Uitbreiding Lesli Vuurwerk Visserijdijk
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 08-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Uitbreiding Lesli Vuurwerk Visserijdijk met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPBUI105-VG05 van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet en voor zover toegestaan, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijfswoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (een huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;
1.10 bestaand:
onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ welke op een legale wijze tot stand is gekomen en is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) en de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ-gegevens), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Uitbreiding Lesli Vuurwerk Visserijdijk;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag:
een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 extensieve dagrecreatie:
extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.23 gebiedsgebonden bedrijven:
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven, niet gebiedsgebonden bedrijven of particulieren door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige werkzaamheden, waaronder in ieder geval worden verstaan: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, agrarische loonbedrijven, (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), drainagebedrijven, veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven, zaaizaad en pootgoedbedrijven, opslag agrarische producten, hoefsmederijen, dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, boomverzorgingsbedrijven, bosbouwbedrijven, bedrijven voor natuur- en landschapsbeheer en proefbedrijven of bedrijven die naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen zijn met de gebiedsgebonden bedrijven, met uitzondering van mestbewerking;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.26 inwoning:
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.27 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;
1.28 niet-gebiedsgebonden bedrijven:
bedrijven zonder (een nauwe) relatie met het buitengebied, niet zijnde een gebiedsgebonden bedrijf;
1.29 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d;
1.30 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.32 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.33 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel inwoning.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 1 m bedraagt
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. behoud van landschappelijke en natuurwaarden;
- c. het hobbymatig houden van dieren en telen van gewassen;
- d. extensieve dagrecreatie;
met de daarbij behorende:
- e. erfbeplanting;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. erven en terreinen;
- h. wegen en paden;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Onder het doel 'behoud van landschappelijke en natuurwaarden' is de instandhouding begrepen van de landschappelijke - en natuurwaarden behorend tot de volgende landschapstyperingen:
- landbouwgronden met cultuurhistorisch bepaalde kleinschalige akkercomplexen, waaronder begrepen de Vragender es en het natte en oude heide- en broekontginningenlandschap rond het Vragender Veld;
- landbouwgronden met een oorspronkelijke kavelstructuur (strokenverkaveling), ontsloten via kronkelende wegen en gescheiden van andere kavels door middel van wallen of singels met opgaande eiken en hakhout van berk, els en eik en rijbeplanting in los plantverband van zomereik, soms beuk, berk of andere soorten als wilg of populier;
- landbouwgronden grenzend aan waterafhankelijke natuurgebieden, waarbij het agrarisch gebruik van de gronden niet mag leiden tot veranderingen in de grondwatersituatie, oppervlaktewaterpeilen en waterkwaliteit;
- kleinschalige besloten ruimtes;
- rustige omstandigheden en onverharde wegen;
- beplantingselementen zoals houtwallen, houtsingels, hagen, bosjes, boomgroepen, solitaire monumentale en waardevolle bomen, weg- en erfbeplanting.
3.2 Bouwregels
Op de voor Agrarisch met waarden - Landschapswaarden aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 3.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- 4. het aanleggen, verbreden, halfverharden (door middel van granulaat) en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
- 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
- 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
- 3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
- 4. indien de gronden zijn gelegen binnen het bouwvlak.
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen en is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. niet-gebiedsgebonden bedrijven;
- b. opslag van consumentenvuurwerk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag';
met de daarbij behorende:
- c. erfbeplanting;
- d. erven en terreinen;
- e. wegen en paden;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Het aantal bedrijfswoningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.
