Bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre herziening Koningslinde 6 Lichtenvoorde bedrijfskavel
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 30-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre herziening Koningslinde 6 Lichtenvoorde bedrijfskavel van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPBEDRIJVEN302-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtergevel:
de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijfsverzamelgebouw:
een gebouw dat dient om verschillende bedrijven in te huisvesten;
1.9 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.10 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.11 bestaand:
- a. met betrekking tot bebouwing:
de bebouwing zoals aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover op een legale wijze tot stand is gekomen en bebouwing waarvoor ten tijde van de ter visielegging van het ontwerpplan reeds een bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning was verleend;
- b. met betrekking tot gebruik:
het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, voor zover op een legale wijze tot stand is gekomen;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 brutovloeroppervlakte:
de som van de horizontale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en de verkoop via internet;
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.25 grootschalige detailhandel:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, zoals de verkoop van meubels, woninginrichtingartikelen, bouwmarkten, tuincentra en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kunnen worden gevestigd;
1.26 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en dat, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.27 jaargemiddelde magneetveld:
het jaargemiddelde magneetveld berekend op 1 meter boven het maaiveld, conform de “Handreiking voor het berekenen van de breedte van de specifieke magneetveldzone bij bovengrondse hoogspanningslijnen” van het RIVM, 25 juni 2009, versie 3.0;
1.28 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.29 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.30 leidingvlak:
22,5 m aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbinding;
1.31 magneetveldbeoordelingsplichtig object:
- 1. bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen; en
- 2. inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, dagverblijven;
1.32 magneetveldgevoelig object:
woningen (daaronder begrepen bedrijfswoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvang plaatsen;
1.33 magneetveldzone:
het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;
1.34 nutsvoorzieningen:
de levering van elektriciteit, gas, water en warmte. De verzorging van telecommunicatie. De afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.35 onzelfstandige kantoorfunctie:
een kantoorfunctie die ondergeschikt is aan - en ten dienste staat van - de productiefunctie van een bedrijf;
1.36 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.38 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.39 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.40 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.41 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.43 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.44 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorend tot categorie 1 tot en met 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- b. handel en reparatie van auto's en een kavelgrootte van maximaal 8074 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 04';
- c. opslag van vrachtwagens, achter de bouwgrens en ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
Geluidzoneringsplichtige inrichtingen worden niet tot de bestemming gerekend.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2 onder 3.2.1 sub f ten behoeve van het toestaan van een maximale bouwhoogte tot 8 m op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', respectievelijk 12 m op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', uitsluitend indien dit om bedrijfstechnisch redenen noodzakelijk is en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. lid 3.2 onder 3.2.1 sub h met dien verstande dat de minimum bebouwde oppervlakte van een bedrijf in een bedrijfsverzamelgebouw minimaal 100 m2 dient te bedragen en indien de aard van de bedrijfsactiviteit daartoe aanleiding geeft;
- c. lid 3.2 onder 3.2.1 sub e ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot één zijdelingse perceelgrens tot minimaal 1 m, met dien verstande dat:
- 1. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de brandveiligheid.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.1 voor wat betreft de gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 2':
- 1. voor de vestiging van en/of het gebruik voor een bedrijf, dat niet in de toegestane categorieën uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten per gebied is vermeld, mits het desbetreffende bedrijf wat hinder, aard en omvang betreft vergelijkbaar is met de genoemde bedrijven vermeld in de betreffende categorieën;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelasting componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: het al dan niet continue karakter van de bedrijfsactiviteit, geluidhinder, geur productie, stof uitworp, gevaar, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede, verkeersaantrekking;
- 1. voor de vestiging van en/of het gebruik voor een bedrijf dat is vermeld in één categorie hoger dan de categorie uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze per deelgebied is toegelaten, mits:
- het desbetreffende bedrijf zich vestigt in of op een plaats waar op grond van milieuzonering vanuit hindergevoelige bestemmingen (zoals wonen) een bedrijf uit de naast hogere categorie toelaatbaar is en
- het desbetreffende bedrijf geen onevenredige afbreuk doet aan het heersende woon- en leefmilieu;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelasting componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: het al dan niet continue karakter van de bedrijfsactiviteit, geluidhinder, geur productie, stof uitworp, gevaar, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede verkeersaantrekking;
- 1. voor de vestiging van en/of het gebruik voor een bedrijf, dat niet is vermeld in de categorie hoger zoals bedoeld onder 2, mits het desbetreffende bedrijf wat hinder, aard en omvang betreft vergelijkbaar is met de genoemde bedrijven vermeld in die categorie; een en ander met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het desbetreffende bedrijf mag geen blijvende onevenredige afbreuk doen aan het heersende woon- en leefmilieu;
- het bedrijf mag binnen en buiten het plangebied geen onevenredige milieubelasting opleveren, gelet op de aard en invloed van de milieubelasting;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelasting componenten mede in de beoordeling te worden betrokken: het al dan niet continue karakter van de bedrijfsactiviteit, geluidhinder, geur productie, stof uitworp, gevaar, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water, verkeersaantrekking.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het vergroten van het bebouwingspercentage tot maximaal 90%, met dien verstande dat:
- 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- 2. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti - Dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
- a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
6.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het overschrijden van bouwgrenzen met ten hoogste 2,00 m, indien het betreft:
- a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 6.1 sub c;
- b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.1 sub c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 6.1 sub c;
- f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 6.1 sub c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
- h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.
