande bijgebouwen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in gebruik te nemen;
- e. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- f. ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Artikel 58 Leiding - Gas
58.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.
58.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 58.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
58.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 58.2 onder b. Deze omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen, de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de gasleiding.
58.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 59 Leiding - Hoogspanningsverbinding 1
59.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV.
59.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 59.1 genoemde bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- 1. hoogspanningsmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 40 m;
- 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
59.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 59.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de verbinding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de hoogspanningsverbinding.
59.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 60 Leiding - Hoogspanning
60.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende beschermingszone aan weerszijden uit het hart van de kabel.
60.2 Bouwregels
Voor het bouwen geldt dat in afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen zoals bedoeld in artikel 60.1 niet mag worden gebouwd.
60.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 60.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:
- a. deze afwijkingsbevoegdheid wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - boren';
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbindingen als bedoeld in artikel 60.1;
- c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
60.4 Specifieke gebruiksregels
60.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 61 Leiding - Riool
61.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.
61.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 61.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
61.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 61.2 onder b. Deze omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de rioolleiding.
61.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 62 Leiding - Water
62.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.
62.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 62.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
62.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 62.2 onder b. Deze omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de waterleiding.
62.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 63 Waarde - Archeologie 1
63.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
63.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 63.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, dan wel anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn ;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in lid 63.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 100 m²;
- 3. artikel 63.2 c 2 is niet van toepassing op de gronden met de volgende bestemmingen: Artikel 3 “Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 1”, artikel 4 Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 2”, artikel 5 Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 3”, artikel 6 Agrarisch-Bollenteelt-glastuinbouwconcentratiegebied” en artikel 7 “Agrarisch –Bollenteelt-waardevolle graslanden”; hier geldt dat geen grondwerk wordt verricht dieper dan 70 cm onder maaiveld.
63.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
63.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de verbeelding de aanduiding 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de aanduiding 'Waarde - Archeologie 1' te leggen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 64 Waarde - Archeologie 2
64.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
64.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 64.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, dan wel anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in lid 64.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 100 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m².
64.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
64.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de verbeelding de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de aanduiding Waarde - Archeologie 2 te leggen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 65 Waarde - Archeologie 3
65.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
65.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 65.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, dan wel anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in lid 65.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht óf het te bouwen oppervlak een omvang heeft die kleiner is dan 500 m²;
- 3. artikel 65.2 c 2 is niet van toepassing op de gronden met de volgende bestemmingen: Artikel 3 “Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 1”, artikel 4 Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 2”, artikel 5 Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 3”, artikel 6 Agrarisch-Bollenteelt-glastuinbouwconcentratiegebied” en artikel 7 “Agrarisch –Bollenteelt-waardevolle graslanden”; hier geldt dat geen grondwerk wordt verricht dieper dan 70 cm onder maaiveld.
- 4.
65.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
65.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de verbeelding de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3' te leggen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 66 Waarde - Archeologie 4
66.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
66.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 66.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd van een archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld, dan wel anders dan met een archeologisch onderzoek, kan aantonen dat de grond zodanig is verstoord dat er geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op:
- het behoud van de archeologische resten in de bodem;
- het doen van opgravingen;
- het begeleiden van het bouwrijp maken en van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in lid 66.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en/of waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 30 cm onder maaiveld en er geen hei- en schroefwerkzaamheden zullen worden verricht;
- 3. artikel 66.2 c 2 is niet van toepassing op de gronden met de volgende bestemmingen: Artikel 3 “Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 1”, artikel 4 Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 2”, artikel 5 Agrarisch-Bollenteelt-bollenzone 3”, artikel 6 Agrarisch-Bollenteelt-glastuinbouwconcentratiegebied” en artikel 7 “Agrarisch –Bollenteelt-waardevolle graslanden”; hier geldt dat geen grondwerk wordt verricht dieper dan 70 cm onder maaiveld.
66.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
66.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 1e lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening, geheel of gedeeltelijk de verbeelding van het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. op de verbeelding de aanduiding 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen of van omvang te veranderen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische bescherming of zorg nodig is;
- b. op gronden alsnog de aanduiding 'Waarde - Archeologie 4' te leggen indien op basis van een definitief goedgekeurd archeologisch onderzoeksrapport blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 67 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
67.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden, zoals bedoeld in artikel 36 van de Monumentenwet 1988.
67.2 Bouwregels
Er mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig c.q. aansluitend aan de ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan bestaande:
- a. voorgevelrooilijnen;
- b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte en de indeling van de voorgevel van gebouwen;
- d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
- e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
67.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische waarden naast de in de betreffende artikelen tevens nadere eisen te stellen aan:
- a. de situering van bouwwerken;
- b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken;
- c. de maximale omvang van bouwwerken;
- d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van gebouwen;
- e. de oriëntatie van bouwwerken.
De nadere eisen mogen worden gesteld voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden. Alvorens overgaan tot het stellen van nadere eisen wordt de Monumentencommissie gehoord.
67.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in lid 67.2 betreffende:
- a. voorgevelrooilijnen;
- b. goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte en de indeling van de voorgevel van de gebouwen;
- d. de dakvorm, dakhelling en nokrichting van de gebouwen;
- e. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- f. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht;
- g. voor het afwijken wordt de gemeentelijke Monumentencommissie om advies gevraagd.
67.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
67.6 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 67.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden van het beschermde dorpsgezicht;
- b. vooraf advies is ingewonnen bij de gemeentelijke Monumentencommissie.
Artikel 68 Waterstaat
68.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
68.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 68.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
68.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 68.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatkundige belang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de watergang.
Artikel 69 Waterstaat - Waterkering
69.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
69.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 69.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
69.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 69.2. Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 70 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 71 Algemene Bouwregels
71.1 Overschrijding bouwgrenzen
- a. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden door:
- 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen en veranda's, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
- 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1m bedraagt;
- b. De bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, door ondergeschikte bouwdelen, zoals dakoverstekken, gevelversieringen en funderingen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
71.2 Bestaande maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voormalig agrarische bebouwing';
- d. Op een bouwwerk als bedoeld onder lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
71.3 Herbouw (bedrijfs)woningen
Algehele herbouw van (bedrijfs)woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten van de (bedrijfs)woningen.
71.4 Ondergronds bouwen en aanleggen
71.5 Steigers
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van steigers, geen steigers ten behoeve van woonschepen zijnde, zijn ten behoeve van de aanwezige woning uitsluitend toegestaan op gronden met een van de volgende bestemmingen:
- 1. Artikel 3 tot en met Artikel 7;
- 2. Artikel 10 tot en met Artikel 14;
- 3. Artikel 28 tot en met Artikel 50;
- 4. Artikel 51;
- 5. Artikel 55;
- 6. Artikel 56;
met dien verstande dat:
- a. per bouwvlak ten hoogste 1 steiger voor het aanmeren van ten hoogste 2 pleziervaartuigen per bouwvlak met de bestemming Wonen is toegestaan, die overigens ook buiten het betreffende bouwvlak mag worden gebouwd;
- b. per bouwvlak ten hoogste 1 steiger voor het aanmeren van ten hoogste 1 pleziervaartuig per bouwvlak voor alle overige bestemmingen is toegestaan, die overigens ook buiten het betreffende bouwvlak mag worden gebouwd;
- c. de steiger gerealiseerd mag worden ten behoeve van de (bedrijfs-, recreatie)woning grenzend aan het water, of daarvan ten hoogste gescheiden door de bestemming Verkeer;
- d. in afwijking van het bepaalde onder a, is voor bouwvlakken met de bestemming 'Wonen' waarbinnen meerdere woningen zijn toegestaan op basis van hoofdstuk 2, hetzelfde aantal steigers als woningen toegestaan;
- e. in afwijking van het bepaalde onder a, geldt dat bestaande steigers in de vorm van de aanlegvoorziening ten behoeve van de pont tevens zijn toegestaan zonder dat deze gekoppeld zijn aan een bouwvlak;
- f. de lengte en breedte van de steiger ten hoogste respectievelijk 6 m en 1,5 m bedragen;
- g. de bouwhoogte van de steiger ten hoogste de hoogte van het peil bedraagt;
- h. de steiger de oeverlijn aan de landzijde met ten hoogste 0,5 m overschrijdt;
- i. steigers in de Haarlemmertrekvaart en de Leidsevaart niet zijn toegestaan met uitzondering van 1 steiger met een lengte van 6,5 meter en een breedte van 40 cm evenwijdig aan de oeverlijn ten behoeve van 1 pleziervaartuig op de gronden met de aanduiding 'steiger';
- j. het bepaalde onder a t/m d niet van toepassing is op steigers ter plaatse van de jachthavens als bedoeld in de artikelen 31 tot en met 34 en artikel 40 en passantenhavens als bedoeld in artikel 42, met dien verstande dat steigers ten behoeve van nieuwe ligplaatsen uitsluitend zijn toegestaan indien voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
- k. dit lid opgenomen regels geen betrekking hebben op steigers ten behoeve van woonschepen, waarvoor de regeling is opgenomen in lid 71.6 t/m 71.9;
- l. steigers uitsluitend zijn toegestaan als de landschaps- en natuurwaarden in de vorm van rietkragen niet onevenredig worden aangetast.
71.6 Bouwregels voor gronden aansluitend aan de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied' en 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied'
In de bestemming 'Water' grenzend aan de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied', specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied' en de overige bestemmingen gelegen in zone A en B zoals opgenomen in bijlage 3 gelden de volgende bouwregels:
71.7 Bouwregels voor gronden aansluitend aan de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied' en 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied'
In de bestemming 'Water' met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied' en 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied' en de overige bestemmingen gelegen in zone A en B zoals opgenomen in bijlage 3 gelden de volgende bouwregels:
71.8 Bouwregels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats boekhorsterweg'
71.9 Bouwregels ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'bijgebouwen en overkappingen toegestaan'
Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'bijgebouwen en overkappingen toegestaan' gelden de volgende bouwregels:
- a. op deze gronden zijn uitsluitend bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
- b. de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij/per woonschip bedraagt ten hoogste 12 m²;
- c. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bij/per woonschip bedraagt ten hoogste 2,5 m.
71.10 Oeververbindingen
Buiten bouwvlakken mogen, zo nodig in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend oeververbindingen worden gebouwd indien zulks plaatsvindt ter plaatse van:
- a. wegen op gronden met de bestemming 'Verkeer';
- b. tijdelijke bouwwegen;
- c. fiets- en of wandelpaden die op de verbeelding zijn aangegeven of gerealiseerd kunnen worden door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden;
- d. volwaardige of reëele agrarische bedrijven;
- e. reeds aanwezige oeververbindingen (ter vervanging, herstel of verbetering).
71.11 Dakterrassen bij woonschepen
Dakterrassen bij woonschepen zijn niet toegestaan met uitzondering van legaal tot stand gekomen dakterrassen zoals aanwezig op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Artikel 72 Algemene Gebruiksregels
72.1 Algemeen
- a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning, niet zijnde een afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- b. Het gebruik van bedrijfswoningen, woningen en/of wooneenheden anders dan voor één huishouden is niet toegestaan.
- c. Het gebruik van recreatiewoningen, recreatieappartementen, stacaravans en/of kampeermiddelen voor permanente bewoning is niet toegestaan;
- d. Kamerverhuur is niet toegestaan tenzij een aanduiding 'bed & breakfast' is toegekend of met afwijking een bed & breakfast is toegestaan;
- e. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan;
- f. permanente bewoning van woonschepen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied', 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied en 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats Boekhorsterweg' is niet toegestaan.
- g. Het gebruik van gronden met de bestemming 'Water' grenzend aan gronden met de aanduidingen:
- 1. 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied';
- 2. 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied';
- 3. 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied';
- 4. 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied' ;
- 5. 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats boekhorsterweg';
en gronden met overige bestemmingen gelegen in zone A en B zoals opgenomen in bijlage 3 mogen, in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2, tevens in gebruik genomen worden ten behoeve van het gebruik behorende bij het woonschip.
72.2 Evenementen
Artikel 73 Algemene Aanduidingsregels
73.1 Molenbiotoop
73.2 overig zone - kasteelbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding 'overig zone - kasteelbiotoop' geldt in aanvulling op hoofdstuk 2 dat bij ontwikkelingen de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop te beschermen dienen te worden, en waar mogelijk dienen ontwikkelingen gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het kasteel en de bijbehorende biotoop.
73.3 overig zone - landgoedbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding 'overig zone - landgoedbiotoop' geldt in aanvulling op hoofdstuk 2 dat bij ontwikkelingen de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop te beschermen dienen te worden, en waar mogelijk dienen ontwikkelingen gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het kasteel en de bijbehorende biotoop.
Artikel 74 Algemene Afwijkingsregels
74.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij hiervoor op grond van hoofdstuk 2 al een omgevingsvergunning kan worden verleend - een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. Deze omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
74.2 Prostitutiebedrijven
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 72.1 onder -e voor het toestaan van maximaal één prostitutiebedrijf en één escortonderneming binnen de gemeente Teylingen met dien verstande dat:
- a. deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan op gronden met een agrarische of bedrijfsbestemming zoals opgenomen in de artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10,11, 1214, 15, 16, 17 en 18;
- b. het niet openlijke prostitutie betreft;
- c. horeca uitsluitend als ondergeschikt onderdeel van het prostitutiebedrijf is toegestaan;
- d. de afstand tot woningen en woonschepen minimaal 50 meter bedraagt;
- e. in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
- f. geen nadelig effect ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer.
74.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 71.1 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering dient milieuplanologisch inpasbaar te zijn;
- c. er mogen geen milieutechnische beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
- d. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
74.4 Kleine afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 teneinde een overschrijding van de begrenzing van de functieaanduidingen:
- 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied';
- 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied';
- 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied';
- 'specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied';
- 'specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats boekhorsterweg';
toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. overschrijding van de aanduidingsgrens is uitsluitend toegestaan indien door initiatiefnemer is aangetoond dat de huidige begrenzing tot onevenredig nadelige gevolgen leidt.
- b. overschrijding van de aanduidingsgrens is uitsluitend toegestaan indien dit tot een meer wenselijke situatie uit het oogpunt van stedenbouw, landschap of redelijke eisen van welstand leidt;
- c. overschrijding is toegestaan tot ten hoogste 5% van de lengte c.q. breedte van de functieaanduidingsgrens.
Artikel 75 Algemene Wijzigingsregels
75.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
75.2 Waarde archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk:
- a. verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
- b. verwijderen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet; of
- c. wijzigen, indien op grond van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse een andere verwachtingswaarde van toepassing is.
75.3 Nieuwe natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 te wijzigen in de bestemming 'Natuur', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie of contractueel afspraken zijn gemaakt over een inspanningsverplichting en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen;
- b. wijzing is uitsluitend toegestaan ten behoeve van de realisatie van de door de provincie aangewezen Ecologische verbindingen als onderdeel van de Ecologische hoofdstructuur;
- c. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
- d. wijziging wordt niet toegepast alvorens, mits noodzakelijk, een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de bollengrondcompensatie.
75.4 Nieuw water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 te wijzigen in de bestemming 'Water', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden in eigendom zijn overgedragen aan de waterbeheerder of contractueel afspraken zijn gemaakt over de wateraanleg;
- b. er mogen geen onevenredige beperkingen ontstaan als gevolg van de wijziging voor omringende bestaande bestemmingen;
- c. wijziging wordt niet toegepast alvorens, mits noodzakelijk, een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de bollengrondcompensatie.
Artikel 76 Overige Regels
76.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
76.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
76.3 Relatie
Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' zijn 2 of meer bouwvlakken gekoppeld en gelden de volgende regels:
- a. voor de toepassing van:
- 1. gebruiksregels;
- 2. bouwregels;
- 3. afwijkingsbevoegdheden;
- 4. wijzigingsbevoegdheden;
worden de gekoppelde bouwvlakken als één bouwvlak aangemerkt;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de betreffende regel voortvloeit uit de op het bouwvlak opgenomen aanduiding.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 77 Overgangsrecht
77.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
77.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 78 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Waarom Een Nieuw Bestemmingsplan
- 'De Bollenstreek, een van de topsectoren van Nederland' (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte);
- 'de Duin- en Bollenstreek staat voor een omvangrijke economische en landschappelijke vitaliseringsopgave' (Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport);
- Teylingen, te midden van de bollenstreek en aan de Kagerplassen; de gemeente waar het goed werken, wonen en recreëren is (website gemeente Teylingen).
Dit is een aantal uitspraken ontleend aan recent vastgesteld beleid over het buitengebied van de gemeente Teylingen. Sinds de vaststelling van de vigerende bestemmingsplannen zijn er diverse beleidsdocumenten opgesteld waarin het beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente vorm en inhoud hebben gekregen. Dit actuele beleid dient vertaald te worden in bestemmingsplannen. In de in het buitengebied vigerende bestemmingsplannen is het meest actuele beleid nog niet vertaald. Bovendien is in de loop der jaren een aantal vrijstellingen, ontheffingen, projectbesluiten, wijzigingen en herzieningen verleend en vastgesteld. Doel van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Teylingen is te komen tot een actuele vertaling van het huidige beleid en een harmonisatie van de regelingen in verschillende vigerende bestemmingsplannen.
Een nieuw bestemmingsplan buitengebied is ook noodzakelijk omdat per 1 juli 2008 de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is vervangen door een nieuwe wet, de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In deze nieuwe wet is expliciet geregeld dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. Bestemmingsplannen die op 1 juli 2008 5 jaar of ouder zijn moeten uiterlijk op 1 juli 2013 geactualiseerd zijn. Voor het buitengebied van Teylingen is deze regeling van toepassing. De Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) stellen bovendien nieuwe technische eisen aan een bestemmingsplan. Daarbij gaat het om de vormgeving van de plannen, de digitaliseringverplichting en de uniformering van regels.
Doelstelling
- Het bestemmingsplan Buitengebied afstemmen op actueel beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente.
- Meerdere (verouderde) bestemmingsplannen vervangen en opnemen in één bestemmingsplan.
- Voldoen aan de digitale verplichting. Het bestemmingsplan zal digitaal raadpleegbaar worden gemaakt. Doordat de informatiehuishouding beter wordt ingericht, kan de gemeente haar ruimtelijke ordeningstaak efficiënter uitvoeren. Voor de burger is de informatie sneller beschikbaar (op elke plaats en elk tijdstip).
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied voor het bestemmingsplan Buitengebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Teylingen, exclusief de kernen Voorhout, Sassenheim en Warmond. Voor het bepalen van de grens met de kernen is over het algemeen de provinciale 'rode contour' aangehouden. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Teylingen vervangt (gedeelten van) de thans vigerende bestemmingsplannen. Het betreft:
- Sassenheim, bestemmingsplan Landelijk Gebied, vastgesteld op 4 maart 2002;
- Sassenheim, bestemmingsplan Industriekade, vastgesteld op 24 augustus 1982;
- Voorhout, Landelijk Gebied 1992, vastgesteld op 15 oktober 1992;
- Voorhout, bestemmingsplan Landelijk Gebied 2004, vastgesteld op 16 december 2004;
- Warmond, bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 9 maart 2000;
- Warmond, bestemmingsplan Broek en Simondjespolder, vastgesteld op 22 oktober 1992;
- Teylingen, bestemmingsplan Kom Warmond 2009, vastgesteld op 17 december 2009;
- Alkemade (voormalig), Bestemmingsplan Landelijk Gebied West, vastgesteld op 17 juli 2002.
Om in te kunnen spelen op actuele ontwikkelingen op perceelsniveau is, na vaststelling van de bovenstaande plannen, een aantal herzieningen, postzegelbestemmingsplannen en wijzigingsplannen door de gemeenteraad vastgesteld. Ook zijn er in deze periode ontwikkelingen mogelijk gemaakt door middel van vrijstelling of ontheffing. Deze herzieningen, wijzigingsplannen, vrijstellingen, ontheffingen of projectbesluiten worden betrokken bij en vervangen door het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Teylingen.
1.4 Hoe Komt Het Bestemmingsplan Buitengebied Teylingen Tot Stand?
Voorafgaand aan het bestemmingsplan: de Kadernota bestemmingsplannen Buitengebied
Om richting te geven aan een economisch en landschappelijk vitaal buitengebied, is in december 2009 de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek (ISG) vastgesteld. De ISG richt zich op het gehele buitengebied van de 6 Greenportgemeenten met uitzondering van het duingebied aan de westkant van de regio en het veenweidegebied aan de oostkant van de gemeente Teylingen. De ambities en hoofdlijnen van deze Structuurvisie dienen onder andere vertaald te worden in de bestemmingsplannen voor het buitengebied. Na vaststelling van de ISG hebben de 6 Greenportgemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen de handen ineengeslagen om te bevorderen dat het opstellen van deze nieuwe bestemmingsplannen zoveel mogelijk op dezelfde wijze zal plaatsvinden. Samen hebben de gemeenten een Intergemeentelijke Kadernota bestemmingsplannen Buitengebied (hierna Kadernota) opgesteld. Deze Kadernota vormt de basis voor het nieuwe bestemmingsplan. Daarnaast geldt de Kadernota als toetsingskader voor ontwikkelingen die niet in dit bestemmingsplan, maar via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt worden. De Kadernota betreft een gereedschapskist waarvan gemotiveerd afgeweken kan worden. Omdat het een niet bindend document is, is de Kadernota niet vastgesteld door burgemeester en wethouders en/of de gemeenteraad.
Gefaseerde aanpak
Het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen is voorbereid door een projectgroep bestaande uit medewerkers van de gemeente Teylingen en het adviesbureau RBOI Rotterdam. Op cruciale momenten in het planproces is over de inhoud van het voorgestane beleid overleg gevoerd met het gemeentebestuur.
Het bestemmingsplan voor het Buitengebied komt in een aantal stappen tot stand:
- inventarisatie: verzamelen van noodzakelijke bouwstenen;
- tafeltjesoverleg: mogelijkheid voor ondernemers om wensen met betrekking tot het bestemmingsplan kenbaar te maken;
- voorontwerpbestemmingsplan: vertaling van visie in regels en verbeelding;
- ontwerpbestemmingsplan: verwerken van inspraak- en overlegreacties;
- vaststelling: behandeling zienswijzen en afronden bestemmingsplan.
Overleg en communicatie
Een nieuw bestemmingsplan Buitengebied Teylingen vereist een zo breed mogelijk draagvlak. Dit draagvlak voor beleid dient tijdens het planproces te worden verworven en hangt in sterke mate af van de communicatie met doelgroepen.
Om de betrokkenheid van gebruikers en bewoners als direct belanghebbenden te vergroten, is in de inventarisatiefase van het planproces een zogenaamd 'tafeltjesoverleg' gehouden. Ondernemers uit het plangebied zijn in de gelegenheid gesteld wensen en ruimtebehoefte ten aanzien van hun (toekomstige) bedrijfsvoering naar voren te brengen. Voor zover deze wensen passen binnen de beleidsuitgangspunten van de gemeente, is hiermee rekening gehouden.
Bewoners, (agrarische) ondernemers en andere belanghebbenden uit het plangebied, worden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het voorontwerpbestemmingsplan en hun opmerkingen en wensen in de vorm van een inspraakreactie kenbaar te maken. Voor zover deze wensen passen binnen de beleidsuitgangspunten van de gemeente, wordt hiermee rekening gehouden. Inspraak- en overlegreacties worden beoordeeld en bepaald wordt of deze moeten leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Eventuele aanpassingen worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Na het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan wordt de wettelijke bestemmingsplanprocedure doorlopen met de daarbij behorende mogelijkheden tot het indienen van zienswijzen en het instellen van beroep bij de Raad van State.
1.5 Leeswijzer
Deze toelichting bevat in hoofdstuk 2 een beschrijving van het relevante ruimtelijk beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente en de consequenties van dit beleid voor het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen. Hoofdstuk 3 beschrijft de gemeentelijke visie op het buitengebied, alsmede de zonering die deze visie geeft voor het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen. Omdat de regulering een belangrijk speerpunt is van de gemeente, wordt in hoofdstuk 4 aandacht besteed aan dit onderwerp. In hoofdstuk 5 is de visie op het buitengebied nader uitgewerkt als opstap voor regels en verbeelding. Deze nadere uitwerking wordt in hoofdstuk 6 getoetst aan sectorale wet- en regelgeving en in dit hoofdstuk is het resultaat van de wettelijk verplichte onderzoeken opgenomen. In hoofdstuk 7 is de juridische planbeschrijving opgenomen waarin wordt aangegeven welke keuzes zijn gemaakt bij het opstellen van de regels. Hoofdstuk 8 behandelt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen het huidige gebruik en nieuwe ontwikkelingen plaats dienen te vinden. Het beschreven beleidskader is daarmee één van de bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen. Indien er vanuit het beleid concrete doelstellingen gelden voor het bestemmingsplan, is dit per beleidsstuk in een tabel weergegeven.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van belang: |
- versterken ruimtelijk-economische structuur; |
- verbeteren bereikbaarheid; |
- waarborgen kwaliteit leefomgeving; |
- behoud en versterken economisch belang Greenport Duin- en Bollenstreek; |
- behoud excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat; |
- behoud en versterken Ecologische Hoofdstructuur; |
- beschermen van Natura 2000; |
- ontwikkelen en versterken stedelijke regio met topsectoren. |
2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit het Barro van belang: |
- beschermen primaire waterkeringen; |
- behoud en versterken Ecologische Hoofdstructuur. |
2.2.3 Nationaal Waterplan 2009-2015
Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water. Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit het Nationaal Waterplan van belang: |
- versterken bergingscapaciteit polders en boezem; |
- aandacht voor verziltingsgevoelige bollenteelt in verziltingsgebied; |
- aandacht voor waterkwaliteit en zoetwateraanvoer. |
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Structuurvisie 'Ruimte en Mobiliteit' en Verordening Ruimte (2014)
Visie ruimte en mobiliteit
De Visie ruimte en mobiliteit (VRM) en de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland zijn vastgesteld op 9 juli 2014. Hierin staan de ambities, afwegingskaders en regels aangegeven voor het gewenste ruimtelijk beleid in Zuid-Holland tot 2030. De provincie hanteert daarin een andere sturingsfilosofie en ander instrumentarium dan in de voorheen geldende Provinciale Structuurvisie (PSV). De VRM gaat nu vooral uit van het bereiken van doelen in samenspraak met initiatiefnemers zoals gemeenten, burgers en organisaties. De rol van de provincie is daarbij faciliterend en stimulerend. Gemeenten krijgen meer vrijheid om (in regionale samenwerking en binnen bepaalde provinciale kaders) met nieuwe initiatieven te komen en zelf zaken te regelen die zij nodig vinden.
De rode draad van de VRM is:
Beter benutten en opwaarderen van wat er is:
De ambitie van beter benutten en opwaarderen geldt niet alleen voor stedelijke functies maar ook voor het landelijk gebied. De toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde van de groene ruimte kunnen worden verhoogd.
Vergroten van de agglomeratiekracht:
De aantrekkingskracht van de stedelijke agglomeratie wordt niet alleen bepaald door schaal- en clustervoordelen. Een groene dooradering van de steden en een aantrekkelijke groene ruimte buiten de steden zijn voorwaarden voor een duurzaam woon- en leefklimaat en een wervend vestigingsklimaat binnen het stedelijk gebied.
Verbeteren ruimtelijke kwaliteit:
De provincie beschikt over een kwaliteitskaart die de kwaliteitsambities van de provincie toont en in een geactualiseerde vorm onderdeel is van de Visie ruimte en mobiliteit. De kwaliteitskaart staat met de bijbehorende uitwerking in richtpunten aan de basis van de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit, die een handreiking vormen voor het gebiedsspecifiek omgaan met ruimtelijke kwaliteit.
Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving:
Hernieuwbare energie zal een steeds groter aandeel innemen in de energievoorziening. De waterhuishouding stelt nieuwe eisen als gevolg van de klimaatverandering. Aan de noodzakelijke transitie naar een energie- en waterefficiënte samenleving zijn maatschappelijke en economische kansen verbonden, voor Zuid-Holland in het bijzonder.
De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).
Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening ('handelingskader ruimtelijke kwaliteit'). Zie ook figuur 2.1.
Legenda
Figuur 2.1 kwaliteitskaart Visie Ruimte en Mobiliteit, omgeving Teylingen
Voor het buitengebied van Teylingen zijn de volgende elementen uit de VRM van belang.
Greenport Bollenstreek
De Greenport Bollenstreek is een sterk cluster van productie, handel, kennis en toerisme. Wereldwijd boort deze greenport nieuwe groeimarkten aan. Er worden verbindingen gelegd met de nabij gesitueerde clusters Life Sciences en Space. Het beleid voor de Bollenstreek is gericht op behoud, herstructurering en versterking van het bollencomplex met landschapsverbetering. De Compensatieregeling Bollengrond blijft van kracht. Naast behoud van het bollenteeltareaal is het van belang om ruimte te bieden aan ondersteunende teelt onder glas – omdat voor een stadium van het teeltproces kassen nodig zijn – en aan bedrijvigheid. Het internationale bloembollentransport vraagt om een goede ontsluiting. In het bijzonder is aandacht noodzakelijk voor de noordelijke ontsluiting. Tot slot streeft de provincie in deze greenport naar clustering van de glasopstanden en een duurzame waterhuishouding.
Kwaliteit van landschap, groen en erfgoed
De groene ruimte bestaat uit de overwegend onbebouwde ruimte buiten de steden, dorpen, linten en kassen en uit de stedelijke groen- en waterstructuur. Deze groene ruimte, en daarbinnen vooral de natuur en het cultureel erfgoed, heeft een intrinsieke waarde. De groene ruimte draagt in hoge mate bij aan de biodiversiteit in de provincie en kent kwaliteiten die onderscheidend en uniek zijn vanwege de typische Zuid-Hollandse combinatie van deltalandschappen: het kustlandschap, het veenlandschap en het rivierdeltalandschap. Het sturen op ruimtelijke kwaliteit vormt een rode draad in het beleid van de provincie. Ruimtelijke ontwikkelingen die maatschappelijk en economisch gewenst zijn, moeten bijdragen aan de balans tussen de instandhouding, benutting en versterking van de bestaande gebiedskwaliteiten.
Op de kwaliteitskaart zijn diverse kenmerkende landschapstypen aangegeven. Op de kwaliteitskaart ligt het plangebied in:
- het 'Bollenlandschap', dat onderdeel uitmaakt van de overkoepelende eenheid Kustlandschap;
- het 'Hollands plassengebied' dat onderdeel uitmaakt van het Veenlandschap.
Bollenlandschap
Kenmerkend is de afwisseling van kleurrijke bollenvelden (seizoensgebonden), verspreide bebouwing en begroeiing, vaarten en sloten. Bijzonder zijn de (restanten van) landgoederen en oude duinen. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door een afwisseling van parallel aan de kustlijn gelegen open en verdichte zones. De kwaliteit en herkenbaarheid van dit landschap komen steeds verder onder druk door toenemende bedrijfsbebouwing en verstedelijking die niet geënt is op een samenhangende en herkenbare ruimtelijke structuur. Mede door intensivering van de bollenteelt raakt het gebied daarmee steeds verder versnipperd. Het zicht op de bollenvelden wordt door bebouwing steeds meer beperkt.
In de Structuurvisie is de volgende ambitie voor het Bollenlandschap in de binnenduinrand opgenomen:
- ontwikkelingen dragen bij aan het contrast tussen de open en nog gave strandvlakten en de voor de bollenteelt in cultuur genomen (afgezande) oude duinen en strandwallen;
- verdichting vindt plaats in reeds bestaande verdichte zones;
- ontwikkelingen dragen bij aan behoud en versterking van het zicht op de bollenvelden en de aantrekkelijkheid van het bollenlandschap.
Hollands plassengebied
Het Hollandse Plassengebied combineert een agrarische economie met cultuurhistorische en ecologische waarden. Deze combinatie maakt het landschap ook aantrekkelijk als recreatief en toeristisch gebied. Kenmerkend voor het gebied is het waterrijke en open karakter, de afwisseling van veenweidelandschap, rivieren, boezems, plassen en droogmakerijen.
Belangrijke opgaven voor de veenlandschappen zijn de aanpak van bodemdaling, behoud van de karakteristieken van het veenweidelandschap, verbetering van de waterkwaliteit en instandhouding en ontwikkeling van de bijzondere natuurwaarden. Het accent komt wordt gelegd op innovatiemaatregelen voor de grondgebonden landbouw en alternatieve realisatiestrategieën voor natuurontwikkeling. Het behoud van de belangrijke weidevogelgebieden vraagt om een specifieke vorm van verweving van landbouw en natuur. Met name het waternetwerk en de cultuurhistorische kwaliteiten lenen zich voor verdere ontwikkeling van de mogelijkheden voor recreatie en toerisme. Binnen het veenlandschap laten zich gebieden onderscheiden met een eigen gebiedskarakteristiek en daarbij passende opgave.
