Boscompensatie Oudenhorst
Wijzigingsplan - gemeente Utrechtse Heuvelrug
Vastgesteld op 20-02-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. het plan
het wijzigingsplan Boscompensatie Oudenhorst met identificatienummer NL.IMRO.1581.LSMoudenhorst-VA01van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
2. Geldend bestemmingsplan
het bestemmingsplan 'Leersum Buitengebied 2005, herziening 2009’ zoals vastgesteld door de raad van Gemeente Utrechtse Heuvelrug op 16 september 2010.
Overige begrippen
de begripsbepalingen uit het geldende bestemmingsplanregels van bestemmingsplan 'Leersum Buitengebied 2005, herziening 2009’ zoals bij besluit van 16 september 2010 door de raad van Gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn van overeenkomstig van toepassing op dit wijzigingsplan.
5. ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
6. ander bouwwerk:
bouwwerk, geen gebouw zijnde;
8. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
12. bestaande woning, bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte, inhoud en afstand tussen gebouwen:
de woning, bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte, inhoud en afstand tussen gebouwen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat althans rechtens mag bestaan;
13. bestemmingsgrens:
de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die de grens vormt tussen bestemmingsvlakken;
14. bestemmingsvlak:
een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak van gronden met eenzelfde bestemming;
17. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
18. bouwperceel of bebouwingsvlak:
een op de plankaart door een grens van een bouwperceel of bebouwingsgrens omgeven oppervlakte van gronden, waarbuiten geen gebouwen mogen worden gebouwd, tenzij dat krachtens deze voorschriften is toegestaan;
19. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
21. extensieve openluchtrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;
22. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
23. grens van een bouwperceel of bebouwingsgrens:
een op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij dat krachtens deze voorschriften is toegestaan;
43. peil:
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; - b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;
46. seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel en parenclub al of niet in combinatie met elkaar;
Artikel 2 Wijze Van Meten En Berekenen
Voor de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten en berekend:
- a. de goothoogte van een gebouw:
vanaf peil tot de bovenkant van de goot of daarmede gelijk te stellen constructiedeel; - b. de hoogte van een bouwwerk:
vanaf peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, op of aan dat bouwwerk bevestigde ondergeschikte delen, zoals schoorstenen, vlaggenmasten en antennes niet meegerekend; - c. de inhoud van een gebouw:
boven de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren en dakvlakken, met inbegrip van erkers en dakkapellen, en in geval van een recreatiewoning ook onder de begane grondvloer, met inbegrip van kelders en souterrains; - d. de oppervlakte van een gebouw:
ter hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren; - e. de hoogte van een windmolen of windturbine:
vanaf peil tot het hoogste punt van van de mast.
Artikel 3 Dubbeltelbepaling
Voorzover in het plan de oppervlakte van gronden of bouwwerken als maatstaf wordt gesteld voor het bepalen van oppervlakten, komen daarbij geen oppervlakten van gronden of bouwwerken in aanmerking, die afkomstig zijn van een ander terrein, voorzover op dat terrein daardoor een situatie ontstaat die in strijd is met het plan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving In Hoofdlijnen
Streefbeelden beeldkwaliteit
- 1. In aanvulling op de doeleinden van de diverse bestemmingen, wordt in het plangebied gestreefd naar instandhouding, herstel, versterking en vernieuwing van de karakteristieke, waardevolle beeldkwaliteit van bebouwing en landschap. Die beoogde beeldkwaliteit is, met inbegrip van streefbeelden, beschreven en in beeld gebracht in:
– het Beeldkwaliteitplan Langbroekerwetering, zoals dat op 26 februari 2004 door de gemeenteraad van Leersum is vastgesteld, en
– het Beeldkwaliteitplan Buitengebied Leersum Noord, dat tegelijk met het onderhavige bestemmingsplan is vastgesteld.