In de bedrijfswoning is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
- b. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:
Bouwwerken maximale goothoogte in m maximale bouwhoogte in m maximale oppervlakte in m² maximale inhoud in
m³bedrijfsgebouwen 4,5 10 De bestaande oppervlakte en de oppervlakte van de aanduidingsvlak-ken ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaandui-
ding - fase 1' en 'specifieke bouwaandui-
ding - fase 2'.bedrijfswoning 4,5 9 750 bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning 4 6 150 erf- en terreinafscheidingen 2 palen en masten 8 andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
8 - c. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fase 1', wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat de op te richten bebouwing landschappelijk wordt ingepast overeenkomstig fase 1 van de landschappelijke inpassing zoals is weergegeven in bijlage 2 Landschappelijke inpassing;
- d. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fase 2', wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat:
- 1. de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fase 1' is gerealiseerd;
- 2. de op te richten bebouwing landschappelijk wordt ingepast overeenkomstig fase 2 en 3 van de landschappelijke inpassing zoals is weergegeven in bijlage 2 Landschappelijke inpassing.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. sublid 4.2 sub b ten behoeve vergroten van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 12 m;
- 2. er sprake dient te zijn van een landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan;
- b. lid 4.2 sub b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning tot 200 m2, met dien verstande dat;
- 1. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing door middel van een erfinrichtingsplan.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval buitenopslag en detailhandel worden begrepen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:
- 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
- 2. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwvlak niet meer dan 55 m² mag bedragen;
- 3. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
- 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- 5. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van de bedrijfswoning wordt gebouwd;
- 6. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
- 7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de bedrijfswoning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan;
- b. lid 4.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de bedrijfswoning, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
- 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijk maximum van 50 m²;
- 2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven;
- 3. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis verbonden bedrijf;
- 4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
- 5. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
- 6. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
- c. in lid 4.1 jo 4.5 sub c ten behoeve van het toestaan van:
- 1. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aanhuis verbonden bedrijven of,
- 2. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Lijst aan huis verbonden bedrijven, mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1,
mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud en herstel van natuurwaarden;
- b. het behoud en herstel van ter plaatse aanwezige graslanden, heideveldjes, (gerief)bosjes, weg- en erfbeplanting, houtwallen en –singels en boomgroepen;
- c. blusvijver;
- d. extensieve dagrecreatie;
- e. wegen en paden;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- 1. op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen niet toegestaan;
- b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- 1. de maatvoering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de navolgende tabel:
Bouwwerken maximale goothoogte in m maximale bouwhoogte in m maximale oppervlakte in m² maximale inhoud in
m³informatiepanelen 2,5 palen en masten 8 andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3
- 1. de maatvoering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan is aangegeven in de navolgende tabel:
- c. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder a en b dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 5.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
- 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
- 7. het vellen en rooien van bossen en verwijderen van landschapselementen;
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
- 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
- 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
- 3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen en is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bouwen langs wegen en water
- a. De gronden gelegen binnen de volgende afstanden:
- 1. rijkswegen tot 100 m uit de as van elke rijbaan;
- 2. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
- 3. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
- 4. de spoorweg tot 30 m uit de buitenste spoorstaaf;
- 5. de hoofdwatergangen tot 10 m uit de as van de waterloop, mits minimaal 4 m uit de insteek, met dien verstande dat voor 'de Slinge' een afstand geldt van 10 m uit de boveninsteek van de waterloop;
zijn tevens bestemd ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang;
- b. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bouwvlakken van de bestemmingen 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en de bestemmingsvlakken van de bestemming 'Bedrijf', alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m; een en ander indien het uitzicht hierdoor niet wordt belemmerd;
Afwijken bij een omgevingsvergunning
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
- 1. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt het waterschap en/of de wegbeheerder;
- 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, verkeersborden en seinpalen ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m;
- 3. het plaatsen van reclameborden en informatiepanelen met een maximale bouwhoogte van 10 m;
mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en het verkeers- en/of waterschapsbelang
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van gronden;
- 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
- 3. het aanleggen van geluidswallen;
- 4. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
- e. Een omgevingsvergunning mag alleen een moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het water- en/of verkeersbelang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee de wegbeheerder en/of het waterschap wordt gehoord;
- f. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende danwel aangevraagde vergunning.
8.2 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
- a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
- b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van:
- a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
- b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
- c. afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking geldt niet voor maten met betrekking tot:
- 1. de inhoud van wooneenheden;
- 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Uitbreiding Lesli Vuurwerk Visserijdijk.
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Verbonden Bedrijven
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
Naam bestemmingsplan: Uitbreiding Lesli Vuurwerk Visserijdijk |
Status bestemmingsplan: vastgesteld |
Datum vaststelling: 08-10-2013 |
Inlichtingen: M. Bluemer |
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer |
Telefoonnummer: 0544 393489 |
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding
Lesli Vuurwerk heeft het college van burgemeester en wethouders van Oost Gelre verzocht om medewerking aan de uitbreiding van de vuurwerkbewaarplaatsen aan de Heringsaweg/Visserijdijk in het buitengebied van Vragender.
Plannen voor de uitbreiding zijn al langer aan de orde. Voor de uitbreiding zijn diverse mogelijkheden bekeken. Zo is uitbreiding op het bedrijventerrein (Edisonstraat) aan de orde geweest en zijn bij het huidige bedrijf aan de Visserijdijk ook verschillende uitbreidingsrichtingen aan bod geweest. Uiteindelijk is in overleg met betrokken partijen (Lesli, buurt, provincie, gemeente, brandweer) gekozen voor een zogenaamde gespiegelde variant.
Bovenstaande leidt ertoe dat Lesli Vuurwerk nu verzoekt om de uitbreidingsplannen in een bestemmingsplan mogelijk te maken.
2.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied is gelegen in het buitengebied, aan de Heringsaweg/Visserijdijk te Vragender. Ten westen van het plangebied ligt (gescheiden door de Hamelandweg) de kern Lichtenvoorde. Zie luchtfoto.