Gebieden met een bijzondere kwaliteit of een specifieke waarde
Gebieden met bijzondere kwaliteit (categorie 1)
Een relatief beperkt aantal gebieden is zo bijzonder, waardevol en kwetsbaar, dat de instandhouding en mogelijk verdere ontwikkeling van de waarden die ze vertegenwoordigen voorrang heeft boven alle andere ontwikkelingen.
Het gaat om gebieden met de volgende kwaliteiten:
- hoge en specifieke natuurwaarden in Zuid-Holland, gebundeld in de ecologische hoofdstructuur en Natura 2000;
- cultuurhistorische kroonjuwelen: een aantal gebieden in de provincie heeft landschappelijk en cultuurhistorisch een dusdanig uniek karakter dat de bescherming en versterking van deze kwaliteiten centraal staat; een deel daarvan is zo kwetsbaar dat uiterst zorgvuldig moet worden gekeken naar de inpasbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen (rondom de Kagerplassen).
Gebieden met een specifieke waarde (categorie 2)
De provincie wil in een aantal gebieden specifieke waarden in stand houden omdat ze landschappelijk, ecologisch of qua gebruikswaarde bijzonder en kwetsbaar zijn. De instandhouding van deze waarden vraagt om toegespitste vormen van bescherming en ontwikkeling. Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van de specifieke waarden naast de generieke bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit.
De volgende voor Teylingen relevante gebieden hebben specifieke waarden:
- belangrijke weidevogelgebieden, gelegen buiten de ecologische hoofdstructuur, vanwege de specifieke maatschappelijke verantwoordelijkheid voor deze karakteristieke en kwetsbare vogels (rondom de Kagerplassen);
- graslanden in de Bollenstreek, als kenmerkend, maar inmiddels zeldzaam geworden onderdeel van het bollenlandschap en de nog gave strandvlakten daarbinnen.
Verordening Ruimte
In samenhang met de structuurvisie, is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen.
De regels in de verordening hebben betrekking op regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit (paragraaf 2.1), regels voor ruimtelijke kwaliteit (paragraaf 2.2), regels voor landschap, groen en cultuurhistorie (paragraaf 2.3) en regels voor energie, water en bodem (paragraaf 2.4).
De volgende bepalingen zijn relevant voor het bestemmingsplan:
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen van belang (ontleend aan de Verordening Ruimte van de provincie) | |
Compensatie bollengrond bij ontwikkelingen binnen het concentratiegebied bollenteelt. | |
Agrarische bouwpercelen van maximaal 2 ha. | |
Nieuwe agrarische bebouwing alleen mogelijk bij noodzaak en doelmatigheid voor een volwaardig agrarisch bedrijf. | |
Maximaal één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf. | |
Geen nieuwe intensieve veehouderij. | |
Bij bestaande volwaardige bollenteeltbedrijven binnen concentratiegebied bollenteelt maximaal 3.000 m² kassen per bedrijf. | |
Bij bestaande volwaardige gemengde bollenteelt - en glastuinbouwbedrijven maximaal 6.000 m2 kassen per bedrijf. | |
Geen nieuwe glastuinbouwbedrijven buiten glastuinbouwgebieden (ten zuiden van Voorhout). | |
Maximaal 2 ha kassen bij glastuinbouwbedrijf. | |
Geen nieuwe boom- en sierteeltbedrijven buiten concentratiegebieden. | |
Maximaal 300 m² kassen bij boom- en sierteeltbedrijf. | |
Glas voor glas: uitbreiding van glasopstal is mogelijk mits in gelijke mate duurzame sanering elders binnen het bollengebied plaatsvindt. | |
Nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven onder voorwaarden toegestaan. | |
Uitbreiding van bestaande niet-agrarische bedrijven en bebouwing is, buiten het beschermd dorpsgezicht Warmond, onder voorwaarden mogelijk. | |
Functieverandering is, buiten het beschermd dorpsgezicht Warmond, onder voorwaarden mogelijk. | |
Bescherming ecologische hoofdstructuur en Natura 2000-gebieden. | |
Bescherming molenbiotopen traditionele windmolens (vrije windvang en zicht op de molen). | |
Bescherming landgoed- en kasteelbiotoop. | |
Bescherming primaire en regionale waterkeringen. | |
Bescherming graslanden in de Bollenstreek. | |
Bestemmingsplan mag voorzien in ruimte-voor-ruimte woningen en greenportwoningen als bedoeld in de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek. |
Tot slot is van belang dat een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
- de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
- als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- a. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen;
- als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door
- a. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- b. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen.
2.3.2 Regio- en gebiedsprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland (2010)
Gebiedsprofiel
In de periode 2011-2014 worden voor Zuid-Holland gebiedsprofielen opgesteld waarin een beschrijving van specifieke ruimtelijk kwaliteiten voor een bepaald gebied is opgenomen. Per element in een gebied komt er een beschrijving van kenmerken (wat is er), ontwikkeling (wat speelt er), ambitie (waar willen we heen) en sturing (hoe bereiken we dat). Bij toekomstige ruimtelijke plannen dienen de ruimtelijke kwaliteit meegenomen te worden. De in 2010 opgestelde Regioprofielen Cultuurhistorie vormen bouwstenen voor de gebiedsprofielen.
In het plangebied zijn de volgende twee gebiedsprofielen van toepassing:
- het gebiedsprofiel voor de Duin- en Bollenstreek (uitsluitend van toepassing voor het gedeelte ten noorden van de Teylingerlaan);
- het gebiedsprofiel voor de Hollandse Plassen (uitsluitend van toepassing voor het gedeelte ten oosten van de A44 en Huys Te Warmont.
Het gebiedsprofiel voor het Hollands Plassengebied is gereed. Volgens de plannen wordt het gebiedsprofiel voor de Duin- en Bollenstreek in 2013 opgesteld. Ten aanzien van de Duin- en Bollenstreek wordt in dit bestemmingsplan vooralsnog uitsluitend rekening gehouden met het reeds opgestelde Regioprofiel Cultuurhistorie.
Gebiedsprofiel Hollandse Plassen
Het gebiedsprofiel is een verzameling en analyse van aspecten van ruimtelijke kwaliteit en biedt een handleiding om bij ontwikkelingen kwaliteiten te behouden of te versterken. De ambitie is dat elk project en elke ruimtelijke ontwikkeling bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Ontwikkelingen zijn daarmee een kans voor het realiseren van kwaliteit. Het gebiedsprofiel staat tussen de kwaliteitskaart van de structuurvisie en de beeldkwaliteitsplannen van lokale overheden in en is vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Voor lokale overheden en initiatiefnemers dient het gebiedsprofiel als bron van inspiratie en biedt het handvatten om nieuwe ontwikkelingen met kwaliteit te initiëren. Voor de provincie dient het gebiedsprofiel als handleiding om de kwaliteit van plannen/ontwikkelingen aan de voorkant van planprocessen te stimuleren. Het gebiedsprofiel vormt de basis voor de ontwerpopgave, elke ontwikkeling vraagt uiteindelijk om maatwerk.
Het plangebied ten oosten van de A44 valt grotendeels binnen het Gebiedsprofiel Hollandse Plassen. In figuur 2.2 is het gehele gebied waarvoor het Gebiedsprofiel Hollandse Plassen geldt opgenomen.
Figuur 2.2 plangebied gebiedsprofiel Hollandse plassen
Regioprofiel Cultuurhistorie
De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld. Op basis van deze CHS zijn vervolgens 15 topgebieden voor cultureel erfgoed aangewezen. Topgebieden zijn gebieden waar cultuurhistorische waarden in bijzondere mate en onderlinge samenhang voorkomen. De selectiecriteria zijn:
- minimaal 2 van de drie typen cultuurhistorische waarden (archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige) zijn aanwezig;
- er dient sprake te zijn van een combinatie van hoge en zeer hoge waarden die tevens in opvallende mate voorkomen op de grond van de CHS;
- er is een goede ruimtelijke samenhang tussen de (zichtbare) waarden;
- er dient sprake te zijn van een bovenlokaal schaalniveau (dat wil zeggen gebiedsomvang dient groter te zijn dan een enkele plaats, polder of vindplaats).
De Bollenstreek is op basis van bovenstaande criteria aangewezen als topgebied. Binnen de topgebieden is een beperkt aantal gebieden of elementen benoemd met een zeer gave, kwetsbare cultuurhistorische samenhang die door hun unieke karakter bepalend zijn voor de identiteit van een plek. Voor deze zogenoemde Kroonjuwelen is de bescherming gericht op behoud van deze uitzonderlijke kwaliteit. Het Landgoed Keukenhof is aangemerkt als Kroonjuweel, maar valt niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.
De topgebieden hebben als basis gediend voor in 2010 opgestelde regioprofielen. Ook voor de Bollenstreek is een regioprofiel opgesteld met als volgende doel:
- een handreiking/kompas voor planvormers, met name bij gemeenten en voor de provincie zelf om de cultuurhistorische waarden te respecteren en benutten bij het ontwikkelen van de ruimten in Zuid-Holland;
- (bij)sturing van (lokale) ruimtelijke plannen.
Kenmerkende structuren en elementen voor de Bollenstreek, die zijn opgenomen in het regioprofiel, zijn:
- zanderijlandschap dat gekenmerkt wordt door een patroon van brede watergangen, hoge wegen, bollenvelden en hagen;
- strandvlaktes, gelegen tussen de strandwallen waar een laag veen op het zand is ontstaan;
- landschap met een vlak en open karakter en weinig opgaande beplanting.
2.3.3 Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (2009)
De effecten van klimaatverandering en de druk op de beschikbare ruimte nemen de komende decennia verder toe. Bescherming tegen overstromingen blijft dan ook onverminderd belangrijk en wordt zelfs gecompliceerder door de zeespiegelstijging en bodemdaling. De toenemende vraag naar kwalitatief hoogwaardig zoet water en conflicterende belangen van watergebruikers, maken de verdeling van zoet water tot een maatschappelijk vraagstuk. De chemische en ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater moet verbeterd worden. Het watersysteem vereist aanpassingen om deze effecten de baas te blijven.
Dit alles leidt tot vier kernopgaven voor de provincie Zuid-Holland:
- 1. waarborgen waterveiligheid;
- 2. realiseren mooi en schoon water;
- 3. ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening;
- 4. realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem.
2.4 Regionaal Beleid
2.4.1 Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020
In de Regionale Structuurvisie zijn de ambities en keuzes van Holland Rijnland uitgewerkt in zeven kernbeslissingen die samen van groot belang zijn voor de toekomst van het gebied. Uitgangspunten hierbij zijn een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie en infrastructuur en een intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:
- het in de regio bouwen van 33.000 nieuwe woningen tot 2020;
- het zorgen voor een betere bereikbaarheid van de centrumfunctie van Leiden;
- het concentreren van nieuwe bebouwing in de bestaande aaneengesloten stedelijke agglomeratie;
- het versterken van groen en water en het beter toegankelijk maken van groene gebieden;
- het openhouden van de Bollenstreek en het Veenweide- en Plassengebied, met een revitalisering van de Bollenstreek door middel van een herstructurering;
- het kiezen voor de kenniseconomie (met de Greenport Duin- en Bollenstreek als de belangrijke economische kennisdragers);
- het ontwikkelen van een goed openbaarvervoernetwerk en de realisering van de Rijnlandroute en de Noordelijke Ontsluiting Greenport.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit de Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020 van belang: |
- bescherming bollengrond; |
- glastuinbouw alleen toestaan in concentratiegebieden; |
- bescherming landschap, natuur, cultuurhistorie en water; |
- ruimte voor recreatie en toerisme; |
- aandacht Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszone; |
- aandacht land- en tuinbouw; |
- bouw beperkt aantal woningen toestaan buiten bebouwingscontour; |
- ruimte bieden aan Greenportgerelateerde bedrijvigheid, niet-Greenportgerelateerde bedrijvigheid alleen onder voorwaarden toestaan. |
2.4.2 Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek (2009)
De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek (ISG) is een deeluitwerking van de Regionale Structuurvisie die het intergemeentelijk samenwerkingsverband Holland Rijnland in 2009 heeft vastgesteld.
De ISG heeft een integraal karakter, geldt voor het gehele buitengebied van de 6 Greenportgemeenten (met uitzondering van het duingebied) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op een gemeenschappelijke inzet voor herstructurering en revitalisering van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Dit in samenspraak met verbetering van de natuurlijke, landschappelijke en recreatieve kwaliteiten.
De Duin- en Bollenstreek is de Greenport met de grootste internationale bekendheid door de toeristische aantrekkingskracht van de bollenvelden en de Keukenhof. Het is een van de Greenports waar verschillende gebiedsfuncties, zoals wonen, werken en toerisme sterk met elkaar zijn verbonden. In de jaren voor de ISG is gewerkt aan en met het Pact van Teylingen.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit de ISG van belang: |
- bouwen woningen buiten contour niet toestaan met uitzondering van Bronsgeest, Greenportwoningen (offensiefwoningen en landgoedwoningen) en Ruimte voor Ruimte-woningen; |
- beschermen bollengrond; |
- uitbreiding grasland niet toestaan; |
- aandacht Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en natuur; |
- aandacht recreatie en toerisme. |
Na de vaststelling van Visie ruimte en mobiliteit (VRM) (zie paragraaf 2.3.10 zal de ISG op onderdelen moeten worden geactualiseerd om beleidsinhoudelijk en juridisch weer volledig op het provinciaal beleid aan te sluiten. Ter overbrugging van de periode tot de ISG geactualiseerd is hebben de Provincie Zuid-Holland en de 6 samenwerkende bollengemeenten een afsprakenkader opgesteld (Afsprakenkader Vitale Greenport Duin- en Bollenstreek, 30 september 2014).
Afsprakenkader Vitale Greenport Duin- en Bollenstreek
Enkele hoofdpunten uit het Afsprakenkader Vitale Greenport Duin- en Bollenstreek zijn:
- Borging in het provinciaal beleid van de bollencompensatieregeling, de erkenning van de exclusieve bouw van Greenportwoningen in het buitengebied (inclusief de financiële afdracht aan de GOM en de mogelijkheid tot bouw van clusterlocaties) en erkenning van de mogelijke realisering van zogenaamde Ruimte-voor-Ruimtewoningen in het buitengebied ter financiering van de herstructurering van de Duin- en Bollenstreek.
- Handhaving van de typering van graslanden conform de tot nu geldende Provinciale Structuurvisie, inclusief duiding van de graslanden die in aanmerking kunnen komen voor omspuiting naar bollengrond.
- Erkenning van de woningbouwopgave tot 2030 van 11.000 woningen voor de eigen regionale behoefte, plus 4600 woningen voor de bovenregionale behoefte vanuit de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek en de realisering van 600 Greenportwoningen.
- Ruimtelijke reservering van alle huidige bekende verstedelijkingslocaties groter dan 3 ha.
Dit Afsprakenkader past binnen de uitgangspunten van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het kan daarom worden gezien als een uitwerking van het provinciaal beleid door de bollengemeenten, die door de provincie wordt erkend en onderschreven. Provincie en bollengemeenten behouden met dit Afsprakenkader hun eigen belangen en verantwoordelijkheden voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.
Wat betreft de onderdelen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan het volgende:
- De Verordening Ruimte biedt meer ruimte voor de uitbreiding van niet-agrarische bedrijven dan in het bestemmingsplan is opgenomen. De gemeente wil onder voorwaarden wel gebruik maken van deze ruimte, maar hiervoor is maatwerk per bedrijf noodzakelijk. De gemeente kiest er daarom voor de uitgebreidere uitbreidingsmogelijkheden die de Verordening Ruimte biedt niet in het bestemmingsplan op te nemen, maar deze uitbreidingen via een aparte procedure mogelijk te maken.
- In het afsprakenkader is opgenomen dat de Ruimte-voor-Ruimte regeling wordt gehandhaafd. In bijlage 3 van het Afsprakenkader is de Ruimte-voor- Ruimte regeling opgenomen. De regeling in het bestemmingsplan is hierop afgestemd.
2.4.3 Ambitieverklaring Toerisme Duin- en Bollenstreek (2012)
In 2012 hebben de 6 bollengemeente (Lisse, Noordwijk, Hillegom, Katwijk, Noordwijkerhout en Teylingen) de ambitieverklaring 'Duin- en Bollenstreek' getekend. Deze verklaring verwoordt de ambitie van de partijen om te komen tot versnelde realisatie van plannen op het gebied van recreatie en toerisme. Het doel is gericht op het ontwikkelen van een duurzame regionale samenwerking en het realiseren van een compleet aanbod in toeristische en recreatieve voorzieningen tussen de kust en Kagerplassen. De ambitie is bestaande plannen uit te voeren en nieuwe initiatieven, waar mogelijk, gezamenlijk uit te voeren.
Ingezet wordt op:
- het stimuleren van het blombollentoerisme;
- het verweven van verschillende vormen van recreatie en toerisme, zoals kusttoerisme en waterrecreatie;
- het verbeteren van de waterrecreatie, verblijfstoerisme, congrestoerisme en dagrecreatieve activiteiten;
- het behouden van de cultuurhistorisch waarde van het landschap;
- het vergroten van het aantal noord-zuid en oost-west verbindingen;
- het bevorderen van de regionale uitstraling.
2.4.4 Economische agenda Greenport Duin- en Bollenstreek (2012)
De gemeenten zijn het er unaniem over eens dat de tuinbouwsector van groot cultureel- en economisch belang is. De gemeenten willen deze sector stimuleren en ondersteunen bij de ontwikkeling naar een toekomstbestendige en economisch stevige sector. Door de gemeenteraden is het Koersdocument Greenport 2012-2015 vastgesteld.
2.4.5 Waterbeheerplan 2010-2015 Rijnland (2009)
Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft Hoogheemraadschap Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen het accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekeninghoudend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het Waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan.
2.4.6 Keur en Beleidsregel (2009)
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- 1. waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- 2. watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- 3. andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Het Hoogheemraadschap voor Rijnland heeft ook beleid voor woonschepen en (aanleg) steigers, bedoeld om een goede waterhuishouding te waarborgen. Voor nieuwe woonschepen en steigers zal dan ook naast het gemeentelijk beleid voldaan moeten worden aan het beleid van het hoogheemraadschap. Dit geldt ook voor bouwwerken op de oever, met name daar waar sprake is van een waterkering. Voor deze activiteiten geldt meestal een vergunning- dan wel meldingplicht. Indien onderhoud vanaf de kant moet plaatsvinden dient een strook van 5 m (bij hoofdwatergangen) of 2 m (overig water) vanaf de oeverlijn vrijgehouden te worden van bebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net/regels/keur_algemene.
2.4.7 Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (2006)
Het project Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek is door de provincie Noord- en Zuid-Holland in opdracht van de minister van VROM uitgevoerd. Doel is een gezamenlijk advies over de mogelijke ruimtelijke inrichting van deze regio. De Bollenstreek geniet internationale bekendheid vanwege de Keukenhof en het bollencomplex en heeft de volgende uitgangspunten:
- versterken van dag- en verblijfsrecreatie;
- realisatie van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
- compensatie van het verlies aan bollengrond (uit onderzoek blijkt dat diverse graslanden omgezet kunnen worden om het verlies te compenseren).
2.4.8 Regionaal Bollenschurenbeleid (2006)
In 2005 is door 11 gemeenten in de Duin- en Bollenstreek en de Projectgroep Behoud en Herbestemming Bollenschuren samengewerkt aan het opstellen van een Regionaal Bollenschurenbeleid en een Regionale Collectie Bollenschuren.
In de nota 'Regionale Collectie Bollenschuren met een Regionaal Bollenschurenbeleid' is de lijst met schuren opgenomen, die tezamen de regionale collectie vormen. In deze nota is ook een scala aan beleidsinstrumenten verzameld, die gemeenten en particulieren een handvat moeten bieden bij het behouden en herbestemmen van bollenschuren. Voorbeelden zijn stimuleringsregelingen voor bescherming en behoud van bollenschuren en maatregelen voor het bevorderen van functiewijziging en herbestemming.
Het doel van de nota is een eenduidig regionaal beschermings- en herbestemmingsbeleid tot stand te brengen, waarmee het voor particulieren duidelijk wordt hoe gemeenten omgaan met behoud, sloop, verbouwing, restauratie en herbestemming van bollenschuren, zowel binnen de bebouwde kom als in het buitengebied.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit het Regionaal Bollenschurenbeleid van belang: |
- beschermen karakteristieke bollenschuren; |
- bouwvlak zo situeren dat open ruimte rond bollenschuur behouden blijft; |
- ruimte voor functiewijziging. |
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Toekomstvisie gemeente Teylingen (2008)
Nu Warmond, Voorhout en Sassenheim sinds 1 januari 2006 verder zijn gegaan als de gemeente Teylingen, is nagedacht over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De visie van de gemeente is gericht op een aantrekkelijke en vitale gemeente waar het ook in de toekomst goed wonen, werken en recreëren is. De visie steunt op twee pijlers: totstandkoming van kwaliteitskernen en een boeiend en beleefbaar buitengebied.
Op 13 maart 2008 is de Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend voor de gemeente Teylingen door de gemeenteraad vastgesteld (zie ook figuur 2.3).
Om de vitaliteit van Teylingen ook op lange termijn te behouden en zo mogelijk te versterken, zijn de volgende speerpunten in het beleid van belang:
Kwaliteitskernen
- respecteren van de identiteit van de kernen;
- bevorderen van een aantrekkelijk rustig woonklimaat;
- zorgen voor een goed en gevarieerd voorzieningenniveau op maat van alle kernen;
- voldoende ruimte voor het opvangen van de eigen woningbehoefte;
- voldoende aandacht voor geschikte huisvesting voor starters en ouderen;
- herinrichting van de leefomgeving en afstemmen op diverse doelgroepen;
- meer ruimte voor buitenevenementen;
- selectief uitbreiding bieden voor toekomstige uitbreidingswensen van bedrijven;
- herstructurering van verouderde delen van woonwijken en bedrijventerreinen;
- voldoende ruimte bieden voor stedelijk water als compensatie voor verharding;
- betere bereikbaarheid voor auto, fiets openbaar vervoer en vaartuigen;
- streven naar optimale milieukwaliteit.
Boeiend en leefbaar Buitengebied
- vernieuwde en goed functionerende Greenport, met schaalvergroting als motor voor herstructurering;
- verbetering van landschapsbeleving van het bollengebied, groene inpassing en verbetering van beeldkwaliteit van gebouwen, aanleg van uitzichtpunten en vrijliggende wandel- en fietsroutes door het gebied;
- goede bereikbaarheid voor bedrijven en recreanten;
- meer ommetjes vanuit de woonomgeving door het bollengebied en de weilanden;
- behoud van het open, weidse en groene karakter van de veenweidegebieden, duurzame landbouw als belangrijkste drager;
- stimuleren van 'verbrede landbouw';
- aanleg ontbrekende schakels in het netwerk van ecologische verbindingen;
- verbetering van de waterkwaliteit, met name in de Kagerplassen;
- versterking van de beleving van de molencomplexen;
- ontwikkeling van de Ruïne van Teylingen als toeristische trekker;
- sterker verbinden van Sassenheim en Voorhout met de Kagerplassen met vaar- en fietsroutes;
- upgrading en uitbreiding van recreatieve voorzieningen;
- ontwikkeling van alternatieve inrichtingsplannen in de Roodemolenpolder en de Elstgeesterpolder als de landbouw daar geen toekomst meer ziet;
- streven naar een optimale milieukwaliteit.
Ook heeft de gemeente enkele speerpunten met betrekking tot duurzaamheid geformuleerd:
- bij ruimtelijke planvorming duurzaamheid optimaal meenemen;
- als gemeente het goede voorbeeld geven bij eigen werk en externe opdrachten;
- in overleg met gevestigde bedrijven komen tot concrete milieuwinst;
- gerichte communicatie met de eigen inwoners over hun bijdragen.
Figuur 2.3 Visiekaart
bron: Toekomstvisie 'Vitaal & Vernieuwend'
2.5.2 Welstandsnota
Welstandstoezicht moet voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte ontsieren. Bij iedere aanvraag voor een omgevingsvergunning, worden de plaatsing en het uiterlijk van het beoogde gebouw bekeken op basis van artikel 12 van de Woningwet. De welstandstoets weegt de individuele vrijheid van de burger of ondernemer af tegen de aantrekkelijkheid van de leefomgeving. Voor de welstandsvrije gebieden 'sportpark Elsgeest' en de 'campings aan het Oosteinde' is het welstandsbeleid niet van toepassing.
Bebouwing in het buitengebied speelt een ondergeschikte rol. De beoordeling van de woongebouwen is gericht op afwisseling en individualiteit, zorgvuldige detaillering en traditioneel materiaal- en kleurgebruik. De bedrijfsgebouwen sober en zorgvuldig vormgeven met terughoudende kleuren. Kassen zijn welstandsvrij, mits deze uitgevoerd worden in niet spiegelend, transparant glas.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit de Welstandsnota van belang: |
- cultuurhistorisch waardevolle boerderijen en bollenschuren; |
- behoud oorspronkelijke structuurelementen en cultuurhistorische bebouwing; |
- behoud karakteristieke profiel van lintwegen; |
- hoofdbebouwing aan straatzijde; |
- bescherming stenen en houten monumentale bollenschuren; |
- alleen vrijstaande gebouwen toegestaan; |
- bijgebouwen achter hoofdgebouwen; |
- bescherming monumentale boerderijen. |
2.5.3 Visie recreatie en toerisme (2007)
Een van de speerpunten van Teylingen is om recreatie en toerisme op een hoger niveau te brengen.
Kagerplassen
In de visie groeit het Kagerplassengebied de komende tien jaar uit tot een kwalitatief hoogwaardig en veelzijdig watersportgebied met eigentijdse voorzieningen. Vooral wordt ingezet op het verbeteren van de watersportvoorzieningen met voldoende ligplaatsen en het uitbreiden en verbeteren van passantenplaatsen. Belangrijk is dat de passant de kernen goed kan bereiken en van het landschap kan genieten. Ook fietsers en wandelaars moeten vanuit iedere kern de plassen goed kunnen bereiken.
Dagtrips en meerdaagse verblijven
Er zijn goede mogelijkheden om binnen Teylingen een dagtrip te maken. Daarnaast is het gebied waar Teylingen in ligt zeer geschikt voor meerdaagse vakanties, aangezien het Groene Hart, het bollengebied, de kust en de omliggende steden veel te bieden hebben. In dit kader ligt het stimuleren van gecombineerde arrangementen voor de hand.
Eigen inwoners versus toeristen
In de visie gaat het uitbreiden van recreatieve voorzieningen voor de eigen inwoners hand in hand met het ontwikkelen van toeristische functies. Het aantrekkelijker maken van de kernen en het verbeteren van de recreatieve mogelijkheden is voor de eigen inwoners interessant, maar zal ook toeristen en recreanten uit omliggende gemeenten aantrekken.
Economische effecten
De economische effecten van een groeiende recreatieve/toeristische sector zorgen ervoor dat allerlei voorzieningen en activiteiten er verder op vooruit kunnen gaan. Hiermee wordt de beoogde kwaliteitsslag verder vorm gegeven.
Een actualisatie van de Visie recreatie en toerisme (2007) is voorzien voor 2015.
2.5.4 Duurzaamheidsagenda 2011-2014
Het algemene kader voor het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Teylingen is vastgelegd in de Duurzaamheidagenda "Samenwerken en Verbinden" en het collegeprogramma 2014-2018. Dit beleid kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame inrichting, voor duurzame (steden-)bouw, alsook voor het klimaat en energiebesparing.
2.5.5 Evenementenbeleid (2012)
Evenementen zijn belangrijk voor de inwoners, verenigingen en bezoekers van de gemeente Teylingen omdat evenementen bijdragen aan het toeristische karakter, ze de onderlinge saamhorigheid bevorderen en vormen een reden voor een belangrijke sociale functie. In het evenementenbeleid is opgenomen welke regionale kaders als uitgangspunt gelden, wat de uitgangspunten voor vergunningverlening zijn en is aangegeven hoe gehandhaafd wordt.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit het evenementenbeleid van belang: |
- het beperken van overlast door verkeer en geluid; |
- het voorkomen van, met de Drank- en Horecawet strijdige, oneerlijke concurrentie bij het bieden van horecadiensten; |
- het voorkomen van strijdigheid met andere wettelijke bepalingen en lokale regelgeving; |
- het belang van de organisator en het publiek bij een goed bezocht evenement. |
2.5.6 Kampeerbeleid (2009)
De Wet op de openluchtrecreatie (Wor) is per 1 juli 2008 ingetrokken. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan het enige instrument is voor kampeerbeleid, heeft de gemeente Teylingen in 2009 de Nota Kampeerbeleid opgesteld. Deze nota wordt te zijner tijd vervangen door de visie op recreatie in het buitengebied die nog zal worden opgesteld. Voor wat betreft het kanperen bij agrarische bedrijven is de Nota nog van belang.
Kamperen in het buitengebied bij agrarische bedrijven
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende doelstellingen vanuit het Kampeerbeleid van belang: |
- kamperen binnen straal van 100 m rond bedrijf; |
- kamperen alleen toegestaan in het kampeerseizoen (15 maart t/m 31 oktober); |
- geen vaste standplaatsen; |
- maximaal 15 kampeermiddelen per bedrijf; |
- maximaal één bijzettent per kampeermiddel; |
- onderlinge afstand van 3 m aanhouden; |
- landschappelijke inpassing. |
2.5.7 De Kaag, de mooiste helft van Teylingen (2007)
Na de fusie van de kernen Sassenheim, Voorhout en Warmond tot de gemeente Teylingen, is het beheer van de Kaag vastgelegd in de notitie 'beheer Kaag, de mooiste helft van Teylingen'. In deze notitie is het volgende ligplaatsenbeleid voorgesteld.
- Voor de woonschipplekken waarvoor de provincie al jaren ontheffingen heeft verleend, wordt de mogelijkheid geopend om deze te legaliseren in het bestemmingsplan. Dit onder voorwaarden van een goede landschappelijke inpassing, afmetingen (bevriezing huidige afmetingen boot plus maximale maten), kleurstelling, geen bijgebouwen op de oevers, enzovoort.
- De eigenaar van het woonschip heeft voor het innemen van de ligplaats een vergunning nodig van de gemeente (ligplaatsenverordening).
- Voor de ligplaatsen van pleziervaartuigen bij boerenbedrijven (buitengebied), wordt de mogelijkheid geopend om deze (gedeeltelijk) te legaliseren in het bestemmingsplan. Dit onder de voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing (afmetingen, aantallen, geen bijgebouwen, rietkragen, goede steigers, toegangspad, enzovoort.) De eigenaar van het pleziervaartuig heeft voor het innemen van de ligplaats een vergunning nodig van de gemeente (ligplaatsenverordening). Legalisatie van ligplaatsen op deze plekken kan alleen voor kleine boten (open boten, maximaal 6 m bij 2,4 m).
- Voor de ligplaatsen van pleziervaartuigen in Sassenheim is een vergunningenstelsel ingevoerd. Voor de Haarlemmertrekvaart in Voorhout wordt nog onderzocht of hier een noodzaak voor is. Ook hiervoor geldt dat dit (gedeeltelijk) gelegaliseerd zal moeten worden in een bestemmingsplan: dit is nog niet gebeurd in het onderhavige bestemmingsplan maar zal in een afzonderlijk traject worden bekeken.
- In een enkel geval is de gemeente bereid mee te werken aan de totstandkoming van een zogenaamde boerenjachthaven (legaliseren in het bestemmingsplan).
- Voor aangewezen natuurgebieden (door de provincie bepaald) volgt de gemeente het ligplaatsen- en handhavingsbeleid van de provincie.
2.5.8 Woonschepenverordening Teylingen (2009)
Per 1 juli 2008 is de provinciale Verordening Watergebieden en Pleziervaartuigen Zuid- Holland ingetrokken. Deze verordening regelde het beheer en de handhaving van het gebied De Kaag. In de notitie 'De Kaag, de mooiste helft van Teylingen' van 12 juli 2007, zijn de uitgangspunten voor beheer en handhaving van het water in de gemeente Teylingen vastgelegd. Om uitvoering te geven aan deze uitgangspunten is de Woonschepenverordening Teylingen opgesteld. Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad van Teylingen deze verordening vastgesteld. In de verordening worden regels gesteld omtrent het innemen van ligplaatsen door woonschepen. Uitgangspunt is dat het zonder vergunning verboden is ligplaatsen in te nemen. Door middel van een ligplaatsenkaart wordt aangegeven waar woonschepen een ligplaats mogen innemen.
2.5.9 Nota Archeologie Teylingen (2010)
Het archeologiebeleid van Teylingen is verwoord in de nota 'Onder de grond - Beleid voor archeologie in Teylingen' van 1 maart 2010. Als uitgangspunt voor deze nota dienden de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart uit 2009. Met name op de strandwallen en -vlakten in het plangebied geldt een hoge en middelhoge verwachtingswaarde.