6.3 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud, van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.
- b. In die gevallen dat bestaande afstanden van legale bouwwerken minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimum maatvoering, gelden deze bestaande afstanden als minimum.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
7.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in lid 7.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, (verkoop- of bedrijfs) brutovloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
8.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 8.1 kunnen slechts verleend worden indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
- c. het anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:
- a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om nadere eisen te stellen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- b. het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kunnen brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
- d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het stellen van nadere eisen met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre herziening Koningslinde 6 Lichtenvoorde bedrijfskavel'.
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
Bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre herziening Koningslinde 6 Lichtenvoorde bedrijfskavel |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
Bernadet Leusink / Esther Hoopman |
Telefoonnummer 0544-393481 / 0544-393529 |
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding
Voor het adres Koningslinde 6 te Lichtenvoorde is een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor het plaatsen van een terreinafscheiding, reclameplateau en het stallen van vrachtauto's op het perceel dat op bedrijventerrein Lindebrook is gelegen, direct aansluitend aan het bestaande bedrijf van Paashuis Bedrijfswagens. Dit verzoek past niet in het bestemmingsplan. Voor bovenstaande is een procedure om projectafwijking Wabo gevolgd. Het is echter de bedoeling dat de te gebruiken oppervlakte van de betrokken bedrijfskavel (bestaande kavel inclusief beoogde uitbreiding) uiteindelijk in zijn totaliteit circa 8.000 m2 zal bedragen. Om een kavel van die grootte te kunnen gaan gebruiken zal het bestemmingsplan moeten worden aangepast.
Het college heeft het voornemen om aan deze aanvraag om bestemmingsplanherziening mee te werken.
2.2 Ligging En Begrenzing
De kavel (nr. 29) is gelegen aan de Koningslinde op bedrijventerrein Lindebrook in Lichtenvoorde. Hieronder respectievelijk een luchtfoto en afbeelding van de totale kavel.
Plangebied
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Oost Gelre' van 9 juli 2013. Hieronder een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Plankaart uit vigerende bestemmingsplan
Het perceel heeft de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' met de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'. Het bestaande bedrijf heeft daarbij de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - 03'. Binnen die aanduiding is tevens handel en reparatie van auto's toegestaan.
Voor het gebruiken van 8.000 m2 bedrijfskavel moet het bestemmingsplan worden herzien.
Voor het plaatsen van een terreinafscheiding, reclameplateau en het gebruiken van een kavel van 7.500 m2 voor het stallen van vrachtauto's op het perceel, direct aansluitend aan het bestaande bedrijf van Paashuis Bedrijfswagens is reeds een omgevingsvergunning met projectafwijking verleend. Deze vergunning wordt ook meegenomen in dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Gewenste Situatie
Paashuis Bedrijfswagens is een familiebedrijf, ooit begonnen aan de Dijkstraat in Lichtenvoorde. Na jarenlang vanuit de locatie Lievelderweg te hebben gewerkt zijn ze sinds 2009 gevestigd aan de Koningslinde op het Bedrijventerrein Lindebrook. Ook hier hebben ze een goede ontwikkeling door gemaakt en zijn ze, naast Renault, inmiddels ook officieel distributeur geworden van Volvo Trucks voor Oost Gelderland. Paashuis heeft zowel een vestiging in Lichtenvoorde als in Doetinchem.