Ligging plangebied ten opzichte van Lichtenvoorde
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Omgeving
Het plangebied bestaat uit de bestaande bedrijfslocaties van Lesli Vuurwerk en de heer Eggink. Verder bestaat de omgeving uit het bedrijventerrein van Lichtenvoorde (ten westen), de Hamelandweg (ten westen), agrarische gronden, agrarische bedrijven, bos en burgerwoningen in het buitengebied. Ten noordoosten is het crossterrein van de MACL gelegen (tevens evenemententerrein), alsmede een nog niet gerealiseerd kampeerterrein.
Huidige situatie
3.2 Bestemmingsplan
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011, vastgesteld op 18 december 2012. Het bedrijf is bestemd met een bestemming 'Bedrijf' en nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet gebiedsgebonden bedrijf'. In de bouwregels is opgenomen dat de maximale oppervlakte aan gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande. Uitbreiding van het bedrijf in noordelijke richting is op grond van het bestemmingsplan niet mogelijk, aangezien er geen bestemming 'Bedrijf' is opgenomen voor de beoogde percelen en omdat de bouwmogelijkheden reeds volledig gebruikt zijn. Om deze reden is aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk.
Bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011 met begrenzing bestemmingsplan Uitbreiding Lesli Vuurwerk Visserijdijk (rode belijning)
3.3 Plangebied
De huidige situatie van Lesli Vuurwerk is rond 2005 ontstaan. Er is toen ook een bestemmingsplanherziening doorlopen om het bedrijf meer opslagcapaciteit te geven. Het terrein bestaat uit vuurwerkbewaarplaatsen voor consumentenvuurwerk. Verder staan er gerelateerde bedrijfsgebouwen, zoals een pompstation ten behoeve van de sprinklerinstallatie en een bedrijfswoning. Net buiten het terrein is een blusvijver gelegen.
Het terrein van 'Eggink' bestaat uit een bedrijfswoning, die gericht is naar het westen. Achter de bedrijfswoning is de overige bedrijfsbebouwing gevestigd. Er worden verschillende bedrijfsactiviteiten uitgeoefend, zoals opslag en een geluidsstudio. Tevens is de heer Eggink eigenaar van de parkeerplaats aan de overkant van de Visserijdijk, waar vrachtauto's geparkeerd worden. Met de ontwikkelingen bij Lesli Vuurwerk ontstond nu ook de mogelijkheid om de uitstraling van deze parkeerplaats aan te pakken.
De gronden waar Lesli Vuurwerk wil uitbreiden zijn nu in gebruik als agrarische grond, dahliavelden en als dennenbosje.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
Voor het plangebied gelden een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Het plangebied ligt niet in (de nabijheid van) een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied. Deze regeling wordt daarom niet besproken. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een aantal juridische en beleidskaders van toepassing op het plangebied. De belangrijkste worden hierna beschreven.
4.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie (ontwerp)
Op 14 mei 2013 hebben Gedeputeerde Staten de ontwerp omgevingsvisie vastgesteld. Deze ligt vanaf 21 mei tot en met 2 juli 2013 ter visie. Belangrijk onderdeel voor de ontwikkeling is het streven van de provincie en haar partners naar een hoge kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. De opgaven van de provincie en haar partners die zij hierbij zien, zijn:
- ruimte bieden aan (economische) ontwikkelingen met respect voor de unieke kwaliteiten van een gebied;
- bij een ingrijpende ruimtelijke ingreep initiatiefnemers en gemeenten ondersteunen bij het realiseren van ruimtelijke kwaliteit;
- de unieke Gelderse kwaliteiten vermarkten voor de vrijetijdseconomie.
Voor de Ruimtelijke kwaliteit in de Achterhoek is het volgende opgenomen:
De regio Achterhoek heeft een duidelijk landschappelijk profiel en is 'bekend in Nederland'. Het kwaliteitsdenken concentreert zich in de Achterhoek op een 'verbonden wereld' waarin vraagstukken van bevolkingsontwikkeling, transitie van platteland, sociale samenhang, kwaliteit van het landschap en economische kracht aan elkaar worden gekoppeld en waarin krachten worden gebundeld en slimme verbindingen tussen maatschappelijke partners worden aangegaan. De volgende kwaliteitsambities zijn van belang voor de regio Achterhoek:
- gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen;
- aandacht voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit én door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland;
- een agrarisch toekomstperspectief ontwikkelen met gebruikmaking van de gebiedsdynamiek onder voorwaarde van behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
- beheer en inrichting van het landschap meer integreren met activiteiten die baat hebben bij een mooi en goed onderhouden landschap (verdienlandschap);
- verder ontwikkelen van een duurzame en innovatieve economie met aandacht voor de maakindustrie en gebruik van hernieuwbare energie;
- streven naar een vitale leefomgeving, anticiperend op de krimp, met transitie van de woningvoorraad en afstemming van het voorzieningenniveau;
- zorgen voor voldoende verplaatsingsmogelijkheden en verbindingen tussen de regio en omliggende gebieden en binnen de regio, met specifieke aandacht voor (OV-) bereikbaarheid en breedband.