2.5.10 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (gemeente Teylingen, 2010)
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) bevat een visie en uitvoeringsprogramma voor verkeer en parkeren in de gemeente Teylingen voor de periode 2010-2020. Het GVVP is daarmee richtinggevend in het verkeersbeleid dat de gemeente voert. Het document bestaat uit een hoofdnota met visie en uitvoeringsprogramma en verschillende deelnota's voor onder andere parkeren en verkeersveiligheid. In het GVVP worden de knelpunten ten aanzien van de doorstroming, parkeren, verkeersveiligheid en leefbaarheid in de woonomgeving als gevolg van het verkeer gesignaleerd. Met betrekking tot het buitengebied doen zich met name doorstromingsproblemen voor op de N443 ('s-Gravendamseweg) en de N444 (Leidsevaart). Ook ter hoogte van de aansluitingen met de A44 doen zich doorstromingsproblemen voor. In het GVVP is de wegencategorisering binnen de gemeente opgenomen, zowel voor de wegen in binnenstedelijk gebied als in het buitengebied en zijn oplossingsrichtingen opgenomen voor de diverse knelpunten in de vorm van een uitvoeringsprogramma. Tevens worden de verkeerskundige ontwikkelingen in de regio behandeld en de positie van de gemeente daarin. In het GVVP zijn diverse ambities opgenomen om de bereikbaarheid en leefbaarheid binnen de gemeente te verbeteren. Deze ambities zijn vertaald in een visiekaart voor 2020.
2.5.11 Detailhandelvisie (2014)
Samen met de ondernemers heeft de gemeente Teylingen een visie op de detailhandel in Teylingen opgesteld. Belangrijkste succesfactor is het intensiveren van de samenwerking tussen ondernemers, vastgoedeigenaren en gemeente. Alleen dan kunnen de uitdagingen van de toekomst het hoofd worden geboden. De belangrijkste uitdagingen zijn internetwinkelen, veranderend koopgedrag, krimp van winkelcentra en concurrentie van omliggende centra. In de detailhandelsvisie wordt op basis van de bestaande situatie en trends een opgave voor de toekomst geschetst. Om deze opgave handen en voeten te geven zijn adviezen opgenomen en is er een uitvoeringsplan opgesteld. Nieuwe detailhandel in het buitengebied, anders dan kleinschalige detailhandel als nevenactiviteit bij de (agrarische) bedrijfsvoering, is niet toegestaan.
2.5.12 Woonvisie (2008)
Parallel aan de Toekomstvisie heeft de gemeente Teylingen een Woonvisie opgesteld als een belangrijke uitwerking om de doelen uit de Toekomstvisie te concretiseren en te realiseren. Deze woonvisie is op 5 juni 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Teylingen wil een gemeente zijn waar het goed wonen is in een dorpse sfeer met voldoende voorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen. Daarbij is bereikbaarheid voor huishoudens met verschillende inkomensniveaus van belang en dienen identiteiten van de drie kernen behouden en versterkt te worden waarbij ook ruimte op eigen grondgebied beschikbaar blijft voor recreatie, natuur en bedrijvigheid (waaronder de bollenteelt). Voor de bestaande woningvoorraad moet de kwaliteit op peil blijven en verbeteren. De nieuwbouwdoelstellingen zijn gericht op de gronden binnen de kernen. In het buitengebied is de toevoeging van nieuwe woningen niet toegestaan (uitgezonderd ruimte-voor ruimte en/of greenportwoningen).
2.5.13 Economisch beleidsplan (2012)
Het economisch beleidsplan bestaat uit een centraal, overkoepelend beleidsrapport op hoofdlijnen en een aantal bijlagen die meer de diepte ingaan. De ambities zijn samengevat in vier pijlers, te weten:
- 1. proactief economisch beleid voor vitaliteit en kwaliteit,
- 2. benutten strategische locatie en aanjagen werkgelegenheid,
- 3. regionale samenwerking en afstemming
- 4. duurzame ontwikkeling en groene uitstraling.
Gefundeerd op deze vier pijlers is een toekomstperspectief voor 2020 geschetst. Vervolgens zijn op basis van deze vier pijlers de vijf economische hoofdsectoren in Teylingen doorgelicht.
2.5.14 Natuurcompensatie
In Voorhout wordt het woongebied Hooghkamer ontwikkeld (circa 850 woningen in de periode tot 2023/2024)1. Voor de compenserende maatregelen die als gevolg van deze planontwikkeling nodig zijn, is een compensatieplan opgesteld2. Op grond van dit onderzoek bedraagt de totale compensatiedoelstelling minimaal 17,6 hectare (met volledige mitigatie in Hooghkamer). In overleg met het bevoegde gezag (provincie Zuid-Holland) is aankoop, inrichting en beheer van nieuw natuurgebied als meest duurzaam en (planologisch) meest zeker alternatief naar voren gekomen. De compensatie is gevonden in de aankoop van grond in de Boterhuispolder, waarbij aangesloten is op bestaande weidevogelgebieden. Inrichting, grondwaterstand en beheer dienen nog te worden afgestemd op de weidevogeldoelstelling. De bestemming Agrarisch-grondgebonden veehouderij – waardevolle graslanden maakt dit mogelijk.
Hoofdstuk 3 Visie En Zonering
3.1 Inleiding
Het bestemmingsplan voor het buitengebied is een van de belangrijkste instrumenten die de gemeente heeft om sturing te geven aan ontwikkelingen, om kansen te benutten en om de kenmerkende waarden en kwaliteiten van het gebied te beschermen en te behouden. Het bestemmingsplan dient daartoe te stoelen op een heldere en eenduidige visie en dient uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn. Er dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening, dat wil zeggen dat alle belangen op een evenwichtige wijze zijn gewogen en dat in voldoende mate is rekening gehouden met de geldende beleidskaders en van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
Met het opstellen van de Kadernota heeft de gemeente Teylingen een belangrijke stap gezet in de richting van een nieuw bestemmingsplan Buitengebied Teylingen. In de Kadernota is de visie, zoals opgenomen in de ISG, uitgewerkt en vastgelegd in een afsprakenkader. Omdat bestemmingsplannen tot stand dienen te komen binnen de 'krijtlijnen' van het beleid van Rijk, provincie en regio, is het afsprakenkader getoetst aan het beleid van de hogere overheden.
Met het opstellen van de Kadernota heeft de gemeente aangegeven dat het planproces erop gericht is om de visie, zoals opgenomen in de ISG, te vertalen in een actueel bestemmingsplan. De visie zoals opgenomen in de ISG geldt voor de gehele Greenport. Deze visie wordt daarom op onderdelen aangevuld omdat een gedeelte van het plangebied niet in de Greenport is gelegen. In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe beleidsinitiatieven gepresenteerd en mogelijk gemaakt.
3.2 Visie
3.2.1 Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek (ISG)
De visie zoals opgenomen in het ISG is vastgelegd in doelstellingen, ambities en uitwerkingen en geeft antwoord op de vraag: wat willen we gezamenlijk bereiken? In deze paragraaf worden de doelstellingen en ambities van de ISG en de bijbehorende uitgangspunten samengevat.
Het doel
Met de vaststelling van het ISG kiezen de Greenportgemeenten voor versterking van de ruimtelijk-economische structuur van de Greenport Duin- en Bollenstreek. Het doel van de ISG is drieledig (zie blz. 5 ISG):
- het vastleggen van een ruimtelijk ontwikkelingskader voor de vitalisering van de Duin- en Bollenstreek tot en met 2030;
- het wettelijk verankeren van dit zelfbindend ontwikkelingskader voor de Greenportgemeenten;
- het bieden van een juridisch-planologische basis voor het verevenen van plankosten op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De ambities
De ISG heeft een integraal karakter, betreft het gehele buitengebied van de 6 Greenportgemeenten (uitgezonderd het duingebied) en gaat met name in op de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van het buitengebied. De ISG richt zich op het realiseren van de volgende ambities:
- economische herstructurering in combinatie met landschapsverbetering;
- het tegengaan van verdergaande verrommeling;
- het uitvoeren van de woningbouwopgave zoals in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek is overeengekomen;
- het duurzaam handhaven van het areaal 1e klas bollengrond;
- het geven van prioriteit aan de primaire Greenportfuncties (bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme) boven niet-primaire Greenportfuncties (overige landbouw, veeteelt).
Uitgangspunten uitwerking ambities
Bij de uitwerking van deze ambities is een aantal uitgangspunten gehanteerd:
- het totaal areaal aan 1e klas bollengrond mag in principe niet afnemen. Onder voorwaarden is een tijdelijke afname toegestaan. Dit is het geval wanneer de afname nodig is om de herstructurering mogelijk te maken;
- binnen grenzen is het mogelijk flexibel om te gaan met de compensatie van de bollengrond. Dit om het transformatieproces op gang te krijgen. Hiertoe wordt een Ruimtebalans met constante monitoring opgesteld;
- de landschapskwaliteiten dienen significant verbeterd te worden waarbij aandacht nodig is voor de verschillende schaalniveaus;
- de herstructurering in combinatie met landschapsverbetering dient spoedig en slagvaardig ter hand genomen te worden;
- de berekende ruimtebehoefte voor de glastuinbouw wordt zoveel mogelijk binnen de Greenport opgelost;
- de grootschalige veehouderijbedrijven dienen behouden te blijven, in het belang van de sector en de beleving van het landschap. Niet alle veehouderijbedrijven zijn echter even perspectiefvol en er is geen ruimte voor uitbreiding van het graslandareaal;
- de ontwikkeling van nieuwe natuur ter compensatie van het omspuiten van graslanden met natuurwaarden naar bollengronden moet geen kille hectarediscussie zijn. Het gaat met name om het toevoegen van landschapskwaliteiten, een vergroting van de biodiversiteit en het combineren met andere factoren als water en recreatie;
- de woningbouwopgave op basis van de eigen behoefte en de regionale behoefte wordt zoveel mogelijk binnen de eigen streekplancontouren gerealiseerd, dan wel zoveel mogelijk aansluitend op de bestaande contouren. Uitzonderingen vormen de locaties Bronsgeest in Noordwijk, Pastoorslaan in Hillegom, de 600 Greenportwoningen (500 offensiefwoningen en de 100 landgoedachtige woningen) en de Ruimte voor Ruimte-woningen;
- er wordt in de Greenport ruimte geboden aan een beperkt aantal reguliere bedrijven;
- investeringen om de bereikbaarheid te vergroten zijn hoogst urgent;
- de projecten moeten haalbaar en betaalbaar zijn.
Strategische hoofdlijnen
Voor het ruimtelijk beleid tot 2030 hanteren de Greenportgemeenten de volgende pijlers:
- faciliteren van herstructurering, versterking en vernieuwing van het gehele bollen-, vaste planten- en bloemencomplex in combinatie met verbetering van het landschap;
- realisering van de daarvoor benodigde ruimtelijke functiewijzigingen;
- bijdragen aan de sociaaleconomische vitaliteit van de Greenportgemeenten;
- bijdragen aan de bereikbaarheid van de gehele regio Holland-Rijnland.
De daarmee samenhangende strategische hoofdlijnen tot 2030 zijn:
- verbetering van het landschap aan de hand van het landschapsperspectief dat functioneert als raamwerk voor sanering, intensivering en uitbreiding van Greenportbedrijven;
- concentratie van agrarische handels- en exportbedrijven en selectieve uitbreiding ter plekke;
- herstructurering en uitbreiding van gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven volgens de berekende ruimtebehoefte;
- tegengaan van verdergaande verrommeling van het landschap;
- deels behoud van graslanden en deels omzetting naar bollengrond;
- aanleg van nieuwe natuur c.q. ecologische verbindingszones zoals benoemd in de provinciale ecologische hoofdstructuur;
- zorg dragen voor duurzaam waterbeheer;
- het bestaande cultuurhistorisch erfgoed verbinden met planologische keuzes, zodat waardevolle cultuurhistorische kenmerken duidelijk herkenbaar, zichtbaar en aantrekkelijk blijven;
- vernieuwing en doorontwikkeling van het recreatief-toeristisch product;
- concentratie van het merendeel van de greenportwoningen op enkele grotere locaties;
- realisering van 600 Greenportwoningen;
- realisering van 1.500 woningen voor de regionale behoefte, zoals vastgelegd in de Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek (stedelijke opgave binnen de rode contour);
- herstructurering en beperkte uitbreiding van reguliere bedrijven op duurzame bedrijventerreinen;
- fors investeren in bereikbaarheid.
3.2.2 Structuurvisie Teylingen
De gemeente heeft de ontwerpstructuurvisie Teylingen 2030 Duurzaam Bloeiend opgesteld voor het hele gemeentelijke grondgebied. De ontwerpstructuurvisie en het bijbehorende Plan milieu effect rapport hebben van 15 januari tot en met 25 februari 2015 ter inzage gelegen. De planning is dat de raad de structuurvisie in het tweede kwartaal van 2015 kan vaststellen. Inhoudelijk borduurt de structuurvisie in belangrijke mate voort op de Toekomstvisie Vitaal en Vernieuwend (2008) en de ISG.
In de gemeentelijke Structuurvisie is de volgende strategische koers voor het buitengebied opgenomen:
- Voor het bollengebied is het landschapsbeleid leidend in het regionale landschapsperspectief dat is opgesteld in de Intergemeentelijke structuurvisie Greenport Duin- en Bollenstreek. De basis is de opdeling in duidelijk onderscheidende 'kamers'. Dit zijn drie bollenzones: de binnenduinrandzone (actief open maken), het centrale gebied (open houden) en enkele specifieke gebieden (selectief ruimte bieden voor verdichting) en daarnaast enkele grotere gebieden met grasland (behouden open en groene weidekarakter). Hierin is aangegeven waar verdichting van bedrijvigheid mogelijk is door achterwaartse uitbreiding (onder andere bij de 's-Gravendamseweg). Tevens zijn enkele belangrijk te behouden en te verbeteren zichtlijnen opgenomen die het college vertaalt in de structuurvisie.
- Het Groene Hart valt onder het rijksbeleid voor Nationale Landschappen. Zowel de grens als het beleid is bindend voor de gemeente. Dit betekent inzet op behoud van veenweidelandschap, behoud natuurwaarden, stimulering verbrede agrarische sector en kleinschalig dagrecreatief medegebruik.
De strategische koers van de gemeente Teylingen is vertaald in de volgende opgaven:
- De molens in Teylingen komen op de kaart. De beschrijving zal melding maken van de molenbiotoop, waarmee rekening moet worden gehouden bij bouwplannen.
- Elsgeesterpolder: het nieuwe kassengebied bestemmingsplan Trappenberg Kloosterschuur wordt overgenomen in de structuurvisie. Rest handhaven huidig agrarisch gebruik, bollengrond en stimulering kleinschalige dagrecreatie. Hierbij wordt bestudeerd wat de ambities voor dit gebied zijn, te denken valt aan een landgoederenpark met overwegend een openbare functie.
- Poelpolder: bescherming van dit diepgelegen relatief natte veenweidegebied met handhaving agrarische sector; geen bebouwing in deze polder toestaan; geen doorsnijding met nieuwe infrastructuur.
- Roodemolenpolder: het weidelandschap blijft de identiteitsdrager van het gebied. De natuurlijke, recreatieve en landschappelijke kwaliteiten worden versterkt; aanleg natuurvriendelijke oevers, rietkragen en braakliggende plekken. De toegankelijkheid voor voetgangers, fietsers en bootjes wordt verbeterd en kleinschalige recreatieve elementen worden toegevoegd. Dit zijn bijvoorbeeld picknickplaatsen en (vis)steigers. Een inrichtingsvisie wordt opgesteld, mede met inbreng van burgerparticipatie.
- Klinkenbergerpolder: handhaving huidige karakter met vergroting wandelmogelijkheden.
- Polder Nieuw Boekhorst en polder Boekhorst: voorlopig handhaven agrarisch gebruik.
- Boterhuispolder: uitvoering gebiedsvisie met stimulering kleinschalige dagrecreatie.
- Koudenhoorn, verdere ontwikkeling tot aantrekkelijk eiland voor openluchtrecreatie.
- Hemmeerpolder, duurzame verbrede agrarische sector met kleinschalige dagrecreatie, met name wandelroutes, rekening houdend met de weidevogelnatuur.
3.2.3 Conclusie
De doelstellingen opgenomen in de Structuurvisie van de gemeente is niet voor het gehele plangebied gelijk. De doelstellingen voor het bollengebied aan de ene kant en de doelstellingen voor het veenweidegebied aan de anders kant is duidelijk aanwezig. Ook binnen het bollengebied zijn de doelstellingen niet overal gelijk. Om die reden is in beide visies een zonering opgenomen. In de volgende paragraaf is aangegeven welke zonering gehanteerd wordt en wat de basis vormt voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied Teylingen.
3.3 Zonering Voor Het Buitengebied
3.3.1 Basis voor de zonering
Landschapsperspectief als basis voor zonering van het bollengebied
Het Landschapsperspectief, zoals opgenomen in de ISG, vormt voor het grootste gedeelte van het plangebied de basis om tot verbetering van de landschapskwaliteiten te komen. Het Landschapsperspectief onderscheidt een vijftal zones waarvoor verschillende beleidslijnen gelden, gericht op het behoud en het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Het betreft de volgende zones:
- bollenzone 1;
- bollenzone 2;
- bollenzone 3;
- waardevolle graslanden;
- glastuinbouwconcentratiegebied.
Deze zonering stoelt op eerdere studies, waaronder het Landschapsbeleidsplan Duin- en Bollenstreek (1997) en de studie Open Geest, landschapsonderzoek van het project Revitalisering Open Landschap (2003).
In deze studies wordt het landschap van de Greenport beschreven, geanalyseerd en gewaardeerd. Aangegeven wordt wat voor de onderscheiden landschapstypen de kenmerkende waarden zijn, die bepalend zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden. In het verlengde daarvan wordt aangegeven welke ontwikkelingen de ruimtelijke kwaliteit bedreigen en welke maatregelen mogelijk en gewenst zijn om de ruimtelijke kwaliteit te versterken.
Veenweidegebied
Voor het oostelijk gedeelte van het plangebied is de ISG niet van toepassing. Het betreft de veenweidegebieden rond de Kagerplassen. Voor dit gebied geldt afzonderlijk beleid afgestemd op de mogelijkheden zoals opgenomen in de gemeentelijke en provinciale Structuurvisie. Het beleid is gericht op het behoud van de veenweidegebieden. Daarvoor moet in belangrijke mate aan dezelfde voorwaarden worden voldaan als voor de waardevolle graslanden uit de ISG.
3.3.2 Zonering Teylingen
In het buitengebied van Teylingen komen alle zones uit de Kadernota voor. Daarnaast geldt er afzonderlijke beleid voor het oostelijk gedeelte van het plangebied waar de ISG niet van toepassing is.
Bollenzone 1
Bollenzone 1 is opgenomen voor de binnenduinrandzone aan weerszijden van de Torenlaan en het gebied ten zuiden van de kern Voorhout. In de studie Open Geest worden de gebieden die deel uitmaken van deze bollenzone aangeduid als zeer gave en kenmerkende open gebieden. De ISG geeft aan dat het beleid hier gericht is op het actief open maken van het gebied. Hier geldt in het ruimtelijk spoor een 'nee, tenzij-beleid' gericht op het wegnemen van verrommeling door het saneren van glasopstanden en onrendabele bedrijven. Schaalvergroting van bouwblokken en bouwvolumes is hier in beginsel niet toegestaan, tenzij dit op een ruimtelijk verantwoorde wijze samengaat met sanering en een forse kwaliteitsverbetering van het landschap.
Bollenzone 2
Bollenzone 2 is opgenomen voor de centraal gelegen open bollengebieden in de Mottigepolder (ten noorden van de kern Voorhout) en het gebied ten zuidoosten van de kern Sassenheim. In de studie Open Geest worden de gebieden die deel uitmaken van deze bollenzone aangeduid als redelijk gave open ruimten met soms markante doorzichten, maar ook met verrommeling aan de randen en doorsnijdingen. In deze bollenzone is uitbreiding van bebouwing in beginsel op locatie mogelijk onder voorwaarde van behoud van de openheid en behoud van de zichtlijnen. Hier geldt een 'ja, mits-beleid' gericht op schaalvergroting, sanering en uitbreiding van agrarische bebouwing met aanleg van beplanting en verbetering van beeldkwaliteit. Uitbreiding aan randen van deze gebieden kan vaak prima samengaan met behoud van openheid.
Bollenzone 3
Het gebied ten zuiden en noorden van de 's-Gravendamseweg (Berg- en Daalpolder) en het gebied ten oosten van de Oude-Herenweg (Beekpolder) is aangemerkt als Bollenzone 3. In de studie Open Geest worden deze gebieden aangeduid als minder gave of sterk verdichte gebieden. Hier is uitbreiding van bebouwing in beginsel op locatie mogelijk. Het beleid is gericht op het selectief ruimte bieden voor verdichting. Ook hier geldt een 'ja, mits-beleid' gericht op schaalvergroting, sanering en uitbreiding van agrarische bebouwing met aanleg van beplanting en verbetering beeldkwaliteit.
Waardevolle graslanden
Verspreid door het gehele plangebied liggen gebieden die aangemerkt zijn als Waardevolle graslanden. Vanuit de ISG zijn de polder Boekhorst, de Roodemolenpolder, de Poelpolder, de Groot en Klein Hemmerpolder, een gedeelte van de Elsgeesterpolder en een gedeelte van de Hoogewegpolder aangemerkt als Waardevolle graslanden. Vanuit de structuurvisie en het Groene Hartbeleid betreft dit de veenweidegebieden rond de Kagerplassen.
In de ISG-gebieden is het beleid gericht op behoud van de openheid en verbetering van de landschappelijke kwaliteit, groen en het open weide karakter. Er geldt een 'nee, tenzij-beleid' gericht op het wegnemen van verrommeling door het saneren van glasopstanden en onrendabele bedrijven. Schaalvergroting van bouwblokken en bouwvolumes is hier in beginsel niet toegestaan, tenzij dit op een ruimtelijk verantwoorde wijze samengaat met sanering en een forse kwaliteitsverbetering van het landschap. In de ISG is een aantal graslandlocaties aangewezen die na afweging van belangen in aanmerking komen voor het omzetten naar bollengrond in het kader van noodzakelijke bollencompensatie.
Het gebied rondom de Kagerplassen (onder andere Polder Boterhuis, Koudenhoorn, Zwanburgerpolder, Zweilandpolder, Lakerpolder en Tuin- en Kogjespolder) maakt geen onderdeel uit van de ISG. Hier geldt beleid specifiek gericht op het veenweidegebied. Ook hier vormen openheid en grasland als grondgebruik belangrijke kenmerken van het gebied. De kenmerken van deze veenweidegebieden en het beleid uit de Kadernota voor de Waardevolle Graslanden zijn vergelijkbaar. Om die reden wordt voor het veenweidegebied aangesloten bij de zone Waardevolle Graslanden uit de Kadernota.
Glastuinbouwconcentratiegebied.
Een klein gedeelte in het zuidwesten van het plangebied aan weerszijden van de Rijnsburgerweg (Trappenberg-Kloosterschuur) is aangemerkt als Glastuinbouwconcentratiegebied. Hier is het beleid gericht op herstructurering en intensivering van het bestaande glastuinbouwgebied, al dan niet in combinatie met uitbreiding. De zonering van het glastuinbouwconcentratiegebied is afgestemd op de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2004 (+1e herziening) van de voormalige gemeente Voorhout. Om deze reden wijkt de zone af van de door de provincie aangewezen glastuinbouwconcentratiegebieden.
In figuur 3.1 zijn de zones zoals hierboven beschreven opgenomen.
In dit bestemmingsplan wordt de zonering uitsluitend gebruikt om de (ontwikkelings)mogelijkheden voor de agrarische bedrijven per zone te kunnen onderscheiden. De kaart zoals opgenomen in figuur 3.1 is gebiedsdekkend opgenomen. Dit betekent niet dat de agrarische functie gebiedsdekkend is. Binnen de verschillende zones zijn ook functies als wonen, recreatie en niet-agrarische bedrijven aanwezig. Voor deze functies worden, gezien het consoliderende karakter van het bestemmingsplan, geen nieuwe ontwikkelingen toegestaan. Om deze reden zijn deze functies niet afzonderlijke weergegeven in figuur 3.1.
Hoofdstuk 4 Deregulering
Een belangrijk speerpunt in het collegeprogramma van de gemeente Teylingen is deregulering. Deregulering is het verminderen van officiële regelingen, wetten en bemoeienissen van overheidswege. Burgers hoeven op deze manier met hun plannen minder procedures te doorlopen en de bestuurslast voor de organisatie neemt af. Tijdens de totstandkoming van het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen is op verschillende momenten aandacht besteed aan deregulering. In dit hoofdstuk is aangegeven hoe in dit bestemmingsplan is omgegaan met deregulering.
In bestemmingsplannen voor het buitengebied worden vaak flexibiliteitsbepalingen opgenomen in de vorm van afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden. Ook kan er een vergunningplicht voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden opgenomen. Deze flexibiliteitsbepalingen gaan samen met het doorlopen van een afzonderlijke procedure. Het verminderen van procedures in het kader van deregulering kan betekenen dat alle flexibiliteitsbepalingen uit het bestemmingsplan worden gehaald. Daarbij wordt afgewogen welke ontwikkelingen bij recht mogelijk gemaakt kunnen worden en welke ontwikkelingen niet meer mogelijk gemaakt worden. Ondanks dat deregulering een speerpunt van de gemeente is, is het verwijderen van alle flexibiliteitsbepalingen niet gewenst. In een aantal gevallen is een nadere afweging tussen economische en ruimtelijke belangen (onder andere landschappelijk kwaliteit) noodzakelijk. Ook is onderkent dat ondernemers nu nog niet kunnen aangeven welke ruimtelijke ontwikkelingen zij nu voor de komende planperiode voorzien. Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden om aan te sluiten bij de dereguleringsopgave. In de volgende opsomming is aangegeven hoe in dit bestemmingsplan daar vorm aan is gegeven:
- De gemeente heeft alle flexibiliteitsbepalingen beoordeeld. Waar mogelijk zijn de flexibiliteitsbepalingen bij recht mogelijk gemaakt of verwijderd. Een aantal flexibiliteitsbepalingen blijven behouden. Enkele voorbeelden:
- 1. voor bouwen buiten bouwvlakken is bepaald dat tijdelijke kweektunnels bij recht worden toegestaan;
- 2. voor het overschrijden van grenzen van bouwvlakken wordt geen afwijking opgenomen; de bouwvlakken worden voldoende groot gemaakt;
- 3. het vergroten van bouwvlakken blijft via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk; deze mogelijkheid blijft gehandhaafd omdat ondernemers nu nog niet onderbouwd kunnen aangeven welke ruimte zij in de toekomst nodig hebben en het niet haalbaar is het noodzakelijke onderzoek nu al uit te moeten voeren;
- 4. in de agrarische bestemmingen wordt bewust een vergunningplicht opgenomen voor het verharden van gronden. Deze blijft behouden in verband met de privaatrechtelijke bescherming.
- De gemeente heeft voorafgaand aan het voorontwerpbestemmingsplan tafeltjesoverleggen georganiseerd. Tijdens deze tafeltjesoverleggen zijn ondernemers in de gelegenheid gesteld om hun wensen voor de komende 10 jaar in beeld te brengen. Deze wensen zijn verzameld en afzonderlijke beoordeeld. Waar mogelijk zijn de wensen meegenomen in het bestemmingsplan, zodat de betreffende ondernemers tijdens de komende planperiode geen procedures meer hoeven te doorlopen.
- Het is niet mogelijk om alle wensen over te nemen omdat nog niet alle wensen concreet genoeg zijn, nog nadere onderzoeken behoeven of niet passend zijn binnen het beleidskader. In die gevallen waar nog nader onderzoek noodzakelijk is, is de ondernemer hiervan door middel van een brief op de hoogte gesteld. De ondernemer heeft tijdens de terinzageperiode van het voorontwerpbestemmingsplan de mogelijkheid gekregen om de onderzoeken in orde te maken. Indien alle benodigde gegevens op tijd beschikbaar zijn en positief beoordeeld worden, zijn de ontwikkelingen in het bestemmingsplan meegenomen.
Hoofdstuk 5 Nadere Uitwerking
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de visie voor het landelijk gebied, zoals beschreven in hoofdstuk 3, voor een aantal relevante onderwerpen en thema's uitgewerkt als opstap naar de vertaling van de visie in regels en verbeelding. Daarbij wordt waar nodig rekening gehouden met de grenzen die het speelveld (het beleidskader en de eerder door de gemeente voor specifieke onderwerpen vastgestelde beleidsuitgangspunten) stelt en de voorwaarden die in acht moeten worden genomen op basis van relevante wet- en regelgeving. Ontwikkelingen die strijdig zijn met het ruimtelijk beleid voor een zone, worden niet mogelijk gemaakt of alleen onder voorwaarden mogelijk gemaakt. Het afsprakenkader zoals opgenomen in de Kadernota is getoetst aan het beleid van hogere overheden. Indien keuzes worden gemaakt die in strijd zijn met dit beleid, wordt dit aangegeven en nader gemotiveerd waarom hier van afgeweken wordt. Omdat de Kadernota voor de gehele regio is geschreven en dit bestemmingsplan alleen voor de gemeente Teylingen van toepassing is, kan het ook voorkomen dat keuzes afwijken van de afspraken uit het afsprakenkader van de Kadernota. Als dit het geval is wordt dit eveneens aangegeven en wordt gemotiveerd waarom hiervan afgeweken wordt.
5.2 Landbouw
In deze paragraaf wordt op alle ontwikkelingsrichtingen ten aanzien van de agrarische bedrijven ingegaan. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- begrippen;
- grondgebruik;
- vormgeving bouwvlakken;
- bouwmogelijkheden per productietak;
- vergroting bouwvlakken;
- nieuwvestiging, splitsing en verplaatsing;
- nevenactiviteiten;
- vervolgfuncties op vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen;
- sanering;
- Ruimte voor Ruimte.
5.2.1 Begrippen
Om duidelijk te maken waarover gesproken wordt, is het belangrijk om een aantal begrippen te definiëren. Ten aanzien van het aspect landbouw worden de volgende begrippen gedefinieerd en gehanteerd.
Bollenteelt
Voor de bollenteelt wordt een ruime definitie gehanteerd:
- de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen;
- de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten;
- de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;
- broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf.
Sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw worden niet gerekend tot de bollenteelt en betreffen afzonderlijke productietakken. Broeierijbedrijven zonder opengrondteelt vallen in de categorie niet-agrarische bedrijven. Gezien de aard van de werkzaamheden, worden ze gerekend tot een aan het bollencomplex verwant niet-agrarische bedrijf.
Door deze ruime definitie ontstaat ruimte voor een flexibele en vernieuwende bedrijfsvoering met inpassing van wisselteelten en andere tuinbouwactiviteiten anders dan bollenteelt en bloembollenteelt.
Gemengde teeltbedrijven
Binnen het bollencomplex maken teeltbedrijven in meer of mindere mate gebruik van ondersteunend glas. Wanneer teelt onder glas in omvang en betekenis gelijkwaardig is aan de teelt op open grond, wordt gesproken over gemengde teeltbedrijven.
De volgende definitie is gehanteerd: een bedrijf dat gericht is op het telen van zowel bloembollen, bolbloemen, snijbloemen als van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten met uitzondering van sierteelt in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft.
Broeierij
Het in geconditioneerde omstandigheden opwerken van bollen tot bloemen.
Stekbedrijven
Stekbedrijven zijn agrarische bedrijven die nagenoeg geheel gericht zijn op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal. Deze bedrijven nemen binnen het bollencomplex een eigen positie in met een eigen productieproces waarin open grond en kasruimte onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ook deze bedrijven hebben ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik.
Sierteelt
Sierteelt is een afzonderlijke productietak. De volgende definitie is gehanteerd: de teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen.
Boomkwekerij/-teelt
Ook boomkwekerij/-teelt is een afzonderlijke productietak. De volgende definitie is gehanteerd: de teelt van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.
Fruitteelt
De volgende definitie is gehanteerd: de teelt van fruit op open grond.
Bosbouw
De volgende definitie is gehanteerd: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.
Grondgebonden veehouderij
Grondgebonden veehouderij betreft het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond. Onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan:
- het houden van schapen en geiten;
- het fokken van paarden.
Paardenhouderijen (onder andere pensionstallen), maneges en daarmee vergelijkbare bedrijven worden hiertoe niet gerekend.
Intensieve veehouderij
Intensieve veehouderij betreft de teelt van slacht-, fok-, leg- en pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.