De streefbeelden, waaraan wordt getoetst en zoveel mogelijk uitvoering wordt gegeven, zijn hoofdzakelijk op de volgende bladzijden van bedoelde Beeldkwaliteitplannen beschreven en in beeld gebracht:
– het Beeldkwaliteitplan Langbroekerwetering, hoofdstuk 8, blz. 73 t/m 91, en
– het Beeldkwaliteitplan Buitengebied Leersum Noord, hoofdstuk 5, blz. 31 t/m 41.
Wijze van nastreven
- 2. Realisering van hetgeen is aangegeven in de streefbeelden in de Beeldkwaliteitplannen wordt in hoofdlijnen op de volgende wijzen nagestreefd.
In ieder geval het gemeentebestuur toetst daaraan en geeft daaraan zoveel mogelijk uitvoering:
bij de uitoefening van de hierna in de voorschriften aangegeven bevoegdheden, voorzover daarbij inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk II (Beschrijving in hoofdlijnen) is voorgeschreven;
het gaat daarbij met name om:
- diverse vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden, en
- de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, als bedoeld in artikel 6 (Nadere eisen beeldkwaliteit).
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
Artikel 4 Natuurgebied
Doeleinden
- 1. De op de plankaart als "Natuurgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn vermeld bij de code, waarmee de desbetreffende gronden op de plankaart zijn aangeduid:
code: | waarden: |
k | kwelafhankelijke vegetatie |
r | reliëf van de bodem en aardkundige waarden |
- b. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen,
- c. extensieve openluchtrecreatie, voorzover de onder a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast,
- d. behoud van de aanwezige zandwegen.
Bouwen
- 2. Op en in de gronden als bedoeld in lid 1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
Vrijstelling bouwen
- 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals schuilgelegenheden en bergingen, mits de noodzaak daarvan is aangetoond en de in lid 1 bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer dan 300 m² bedragen;
- b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
Toepasselijkheid aanlegvergunning
- 4. Artikel 8 (Aanlegvergunning) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen
Artikel 5 Aardgastransportleiding, Hoogspanningsleiding, Ondergrondse Buisleiding En Ondergrondse Rioolpersleiding (Dubbelbestemming)
Doeleinden
- 1. De op de plankaart als "Aardgastransportleiding (dubbelbestemming)", "Hoogspanningsleiding (dubbelbestemming)", "Ondergrondse buisleiding (dubbelbestemming)" en "Ondergrondse rioolpersleiding (dubbelbestemming)" aangewezen gronden zijn mede bestemd voor respectievelijk:
- a. aardgastransportleiding, binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de aanwijzing "Aardgastransportleiding (dubbelbestemming)",
- b. bovengrondse hoogspanningsleiding, binnen een afstand van 27,5 m aan weerszijden van de aanwijzing “Hoogspanningsleiding (dubbelbestemming)",
- c. ondergrondse buisleiding, binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de aanwijzing “Ondergrondse buisleiding (dubbelbestemming)",
- d. ondergrondse rioolpersleiding, binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de aanwijzing “Ondergrondse rioolpersleiding (dubbelbestemming)".
Bouwen en ander gebruik
- 2. In afwijking van het overigens in deze voorschriften bepaalde ten aanzien van het bouwen en ander gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen de gronden als bedoeld in lid 1, uitsluitend worden bebouwd en gebruikt ten dienste van de betreffende leidingen.
Vrijstelling bouwen en ander gebruik krachtens samenvallende bestemmingen
- 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2, ten behoeve van het bouwen en ander gebruik krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, uitsluitend voorzover de belangen van de betreffende leiding niet onevenredig worden geschaad, en in geval van ondergrondse leidingen na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende leidingbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan.
Aanlegvergunningplicht
- 4. Onverminderd het overigens in deze voorschriften met betrekking tot aanlegvergunning bepaalde en behoudens het bepaalde in lid 6, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de gronden als bedoeld in lid 1, onder a, b en c, de hierna aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:
- a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spiten ploegwerk;
- c. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
- d. het planten van bomen en aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- e. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen ter plaatse van bovengrondse leidingen;
- f. het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,3 m.