Ruimtelijke verordening Gelderland
Op 15 december 2010 heeft Provinciale Staten de Ruimtelijke verordening Gelderland vastgesteld (en daarna zijn enkele herzieningen vastgesteld). De verordening is een aanvulling op het Streekplan Gelderland 2005. Op de kaart bij de verordening is het projectgebied aangewezen als Nationaal landschap Winterswijk en Waardevol landschap. Binnen Nationale landschappen geldt de afweging uit de Steekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle landschappen. Voor het Waardevol landschap, niet zijnde open landschap, geldt een 'ja, mits'-regime. Dit betekent dat activiteiten zijn toegestaan mits de kernkwaliteiten worden behouden en versterkt.
Het plangebied ligt in het westen van het waardevol landschap Winterswijk. Dit is volgens de kaart kernkwaliteiten deelgebied 2 met als kenmerk plateaurand (met inliggende escomplexen). Het Nationaal landschap Winterswijk heeft de kernkwaliteiten: kleinschalig, organisch gegroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen; oostelijke helft is kleinschaliger dan westelijke helft.
Uitsnede kaart Waardevol Landschap Winterswijk (stip is locatie Lesli)
Op de bij de verordening behorende kaart Verstedelijking is aangegeven dat het perceel is gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied en niet gelegen in de in de verordening aangegeven zoekzones zodat nieuwbouw buiten het bestaand stedelijk gebied in eerste instantie niet mogelijk is. Ook paragraaf 2.3 waarbij 'Nieuwe bebouwing onder voorwaarden is toegestaan' biedt geen mogelijkheden voor de gewenste nieuwbouw op het perceel.
Paragraaf 2.6 van de verordening geeft aan dat in een bestemmingsplan nieuwe bebouwing tevens mogelijk wordt gemaakt indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een ontwikkeling die redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de hierboven genoemde gebieden en indien deze ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Onderbouwing
Voor de uitbreiding zijn diverse mogelijkheden bekeken. Zo is uitbreiding op het bedrijventerrein (Edisonstraat) aan de orde geweest. Er is veel weerstand uit de buurt ontstaan op deze voornemens vanwege veiligheidsaspecten. Overige locaties in bestaand stedelijk gebied geven dezelfde maatschappelijke onrust. Bij het huidige bedrijf aan de Visserijdijk zijn ook verschillende uitbreidingsrichtingen aan bod geweest. Vanwege het unieke karakter van het bedrijf (opslag consumentenvuurwerk) blijkt uitbreiding op de locatie zelf de meest logische en geaccepteerde oplossing. Uiteindelijk is in overleg met betrokken partijen (Lesli, buurt, provincie, gemeente, brandweer) gekozen voor een zogenaamde gespiegelde variant. Ook landschappelijk kunnen oplossingen worden gevonden om te voldoen aan het 'ja, mits' principe. Deze landschappelijke inpassing zorgt ervoor dat de aanwezige ruimtelijke knelpunten worden opgelost en daarnaast de kenmerken van het landschap worden versterkt. De landschappelijke inpassing is beschreven en onderbouwd in paragraaf 6.2.
Conclusie
Het plan is niet in strijd met de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Landschapsontwikkelingsplan
Denkbeelden en doelen uit het LOP, een vertaalslag
Ruimtelijke en ecologische maatregelen op het Lesli terrein en daarbuiten moeten sporen en een vertaalslag vormen van denkbeelden en doelen uit het Landschapsontwikkelingsplan (LOP). Dit LOP biedt Oost Gelre de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst.
Enkele op deze opgave van betrekking zijnde doelen uit overheidsplannen, zoals het Reconstructieplan en Streekplan Gelderland (structuurvisie) zijn:
- bevorderen van een aantrekkelijk landschap en herstel van bestaande waardevolle cultuurlandschappen en de ontwikkeling van nieuwe landschappen voor verschillende gebruik. Ecologie maakt hier integraal onderdeel van uit;
- zorgen voor een veerkrachtig watersysteem door onder meer beekherstel en berging.
Met afgeleide doelen:
- versterken van natuur- en landschapswaarden die karakteristiek zijn voor het deelgebied en eigen aan de bodem en waterhuishouding van de plek zelf;
- versterken van routes en herstel van oude paden en zandwegen, in het bijzonder in de omgeving en in aansluiting op de kernen.