5.2.2 Grondgebruik
In het bestemmingsplan is het grondgebruik geregeld. Uitgangspunt voor de regeling is het bestaande, legaal tot stand gekomen gebruik en de regelingen in de vigerende bestemmingsplannen gecombineerd met de zonering zoals beschreven is hoofdstuk 3. In de zonering wordt immers tot uitdrukking gebracht welke ruimtelijke ontwikkelingen worden nagestreefd.
Binnen de gemeente Teylingen zijn de agrarische productietakken bollenteeltbedrijf en veehouderij van grote betekenis. Incidenteel komt glastuinbouw voor. De bestaande legaal tot stand gekomen productietakken zijn, ongeacht de zone waarin ze liggen, positief bestemd.
De ontwikkelmogelijkheden van de agrarische productietak is afhankelijk van de zone waarin het bedrijf gelegen is. Daarbij geldt dat in de Bollenzone 1, Bollenzone 2 en Bollenzone 3 het primair gewenst agrarisch gebruik ligt bij de bollenteeltbedrijven, in de zone Waardevolle Graslanden bij de veehouderijbedrijven en in de zone Glastuinbouwconcentratiegebied bij de glastuinbouw.
5.2.3 Vormgeving bouwvlakken
Maatvoering is maatwerk
Conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) is aan alle aanwezige agrarische bedrijven een concreet bouwvlak toegekend. De vorm en oppervlakte van bouwvlakken worden per bedrijf bepaald. Daarbij is, voor zover gegevens beschikbaar zijn, met het volgende rekening gehouden:
- de actuele situatie in het veld, gebaseerd op inventarisatie, recente luchtfoto's en informatie van belanghebbenden;
- de regeling in het vigerende bestemmingsplan + nadien doorlopen procedures;
- de mate van volwaardigheid van het betreffende bedrijf;
- bestaande eigendomsrechten;
- de aanwezige ruimte voor uitbreiding van gebouwen en terreinen;
- de gewenste ruimte voor uitbreiding van gebouwen en terreinen zoals aangegeven tijdens het tafeltjesoverleg;
- de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie.
Voor alle bouwvlakken is in ieder geval het bouwvlak uit de vigerende bestemmingsplannen overgenomen waarbij de stippellijn, opgenomen voor de uitbreidingsrichting in het bestemmingsplan voor Voorhout, is komen te vervallen. Indien de resultaten uit het tafeltjesoverleg aanleiding zijn om het bouwvlak aan te passen, is dit waar mogelijk gedaan.
5.2.4 Bouwmogelijkheden algemeen
Alle bedrijfsbebouwing is binnen het bouwvlak geconcentreerd: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning, schuurkassen, overkappingen, andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder waterbassins, kuilplaten, mestsilo's, mestplaten etc. Een uitzondering geldt voor kassen ter plaatse van de aanduiding kas. Kassen ter plaatse van deze aanduiding zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan. Deze mogelijkheid is opgenomen vanwege bestaande rechten uit het vigerende bestemmingsplan. Ondernemers dienen, ongeacht de aanwezige bouwmogelijkheden, te allen tijde zelf rekening te houden met eisen ten aanzien van verkeer en parkeren, het milieu en de landschappelijke inrichting. Zo is afwenteling van het parkeren naar de openbare ruimte niet toegestaan. Nieuw op te richten bebouwing dient noodzakelijk en doelmatig te zijn voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven.
Bestaande en legaal tot stand gekomen bebouwing buiten bouwvlakken zijn positief bestemd, rekening houdend met de vigerende bouwmogelijkheden.
Overschrijding van het bouwvlak is niet mogelijk. Ondernemers hebben tijdens het tafeltjesoverleg wensen ten aanzien van het bouwvlak aan kunnen geven. Indien mogelijk zijn deze wensen vertaald in het bestemmingsplan. Dit betekent dat daar waar overschrijding gewenst en mogelijk is daar reeds rekening mee is gehouden bij de vormgeving van de bouwvlakken.
Goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen en kassen
Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen is een maat van respectievelijk 8 en 10 m opgenomen. Voor teeltondersteunende kassen bij bollenteelt en gemengde teeltbedrijven en voor kassen bij glastuinbouwbedrijven geldt een bouwhoogte van 7 m. Een bouwhoogte van 7 m voor kassen en het niet opnemen van een goothoogte is een afwijking ten opzichte van de voorgestelde regeling in de Kadernota. Deze afwijkende regeling is opgenomen om aan te sluiten bij de vigerende mogelijkheden. In het bestemmingsplan is geen mogelijkheid opgenomen voor het vergoten van deze maten.
Bedrijfswoning
Het aantal bedrijfswoningen is gebaseerd op de mogelijkheden in de vigerende bestemmingsplannen. Voor de regeling geldt dat het bestaande aantal is toegestaan. Het aantal wordt dus niet specifiek op de verbeelding of in de regels weergegeven.
Omdat de aanwezigheid van een bedrijfswoning niet meer noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en er voldoende woningen beschikbaar zijn in het buitengebied, biedt het bestemmingsplan, in tegenstelling tot de Kadernota, geen mogelijkheden voor nieuwe bedrijfswoningen. Hierbij wordt aangesloten bij de vigerende regeling waarbij geregeld is dat het bestaande aantal bedrijfswoningen als maximaal toelaatbaar is toegestaan.
De inhoudsmaat van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³. Per woning is maximaal 50 m² aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Het erf dat deel uitmaakt van de bedrijfswoning heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m².
Voor de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoningen geldt een generieke maat van respectievelijk 6 en 10 m. Voor bijgebouwen geldt een generieke goothoogte van 3 m.
Plattelandswoning
Op 1 januari 2013 is de Wet plattelandswoning (Wpl) van kracht geworden. De regeling voor de plattelandswoning maakt het mogelijk om een bewoning van een agrarische bedrijfswoning door derden planologisch te legaliseren, zonder dat het betreffende agrarische bedrijf daardoor wordt belemmerd in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Het gaat daarbij alleen om het bedrijf waar de woning bij hoorde. Voor de toetsing van ontwikkelingen van andere inrichtingen blijft een plattelandswoning een woning van derden. De plattelandswoning is, ten opzichte van het bijbehorende bedrijf, niet beschermd tegen hinder van geur, geluid of luchtkwaliteit. De Wpl vult daartoe de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan met een artikel 1.1a, waarin de volgende criteria worden gehanteerd:
- a. een bestaande of een voormalige agrarische bedrijfswoning;
- b. die deel uitmaakt, of voorheen onderdeel uitmaakte van de betreffende landbouwinrichting;
- c. waarvoor in het bestemmingsplan, de beheersverordening, het inpassingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken, bewoning door derden is toegestaan.
Het gaat dus om situaties waarbij het agrarisch bedrijf blijft functioneren en de bedrijfswoning door een derde wordt bewoond. De Wpl heeft geen betrekking op voormalige agrarische bedrijven of ingeval van functieverandering. In deze gevallen is immers geen sprake meer van een agrarisch bedrijf.
Voorwaarde voor toepassing van het regime van de plattelandswoning is dat wordt gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd. In dit bestemmingsplan wordt het gebruik van een agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning daarom mogelijk gemaakt door middel van een afwijkingsbevoegdheid. Bestaande plattelandswoningen worden voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'.
Naar aanleiding van informatie verkregen tijdens het tafeltjesoverleg en de inspraak& overlegfase, zijn er percelen die in aanmerking komen om als plattelandswoning bestemd te worden.
De milieusituatie in het buitengebied van de gemeente Teylingen (in het algemeen en op de betreffende percelen in het bijzonder) is gunstig. In de directe omgeving van de percelen zijn verschillende agrarische en niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het gaat om relatief lichte bedrijfsactiviteiten (milieucategorie 2 en 3), waaronder opslag en hoveniersbedrijven. Ter plaatse van de woningen is geen sprake zijn van onacceptabele geurbelastingen, geluidbelastingen, hoge concentraties luchtverontreinigende stoffen of relevante gezondheidseffecten. Er kan dan ook worden gesproken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de plattelandswoningen.
5.2.5 Bouwmogelijkheden per productietak
Bollenteelbedrijven en gemengde teeltbedrijven
In lijn met het Pact van Teylingen en het daarop afgestemde Actualiseringskader, wordt de basisbouwregeling voor bollenteeltbedrijven gehandhaafd: per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond mag 250 m² aan bedrijfsgebouwen inclusief schuurkassen gerealiseerd worden tot een maximum van 3.000 m². Duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden zijn gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en gelegen zijn in 1 van de 6 de Greenportgemeenten. Overigens hoeven dit niet 5 jaar lang dezelfde gronden te zijn, het gaat om het minimum areaal dat over een periode van 5 jaar gepacht of gehuurd wordt.
Gemengde teeltbedrijven combineren de teelt in open grond met de teelt onder glas. Hier is geen sprake meer van ondersteunend glas, maar van een zelfstandige 'glaspoot' die overigens veelal direct verbonden is met de 'open grond poot'. Indien bedrijven meer dan 3.000 m² aan glas hebben, zijn ze voorzien van een functieaanduiding. Voor deze bedrijven geldt dat ze de bestaande hoeveelheid glas mogen behouden.
Bedrijven die over meer dan 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond beschikken en gelegen zijn in Bollenzone 2 en Bollenzone 3, kunnen via afwijking de oppervlakte van bedrijfsgebouwen vergroten. Deze bedrijven kunnen per extra hectare teeltgrond de oppervlakte van hun bedrijfsgebouwen vergroten met 125 m² tot een maximum van 6.000 m². Belangrijke voorwaarde zijn onder andere:
- de noodzaak (agrarisch, bouwtechnisch, milieutechnisch);
- de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op de locatie en in het gebied waarin de locatie gelegen is, dienen beschermd en niet onevenredig aangetast te worden;
- de mogelijkheden om te blijven voorzien in eisen ten aanzien van verkeer en parkeren, het milieu en de landschappelijke inrichting.
Ook deze afwijking geldt niet voor gronden zoals aangegeven door middel van de gebiedsaanduiding 'ondersteunend glas uitgesloten'.
In Bollenzone 1 geldt het 'nee, tenzij'-principe. Bedrijven in deze zone die over meer dan 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond beschikken, kunnen in uitzonderingsgevallen (dus niet via afwijking) ook de oppervlakte van hun bedrijfsgebouwen uitbreiden. Indien meer bedrijfsbebouwing noodzakelijk is, dient dit via een afzonderlijke procedure geregeld te worden waarbij het ISG als belangrijk toetsingskader dient.
Bollenteeltbedrijven maken gebruik van ondersteunend glas (kassen) en teeltondersteunende voorzieningen. Tot ondersteunend glas worden gerekend:
- glazen en plastic kassen, met een goothoogte hoger dan 1,5 m, waaronder begrepen tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, regenkappen.
Tot teeltondersteunende voorzieningen worden gerekend:
- (tijdelijke) kweektunnels, lager dan 1,5 m;
- afdekfolies;
- windschermen tot 2 m.
Teeltondersteunende voorzieningen zijn binnen het bouwvlak zonder beperkingen toelaatbaar.
Buiten bouwvlakken gelden ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen de volgende regels:
- in Bollenzone 1, 2, 3 en Waardevolle Graslanden, gelden in de periode 1 januari tot en met 31 maart geen beperking voor de locatie van tijdelijke kweektunnels (in Bollenzone 1 en Waardevolle Graslanden zijn tijdelijke kweektunnels volgens de Kadernota uitgesloten. Op basis van bestaande rechten wordt hierop een uitzondering gemaakt);
- rolkassen zijn toegestaan mits de basis van de rolkas binnen het bouwvlak is gelegen. (In de praktijk betekent dit dat het begin van de rails binnen het bouwvlak moet liggen en dat 1 maal de oppervlakte van de kas op deze rails binnen het bouwvlak moet passen. De kas hoeft niet binnen het bouwvlak gesitueerd te zijn).
Grondgebonden veehouderijbedrijven
Alle bedrijfsgebouwen en bijbehorende voorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Er gelden geen maximale oppervlaktematen. Vanzelfsprekend wordt bij de beoordeling van bouwaanvragen wel beoordeeld of de nieuw op te richten bebouwing noodzakelijk is voor een duurzame voortzetting van de bedrijfsvoering.
Tot ondersteunende voorzieningen bij veehouderijbedrijven worden gerekend:
- kuilvoerplaten;
- mestplaten en mestzakken;
- silo's.
Ondersteunende voorzieningen worden opgericht binnen het bouwvlak. Het realiseren van ondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak is met het oog op het behoud van de waardevolle openheid ongewenst.
Ten aanzien van het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoeder gelden er in de Provinciale Verordening Ruimte geen beperkingen. Omdat het beleid van de regio gericht is op het behoud van de waardevolle graslanden en er bezwaren zijn vanuit de resultaten van het planMER wordt de teelt van ruwvoedergewassen niet toegestaan.
Glastuinbouwbedrijven
In het plangebied komen enkele solitaire glastuinbouwbedrijven voor. Deze bedrijven worden voorzien van een glastuinbouwbestemming.
Alle bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen kassen, dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Glastuinbouwbedrijven die in de vigerende bestemmingsplannen als zodanig zijn bestemd, hebben ook in dit bestemmingsplan een glastuinbouwbestemming gekregen.
Voor de bouwregels van deze bedrijven wordt aangesloten bij de vigerende regeling. In dit kader wordt voor de glastuinbouwbedrijven, zoals opgenomen in de voormalige bestemmingsplan Landelijke Gebied Voorhout, ook een uitbreidingsmogelijkheid opgenomen om via afwijking 2 ha aan kassen te realiseren. Voor glastuinbouwbedrijven in Bollenzone 2 en 3 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om toepassing te kunnen geven aan de glas voor glas-regeling zoals opgenomen in de Provinciale Verordening Ruimte.
Tot ondersteunende voorzieningen worden gerekend:
- waterbassins;
- silo's;
- warmtekrachtinstallaties.
Ondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Bestaande voorzieningen gelegen buiten het bouwvlak worden voorzien van een functieaanduiding.
Nieuwe glastuinbouwbedrijven wordt uitsluitend toegestaan op bestaande bouwvlakken gelegen in de zone glastuinbouwconcentratiegebied. Hiervoor wordt in de regels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
5.2.6 Vergroting bouwvlakken
Door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden in Bollenzone 2 en Bollenzone 3 mogelijkheden geboden bouwvlakken te vergroten. Voor de maatvoering en de richting van de vergroting dient te allen tijde rekening gehouden te worden met de volgende voorwaarden:
- de aanwezige kenmerkende openheid en zichtlijnen en er dient sprake te blijven van een compact bouwblok;
- de noodzaak (agrarisch, bouwtechnisch, milieutechnisch);
- de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op de locatie en in het gebied waarin de locatie gelegen is;
- de mogelijkheden om te blijven voorzien in eisen ten aanzien van verkeer en parkeren, het milieu en de landschappelijke inrichting.
In Bollenzone 1, de zone Waardevolle Graslanden en de zone Natuur geldt het 'nee, tenzij'-principe. Dit betekent dat in deze zone bouwvlakken niet via een wijzigingsbevoegdheid kunnen worden vergroot. Indien een groter bouwvlak noodzakelijk is, dient dit via een afzonderlijke procedure geregeld te worden waarbij het ISG en de provinciale Structuurvisie als belangrijk toetsingskader dienen. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor grondgebonden veehouderijbedrijven in het veenweidegebied. De graslanden in het veenweidegebied zijn aangeduid als Waardevolle Graslanden, maar vallen niet onder het Greenportbeleid zoals opgenomen in de ISG. Door middel van een wetgevingszone wijzigingsgebied wordt een wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten van bouwvlakken opgenomen.
5.2.7 Nieuwvestiging, splitsing en verplaatsing
De dynamiek van de agrarische sector brengt met zich mee dat bestaande bedrijven omschakelen naar een andere vorm van agrarische bedrijfsvoering, een andere vestigingslocatie zoeken of bouwvlakken willen samenvoegen. Ook kan sprake zijn van nieuwvestiging, wanneer bestaande bedrijven 'gedwongen' verplaatst worden vanuit het stedelijke gebied naar het buitengebied. Van nieuwvestiging is sprake als een nieuw bestemmingsvlak/bouwvlak wordt toegekend. Van bedrijfssplitsing is sprake als vanuit een bestaand bedrijf een nieuw bedrijf ontstaat dat behoefte heeft aan een eigen locatie. Feitelijk is hier dan sprake van nieuwvestiging.
Aan nieuwvestiging als gevolg van bedrijfssplitsing wordt geen medewerking verleend omdat dit leidt tot een verdere en niet gewenste verstening en verglazing.
Omschakeling
Omschakeling naar een andere vorm van bedrijfsvoering is mogelijk als de nieuwe productietak aansluit en past in de visie op het gebied en/of de zone waarin het bedrijf gelegen is. Zo kan bijvoorbeeld een bollenteeltbedrijf, gelegen in het gebied dat is aangeduid als 'Waardevolle Graslanden' omschakelen naar een grondgebonden veehouderijbedrijf. Voor de incidentele gevallen waarin dit aan de orde is wordt via een afzonderlijke procedure maatwerk geleverd.
Omschakeling van grasland naar bollengrond in het kader van de noodzakelijke bollencompensatie wordt wel via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Het betreft hier de volgende 3 locaties die in de ISG zijn aangemerkt:
- grasland nabij Teylingen College aan de Leidsevaart te Voorhout (wordt aan twee zijden begrensd door bollengrond en heeft weinig betekenis voor weidevogels);
- grasland noordoostzijde Roodemolenpolder (wordt aan twee zijden begrensd door bollengrond en heeft weinig betekenis voor weidevogels);
- grasland aan de oostzijde Kloosterschuur-Trappenberg (gelegen buiten het plangebied).
Nieuwvestiging als gevolg van verplaatsing
Nieuwvestiging als gevolg van gedwongen verplaatsing is in alle gevallen maatwerk. Bij nieuwvestiging wordt een nieuw bouwvlak toegekend. Net als bij omschakeling, wordt deze ontwikkeling uitsluitend mogelijk gemaakt via een afzonderlijke procedure.
Splitsing
Splitsing van bouwvlakken van bestaande bedrijven is niet mogelijk. Per bouwvlak is ook slechts één bedrijf toegestaan. In alle gevallen leidt splitsing van bouwvlakken tot extra bebouwing en in veel gevallen tot een verdere versnippering van het teeltareaal, hetgeen ongewenst is.
Samenvoeging
Bedrijven kunnen, met het oog op een meer doelmatige bedrijfsvoering, ervoor kiezen om bestaande bouwvlakken samen te voegen, dat wil zeggen de bebouwing te concentreren op één locatie. Om hieraan medewerking te kunnen verlenen, dient in alle gevallen tevens sprake te zijn van sanering van bebouwing op de locatie die wordt verlaten (zie paragraaf 5.2.10). Alleen reeds gerealiseerde bouwrechten kunnen verplaatst worden naar een nieuwe locatie. Te allen tijde is sprake van maatwerk waardoor ook deze ontwikkeling via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt wordt.
5.2.8 Nevenfuncties
Wat is een nevenfunctie
Veel agrarische bedrijven zijn, naast hun 'kernactiviteit', op zoek naar andere inkomstenbronnen met als doel de economische basis van het bedrijf te versterken. Van nevenfuncties wordt gesproken als deze (gezamenlijke) activiteiten ondergeschikt zijn en blijven aan de hoofdactiviteit.
Er is sprake van een nevenfunctie als deze bijdraagt aan het inkomen van het agrarische bedrijf, ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie en verbonden is aan en plaatsvindt op de agrarische gronden en/of binnen het bouwvlak.
Bijdrage aan inkomstenniveau
De nevenfunctie dient 'geld in het laatje te brengen'. Voorbeelden hiervan zijn de verkoop aan huis van ter plaatse geproduceerde producten en het exploiteren van een minicamping.
Ondergeschiktheid aan de hoofdfunctie
Van wezenlijk belang in de begripsomschrijving van multifunctionele of verbrede landbouw is dat de nevenfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Vanwege het kenmerk van ondergeschiktheid gaat het bij nevenfuncties vaak om kleinschalige activiteiten, bijvoorbeeld kamperen bij de boer, kleinschalige bedrijfsactiviteiten, een theeschenkerij en dergelijke. Bij grootschalige bollenteeltbedrijven kan de handels- en exporttak echter een nevenactiviteit zijn met een relatief grote ruimtelijke uitstraling en ingrijpende ruimtelijke effecten.
Van ondergeschiktheid is sprake indien zowel qua inkomsten, oppervlakte als tijdbesteding de activiteiten ondergeschikt zijn aan de hoofdfuncitie:
- ondergeschikt qua inkomsten:
de activiteit maakt een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uit van de totale inkomsten van het bedrijf; met inkomsten worden de opbrengsten van de activiteiten bedoeld, voordat de kosten zijn afgetrokken;
- ondergeschikt qua oppervlakte:
de activiteit beslaat een beperkte oppervlakte (van het bouwvlak of het boerenland) van het agrarisch bedrijf; deze ondergeschiktheid kan algemeen geldend zijn voor alle nevenfuncties, maar kan ook per nevenfunctie verschillen; zo is voor een aan-huis-gebonden beroep minder ruimte nodig dan voor een hoveniersbedrijf of dierenpension;
- ondergeschikt qua tijdbesteding:
de agrariër besteedt voor minder dan de helft van zijn arbeidstijd aan de nevenactiviteit.
Verbondenheid aan agrarisch perceel
De nevenfunctie dient plaats te vinden in het agrarische gebied (de teeltgronden en/of het bouwvlak).
De volgende activiteiten vormen geen nevenfunctie in de landbouw en vallen derhalve niet onder de noemer verbrede landbouw:
- hobbymatige activiteiten (leveren geen inkomsten);
- een agrarische specialisatie in de vorm van bijvoorbeeld het produceren van biologische producten: het betreft de productie van landbouwproducten en is dus een agrarische hoofdactiviteit; de verkoop van deze producten aan huis kan echter wel weer als nevenfunctie worden gezien, mits deze qua omvang ondergeschikt is;
- inkomsten uit activiteiten die niet verbonden zijn aan het boerenerf/boerenland (deeltijdbanen buiten de deur, zoals vrachtwagenchauffeur, onderwijzer en dergelijke); dergelijke activiteiten hebben geen relatie met het boerenland/boerenerf.
Toelaatbaarheid nevenfuncties
In tabel 5.1 is aangegeven welke nevenfuncties toelaatbaar zijn in de gemeente Teylingen. Per nevenfunctie is aangegeven in welke zone deze nevenfunctie toelaatbaar is en of de nevenfunctie bij recht of via afwijking is toegestaan waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- per nevenfunctie is aangegeven welke oppervlakte aan bebouwing maximaal in gebruik mag worden genomen;
- voor de nevenfunctie is buitenopslag, met uitzondering van buitenopslag bij de nevenfunctie 'agrarisch handels- en exportbedrijf', in geen geval toegestaan;
- nevenfuncties in kassen zijn in geen geval toegestaan;
- de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omringende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf gelegen is en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
- de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op de locatie en in het gebied waarin de locatie gelegen is, dienen beschermd en niet onevenredig aangetast te worden.
Onderdeel van de afwijkingsbevoegdheid is de mogelijkheid om nevenfuncties toe te staan die niet in het gemeentelijk overzicht zijn opgenomen, maar naar aard en omvang vergelijkbaar zijn. Op deze manier kan snel en adequaat ingespeeld worden op nieuwe innovatieve ontwikkelingen.
Tabel 5.1 Nevenfuncties
activiteit | toelichting/enkele voorbeelden (indien van toepassing) | 1* | 2* | 3* | 4* | 5* |
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten | ||||||
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt) | zoals bloemen, bollen, zuivel, eieren, groenten, fruit, bier, wijn, indien naast eigen producten ook agrarische producten van derden worden verkocht, is sprake van verkoop van agrarische producten | R | R | R | R | R |
agrarisch handels- en exportbedrijf inclusief buitenopslag | transport- en opslag van agrarische producten, koelhuizen | R | R | R | N | N |
agrarisch hulp- en nevenbedrijf | mechanisatiebedrijf, het verlenen van diensten, het toeleveren van zaai- en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen, machines aan agrarische bedrijven inclusief verhuur van machines | A | A | A | A | A |
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing | meer dan de reguliere opslag van producten ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering, dus ook opslag van agrarische producten van andere agrariërs | R | R | R | R | R |
agrarisch loonbedrijf | R | R | R | R | R | |
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, paardenhandel | N | N | N | R | N | |
veearts | N | N | N | A | N | |
hoefsmederij | N | N | N | A | N | |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten | zoals kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij | N | N | N | A | N |
agrarisch natuur- en landschapsbeheer | zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke | R | R | R | R | R |
blauwe diensten | in het kader van duurzaam waterbeheer, tegen betaling toestaan van het onder water laten lopen van land als calamiteitenberging of het gebruik van land als baggerdepot | A | A | A | A | A |
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten | ||||||
hoveniersbedrijf | N | N | N | N | N | |
opslag en stalling van niet-agrarische producten | N | N | N | N | N | |
opslag en stalling van recreatieve attributen | zoals boten en/of caravans | R | R | R | R | R |
solitaire windturbines | N | N | N | N | N | |
recreatieve functies/agrotoerisme | ||||||
kinderboerderij | N | N | N | A | N | |
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets) | niet zijnde een binnenrijbaan | N | N | N | A | N |
paardrijactiviteiten | N | N | N | A** | N | |
manege | N | N | N | A** | N | |
dierenpension | N | N | N | A** | N | |
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur | R | R | R | R | R | |
onverharde wandelpaden over het land | R | R | R | R | R | |
kleinschalige horecagelegenheid ten behoeve van de in deze tabel genoemde nevenfuncties | A | A | A | A | A | |
bed & breakfast | maximaal 3 kamers en 8 bedden in de woning/bedrijfsgebouwen | R | R | R | R | R |
kampeerboerderij | zoals natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie | N | N | N | A | N |
kleinschalig kamperen | kamperen bij de boer maximaal 15 plekken binnen het bouwvlak | A | A | A | A | A |
boerengolf | N | N | N | A | N | |
overige dienstverlening | ||||||
bezoekerscentrum | A | A | A | A | A | |
sociale functie | zoals resocialisatie, therapie (koeknuffelen), kinderopvang, zorgboerderij | N | N | N | A** | N |
natuur- en milieueducatie rondleidingen | zoals een skybox in een stal, bezoekboerderijen | A | A | A | A | A |
niet-agrarisch verwante detailhandel | A | A | A | A | A | |
expositieruimte | A | A | A | A | A | |
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen | zoals het maandelijks rondleiden van groepen | R | R | R | R | N |
overige dagrecreatieve voorzieningen | A | A | A | A | N |
R = rechtstreeks toegestaan.
A = via afwijking toegestaan.
N = niet toegestaan.
1* = bollenteeltbedrijven in Bollenzone 1 en waardevolle graslanden.
2* = bollenteeltbedrijven in Bollenzone 2.
3* = bollenteeltbedrijven in Bollenzone 3 en glastuinbouwconcentratiegebieden.
4* = grondgebonden veehouderijbedrijven in alle zones.
5* = glastuinbouwbedrijven in alle zones.
** uitsluitend van toepassing in de bestemming Agrarisch - Grondgebonden veehouderij - Waardevolle graslanden
5.2.9 Vervolgfuncties op vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen
Toelaatbaarheid
Van vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen is sprake als de agrarische activiteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd. Om uiteenlopende redenen wordt in die situaties gezocht naar een passende vervolgfunctie.
De praktijk leert dat elke situatie die zich aandient maatwerk vraagt. Alleen dan kan ingespeeld worden op de specifieke kenmerken van de locatie en kan rekening worden gehouden met de dan geldende marktomstandigheden. Om die reden worden vervolgfuncties, met uitzondering van de vervolgfunctie Wonen, niet in dit bestemmingsplan, maar via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt. Daarbij gelden in principe de volgende criteria. Omdat het maatwerk betreft dient de gemeente, in concrete gevallen, per aanvraag af te wegen of en in welke vorm er sprake dient te zijn van deze criteria.
- 1. Gebruik bestaande bebouwing
Een vervolgfunctie kan uitsluitend gebruikmaken van de reeds aanwezige bebouwing. Een verdere uitbreiding van bebouwing is niet mogelijk. Bestaande gebouwen mogen wel gedeeltelijk of geheel vernieuwd worden.
Uitsluitend de voormalige agrarische bedrijfswoning mag in gebruik worden genomen voor het wonen.
- 2. Ruimtelijke en milieutechnische inpasbaarheid
De vervolgfunctie is ruimtelijk en milieutechnisch inpasbaar, ook rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen, zoals een mogelijke uitbreiding van activiteiten. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de dorpsrandzones (de direct aansluitende bebouwingslinten) en het overige buitengebied.
Omliggende bedrijven worden niet onevenredig beperkt in hun bedrijfsvoering en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden.
De inpassing van de vervolgfunctie gaat samen met een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Toelaatbaarheid niet-agrarische vervolgfuncties
De praktijk leert dat er vele vervolgfuncties denkbaar zijn. Wonen in het buitengebied is om uiteenlopende redenen een wens van velen. Vele vrijgekomen agrarische bedrijfscomplexen zijn in de achterliggende jaren in gebruik genomen voor het wonen. Wijziging naar Wonen wordt via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt waarbij in ieder geval de volgende voorwaarden gelden:
- woonperceel max. 1.000 m²;
- alle overtollige erfbebouwing, dat wil zeggen erfbebouwing niet passende binnen de bouwregels van de bestemming Wonen, dient gesloopt te worden.
Voor percelen waar op basis van het vigerende bestemmingsplan functiewijziging naar wonen heeft plaatsgevonden, is de voorwaarde dat 'alle overtollige erfbebouwing, dat wil zeggen erfbebouwing niet passende binnen de bouwregels van de bestemming Wonen, gesloopt dient te worden' niet van toepassing. Op basis van vigerende rechten mogen deze percelen de bestaande bebouwing behouden. Eventuele sloop/nieuwbouw is gekoppeld aan een saneringsregeling. De betreffende percelen worden voorzien van een woonbestemming en een specifieke aanduiding.
Overige vervolgfuncties zoals bijvoorbeeld niet-agrarische bedrijven tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, hoveniersbedrijven en maatschappelijke functies zijn via een afzonderlijke procedure mogelijk, waarbij rekening gehouden dient te worden met de Kadernota en de Provinciale Structuurvisie.
5.2.10 Sanering
In grote delen van het buitengebied is het beleid mede gericht op het saneren van aanwezige bebouwing met als doel de openheid van gebieden te versterken. Daar heeft de sloop van vrijgekomen bedrijfscomplexen de voorkeur boven het inpassen van vervolgfuncties. Ook de sloop van verspreid gelegen glas draagt bij aan het vergroten van de openheid en het opruimen van verrommeling. Omdat sanering van gebouwen en glas te allen tijde maatwerk is, wordt deze ontwikkeling via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt waarbij de voorwaarden zoals opgenomen in de Kadernota en de Provinciale Structuurvisie van toepassing zijn.
5.2.11 Ruimte voor Ruimte
Met toepassing van een Ruimte voor Ruimte-regeling is het mogelijk om voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen te slopen en de bouw van één of meer compensatiewoningen ter plekke of in de directe omgeving van de gesloopte bebouwing of in aansluiting op bestaande bebouwingsclusters mogelijk te maken. In tegenstelling tot de Kadernota, wordt Ruimte voor Ruimte via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt waarbij voldaan dient te worden aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Provinciale Verordening Ruimte. Voor deze ontwikkeling wordt in het bestemmingsplan en wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
5.3 Agrarische Handels- En Exportbedrijven En Overige Aan Het Bollencomplex Verwante Niet-agrarische Bedrijven
Gegeven de grote betekenis van de handels- en exportbedrijven voor het bollencomplex, is in de regeling een onderscheid gemaakt tussen deze bedrijven en de overige aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven.
5.3.1 Agrarische handels- en exportbedrijven
Handels- en exportbedrijven zijn bedrijven die in hoofdzaak gericht zijn op de handel in en export van producten uit de bollenteelt en die daartoe beschikken over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke.
Bouwvlakken en bouwmogelijkheden
Agrarische handels- en exportbedrijven zijn van grote betekenis voor het in stand houden van de centrumfunctie van de Greenport. De bestaande bedrijven worden dan ook positief bestemd en voorzien van een bouwvlak dat is afgestemd op de vigerende regeling.
Alle bedrijfsgebouwen, inclusief de bedrijfswoning, worden binnen het bouwvlak gerealiseerd. Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen is een maat van respectievelijk 8 en 10 m opgenomen en ook voor kassen (bij handels- en exportbedrijven) geldt een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8 en 10 m.
Het toegestane aantal bedrijfswoningen is gebaseerd op het bestaande aantal bedrijfswoningen.
Omdat de aanwezigheid van een bedrijfswoning niet meer noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en er voldoende woningen beschikbaar zijn in het buitengebied, biedt het bestemmingsplan, in tegenstelling tot de Kadernota, geen mogelijkheden voor nieuwe bedrijfswoningen. Hierbij wordt aangesloten bij de vigerende regeling waarbij geregeld is dat het bestaande aantal bedrijfswoningen als maximaal toelaatbaar is toegestaan.
