KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Reikwijdte
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 1
Artikel 4 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2
Artikel 5 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 1
Artikel 6 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 2
Artikel 7 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 3
Artikel 8 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 4
Artikel 9 Waarde - Archeologisch Rijksmonument
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Archeologische Beleidskaart
2.2 Beleidsuitgangspunten
2.3 Archeologie In De Regels
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten
4.1 Water
4.2 Overig
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Plansystematiek
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Reikwijdte
Bijlage 1 Nota Inhoud Ambtelijke Wijzigingen

Parapluplan Archeologie

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 22-02-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Parapluplan Archeologie met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPARCH-VG01 van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 archeologisch deskundige:

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.4 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.5 archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.6 archeologische waarde:

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand:

legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.11 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.12 wet/wettelijke regeling:

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Artikel 2 Reikwijdte

De artikelen van dit bestemmingsplan vervangen de artikelen betreffende het aspect archeologie uit de geldende bestemmingsplannen die in Bijlage 1 bij de regels zijn opgenomen. De overige regels van de bestemmingsplannen die gelden voor de gronden waar dit 'Parapluplan Archeologie' op van toepassing is, blijven onverkort van kracht.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.

3.2 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten of slopen van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld.

Artikel 4 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.

4.2 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 50 m2.

Artikel 5 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.

5.2 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 250 m2.

Artikel 6 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.

6.2 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 40 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 250 m2.

Artikel 7 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.

7.2 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 1.000 m2.

Artikel 8 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.

8.2 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. c. het verlagen van het waterpeil;
  4. d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. g. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 5.000 m2.

Artikel 9 Waarde - Archeologisch Rijksmonument

Voor het bouwen van bouwwerken, het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk.

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch rijksmonument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemene wijzigingsregels archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemmingen uit de artikelen 3 tot en met 9 van dit bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk te laten vervallen en/of de gebieden een andere archeologische bestemming te geven. De bevoegdheid tot wijziging bestaat indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat de huidige archeologische bestemming niet meer passend is voor de desbetreffende locatie(s).

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Algemene bepalingen archeologie

Ten aanzien van de gronden met archeologische waarden en/of gronden met archeologische verwachtingswaarden als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 8 van dit bestemmingsplan zijn de volgende regels van toepassing:

  1. a. Bij een aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 3.2, 4.2, 5.2, 6.2, 7.2 en 8.2 dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van nader onderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. Indien uit het in sub a. van dit artikel genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. c. Het overleggen van een rapport als bedoeld in sub a. van dit artikel is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, afdoende is vastgesteld. Het bepaalde in sub b. van dit artikel is van overeenkomstige toepassing in die situatie;
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden;
  5. e. De in de artikelen 3.2, 4.2, 5.2, 6.2, 7.2 en 8.2 opgenomen verboden gelden niet:
    1. 1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en van kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. 2. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het inwerkingtreden van dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
    3. 3. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn;
    4. 4. indien op basis van nader onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    5. 5. indien de werken of werkzaamheden betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  6. f. De omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 3.2, 4.2, 5.2, 6.2, 7.2 en 8.2 kan slechts worden verleend voor zover het belang van het behoud van de archeologische waarden in de grond niet opweegt tegen het belang van de realisatie van het project waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd;
  7. g. Voor zover het belang van de archeologische waarden als bedoeld in de artikelen 3.2, 4.2, 5.2, 6.2, 7.2 en 8.2 zwaarder weegt dan het belang van realisatie van het project, kan de omgevingsvergunning slechts onder voorwaarden worden verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Parapluplan Archeologie.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Op 14 april 2020 heeft de raad van de gemeente Oost Gelre nieuw archeologiebeleid vastgesteld. In dat archeologiebeleid, met de titel 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre, een actualisatie van de archeologische waarden-, verwachtings- en beleidskaart’, is onder andere vastgelegd wanneer bij bouw of andere bodemingrepen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Ten opzichte van de in de geldende bestemmingsplanregels opgenomen oppervlaktecriteria, zijn de oppervlaktecriteria in het nieuwe archeologiebeleid aanmerkelijk verruimd.