Het plangebied ligt in een kwelrijke zone aan de rand van het dekzandplateau. Dit maakt het kansrijk en interessant voor ecologische ontwikkelingen. De Hamelandweg en Nobelstraat, met de daaraan gekoppelde bedrijfsmatige ontwikkelingen, scheiden de kern van Lichtenvoorde over de volle lengte van het prachtige oostelijk liggende dekzandlandschap. Een groene (te ontwikkelen) recreatieve dooradering van dit werkgebied, sluit aan op langzaam verkeersroutes in het flankerende landschap, een optelsom van oude paden en wegen. Het afsluiten van de Visserijdijk legt de nadruk op het ontwikkelen van kwaliteiten en alternatieven in het uitbreidingsplan van Lesli, zowel landschappelijk, ecologisch als infrastructureel.
De landschappelijke inpassing is beschreven in paragraaf 6.2. Daarmee sluit het plan goed aan op het LOP.
4.3.2 Structuurvisie De Besselinkschans 2012-2017 (concept)
In de visie wordt voorgesteld om het gebied De Besselinkschans te ontwikkelen als een duurzaam recreatielandschap met tevens ruimte voor evenementen. De ontwikkeling van de recreatieve mogelijkheden van het gebied komt centraal te staan. De ontwikkelingen vinden plaats in een aantrekkelijk landschap dat duurzaam behouden blijft en versterkt wordt op de plekken waar het kan. De visie bevat vier scenario's, waarin staat aangegeven op welke wijze het recreatielandschap kan worden ontwikkeld. Een zorgvuldige belangenafweging is hierbij essentieel. Het gebied De Besselinkschans is hierbij ook belangrijk op een iets hoger schaalniveau, omdat enkele belangrijke netwerkstructuren door het gebied lopen. Het gaat om netwerken, zoals verkeer, water, natuur en recreatieve routes. De visie voorziet in een integrale aanpak.
Voorliggende ontwikkeling is meegenomen in de totstandkoming van deze visie. De uitbreiding van het bedrijf in combinatie met de landschappelijke inpassing is passend binnen deze visie.
Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten
5.1 Watertoets
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? | Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? | Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? | Ja Ja Ja Ja |
Oppervlakte- waterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Ja |
Grondwater- overlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? | Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? | Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Als dit hemelwater niet vertraagd wordt afgevoerd, wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar naar benedenstroomse gebieden afgewenteld. Ook is er geen aanvulling van het grondwater. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ontwikkelingen minimaal hydrologisch neutraal zijn of een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het bebouwd oppervlak toe met ongeveer 8.208 m2. Daarnaast wordt de grond rondom de bebouwing verhard. Om het water afkomstig van dit verhard oppervlak niet te laten aflopen richting het rioolstelsel wordt het water behandeld volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren. Het hemelwater van de daken wordt ter plaatse geïnfiltreerd/geborgen in de te vergroten blusvijver. Op deze manier blijft de blusvijver gevuld voor eventuele calamiteiten en kan het hemelwater in het plangebied zelf infiltreren. Het hemelwater afkomstig van de bestrating en parkeerterrein wordt opgevangen in een infiltratievoorziening, die tenminste 10 mm. kan bergen. Daarna kan dit water vertraagd worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Het gebied rondom Lesli Vuurwerk tussen de gemeente en het waterschap onderwerp van gesprek. Dit heeft te maken met de wateroverlast van de afgelopen jaren aan de oostkant van Lichtenvoorde. Bij piekbelastingen loopt een deel van Lichtenvoorde onder water. Gemeente en waterschap maken samen plannen om het water in banen te leiden. Het laaggelegen gebied rondom Lesli Vuurwerk wordt ook onder de loep genomen. De vergroting van de blusvijver en de natuurontwikkeling passen binnen deze ideeën. Eventuele nieuwe retentie in de omgeving kan hier prima op aansluiten.
5.2 Bodem
Door Rouwmaat is een bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport d.d. 12 januari 2012 met nummer MT.21377 is opgenomen in de bijlage bij deze toelichting. Uit het rapport kan geconcludeerd worden dat er, op basis van de onderzoeksresultaten, geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie en wijziging van het bestemmingsplan. Ten behoeve van de verwerking van de vrijkomende grond, wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit bodemkwaliteit.
Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 1 Bodemonderzoek.
5.3 Flora En Fauna
De natuurbescherming in Nederland is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de gebiedsbescherming. De Flora- en faunawet regelt de soortenbescherming. Door Hamabest is een quickscan flora- en fauna uitgevoerd. Het rapport d.d. 27 januari 2012 met nummer R11.556.JMW.F01 is opgenomen in de bijlage bij deze toelichting. Een nader onderzoek naar vleermuizen heeft tevens plaatsgevonden. Rapport d.d. 17 oktober 2012 met nummer R12.033.JMW.F01 en is opgenomen in de bijlage bij deze toelichting.
