Bestemmingsplan Bedrijventerreinen Oost Gelre
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 09-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Oost Gelre van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPBEDRIJVEN300-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en detailhandel behorend bij het aan huis verbonden bedrijf, wordt niet onder het aan huis verbonden bedrijf verstaan;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet, wordt niet onder het aan huis verbonden beroep verstaan;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtergevel:
de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een deel van een woning, of een mantelzorgunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijfsverzamelgebouw:
een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten;
1.12 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.13 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.14 bestaand:
- a. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing zoals aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover op een legale wijze tot stand is gekomen en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
- b. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover op een legale wijze tot stand is gekomen;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 brutovloeroppervlakte:
de som van de horizontale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en de verkoop via internet;
1.26 duurzaam beëindigd:
het in feitelijke en/of juridische zin blijvend gestaakt zijn van een functie;
1.27 evenement:
een voor het publiek toegankelijke activiteit zijnde een incidentele manifestatie;
1.28 extensieve dagrecreatie:
recreatieve vormen van recreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.31 grootschalige detailhandel:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, zoals de verkoop van meubels, woninginrichtingartikelen, bouwmarkten, tuincentra en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kunnen worden gevestigd;
1.32 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en dat, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.33 horeca:
een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 Staat van Horecaactiviteiten, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.34 jaargemiddelde magneetveld:
het jaargemiddelde magneetveld berekend op 1 meter boven het maaiveld, conform de “Handreiking voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen” van het RIVM, 25 juni 2009, versie 3.0;
1.35 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.36 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.37 leidingvlak:
22,5 m aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbinding;
1.38 magneetveldbeoordelingsplichtig object:
- 1. bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen; en
- 2. inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, dagverblijven;
1.39 magneetveldgevoelig object:
woningen (daaronder begrepen bedrijfswoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvang plaatsen;
1.40 magneetveldzone:
het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;
1.41 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;
1.42 nutsvoorzieningen:
de levering van elektriciteit, gas, water en warmte. De verzorging van telecommunicatie. De afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.43 onzelfstandige kantoorfunctie:
een kantoorfunctie die ondergeschikt is aan - en ten dienste staat van - de productiefunctie van een bedrijf;
1.44 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;
1.45 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.46 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.48 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.49 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.50 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.51 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.52 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- b. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 3.1 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- c. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- d. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 4.1 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
- e. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 4.2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', met dien verstande dat bedrijven met een hindercontour ten aanzien van geur en stof welke groter is dan 200 m niet zijn toegestaan ten zuiden van de weg Den Sliem;
- f. bedrijven behorend tot categorie 3.1 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1';
- g. bedrijven behorend tot categorie 3.1 tot en met 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - categorie 3.1 tot en met 3.2';
- h. bedrijven behorend tot categorie 3.1 tot en met 4.1 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - categorie 3.1 tot en met 4.1';
- i. bedrijven behorend tot categorie 3.1 tot en met 4.2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - categorie 3.1 tot en met 4.2';
- j. afvalrecycling en -brengstation, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 01';
- k. puinbreker, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 01a';
- l. betonwarenfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 02';
- m. handel en reparatie van auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 03';
- n. aannemersbedrijf, mits de brutovloeroppervlakte van de werkplaats niet meer dan 1.000 m2 bedraagt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 04';
- o. metaalbewerking, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 05';
- p. brandweerkazerne en gemeentewerf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 06';
- q. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 07';
- r. sport en evenementen, met dien verstande dat het aantal evenementen niet meer mag bedragen dan 12 per jaar, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 08';
- s. handel in zand en grind behorend tot categorie 1 tot en met 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 09';
- t. opslag van klein chemisch afval, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 10';
- u. automaterialen en gereedschappen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 11';
- v. geluidzoneringsplichtige inrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 12';
- w. verkoop van hout en bouwmaterialen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 13';
- x. kringloopwinkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 14';
- y. buitenopslag van puin, zand, grond en hout, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag', met dien verstande dat:
- 1. de hoogte van de buitenopslag niet meer bedaagt dan 10 m;
- 2. niet meer dan 80% van het bestemmingsvlak gebruikt mag worden voor buitenopslag;
- 3. de hellingshoek van de buitenopslag niet meer mag bedragen dan is aangegegven ter plaatse van de aanduiding 'maximale dakhelling (graden)';
- z. risicovolle inrichtingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting';
- aa. grootschalige detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig'
- ab. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- ac. verkooppunt motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- ad. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- ae. kabels en leidingen, ter plaatse van de aanduiding 'leidingstrook';
- af. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- ag. onzelfstandige kantoorfunctie, met dien verstande dat niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak gebruikt mag worden ten behoeve van de onzelfstandige kantoorfunctie;
- ah. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen, als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a tot en met sub i, met dien verstande dat niet meer dan 10% van de brutovloeroppervlakte van het bedrijf gebruikt mag worden voor productiegebonden detailhandel tot een maximum van 100 m2;
- ai. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- b. de breedte van de gebouwen;
- c. de oriëntering van de gebouwen;
- d. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2 onder 3.2.2 ten behoeve van het vergroten van het bebouwingspercentage met maximaal 10%, met dien verstande dat:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- 2. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- b. lid 3.2 onder 3.2.2 sub e, 3.2.3 sub c en 3.2.4 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot één zijdelingse perceelgrens tot minimaal 1 m, met dien verstande dat:
- 1. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid.
