KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden
Artikel 4 Verkeer
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 8 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding
2.2 Ligging En Begrenzing
Hoofdstuk 3 Situatie Plangebied
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten
5.1 Watertoets
5.2 Bodem
5.3 Flora En Fauna
5.4 Cultuurhistorie En Archeologie
5.5 Wegverkeerslawaai En Parkeren
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Juridisch Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Bestemmingsplan
6.3 Regels
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
7.1 Haalbaarheid
7.2 Exploitatieplan
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Anterieure Overeenkomst

Oude Winterswijkseweg 44 Groenlo

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Onherroepelijk op 26-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan NL.IMRO.1586.BPBUI029 'boerderijwinkel met theetuin en educatiecentrum' aan de Oude Winterswijkseweg 44 te Groenlo in de gemeente Oost-Gelre;

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 aanlegvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.5 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;

1.6 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.20 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.23 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.24 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.25 terras

een buitenruimte waar bedrijfsmatig dranken, en in ondergeschikte mate etenswaren, worden verstrekt voor gebruik ter plaatse;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Agrarische Functie Met Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarische bedrijf;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding 'verkoop eigen produkten' uitsluitend een multifunctionele ruimte ten behoeve van
  • de verkoop van eigen boerderijprodukten,
  • de verkoop van streekprodukten,
  • een educatieruimte met betrekking tot de agrarische sector,
  • een ruimte voor workshops welke betrekking hebben op de agrarische sector,
  • vergaderingen;
  1. c. ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' uitsluitend een buitenruimte ten behoeve van een terras;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken en (groen)voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - agrarische functie met landschapswaarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. in- en uitritten en paden;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. parkeervoorzieningen;

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 7 Algemene Ontheffingsregels

7.1 Ontheffingsbevoegdheid

Artikel 8 Algemene Procedureregels

8.1 Wijziging

Voor een besluit tot uitwerking van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.

8.2 Ontheffing

Voor een besluit tot verlening van ontheffing geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

8.3 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

9.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

9.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 9.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Boerderijwinkel met theetuin en educatiecentrum Oude Winterswijkseweg 44 Groenlo.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Oost Gelre in de vergadering van 21 september 2010.

, voorzitter

, griffier

Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan

Boerderijwinkel Groot Stikken, Oude Winterswijkseweg 44 Groenlo
Bestemmingsplan
Inlichtingen:
Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling
Nardo Rondeel
0544-393482

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

Op 23 september 2009 is namens Groot Stikken VOF (familie Everink en de heer T. Krabbenborg), door LTO Noord Advies een verzoek ingediend tot realisatie van een multifunctionele ruimte in een gedeelte van een bestaand gebouw aan de Oude Winterswijkseweg 44 te Groenlo.

2.2 Ligging En Begrenzing

Het perceel Oude Winterswijkseweg 44 te Groenlo is gelegen in het buitengebied van de gemeente Oost Gelre. Kadastraal is het perceel bekend gemeente Lichtenvoorde, sectie B, nummers 4028 en 4029.

Het perceel is gelegen in de nabijheid van de bebouwde kom van Groenlo. In de directe omgeving zijn andere (agrarische) bedrijven gelegen alsmede een enkele burgerwoning. In de directe omgeving zijn sportfaciliteiten aanwezig zoals voetbal en tennis.

Hoofdstuk 3 Situatie Plangebied

3.1 Bestaande Situatie

Op het perceel Oude Winterswijkseweg 44 te Groenlo is een eendenbroederij gelegen. Het perceel is voorzien van een agrarisch bouwperceel en de broederij is gesitueerd in een bedrijfsgebouw.

Het perceel is gelegen aan de rand van een verbindingszone van de Ecologische Hoofdstructuur. Tevens ligt het perceel aan de rand van een es. In de direkte nabijheid van het perceel zijn een aantal watergangen aanwezig welke in beheer zijn van het Waterschap Rijn en IJssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI029-VG05_0001.png"

Plangebied Oude Winterswijkseweg 44 Groenlo

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI029-VG05_0002.png"

Perceel Oude Winterswijkseweg 44 Groenlo

3.2 Gewenste Situatie

Naast de hoofdfunctie eendenbroederij wil verzoeker een nevenfunctie opstarten bestaande uit een boerderijwinkel met theetuin en educatiecentrum. Het doel is om een gedeelte van de bestaande schuur (kleinste van de twee aanwezige schuren) te verbouwen tot een multifunctionele ruimte. Deze ruimte, van maximaal 150 m2, zal worden ingericht voor:

- verkoop boerderijproducten, streekproducten en ambachtelijk geproduceerde producten;

- koffie- en thee schenkerij voor toeristen;

- educatieruimte/workshops met betrekking tot de agrarische sector;

- vergaderruimte.