De vestiging Doetinchem wordt momenteel verbouwd en ook in Lichtenvoorde is behoefte aan meer ruimte. De werkplaats in Lichtenvoorde is nog vrij nieuw maar hier is behoefte aan extra ruimte om de nieuwe trucks en bedrijfswagens te stallen.
Om dit op een efficiënte wijze te kunnen doen wil het bedrijf de vrachtwagens kunnen stallen tot aan de erfgrens en op die erfgrens, voor de beveiliging, een hekwerk van 2 m hoog kunnen oprichten. Ook wil zij een reclameplateau aanleggen op de hoek.
Paashuis heeft dus behoefte om trucks en bedrijfswagens te kunnen stallen op een grotere en efficiënte kavelruimte. Daarnaast zal er vanuit de gemeente gezien een logisch en daardoor courant hoekkavel over moeten blijven. Dit heeft geleid tot een nieuwe kavel van ca. 3.000m2. De huidige perceeloppervlakte van Paashuis bedraagt bijna 5.000 m2, de totale oppervlakte gaat in de nieuwe situatie dus circa 8.000 m2 bedragen.
4.1 Afweging
Voor Lindebrook is een beeldkwaliteitplan vastgesteld. Samengevat voorziet dit beeldkwaliteitplan voor de hoekpercelen binnen het noordelijke en zuidelijke binnengebied van Lindebrook bebouwing onder architectuur met een tweezijdige oriëntatie, vanwege de grote zichtbaarheid. Tevens is het uitgangspunt een groene inrichting van de kavel.
Volgens het voor Lindebrook geldende bestemmings- en beeldkwaliteitsplan mag op de perceelgrens een hek worden geplaatst van maximaal 1 meter hoog. Dit is voor Paashuis onvoldoende omdat de verzekeringsmaatschappij eisen stelt aan de omheining. Dit natuurlijk in verband met de hoge waarde die nieuwe trucks en bedrijfswagens vertegenwoordigen. Ook speelt hier mee het risico op diefstal van brandstof en onderdelen en natuurlijk vandalisme. Voor Paashuis is dit dermate van belang dat alleen verder in de vestiging Lichtenvoorde wordt geïnvesteerd indien er voldoende beveiligd kan worden.
Voor een efficiënte bedrijfsvoering wil het bedrijf de vrachtwagens kunnen stallen tot aan de erfgrens en op die erfgrens, voor de beveiliging, een hekwerk van 2 m hoog kunnen oprichten. Ook wil zij een reclameplateau aanleggen op de hoek.
De voorgestane ontwikkeling past niet in het bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan. Het gemeentebestuur maakt echter in deze situatie de afweging dat het economisch belang zwaarder weegt. Het risico op verrommeling is zeer klein omdat Paashuis officieel dealer is van Volvo en Renault. Deze fabrikanten stellen hoge eisen aan presentatie en dergelijke.
Met het faciliteren van Paashuis Bedrijfswagens krijgt een lokale ondernemer de ruimte om verder te groeien wat een bijdrage levert aan de stimulering van de lokale economie. Dit sluit aan op het door de raad vastgestelde beleid vastgelegd in het Coalitieakkoord 2014-2018. Ook wordt hiermee invulling gegeven aan de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Lindebrook.
Hoofdstuk 5 Beleidskader
5.1 Algemeen
Voor het gebied geldt een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
5.2 Provinciaal Beleid
5.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
5.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
5.2.3 Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties
5.3 Gemeentelijk Beleid
5.3.1 Beeldkwaliteitsplan Lindebrook
Hoofdstuk 6 Onderzoeksresultaten
6.1 Watertoets
Het waterbeleid van rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Ja Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Ja Nee Nee |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? | Nee Nee Nee |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's
Relevant voor de onderhavige aanvraag is het thema Riolering en Afvalwaterketen en Wateroverlast:
Er is sprake van toename van het verhard oppervlak. De kavel wordt namelijk bestraat ten behoeve van de beoogde stalling van vrachtwagens. Om het hemelwater te infiltreren wordt voorzien in de benodigde berging voor deze oppervlakte verhard terrein door middel van 15 infiltratiekolken en 51 m infiltratieleiding.