- c. lid 3.2 onder 3.2.6 ten behoeve van het bouwen van schoorstenen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15 m;
- 2. de noodzaak van de schoorsteen is aangetoond;
- 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een al dan niet tijdelijke buitenopslag van niet-brandbare stoffen indien:
- 1. deze opslag hoger is dan 4 m of gelegen is voor 3 m achter de voorgevel aan de wegzijde;
- 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m bedraagt;
- b. in afwijking van het bepaalde in sub a wordt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zichtlijn' in ieder geval onder strijdig gebruik verstaan het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden:
- 1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- 3. voor het opslaan van gerede of ongerede goederen;
- 4. voor het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- c. Binnen de plaatsgebonden risicocontour van risicovolle inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting', zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van:
- 1. bedrijven welke niet worden genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten van lid 3.1 onder a tot en met i;
- 2. bedrijven uit een hogere categorie dan genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten van lid 3.1 onder a tot en met i;
met dien verstande, dat deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane categorieën;
- b. lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van grootschalige detailhandel op gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel grootschalig', met dien verstande dat:
- 1. de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - grootschalige detailhandel';
- 2. er geen sprake is van een onevenredige verkeersdruk;
- 3. er voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
- c. lid 3.1 sub ai ten behoeve van het vergoten van de maximale oppervlakte van productiegebonden detailhandel, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen,tot 200 m2, met dien verstande dat niet meer dan 10% van het brutovloeroppervlak gebruikt mag worden;
- d. lid 3.5 sub a ten behoeve van het toestaan van een hogere hoogte van de niet tijdelijke buitenopslag van niet-brandbare stoffen, met dien verstande dat:
- 1. de niet tijdelijke buitenopslag van niet-brandbare stoffen niet is gelegen aan de wegzijde;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het verwijderen van de aanduiding 'bedrijfswoning', mits de desbetreffende functie ter plaatse duurzaam is beëindigd;
- b. het vergroten van het bebouwingspercentage met maximaal 20%, met dien verstande dat:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- 2. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
- c. het verwijderen van de aanduiding 'leidingstrook', mits is aangetoond dat op de betrokken locatie geen leiding meer aanwezig is of verwijderd gaat worden.
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- b. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 3.2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- c. handel en reparatie van auto's, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 03';
- d. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn uitsluitend bedrijfswoningen toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend één bedrijfswoning per bedrijf is toegestaan;
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
Geluidzoneringsplichtige inrichtingen worden niet tot de bestemming gerekend.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2 onder 4.2.1 sub c met dien verstande dat de maximum grootte van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan 5000 m2, daarbij dient aangetoond te worden dat het bedrijf qua aard, schaal, functie en milieu categorie passend is.