Ten behoeve van de koffie- en theeschenkerij wordt er buiten een terras ingericht.

Het overige gedeelte van de schuur blijft in privé gebruik als stalling en garage.

Op het perceel wordt een nieuwe toegangsweg gecreëerd en worden parkeervoorzieningen op eigen terrein aangelegd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische en beleidskaders van toepassing op het plangebied.

In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste samengevat.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Reconstructieplan Achterhoek en Liemers

In het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers wordt verwezen naar het nieuwe Streekplan Gelderland 2005 waarin de nevenfuncties naast hoofdfuncties zijn verwoord en waarin rekening wordt gehouden met de in het Reconstructieplan genoemde denklijnen.

4.2.2 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten op 29 juni 2005 vastgesteld. Het Streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling voor de komende 10 jaar. Door tal van ontwikkelingen, met name in de land- en tuinbouw, verliezen in de komende periode veel gebouwen in het buitengebied hun huidige functie, of hebben die al verloren. Functieverandering van die gebouwen is daardoor een actueel en wezenlijk thema in het nieuwe Streekplan.

In het Streekplan is aangegeven dat van de in het Streekplan aangegeven functieverandering kan worden afgeweken, mits dit past in een door Gedeputeerde Staten geaccordeerde regionale beleidsinvulling voor functieverandering. De regionale beleidsinvulling zal na definitieve en unanieme vaststelling door alle gemeenten in de regio en na accordering door Gedeputeerde Staten door middel van een afwijkingsprocedure in de plaats treden van het in dit Streekplan verwoorde generieke beleid voor functieverandering in de betreffende regio.

Voor de regio Achterhoek is in gemeenschappelijk overleg tussen de aangesloten acht gemeenten een regionale beleidsinvulling voor functieverandering opgesteld. Deze regionale beleidsinvulling is vastgelegd in de nota “Functies zoeken plaatsen zoeken functies” d.d. 19 mei 2006. De Achterhoekse gemeenteraden hebben deze nota unaniem vastgesteld.

Gedeputeerde Staten hebben deze nota geaccordeerd en een aantal kanttekeningen geplaatst. Bij vergadering van 19 december 2006 hebben zij besloten om ten behoeve van de regionale beleidsinvulling voor functieverandering en uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande niet-agrarische bedrijvigheid in de regio Achterhoek op grond van artikel 4a, lid 8 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening af te wijken van het Streekplan Gelderland 2005.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Regionale beleidsinvulling

Door de gemeenteraad van Oost Gelre is in haar vergadering van 27 april 2006 besloten om het document 'Functies zoeken plaatsen zoeken functies' van 6 januari 2006 met bijbehorende erratum van 8 maart 2006 vast te stellen en het Dagelijks bestuur van de regio Achterhoek te verzoeken het provinciaal bestuur van Gelderland te verzoeken het Streekplan Gelderland voor wat betreft de Achterhoek conform aan te passen.

Zoals hierboven reeds is aangegeven heeft Gedeputeerde Staten op 19 december 2006 een positief besluit hieromtrent genomen.

De beleidsnotitie “Functies zoeken plaatsen zoeken functies” is nadien twee keer aangevuld cq. aangepast. Bij vergadering van 12 maart 2008 en 14 april 2009 heeft de gemeenteraad van Oost Gelre de vastgestelde beleidsnotitie aangevuld cq. gewijzigd.

4.3.2 Beleidsnotitie 'Functies zoeken plaatsen zoeken functies'

De basis voor het toetsingskader is te vinden in paragraaf 4.3 zoals opgenomen in de regionale beleidsnotitie 'functies zoeken plaatsen zoeken functies' voor hergebruik/functieverandering naar werken.

De gehanteerde methodiek bestaat uit een zes-stappenplan met daaraan gekoppeld een reeks van menukaarten. Voor onderhavig plan betekent dit het volgende.

Stap 1: gebiedstype: de inrichting is gelegen in 'Multifunctioneel gebied met landschapswaarden', zoals aangegeven op de plankaart van het Streekplan Gelderland 2005.

Stap 2: het type gebouw wordt aangeduid als 'overige gebouwen'.

