Vergroten agrarisch bouwperceel Boerijendijk 7 te Groenlo
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Onherroepelijk op 18-02-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplanBoerijendijk 7 vergroten agrarisch bouwperceel van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.1586.BPBUI028-OH03met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon en diens gezin, wiens huisvesting daar in verband met de bestemming noodzakelijk is;
1.8 bestaand:
ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijgebouw:
een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin, ondergeschikt is aan en ten dienste staat van op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 hoofdgebouw:
een gebouw, dat door zijn constructie, afmetingen en functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.21 intensieve veehouderij:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is. Nertsenhouderij worden ook gerekend tot de intensieve veehouderij.
1.22 ontheffing:
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 onder c. van de Wet ruimtelijke ordening.
1.23 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.24 Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006 (Stb. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van het plan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden – agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor :
a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
b. de uitoefening van een intensieve veehouderij, voor zover de gronden zijn aangeduid met 'iv';
met de daarbij behorende bescherming van de landschapswaarden:
- bos, houtwallen, weg- en erfbeplantingen, struwelen;
- hoogteverschillen;
- rust en/of het onverharde karakter van wegen;
- waterhuishoudkundige situatie.
en met de daarbij behorende:
c. tuinen, (erven en terreinen);
d. wegen en paden;
e. parkeervoorzieningen;
f. groenvoorzieningen;
g. bouwwerken geen gebouw zijnde;
3.2 Bouwregels
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.4.1 ten behoeve van aan landbouw verwante nevenfuncties, mits de agrarische functie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
- a. Het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn waarbij de oppervlakte niet meer dan
150 m2 mag bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van de bedrijfsgebouwen
- b. hiervoor mag worden gebruikt;
- c. Slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de bijgevoegde “Lijst aan
huis gebonden beroepen en bedrijven”;
- d. Geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop –als ondergeschikte
nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden
met de aan de landbouw verwante nevenfuncties;
- e. Het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet
onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
- f. Het gebruik mag niet lijden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
- g. Op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers.
3.6 Aanlegvergunning
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, bebossing en/of beplantingsstroken;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden, zoals genoemd in artikel 3, onder 3.1;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Aanlegvergunning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Verboden gebruik
Het is in ieder geval verboden om de gronden en opstallen te gebruiken of te laten gebruiken voor:
- a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
- b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, en ongerede werktuigen, machines of onderdelen daarvan;
- d. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
- e. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
6.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in 6.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
6.3 Meest doelmatige gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in 6.1 ontheffing verlenen indien strikte toepassing van deze regel leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.
Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels
7.1 Ontheffing maatvoering
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing verlenen van het bepaalde in deze planregels:
- a. ten aanzien van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, mits deze overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
- b. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak en/of de aanduidingsgrens naar de buitenzijde worden overschreden door bouwwerken, mits de bebouwingsgrens en/of aanduidingsgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
- c. ten aanzien van afwijkingen van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages.
7.2 Uitzondering
De ontheffingsmogelijkheid zoals genoemd onder 7.1, onder c. is niet van toepassing op de genoemde maximale inhoud van de woning.
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Bij het voornemen om ontheffing te verlenen passen Burgemeester en wethouders de volgende procedure toe:
- a. het voornemen tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken, voor een ieder gedurende 2 weken ter inzage bij de gemeente;
- b. Burgemeester en wethouders geven vooraf kennis van de terinzagelegging in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-blad en verder op de gebruikelijke wijze;
- c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging hun zienswijzen omtrent het voornemen tot ontheffing, bij Burgemeester en wethouders naar voren kunnen brengen;
- d. indien zienswijzen naar voren zijn gebracht wordt het besluit tot ontheffing met redenen omkleed;
- e. Burgemeester en wethouders delen deze met redenen omklede beslissing mee aan degene die de zienswijzen naar voren hebben gebracht.
Hoofdstuk 4 Overgangsregels En Slotregel
Artikel 9 Overgangsregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van art. 9.1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het art. 9.1 sub a met maximaal 10 %;
- c. Art. 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in art. 9.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld in art. 9.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. Art. 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels van het bestemmingsplanBoerijendijk 7 vergroten agrarisch bouwperceel van de gemeente Oost Gelre.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Oost Gelre in de openbare raadsvergadering van
6 juli 2010.
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Gebonden Beroep/bedrijf
Bijlage 1 LIJST AAN HUIS GEBONDEN BEROEP/BEDRIJF
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 3 LANDSCHAPPELIJK INPASSINGSPLAN
Bijlage 4 Plan-mer
Bijlage 1 Bijlage 1: Reactie Vooroverleg Overheden
Bijlage 1 Bijlage 1: reactie vooroverleg overheden