- b. lid 4.2 onder 4.2.1 sub f ten behoeve van het toestaan van een maximale bouwhoogte tot 8 m op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', respectievelijk 12 m op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', uitsluitend indien dit om bedrijfstechnisch redenen noodzakelijk is en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. lid 4.2 onder 4.2.1 sub h met dien verstande dat de minimum bebouwde oppervlakte van een bedrijf in een bedrijfsverzamelgebouw minimaal 100 m2 dient te bedragen en indien de aard van de bedrijfsactiviteit daartoe aanleiding geeft;
- d. lid 4.2 onder 4.2.1 sub e en 4.2.2 sub d ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot één zijdelingse perceelgrens tot minimaal 1 m, met dien verstande dat:
- 1. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 voor wat betreft de gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 2' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2':
- 1. voor de vestiging van en/of het gebruik voor een bedrijf, dat niet in de toegestane categorieën uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten per gebied is vermeld, mits het desbetreffende bedrijf wat hinder, aard en omvang betreft vergelijkbaar is met de genoemde bedrijven vermeld in de betreffende categorieën;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelasting componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: het al dan niet continue karakter van de bedrijfsactiviteit, geluidhinder, geur productie, stof uitworp, gevaar, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede, verkeersaantrekking;
- 1. voor de vestiging van en/of het gebruik voor een bedrijf dat is vermeld in één categorie hoger dan de categorie uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze per deelgebied is toegelaten, mits:
- het desbetreffende bedrijf zich vestigt in of op een plaats waar op grond van milieuzonering vanuit hindergevoelige bestemmingen (zoals wonen) een bedrijf uit de naast hogere categorie toelaatbaar is en
- het desbetreffende bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het heersende woon- en leefmilieu;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelasting componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: het al dan niet continue karakter van de bedrijfsactiviteit, geluidhinder, geur productie, stof uitworp, gevaar, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede verkeersaantrekking;
- 1. voor de vestiging van en/of het gebruik voor een bedrijf, dat niet is vermeld in de categorie hoger zoals bedoeld onder 2, mits het desbetreffende bedrijf wat hinder, aard en omvang betreft vergelijkbaar is met de genoemde bedrijven vermeld in die categorie; een en ander met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het desbetreffende bedrijf mag geen blijvende onevenredige afbreuk doen aan het heersende woon- en leefmilieu;
- het bedrijf mag binnen en buiten het plangebied geen onevenredige milieubelasting opleveren, gelet op de aard en invloed van de milieubelasting;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelasting componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: het al dan niet continue karakter van de bedrijfsactiviteit, geluidhinder, geur productie, stof uitworp, gevaar, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, verkeersaantrekking.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 90%, met dien verstande dat:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- 2. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
- d. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- e. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van treinrails, een perron en treinonderdelen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
- f. gemaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
- g. (dag)recreatieve mogelijkheden in de openlucht en speelvoorzieningen;
- h. bestaande gebouwen,
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavoorzieningen in categorie 1 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2Staat van Horeca activiteiten;
- b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte van de gebouwen;
- d. de oriëntering van de gebouwen;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het verwijderen van de aanduiding 'bedrijfswoning', mits de desbetreffende functie ter plaatse duurzaam is beëindigd.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. beduikerde watergang, ter plaatse van de aanduiding 'water';
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte van de gebouwen;
- d. de oriëntering van de gebouwen;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de oriëntering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de wijze van afdekking van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen voor verkeer en verblijf;
- b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. ondergrondse afvalcontainers;
- e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- f. beduikerde watergang, ter plaatse van de aanduiding 'water';
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
- i. evenementen en standplaatsen,
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
Het aantal rijstroken van de wegen en straten mag niet meer bedragen dan 2.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, watergangen en waterlopen;
- b. extensieve dagrecreatie;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', met dien verstande dat indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
- b. twee-aaneen woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
- c. een vrijstaande woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', met dien verstande dat het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan 1 per aanduidingsvlak;
- d. aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de brutovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de brutovloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²;
- e. bed and breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van de aardgasleiding.
12.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van het leidingbeheer, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
- b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 12.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het vellen of rooien van houtopstanden;
- 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 4. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
- 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
- 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
- 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van reeds aanwezige bouwwerken en werken.
- c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 13 Leiding - Hoogspanningsverbinding
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen;
- b. het tegengaan van een te hoge magneetveldbelasting op magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige objecten.
13.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leidingen, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van masten niet meer mag bedragen dan 65 m;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 50 m;
- c. de bouwhoogte van magneetveldongevoelige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 2 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 13.2 voor het bouwen van magneetveldongevoelige gebouwen en bouwwerken, mits:
- 1. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
- 2. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik makend van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
- b. lid 13.2 voor het bouwen van magneetveldgevoelige en magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken buiten de magneetveldzone, mits:
- 1. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak;
- 2. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden.
- c. lid 13.2 voor het bouwen van magneetveldbeoordelingsplichtige gebouwen en bouwwerken binnen de magneetveldzone, mits:
- 1. aannemelijk is dat daarin of daarop kinderen tot 16 jaar niet vaker dan 14 uur per dag verblijven;
- 2. ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het jaargemiddelde magneetveld niet hoger is dan 100 microtesla;
- 3. wordt voldaan aan de bepalingen van de andere ter plaatse geldende bestemmingen, al dan niet na gebruik van de bij die bestemmingen opgenomen afwijkingsbevoegdheden;
- 4. niet wordt gebouwd binnen het leidingvlak.
Bij de beoordeling van de afwijkingen bij een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- a. het gebruik van bouwwerken als drager van reclame-uitingen;
- b. gebruik van gronden en bouwwerken binnen de magneetveldzone van een hoogspanningsleiding als magneetveldgevoelig object dan wel magneetveldbeoordelingsplichtig object, met uitzondering van bestaande objecten;
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 sub b voor het gebruik van magneetveldbeoordelingsplichtige objecten in de magneetveldzone, mits:
- a. aannemelijk is dat in of op het magneetveldbeoordelingsplichtig object binnen de magneetzone niet vaker dan 14 uur per dag kinderen tot 16 jaar verblijven; dan wel
- b. het magneetveldbeoordelingsplichtig object betreft een erf bij een (bedrijfs) woning dat zodanig groot is en gelegen is dat, gelet op de overblijvende speelmogelijkheden op het erf buiten de magneetveldzone, een magneetveldzone over het erf geen onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel met zich meebrengt, terwijl de hoogspanningsleiding binnen deze bestemming bezwaarlijk anders gesitueerd kan worden dan op een zodanige wijze dat de magneetveldzone over het erf komt te liggen;
- c. in geen geval mag ter plaatse van het magneetveldbeoordelingsplichtig object het jaargemiddelde magneetveld hoger zijn dan 100 microtesla.
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' gelegen gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
- 2. het aanleggen van landschapselementen;
- 3. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
- 4. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
- 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
- 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
- 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen.
- c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 14 Leiding - Ondergrondse Hoogspanningsverbinding
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'leiding - hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding en de daarbij behorende bouwwerken.
14.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van het leidingbeheer, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
- b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 14.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het vellen of rooien van houtopstanden;
- 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 4. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 5. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
- 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
- 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
- 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van reeds aanwezige bouwwerken en werken.
- c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 15 Leiding - Riool
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van hoofdrioolleidingen.
15.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van het leidingbeheer, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
- b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 15.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
- 4. het aanleggen van landschapselementen;
- 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
- 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
- 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
- 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
- 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen.
- c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 16 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 17 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 18 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 4
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem. Tevens zijn de gronden bestemd voor de bescherming en instandhouding van de Grolse Linie 1627.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden en eventuele visualisatie, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 4' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti - Dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
- a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
20.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.1 voor het overschrijden van bouwgrenzen met ten hoogste 2,00 m, indien het betreft:
- a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 20.1 sub c;
- b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 20.1 sub c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 20.1 sub c;
- f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 20.1 sub c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
- h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.
20.3 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud, van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.
- b. In die gevallen dat bestaande afstanden van legale bouwwerken minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimum maatvoering, gelden deze bestaande afstanden als minimum.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
21.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in lid 21.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
22.1 Vrijwaringszone - radar
- a. In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 mag de bouwhoogte van een bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' niet meer bedragen dan 22 m.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a ten behoeve van het bouwen van bouwwerken dat hoger is dan 22 m, mits is vast komen te staan dat het bouwwerk de werking van het betrokken (hoofd)antenneveld niet verstoord.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, (verkoop- of bedrijfs) brutovloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
23.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 23.1 kunnen slechts verleend worden indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
- c. het anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.
Artikel 25 Algemene Procedureregels
Bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:
- a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om nadere eisen te stellen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- b. het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kunnen brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
- d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het stellen van nadere eisen met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Oost Gelre.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca activiteiten
Bijlage 3 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven
Bijlage 3 Lijst aan huis gebonden bedrijven
Bijlage 1 Externe Veiligheid Onderzoek Risicoberekening
Bijlage 1 Externe veiligheid onderzoek Risicoberekening
Bijlage 2 Externe Veiligheid Scan
Bijlage 2 Externe veiligheid scan