Stap 3 en 4: de gevraagde activiteiten worden beschouwd als een nevenfunctie en genoemd als 'dagrecreatie/toerisme'.

Stap 5: de omvang van de functie, uitgedrukt in 'vierkante-meter-normen', bedraagt minder dan 350 m2.

Stap 6: is er een vorm van verevening van toepassing: in onderhavig verzoek is geen verevening van toepassing.

Uit bovenstaande stappenplan volgt de 'menukaart' Multifunctioneel gebied met landschapswaarden, Overige gebouwen. Uit deze menukaart is op te maken dat dagrecreatie/toerisme als nevenfunctie is toegestaan tot 350 m2 waarbij er geen verevening behoeft te worden toegepast. Tevens is aangegeven dat 'bij rechte', dus zonder het volgen van een procedure, het plan kan worden goedgekeurd. De gemeenteraad heeft hier echter aanvullende eisen aan gesteld.

Aanvullende eisen gemeenteraad

De gemeenteraad heeft de 'nevenfuncties tot 350 m2 welke bij recht zijn toegestaan' aangescherpt. Het aantal vierkante meters dat zonder procedure mag is naar beneden bijgesteld tot 150 m2. Dit wil zeggen dat in onderhavig verzoek tot 150 m2 geen procedure behoeft te worden gevolgd. Dit geldt echter alleen indien de beleidsnotitie is opgenomen in een geldend bestemmingsplan. Tot die tijd dient bij ieder verzoek, welke niet in het geldende bestemmingsplan past, een procedure tot herziening bestemmingsplan te worden gevolgd.

4.3.3 Bestemmingsplan Buitengebied 1998

In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 1998 is het perceel gelegen in Agrarisch gebied met landschappelijke waarden en voorzien van een agrarisch bouwperceel. In dit bestemmingsplan is geen mogelijkheid aangegeven om een nevenfunctie op een agrarisch bedrijf uit te oefenen.

Er dient derhalve een procedure tot herziening bestemmingsplan te worden gevolgd. In de herziening krijgen de nevenfuncties specifieke functieaanduidingen zoals 'verkoop eigen producten' en 'terras'.

Aan deze functies worden planregels verbonden.

4.3.4 Landschappelijke inpassing

Ten behoeve van de nevenfunctie op het bedrijf dient er landschappelijke inpassing plaats te vinden.

Verzoeker heeft een landschapsplan ingediend welke door de gemeentelijke landschapsdeskundige is goed bevonden. Het plan behelst de aanleg van een vijftal beuken in het verlengde van de toegangsweg, een vijftal notenbomen in het weiland aan de voorzijde van de winkel en beukenhagen rondom het aan te leggen terras en parkeerplaatsen.

Een schets van het landschapsplan is als bijlage bijgevoegd.

Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten

5.1 Watertoets

Waterbeheerplan 2007-2010

Het plangebied ligt in het werkgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. Dit Waterschap heeft eind 2006 een nieuw waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2007-2010. Met de voornemens uit het waterbeheerplan wil het Waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving en de Kaderrichtlijn Water. Het beleid van het Waterschap is gericht op het realiseren en in stand houden van een duurzaam veerkrachtig watersysteem, waarbij veilig water, voldoende water en schoon water uitgangspunt zijn. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. Stedelijk water wordt steeds meer gezien als integraal onderdeel van het watersysteem.

Watertoets

Bij de ontwikkeling van een locatie zijn vaak veel belangen in het geding en moet er rekening worden gehouden met verschillende aspecten. Een goede afweging is daarom van groot belang. Vanwege het dienen van het maatschappelijk belang moet een gemeente eventuele medewerking goed kunnen verantwoorden. In onderstaande tabel wordt per waterthema aangegeven of het wel of niet relevant is. De relevante thema's worden vervolgens uitgewerkt.