De inhoudsmaat van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³. Per woning is maximaal 50 m² aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Het erf dat deel uitmaakt van de bedrijfswoning heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m².
Voor de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoningen geldt een generieke maat van respectievelijk 6 m en 10 m. Voor bijgebouwen geldt een generieke goothoogte van 3 m.
Uitbreidingsmogelijkheden
Voor handels- en exportbedrijven geldt dat ze 10% van de bestaande oppervlakte bij recht uit mogen breiden. Bovendien is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor verdere uitbreiding binnen het bouwvlak. De afwijkingsbevoegdheid voor handels- en exportbedrijven kent geen maximum uitbreidingspercentage. Wel geldt als voorwaarde dat omliggende functies niet worden beperkt in hun functioneren, dat uitbreiding binnen het bouwvlak plaats moet vinden (of buiten het bouwvlak in dezelfde bestemming, mits is aangetoond dat de nieuwe bebouwing niet binnen het bouwvlak gerealiseerd kan worden) en dat verplaatsen naar een bedrijventerrein niet mogelijk is.
Uitbreiding buiten het bouwvlak en buiten de bestemmingsgrens is via maatwerk mogelijk, waarbij onder andere afspraken gemaakt dienen te worden over eventuele bollencompensatie. Hiervoor wordt in dit bestemmingsplan, in tegenstelling tot de Kadernota, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Nevenfuncties anders dan de teelt van bollen bij wijze van neventak bij handels- en exportbedrijven worden niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Indien dergelijke aanvragen aan de orde zijn kan dit via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt worden, waarbij rekening gehouden dient te worden met de Kadernota en de Provinciale Structuurvisie.
Vervolgfuncties
Het gebeurt niet regelmatig dat bedrijfslocaties van niet-agrarische bedrijven geheel vrijkomen. Wel wordt gesignaleerd dat bedrijfswoningen steeds minder vaak noodzakelijk zijn en zodoende op den duur door derden bewoond worden. Daarmee verdwijnt de link met het bedrijf.
Om op deze ontwikkeling in te kunnen spelen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor afgesplitste bedrijfswoningen. Daarbij blijven de bedrijfsactiviteiten actief en wordt de bedrijfswoning afgesplitst en in gebruik genomen als burgerwoning.
Als burgerwoning is er wel sprake van een grotere milieugevoeligheid, zowel voor functies in de omgeving als voor het bedrijf waar de woning oorspronkelijk bijhoorde. In de wijzigingsregels is zodoende vastgelegd dat wijziging alleen kan plaatsvinden als de woonfunctie milieukundig inpasbaar is.
Daarnaast is vastgelegd dat het aantal toegestane bedrijfswoningen bij het bedrijf afneemt met hetzelfde aantal, als het aantal woningen dat is afgesplitst.
Overige vervolgfuncties zijn via een afzonderlijke procedure mogelijk waarbij rekening gehouden dient te worden met de Kadernota en de Provinciale Structuurvisie.
5.3.2 Overige aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven
Tot de overige aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven worden gerekend: een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied, zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk.
Bouwvlakken en bouwmogelijkheden
Overige aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven zijn van grote betekenis voor het in stand houden van de centrumfunctie van de Greenport. De bestaande bedrijven worden dan ook positief bestemd en voorzien van een bouwvlak dat is afgestemd op de vigerende regeling.
Alle bedrijfsgebouwen inclusief de bedrijfswoning, worden binnen het bouwvlak gerealiseerd. Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen is een maat van respectievelijk 8 en 10 m opgenomen en ook voor kassen (bij handels- en exportbedrijven) geldt een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8 en 10 m.
Het toegestane aantal bedrijfswoningen is gebaseerd op het bestaande aantal bedrijfswoningen.
Omdat de aanwezigheid van een bedrijfswoning niet meer noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en er voldoende woningen beschikbaar zijn in het buitengebied, biedt het bestemmingsplan, in tegenstelling tot de Kadernota, geen mogelijkheden voor nieuwe bedrijfswoningen. Hierbij wordt aangesloten bij de vigerende regeling waarbij geregeld is dat het bestaande aantal bedrijfswoningen als maximaal toelaatbaar is toegestaan.
De inhoudsmaat van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³. Per woning is maximaal 50 m² aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Het erf dat deel uitmaakt van de bedrijfswoning heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m².
Voor de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoningen geldt een generieke maat van respectievelijk 6 m en 10 m. Voor bijgebouwen geldt een generieke goothoogte van 3 m.
Uitbreidingsmogelijkheden
Voor bestaande overige aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven geldt dat ze 10% van de bestaande oppervlakte bij recht uit mogen breiden. Bovendien is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor verdere uitbreiding. De afwijkingsbevoegdheid staat uitbreiding toe tot ten hoogste 30% van de bestaande inhoud. Hierbij geldt bovendien als voorwaarde dat omliggende functies niet worden beperkt in hun functioneren, dat uitbreiding binnen het bouwvlak plaats moet vinden (of buiten het bouwvlak in dezelfde bestemming mits is aangetoond dat de nieuwe bebouwing niet binnen het bouwvlak gerealiseerd kan worden) en dat verplaatsen naar een bedrijventerrein niet mogelijk is.
Uitbreiding buiten het bouwvlak en buiten de bestemmingsgrens is via maatwerk mogelijk waarbij onder andere afspraken gemaakt dienen te worden over eventuele bollencompensatie. Hiervoor wordt in dit bestemmingsplan, in tegenstelling tot de Kadernota, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Nevenfuncties anders dan de teelt van bollen bij wijze van neventak bij handels- en exportbedrijven worden niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Indien dergelijke aanvragen aan de orde zijn kan dit via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt worden, waarbij rekening gehouden dient te worden met de Kadernota en de Provinciale Structuurvisie.
Vervolgfuncties
Het gebeurt niet regelmatig dat bedrijfslocaties van niet-agrarische bedrijven geheel vrijkomen. Wel wordt gesignaleerd dat bedrijfswoningen steeds minder vaak noodzakelijk zijn en zodoende op den duur door derden bewoond worden. Daarmee verdwijnt de link met het bedrijf.
Om op deze ontwikkeling in te kunnen spelen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor afgesplitste bedrijfswoningen. Daarbij blijven de bedrijfsactiviteiten actief en wordt de bedrijfswoning afgesplitst en in gebruik genomen als burgerwoning.
Als burgerwoning is er wel sprake van een grotere milieugevoeligheid, zowel voor functies in de omgeving als voor het bedrijf waar de woning oorspronkelijk bijhoorde. In de wijzigingsregels is zodoende vastgelegd dat wijziging alleen kan plaatsvinden als de woonfunctie milieukundig inpasbaar is.
Daarnaast is vastgelegd dat het aantal toegestane bedrijfswoningen bij het bedrijf afneemt met hetzelfde aantal, als het aantal woningen dat is afgesplitst.
Overige vervolgfuncties zijn via een afzonderlijke procedure mogelijk waarbij rekening gehouden dient te worden met de Kadernota en de Provinciale Structuurvisie.
5.4 Overige Niet-agrarische Bedrijven
Van oudsher komen in het buitengebied ook overige niet-agrarische bedrijven voor. Deze bedrijven hebben geen directe relatie met het bollencomplex en zijn ook niet grondgebonden. Omdat de middelen veelal ontbreken om deze bedrijven actief te verplaatsen of te saneren, worden de bestaande bedrijven overeenkomstig de vigerende regeling positief bestemd en voorzien van een bouwvlak dat is afgestemd op de vigerende regeling.
Gegeven de aard van het plangebied, is uitgegaan van een algemene toelaatbaarheid van bedrijven die gerekend worden tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit betekent dat binnen deze categorieën een grote mate van flexibiliteit in gebruik mogelijk is. Bestaande bedrijven die gerekend worden tot een hogere categorie worden aanvullend voorzien van een specifieke functieaanduiding. Voor een aantal functies geldt dat het algemeen toestaan van categorie 1- en 2-functies niet wenselijk is. Dit geldt onder meer voor gemalen, benzinestations en het baggerdepot. In de regels is geregeld dat hier uitsluitend de betreffende functie is toegestaan.
In het plangebied is tevens een agrarisch bedrijventerrein aanwezig. Deze gronden worden voorzien van de bestemming Bedrijf - Agrarisch bedrijventerrein. De regels zijn afgestemd op de directe bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het bestemmingsplan Voorhout.
5.4.1 Bouwvlakken en bouwmogelijkheden
Alle bedrijfsgebouwen, inclusief de bedrijfswoning, dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bij bedrijven is een maat van respectievelijk 8 en 10 m opgenomen.
Het aantal bedrijfswoningen is gebaseerd op de mogelijkheden in de vigerende bestemmingsplannen. Voor de regeling geldt dat het bestaande aantal is toegestaan. Het aantal wordt dus niet specifiek op de verbeelding of in de regels weergegeven.
Omdat de aanwezigheid van een bedrijfswoning niet meer noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en er voldoende woningen beschikbaar zijn in het buitengebied, biedt het bestemmingsplan, in tegenstelling tot de Kadernota, geen mogelijkheden voor nieuwe bedrijfswoningen. Hierbij wordt aangesloten bij de vigerende regeling waarbij geregeld is dat het bestaande aantal bedrijfswoningen als maximaal toelaatbaar is toegestaan.
De inhoudsmaat van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³. Per bedrijfswoning is maximaal 50 m² aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Het erf dat deel uitmaakt van de bedrijfswoning heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m².
Voor de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoningen geldt een generieke maat van respectievelijk 6 m en 10 m. Voor bijgebouwen geldt een generieke goothoogte van 3 m.
Voor het in het vigerende plan opgenomen agrarisch bedrijventerrein geldt een uitzondering op de bovenstaande uitgangspunten. Voor dit bedrijventerrein is een afzonderlijke bestemming opgenomen die afgestemd is op de vigerende regeling. Op basis van de bouwregels in deze bestemming geldt dat er geen bedrijfswoningen zijn toegestaan. Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden met bedrijfsgebouwen (niet zijnde kassen) met een bouwhoogte van ten hoogste 7 m.
5.4.2 Uitbreidingsmogelijkheden
De uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven met de bestemming Bedrijf bedragen 10% van de bestaande oppervlakte. Anders dan voor handels- en exportbedrijven en voor agrarisch aanverwante bedrijven is geen afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor verdere uitbreiding.
Voor het agrarisch bedrijventerrein is uitbreiding toegestaan voor zover binnen het bouwvlak wordt gebouwd en aan de maximum bouwhoogte van 7 m wordt voldaan.
Nevenfuncties worden niet in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Indien een aanvraag voor vervolgfuncties aan de orde is kan dit via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt worden.
5.4.3 Vervolgfuncties
Het gebeurt niet regelmatig dat bedrijfslocaties van niet-agrarische bedrijven geheel vrijkomen. Wel wordt gesignaleerd dat bedrijfswoningen steeds minder vaak noodzakelijk zijn en zodoende op den duur door derden bewoond worden. Daarmee verdwijnt de link met het bedrijf.
Om op deze ontwikkeling in te kunnen spelen, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor afgesplitste bedrijfswoningen. Daarbij blijven de bedrijfsactiviteiten actief en wordt de bedrijfswoning afgesplitst en in gebruik genomen als burgerwoning.
Als burgerwoning is er wel sprake van een grotere milieugevoeligheid, zowel voor functies in de omgeving als voor het bedrijf waar de woning oorspronkelijk bijhoorde. In de wijzigingsregels is zodoende vastgelegd dat wijziging alleen kan plaatsvinden als de woonfunctie milieukundig inpasbaar is.
Daarnaast is vastgelegd dat het aantal toegestane bedrijfswoningen bij het bedrijf afneemt met hetzelfde aantal, als het aantal woningen dat is afgesplitst.
Overigens is deze mogelijkheid bij het agrarisch bedrijventerrein achterwege gelaten, omdat daar in beginsel al geen bedrijfswoningen zijn toegestaan. Afsplitsing is derhalve aan de orde.
Overige vervolgfuncties zijn via een afzonderlijke procedure mogelijk waarbij rekening gehouden dient te worden met de Kadernota en de Provinciale Structuurvisie.
5.5 Horeca, Kantoor En Maatschappelijk
De functies horeca, kantoor en maatschappelijk komen in zeer beperkte mate voor binnen het plangebied en zijn ieder van een eigen bestemming voorzien.
Binnen kantoor is geen verdere typering aangegeven, terwijl voor de 2 maatschappelijke voorzieningen de bestemming verder is uitgesplitst naar de bestaande typen: een gesloten opvang en een natuurgerelateerde maatschappelijke functies. Voor horecabedrijven is uitgegaan van een algemene toelaatbaarheid van horecabedrijven die gerekend worden tot de categorieën 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten (SvH). Dit betekent dat binnen deze categorieën een grote mate van flexibiliteit in gebruik mogelijk is. Bestaande bedrijven die gerekend worden tot een hogere categorie worden aanvullend voorzien van een specifieke functieaanduiding.
Alle bedrijfsgebouwen, inclusief de bedrijfswoning, dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen voor horeca en kantoor zijn de maten 6 en 10 m vastgesteld.
Voor de maatschappelijke inrichtingen, met vaak specifieke bouwvormen, is de maat uit het vigerende plan 1-op-1 overgenomen.
Binnen de bestemmingen Maatschappelijk - Gesloten opvang en Kantoor zijn bedrijfswoningen in het geheel uitgesloten. Bij de bestemmingen Maatschappelijk - Natuur en Horeca is het bestaande aantal bedrijfswoningen toegestaan. Het aantal wordt dus niet specifiek op de verbeelding of in de regels weergegeven. Voor zover toegestaan, bedraagt de inhoudsmaat van een bedrijfswoning maximaal 750 m³. Per bedrijfswoning is maximaal 50 m² aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Het erf dat deel uitmaakt van de bedrijfswoning heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m².
Voor de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoningen geldt een generieke maat van respectievelijk 6 m en 10 m. Voor bijgebouwen geldt een generieke goothoogte van 3 m.
Uitbreiding
Uitbreiding van deze functies is toegestaan zolang binnen het bouwvlak en binnen de maximum goot- en/of bouwhoogte gebouwd wordt. Voor de twee maatschappelijke functies is bovendien een maximum bebouwingspercentage overgenomen uit het vigerende plan waar aan voldaan moet worden.
Voor deze functies zijn geen afwijkingsbevoegdheden opgenomen voor uitbreiding buiten de directe mogelijkheden. Ook zijn er geen mogelijkheden opgenomen voor nevenfuncties.
5.6 Wonen
Het buitengebied van Teylingen is in veel opzichten een aantrekkelijk woongebied. Er zijn vele burgerwoningen in velerlei vorm. Veel woningen zijn in vroegere tijden gebouwd als burgerwoning, maar er zijn ook veel voormalige agrarische bedrijfswoningen die nu als burgerwoning in gebruik zijn.
5.6.1 Begrippen
Voor de eenduidigheid worden voor het 'wonen' de volgende begrippen gehanteerd:
- bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
- woning of wooneenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
- huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
- pension:
een woning, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf al dan niet met ontbijt wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie; een en ander mits niet meer dan één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen worden verhuurd, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m².
- kamerverhuur:
- 1. een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging;
- 2. een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen; onder de definitie van kamerverhuur valt niet:
- a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²; door het gemeentebestuur wordt degene aangewezen die in het kader van deze regels als bewoner wordt aangemerkt;
- b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.
5.6.2 Arbeidsmigranten
Sinds de openstelling van de Europese grenzen op 1 juli 2007, staat het voor inwoners van de Europese Unie vrij om in de gehele Europese Unie te verblijven en tevens te werken. Dit heeft als gevolg dat er diverse groepen Europeanen naar Nederland komen om hier tijdelijk te werken. Deze tijdelijke migranten verblijven voor een korte periode in Nederland en zoeken daarbij een onderkomen dat zij voor deze tijd kunnen bewonen. Bovenstaande begrippen worden opgenomen om regie te houden over de huisvesting van arbeidsmigranten en om maatwerk te kunnen leveren bij concrete ontwikkelingen, waarbij de opgave is om huisvesting van arbeidsmigranten binnen de huidige woningmarkt op te lossen. Aanvullend is de volgende algemene gebruiksregel opgenomen:
- het gebruik van woningen anders dan voor één huishouden is niet toegestaan.
5.6.3 Bouwvlak en bouwmogelijkheden woningen
Alle bestaande woningen zijn voorzien van een ruim bouwvlak waarbinnen alle bebouwing (gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde) gebouwd moeten worden.
Daarbij is het in het kader van akoestisch onderzoek van belang dat de woningen niet volledig afgebroken en elders binnen het bouwvlak teruggebouwd kunnen worden. Hiermee zouden situaties kunnen ontstaan die strijdig zijn met de Wet geluidhinder. Om die reden is vastgelegd dat algemene herbouw van een woning uitsluitend is toegestaan op de bestaande fundering. Hiervan kan uitsluitend worden afgeweken wanneer aan de hand van akoestisch onderzoek is aangetoond dat hiermee sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat.
Vanuit deze achtergrond waren in het vigerende plan voor Sassenheim op verschillende locaties strakke bouwvlakken opgenomen om de locatie van de woning te verankeren. Deze bouwvlakken zijn, met het oog op een uniforme regeling, in dit plan verruimd.
Gelet op het bovenstaande, bieden de ruime bouwvlakken alleen ruimte voor uitbreiding van bestaande woningen. Daarbij is in de planregels een uniforme maatvoering vastgelegd, gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- de inhoudsmaat van een rijwoning inclusief aanbouwen en bijgebouwen: maximaal 650 m³;
- de inhoudsmaat van een vrijstaande woning inclusief aanbouwen: maximaal 750 m³;
- de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij vrijstaande woningen: maximaal 50 m²;
- de bouwhoogte van de woning: maximaal 10 m;
- de goothoogte van de woning: maximaal 6 m.
Ook de regeling voor het aantal woningen is geüniformeerd. In de regel is 1 woning per bouwvlak toegestaan, tenzij een afwijkend aantal op de kaart is aangegeven. Dit was in de vigerende plannen ook al grotendeels het uitgangspunt, maar in het vigerende plan voor Voorhout was het 'bestaande aantal' vastgelegd. Uitgaande van de nieuwe, uniforme regeling van 1 woning per bouwvlak, zijn de Voorhoutse bouwvlakken zodoende opgeknipt, zodat iedere woning een eigen bouwvlak heeft. Waar het schaalniveau te klein werd om dit duidelijk op de verbeelding te krijgen, is gekozen voor een aantal op de kaart zoals in de andere vigerende plannen al gebruikelijk was.
Bedrijfswoningen in gebruik als burgerwoning
Bedrijfswoningen die als burgerwoning worden gebruikt, worden onder de noemer van actualisatie ook als burgerwoning aangemerkt. Hierbij zijn twee zaken relevant:
- bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven: deze woningen vallen niet onder de Wet plattelandswoning (Wpl). Voor deze omzetting is een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen. Voor bestaande situaties is een afzonderlijke ruimtelijke onderbouwing nodig.
- bedrijfswoningen bij in bedrijf zijnde agrarische bedrijven: in dit geval is er sprake van een plattelandswoning. De motivatie voor plattelandswoning is opgenomen in paragraaf 5.2.4.
- Bedrijfswoning bij een gestopt agrarisch bedrijf: het gehele perceel kan omgezet worden naar de bestemming Wonen waarna de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning in gebruik genomen kan worden. Voor omzetting gelden een aantal voorwaarden zoals opgenomen in paragraaf 5.2.9. Voor voormalige 'boerderijen' bij grondgebonden veehouderijbedrijven is het tevens mogelijk een extra woning te realiseren in de voormalige deel. Van belang is dat de inhoud van de boerderij ten minste 1.000 m3 bedraagt, dat de extra woning inpandig wordt gerealiseerd, het uitwendige karakter van het gebouw behouden blijft en er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
Ondergronds bouwen
Om te voorzien in de behoefte aan ondergrondse (woon)vertrekken, worden hiertoe mogelijkheden geboden onder de volgende voorwaarden:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitende toegestaan binnen het bouwvlak;
- de ondergrondse bouwhoogte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter beneden maaiveld;
- bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
Deze regeling is afgestemd op de vigerende regeling en wijkt daarom af van de regeling zoals voorgesteld in de Kadernota.
Beroep- en bedrijf-aan-huis
De regeling voor beroep- en bedrijf-aan-huis wordt afgestemd op het handboek Bestemmingsplannen van de gemeente Teylingen. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen bedraagt ten hoogste 30% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, met een maximum van 50 m² met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- ten behoeve van de activiteiten is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen is uitsluitend toegestaan binnen de bestemming Wonen;
- er vindt geen horeca en geen detailhandel plaats, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan een beroep-aan-huis.
Nieuwbouw woningen
De nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied is al lange tijd aan strenge regels gebonden. Ook is dit bestemmingsplan is de nieuwbouw van woningen niet toegestaan. Een uitzondering wordt gemaakt voor:
- greenportwoningen;
- Ruimte voor Ruimte-woningen;
- nieuwe woningen in de deel van de boerderij bij voormalige grondgebonden veehouderijbedrijven;
- nieuwe woningen in karakteristieke bollenschuren.
Greenportwoningen en woningen in karakteristieke bollenschuren worden via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt. Voor het realiseren van een Ruimte voor Ruimte-woning en woningen in de deel de boerderij behorende bij een grondgebonden veehouderijbedrijf zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen.
5.7 Recreatie En Toerisme
De Nota Kampeerbeleid biedt ruimte voor kleinschalig kamperen met maximalisering van aantallen en toepassing van zomerperiode; trekkershutten zijn niet gewenst, bed & breakfast in bestaande gebouwen is wel mogelijk.
5.7.1 Dagrecreatie
In het plangebied zijn vele dagrecreatieve voorzieningen in velerlei vorm aanwezig zoals een manege, ijsbaan, golfbaan, jachthavens, volkstuinen en sportvelden.
De mogelijkheden van deze voorzieningen zijn per functie afgestemd op de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen. Vanwege de onderlinge verschillen in de vigerende regelingen, is voor veel recreatieve functies een afzonderlijke bestemming opgenomen.
5.7.2 Verblijfsrecreatie
Naast dagrecreatieve voorzieningen kent het plangebied ook uiteenlopende verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals kampeerterreinen, terreinen met recreatiewoningen, scoutingterreinen en een zeilschool met overnachtingsmogelijkheden.
Ook voor deze recreatieve functies zijn de mogelijkheden direct afgestemd op de mogelijkheden uit de vigerende bestemmingplannen. Vanwege de onderlinge verschillen in de vigerende regelingen, is voor veel recreatieve functies een afzonderlijke bestemming opgenomen.
Recreatieve functies in de vorm van fiets- en wandelpaden zijn binnen de verschillende bestemmingen mogelijk met dien verstande dat voor de aanleg van fietspaden eerste een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken- en werkzaamheden aangevraagd en verleend moet worden.
Als gevolg van de gemeentelijke grenscorrectie liggen enkele recreatieve voorzieningen uit de voormalige gemeente Kaag en Braassem nu in de gemeente Teylingen. Deze recreatieve voorzieningen zijn eveneens in dit bestemmingsplan meegenomen.
Naast de zomerwoningenterreinen zijn er tot slot nog zomerwoningen die op woonpercelen of agrarische bedrijfspercelen gelegen zijn. Deze zijn in dit plan, net als in de vigerende plannen, mogelijk gemaakt binnen de bestemming Wonen en de diverse agrarische bestemmingen. Met name door afwijkende maatvoeringen zijn deze regelingen niet samengevoegd met de regelingen voor de recreatiewoningenterreinen.
5.7.3 Ruimte voor nieuwe voorzieningen
De betekenis en potenties van de Duin- en Bollenstreek voor recreatie en toerisme worden breed onderkend. Het versterken van de toeristisch-recreatieve infrastructuur is een van de doelstellingen van het ISG en de gemeentelijke structuurvisie. Om dat mogelijk te maken, worden er mogelijkheden geboden om nieuwe voorzieningen te realiseren in de vorm van nevenfuncties bij agrarische bedrijven.
5.8 Woonschepen En Pleziervaartuigen
5.8.1 Woonschepen
In de gemeente zijn circa 250 woonschepen gelegen verspreid over het gehele grondgebied. In het verleden heeft de provincie Zuid-Holland een leidende rol gehad als het gaat om de vergunningverlening, toezicht en handhaving. De provincie heeft echter de van toepassing zijnde verordening ingetrokken waardoor de regierol in sterke mate bij de gemeente is komen te liggen. De gemeente Teylingen heeft besloten het beleid te voeren om te voorkomen dat de aantasting van het landschap wordt verergerd. Hiertoe heeft de gemeenteraad van Teylingen op 17 december 2009 de Woonschepenverordening vastgesteld. In deze verordening staan alle regels voor woonschepen en hun ligplaatsen. De Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland stelt ook eisen aan ligplaatsen en de daarbij behorende werken, voor zover deze bij hen in beheer zijn. In voorkomende gevallen geldt ook een vergunning- dan wel een meldingsplicht. Daarnaast gelden ook de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening van Teylingen.
Ligging woonschepen
Op verschillende plekken in het plangebied liggen woonschepen. In de beschrijving over de ligging wordt onderscheid gemaakt in de Kagerplassen en het Strandwallenlandschap.
- Kagerplassen
De woonschepen liggen verspreid in het Kagerplassengebied. Op enkele plaatsen bevindt zich een hoge concentratie van woonschepen, te weten op de volgende locaties:
- 1. 's-Gravenwater;
- 2. Spriet, zowel aan de zijde van de Groot Hemmerpolder als de Zwanenburgerpolder;
- 3. Zwanenburgerpolder oostzijde;
- 4. Zijp;
- 5. Vennemeer;
- 6. Groote Sloot / Holle Mare.
Daarbuiten bevindt zich een concentratie van woonschepen in het slotengebied ten westen van de Kagerplassen in de Ringsloot, Botersloot en in het gebied rond Hoflee.
De woonschepen in het Kagerplassengebied contrasteren met het natuurlijke beeld en belemmeren de visuele relatie tussen de open veenpolders en het water. Wegen komen nauwelijks voor in dit landschapstype. De kaden rondom de polders zijn relatief laag. Langs verschillende kades en oevers is beplanting gesitueerd. Opvallende beplantingselementen zijn de Eendenkooi in de Kooipolder en de beplanting op het recreatie-eiland Koudenhoorn. Daarnaast komen verspreid over de polders enkele bosjes en singels en het uitkijkpunt 'kijk op het blauwe hart' voor.
- Strandwallenlandschap
De woonschepen in dit gebied zijn gesitueerd in de Sassenheimervaart en de Leidsevaart. De woonschepen zijn geconcentreerd langs de kaden en zijn vanaf de weg goed bereikbaar. De woonschepen worden grotendeels permanent bewoond en beschikken over het algemeen over enkele bijgebouwen die direct langs de kade staan.
De Leidsevaart (of Haarlemmertrekvaart) vindt zijn oorsprong in de uitlopers van het 'Cager Meer' in Leiden en komt in Haarlem via de Brouwersvaart, Oude Singel en Nieuwe Gracht uit op het Spaarne in Haarlem. In 1657 voer de eerste trekschuit van Leiden naar Haarlem. Het Leidse deel wordt Haarlemmertrekvaart en het Haarlemse deel aanvankelijk Leidsche trekvaart genoemd. Pas na 1822 sprak men van Leidsevaart. Haarlem en Leiden exploiteerden de trekvaart voor gezamenlijke rekening en die exploitatie bleek zeer lucratief voor beide steden. Naast het vervoer van goederen was er ook sprake van personenverkeer op trekschuiten.
De Sassenheimervaart staat in directe verbinding met de Kagerplassen.
Om een beeld te krijgen zijn de locaties van de ligplaatsen globaal in figuur 5.1 aangegeven.
Figuur 5.1 Globale ligging woonschepen
Landschapsvisie
Voor het opstellen van één uniforme regeling, heeft de gemeente Teylingen een landschapsvisie opgesteld, gericht op woonschepen inclusief bijbehorende (bouw)werken (bijlage 4). In deze landschapsvisie is ingegaan op de landschappelijke effecten van de woonschepen en is per deelgebied bepaald wat vanuit landschap gezien maximaal toelaatbaar is. Vervolgens is een voorstel gedaan voor regeling die in dit bestemmingsplan is vertaald. Het voorstel is opgenomen in tabel 1 en tabel 2 zoals opgenomen in hoofdstuk 6, paragraaf 6.1 van bijlage 4.
Gezien het conserverende beleid voor de bestaande woonschepen, is verplaatsing en/of vergroting van de woonschepen niet toegestaan.
5.8.2 Pleziervaartuigen
In het buitengebied zijn verschillende jachthavens voor verblijfsrecreatieve pleziervaartuigen aanwezig. Dit zijn voornamelijk kleinschalige jachthavens bij agrariërs in het gebied waar recreanten enkele dagen of weken kunnen recreëren. De gemeente wil in principe geen nieuwe 'havens' voor pleziervaartuigen toestaan, tenzij is aangetoond dat landschappelijke en natuurlijke waarden niet worden aangetast. In de landschapsvisie is aangegeven waar met betrekking tot landschap rekening mee moet worden gehouden.
Het is niet gewenst dat de pleziervaartuigen voor verblijfsrecreatieve doeleinden (recreatie inclusief overnachting) buiten de daarvoor bedoelde en als zodanig bestemde jachthavens aanleggen. Pleziervaartuigen voor dagrecreatieve doeleinden (recreatie zonder overnachting) zijn wel toegestaan buiten de jachthavens.
Naast dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve pleziervaartuigen, is er nog een derde categorie pleziervaartuigen: pleziervaartuigen bij woonschepen. Uitgangspunt is 2 pleziervaartuigen per woonschip zijn toegestaan. Pleziervaartuigen mogen uitsluitend aanmeren indien de doorvaart niet belemmerd wordt. De pleziervaartuigen zijn uitsluitend in het vaarseizoen (1 april t/m 31 oktober) toegestaan, tenzij aangetoond is dat de pleziervaartuigen bij woonschepen buiten de periode 1 april t/m 31 oktober noodzakelijk zijn voor de bereikbaarheid van het woonschip.
5.9 Natuur, Landschap En Cultuurhistorie
Bestaande natuurgebieden worden voorzien van de bestemming Natuur. Tot bestaande natuurgebieden worden gerekend:
- gebieden die reeds in vigerende bestemmingsplannen voorzien zijn van de bestemming Natuur;
- gronden die in eigendom zijn van natuurbeherende instanties en die als natuurgebied zijn ingericht en beheerd worden en waar een verzoek om de bestemming Natuur is gedaan:
- (indien aanwezig) gronden in particulier eigendom waarvoor een regeling gericht op het beheer als natuurgebied van toepassing is.
Binnen deze bestemming kan agrarisch medegebruik en/of extensief recreatief medegebruik mogelijk worden gemaakt. Ter bescherming van de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie, worden de bouwmogelijkheden beperkt en afgestemd op voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer. Tevens is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Voor natuurgebieden die deel uitmaken van landgoederen met een status ingevolge de Natuurschoonwet (NSW), kunnen afwijkende regels worden opgenomen teneinde dubbele regelgeving te voorkomen.
Nieuwe natuur
Nieuwe natuur is mogelijk door toepassing te geven aan een wijzigingsbevoegdheid.
Daarbij gelden de volgende regels:
- de betreffende gronden dienen in eigendom te zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie;
- inzake de betreffende gronden zijn afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen in een privaatrechtelijke overeenkomst vastgelegd.
5.10 Molenbiotoop
In het plangebied zijn verschillende molens aanwezig. Ter bescherming wordt de molenbiotoop op de verbeelding opgenomen. De regels uit de Verordening Ruimte zijn hier van toepassing. Deze luiden als volgt:
- binnen de straal van 100 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- binnen de straal van 100 tot 400 m, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet wat betreft nieuwe bebouwing en beplanting het volgende zijn geregeld
- 1. als de molen is gelegen in het gebied buiten de bebouwingscontouren (zoals aangegeven op kaart 1) mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/100ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 100-regel);
- 2. als de molen is gelegen in het gebied binnen de bebouwingscontour (zoals aangegeven op kaart 1) mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk en beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30-regel).
Voor 1 molen wordt in dit bestemmingsplan een uitzondering gemaakt. Het betreft de Poelmolen. Deze molen is niet als zodanig in de verordening opgenomen. Desondanks zal op de Klaas Hennepoelpolder en Veerpolder rekening worden gehouden met een molenbiotoop met een straal van 100 m om de Poelpolder.
Hoofdstuk 6 Resultaten Onderzoek
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's ecologie, landschap, verkeer, bodem, externe veiligheid, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en water.
6.1 Planmer
6.1.1 Toetsingskader
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een milieueffectrapport dient te worden opgesteld.