Conclusie
Het aspect water levert geen belemmering op.
6.2 Bodem
In opdracht van Raad van Bestuur Lindebrook heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 17 en 25 maart 2015 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van een aantal percelen op het Bedrijventerrein Lindebrook te Lichtenvoorde. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het onderzoek is ook uitgevoerd op de hoekkavel die bij het bedrijf van Paashuis wordt betrokken. In bijlage 2 is het bodemonderzoek opgenomen.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor het beoogde plan op de betrokken kavel. De bodemkwaliteit is geschikt voor de functie Industrie (bedrijventerrein). Er is geen sprake van een wijziging naar een gevoeliger bestemming. Het is en blijft de bestemming bedrijventerrein. Daarnaast wordt de kavel niet bebouwd.
6.3 Flora En Fauna
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de Flora- en faunawet. Bij werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende planten en dieren. Opzettelijke verstoring van dieren en leefgebieden is niet toegestaan. Tevens dient rekening te worden gehouden met de beschermde gebieden, zoals de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebieden.
Conclusie
In dit geval betreft het een ingebruikname van een bouwrijpe onbebouwde bedrijfskavel, waarvan de functie onveranderd blijft. Onderhavig plan heeft daardoor geen gevolgen voor de flora en fauna. Er hoeft geen nader onderzoek naar effecten op natuurwaarden te worden uitgevoerd.
6.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorie
Op 16 december 2008 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving vastgesteld. Naast een beschrijvende nota maakt hier ook een waarderende nota onderdeel van uit. Deze nota heeft de titel 'Tussen kunst en kitsch'. Naast de beschrijving dient deze waarderende nota als inspiratiebron om gebieden te beschermen dan wel te ontwikkelen. Voor het huidige plangebied worden geen bijzonderheden vermeld.
Archeologie
De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Om de archeologische waarden ook voor de toekomst veilig te stellen is voor het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2' opgenomen. Dit betekent dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning onderdeel bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden groter dan 100 m2 een rapport op basis van inventariserend archeologisch onderzoek moet worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld. Op basis daarvan kunnen voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Omdat er nu geen dergelijke bouwactiviteiten worden vergund en ook geen werken worden uitgevoerd die het overleggen van een archeologisch onderzoek vereisen, is er in dit stadium geen aanleiding tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.
Conclusie
De aspecten cultuurhistorie en archeologie leveren geen belemmering op voor het voorgenomen plan.
6.5 Geluid
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden
voldaan:
1. de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
2. bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
3. op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
4. het geluidbeleid wordt in acht genomen.
Overwegingen
1: Wet geluidhinder
-Wgh Railverkeerslawaai
In de omgeving van het plan bevindt zich geen spoorweg. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wgh is niet van toepassing.
-Wgh Industrielawaai
Het betreft hier een momenteel als “Bedrijventerrein - 2” bestemde kavel op een bedrijventerrein. In de omgeving van het plan bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Het onderdeel industrielawaai van de Wgh is niet van toepassing.
-Wgh Verkeerslawaai
In de omgeving van het plan bevinden zich gemeentelijke en provinciale (N18) wegen. Bij de onderhavige aanvraag veranderen de bestemming en de voor bedrijven toegestane milieucategorie niet. Bedrijven tot en met categorie 2 zijn en blijven toegestaan op de aangegeven kavel. Woningen zijn op deze kavel niet toegestaan.
2: Belemmering bedrijfsvoering
Er is geen sprake van een geluidsgevoelig object op de betrokken kavel of in de directe omgeving. Er is daarom geen sprake van een belemmering in de bedrijfsvoering.
3: Aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet worden betrokken:
- de aard van het plan;
- de bestaande aard van de omgeving en/of het referentieniveau van het achtergrondgeluid;
- de verandering in geluidsbelasting die de nieuwe situatie voortbrengt;
- de geluidsbelasting op de woning of het geluidsgevoelige object in de nieuwe situatie;
- cumulatie van verschillende geluidsbronnen;
- de geluidsnormen die eventueel worden opgelegd aan omliggende bedrijven.