Uitzonderingen aanlegvergunningplicht
- 5. Het in lid 4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan.
Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
- 6. Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 4, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de betreffende leiding, en vooraf ter zake door burgemeester en wethouders het advies van de desbetreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
Hoofdstuk 4 Bijzondere Bepalingen
Artikel 6 Nadere Eisen Beeldkwaliteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk II (Beschrijving in hoofdlijnen), nadere eisen te stellen omtrent:
- 1. de situering en maatvoering van gebouwen en andere bouwwerken, hoger dan 3 m, en
- 2. de situering van houtopstanden en andere opgaande beplantingen binnen of direct buiten een bouwperceel, bebouwingsvlak of ander vlak waar één of meer bij elkaar behorende gebouwen zijn toegestaan,
voorzover die eisen in het betreffende geval redelijkerwijs noodzakelijk kunnen worden geacht voor de realisering en instandhouding van de beoogde beeldkwaliteit als bedoeld in hoofdstuk II (Beschrijving in hoofdlijnen).
Artikel 7 Gebied Met Archeologische Waarde Of Verwachtingswaarde
Aanduiding "gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde"
- 1. In de op de plankaart als "gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde" aangeduide gronden zijn archeologische waarden aanwezig dan wel naar verwachting aanwezig.
In afwijking van het overigens in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Aanlegvergunningplicht
- 2. In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 3, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de in lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
- a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
- b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder peil;
- c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder peil;
- d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
- e. het ophogen en egaliseren van gronden.
Uitzonderingen aanlegvergunningplicht
- 3. Het in lid 2 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
- a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
- c. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan.
Aanlegvergunning; toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
- 4. De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in lid 2, zijn slechts toelaatbaar, indien:
- a. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
- b. door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Wijziging inhoudende wijziging of verwijdering van de aanduiding "gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde"
- 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding "gebied met archeologische waarde of verwachtingswaarde", de plankaart en de voorschriften van het plan te wijzigen zodanig dat:
- a. de aanduiding naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de plankaart wordt verwijderd, voorzover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
- b. dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voorzover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven.
Procedure bij wijziging
- 6. Op de voorbereiding van een besluit omtrent wijzigen als bedoeld in lid 5, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 5 Algemene Bepalingen
Artikel 8 Aanlegvergunning
- 1. Behoudens het bepaalde in lid 2, is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:
Bestemming | a | b | c | d | e | f | g | |
Natuurgebied | + | + | + | + | + | + | + |
+ = aanlegvergunning vereist
- a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m²;
- b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
- c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
- d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- e. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben;
- f. diepploegen, zijnde het extra diep – circa 0,5 m of meer – omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
- g. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters.
- 2. Het in lid 1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
- a. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in overeenstemming met het inrichtingsplan, zoals opgenomen als bijlage bij deze regels;
- b. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
- c. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan;
- d. werken en werkzaamheden op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen;
- e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1, bij d, voorzover daarvoor een bouwvergunning is vereist;
- f. het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen.
Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
- 3. Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel
- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
In te winnen adviezen
- 4. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige, ingeval ze advies nodig achten. Indien burgemeester en wethouders afwijken van een in de vorige zin bedoeld advies kan een aanlegvergunning slechts worden verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen bezwaar hebben.
Artikel 9 Gebruik Van Gronden En Bouwwerken
Gebruiksverbod
- 1. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van deze gronden en bouwwerken bepaalde.
- 2. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 wordt als strijdig gebruik aangemerkt het gebruik ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan.
Vormen van verboden gebruik
- 3. Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:
- a. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Uitoefening "vrij" beroep
- 4. Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1, is in ieder geval niet het gebruiken van een woning en bijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een "vrij" beroep, mits de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het "vrij" beroep, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m².
Vrijstelling beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis
- 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan een "vrij" beroep, in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, mits:
- a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten, die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 en 2, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving,
- b. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit,
- c. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een "vrij" beroep als bedoeld in lid 4, niet meer bedraagt dan 30% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m²,
- d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt,
- e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
1. het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en
2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden, en - f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.
Gebruik als paardenbak
- 6. Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1, is in ieder geval het gebruik van gronden, gelegen buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, als paardenbak.
Vrijstelling paardenbak
- 7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 6, ten behoeve van het gebruiken van gronden behorende bij woningen, waaronder begrepen bedrijfs- en dienstwoningen, niet zijnde recreatiewoningen, als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, mits:
- a. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde bedrijf,
- b. de paardenbak in de nabijheid van de betreffende woning respectievelijk de hoofdbebouwing van het betreffende bedrijf wordt gesitueerd,
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt,
- d. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast, en
- e. bij de landschappelijke inpassing het bepaalde in hoofdstuk II (Beschrijving in hoofdlijnen) in acht wordt genomen.
Vrijstelling
- 8. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 10 Overgangsrechtelijke Bepalingen
Bouwen
- 1. Bouwwerken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaan of in uitvoering zijn, danwel na dat tijdstip krachtens een daartoe strekkende bouwvergunning of anderszins rechtens zijn of mogen worden gebouwd, en die afwijken van het in of krachtens het plan -behoudens in dit artikel- bepaalde, mogen uitsluitend gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits:
- a. de afwijkingen niet worden vergroot, en
- b. geen andere afwijkingen van het plan ontstaan.
Vrijstelling bouwen
- 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk II (Beschrijving in hoofdlijnen), vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behoeve van het vergroten van een bouwwerk als bedoeld in dat lid, tot 110% van de inhoud van het betreffende bouwwerk, tenzij het bouwwerk reeds eerder krachtens deze of een eerdere overgangsrechtelijke bepaling tot die maat is vergroot.
Calamiteitsbepaling
- 3. Bouwwerken, die door een calamiteit zijn getroffen na het tijdstip gelegen twee jaar vóór de terinzagelegging van het ontwerp van het plan en die afwijken van het plan, mogen geheel worden herbouwd en vernieuwd, mits:
- a. de aanvraag voor een bouwvergunning is ingediend binnen twee jaar nadat het bouwwerk door de calamiteit is getroffen,
- b. de afwijkingen niet worden vergroot, en
- c. geen andere afwijkingen van het plan ontstaan.
Gebruik
- 4. Het gebruik, dat op het tijdstip van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van het plan van in het plan begrepen gronden en bouwwerken in afwijking van het plan -behoudens het in dit artikel bepaalde- wordt gemaakt, mag worden voortgezet en gewijzigd, mits daardoor de afwijkingen van het plan niet worden vergroot.
Uitsluiting gebruik
- 5. Lid 4 is niet van toepassing, indien het betreft een in dat lid bedoeld gebruik dat reeds in afwijking van het vóór het onderhavige plan geldende bestemmingsplan is begonnen ná het onherroepelijk worden van de goedkeuring van dat bestemmingsplan.
Uitsluiting permanente bewoning recreatiewoning
- 6. Lid 4 is niet meer van toepassing, indien het in dat lid bedoelde gebruik permanente bewoning van een recreatiewoning betreft waarvoor een gedoogbeschikking is afgegeven, zodra niet meer wordt voldaan aan de bepalingen van die beschikking.
Artikel 11 Strafrechtelijke Bepaling
Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 21, lid 5; artikel 24, lid 2, artikel 25, lid 1, en artikel 26, lid 1, wordt hierbij aangeduid als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Artikel 12 Slotbepaling
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Boscompensatie Oudenhorst
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Quickscan Beschermde Natuur
Bijlage 2 Quickscan beschermde natuur
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 4 Advies Archeologische Monumentenzorg
Bijlage 4 Advies archeologische monumentenzorg