Projectmer-plicht en mer-beoordelingsplicht
In het Besluit m.e.r. wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een mer-procedure moet worden doorlopen (mer-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een mer-procedure al dan niet nodig is (mer-beoordelingsplicht). In onderdeel C en D in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is in kolom 4 aangegeven voor welk type activiteiten een projectmer (ook wel besluitmer genoemd) of mer-beoordeling moet worden doorlopen en in het kader van welk besluit deze verplichting geldt.
Planmer-plicht
Een planmer-plicht is voor een bestemmingsplan aan de orde als het plan:
- kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn. De kaderstellende plannen zijn opgenomen in kolom 3 van de onderdelen C en D bij het Besluit mer;
- mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura 2000-gebieden (waardoor het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is noodzakelijk).
6.1.2 Planmer-plicht
Het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen is hoofdzakelijk conserverend van aard, maar biedt wel ontwikkelingsmogelijkheden aan de agrarische bedrijven. Daarbij gaat het onder andere om ontwikkelingsruimte voor grondgebonden veehouderijen. Binnen het plangebied zijn geen intensieve veehouderijen als neventak aanwezig.
Conform wet- en regelgeving en jurisprudentie, dient bij de beoordeling of sprake is van een planmer-plicht ook rekening te worden gehouden met onbenutte ruimte die wordt overgenomen uit vigerende bestemmingsplannen en eventuele afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden. Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen biedt, is het mogelijk dat in bepaalde gevallen bij toekomstige uitbreidingen van veehouderijen drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. zullen worden overschreden. Daarmee vormt het bestemmingsplan het kader voor mogelijke toekomstige besluiten over mer(-beoordelings)plichtige activiteiten. Om deze reden is voor het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen sprake van een planmer-plicht.
Daarnaast kan niet op voorhand worden uitgesloten dat het bestemmingsplan significante negatieve effecten op Natura 2000 heeft. In de ruime omgeving van het plangebied zijn Natura 2000-gebieden gelegen (Coepelduynen, Kennemerland-Zuid, Meijendel & Berkheide en Nieuwkoopse Plassen & De Haeck). Met name als het gaat om stikstofdepositie, kan op vele kilometers afstand sprake zijn van waarneembare effecten als gevolg van de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan. Wanneer voor een plan een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is, leidt dit automatisch tot een planmer-plicht.
6.1.3 Doel en procedure planMER
Doel van een planMER is het integreren van milieuoverwegingen in de voorbereiding van in dit geval een bestemmingsplan. Daarbij dient te worden getoetst of de ontwikkelingsruimte en flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt kan leiden tot ongewenste effecten. Waar relevant dient te worden bekeken op welke wijze negatieve effecten kunnen worden beperkt of voorkomen (of positieve effecten kunnen worden versterkt).
De planmer-procedure bestaat uit de volgende stappen:
- 1. openbare kennisgeving opstellen planMER en bestemmingsplan;
- 2. raadpleging bestuursorganen en inspraak over reikwijdte en detailniveau van het planMER en mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER;
- 3. opstellen planMER, uitvoeren onderliggende onderzoeken en doorvertaling in ontwerpbestemmingsplan;
- 4. terinzagelegging planMER met ontwerpbestemmingsplan (zienswijzen);
- 5. toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.;
- 6. vaststelling bestemmingsplan. Het planMER vormt een bijlage bij het bestemmingsplan.
In bijlage 5 is een Notitie reikwijdte en detailniveau (Nrd) opgenomen, waarin is beschreven op welke wijze in het planMER de milieueffecten inzichtelijk worden gemaakt. Hiermee hebben de overlegpartners de mogelijkheid gekregen om te reageren op de reikwijdte en het detailniveau van het planMER. Ook is het voorontwerpbestemmingsplan met daarin de Nrd ter inzage gelegd. De Commissie voor de m.e.r. wordt in de voorfase niet betrokken (een advies van de Commissie voor de m.e.r. over de reikwijdte en detailniveau van een planMER is vrijwillig).
Het planMER is gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht. Het planMER zoals aangeboden aan de Commissie voor de m.e.r. is opgenomen in bijlage 6. Het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. is opgenomen in bijlage 7. De Commissie signaleert een aantal tekortkomingen. In bijlage 8 is een notitie opgenomen waarin is gemotiveerd op welke wijze is omgegaan met de punten uit het toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r.
6.1.4 Resultaten en conclusies planMER
Algemeen
Het planMER is opgenomen in bijlage 6. Uit de beschrijvingen en beoordelingen in het planMER blijkt dat effecten van de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan Buitengebied over het algemeen beperkt zijn. Uitzondering vormen de effecten op Natura 2000 (deze komen in het vervolg van deze paragraaf aan de orde). Voor vrijwel alle andere milieuthema's kan zonder meer worden aangetoond dat geen knelpunten ontstaan in relatie tot de wettelijke normen en grenswaarden die vanuit de sectorale toetsingskaders gelden. Waar relevant is in de regels van het bestemmingsplan geborgd dat geen negatieve milieueffecten optreden. Uit het planMER blijkt verder dat met de zonering die is opgenomen in het bestemmingsplan, de bouwmogelijkheden die daaraan zijn gekoppeld en de voorwaarden en uitgangspunten die daarbij in acht dienen te worden genomen, op een goede manier invulling is gegeven aan het behouden en versterken van de aanwezige landsschappelijke en cultuurhistorische waarden. Lokaal kan sprake zijn van beperkte negatieve effecten, maar op gebiedsniveau leidt het bestemmingsplan niet tot aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Wel is er voor gekozen om de mogelijkheid voor maïs- en ruwvoederteelt (in het ontwerpbestemmingsplan was deze mogelijkheid d.m.v. afwijking via omgevingsvergunning opgenomen) te schrappen, om ongewenste effecten op het gebied van landschap, natuur en waterhuishouding te voorkomen (zie ook bijlage 8).
Effecten op Natura 2000
Het belangrijkste inhoudelijke aandachtspunt in relatie tot de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan vormt het thema stikstofdepositie en de gevolgen daarvan voor Natura 2000. Conform het Besluit milieueffectrapportage en jurisprudentie dient bij de effectbeschrijvingen in een planMER uit te worden gegaan van de maximale ontwikkelingsruimte die het bestemmingplan biedt. Uit de passende beoordeling volgt dat bij een maximale invulling van de bouwmogelijkheden uit het bestemmingsplan Buitengebied significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. De bouwmogelijkheden voor de veehouderijen zijn daarbij maatgevend. Ook de ontwikkelingsruimte voor glastuinbouw (via wijzigingsbevoegdheid, in het glastuinbouwconcentratiegebied) leidt tot en toename van stiktstofdepositie binnen de nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Als gevolg van de overige ontwikkelingen zijn geen relevante effecten te verwachten.
Bij een maximale invulling van de ontwikkelingsruimte voor veehouderijen is sprake van een forse toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000 en op de ter plaatse aanwezige verzuringsgevoelige habitattypen. In het planMER zijn maatregelen in beeld gebracht waarmee de toename van stikstofdepositie kan worden voorkomen of beperkt. Daarbij is in eerste instantie gekeken naar de volgende maatregelen:
- het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting van het bouwvlak tot 2 hectare (binnen het veenweide gebied). Dit betekent dat de veehouderijen alleen kunnen uitbreiden binnen het bouwvlak zoals opgenomen op de verbeelding;
- het toepassen van emissiearme stalsystemen, zowel voor de bestaande stallen als de nieuwe stallen. Door interne saldering kan daarmee in bepaalde gevallen ruimte worden geboden voor uitbreiding van het aantal dieren, zonder dat de emissie toeneemt.
Uit de passende beoordeling blijkt dat ook met een combinatie van de voorgenoemde maatregelen op locaties binnen de Natura 2000-gebieden sprake is van significantie negatieve effecten. Dit is gevolg van het feit dat de dieraantallen (gemiddeld) relatief laag zijn binnen de gemeente Teylingen, waardoor er gemiddeld gezien veel onbenutte ruimte is binnen de bouwvlakken. Om significante negatieve effecten volledig uit te sluiten, dienen voorwaarden te worden verbonden aan de bouwmogelijkheden die bij recht worden geboden. Hoewel de bijdrage van de glastuinbouwbedrijven aan de stikstofdepositie binnen Natura 2000 veel geringer is dan de bijdrage van de veehouderijen, zullen ook de mogelijkheden voor de realisatie van glas (via wijzigingsbevoegdheid) voorwaarden moeten worden verbonden om significante negatieve effecten uit te kunnen sluiten.
6.1.5 Doorvertaling in het bestemmingsplan
Gezien de uitkomsten van de passende beoordeling zijn maatregelen noodzakelijk om significante negatieve effecten op Natura 2000 uit te kunnen sluiten. Het past niet binnen de gemeentelijke visie op het buitengebied om de agrarische bedrijven op slot te zetten om op die wijze significante negatieve effecten op Natura 2000 uit te sluiten. Het is wenselijk om zowel bij recht als via wijzigingsbevoegdheden ontwikkelingsruimte en flexibiliteit te bieden aan de agrarische bedrijven binnen het plangebied. In de praktijk zijn er voldoende mogelijkheden om toekomstige initiatieven te realiseren zonder nadelige effecten op Natura 2000, bijvoorbeeld door gebruik te maken van saldering of het treffen van technische maatregelen. Naar aanleiding van de uitkomsten van de passende beoordeling is de volgende regeling opgenomen voor de percelen waar veehouderijen zijn gevestigd: Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel (de veestapel zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met dien verstande dat dit niet meer mag zijn dan is vergund of gemeld op basis van de Wet milieubeheer), danwel een wijziging van het stalsysteem, waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf.
Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, waardoor bij een uitbreiding van de veestapel de ammoniakemissie mag toenemen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan bestaande natuurwaarden. Aan de wijzigingsbevoegdheid waarmee de invulling van het glastuinbouwconcentratiegebied wordt mogelijk gemaakt, zijn vergelijkbare voorwaarden gekoppeld.
Op deze wijze wordt voorkomen dat de uitvoering van het bestemmingsplan leidt tot een toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000 en daarmee tot significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden. Bij de beoordeling of sprake is van een toename van ammoniakemissie is de huidige, feitelijke, legale situatie op het moment van inwerking treding van het bestemmingsplan bepalend. Bij het bepalen van de bedrijfsspecifieke huidige, feitelijke, legale situatie wordt gebruik gemaakt van de beschikbare bedrijfsgegevens, waaronder bouwvergunningen, milieuvergunningen / meldingen en gegevens die beschikbaar zijn vanuit milieucontroles.
6.2 Landschap En Cultuurhistorie
6.2.1 Ontstaansgeschiedenis landschap
Het plangebied ligt op een scheiding van twee verschillende landschapstypen: het strandwallen-strandvlakte landschap dat kenmerkend is voor de Bollenstreek en de combinatie van droogmakerijen en veenweidegebieden die kenmerkend is voor het Groene Hart.
De ontstaansgeschiedenis van beide landschapstypen hangt nauw samen met de bewegingen van de zeespiegel. In perioden waarin de zee zich terugtrok en de kust zich uitbreidde, kon een gordel van hoger gelegen zandige ruggen ontstaan (strandwallen). Tussen de strandwallen ontstonden vlakke gebieden (strandvlakten). Vanaf de 17e eeuw zijn de strandwallen afgezand om aan de vraag naar zand voor de uitbreiding van steden te voldoen. Om zand af te kunnen voeren, werden brede zandvaarten gegraven, die nu nog in de Bollenstreek aanwezig zijn, zoals de Haarlemmertrekvaart. De afgevlakte strandwallen bleken zeer geschikt voor bloembollenteelt. De afwisseling van bloembollen op de afgezande strandwallen en weilanden in de strandvlakten is kenmerkend voor de Bollenstreek.
Verder landinwaarts, achter de strandwallen, heeft afwisselend veengroei en afzetting van zeeklei plaatsgevonden. Op sommige plaatsen werd door erosie als gevolg van doorbraken van de Noordzee het veen weggeslagen zodat een aantal plassen en meren ontstond. Het moeraslandschap werd vanaf de middeleeuwen ontgonnen. Omdat een goede afwatering in het begin van de ontginning nog niet mogelijk was, stagneerde de waterafvoer en ontstond er steeds meer wateroverlast. De veengronden kwamen diep onder water te liggen en de weerstand tegen erosie verminderde snel. Grote stukken veenland werden weggeslagen en er ontstonden grote meren, zoals de Haarlemmermeer en de Kagerplassen. Een aantal plassen en meren werd vanaf de 17e eeuw drooggemalen en ingepolderd (de Lisser Poelpolder werd in 1624 drooggelegd). Hierdoor ontstond een landschap van veenweidegebieden afgewisseld met droogmakerijen. Het veenweidegebied is vanwege de natte omstandigheden altijd als weidegebied in gebruik geweest, de droogmakerijen kenden een bredere landbouwkundige toepassing vanwege de betere beheersbaarheid van de hydrologische omstandigheden.
Het noordwestelijk deel van het plangebied behoort tot het strandwallen-strandvlaktelandschap, het zuidoostelijk deel behoort tot het veenweidegebied. Het zuidelijke gedeelte vormt een overgangsgebied tussen de genoemde landschapstypen.
6.2.2 Landschappelijke kenmerken
De provincie Zuid-Holland wil dat de afwisseling in landschappen en de kenmerkende waardevolle landschappen behouden blijven. Op grond van de verschillen in bodem, ontstaansgeschiedenis, het huidige gebruik en de verschijningsvorm is een onderscheid gemaakt (zie figuur 6.1). De belangrijkste kwaliteiten van de landschappen in het plangebied worden hieronder benoemd.
Veenweidelandschap
De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland. Ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de veenondergrond en de waterhuishouding. Karakteristiek zijn de verschillende (regelmatige) verkavelingspatronen met smalle kavels en veel sloten met hoog waterpeil en de aanwezigheid van kades, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, grasland, vee, (weide) vogels, en hier en daar rietlanden en moeras. Het zijn internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen die zijn ingericht voor de landbouw.
Plassenlandschap
Dit is een waterrijk, halfbesloten landschap, bestaande uit waterplassen, riet en moeras en cultuurhistorisch waardevolle veenontginningen. De structuur van de ontginning is vaak nog herkenbaar. Dorpsontwikkeling vindt plaats in langgerekte linten, omsloten door water.
Bollen-zanderijenlandschap
Het bollen-zanderijenlandschap is een uniek landschap in Nederland, ontstaan door het vergraven van de oude duinen en strandwallen en aanleg van een fijnmazig vaartenstelsel ten behoeve van de bollenteelt. Het landschap is overwegend vlak, open tot halfopen. Kenmerkend is de afwisseling van kleurrijke bollenvelden (seizoensgebonden), verspreide bebouwing en begroeiing, vaarten en sloten. Bijzonder zijn de restanten van het landgoederenlandschap en duinlandschap. Mede door intensivering van de bollenteelt dreigen versnippering en verrommeling inmiddels ook kenmerkend te worden.
Figuur 6.1 Uitsnede kwaliteitskaart Provinciale Structuurvisie
6.2.3 Cultuurhistorie
Teylingen ligt in het Hollandse Plassengebied. Hiervoor is door de provincie een gebiedsprofiel opgesteld. Daarbinnen ligt het noordelijk deel van het plangebied in het door de provincie aangewezen cultuurhistorische Topgebied Bollenstreek en in het zuidoostelijke deel van het plangebied ligt in het Topgebied Kaag/Oude Rijn. In figuur 6.2 zijn de Topgebieden aangegeven.
Figuur 6.2 Topgebieden (Bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Bollenstreek
In het regioprofiel Bollenstreek is beschreven dat het gebied nog een hoge dichtheid heeft aan cultuurhistorische waarden, waarbij in veel gevallen sprake is van een overlapping van archeologisch, landschappelijk en stedenbouwkundig belangrijke gebieden. Het cultureel erfgoed is nog in grote mate bepalend voor de karakteristiek en de identiteit van de streek. Voor deze gebieden geldt dat de cultuurhistorische identiteit sterk richtinggevend is voor de inrichting van de ruimte. Bij nieuwe ontwikkelingen zijn de karakteristieke streekeigen kenmerken van het gebied uitgangspunt voor het ontwerp.
De kenmerkende structuren en elementen van de Bollenstreek zijn:
- Zanderijlandschap (afgegraven strandwallen) dat gekenmerkt wordt door een patroon van brede watergangen, hoge wegen, bollenvelden en hagen. Herkenbaar lineair patroon van kernen op oude strandwallen.
- Strandvlaktes, gelegen tussen de strandwallen, waar een laag veen op het zand is ontstaan. Deze graslanden zijn op veel plaatsen omgespoten tot land voor de bollenteelt (bijvoorbeeld de Hogeveense Polder). Op enkele plaatsen, zoals in de Lageveense Polder, zijn stukken intact en ingericht met loofbos en weilanden.
- Landschap met een vlak en open karakter en weinig opgaande beplanting. Slechts in de delen die nooit zijn afgegraven (met bewoning en belangrijke infrastructuur) is het oude strandwallen- en strandvlaktenlandschap zichtbaar.
- Uniek gebied bij Lisse, tussen de Essenlaan en de Spekkelaan, met bollenvelden omzoomd door houtwallen.
- Gebied rond de Keukenhof, tussen Lisse en de Haarlemmer Trekvaart, met veel kenmerken van het 19e-eeuwse landschap vóór de grootschalige zandafgravingen met een inrichting met hakhoutpercelen en weilanden. Van de vele buitenplaatsen is Landgoed de Keukenhof behouden. De overgang van de hogere oude duinen naar de lager gelegen strandvlakte is nog waarneembaar.
- Trekvaart tussen Leiden en Haarlem, gegraven in 1657. Daarnaast de spoorlijn tussen deze twee plaatsen, aangelegd in 1843. De spoorlijn ligt duidelijk hoger dan de bollenvelden door het afzanden van de oude duinen.
- De Veenenburgerlaan, een hoge weg te midden van een fraai zanderijlandschap. Het gebied ter weerszijden van de Veenenburgerlaan is een uitgestrekt open bollengebied waarin de hooggelegen wegen het oorspronkelijk niveau van de oude duinen aangeven.
- Keukenhofmolen, in 1892 gebouwd in Scharmer (provincie Groningen), in 1957 als toeristische attractie verhuisd naar de Keukenhof, Lageveense Molen (1890), Hoogeveense Molen (1654).
Kaag/Oude Rijn
Topgebied Kaag/Oude Rijn wordt gekenmerkt door een open, gaaf en herkenbaar veenontginningslandschap. Het gebied is onderscheidend vanwege de onregelmatige blokverkaveling (in tegenstelling tot de veel rechtlijniger strokenverkaveling in de Waarden, topgebieden 10 en 11) en het afwijkende bewoningspatroon. Hier geen kilometerslange bebouwingslinten en rechtlijnige copeverkavelingen, maar een grillig en kleinschalig veenweidelandschap met verspreide bebouwing. Het gebied heeft een waterrijk karakter met door afslag vergrote veenmeren, brede poldersloten en bekade boezemwateren. Bij de boezemwateren is een hoge concentratie van oude windmolens te vinden (inclusief de enige twee twaalfkantige molens in Nederland). De kenmerkende structuren en elementen zijn in het regioprofiel als volgt opgenomen:
- opbouw van twee gebiedseenheden met elk een eigen ruimtelijke karakteristiek:
- 1. de opstrekkende verkaveling langs de Oude Rijn: middeleeuwse ontginningen met een vanaf de rivieroever gerend verloop;
- 2. veenweidepolders met een grillige verkaveling, de Kagerplassen en molens. Deze laatste gebiedseenheid heeft een bijzondere kwaliteit door de samenhang tussen natuurlijke veenmeren, het unieke patroon van onregelmatig verkavelde veenweidepolders en een groot aantal molens;
- onderscheidend karakter door het ontbreken van de typerende cope-verkaveling en het toepassen van opstrekkende heerden vanaf de Oude Rijn en grillige blokvormige verkaveling in de veenweidepolders bij de Kagerplassen;
- Boterhuispolder, een gaaf voorbeeld van onregelmatige verkaveling uit de Karolingische tijd;
- contrast tussen de hoger gelegen boezemwateren en de ingeklonken veenweidepolders;
- rijkdom aan water door de aanwezigheid van brede poldersloten, boezemwateren en veenplassen;
- grote afleesbaarheid van het landschap: de gave kavelstructuur, het uitgebreide watersysteem en het grote aantal nog functionerende windmolens maken de geschiedenis van de waterbeheersing in het gebied inzichtelijk;
- in tegenstelling tot andere Hollandse veenweidegebieden geen duidelijke lintstructuur in het nederzettingspatroon van de veenweidepolders rond de Kagerplassen, maar verspreide bewoning;
- ligging van het dorp Warmond en het landgoed Huis te Warmont op een gradiënt: de overgang van veenweidelandschap naar strandwallen en -vlaktenlandschap is waarneembaar;
- eendenkooi ten noorden van de Kagerplassen;
- 24 molens (zie digitale CHS-kaart).
Cultuurhistorische Atlas Duin- en Bollenstreek
Het project Cultuurhistorische Atlas is ontstaan op initiatief van Landschapsbeheer Zuid-Holland, Agrarische Natuur- en Landschapsvereniging Geestgrond en het Cultuurhistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek. In de Cultuurhistorische Atlas Duin- en Bollenstreek worden alle nog herkenbaar aanwezige cultuurhistorische gebieden en elementen beschreven, die kenmerkend zijn voor het wereldwijd unieke karakter van deze streek. Het gebied dat deze Cultuurhistorische Atlas bestrijkt omvat de gemeenten Hillegom, Katwijk, Lisse, Noordwijk, Noordwijkerhout en Teylingen.
Per gemeente zijn in de periode 2012 en 2013 bijeenkomsten georganiseerd waarin het project is toegelicht en de werkzaamheden werden gestart. Voor het verzamelen van alle gegevens over de cultuurhistorisch waardevolle gebieden en elementen werd een beroep gedaan op iedereen, die daar kennis van heeft. De Cultuurhistorische Atlas is dan ook tot stand gekomen met de inbreng uit de streek en raadpleegbaar via een website.
In de Cultuurhistorische Atlas worden zeven verschillende landschappen onderscheiden: de duinen, de strandwallen, de strandvlaktes, de zanderijen, het mondingsgebied van de Rijn, plassen en veenweidegebieden en droogmakerijen.
Deze landschappen zijn weer opgedeeld in ongeveer 70 gebieden. Binnen elk gebied zijn de karakteristieke cultuurhistorische elementen geïnventariseerd zoals bollenvelden, beekjes, dijken, molens, oude hagen, grenspalen, boerderijen, bollenschuren, hoge wegen, gemalen en pestbosjes.
Figuur 6.3 Cultuurhistorische Atlas Duin- en Bollenstreek
De landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken zijn binnen de hoofdbestemmingen beschermd.
6.3 Ecologie
6.3.1 Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Bij het provinciaal belang 'realiseren van de EHS' horen de ambities:
- voortvarend, compleet en klimaatbestendig ontwikkelen en beschermen van de EHS met inbegrip van het Europese netwerk van natuurgebieden (Natura 2000);
- realiseren van nieuwe natuur om de kerngebieden in de EHS te vergroten, de samenhang daartussen te versterken en de natuurkwaliteit daarvan te verbeteren, bijvoorbeeld door de Groene Ruggengraat en Deltanatuur;
- belangrijke weidevogelgebieden beschermen;
- de water- en milieukwaliteit in natuurgebieden verbeteren;
- biodiversiteit van flora en fauna als drager voor een ecologisch duurzaam landschap;
- natuurwaarden buiten de EHS veilig stellen, zoals de belangrijke gebieden voor weidevogels en overwinterende ganzen met voortzetting van het huidige agrarisch grondgebruik;
- EHS waar mogelijk beter benutten voor recreatie.
De EHS bestaat uit bestaande bos- en natuurgebieden, landgoederen, nieuwe natuurgebieden, robuuste ecologische verbindingen, de grote wateren en de Noordzee. De EHS op het land is als natuurgebied op de functiekaart (globaal) weergegeven. De exacte begrenzing is aangegeven op kaart 3 van de Verordening. De Natura 2000-gebieden behoren tot de EHS.
Compensatiebeginsel Natuur, Recreatie en Landschap
In een dynamische omgeving is het niet te vermijden dat er toch plannen ontwikkeld worden die inbreuk doen op te beschermen waarden. Over het algemeen wordt er bij ontwikkelingen gevraagd om een goede landschappelijke inpassing. Voor een aantal categorieën gebieden wordt daarboven compensatie van het verlies aan waarden geëist. In Zuid-Holland gaat het dan om:
- de EHS;
- de belangrijke weidevogelgebieden;
- de recreatiegebieden in de Zuidvleugel;
- de karakteristieke landschapselementen.
In deze gebieden zijn geen nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen toegestaan die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied tenzij daarmee een groot openbaar belang gediend is en er geen reële alternatieven voorhanden zijn. In dat geval moet de schade zoveel mogelijk beperkt worden door het treffen van mitigerende maatregelen en moet de resterende schade gecompenseerd worden. Over het algemeen vindt de compensatie plaats:
- aansluitend aan of nabij het aangetaste gebied, met dien verstande dat een duurzame situatie ontstaat;
- door realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie op afstand van het gebied als fysieke compensatie aansluitend aan of nabij het gebied niet mogelijk is; of
- op financiële wijze als zowel fysieke compensatie als compensatie door kwalitatief gelijkwaardige waarden op korte termijn redelijkerwijs onmogelijk is.
De compensatieverplichting voor gebieden in de EHS is conform de AMvB Ruimte geregeld in artikel 5 van de verordening. Het compensatiebeginsel is niet van toepassing op ontwikkelingen binnen het huidige agrarische grondgebruik in belangrijke weidevogelgebieden (zoals intensivering van het graslandgebruik, de aanleg van kavelpaden, slootdempingen, ruwvoederteelt en de nieuwbouw of uitbreiding van boerderijen), op de vestiging of uitbreiding van (zeer) intensieve vormen van dagrecreatie in recreatiegebieden (mits wordt voldaan aan de voorwaarden in artikel 3 van de verordening) en op de aantasting van karakteristieke landschapselementen voor zover gelegen binnen de bebouwingscontouren of agrarische bouwpercelen.
In het gehele landelijke gebied komen karakteristieke landschapselementen voor die beschermd moeten worden. Door de kleinschaligheid is het bestemmingsplan het aangewezen planniveau om daarvoor het compensatiebeginsel vast te leggen.
De wijze waarop het compensatiebeginsel bij (ruimtelijke) ingrepen in de EHS, belangrijke weidevogelgebieden, recreatiegebieden en karakteristieke landschapselementen moet worden toegepast en de stappen die in een compensatieprocedure moeten worden doorlopen, staan in de provinciale beleidsregel 'Compensatie Natuur, en Landschap Zuid-Holland (1997)'.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang;
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
- 1. Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 1. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- door de minister van EZ aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- door de minister van EZ aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
6.3.2 Huidige situatie en autonome ontwikkeling
Beschermde gebieden
Zoals op figuur 6.3 is te zien maakt een deel van de Kagerplassen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten zuidwesten van Voorhout liggen 2 losse EHS-gebieden. De Haarlemmertrekvaart is een ecologische verbindingszone. In het plangebied liggen ook meerdere belangrijke weidevogelgebieden. Op enige afstand van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden Kennemerland Zuid, Coepelduynen, Meijendel en Berkheide en Nieuwkoopse Plassen & De Haeck.
Figuur 6.3 Ligging beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid
Kennemerland-Zuid is een uitgestrekt duingebied aan de zuidkant van het Noordzeekanaal. Het is een reliëfrijk en landschappelijk afwisselend gebied, dat grotendeels bestaat uit kalkrijke duinen. De overgang tussen de kalkrijke jonge duinen en ontkalkte oude duinen ligt ter hoogte van Zandvoort. Dit levert een soortenrijke en kenmerkende begroeiing op, met duinroosvegetaties in het open duin, duingraslanden, vochtige en droge duinvalleien, plasjes, goed ontwikkelde struwelen en diverse vormen van duinbossen. Vegetaties van vochtige en natte duinvalleien komen met name voor ten zuiden van Zandvoort, waarvan het Houtglob het best ontwikkelde kalkrijke, natte duinvallei is. Het areaal kalkrijk duingrasland is vooral rondom Zandvoort groot. Hier komen over voorbeelden van het zeedorpenlandschap voor. De oudere duinen van het zuidoostelijk gedeelte herbergen goed ontwikkeld kalkarm duingrasland. Ook zijn er in het zuidelijke puntje en ter hoogte van Zandvoort paraboolduincomplexen aanwezig. Het Kennemerstrand is de enige locatie langs de Hollandse vastelandsduinen waar een jonge strandvlakte met embryonale duinen en een uitgestrekte oppervlakte met kalkrijke duinvalleien aanwezig is. Aan de binnenduinrand zijn diverse landgoederen aanwezig. Hier zijn een aantal oude buitenplaatsen gelegen, die voor een aanzienlijk deel bebost zijn met naaldbos en loofbos, waaronder oude bossen met rijke stinzeflora.
Kennemerland-Zuid is aangewezen als Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat voor het gebied instandhoudingsdoelen zijn opgenomen voor habitattypen en -soorten. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen.
Tabel 6.1 Instandhoudingsdoelstellingen
SVI Landelijk | doelst. opp.vl. | doelst. kwal. | doelst. pop. | ||
habitattypen | |||||
H1310B | Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur) | + | = | = | |
H1330A | Schorren en zilte graslanden (buitendijks) | - | = | = | |
H2110 | Embryonale duinen | + | = | = | |
H2120 | Witte duinen | - | > | > | |
H2130A | *Grijze duinen (kalkrijk) | -- | > | > | |
H2130B | *Grijze duinen (kalkarm) | -- | = | > | |
H2130C | *Grijze duinen (heischraal) | -- | > | > | |
H2150 | *Duinheiden met struikhei | + | = | = | |
H2160 | Duindoornstruwelen | + | = (<) | = | |
H2170 | Kruipwilgstruwelen | + | = (<) | = | |
H2180A | Duinbossen (droog) | + | = | = | |
H2180B | Duinbossen (vochtig) | - | = | > | |
H2180C | Duinbossen (binnenduinrand) | - | = | = | |
H2190A | Vochtige duinvalleien (open water) | - | > | > | |
H2190B | Vochtige duinvalleien (kalkrijk) | - | > | > | |
H2190D | Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) | - | > | > | |
habitatsoorten | |||||
H1014 | Nauwe korfslak | - | = | = | = |
H1042 | Gevlekte witsnuitlibel | -- | > | > | > |
H1903 | Groenknolorchis | -- | = | = | > |
* prioritair habitattype.
Natura 2000-gebied Coepelduynen
Het Natura 2000-gebied Coepelduynen omvat de smalle strook kustduinen tussen Katwijk en Noordwijk. Het relatief kleine gebied is van bijzondere waarde omdat er op grote schaal goed ontwikkeld, kalkrijk duingrasland voorkomt dat kenmerkend is voor het zeedorpenlandschap. Andere habitattypen nemen in het gebied een marginale plaats in.
Het relatief kleine gebied heeft een gevarieerd duinlandschap dat reliëfrijk en landschappelijk zeer afwisselend is. Het gebied behoort tot de kalkrijke jonge duinen. Er is geen duidelijke binnenduinrand aanwezig, waardoor de overgang naar het polderlandschap vrij abrupt is. Delen zijn in het verleden door de mens beïnvloed en gebruikt voor het drogen van netten, het weiden van vee en als duinakkers. Hierdoor is een specifiek open duinlandschap ontstaan met een afwisseling van duingraslanden, struwelen en bos waarin waardevolle flora en fauna voorkomt. Deze vegetaties zijn de aanleiding geweest het gebied als Natura 2000-gebied aan te wijzen. Aangewezen habitattypen uit het Besluit Natura 2000-gebied Coepelduynen zijn:
- H2120 wandelende duinen op de strandwal met Ammophila arenaria ('witte duinen');
- H2130A vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie 'grijze duinen' (kalkrijk);
- H2160 duinen met Hippophaë rhamnoides; duindoornstruwelen;
- H2190B vochtige duinvalleien (kalkrijk).
Het vetgedrukte habitattype 'grijze duinen' is een prioritair habitattype.