Waterthema Toelichting Relevant ?
1. Veiligheid 1. In het plangebied liggen primaire of secundaire waterkeringen.
2. In het plangebied bevinden zich regionale waterbergingsgebieden.
Nee

Nee
2. Wateroverlast 1. In het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes of normeringsgebieden.
2. Er is sprake van toename van verhard oppervlak.
Nee


Ja
3. Riolering 1. Wijze van hemelwaterafvoer verandert.
2. Er zijn kansen voor afkoppelen.
Nee
Nee
4. Watervoorziening Watervoorziening (kwantitatief) voor andere functies, met name natte natuur / verdrogingsgebieden in en/of nabij het plangebied, speelt een rol. Nee
5. Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich of komen functies die milieuhygiënische risico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan het water).
2. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten.
3. Nabij oppervlaktewater bevinden zich of komen functies die verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (met name voor kinderen: spelen, tuinen aan water).
Nee



Nee
Nee

6. Bodemdaling In het plangebied bevinden zich zettingsgevoelige gebieden. Nee
7. Overlast grondwater 1. In het plangebied is sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond.
2. Het plangebied bevindt zich in de invloedzone van
de Rijn of IJssel.
Nee

Nee
8. Oppervlaktewaterkwaliteit In (de omgeving van) het plangebied is oppervlakte- water aanwezig. Ja
9. Grondwaterkwaliteit 1. Binnen of nabij het plangebied bevindt zich een infiltratiegebied voor drinkwaterwinning.
2. Het plangebied ligt in of nabij een infiltratiegebied voor natuur.
Nee

Nee
10. Verdroging/kwel 1. Het plangebied bevindt zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied van natuur.
2. In of nabij het plangebied bevinden zich kwelgebieden.
Nee

Nee
11. Natte natuur Binnen of nabij het plangebied bevinden zich HEN
en/of SED wateren of EVZ.
Ja
12. Inrichting en beheer In of nabij het plangebied bevinden zich wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap. Ja
13. Recreatie In het plangebied bevinden zich watergangen en gronden (oevers) in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt/is. Nee
14. Landschap en cultuurhistorie 1. Het plan heeft herinrichting van watergangen tot doel.
2. Er zijn cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig.
Nee

Nee

Uitwerking thema's

Door aanleg van een buitenterras, een inrit en parkeerplaatsen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met ongeveer 400 m2. Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar zal van de nieuwe aangelegde verharding oppervlakkig afstromen en ter plaatse in de bodem infiltreren.

Het perceel is gelegen in de nabijheid van enkele watergangen welke in beheer zijn van het Waterschap Rijn en IJssel. Het overtollige regenwater kan afvloeien naar deze watergangen.

Op ruim 250 meter van het plangebied is een ecologische verbindingszone gelegen. Onderhavig bestemmingsplan is geen bedreiging voor de ecologische doelstellingen voor de verbindingszone.

5.2 Bodem

Op het perceel worden geen verblijfsruimten en/of gebouwen opgericht waarin zich gedurende langere tijd personen bevinden. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid is in deze dan ook niet noodzakelijk.

Mocht er op de locatie grond vrijkomen dan wordt verwezen naar de uitgangspunten van het besluit bodemkwaliteit.

Op basis van bovengenoemde bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen activiteiten op de onderzoekslocatie en wijziging van het bestemmingsplan.

5.3 Flora En Fauna

De functie van de grond zal in de nieuwe situatie wijzigen. Voorheen werd het te bebouwen stuk grond gebruikt als agrarisch grond. In de nieuwe situatie wordt op dit stuk grond een inrit, enkele parkeerplaatsen en een terras aangelegd. Sloopwerkzaamheden vinden niet plaats.

Op grond hiervan is een natuuronderzoek niet noodzakelijk en zal er geen ontheffing in het kader van de flora- en faunawet behoeven te worden aangevraagd.

5.4 Cultuurhistorie En Archeologie

Ingevolge de archeologische beleidskaart, behorende bij het RAAP rapport 1757 'Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre', is op te maken dat het plangebied is gelegen in een gebied met een middel en lage archeologische verwachtingswaarde.

De nieuwbouwplannen, en dus de aanleg van het terras, de parkeerplaatsen en een gedeelte van de inrit, vindt plaats in het gebied met een lage verwachtingswaarde. Het andere gedeelte van de inrit, tot aan de openbare weg, ligt in het gebied met een middelmatige verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –Mv en groter dan 2.500 m2 dient er vroegtijdig een archeologisch onderzoek te worden verricht.

Op het perceel vindt aanleg plaats van een terras en een inrit met parkeerplaatsen. Tezamen zullen de hiervoor noodzakelijke bodemingrepen niet meer bedragen dan 2.500 m2 zodat er geen inventariserend archeologisch onderzoek hoeft plaats te vinden.

Wel is men verplicht om bij graafwerkzaamheden opgegraven vondsten te melden aan de overheid.