Natura 2000 en EHS
De voorgenomen activiteiten hebben, zover dit mogelijk is vast te stellen in het kader van onderhavige quickscan, geen significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken, functie en waarden (kernkwaliteiten) van de nabij gelegen EHS.
Vogels
Het plangebied is in potentie geschikt als broedlocatie voor diverse vogelsoorten.
- De rooi- en sloopwerkzaamheden zullen buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden (hoofdstuk 6; vogels).
Vleermuizen
Er is een kraamlocatie (minimaal 30 exemplaren) aanwezig op het terrein van het bedrijf. Deze kraamlocatie blijft gehandhaafd, maar kan door de geplande ingrepen nabij toch zijn functionaliteit verliezen. In de te amoveren woning en de eventueel te kappen bomen zijn geen vaste verblijfplaatsen aangetroffen.
- De kraamlocatie dient bereikbaar te blijven door het behouden/ aanplanten van groenstructuren, zodat de functionaliteit niet verloren gaat.
- Werkzaamheden nabij/ naast de kraamlocatie dienen tijdens de kraamperiode voorkomen te worden.
- Verstoring door met name licht dient tijdens de werkzaamheden In het gehele plangebied en in de toekomstige situatie voorkomen te worden.
- Raadzaam is om de eiken in het oosten, bijlage drie, te behouden.
- Indien het echt niet mogelijk is om aan de eerste voorwaarde te voldoen, dienen alternatieve kraamlocaties te worden aangeboden.
Amfibieën
Er zijn geen streng of strikt beschermde amfibiesoorten waargenomen binnen het plangebied. In de blusvijver komen exemplaren van het zogenaamde groene kikkercomplex voor. De blusvijver blijft gehandhaafd en er blijft voldoende winterhabitat aanwezig in de nabijheid.
- Negatieve effecten zijn derhalve niet te verwachten aangaande de onderzochte soorten.
Flora- en faunawet
Er zijn geen (streng en strikt) beschermde plant- en diersoorten aangetroffen binnen het plangebied. Op basis van de bevindingen kan geconcludeerd worden dat er in de huidige situatie geen procedurele gevolgen zijn voor wat betreft (overige) soorten, mits aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan.
Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Flora- en faunawet van toepassing: op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.
Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 2 Quickscan flora en fauna en Bijlage 3Vleermuizenonderzoek.
5.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Door Archeodienst is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd om de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied vast te stellen. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een lage verwachting voor de perioden Midden-Paleolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Het doel van het inventariserend veldonderzoek was om deze verwachting te toetsen.
Het booronderzoek heeft uitgewezen dat de lage verwachting, zoals opgesteld in het bureauonderzoek, kan worden gehandhaafd. Archeodienst BV acht een vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 4 Archeologisch onderzoek.
5.5 Wegverkeerslawaai
Op het perceel wordt geen geluidsgevoelig object opgericht, zijnde een woning, waardoor het wegverkeerslawaai niet behoeft te worden onderzocht.
Het aantal transportbewegingen wijzigt niet t.o.v. de verleende omgevingsvergunning, activiteit milieu. In eerste aanleg zal het aantal transportbewegingen verminderen. De containers met consumentenvuurwerk komen via de Rotterdamse haven binnen en gaan vervolgens naar de opslaglocatie aan de Heringsaweg. Het consumentenvuurwerk in de betreffende containers staat niet op pallets. Het vuurwerk wordt op pallets geplaatst en gaat vervolgens per vrachtwagen naar Duitsland voor opslag. In de nieuwe situatie (waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd) blijft een gedeelte van deze goederen in de nieuwe uitbreiding. Het aantal transporten dat hiermee vrij komt, wordt gebruikt voor de groei van het bedrijf.
Een geluidsonderzoek is voor het plan niet noodzakelijk.
5.6 Luchtkwaliteit
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen, waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn.
Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geven aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, uit kunnen oefenen dan wel toepassen als:
- het aannemelijk is gemaakt dat het niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde;
- het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
- het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;
- een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma.
De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven
Stof | Grenswaarde |
SO2 | 350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
NO2 | 200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie | |
PM10 | 40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
Lood | 0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
CO | 10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie |
C6H6 | 5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit Niet In Betekenende Mate(NIBM), legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is, is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
De Ministeriële Regeling Niet In Betekenende Mate, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele specifieke inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, is er geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan worden doorgegaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.
Het onderhavige plan maakt de uitbreiding van vuurwerkopslag mogelijk. De regeling NIBM bevat geen getalsmatige invulling voor vuurwerkopslag. Maar de luchtkwaliteit wordt in het geval van een vuurwerkopslag bepaald door de voertuigbewegingen. Met de uitbreiding van de vuurwerkopslag wordt juist bewerkstelligd dat deze bewegingen minder worden.
Gelet hierop, kan dus ook redelijkerwijs gesteld worden dat de uitbreiding van de vuurwerkopslag bij Lesli niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen.