Natura 2000-gebieden Meijendel en Berkheide
Meijendel en Berkheide bestaat uit een brede duinstrook met een gevarieerd en uitgestrekt, kalkrijk duinlandschap, dat reliëfrijk en landschappelijk zeer afwisselend is. Het zuidelijke deelgebied Meijendel is een relatief laag gelegen gebied met grote 'uitgestoven duinvlakten', dat in het zuidelijk deel minder reliëfrijk is. In het noordelijke deelgebied Berkheide liep het zand vast in de oorspronkelijk natte stroombedding van de oude Rijn. Het is gevormd door overstuiving van oude duinen, waardoor het een relatief hooggelegen duinmassief is. Hier is de kweldruk dan ook groter dan in Meijendel. Het landschap heeft een kenmerkende opbouw van evenwijdige duinenrijen met opeenvolgende hoge paraboolduinen en moerassige laagten met struweel, waarin grote valleien liggen zoals Kijfhoek, Bierlap en de vallei Meijendel. Dit zijn duinakkers die nu vooral uit bos bestaan; het gebied kent dan ook een aantal goed ontwikkelde bostypen. Plaatselijk, zoals in de Libellenvallei, komen soortenrijke duinvalleibegroeiingen voor. Na grootschalig herstel van een aantal valleien bij de Wassenaarse Slag breiden deze begroeiingen zich uit. In Berkheide is, met name in de buurt van Katwijk, een groot areaal goed ontwikkeld kalkrijk duingrasland aanwezig, ontstaan door het eeuwenlange menselijke gebruik van het zogenaamde zeedorpenlandschap.
Meijendel en Berkheide is een Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat voor het gebied instandhoudingsdoelen zijn opgenomen voor habitattypen en –soorten. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen. Het is nog niet bekend wanneer het gebied definitief als Natura 2000-gebied wordt aangewezen.
Tabel 6.2 Instandhoudingsdoelstellingen
SVI Lande lijk | Doelst. Opp.vl. | Doelst. Kwal. | Doelst. Pop. | ||
Habitattypen | |||||
H2120 | Witte duinen | - | = | > | |
H2130A | *Grijze duinen (kalkrijk) | -- | > | > | |
H2130B | *Grijze duinen (kalkarm) | -- | > | > | |
H2160 | Duindoornstruwelen | + | = (<) | = | |
H2180A | Duinbossen (droog) | + | = | = | |
H2180B | Duinbossen (vochtig) | - | = | > | |
H2180C | Duinbossen (binnenduinrand) | - | = | > | |
H2190A | Vochtige duinvalleien (open water) | - | > | > | |
H2190B | Vochtige duinvalleien (kalkrijk) | - | > | > | |
H2190D | Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten) | - | > | > | |
Habitatsoorten | |||||
H1014 | Nauwe korfslak | - | = | = | = |
H1042 | Gevlekte witsnuitlibel (complementair) | -- | > | > | > |
H1318 | Meervleermuis | - | = | = | = |
* prioritair habitattype.
Natura 2000-gebieden Nieuwkoopse Plassen & De Haeck
De Nieuwkoopse Plassen en De Haeck zijn restanten van het voormalige Hollandse kustvlakteveen. De is een laagveenverlandingsgebied waarin, naast veenplassen met bijzondere watervegetaties, een grote oppervlakte overgangsveen en moerasheide is gevormd. Het is tevens het meest westelijk gelegen verlandingsgebied waarin nog lokaal goed ontwikkelde vegetaties van basenrijk overgangsveen te vinden zijn. Belangrijk broedgebied voor broedvogels van rietmoerassen (roerdomp, purperreiger, snor, rietzanger). Ook van enig belang als broedgebied voor enkele andere moeras- en watervogels (zwartkopmeeuw, zwarte stern). Voor de zwartkopmeeuw betreft het de grootste broedkolonie buiten de Delta.
De Nieuwkoopse Plassen en De Haeck is aangewezen als Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Dit betekent dat voor het gebied instandhoudingsdoelen zijn opgenomen voor vogels en habitattypen en –soorten. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen. Het is nog niet bekend wanneer het gebied definitief als Natura 2000-gebied wordt aangewezen.
Tabel 6.3 Instandhoudingsdoelstellingen
SVI Landelijk | Doelst. Opp.vl. | Doelst. Kwal. | Doelst. Pop. | Draagkracht aantal vogels | Draagkracht aantal paren | ||
Habitattypen | |||||||
H3140 | Kranswierwateren | -- | > | > | |||
H3150 | Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden | - | > | > | |||
H4010B | Vochtige heiden (laagveengebied) | - | > | = | |||
H6410 | Blauwgraslanden | -- | > | > | |||
H7140A | Overgangs- en trilvenen (trilvenen) | -- | > | > | |||
H7140B | Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden) | - | > | > | |||
H7210 | *Galigaanmoerassen | - | = | = | |||
H91D0 | *Hoogveenbossen | - | = | = | |||
Habitatsoorten | |||||||
H1082 | Gestreepte waterroofkever | -- | > | > | > | ||
H1134 | Bittervoorn | - | = | = | = | ||
H1149 | Kleine modderkruiper | + | = | = | = | ||
H1318 | Meervleermuis | - | = | = | = | ||
H1340 | *Noordse woelmuis | -- | = | = | = | ||
H1903 | Groenknolorchis | -- | = | = | = | ||
H4056 | Platte schijfhoren | - | = | = | = | ||
Broedvogels | |||||||
A021 | Roerdomp | -- | > | > | 6 | ||
A022 | Woudaapje | -- | > | > | 5 | ||
A029 | Purperreiger | -- | = | = | 120 | ||
A176 | Zwartkopmeeuw | + | = | = | 9 | ||
A197 | Zwarte Stern | -- | > | > | 100 | ||
A292 | Snor | -- | > | > | 50 | ||
A295 | Rietzanger | - | = | = | 340 | ||
A298 | Grote karekiet | -- | > | > | 5 | ||
Niet-broedvogels | |||||||
A027 | Grote Zilverreiger | + | = | = | 60 | ||
A041 | Kolgans | + | = | = | 3000 | ||
A050 | Smient | + | = | = | 3500 | ||
A051 | Krakeend | + | = | = | 90 |
* prioritair habitattype.
Beschermde soorten
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.
Het plangebied is gesitueerd op de overgang van het bollen-zanderijenlandschap naar het veenweidegebied. Een belangrijk deel van het plangebied is in de loop der tijd omgevormd tot agrarisch gebied zonder relevante ecologische betekenis (met name daar waar bollenteelt plaatsvindt). De ecologische waardevolle terreinen zijn aan te treffen in de vorm van de Kagerplassen en kleinere elementen; deze zijn verweven met de overige hoofdfuncties. Zo komen in het plangebied de natuurlijke begroeiingen met name voor in de vorm van zogenaamde lijnvormige elementen, zoals pestbosjes, sloten en slootkanten, wegbermen en erfbeplantingen. Deze elementen kunnen van betekenis zijn voor planten- en vogelsoorten, voor kleine zoogdieren en overige fauna. Daarnaast zijn de open graslanden van betekenis als weidevogelgebied en voor overwinterende vogels. Deze graslanden zijn ook belangrijk jachtgebied voor soorten als buizerd en sperwer.
Vaatplanten
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem, dotterbloem en rietorchis aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.
Vogels
In de tuinen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. In het weidegebied komen patrijs, tureluur, kievit en scholekster voor. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de in het plangebied voorkomende soorten als sperwer, ransuil, bosuil, buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen. De Haarlemmertrekvaart kan een functie hebben als migratieroute.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. In het plangebied is ook het voorkomen van de zwaar beschermde rugstreeppad bekend.
Vissen
De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. In waterpartijen met een goede waterkwaliteit kan ook de beschermde bittervoorn voorkomen. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
Weekdieren
De zwaar beschermde platte schijfhoren heeft een voorkeur voor helder, stilstaand of zeer zwakstromend water met een rijke plantengroei. De trefkans is het grootst als zowel ondergedoken vaatplanten, draadalgen, als planten met drijvende bladeren aanwezig zijn. Er lijkt een zekere voorkeur voor veenbodems te bestaan, ten opzichte van zand- en kleibodems. De soort leeft zowel in grote plassen en meren als in smalle sloten. Het water mag niet te voedselrijk zijn, terwijl ook anderszins ionenrijk water wordt gemeden; zo komt de soort niet voor in brakke wateren.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 6.4 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 6.4 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig bij ontwikkelingen | ||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | brede wespenorchis, zwanenbloem, grote kaardenbol en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker | nee | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | ja | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen rugstreeppad platte schijfhoren | ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | sperwer, buizerd, ransuil, gierzwaluw en huismus | ja |
6.3.3 Effecten bestemmingsplan
Binnen het plangebied worden diverse ontwikkelingen voorzien (zie hoofdstuk 5) die kunnen leiden tot aantasting van natuurwaarden.
Gebiedsbescherming
Natura 2000 en beschermde natuurmonumenten
Uit het planMER blijkt dat significant negatieve op Natura 2000-gebieden als gevolg van verzuring/vermesting door stikstofdepositie niet zijn uit te sluiten als gebruik wordt gemaakt van de maximale ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan. In de regeling van het bestemmingsplan is daarom een voorwaarde opgenomen, zodat dit effect niet optreedt. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6.1.4 (resultaten en conclusies planMER en paragraaf 6.1.5 (doorvertaling in het bestemmingsplan).
EHS
Bestaande natuur in de EHS wordt overeenkomstig bestemd. De bestaande agrarische bouwkavels vallen buiten de aanwijzing van de EHS. Binnen de bestemming natuur, kunnen geen ontwikkelingen plaatsvinden.
Uit het planMER blijkt dat negatieve effecten op de EHS niet optreden.
Weidevogels
De uitbreidingsmogelijkheden van de agrarische bedrijven leidt tot een intensivering van mais- en ruwvoederteelt. Dit leidt tot een afname van belangrijk weidevogelgebied.
Ook de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied leidt tot een beperkte aantasting van het weidevogelgebied.
Vanuit het Compensatiebeginsel Natuur, Recreatie en Landschap geldt voor de aantasting een compensatieplicht. Bij concrete initiatieven moet hieraan voldaan worden.
Beschermde soorten
Het plangebied biedt leefgebied aan verschillende beschermde soorten. Het betreft voornamelijk algemeen voorkomende soorten en daarnaast enkele zwaar beschermde soorten.
De ontwikkelingen vinden hoofdzakelijk plaats op of direct in de buurt van de bestaande bouwkavels. Plaatselijk kan dit leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten, zoals aantasting van vaste nestplaatsen van broedvogels. In het kader van de Ffw dienen deze effecten echter gemitigeerd en/of gecompenseerd te worden. Negatieve effecten op de ecologische waarden in het plangebied kunnen dan ook worden uitgesloten. Toekomstige ontwikkelingen dienen op dat moment onderzocht en getoetst te worden aan de Ffw.
Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens globaal tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
- Ingeval er bij een ontwikkeling sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2- en 3-soorten en broedvogels met vaste nesten dan is nader veldonderzoek noodzakelijk.
6.4 Bodem
6.4.1 Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
6.4.2 Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen zal worden bekeken of ter plaatse verontreinigingen bekend zijn of verdachte activiteiten hebben plaatsgevonden. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd, zodat deze geschikt is voor de nieuwe functie.
6.5 Externe Veiligheid
6.5.1 Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
6.5.2 Onderzoek
Binnen het plangebied
Uit de risicokaart blijkt dat op de grens van Voorhout en het plangebied de Bevi-inrichting Van Gent & Van der Meer BV is gelegen aan de Jacoba van Beierenweg 128C. Hier vindt opslag van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6-contour is niet buiten de inrichting gelegen. Daarnaast blijkt uit de risicokaart dat er geen overschrijding van het GR plaatsvindt. Deze inrichting is dan ook niet van invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied.
Aan de noordwestgrens van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door hogedruk aardgasleidingen. De gegevens van deze leidingen zijn in de onderstaande tabel opgenomen.
gasleiding | uitwendige diameter (mm) | maximale werkdruk (bar) | PR 10-6 contour (m) | invloedsgebied (m) | overschrijding GR |
A-560 | 914.00 | 66.20 | 0 | 430 | Nee |
W-535 | 323.90 | 40 | 0 | 150 | Nee |
Binnen het plangebied liggen de PR 10-6-contouren van de leidingen niet buiten de leidingen. Het PR vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Delen van het plangebied liggen wel binnen het invloedsgebied van de leidingen. De Gasunie heeft in 2012 onderzoek gedaan naar het GR in de omgeving van de leidingen van de Gasunie. Het GR ligt in alle gevallen onder de oriëntatiewaarde. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Door de vaststelling van het bestemmingsplan zal het GR dan ook niet toenemen. Ook het GR vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
De brandstofleidingen zoals opgenomen in vigerende plannen (zie paragraaf 1.3) worden 1-op-1 overgenomen in dit bestemmingsplan.
In het plangebied vindt tevens vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg N208 (wegvak z102-3, N206/N443 Noordwijkerhout-N208 Hoofdstraat Sassenheim). Volgens de risicokaart ligt de PR 10-6-contour niet buiten de weg. De PR 10-8-contour, indicatief voor het invloedsgebied, ligt op 21 m. Het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit de berekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Teylingen blijkt het GR zelfs lager te zijn dan 0.01 maal de oriëntatiewaarde. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal de vaststelling niet van invloed zijn op het GR. De aanwezigheid van de weg staat de vaststelling van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Ook over de A44 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats (wegvak Z1: afrit 3 Noordwijkerhout-afrit 9 Leiden Zuid). Volgens de risicokaart is de PR 10-6-contour niet buiten de weg gelegen. Ook is er geen sprake van een plasbrandaandachtsgebied. De PR 10-8-contour, indicatief voor het invloedsgebied, ligt op 137 m. Een deel van het plangebied is dus in het invloedsgebied gelegen. Uit het nog in ontwikkeling zijn de Basisnet Weg 1.0 blijkt dat er geen overschrijding van het GR plaatsvindt. Dat wordt bevestigd door de risicoberekeningen die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Teylingen (daaruit blijkt dat het GR maximaal 26,6% van de oriëntatiewaarde bedraagt). Ook deze weg vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan.
De gemeenteraad heeft op 18 december 2014 een route gevaarlijke stoffen vastgesteld. De raad heeft gemeentelijke wegen of weggedeelten aangewezen, waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. Doel is een zo veilig mogelijk netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg binnen de gemeente Teylingen. De route bestaat al en wordt al gebruikt door vrachtverkeer. Alleen is de route nu formeel vastgesteld. De route wordt gemarkeerd door oranje borden met een zwarte stip, die begin 2015 worden geplaatst.
In de omgeving van het plangebied
Buiten het plangebied aan de Rijksstraatweg 31 in Sassenheim ligt de Bevi-inrichting Akzo Nobel Coatings. De PR 10-6-contour is niet buiten de inrichting gelegen. In 2010 is een QRA voor deze inrichting opgesteld omdat een overschrijding van de hoge BRZO-drempel plaatsvindt. Uit deze QRA is gebleken dat het invloedsgebied van het GR op 550 m is gelegen. De grens van de inrichting grenst aan het plangebied. Een deel van het plangebied ligt dus binnen het invloedsgebied. Uit de QRA is gebleken dat het GR niet overschreden wordt (figuur 6.4) en zelfs kleiner is dan 0,01 maal de oriëntatiewaarde. De aanwezigheid van de inrichting vormt dus geen belemmering voor voorliggende bestemmingsplan. Het GR dient wel verantwoord te worden.
Figuur 6.4 QRA Akzo Nobel
In Sassenheim is daarnaast ook Transportbedijf Wesseling gevestigd. Het 1% letaliteitsgebied van Wesseling ligt over een deel van het plangebied. Volgens de risicoberekening van Cauberg-Huygen voor bestemmingsplan Bedrijventerreinen (rapportnr. 20100537-03, 28 mei 2010) is het GR kleiner dan 0,01 maal de orientatiewaarde.
6.5.3 Conclusie
Uit de voorgaande beschrijving blijkt dat sprake is van verschillende risicobronnen in en rond het plangebied. Het GR ligt in alle gevallen ruimschoots onder de oriëntatiewaarde. het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die gevolgen hebben voor de risicosituatie. Het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied is voor advies voorgelegd aan de Veiligheidsregio Hollands Midden. De Veiligheidsregio geeft aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft voor reactie. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
6.6 Kabels En Leidingen
6.6.1 Onderzoek
In de paragraaf externe veiligheid is aandacht besteed aan de risicorelevante leidingen binnen het plangebied. Daarnaast is midden door het plangebied een bovengrondse hoogspanningsleiding (150 kV) gelegen. In de omgeving van hoogspanningsverbindingen dient rekening te worden gehouden met de 'indicatieve zone' waarbinnen sprake kan zijn van verhoogde magneetvelden. Het beleid is erop gericht om geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de indicatieve zone. Voor de betreffende verbinding bedraagt de indicatieve zone 80 m aan weerszijden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt dus geen ontwikkelingen mogelijk binnen de indicatieve zone. De hoogspanningsverbinding vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
6.6.2 Conclusie
De leidingen en hoogspanningsverbinding zijn met de bijbehorende belemmeringenstrook opgenomen op de verbeelding en in de regels.
6.7 Invloedssfeer Schiphol
6.7.1 Normstelling en beleid
Luchthavenindelingbesluit
Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet Luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden (verder gewijzigde Wet Luchtvaart genoemd). De gewijzigde Wet Luchtvaart is gericht op het tot stand brengen van een wettelijke grondslag voor het nieuwe regime voor de luchthaven Schiphol. Deze wet vormt de grondslag voor twee uitvoeringsbesluiten: het Luchthavenverkeerbesluit en het Luchthavenindelingbesluit (Lib). Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen in overeenstemming te zijn met het Lib.
De ruimtelijke consequenties van de gewijzigde Wet Luchtvaart worden weergegeven in het Lib. In dit Besluit wordt een beperkingengebied aangegeven. Hierin worden beperkingengebieden ten aanzien van Schiphol weergegeven met betrekking tot externe veiligheid, geluidsbelasting, hoogtebeperkingen en vogelaantrekkende werking.
Figuur 6.5 Bouwbeperkingen
Figuur 6.6 Beperkingen bouwhoogte
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt aangegeven dat Schiphol tot 2030 ruimte nodig heeft om uit te ontwikkelen. Derhalve is op een 20 Ke-contour opgenomen. Binnen deze contouren mogen geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Herstructurering en intensivering in bestaand bebouwd gebied zijn binnen de 20 Ke-contour nu en in de toekomst wel mogelijk. Revitalisering, herstructurering en transformatie van bestaande woon- en werkgebieden is volgens de Structuurvisie cruciaal om de gestelde ruimtelijke doelen te kunnen bereiken.
Figuur 6.7 De 20 Ke-contour van Schiphol
Bron: Mainport Schiphol, Beleidsinformatie achtergronddocument door Project Mainport Schiphol, december 2005.
6.7.2 Onderzoek
Een deel van het plangebied ligt binnen de beperkingengebieden uit het Lib. Op grond hiervan gelden in dit gebied beperkingen voor bebouwing. Binnen dit gebied zijn uitsluitend de volgende objecten toegestaan:
- gebouwen, voor zover dit gebouw rechtmatig aanwezig is op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;
- bedrijfsgebouwen;
- gebouwen waarvoor een verklaring van geen bezwaar is afgegeven.
Tevens geldt hier op basis van het Lib een maximale bouwhoogte van 150 m. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met het Lib.
Ook ligt het gebied binnen de 20 Ke-contour uit de Nota Ruimte. Binnen dit deel van het plangebied mogen dus geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw worden ontwikkeld. Herstructurering en intensivering in bestaand gebouwd gebied zijn binnen de 20 Ke-contour wel mogelijk. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe uitleglocaties ten behoeve van woningbouw mogelijk.
6.7.3 Conclusie
Aangezien het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, leveren de beperkingen als gevolg van de ligging nabij Schiphol geen belemmering op voor de vaststelling van voorliggende bestemmingsplan.
6.8 Luchtkwaliteit
6.8.1 Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 6.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
6.8.2 Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://viewer2010.nsl-monitoring.nl/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de rijksweg A44 en de Hoofdstraat ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de wegen ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In het planMER is ingegaan op de gevolgen de ontwikkelingsruimte in het bestemmingsplan voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Hieruit blijkt dat geen overschrijdingssituaties ontstaan als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan.
6.8.3 Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
6.9 Geluidshinder
6.9.1 Beleid en normstelling
Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging.
Railverkeerslawaai
Langs spoorwegen bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder moet worden getoetst. De zonebreedte van spoorwegen is afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde Geluidproductieplafond (GPP) en wordt gemeten uit de kant van de buitenste spoorstaaf.
Industrielawaai
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken (zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht), gezoneerd te zijn. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidzone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
6.9.2 Onderzoek
In het plangebied is geen sprake van nieuwbouw van geluidsgevoelige objecten. Bestaande geluidsgevoelige objecten kunnen via afwijking of wijziging verplaatst worden. Daarnaast zijn er wijzigingsbevoegdheden voor nieuwe Ruimte voor Ruimte-woningen en voor nieuwe woningen in bollenschuren. In de betreffende wijzigingsbevoegdheden is de milieukundige inpasbaarheid als voorwaarde opgenomen, waaronder ook het aspect wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai wordt verstaan.
Binnen het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen gelegen. Ook liggen er geen geluidzones van gezoneerde terreinen over het plangebied.
6.9.3 Conclusie
De directe mogelijkheden uit dit bestemmingsplan staan geen nieuwe geluidsgevoelige toe. Bij de wijzigingsbevoegdheden waarmee nieuwe geluidsgevoelige functies (woningen) worden mogelijk gemaakt, is de milieukundige inpasbaarheid als voorwaarde opgenomen. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk in dit bestemmingsplan.
6.10 Milieuhinder Agrarische Bedrijven
6.10.1 Toetsingskader
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader luidt als volgt (zie ook tabel 6.5):
- voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten;
- daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.
Tabel 6.5 Geldende waarden/afstanden veehouderijen
concentratiegebied | niet concentratiegebied | afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object | ||
binnen bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 3 ouE/m³ | max. 2 ouE/m³ | min. 50 m |
andere diercategorieën | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object | ||
buiten bebouwde kom | diercategorieën Rgv | max. 14 ouE/m³ | max. 8 ouE/m³ | min. 25 m |
Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelasting geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).
6.10.2 Onderzoek en conclusie
In het plangebied zijn meerdere agrarische bedrijven van uiteenlopende aard gevestigd. In de afweging van belangen die noodzakelijk zijn bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies, waaronder het wonen in de nabijheid van deze bedrijven, dient rekening te worden gehouden met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Dat geldt evenzeer bij het mogelijk maken van uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven.
6.11 Milieuhinder Niet-agrarische Bedrijven
6.11.1 Beleid en normstelling
In het plangebied komt een aantal niet-agrarische bedrijven voor. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van inrichtingen in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- 1. ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- 2. rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen belastende en gevoelige functies met betrekking tot milieu mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De standaard SvB is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). Voor een nadere toelichting op deze Staat wordt verwezen naar bijlage 1.
6.11.2 Onderzoek
Op de bedrijfspercelen binnen het plangebied worden activiteiten uit categorie 1 en 2 van de SvB algemeen toelaatbaar geacht.
Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de aanwezige bedrijven geïnventariseerd. In bijlage 3 zijn de bedrijven opgenomen die behoren tot een categorie die hoger is dan 2 en daardoor een specifieke aanduiding krijgen. Op basis van de specifieke aanduiding kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze aanduiding. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.
6.11.3 Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling en op de plankaart wordt opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van gevoelige functies en worden bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
6.12 Horeca En Milieuhinder
6.12.1 Beleid en normstelling
Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van omliggende woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat horecavoorzieningen op de betreffende locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH).
De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid. Er is vooral gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. Voor een nadere toelichting op de regeling van horecavoorzieningen met de SvH wordt verwezen naar bijlage 2 van deze toelichting.
6.12.2 Onderzoek
Toelaatbaarheid per gebiedstype
Ter plaatse van de bestemming Horeca wordt horeca tot en met categorie 1b algemeen toelaatbaar geacht. Horeca uit een hogere categorie dan de algemene toelaatbaarheid wordt uitsluitend mogelijk gemaakt op bestaande locaties.
Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels om horeca-activiteiten uit de milieucategorie die één stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid toe te staan. In dat geval dient echter wel te worden aangetoond dat een vrijgestelde horecavoorziening niet zorgt voor onacceptabele hinder ten opzichte van omliggende woningen.
Inventarisatie horecavoorzieningen
Bestaande horecavoorzieningen in het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de categorieën SvH. Uit de inventarisatie blijkt dat in het plangebied twee horecavoorzieningen voorkomen, namelijk 't Soldaatje aan de Jacoba van Beierenweg 150 en de Kaagsociëteit aan de Sweilandpolder 8. De Kaagsociëteit valt in categorie 1b van de SvH en valt hiermee binnen de algemene toelaatbaarheid. 't Soldaatje behoort tot categorie 2 van de SvH en past hierdoor niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Deze horeca-inrichting wordt door middel van een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt.
6.12.3 Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering voor horeca, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goede afstemming tussen gevoelige functies (zoals woningen) en horeca-activiteiten.
6.13 Water
6.13.1 Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
6.13.2 Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied bestaat uit het landelijk gebied van Teylingen rondom de kernen Voorhout, Warmond en Sassenheim.
Bodem en grondwater
Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in het noordwesten van het plangebied uit hoger gelegen zandgrond en in het zuidoosten uit lager gelegen zeekleigrond. Rondom de meren is ook veen aanwezig. In het plangebied is sprake van de grondwatertrappen II. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,5 en 0,8 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte in het plangebied varieert van circa NAP -0,1 m in het noordwesten van het plangebied tot NAP -1,6 m in het zuidoosten.
Figuur 6.8 Bodemkwaliteit (www.bodemdata.nl)
Waterkwantiteit
In het plangebied zijn meerdere watergangen en boezemkades gelegen, voor de afwatering van het gebied. Tevens zijn in het zuidoosten van het plangebied de Dieperpoel, Norremeer, Eijmerspoel, Zweiland, 't Joppe, Warcekerleede en de Spriet gelegen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De plassen aan de zuidoostzijde van het plangebied behoren tot de KRW-waterlichamen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt binnen een aandachtsgebied voor veiligheid tegen overstromingen, met extra aandacht voor het op peil brengen van de regionale en primaire waterkeringen (zie figuur 6.9).
Figuur 6.9 aandachtsgebied voor overstromingen (waterbeheerplan)
Ook zijn er binnen het plangebied verschillende regionale waterkeringen gelegen. Deze waterkeringen worden samen met de kern- en beschermingszone op de verbeelding opgenomen (zie figuur 6.10).
Figuur 6.10 Regionale waterkeringen (http://rijnland.esri.nl/keringen/)
Afvalwaterketen en riolering
Het Waterschap Rijnland maakt zich sterk voor integraal beheer van de afvalwaterketen. De gemeente Teylingen gaat in samenwerking met het waterschap en verschillende gemeenten de afvalwaterinzameling, het afvalwatertransport en de afvalwaterzuivering in de afvalwaterzuiveringsinstallaties aanpakken. De efficiency van het zuiveringsbeheer wordt hiermee verbeterd en lozingen van voedingsstoffen uit de afvalwaterzuiveringsinstallaties op het oppervlaktewater worden beperkt. Zo wordt een betere waterkwaliteit bereikt.
Hoogheemraadschap Rijnland
Keur en Beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
- andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels (voluit: Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur), die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net
Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat: het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
- ander afvalwater dan hiervoor bedoeld:
- 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het Gemeentelijk Rioleringsplan.
6.13.3 Toekomstige situatie
Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Omgevingsvergunning
Voor bouwwerken binnen de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering is op basis van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning noodzakelijk. Naast deze omgevingsvergunning van de gemeente is ook een watervergunning van het waterschap nodig vanwege het waterhuishoudkundig belang.
6.13.4 Conclusie
De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hebben geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
6.14 Verkeer
6.14.1 Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt gekenmerkt door een aantal belangrijke provinciale wegen die het gebied doorkruisen, zoals de N443 ('s-Gravendamseweg) en de N444 (Leidsevaart). Deze wegen faciliteren, naast het verkeer naar Voorhout, Warmond en Sassenheim, ook de regionale verbinding tussen Noordwijk, Noordwijkerhout en het kustgebied enerzijds en de autosnelweg A44 anderzijds. Daarnaast lopen binnen het plangebied de N450 (Jacoba van Beierenweg), welke Voorhout met de N443 verbindt en de N208 (Heereweg) richting Lisse en Hillegom. Andere belangrijke ontsluitingswegen zijn de Oosthoutlaan (Sassenheim-Voorhout) en de Herenweg/Oosteinde (Warmond-Sassenheim). Deze wegen zijn op basis van het GVVP gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom en hebben een maximumsnelheid van 60 km/h. Verder wordt de gemeente doorsneden door de autosnelweg A44 welke vanaf Wassenaar via Leiden richting de A4 naar Amsterdam voert. De A44 is een stroomweg met een maximumsnelheid van 120 km/h en 100 km/h ter hoogte van de brug over de Ringvaart van de Haarlemmermeer. De gemeente Teylingen heeft drie aansluitingen op de A44. Ten noordwesten van de gemeente loopt de N206 als provinciale weg tussen Leiden, Katwijk en Haarlem. Met name de N443 en de N444 vormen belangrijke schakels tussen de A44 en de N206 en kennen daarom in de spitsperioden en op zomerse dagen een hoge verkeersbelasting. Vaak doen zich op deze wegen doorstromingsproblemen voor, zoals rondom de aansluiting op de A44 bij het Postviaduct (N444) en ter hoogte van de spoorwegovergang (N443). De provincie Zuid-Holland werkt momenteel aan oplossingen voor de problematiek rondom het Postviaduct door de aanleg van een turborotonde aan de zuidzijde van de A44 en een optimalisatie van het met verkeerslichten geregelde kruispunt aan de noordzijde. Daarnaast worden diverse studies uitgevoerd naar verbetering van de Duin- en Bollenstreek op regionaal niveau, zoals de Noordelijke Randweg Rijnsburg, de Rijnlandroute en een nieuwe noordelijke verbinding tussen de A4 en de N206. Deze ontwikkelingen kunnen een positief effect hebben op de doorstroming op de wegen binnen het plangebied. Ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente doen zich met name voor binnen de kern Voorhout, zoals de woningbouwlocaties Hooghkamer en Engelse Tuin. In dat kader bestaat ook het voornemen een Noordelijke Randweg aan te leggen, welke de N450 ten oosten van de kern moet verbinden met de N444 ten westen van de kern. De overige wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 60 km/h. Dit zijn landelijke ontsluitingswegen die met name bedoeld zijn voor de ontsluiting van de aanliggende percelen en geen doorgaande functie hebben. Voorbeelden daarvan zijn de Loosterweg, Prinsenweg, Van de Berch van Heemstedeweg, Engelselaan, Frank van Borselenlaan, Oude Herenweg en Rijnsburgerweg. Ter hoogte van de Van de Berch van Heemstedeweg is een verkeersknip ingesteld richting de Engelselaan, waardoor doorgaand verkeer tussen Sassenheim en Voorhout verplicht is via de daarvoor bedoelde Oosthoutlaan te rijden. Zo wordt doorgaand verkeer door het buitengebied zoveel mogelijk beperkt.
Ontsluiting langzaam verkeer
De fietsstructuur wordt binnen het plangebied met name gedragen door de vrijliggende fietspaden langs de provinciale wegen. Alle gebiedsontsluitingswegen binnen het plangebied beschikken over vrijliggende fietspaden. Daarnaast zijn op de erftoegangswegen binnen het plangebied vaak fiets(suggestie)stroken aanwezig. Een belangrijke solitaire fietsroute voert parallel aan de A44 en de spoorlijn Leiden-Amsterdam en ontsluit Leiden met Sassenheim en de Haarlemmermeer. Ter hoogte van de brug over de Ringvaart geeft het fietspad aansluiting op de fietsroutes binnen de Haarlemmermeer. Daarnaast lopen ten noorden van Warmond diverse solitaire fietspaden richting Voorhout en Sassenheim en loopt er een fietspad door de Roodemolenpolder. Diverse wegen binnen het plangebied maken onderdeel uit van het landelijke fietsknooppuntennetwerk. Het betreft de Leidsevaart, Herenweg/Oosteinde, Van de Berch van Heemstedeweg, Frank van Borselenweg, Jacoba van Beierenweg, Rijnsburgerweg en 's-Gravendamseweg. Verder zijn er ten zuidoosten van Warmond diverse recreatieve fietspaden en wandelpaden rondom de Kagerplassen.
Ontsluiting openbaar vervoer
De gemeente wordt doorsneden door de spoorlijn Leiden-Haarlem (Oude Lijn) waaraan het station Voorhout ligt en de spoorlijn Leiden-Schiphol-Amsterdam (Schiphollijn) waaraan het station Sassenheim ligt. Station Sassenheim ligt binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. De stations worden aangedaan door stoptreinen tussen Leiden en Haarlem respectievelijk Leiden, Schiphol en Amsterdam Zuid. Daarnaast wordt het plangebied aangedaan door diverse buslijnen tussen Leiden, Voorhout en Sassenheim en tussen Leiden, Warmond, Sassenheim, Lisse en Haarlem.