5.5 Wegverkeerslawaai En Parkeren

Op het perceel wordt geen nieuw geluidsgevoelig object opgericht. Onderzoek naar het wegverkeerslawaai is in deze dan ook niet noodzakelijk.

Ten behoeve van de boerderijwinkel worden vijf parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. Dit wordt voldoende geacht.

5.6 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn.

Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geven aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit uit kunnen oefenen dan wel toepassen, hetzij:

  • het aannemelijk is gemaakt dat het niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde;
  • het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;
  • indien een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven

Stof Grenswaarde
SO2 350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
NO2 200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
PM10 40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
Lood 0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
CO 10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie
C6H6 5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is vóór en na de vaststelling van het NSL dezelfde en voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.

Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Voor kantoorlocaties is het huidige 3% criterium 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Een boerderijwinkel met buitenterras wordt niet specifiek genoemd in de regeling, maar voor wat betreft mogelijke effecten op de luchtkwaliteit is dit vergelijkbaar met een woning- of kantoorlocatie. Gelet op bovenstaande criteria bij woning- en kantoorlocaties kan dus ook redelijkerwijs gesteld worden dat de boerderijwinkel met terras niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen.

Conclusie:

Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de herziening van het bestemmingsplan voor het mogelijk maken van een boerderijwinkel met terras aan de Oude Winterswijkseweg te Groenlo.

5.7 Toekomstige Ontwikkelingen

Bij iedere ontwikkeling in het buitengebied dient te worden beoordeeld of de ontwikkeling toekomstige ontwikkelingen van agrarische bedrijven belemmerd. In onderhavig geval hebben de boerderijwinkel met terras als nevenactiviteit op dit perceel geen negatieve invloed op de toekomstige ontwikkelingen van omliggende agrarische bedrijven.

Hoofdstuk 6 Juridisch Planbeschrijving

6.1 Algemeen

Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op aan groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO-2008) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2008 (PRBP-2008). De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

6.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan NL.IMRO.1586.BPBUI029 is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

6.3 Regels

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs-, en slotregels.

Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijk Uitvoerbaarheid

7.1 Haalbaarheid

Het bouwplan en de bijbehorende procedures worden door de verzoeker bekostigd.

7.2 Exploitatieplan

Indien het project aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan de verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst inzake grondexploitatie en planschade afgesloten met verzoeker. Deze overeenkomst is als bijlage bijgevoegd. Omdat het projectbesluit niet voorziet in een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft voor de betrokken gronden geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro te worden vastgesteld.

Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.3.1 Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend.

7.3.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan is het (voor) ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan het waterschap Rijn en IJssel en zou het toegezonden moeten worden aan de provincie Gelderland.

Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland hebben in hun schrijven genaamd 'Werkwijze onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening' aangegeven dat zij de Wro-agenda leidend laten zijn voor de wijze waarop en de mate waarin zij betrokken zouden willen worden bij het vooroverleg ex art. 3.1.1. Bro.

Dit betekent dat zij onderscheid maken in beleidsthema's waar zij wel Wro-instrumenten gaan inzetten en beleidsthema's waar zij dat in principe niet zullen doen. Daar waar zij instrumenten gaan inzetten spreekt de Wro-agenda van 'provinciaal belang en provinciale verantwoordelijkheid'; daar waar zij die instrumenten in principe niet zullen inzetten spreekt de Wro-agenda 'enkel' van 'provinciaal belang'.

Daarnaast geven zij aan dat bij 'puur lokale plannen' de provincie hierin geen rol heeft.

In onderhavige wijziging van het bestemmingsplan is sprake van een bestemmingswijziging van een perceel in het buitengebied van de gemeente Oost Gelre. Het perceel is gelegen in Agrarisch gebied met landschapswaarden. In verband met de kleinschaligheid en gezien de activiteiten welke worden uitgeoefend kan worden gesteld dat sprake is van puur lokaal belang zodat er geen vooroverleg met de provincie heeft plaatsgevonden.

Reactie waterschap Rijn en IJssel

Het Waterschap Rijn en IJssel heeft een reactie gegeven op het vooroverleg aangaande de toename van de verharding en afvoer van het hemelwater. Vanwege de late reactie kon de opmerking niet worden verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. In het vast te stellen bestemmingsplan is de opmerking van het Waterschap alsnog verwerkt.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Vooroverleg

Over het ontwerp van dit bestemmingsplan wordt, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot Inspraak geboden.

De resultaten van zowel het Overleg als de Inspraak zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt.

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 2 Anterieure Overeenkomst