Conclusie:
Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de uitbreiding van vuurwerkopslag bij Lesli.
5.7 Externe Veiligheid
De Omgevingsdienst Achterhoek heeft onderzoek uitgevoerd welke adviezen en berekeningen er nodig zijn om een uitbreiding bij het bedrijf te kunnen bewerkstelligen. Tevens is gekeken welke andere risicobronnen in de omgeving aanwezig zijn.
Resultaat
Voor de uitbreiding van het bedrijf Lesli Vuurwerk geldt dat geen berekeningen hoeven te worden gemaakt. Er kan worden volstaan met de standaardafstanden uit bijlage 3 van het vuurwerkbesluit. De aan te houden afstanden zijn afhankelijk van de grote van de deur van de bewaarplaatsen.
Risicobronnen
In de omgeving van het bedrijf ligt Dusseldorp Gevaarlijk Afval B.V.. De afstand tussen de inrichtingsgrenzen bedraagt ongeveer 190 m. Op grotere afstand ligt het bedrijf Greven RVS Beitsen BV. Eveneens op een grotere afstand ligt de N18 als transportroute gevaarlijke stoffen.
Conclusie
Aangezien er alleen consumentenvuurwerk wordt opgeslagen in opslagplaatsen met een maximale capaciteit van 50.000 kg per opslagplaats, kan worden volstaan met een vaste afstand vanaf de opslagplaats tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Deze is afhankelijk van de grote van de deuropening van de opslagplaats, maar bedraagt maximaal 30 m. Gezien de bouwmogelijkheden in relatie tot de dichtsbijzijnde (bedrijfs)woning is het opnemen van een veiligzone niet noodzakelijk. Deze is echter wel opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011. Deze zone kan om de hiervoor genoemde reden geschrapt worden.
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Ontwikkeling
Bedrijf Heringsaweg 10
Het bestaande bedrijf aan de Heringsaweg 10 wordt gehandhaafd (incl. woning) en wordt één op één overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied 2011. Het perceel maakt onderdeel uit van het plangebied, omdat door de afsluiting van de weg (zie 'Uitbreiding Lesli fase 1 en 2/3) een deel van de privéruimte anders komt te liggen. De gronden worden tevens landschappelijk ingepast.
Uitbreiding Lesli fase 1 en 2/3
Het plan voorziet in een verdubbeling van het grondgebruik in een sterk compacte vorm. Er is niet gekozen voor een uitbreiding welke nog verder het buitengebied oostwaarts insteekt. Gekozen is voor een verbreding aan de basis, langs de Heringsaweg (een ventweg van de Hamelandweg). Uit oogpunt van efficiëntie is elke meter benut. In overleg met de initiatiefnemer is naar voren gekomen dat niet de gehele ontwikkeling in één keer gerealiseerd wordt in verband met marktomstandigheden en daarmee samenhangende investeringen. De fasering is tot stand gekomen vanuit het oogpunt van een compacte bouwvorm en een efficiënte indeling van het bedrijf.
Eerst wordt fase 1 gerealiseerd (deel A en B op de kaart 'Uitbreiding Lesli fase 1 en 2/3). De bestaande bedrijfswoning komt te vervallen. In deze fase wordt de nieuwe toegangsweg nog niet gerealiseerd. Het bedrijf gebruikt tot die tijd de Visserijdijk (die wel aan de openbaarheid wordt onttrokken). Aan de zijde van de Heringsaweg moet dan een 'gat' in de landschappelijke inpassing komen.
Het is nog niet duidelijk wanneer de bouw van fase 2 (deel C en D op de kaart 'Uitbreiding Lesli fase 1 en 2/3) start. Als fase 2 start komt de ontsluiting aan de Visserijdijk te vervallen. Het gedeelte dat nu ook al in onverharde weg verder gaat, blijft bestaan. De weg zal door de afsluiting voornamelijk als recreatieve route worden gebruikt. Via de Eikendijk en een nieuw aan te leggen pad dat langs de blusvijver loopt kan de Heringsaweg bereikt worden (langzaam verkeer). Landbouwverkeer zal via de oostkant nog tot aan het bedrijfsperceel van Lesli kunnen komen. Doorgaand verkeer is er nu ook al vrijwel niet. Voor doorgaand verkeer vervalt de Visserijdijk. De Visserijdijk wordt ook wel eens gebruikt als toegang naar het festivalterrein in De Schans. Via de Eikendijk is een goede toegang gewaarborgd.
Uitbreiding bedrijf fase 1 (A+B) en fase 2/3 (C+D)
6.2 Landschappelijke Inpassing
De ligging in een markant glooiend dekzandlandschap, in combinatie met een uitbreiding van de vuurwerkopslagplaats aan de Heringsaweg, is aanleiding geweest ruimtelijke randvoorwaarden en maatregelen op te stellen ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing. Inpassing houdt geen halt bij Lesli Vuurwerk, de samenhang ligt besloten in het aanwezige omringende en kwalitatieve landschappelijke- en stedelijke weefsel. De beschrijving en verantwoording van de inpassing is weergegeven in Bijlage 6 Rapport landschappelijke inpassing.
Juridische vertaling
De maatregelen zoals voorgesteld in het rapport landschappelijke inpassing zijn onlosmakelijk verbonden met de uitbreiding van het bedrijf. Deze maatregelen zijn (mits ruimtelijk relevant, niet geheel geborgd door middel van sectorale wetgeving of door middel van de privaatrechtelijke overeenkomst welke is gesloten) als voorwaardelijke verplichting in de regels van het plan opgenomen. Concreet betekent dit dat het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken pas is toegestaan nadat de landschapsmaatregelen zijn gerealiseerd.
Initiatiefnemer heeft aangegeven het plan niet in één keer te willen realiseren. De gemeente is evenwel van mening dat, indien een gedeelte van het bouwplan gerealiseerd wordt, er ook sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing. Om deze reden is een onderverdeling gemaakt in twee fasen. Elke fase voorziet in specifieke maatregelen om een goede landschappelijke inpassing af te dwingen. Voor fase 2 is opgenomen dat realisatie uitsluitend mogelijk is nadat fase 1 is gerealiseerd.
Een samenvattende kaart met voornoemde maatregelen is opgenomen als bijlage bij de regels. De kaart maakt daarmee in juridische zin onderdeel uit van het bestemmingsplan.
In het rapport landschappelijke inpassing komt een aantal maatregelen voor, waarvan de uitvoerbaarheid niet op voorhand vaststaat. Dit heeft te maken met het feit dat de initiatiefnemer geen grondeigenaar is van de percelen waarop de inpassing moet plaatsvinden. Een totaaloverzicht van alle maatregelen is te vinden in bijlage 7 Landschappelijke inpassing.
Totaaloverzicht landschappelijke inpassing
In de privaatrechtelijke overeenkomst is vastgelegd dat deze maatregelen uitgevoerd moeten worden. Indien dit niet mogelijk is zal financiële compensatie in het landschapsfonds plaats moeten vinden. Hiermee wordt in voldoende mate geborgd dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing.
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Algemeen
Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie van IenM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO-2012) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012). De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre, met name bij het bestemmingsplan Buitengebied.
7.2 Bestemmingsplan
Het digitale bestemmingsplan Uitbreiding Lesli Vuurwerk Visserijdijk is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPBUI105.VG05 met bijbehorende regels. De analoge verbeelding (voorheen bekend als de papieren plankaart) van het voorliggende bestemmingsplan is getekend op een schaal 1:2000 en omvat één kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan.
7.3 Plansystematiek
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
7.4 Regels
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs-, en slotregels.
1. Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).
2. Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen vastgelegd. Dit bestemmingsplan bevat de bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschapswaarden (Artikel 3), Bedrijf (Artikel 4) en Natuur (Artikel 5) in het plangebied. De bestemmingen zijn afgestemd op het recentelijk vastgestelde bestemmingplan Buitengebied met als toevoeging de voorwaardelijke verplichtingen ten aanzien van landschappelijke inpassing, zoals reeds beschreven in paragraaf 6.2.
Naast deze bestemmingen geldt ook de dubbelbestemming Waarde Archeologie - Archeologische verwachtingswaarde 2 (Artikel 6).
3. Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen -dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend- karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel (Artikel 7), algemene bouwregels (Artikel 8) en algemene afwijkingsregels (Artikel 9).
4. Overgangs- en slotregel
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht (Artikel 10) en de slotregel (Artikel11) opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze, vanwege hun meer bijzondere karakter, in een apart hoofdstuk opgenomen.
Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Haalbaarheid En Exploitatieplan
De kosten voor dit plan worden betaald door verzoeker. Indien het plan aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro), zullen deze kosten worden doorberekend aan de verzoeker. Ten behoeve van het plan is een anterieure overeenkomst inzake de grondexploitatie, landschappelijke inpassing (zie paragraaf 6.2) en planschade afgesloten met verzoeker. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken, namelijk van 13 juli tot en met 23 augustus 2013, ter inzage gelegen. Er is één zienswijze ingekomen. Deze is samengevat en beantwoord in de Nota inhoud en beantwoording zienswijzen. Deze nota is als bijlagee 8 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Daarnaast is door het Waterschap Rijn en IJssel een ambtelijke opmerking geplaatst over de afvoer van het hemelwater. Deze is ook verwoord in de hiervoor genoemde nota.
De provincie Gelderland heeft geen opmerkingen op het ontwerpbestemmingsplan.