De bestemming van de betrokken bedrijfskavel en de voor bedrijven toegestane milieucategorieën veranderen niet. Er is geen sprake van het toestaan van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen. Daarnaast treedt met de beoogde activiteit, namelijk het stallen van vrachtwagens, nagenoeg geen verandering op ten opzichte van de bestaande situatie. Er is daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4: Geluidbeleid
Het geluidbeleid bevat geen toetsingskader waar op dit moment rekening mee moet worden gehouden.
Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor de beoogde wijziging op de kavel.
6.6 Luchtkwaliteit
Beoordelingskader
De Nederlandse wetgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen:
- Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (nibm);
- Besluit gevoelige bestemmingen;
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
Overwegingen
De Regeling nibm is van toepassing omdat de ruimtelijke procedure niet leidt tot een noemenswaardige verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling is zodanig marginaal dat op voorhand duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Op de kavel kan op grond van de regels van het geldende bestemmingsplan sprake zijn van de realisatie van een gevoelige bestemming in de vorm van een school, kinderdagopvang of verpleeghuis. In deze aanvraag is daar echter geen sprake van.
De mogelijkheden tot realisatie van een gevoelige bestemming veranderen daarbij dus niet. De kavels liggen op een afstand van minder dan 300 meter van de rijksweg N18. Er is op deze kavels echter geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. De ontwikkeling is daarom toelaatbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.
Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is bij deze aanvraag geen sprake van realisatie van een gevoelige bestemming. De kavel ligt binnen de 300 meterzone van de rijksweg N18. Er is echter geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. De situatie is daarom toelaatbaar en er is geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.
6.7 Geur
Beoordelingskader
Voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen gelden de volgende kaders:
- Wet geurhinder en veehouderij;
- Activiteitenbesluit milieubeheer;
- Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008.
Overwegingen
Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen gaat het erom voor geurhinder van veehouderijen de volgende vragen te beantwoorden:
- 1. Is ter plaatse van geurgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd?
- 2. Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad?
Welke afstand voldoende is, vloeit op grond van de jurisprudentie over de omgekeerde werking voort uit de regelgeving voor geurhinder. In het algemeen is het zo, dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van veehouderijen zijn gepland, het woon- en leefklimaat als goed wordt aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.
De aangevraagde ontwikkeling vindt plaats binnen de bebouwde kom, aan de “binnenkant” van het bedrijventerrein.
Een bestemming bedrijventerrein moet voor het gedeelte binnen de bouwgrenzen worden aangemerkt als geurgevoelig. Vanwege mogelijk langdurig menselijk verblijf binnen een bouwwerk kan sprake zijn van een geurgevoelig object als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij.
Veehouderijen in de omgeving bevinden zich op relatief grote afstand. Aan de daarvoor geldende minimumafstanden wordt in deze situatie in zeer ruime mate voldaan. Daarbij veranderen de bouwgrenzen op de betrokken kavel niet.
Het verblijfsklimaat op de kavel is hierdoor niet in het geding.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op voldoende afstand van omliggende veehouderijen. De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat op de kavel zelf is hierbij niet in het geding.
6.8 Externe Veiligheid
Beoordelingskader
Externe veiligheid beschrijft risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving. Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied is een Rijksweg (N18) gelegen welke is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.
Route voor gevaarlijke stoffen
In de nabijheid is de N18 (Twenteroute) gelegen. Dit betreft een doorgaande weg waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied is een Rijksweg (N18) gelegen welke is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.
Gelet op de intensiteit van de transporten met gevaarlijke stoffen over de N18 en gelet op de ruime afstand en het beoogde gebruik van de bestaande bedrijfskavel (geen gebouw), kan worden gesteld dat zowel PR als het GR geen belemmering zal vormen voor het voorgenomen plan.
Conclusie
Vanuit de vigerende wet- en regelgeving over externe veiligheid is de wijziging geen probleem.
6.9 Bedrijven En Milieuzonering
Beoordelingskader
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. Die ontwikkelingen hebben bijvoorbeeld betrekking op nieuwe woningen in de omgeving van bedrijven of op nieuwe bedrijvigheid in de omgeving van woningen.
De in de VNG-publicatie genoemde richtafstanden zijn afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken naar boven of beneden bij te stellen. Het toepassen van de richtafstand moet dus gemotiveerd gebeuren. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden (rustige woonwijk en rustig buitengebied). Overigens gaan wettelijke afstanden voor de richtafstanden uit de VNG-publicatie.