Verkeersveiligheid
De gebiedsontsluitingswegen zijn ingericht conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid in verband met veel erfaansluitingen, is de maximumsnelheid op deze wegen hoofdzakelijk 60 km/h. Onderlinge kruispunten tussen gebiedsontsluitingswegen zijn vormgegeven als rotondes. Fietsers hebben veelal een eigen plaats op de weg. Op erftoegangswegen wordt fietsverkeer gemengd met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Sommige erftoegangswegen beschikken over fiets(suggestie)stroken. Daarnaast zijn er solitaire fietsvoorzieningen binnen het plangebied, zoals het fietspad langs de A44 en de fiets- en wandelpaden rondom de Kagerplassen. De verkeersveiligheid is in voldoende mate gewaarborgd.
6.14.2 Conclusie
Alle vervoersmodaliteiten kennen een eigen plaats binnen de verkeersstructuur van Teylingen. Het gemotoriseerd verkeer wordt met name afgewikkeld via de daarvoor bedoelde gebiedsontsluitingswegen. Met name op de N443 en de N444 doen zich regelmatig doorstromingsproblemen voor. Daarvoor zijn diverse lokale en regionale oplossingsrichtingen. De fietsstructuur kenmerkt zich door een stelsel van de vrijliggende en solitaire fietspaden. Het openbaar vervoer wordt met name gefaciliteerd door de treinstations en aanvullende buslijnen. Geconcludeerd wordt dat een goede verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid voor alle vervoersmodaliteiten in voldoende mate gewaarborgd is.
6.15 Archeologie
6.15.1 Beleid en normstelling
Het archeologiebeleid van Teylingen is verwoord in de nota 'Onder de grond - Beleid voor archeologie in Teylingen' van 1 maart 2010. Als uitgangspunt voor deze nota dienden de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart uit 2009. Deze kaarten zijn in 2012 geactualiseerd. Het beleid is gebaseerd op wetgeving en de archeologische verwachtings- en beleidskaart van Teylingen en heeft tot doel om het archeologisch erfgoed te behouden en te beschermen. Voor het nemen van beslissingen is een archeologische verwachtings- en beleidskaart opgesteld. Deze geeft inzicht in de archeologische waarden en verwachtingen in Teylingen. Op basis van deze kaart kunnen initiatiefnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over eventuele archeologische consequenties van ruimtelijke ingrepen.
Op de archeologische beleidskaart zijn de archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. De gebieden zijn onderverdeeld in Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden AWV 1 t/m 6 en Archeologische Waardevolle Gebieden AWG 1 t/m 2. Per gebied is een voorschrift aangegeven.
Figuur 6.11 Archeologische beleidsadvieskaart (bron: RAAP-Rapport 1979)
Naast het gemeentelijke archeologiebeleid heeft de Provincie Zuid-Holland in haar Verordening Ruimte ook bepalingen opgenomen ten aanzien van Archeologie (Artikel 18 en kaart 17).
6.15.2 Onderzoek en conclusie
Per beleidszone is in het beleid vastgelegd bij werkzaamheden vanaf een bepaalde diepte en oppervlakte op voorhand archeologisch onderzoek nodig is. De diepte en oppervlakte variëren daarbij afhankelijk van hoe hoog de archeologische verwachtingswaarde is.
Omdat enkele beleidszones het zelfde beschermingsregime kennen (diepte/oppervlakte), is niet voor iedere zone een afzonderlijke dubbelbestemming opgenomen. Het bestemmingsplan borgt het archeologisch belang door middel van 3 dubbelbestemmingen, die de volgende beleidszones verankeren:
dubbelbestemming | beleidszones | diepte/oppervlakte |
Waarde - Archeologie 1 | AWV 1 / onbekende verwachting / AWG 2 | 30 cm/100 m² |
Waarde - Archeologie 2 | AWV 2 | 100 cm/500 m² |
Waarde - Archeologie 3 | AWV 3 / AWV 4 / AWV 6 | 30 cm/500 m² |
Op basis van de de Bepalingen zoals opgenomen in de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland zijn de volgende terreinen aangewezen als terreinen met hoge of zeer hoge waarden. Het betreft de volgende terreinen:
- Nr 4045, hoge waarde Boterhuispolder
- Nr 4052 hoge waarde, Hemmeerpolder
- Nr 4039 hoge waarde, oud-Alkemade
- Nr 16106 hoge waarde, Klinkenbergerpolder
- Nr 4037 (deels) zeer hoge waarde, Slot Teylingen
Voor deze terreinen wordt de volgende dubbelbestemming opgenomen:
dubbelbestemming | waarde | diepte/oppervlakte |
Waarde - Archeologie 4 | hoge of zeer hoge waarde | 30 cm/0 m² |
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan Buitengebied Teylingen is hoofdzakelijk een conserverend bestemmingsplan en op onderdelen ontwikkelingsgericht. De ontwikkelingsgerichtheid blijkt met name uit de opgenomen flexibiliteitsbepalingen (afwijkingsregels- en wijzigingsbevoegdheden) voor onder andere bouwmogelijkheden, neven- en vervolgfuncties op agrarische bedrijven en de vervolgfuncties voor niet-agrarische bedrijven. Wat de overige functies betreft is het bestemmingplan hoofdzakelijk conserverend van aard. Er wordt niet voorzien in de mogelijkheid voor nieuwe functies en de bouwmogelijkheden zijn beperkt. Daarnaast zijn waar mogelijk de provinciale en regionale richtlijnen gevolgd.
In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregelingen opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord.
Voor de opbouw van een bestemmingsplan is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.
7.2 Juridische Planbeschrijving
7.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
7.2.2 Bestemmingsregels
Agrarische artikelen
De agrarische bestemmingen zijn ondergebracht in artikel 3 t/m 13. In het plangebied komen 5 verschillende zones en 3 verschillende productietakken voor. Elke combinatie van zone en productietak heeft een unieke bestemming gekregen. Op deze manier worden de mogelijkheden van een bedrijf in één oogopslag duidelijk zonder dat er aanvullende of afwijkende regels in bijvoorbeeld gebiedsaanduidingen zijn opgenomen. Op basis van deze systematiek is het dus mogelijk dat voor een enkel bedrijf een apart artikel is opgesteld. Omdat niet alle productietakken in alle zones voorkomen, zijn er in dit bestemmingsplan 12 in plaats van 15 agrarische artikelen opgenomen.
Voor alle agrarische bedrijven geldt dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de regel uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd. Een uitzondering hierop geldt voor erf- en terreinafscheidingen en voor bestaande (legale) bouwwerken. Afhankelijk van de bedrijfstak en de zone kunnen er in beperkte mate overige bouwwerken en/of gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan zijn.
De oppervlakte van de bedrijfsbebouwing is geregeld in de bouwregels. Voor bollenteeltbedrijven is hierbij onderscheidt gemaakt in ondersteunend glas en bedrijfsgebouwen. De oppervlakte bedrijfsgebouwen is gerelateerd aan de oppervlakte duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden. In de begripsbepaling is omschreven welke gronden hier onder vallen.
Ten behoeve van de flexibiliteit zijn er een aantal afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden zijn voor alle agrarische bestemmingen nagenoeg gelijk en bieden mogelijkheden voor nevenfuncties (voor zover deze niet bij recht zijn toegestaan), het afsplitsen van de bedrijfswoning als 'plattelandswoning', de functie wonen bij bedrijfsbeëindiging, de Ruimte-voor-Ruimte regeling of omzetting van gronden in Natuur.
De nevenfunctie dient als onderdeel van het agrarische bedrijfsvoering uitgevoerd te worden waarbij geen sprake mag zijn van een zelfstandige onderneming.
Een aantal afwijkings- en wijzigingsregels zijn niet algemeen opgenomen, en zijn toegepast op basis van de bedrijfstak of de zone. Voorbeelden zijn regelingen voor:
- bouwmogelijkheden buiten bouwvlak;
- uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen;
- bouwvlakvergroting;
- realisatie Ruimte voor Ruimte-woningen.
Een vaak terugkerende voorwaarde bij afwijkings- en wijzigingsregels is dat de ontwikkeling milieuplanologisch inpasbaar moet zijn. In onderstaand tekstblok is aangegeven wat hieronder valt.
Milieuplanologisch inpasbaarheid In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuplanologisch inpasbaar' is. Milieuplanologisch inpasbaar is een verzamelbegrip voor verschillende aspecten. Een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat: - voor milieu gevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd; - omliggende bedrijven niet onevenredige in hun activiteiten worden aangetast; - er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en); - nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor de natuur; - bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies dient te worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde; - bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies wordt voldaan aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm; - er geen nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-contour worden gerealiseerd; - nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt indien hiertoe gewichtige redenen voor aanwezig zijn; - de luchtkwaliteit geschikt is voor de gewijzigde functie; - de toename verhard van oppervlak wordt gecompenseerd; - de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename; - de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. |
vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt In de begripsbepaling van de agrarische productietak bollenteelt is onder andere opgenomen dat de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt hieronder wordt verstaan. Dit is opgenomen om de agrarische ondernemers de mogelijkheid te bieden eens in de 5 jaar een vollegrondstuinbouwproduct te telen op bollengronden om zo product verbetering en -differentiatie te kunnen realiseren. |
Beperking ontwikkelingsruimte veehouderijen en glastuinbouwbedrijven Belangrijkste aandachtspunt dat volgt uit de effectbeschrijvingen in het planMER zijn de gevolgen van de mogelijke toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000. Uit de passende beoordeling blijkt dat bij maximale benutting van de bouwmogelijkheden significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten niet zijn uit te sluiten. Om die reden is een uitbreiding of wijziging van de bestaande veestapel, waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf niet toegestaan. Hiervan kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken indien de toename van ammoniakemissie wordt gemitigeerd door middel van maatregelen. Onder een mitigerende maatregel als hiervoor wordt mede begrepen: - mitigatie door middel van een minimaal gelijkwaardige afname van de bestaande depositie op hetzelfde kwetsbare gebied, afkomstig van één of meer andere agrarische bedrijven; - mitigatie door middel van het toepassen van emissiearme staltechnieken of andere emissiebeperkende voorzieningen zoals luchtwassers. Aan de wijzigingsbevoegdheid voor de uitbreiding of vestiging van glastuinbouwbedrijven in het glastuinbouwconcentratiegebied is een vergelijkbare voorwaarde gekoppeld. |
Vooruitlopend op de bedrijfsontwikkeling aan de Johan Speelmanweg 7 is het bouwvlak van het daar gevestigde bollenteeltbedrijf vergroot, tevens is de 'specifieke bouwaanduiding - 2' op deze gronden opgenomen. Het bouwen op deze locatie is uitsluitend toegestaan indien er sprake sanering en/of een forse kwaliteitsverbetering van het landschap. Omdat deze 'tegenprestatie' op dit moment nog niet is in te vullen en afhankelijk is van de daadwerkelijke uitbreiding is ten behoeve van het bouwen een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Bouwen op gronden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2' is uitsluitend toegestaan indien aan de voorwaarden wordt voldaan.
Bedrijf
Alle niet agrarische bedrijven, uitgezonderd de aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven en agrarische handels- en exportbedrijven, zijn voorzien van de bestemming Bedrijf. In principe zijn alle bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) toegestaan.
Indien er op basis van de bestaande rechten bedrijven zijn gevestigd met een hogere categorie van de SvB dan zijn deze bedrijven voorzien van een specifieke aanduiding. Dit betekent dat naast de bedrijfsactiviteit uit categorie 1 en 2 van de SvB ook bedrijven uit een hogere categorie zijn toegestaan.
Voor enkele bedrijfsactiviteiten is omschakeling naar een willekeurig bedrijf uit categorie 1 en 2 van de SvB niet gewenst. In de regels is dit aangegeven door middel van de term uitsluitend. Indien er uitsluitend staat is alleen de genoemde bedrijfsactiviteit toegestaan en is omschakeling naar een categorie 1- en 2-bedrijf uit de van de SvB niet mogelijk.
Voor de omvang van de bedrijfsbebouwing (oppervlakte) is aansluiting gezocht bij de diverse vigerende plannen. Indien het vigerende plan van een bebouwingspercentage uitging, is dit percentage overgenomen. Wanneer het vigerende plan van de ' bestaande oppervlakte' uitging, is in dit bestemmingsplan de bestaande oppervlakte + 10% uitbreiding toegestaan.
Voor de goot- en bouwhoogte zijn uniforme maten aangehouden. Deze zijn in de bouwregels opgenomen.
Bedrijf – Agrarisch aanverwant
Voor de aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven is een afzonderlijke bestemming opgenomen. Omdat alle aan het bollencomplex verwante niet-agrarische bedrijven op elk vlak met deze bestemming zijn toegestaan, is niet gewerkt met aanduidingen. Net als bij de bestemming bedrijf is voor de uitbreiding van de bedrijven aangesloten bij de regeling uit het vigerende bestemmingsplan. Op basis van de bouwregels is de bestaande oppervlakte + 10% toegestaan. In afwijking tot de bestemming Bedrijf, is bij deze bestemming een afwijkings- c.q. wijzigingsbevoegdheid opgenomen om nog verder uit te breiden met ten hoogste 30% van de bestaande inhoud. Voor de goot- en bouwhoogte zijn uniforme maten aangehouden. Deze zijn in de bouwregels opgenomen.
Bedrijf - Agrarisch bedrijventerrein
Voor enkele gronden aan de Rijnsburgerweg net ten westen van Voorhout, is in overeenstemming met het vigerende plan de bestemming Bedrijf - Agrarisch bedrijventerrein opgenomen. Voor hoogte- en oppervlaktematen is geen afstemming gezocht met de Kadernota, de vigerende rechten zijn hier aangehouden.
Bedrijf - Agrarisch handels-en exportbedrijf
Gezien de relatie met de bollenteelt, is voor agrarische handels- en exportbedrijven een afzonderlijke bestemming opgenomen. Net als bij de bestemming Bedrijf is voor de uitbreiding van de bedrijven aangesloten bij de regeling uit het vigerende bestemmingsplan. Hiertoe zijn door middel van een maatvoeringaanduiding percentages op de verbeelding aangegeven of is de bestaande oppervlakte +10% toegestaan. In afwijking van de bestemming Bedrijf (geen afwijking) en de bestemming Bedrijf - Agrarisch aanverwant (afwijking/wijziging tot 30%), is bij dit artikel een afwijkings- c.q. wijzigingsbevoegdheid opgenomen om voor de inhoud van bedrijfsgebouwen en kassen onbeperkt af te kunnen wijken.
Voor de goot- en bouwhoogte is aangesloten bij de Kadernota. Deze zijn in de bouwregels opgenomen.
Gemengd
Voor het perceel Langebrug 1 te Warmond is een gemengde bestemming opgenomen. Deze bestemming regelt dat er zowwel een agrarisch bedrijf als een recreatieve functie op het perceel is toegestaan. Als motivatie voor deze bestemming is een separate onderbouwing opgesteld.
Groen
Grote groenelementen en structurerend groen zijn als Groen bestemd. Om de openheid hiervan te waarborgen zijn gebouwen niet toegestaan.
Horeca
Ter plaatse van deze bestemming is horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten direct toegestaan. Met een specifieke aanduiding wordt lokaal ook horeca uit categorie 2 van deze Staat toegestaan. Het artikel voorziet daarnaast in een afwijkingsbevoegdheid om andere vormen van horeca uit een hogere categorie toe te staan, onder de voorwaarde dat hiervoor is aangetoond dat de effecten op de omgeving vergelijkbaar zijn met een horecabedrijf zoals hierboven genoemd.
Kantoor
Zelfstandige kantoren zijn bestemd als Kantoor. Bedrijfswoningen zijn hierbij uitgesloten.
Landgoed
Het Landgoed Huys te Warmont is bestemd voor het behoud, de bescherming en het beheer van het landgoed. Hierbij is directe aansluiting gezocht met de vigerende mogelijkheden voor deze gronden.
Maatschappelijk - Natuur
Ter plaatse zijn aan de natuur gerelateerde maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden is direct aangesloten op de mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan.
Maatschappelijk - Opvang
Het justitieel opvangcomplex langs de A44 is bestemd als Maatschappelijk - Opvang. Zowel het oorspronkelijke complex als de later via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt uitbreiding, vallen binnen deze bestemming.
Molen
De molens in het gebied zijn bestemd als Molen. De omvang van de bedrijfsgebouwen, waaronder de molen zelf, is in beide gevallen afgestemd op de bestaande situatie. Voor de molenbiotoop is in hoofdstuk 3 'Algemene regels' een regeling opgenomen.
Natuur
Grootschalige en structurerende natuurelementen zijn bestemd als Natuur. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden staan in dit artikel centraal. Om die reden zijn in de regel gebouwen niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de eendenkooi. Via afwijking zijn gebouwen overigens wel in beperkte mate toe te staan.
Om de bovengenoemde waarden verder te beschermen, is bovendien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk (geen bouwwerk zijnde) of van werkzaamheden voorgeschreven. Ingrepen die de genoemde waarde mogelijk kunnen aantasten zijn zodoende pas toegestaan nadat is gebleken dat deze waarden hiermee niet onevenredig worden geschaad.
Recreatieve artikelen
De vigerende plannen kenden uiteenlopende recreatiebestemmingen. Binnen de vigerende plannen afzonderlijk werd bovendien nog onderscheid gemaakt in de mogelijkheden voor de diverse recreatieve voorzieningen.
Om deze vigerende rechten zo goed mogelijk over te kunnen nemen, is per type recreatievoorziening uit de vigerende plannen een afzonderlijk artikel opgenomen. Deze bestemmingen zijn opgesplitst in twee hoofdgroepen: dagrecreatieve bestemmingen en verblijfsrecreatieve bestemmingen.
Tuin
De tuinbestemming is opgenomen voor tuinen bij woonhuizen en is alleen daar opgenomen waar ook in de vigerende plannen de bestemming Tuin aanwezig was. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om voortuinen en overige delen van tuinen die richting de straat zijn gekeerd. Omdat daar openheid gewenst is, zijn binnen het artikel Tuin geen gebouwen toegestaan.
Verkeer
Doorgaande wegen zijn bestemd als Verkeer. In het kader van milieu is in het artikel het aantal rijbanen beperkt tot 2x1. Hiermee wordt voorkomen dat in die gevallen waar de bestemming breed genoeg is, het aantal rijbanen zonder meer vergroot kan worden.
Voor de A44, waarvan een klein deel binnen het plangebied ligt, is een specifieke aanduiding opgenomen om het afwijkende aantal rijbanen vast te leggen.
Verkeer - Railverkeer
De spoorbaan is bestemd als Verkeer - Railverkeer.
Water
Hoofdwatergangen en overige grote wateren zijn bestemd als Water. Binnen dit artikel is ook de regeling van de woonschepen opgenomen.
Woonschepen
Voor de regeling van woonschepen is onderscheid gemaakt in de volgende twee deelgebieden:
- 1. landelijk gebied (Kagerplassen en veenweidegebied);
- 2. bebouwd gebied;
De landschapsvisie is niet van toepassing voor het gebied in de omgeving van de Boekhorsterweg. In dit gebied liggen woonschepen die in het bestemmingsplan Alkemade, Landelijk Gebied West van de voormalige gemeente Alkemade vastgesteld zijn opgenomen. Voor deze woonschepen is besloten niet af te wijken van de vigerende regeling.
Elke woonschip is voorzien van de bestemming Water. De locatie wordt aangegeven door middel van een specifieke functieaanduiding. De functieaanduiding is afhankelijk van de ligging van het woonschip (landelijk gebied, bebouwd gebied of Boekhorsterweg). Naast de ligging van het woonschip wordt ook onderscheid gemaakt in het type woonschip. Per woonschip wordt onderscheid gemaakt in recreatieve en bewoonde woonschepen. De functie aanduidingen worden als volgt samengesteld: (specifieke vorm van <<type>> - woonschepenligplaats <<ligging>>).
In totaal komen er 5 verschillende functieaanduidingen voor:
- specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats bebouwd gebied;
- specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats bebouwd gebied;
- specifieke vorm van wonen - woonschepenligplaats landelijk gebied;
- specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats landelijk gebied;
- specifieke vorm van recreatie - woonschepenligplaats Boekhorsterweg.
Alle bouw- en gebruiksregels worden gekoppeld aan deze functieaanduiding, uitgezonderd de regels voor de lengte, de breedte en de hoogte van het woonschip. De lengte, de breedte en de hoogte van het woonschip zijn voor ieder woonschip uniek. In dit bestemmingsplan geldt dat de bestaande lengte, breedte en hoogte als maximaal aangehouden mogen worden. Dit is ook als zodanig opgenomen in de woonschepenverordening. Ten behoeve van de leesbaarheid van het bestemmingsplan wordt elk woonschip voorzien van een unieke specifieke bouwaanduiding (let op: het gebruik van een specifieke bouwaanduiding is een technische aanwijzing om elk woonschip van een uniek nummer te voorzien. Omdat woonschepen geen bouwwerken zijn, zijn en blijven de betreffende maten behoren bij de specifieke bouwaanduiding aangemerkt als gebruiksregel). In de bijlage bij de regels worden de maximaal toegestane maten per woonschip opgenomen.
Omdat voorzieningen behorende bij de woonschepen wel bouwwerken zijn en zowel in de bestemming Water als in de aangrenzende bestemming gerealiseerd kunnen worden, zijn de regels ten aanzien van deze voorzieningen opgenomen in artikel 67 Algemene bouwregels.
Wonen
De bestemming Wonen is opgenomen voor de woonpercelen, uitgezonderd die delen die als Tuin zijn bestemd. De bestemming Wonen werkt met grote bouwvlakken, waar zowel het hoofdgebouw als de erfbebouwing binnen gebouwd moet worden.
Om te voorkomen dat deze ruime bouwvlakken tot te ruime bouwmogelijkheden leiden, is het aantal woningen per bouwvlak bevroren en zijn maximum maten opgenomen voor zowel het hoofdgebouw als de erfbebouwing.
Voor vrijstaande woningen geldt een maximum inhoudsmaat van 750 m³ voor hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen. Daarbij mag nog 50 m² aan bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Voor overige soorten woningen geldt een maximum inhoudsmaat van 650 m³ alle bebouwing gezamenlijk.
Onder voorwaarden zijn aan-huis-gebonden beroepen toegestaan.
Leidingen en hoogspanningsverbindingen
De planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen. Voorwaarde daarbij is dat het belang van de leiding of hoogspanningsverbinding niet geschaad wordt, waartoe de beheerder wordt geraadpleegd.
Archeologische bescherming
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van bepaalde werkzaamheden. In het plangebied komen archeologische waarden van verschillende gradaties voor. De zonering hiervan is afgestemd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.
De drie bestemmingen onderscheiden zich van elkaar door de oppervlakte- en dieptemaat voor bouwen en andere grondwerkzaamheden waarbij archeologisch onderzoek verplicht is.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht
De kern Warmond en een gebied daar omheen, is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Over de zone die als zodanig is aangewezen, is de dubbelbestemming Waarde - Beschermd dorpsgezicht opgenomen. De regels uit de ter plaatse geldende enkel bestemmingen, kunnen uitsluitend worden gebruikt wanneer ook aan de bepalingen uit deze dubbelbestemming wordt voldaan. De regeling is erop gericht de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht te beschermen en stelt aanvullende eisen voor bouwen en voor werkzaamheden.
Waterstaat
Gelet op de geactualiseerde provinciale Verordening Ruimte is langs provinciale hoofdvaarwegen een vrijwaringszone opgenomen. Door middel van deze bestemming is bebouwing en gebruik voor de andere ter plaatse aanwezige bestemming, uitsluitend toegestaan indien daarmee het waterstaatsbelang niet wordt geschaad.
Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming is toegekend aan de waterkeringen in het plangebied. Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met 'Waterstaat - Waterkering' samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing is. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en in de beschermingszones is een omgevingsvergunning vereist.
7.2.3 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor meerdere of alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel
De antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen (geen bestemmingsgrenzen zijnde) door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn. Voorts wordt in het tweede lid van dit artikel bepaald dat - indien de maten van gebouwen en bouwwerken zoals aanwezig op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld meer bedragen dan in de bestemmingsregels bepaald - de aanwezige maatvoering als maximum mag worden behouden. Op deze wijze beoogt de gemeente alle legaal gebouwde bouwwerken positief te bestemmen. In het derde lid is een regeling opgenomen voor de herbouw van woningen. Aangezien deze ontwikkeling beperkt voorkomt is besloten geen akoestisch onderzoek uit te voeren. Dit betekent dat de mogelijkheid voor het verplaatsen van woningen onvoldoende is onderzocht. In de algemene afwijkingsregel is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in voorkomende gevallen de woning te verplaatsen mits het akoestisch onderzoek dit toelaat. In het vierde lid van dit artikel is een regeling voor ondergrondse bouwwerken opgenomen. In het 5e lid zijn de regels opgenomen voor de bouw van steigers. Lid 6 tot en met 8 gaan in op de bouwmogelijkheden bij woonschepen en op de oevers langs de woonschepen ligplaatsen.
Algemene gebruiksregels
Lid 1 van dit artikel gaat in op verboden vormen van bewoning, onder andere voor bijgebouwen als zelfstandige woning en permanente bewoning van recreatieverblijven.
Lid 2 staat de niet-locatiegebonden evenementen toe overeenkomstig de APV en lid 3 regelt de standplaatsen.
Algemene aanduidingsregels
Ter bescherming van de molens in het plangebied geldt een molenbiotoop. De regels die gelden in deze molenbiotoop zijn opgenomen in een gebiedsaanduiding. Onder sub c is opgenomen dat het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning kan afwijken. In de begripsbepaling is bepaald dat het bevoegd gezag in dit geval Gedeputeerde Staten van Zuid Holland betreft.
Daarnaast zijn er in de verordening van de provincie Zuid-Holland enkele kasteel- en landgoedbiotopen aangewezen. In de regels en op de verbeelding is dit verankerd door middel van een gebiedsaanduiding (kasteelbiotoop/landgoedbiotoop). Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding dienen de waarden van de landgoed- en kasteelbiotoop beschermd te worden, en waar mogelijk dienen de ontwikkelingen gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed of het kasteel en hun biotoop.
Algemene afwijkingsregels
Dit artikel biedt de mogelijkheid om via een omgevingsvergunning af te wijken van maten en bouwgrenzen (voor zover geen bestemmingsgrenzen), voor zover noodzakelijk in verband met de werkelijke situatie.
Ook voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande fundamenten, wat in de algemene bouwregels verboden wordt, is een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Ten behoeve van het gebruik van bijgebouwen voor het toepassen van mantelzorg, is een algemene afwijkingsregel opgenomen. Het bevoegd gezag kan onder bepaalde voorwaarden toestaan om zelfstandige bijgebouwen voor bewoning in gebruik te laten nemen.
Algemene wijzigingsregels
In dit bestemmingsplan is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen (maximaal 3 m).
Tevens is het mogelijk om de archeologische dubbelbestemmingen op onderdelen te verwijderen indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Voor bouwvlakvergroting van grondgebonden veehouderijen buiten de zonering van de Kadernota is een wijzigingsgebied opgenomen die deze hele zone beslaat. Alle grondgebonden veehouderijen in deze zone kunnen hun bouwvlak vergroten, mits aan de bijbehorende voorwaarden wordt voldaan.
Een tweede wijzigingsgebied is opgenomen voor de graslanden die in de Kadernota zijn aangewezen om omgezet te kunnen worden naar bollengrond. De wijzigingsbevoegdheid voorziet in de kaders die bij het omzetten van deze gronden in acht moeten worden genomen.
Overige regels
Het eerste lid heeft betrekking op de werking van wettelijke regelingen. Indien in het bestemmingsplan wordt verwezen naar bepaalde wettelijke regelingen, wordt met dit artikel de peildatum van deze wetten geregeld bij de toepassing van het bestemmingsplan.
Het tweede lid sluit de bouwverordening op onderdelen uit. De regel geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan. De bouwverordening blijft primair buiten toepassing voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan genoemd in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Tot slot worden in het derde lid de op de verbeelding opgenomen relatietekens aan een regeling gekoppeld. Indien een relatieteken is opgenomen betekent dit dat beide bouwvlakken in principe als 1 bouwvlak gezien moet worden. Een uitzondering wordt gemaakt voor regelingen die voortvloeien uit opgenomen aanduidingen.
7.2.4 Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de mogelijkheid opgenomen om bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen een eerlijke verdeling van kosten en opbrengsten voor publieke voorzieningen af te dwingen. Dit vindt plaats door het opstellen van een exploitatieplan, waarin deze verdeelsleutel vastligt. Een exploitatieplan is niet noodzakelijk als de overheid en de ontwikkelende partij, de initiatiefnemer, privaatrechtelijk tot overeenstemming komen.
De Wro stelt eisen aan het exploitatieplan en in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld voor welke type bouwplannen een exploitatieplan noodzakelijk is, indien het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd. Het gaat om nieuwbouwplannen (woningen of andere hoofdgebouwen), forse uitbreidingen van bestaande gebouwen of kassen (met ten minste 1.000 m²) of forse verbouwingen, bijvoorbeeld als bedrijfsruimten worden omgezet in (ten minste 10) woningen.
Het bestemmingsplan Buitengebied Teylingen is grotendeels een consoliderend bestemmingsplan. In het plan zijn geen ontwikkelingen voorzien waarvan de economische uitvoerbaarheid ter discussie staat. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak en/of overleg
Op grond van de Inspraakverordening is gelegenheid geboden tot inspraak op het plan. Op grond van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Bro is vooroverleg gevoerd met de wettelijke overlegpartners.
Van 17 mei tot en met 28 juni 2013 heeft het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen voor inspraak. Ook zijn de vooroverlegpartners in de gelegenheid gesteld hun reactie in te dienen.
Op 21, 22 en 30 mei 2013 hebben er informatieavonden plaatsgevonden. Tijdens deze informatieavonden hebben belanghebbenden het voorontwerpbestemmingsplan in kunnen zien en vragen kunnen stellen.
Tijdens de inspraakperiode zijn er in totaal 8 overlegreacties en +/- 135 inspraakreacties ingediend. In de Inspraaknota is een antwoord gegeven op de ingediende vooroverleg- en inspraakreacties. Verwezen wordt naar de separate bijlage Inspraaknota.
Zienswijzen
Van 12 juni tot en met 23 juli 2014 heeft het ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied Teylingen' ter inzage gelegen. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven over de inhoud van het ontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er 120 zienswijzen ingediend. Van dit aantal zijn 5 zienswijzen niet ontvankelijk omdat ze niet binnen de gestelde termijn ingediend. De zienswijzen zijn een Nota Zienswijzen samengevat en beantwoord. Per zienswijze is aangegeven of de zienswijze aanleiding geeft tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Verwezen wordt naar de separate bijlage Nota zienswijzen.
Naast de zienswijzen is het plan op een aantal punten aangepast als gevolg van nieuwe of gewijzigde inzichten. Ook zijn enkele onjuistheden in het plan hersteld. Verwezen wordt naar de separate bijlage Nota aanpassingen.
Vaststelling
Op 30 april 2015 is het bestemmingsplan vastgesteld overeenkomstig de voorstellen in de Nota Zienswijzen en de Nota aanpassingen. Daarnaast zijn er twee amendementen aangenomen met als gevolg dat:
- aan het deelgebied de Strengen (westzijde) ook de aanduiding 'natuurwaarden' is toegekend;
- een uitzondering wordt gemaakt voor het doen van archeologisch onderzoek op een diepte tot 70 cm voor bollengronden; ter onderbouwing van deze aanpassing wordt verwezen naar bijlage 9 waaruit blijkt dat bollengrond tot op een diepte van minimaal 70 cm al is verstoord door onder andere diepspitten, diepploegen en rooien van bollen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Zone Rondom Het Woonschip
Bijlage 3 Zone rondom het woonschip
Bijlage 4 Maten Bij Woonschepen
Bijlage 4 Maten bij woonschepen
Bijlage 5 Zonering Glas Voor Glas
Bijlage 5 Zonering Glas voor Glas
Bijlage 6 Duurzaam In Gebruik Zijnde Teeltgronden
Bijlage 6 Duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden
Bijlage 7 Adresgebonden Nevenfuncties
Bijlage 7 Adresgebonden nevenfuncties
Bijlage 1 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De 'Standaard Staat Van Bedrijfsactiviteiten'
Bijlage 2 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 3 Bedrijveninventarisatie
Bijlage 4 Landschapsvisie
Bijlage 5 Notitie Reikwijdte En Detailniveau
Bijlage 5 Notitie Reikwijdte en detailniveau
Bijlage 6 Planmer
Bijlage 7 Toetsingsadvies Cie M.e.r.
Bijlage 7 Toetsingsadvies Cie m.e.r.
Bijlage 8 Oplegnotitie Planmer
Bijlage 8 Oplegnotitie planMER
Bijlage 9 Toelichting Op De Archeologische Verwachtingswaarden
Bijlage 9 Toelichting op de archeologische verwachtingswaarden