Ondanks dat in het nieuwe archeologiebeleid de oppervlaktes voor de diverse archeologische verwachtingswaarden verruimd zijn, vormt het ter plaatse geldende bestemmingsplan nog steeds het toetsingskader. Om de nieuwe oppervlaktecriteria uit het archeologiebeleid formeel van kracht te laten worden dienen deze dan ook opgenomen te worden in de diverse bestemmingsplannen. Dit kan middels het opstellen van een 'parapluplan'. Een 'parapluplan' is een bestemmingsplan waarbij in één keer een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk wordt herzien. Dit biedt de mogelijkheid om gelijktijdig in meerdere plannen een regeling op te nemen over een specifiek onderwerp. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een dergelijk 'parapluplan'. Hierin wordt het reeds vastgestelde beleid ten aanzien van het onderwerp archeologie nu dan ook doorvertaald in de betreffende bestemmingsplannen.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Oost Gelre.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Met dit parapluplan gaat voor alle vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Oost Gelre dezelfde regeling voor archeologie gelden. Dit plan heeft dan ook alleen betrekking op de regeling voor wat betreft het aspect archeologie en brengt geen wijzigingen aan in de overige regels van de vigerende bestemmingsplannen.

De artikelen van voorliggend bestemmingsplan vervangen de artikelen betreffende het aspect archeologie uit de geldende bestemmingsplannen die in bijlage 1 bij de regels zijn opgenomen. De overige regels van de bestemmingsplannen die gelden voor de gronden waar dit parapluplan op van toepassing is, blijven onverkort van kracht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Een zorgvuldige omgang met archeologisch erfgoed betekent dat archeologische (of breder:
cultuurhistorische) waarden bijdragen aan de inrichting (en daarmee aan de kwaliteit) van de
leefomgeving. Dat er iets bijzonders in de grond zit, kan op verschillende manieren in de
architectuur, beplanting of ruimtelijke structuur terugkomen. Hier is een belangrijke taak
weggelegd voor ontwerpers. Stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten kunnen zich laten
inspireren door archeologische waarden.

De gemeenteraad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan bij de bestemming van gronden altijd rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Deze bestemmingsplanverplichting brengt met zich mee dat de gemeente het kader moet stellen voor de archeologische monumentenzorg. In 2016 is door RAAP in opdracht van de gemeente Oost Gelre een archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart vervaardigd. Deze kaart is vervolgens, voor de toepassing op beleidsmatig, gemeentelijk niveau ‘vertaald’ naar een beleidskaart.

2.1 Archeologische Beleidskaart

De archeologische beleidskaart is een beleidsmatige uitwerking van de geactualiseerde archeologische vindplaatsen- en verwachtingskaart en dient als afwegingsinstrument (onderlegger) bij processen in de ruimtelijke ordening. De beleidskaart kan juridisch-planologisch worden verankerd bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen conform de Wro. De archeologische beleidskaart van de gemeente Oost Gelre bevat de beleidsuitgangspunten met betrekking tot de archeologische beleidsgebieden zoals die door de gemeente Oost Gelre worden gehanteerd, te weten: Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG's) en Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV’s).

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPARCH-VG01_0001.png"

Fragment archeologische beleidskaart

2.2 Beleidsuitgangspunten

Voor de Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG’s) en de Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV’s) wordt aanbevolen deze op te nemen in het bestemmingsplan. Daarbij zijn plangebieden met een oppervlak kleiner dan 100 m2 in principe vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek (deze vrijstelling geldt overigens niet voor gebieden die zijn aangewezen als archeologisch monument).

Op gezag van de regionaal archeoloog is, in samenspraak met RAAP Archeologisch Adviesbureau, besloten in de gemeente Oost Gelre de volgende oppervlaktes, dieptematen en beleidsuitgangspunten (inclusief onderzoeksverplichting) per categorie te hanteren:

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPARCH-VG01_0002.png"

Uitgangspunten archeologiebeleid (inclusief onderzoeksverplichting) per categorie

2.3 Archeologie In De Regels

Zoals in paragraaf 2.1 reeds vermeld, is op de archeologische beleidskaart onderscheid gemaakt tussen Archeologisch Waardevolle Gebieden en Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden. Daarnaast zijn er gebieden waar, bijvoorbeeld door vergravingen, geen archeologische waarden meer worden verwacht. De beleidsuitgangspunten zijn in de regels van voorliggend plan verankerd middels dubbelbestemmingen (zie ook hoofdstuk 2 in de regels). Samenvattend geldt het volgende:

Bestemming Uitgangspunt onderzoeksplicht Categorie
Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1 Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv
AWG categorie 2
Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2 Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv en groter dan 50 m²
AWG categorie 3+4
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1 Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv en groter dan 250 m²
AWV categorie 6
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 2 Bodemingrepen dieper dan
40 cm -Mv en groter dan 250 m²
AWV categorie 5
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3 Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv en groter dan 1000 m²
AWV categorie 7
Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 4 Bodemingrepen dieper dan
30 cm -Mv en groter dan 5000 m²
AWV categorie 8+9
Waarde - Archeologisch rijksmonument AWG categorie 1a

2.3.1 Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG)

Het op de verbeelding van het bestemmingsplan plaatsen van bekende en onbekende archeologische waarden is een belangrijke stap om het belang van archeologie in de ruimtelijke ordening aan te geven. Van Archeologisch Waardevolle Gebieden weet men (globaal) wat er aanwezig is en er is sprake van een duidelijke, vaak kadastrale, begrenzing. Hierbij worden de volgende categorieën onderscheiden:

  • Categorie 1a: Terrein van zeer hoge archeologische waarde (beschermd archeologisch monument);
  • Categorie 1b: Gemeentelijke archeologische monumenten;
  • Categorie 2: Terrein van ((zeer) hoge) archeologische waarde (archeologisch monument);
  • Categorie 3: Historische stads- of dorpskern;
  • Categorie 4: Bekende archeologische vindplaats of historische nederzettingslocatie.

Hierna wordt per categorie beschreven op welke wijze deze op de verbeelding en in de regels van voorliggend bestemmingsplan zijn opgenomen.

2.3.2 Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden

Op basis van archeologische kennis en fysieke kenmerken van het landschap zijn verwachtingsgebieden onderscheiden waarin sprake is van verschillen in de verwachte dichtheid waarin archeologische resten voorkomen. Deze gebieden zijn relevant in het buitengebied en in delen van de bebouwde kom buiten de historische kern van Oost Gelre. In tegenstelling tot de in paragraaf 2.3.1.1 en 2.3.1.3 genoemde terreinen van archeologische waarde (AWG categorieën 1 en 2) is in deze gebieden de dichtheid aan (en de ligging, omvang en conservering van) terreinen met archeologische resten slechts in grote lijnen bekend.

De verwachtingsgebieden zijn op de archeologische beleidskaart aangeduid als 'Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden' (AWV) waarbij een onderscheid in de mate van verwachting is aangebracht (hoog, middelmatig en laag). De volgende categorieën worden onderscheiden:

  • Categorie 5: Gebieden met een hoge archeologische verwachting;
  • Categorie 6: Gebieden met een hoge archeologische verwachting;
  • Categorie 7: Gebieden met een middelmatige archeologische verwachting;
  • Categorie 8: Gebieden met een lage archeologische verwachting;
  • Categorie 9: Gebieden met een lage archeologische verwachting (laag voor nederzettingsresten, hoog voor water gerelateerde archeologische resten).

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Het Verdrag van Malta (Valletta)

Het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed', kortweg het 'Verdrag van Malta', is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang (beter nog: het cultuurhistorisch belang), vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen.

3.1.2 Erfgoedwet

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van het voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

3.2 Gemeentelijk Beleid

3.2.1 Archeologiebeleid Oost Gelre

Het archeologiebeleid dient verankerd te worden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Het overgangsrecht van de Erfgoedwet (art. 9.1) bevat namelijk de in de Monumentenwet 1988 opgenomen verplichting om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

In opdracht van de gemeenten Oost Gelre en Winterswijk heeft RAAP een actualisatie doorgevoerd van de bestaande archeologische waarden- en verwachtingskaart en de archeologische beleidskaart. Deze evaluatie heeft geleid tot een beleidsvoorstel dat gericht is op een zorgvuldige omgang met archeologische waarden en een verruiming van de vrijstellingsregeling voor archeologisch onderzoek. Dit nieuwe archeologiebeleid is door de raad van de gemeente Oost Gelre vastgesteld op 14 april 2020.

De gemeentelijke beleidsnota 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre, een actualisatie van de archeologische waarden-, verwachtings- en beleidskaart’ krijgt in het voorliggende bestemmingsplan zijn doorvertaling in de in bijlage 1 bij de regels genoemde bestemmingsplannen (zie ook paragraaf 1.3 van de toelichting en hoofdstuk 2 van de regels). De in het voorliggende plan opgenomen regeling waarborgt zo de instandhouding en bescherming van het archeologisch erfgoed binnen de gemeente. De regeling is gebaseerd op de beleidskaart die bij de beleidsnota hoort. Het gemeentelijke archeologiebeleid wordt door middel van voorliggend plan verankerd, waarmee wordt voldaan aan het wettelijk bepaalde.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Voorliggend plan betreft een conserverend plan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden en leidt niet tot een toename van verharding ten opzichte van de geldende planologisch-juridische situatie. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering.

4.2 Overig

Omdat het hier gaat om een parapluplan is nader onderzoek met betrekking tot diverse andere aspecten, zoals milieu, parkeren, flora en fauna, niet vereist. Deze aspecten zijn, indien van toepassing, reeds onderzocht en opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen waarop deze parapluherziening van toepassing is. Dergelijke aspecten vormen dan ook geen belemmering voor het voorliggend plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, overeenkomstig het gestelde in de SVBP2012 behorende bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Daarnaast zijn de verplichte bepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening, te weten de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht, opgenomen.

Het digitale bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten welke is vervat in het GML-bestand met bijbehorende regels.

5.2 Plansystematiek

Zoals in paragraaf 5.1 reeds gesteld, zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Hierin wordt ook de reikwijdte van het bestemmingsplan geregeld, waarbij wordt verwezen naar bijlage 1 bij de regels.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de diverse archeologische dubbelbestemmingen (gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart), zie ook paragraaf 2.3.

De voor 'Waarde – Archeologisch .... ' bestemde gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem. Voor deze gronden geldt dat het verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning diverse nader omschreven werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren.

Een dergelijk verbod is overigens niet opgenomen voor de gronden met de voor 'Waarde - Archeologischrijksmonument' aangewezen gronden. Een dergelijk rijksmonument wordt reeds beschermd op basis van de Erfgoedwet en is daarom in voorliggend bestemmingsplan slechts informatief op de verbeelding en in de regels opgenomen.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het betreft hier algemene bepalingen omtrent archeologie, algemene wijzigings- en procedureregels en de anti-dubbeltelregel.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat het overgangsrecht conform het Bro en in de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Voorliggend plan vertaalt en verankert dat wat reeds is vastgelegd in het archeologiebeleid in de reeds geldende bestemmingsplannen. Er is geen sprake van nieuw beleid en eveneens is het provinciaal belang niet in het geding. Het voeren van vooroverleg kan dan ook achterwege worden gelaten.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Wel zijn ambtelijke wijzigingen doorgevoerd. Het vast te stellen bestemmingsplan moet dan ook gewijzigd worden vastgesteld. De ambtelijke wijzigingen zijn verwoord in de "Nota Inhoud ambtelijke wijzigingen" (Bijlage 1 bij toelichting).

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het 'Parapluplan Archeologie' maakt geen ontwikkelingen met financiële consequenties mogelijk. Het plan leidt niet tot kosten en kan derhalve als economisch uitvoerbaar worden beschouwd. Het is dan ook niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen.

Bijlage 1 Reikwijdte

Bijlage 1 Reikwijdte

Bijlage 1 Nota Inhoud Ambtelijke Wijzigingen

Bijlage 1 Nota inhoud ambtelijke wijzigingen