Wanneer uit de beoordeling aan de richtafstanden blijkt dat een ontwikkeling niet mogelijk is, kan onderzoek naar de daadwerkelijke milieubelasting uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Op dat moment is een afweging aan de orde over de belangen van woningbouw en bedrijvigheid. In die afweging speelt ook de langere termijn visie op de gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein of de bedrijfslocatie een rol.
Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen gemotiveerd kleinere afstanden worden aangehouden. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Bij het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden uit bijlage 1 met één afstandsstap worden verlaagd. Voor bedrijven waarbij het aspect gevaar maatgevend is voor de richtafstand is reductie van de richtafstanden met één afstandsstap niet zonder meer mogelijk.
Overwegingen
Het betreft hier een als 'Bedrijventerrein - 2' bestemde kavel. De bestemming en de voor bedrijven toegestane milieucategorie veranderen hierbij niet. Wel wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 04' aan de kavel toegevoegd. Het bedrijf valt onder categorie 3.2.
Voor de ten noorden van het plangebied gelegen woningen aan de Lanneverweg en Lievelderweg geldt dat sprake is van gemengd gebied. Hetzelfde geldt voor de ten zuiden van het plangebied rij woningen aan de Lievelderweg. Hiervoor geldt een gecorrigeerde richtafstand van 50 meter. Het gaat hierbij om een indicatie van de minimaal in acht te nemen afstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar ten opzichte van woningen in gemengd gebied. Voor de woningen in gemengd gebied wordt vanuit de grens van de nieuwe kavel voldaan aan de gecorrigeerde richtafstand van 50 meter.
Voor de woonwijk ten zuidwesten van het plangebied geldt echter dat sprake is van een rustige woonwijk. Voor de woningen in de rustige woonwijk wordt vanuit de grens van de nieuwe kavel voldaan aan de richtafstand van 100 meter.
De beoogde ontwikkeling is vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering daarom toelaatbaar.
Conclusie
Binnen de "gecorrigeerde" richtafstand van de beoogde bouwgrens bevinden zich geen woningen. Omliggende woningen vormen daarom geen belemmering voor de ontwikkeling. Ook het woon- en leefklimaat ter plaatse van die woningen is hierbij niet in het geding.
6.10 Parkeren
Parkeren zal moeten plaatsvinden op eigen terrein.
Conclusie
De uitbreiding van het bedrijf omvat op dit moment het stallen van vrachtwagens en vraagt daarmee niet direct meer parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers. Mocht hieraan wel extra behoefte ontstaan is hiervoor voldoende ruimte beschikbaar op de kavel, zodat aan de voorwaarde voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voldaan.
Hoofdstuk 7 Juridisch Planbeschrijving
7.1 Algemeen
De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op aan groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. De SVBP 2008 is per 1 juli 2013 vervangen door de SVBP 2012.
Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO-2012) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012). De bestemmingen in het voorliggende wijzigingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit wijzigingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
7.2 Bestemmingsplan
Het digitale bestemmingsplan 'Bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre herziening Koningslinde 6 bedrijfskavel' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.
7.3 Regels
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Het plan kent de hoofdbestemming 'Bedrijventerrein - 2'
Hoofdstuk 3: Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, en algemene afwijkingsregels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Er worden geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.2.1 Inspraak
Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
8.2.2 Artikel 3.1.1.-overleg
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan is het (voor) ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan Provincie Gelderland en Waterschap Rijn en IJssel. Het plan geeft voor Provincie Gelderland en Waterschap Rijn en IJssel geen aanleiding om een zienswijze in te dienen.
Provincie Gelderland wijst nog op artikel 2.3.2.3 van de Omgevingsverordening waarin beleid is verwoord voor intergemeentelijke bedrijventerreinen. In lid 2 van dit artikel wordt beschreven onder welke omstandigheden een ruimere kavel dan 7500 m2 mogelijk is.
Het Waterschap Rijn en IJssel is ook akkoord met het plan, maar vraagt aandacht voor de mogelijkheden om zoveel mogelijk hemelwater vertraagd af te voeren en te bergen.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot Inspraak geboden.
De resultaten van zowel het Overleg als de Inspraak zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt.