KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding
2.2 Ligging En Begrenzing
Hoofdstuk 3 Bestaande En Gewenste Situatie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
4.2 Algemeen
4.3 Internationaal- En Rijksbeleid
4.4 Provinciaal Beleid
4.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Watertoets
5.3 Bodem
5.4 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap
5.5 Flora En Fauna
5.6 Cultuurhistorie En Archeologie
5.7 Geluidhinder
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Algemeen
7.2 Bestemmingsplan
7.3 Plansystematiek
Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Haalbaarheid
8.2 Exploitatieplan
8.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Onderzoek Verkeersontsluiting Lichtenvoorde Oost
Bijlage 2 Schouw Aaltenseweg
Bijlage 3 Onderzoek Verkeersmodel
Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 5 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 6 Aanvullend Vleermuisonderzoek
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Aanvullend Akoestisch Onderzoek
Bijlage 10 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 11 Verslag Reacties Inloopbijeenkomst
Bijlage 12 Nota Zienswijzen

Bestemmingsplan 4e poot rotonde Kamp Zuid Lichtenvoorde

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 06-11-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bestemmingsplan 4e poot rotonde Kamp Zuid Lichtenvoorde met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01 van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten Met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een percentage van een deel van een terrein dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.9 bestaand:

onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ welke op een legale wijze tot stand is gekomen en is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Bestemmingsplan 4e poot rotonde Kamp Zuid Lichtenvoorde;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 extensieve dagrecreatie:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 kwaliteitsteam:

een door het college van burgemeester en wethouders ingestelde ambtelijke werkgroep bestaande uit diverse disciplines;

1.23 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.24 landschappelijk inpassingsplan:

een plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap. Het inpassingsplan dient door het kwaliteitsteam goedgekeurd te worden;

1.25 leidingvlak:

22,5 m aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbinding;

1.26 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d;

1.27 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.28 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.29 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.31 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 bovenkant spoorstaaf:

de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf;

2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 1 m bedraagt

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verharde en onverharde wegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. verblijfsvoorzieningen;
  4. d. bermen en bermsloten;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen en landschapselementen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van gronden als een ontsluitingsweg als strijdig gebruik als niet binnen twee jaar na realisatie van de ontsluitingsweg landschappelijke inpassing met behulp van streekeigen beplanting is gerealiseerd conform het in Bijlage1 opgenomen plan voor de Landschappelijke inpassing. Dit gebruik wordt ook aangemerkt als strijdig gebruik als de gerealiseerde landschappelijke inpassing niet of in onvoldoende in stand wordt gehouden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 3.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren
    1. a. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    2. b. het aanleggen van waterhuishoudkundige voorzieningen.
  1. b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    1. 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    2. 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    3. 3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
  1. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;

de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologisch waardevolg gebied 1' of 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2' of met de daarbij behorende regels, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bouwen langs wegen en water

  1. a. De gronden gelegen binnen de volgende afstanden:
    1. 1. rijkswegen tot 100 m uit de as van elke rijbaan;
    2. 2. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
    3. 3. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
    4. 4. de spoorweg tot 30 m uit de buitenste spoorstaaf;
    5. 5. de hoofdwatergangen tot 10 m uit de as van de waterloop, mits minimaal 4 m uit de insteek, met dien verstande dat voor 'de Slinge' een afstand geldt van 10 m uit de boveninsteek van de waterloop;

zijn tevens bestemd ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang;

  1. b. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bestemmingsvlakken van de bestemming 'Wonen', alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m; een en ander indien het uitzicht hierdoor niet wordt belemmerd;

Afwijken bij een omgevingsvergunning

  1. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
    1. 1. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt het waterschap en/of de wegbeheerder;
    2. 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, verkeersborden brughoofden en seinpalen ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m;
    3. 3. het plaatsen van reclameborden en informatiepanelen met een maximale bouwhoogte van 10 m;

mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en het verkeers- en/of waterschapsbelang

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van gronden;
    2. 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
    3. 3. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
  2. e. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het water- en/of verkeersbelang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee de wegbeheerder en/of het waterschap wordt gehoord;
  3. f. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende danwel aangevraagde vergunning.

6.2 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  2. b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
  3. c. afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking geldt niet voor maten met betrekking tot:
    1. 1. de inhoud van wooneenheden;
    2. 2. de oppervlakte van bijgebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan 4e poot rotonde Kamp Zuid Lichtenvoorde.

Bijlagen

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan

Bestemmingsplan 4e poot rotonde Kamp Zuid Lichtenvoorde
april 2016
Inlichtingen:
Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling
Hester Smeenk
tel.nr. 0544 - 393 478

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

De gemeente is van plan om de Oude Winterswijkseweg aan te sluiten op de rotonde die de Hamelandweg verbindt met de Aaltenseweg. Met deze aansluiting kan de Vragenderweg in Lichtenvoorde ontlast worden. De Vragenderweg krijgt momenteel meer verkeer te verwerken dan waarvoor de weg is ingericht. De Aaltenseweg is wel bedoeld en ingericht voor hogere verkeersintensiteiten dan de weg nu te verwerken krijgt.

In 2012 is in opdracht van de gemeenteraad een onderzoek uitgevoerd naar de ontsluitingsstructuur van Lichtenvoorde-Oost. De huidige ontsluitingsstructuur leidt namelijk tot diverse veiligheids-, leefbaarheids- en bereikbaarheidsknelpunten. Uit het onderzoek komt onder meer naar voren dat het aansluiten van de rotonde Groten Bos op de Oude Winterswijkseweg, in combinatie met een aantal andere maatregelen, noodzakelijk is. In 2013 heeft de gemeenteraad besloten om in de Hamelandweg (N313) drie rotondes aan te leggen. Eén van die rotondes is de rotonde de Kamp Zuid, deze moet aangepast worden en worden voorzien van een aansluiting op de Oude Winterswijkseweg.

In 2014 is het Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2014 vastgesteld. Het wegennet is in dit programma verdeelt in drie hoofdgroepen: stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Een aantal wegen functioneren niet of onvoldoende volgens de categorie waarin ze zijn ingedeeld. Zo heeft de Vragenderweg in de bebouwde kom van Lichtenvoorde de functie van erftoegangsweg, maar door de verbinding met de N313 (Hamelandweg) functioneert de weg nu als gebiedsontsluitende weg.

Door de Oude Winterswijkseweg (N312) als 4e poot aan te sluiten op de rotonde Kamp Zuid wordt de Vragenderweg ontlast. Die krijgt zo de rol zoals bedoeld was. De Aaltenseweg is aangewezen als een gebiedsontsluitende weg. De Aaltenseweg gaat na de aansluiting van de Oude Winterswijkseweg op de rotonde Kamp Zuid haar rol als gebiedsontsluitingsweg beter vervullen.

2.2 Ligging En Begrenzing

De rotonde maakt onderdeel uit van de Hamelandweg en verbindt het zuidelijk deel van bedrijventerrein De Kamp Zuid met de Hamelandweg. De Hamelandweg is een provinciale weg. De aftak (poot) naar de Groten Bos/Aaltenseweg van de rotonde Groten Bos is een gemeentelijke weg. Dit geldt ook voor de Oude Winterswijkseweg (het huidige doodlopende deel direct ten oosten van de rotonde).

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied

Hoofdstuk 3 Bestaande En Gewenste Situatie

De Oude Winterswijkseweg verbindt Lichtenvoorde en Vragender met elkaar. De weg komt ten noorden van het plangebied uit op daar gelegen kruising (die in de toekomst een rotonde wordt). Momenteel sluit de Oude Winterswijkseweg niet aan op de rotonde Groten Bos. De weg komt vlakbij de rotonde uit en ontsluit de daar liggende woningen. De weg is smal en bestaat uit één rijbaan. Aan de zuidzijde van de weg staat een bomenrij met onderbegroeiing. Daarnaast ligt een greppel. Dit deel van de Oude Winterswijkseweg wordt momenteel alleen gebruikt door de aanwonenden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01_0002.jpg"

foto: vogelvlucht van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01_0003.jpg"

foto: de huidige situatie in het plangebied. Aan het eind van de weg ligt de rotonde.

De huidige rotonde Groten Bos dateert uit 2005. Voor aanleg van de rotonde is een herziening van het bestemmingsplan doorlopen. Dit bestemmingsplan is op 9 september 2004 door de gemeenteraad vastgesteld.

De noodzaak voor de aansluiting van een vierde poot op de rotonde is in hoofdstuk 1 omschreven. De gewenste situatie ziet er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01_0004.jpg"

Afbeelding: nieuwe inrichting Oude Winterswijkseweg

Deze 'nieuwe' Oude Winterswijkseweg past grotendeels binnen de bestemming 'Verkeer' zoals die is opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen 'Buitengebied Oost Gelre 2011' en 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre'. Om de Oude Winterswijkseweg aan te kunnen sluiten op de rotonde Kamp Zuid en de benodigde verbreding mogelijk te maken komt een deel van de weg te liggen in een gebied met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen en paden mogelijk als onderdeel van de agrarische functie. Dat is hier niet het geval. De gewenste ontsluitingsweg is bedoeld om de verkeerskundige structuur aan de oostzijde van Lichtenvoorde aan te passen. Daarom is een procedure om herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk om dit mogelijk te maken.

Voor de aanleg van de nieuwe weg moet het bestaande trace worden aangepast en verbreed. Om dit mogelijk te maken worden de bestaande bomen aan de zuidzijde van de bestaande weg (circa 25 Amerikaanse eiken) gekapt. Ook wordt de bestaande watergang gedempt. De bomenrij wordt vervangen door een nieuwe rij bomen. Aan de zuidzijde van het nieuwe trace wordt een rij lindes aangeplant. Aan de noordzijde van het trace worden ook enkele bomen aangeplant om de bestaande groenstructuur te versterken. In de 'oksel' bij de nieuwe aansluiting op de rotonde wordt óf een rij bomen geplant óf worden enkele groepjes bomen geplaatst waarbij mogelijk ook een plas-drassituatie wordt gecreerd. De exacte inrichting wordt afgestemd met het de inrichting van het project waterberging Lichtenvoorde-Oost. De watergang wordt vervangen door een berm die afloopt naar de aanliggende percelen. De weg zelf wordt ook aangepast. De weg wordt verbreed zodat twee rijstroken ontstaan en twee auto's elkaar kunnen passeren. In directe aansluiting op de rotonde wordt een middengeleider geplaatst en een verkeersplateau aangelegd. De weg wordt daarnaast voorzien van fietssuggestiestroken aan weerszijden van de rijbaan.

Het laatste deel van het oude tracé (dat naar het noorden afbuigt) blijft behouden en wordt ingericht als fietspad en als ontsluiting voor de woning. Op de Hamelandweg wordt een gelijkvloerse fietsoversteek gerealiseerd. Het fietspad sluit hier aan op bestaande fietsroutes in Lichtenvoorde.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

Dit hoofdstuk beschrijft het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen en indien noodzakelijk op de verbeelding en in de regels.

4.2 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische en ruimtelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische en beleidskaders van toepassing op het plangebied.

4.3 Internationaal- En Rijksbeleid

4.3.1 Vogelrichtlijn

De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als Speciale Beschermingszone. Deze gebieden maken deel uit van het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden duurzaam te beschermen (Natura-2000). Daarnaast stelt de richtlijn nadere regels voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten.

De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst.

Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn. Het plan - een gedeeltelijk verlegging van een bestaande weg- heeft ook geen negatieve gevolgen voor eventuele Vogelrichtlijngebieden.

4.3.2 Habitatrichtlijn

De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones.

Op basis van de Habitatrichtlijn zijn de zogenaamde Natura2000-gebieden aangewezen. Op ruim drie kilometer afstand van het plangebied ligt het Natura2000 gebied Korenburgerveen. Er is geen sprake van een (direct) ruimtelijk effect van de omlegging van de weg op het Korenburgerveen. Indirect zijn er ook geen negatieve effecten te verwachten. Een mogelijk indirect effect zou kunnen ontstaan door een toenemende uitstoot van en neerslag van stikstofoxiden (NOx) op het Korenburgerveen. Omdat hier sprake is van een verlegging van een bestaande weg die als doel heeft bestaand verkeer over een andere route te laten rijden is er geen effect te verwachten op het Korenburgerveen. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt daarnaast dat tot 2020 de jaargemiddelde concentratie NOx in de lucht zal dalen van 22 naar 16 µg/m3 op een afstand van 10 meter uit de weg. De grenswaarde bedraagt 40 µg/m3. De jaargemiddelde concentratie blijft dus ruim onder de grenswaarden. Op een grotere afstand van de weg zal de concentratie nog lager zijn.

Voor fijn stof (PM10) geldt dat de jaargemiddelde concentratie met een concentratie van 21 µg/m3 onder de grenswaarde van 40 µg/m3 blijft. Voor het 24 uursgemiddelde voor fijnstof geldt dat aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde concentratie 35 keer per jaar overschreden mag worden. Het aantal overschrijdingen daalt van 9 dagen per jaar in 2012 naar 8 keer per jaar in 2020. Aan de eisen uit het Wet luchtkwaliteit wordt dus voldaan.

Het totale luchtkwaliteitsonderzoek is opgenomen in Bijlage 10 Luchtkwaliteitsonderzoek.

4.3.3 Het verdrag van Valletta (Malta)

Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Het verdrag is uitgewerkt in de Wet op de archologische monumentenzorg. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. Gemeentes moeten bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening houden met aanwezige en te verwachten monumentale- en archeologische waarden.

Het verdrag van Valletta is op gemeentelijk niveau verder uitgewerkt in een gemeentelijk beleid en kaart archeologische verwachtingswaarden. In paragraaf 5.6 Cultuurhistorie en archeologie wordt hier nader op ingegaan.

4.3.4 Kaderrichtlijn water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn:

  • De vervuiler betaalt
  • De gebruiker betaalt
  • Na 2000 geen achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van het water
  • Resultaatsverplichting in 2015
  • Stroomgebiedsbenadering

Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving.De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

In paragraaf 5.2 Watertoets is nader ingegaan op de concrete wateraspecten van dit plan.

4.3.5 Structuurvisie Infrastructuur en milieu

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tussen nu en 2040. Met deze visie trekt de Rijksoverheid een beleidslijn door die al met de Nota Ruimte werd ingezet, namelijk een verdere concentratie (voor wat betreft beleidsbemoeienis en investeringen) op de ruimtelijke ordening van de hoofdinfrastructuur van Nederland, te weten de havens, Schiphol, belangrijke wegen, spoorwegen, waterwegen en andere netwerken die van wezenlijk belang zijn voor het economisch functioneren van het land. Daaronder vallen verder industriële en agrarische complexen van nationaal belang. Verder wil het Rijk zich concentreren op de maatregelen die noodzakelijk zijn om het land te beschermen tegen de zee.

Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk nog steeds uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei.

De provincies en gemeenten zijn meer dan voorheen verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening met betrekking tot verstedelijking, de afbakening van de bebouwde kommen en het landelijk gebied en het veilig stellen en de verschillende waarden van het landelijk gebied.

In de Structuurvisie is een aantal nationale belangen benoemd, de twee voor dit plan relevante belangen zijn:

Nationaal belang 10: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten

Nationaal belang 13: zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Nationaal belang 10 heeft betrekking op onder meer de Nationale Landschappen. Het plangebied ligt in het Nationaal Landschap Winterswijk. In paragraaf 5.4 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap is hier nader op ingegaan.

Met de aanwonenden heeft overleg plaatsgevonden over de voorgenomen wijziging van de weg. De benodigde gronden zijn op minnelijke wijze aangekocht. Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke wettelijk verplichte procedure. In 8.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid is hier nader op ingegaan.

4.4 Provinciaal Beleid

4.4.1 Omgevingsvisie provincie Gelderland

In december 2015 is de Omgevingsvisie vastgesteld. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

De provincie en haar partners streven samen naar een duurzame mobiliteit: een systeem dat een sterke economie, welvaart en welzijn ondersteunt en rekening houdt met de kwaliteit van de leefomgeving. De opgaven die zij daarbij zien, zijn:

  • bereikbaarheid en toegankelijkheid optimaliseren voor wonen, werken,
  • voorzieningen en vrijetijdsbesteding, sport en beleving van de leefomgeving;
  • betrouwbaarheid (tijdsduur) van het personen- en goederenvervoer verbeteren;
  • vervoer afstemmen op behoefte en verplaatsingspatronen van mensen;
  • vervoer afstemmen op stromen van grondstoffen en goederen van bedrijven;
  • stromen van mensen, grondstoffen en goederen afstemmen op gevolgen van digitalisering markt en andere ontwikkelingen.


Mobiliteit is een onmisbare voorwaarde voor de ontwikkeling van welvaart en welzijn van onze samenleving. Het gaat daarbij om vlot en veilig vervoer van personen, betrouwbare (tijdsduur) en aantrekkelijke (beleving) verplaatsingen en verantwoorde distributie van goederen.

4.4.2 Omgevingsverordening Gelderland

In december 2015 heeft de Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening vormt samen met de tegelijkertijd vastgestelde Omgevingsvisie het ruimtelijk beleid en ziet toe op het veiligstellen van de provinciale belangen.

Een groot deel van de regels uit de verordening heeft betrekking op bebouwing (nieuwe woningen, bedrijventereinen en uitbreidingen van agrarische bedrijven). In dit geval wordt geen bebouwing opgericht. Een ander deel van de regels gaat over het beschermen van natuurgebieden (het Gelders NatuurNetwerk). Het plangebied ligt niet in het Gelders NatuurNetwerk. Deze regels zijn dus niet van toepassing. Alleen de regels voor het beschermen van het Nationaal Landschap zijn van toepassing.

Landschap

Het plangebied is gelegen in het Nationaal Landschap Winterswijk. Artikel 2.7.4.2. van de provinciale verordening gaat hier nader op in. In gebieden binnen een Nationaal Landschap kunnen slechts bestemmingen worden toegestaan, voor zover deze de kernkwaliteiten van het gebied niet aantasten, maar versterken. Als deze kernkwaliteiten wel worden aangetast, dan moet compensatie plaatsvinden. Bij deze planontwikkeling moet worden bezien of de kernkwaliteiten niet worden aangetast. In paragraaf 5.4 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap zijn de kernkwaliteiten omschreven en is beschreven wat de gevolgen zijn voor de kernkwaliteiten door de geplande ontwikkeling.

4.5 Gemeentelijk Beleid

4.5.1 Bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011

Het plangebied is gelegen in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011. Dit bestemmingsplan is op 18 december 2012 door de gemeenteraad van Oost Gelre is vastgesteld. In dit bestemmingsplan is de bestemming 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' van toepassing op het plangebied. De plannen voor aanleg van een vierde poot aan de rotonde passen niet binnen het vigerende bestemmingsplan. De weg komt deels te liggen op gronden die nu de bestemming "Agrarisch met waarden - Landschapswaarden" hebben. Binnen deze bestemming is de aanleg van wegen en paden mogelijk als onderdeel van de agrarische functie. Dat is hier niet het geval. De gewenste ontsluitingsweg is bedoeld om de verkeerskundige structuur aan de oostzijde van Lichtenvoorde aan te passen. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is daarom een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

4.5.2 Landschapsontwikkelingsplan

In 2007 is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) 'Groen licht voor het landschap' vastgesteld. Dit LOP biedt de mogelijkheid om de landschappelijke eenheid en kwaliteit in onze gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In dit LOP zijn de Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen meegenomen en zijn per deelgebied de kansen en bedreigingen aangegeven.

Op grond van het LOP is het perceel gelegen aan de rand van het ensemble de marke Vragender. De grote Vragender Es is een fenomeen. Vanouds was deze es als een echte es in gebruik als bouwland. Tegenwoordig is hij overwegend in gebruik als gras- en maïsland. Om de es ligt een krans van oude boerenerven, verbonden door slingerende wegen. In het oosten ligt een smalle strook ontginning met daarachter het Vragenderveen. Het gebied wordt gekenmerkt door weidebouw en bouwland op de es, en om de es een gordel van kleinschalige afwisseling van wonen, landbouw, recreatie- en andere bedrijvigheid, daaromheen een overgang naar de agrarisch gebruikte ontginningen.

In het ensemble de marke Vragender zijn op te poetsen en te beschermen parels aangegeven zoals:

  • het ensemble van afwisseling van dorp, es, beekdalen, veld en veen;
  • karakteristieke solitaire bomen;
  • de molen en de ruïne van de kapel;
  • holle wegen, leemkuilen en grintgroeven;
  • plekken om even te verpozen eventueel met picknickbankjes;
  • het Vragenderveen en de Schaar;
  • typerende erfbeplantingen;
  • steilranden en beplantingen.

Daarbij zijn te stimuleren landschapselementen aangegeven zoals:

  • bestaande karakteristieke beplantingen;
  • kranspaden rond de es: zandpad langs esrand eventueel met fruitbomen en/of eikenhakhoutsingel;
  • veldpaden: zandpaden door de ontginning langs kavelranden met eiken-berkensingel erlangs;
  • veldpaden door en langs de beekdalen kunnen bestaan uit openbare stroken langs kavelgrenzen met daarin hooiland en zwarte els.

Het verbreden en deels nieuw aanleggen van deze weg tast de aangewezen parels niet aan. De afwisseling door de kleinschaligheid en beplantingen blijft behouden omdat de te kappen bomenrij herplant wordt en er extra wegbegeleidende beplanting aangeplant zal worden.

4.5.3 Structuurvisie Besselinkschans

Het gebied De Besselinkschans is landschappelijk en recreatief een aantrekkelijk gebied ten oosten van Lichtenvoorde. Het gebied is landschappelijk en cultuurhistorisch uniek voor de Achterhoek.

De hoofddoelstelling van de visie is: een ontwikkelingsrichting waarbij een optimaal gebruik voor nu en op de lange termijn centraal staat. Dat betekent voor De Besselinkschans dat recreatie (waaronder evenementen) en het recreëren een belangrijke positie innemen. Het “decor” hiervoor is een landschappelijk aantrekkelijk gebied. Hierdoor ontstaat een gebied dat tegen een stootje (=duurzaam) kan en tevens recreatief aantrekkelijk is.

De visie voorziet in de volgende subdoelstellingen:

1. De voor de Achterhoek unieke landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden in het gebied versterken op plekken waar dit mogelijk is, en het gebied recreatief verbinden met belangrijke toeristische trekpleisters in de omgeving waardoor er een recreatief netwerk ontstaat.

2. Het gebied geschikter maken voor evenementen door een helder planologisch kader en infrastructurele randvoorwaarden.

3. Een integrale oplossing voor de netwerken verkeer, water, natuur en recreatieve routes binnen de reikwijdte van de structuurvisie.

De laatste jaren zijn er meerdere grote evenementen georganiseerd, met als bekendste de Zwarte Cross. Dit evenement heeft een landelijke uitstraling en heeft een positief effect op de Achterhoek als het gaat om economie, bekendheid en als een plek waar veel mogelijkheden zijn. Dit biedt kansen voor de toekomst. De ondernemers in het gebied maken plannen voor de toekomst en willen duidelijkheid over de planologische kaders.

De visie biedt een antwoord. Het gebied de Besselinkschans is hierbij ook belangrijk op een iets hoger schaalniveau, want enkele belangrijke netwerkstructuren lopen door het gebied. Het gaat om de netwerken verkeer, water, natuur en recreatieve routes. De visie voorziet in een integrale aanpak.

Eén van de onderdelen van de visie is het verbeteren van de verkeerssituatie. Uit de analyse blijkt dat de rotonde bij de Aaltenseweg op dit moment niet optimaal gebruikt wordt door het ontbreken van een “vierde poot”.Ook is het gewenst om de Aaltenseweg beter te gebruiken als gebiedsontsluitende weg. De Vragenderweg kan dan worden afgewaardeerd.

De aanleg van de vierde poot is opgenomen in de projectentabel bij de structuurvisie. Hierbij is ook vermeld dat het budget beschikbaar is.

4.5.4 Onderzoek verkeersontsluiting Lichtenvoorde-Oost

In 2012 is een onderzoek uitgevoerd naar de ontsluitingsstructuur aan de oostzijde van Lichtenvoorde. Deze levert problemen op met de verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. Er gebeuren relatief veel ongelukken op de N313 en de bereikbaarheid van het bedrijventerrein de Kamp en het evenemententerrein is niet optimaal. De gemeente Oost Gelre wil daarnaast de Vragenderweg ontlasten. De Vragenderweg is aangewezen en ingericht als een erftoegangsweg, maar is veel drukker dan voor een erftoegangsweg de bedoeling is. De Aaltenseweg is aangewezen als een gebiedsontsluitingsweg en moet deze funtie ook gaan vervullen. Door de Oude Winterswijkseweg op de rotonde Groten Bos aan te sluiten ontstaat een betere ontsluiting van het bedrijventerreinen de Kamp en de Kamp-Zuid en wordt de Vragenderweg ontzien.

Het onderzoek is uitgevoerd in overleg met de gemeente Oost Gelre, de provincie Gelderland, Vragender Belang, Industriële Kring Groenlo-Lichtenvoorde en de bewoners van de Vragenderweg en Aaltenseweg. In het onderzoek zijn verschillende varianten onderzocht. In alle varianten is een aansluiting van de Oude Winterswijkseweg op de rotonde Groten Bos opgenomen. De gemeenteraad heeft op 7 januari 2013 gekozen voor variant F.

Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 Onderzoek verkeersontsluiting Lichtenvoorde Oost.

4.5.5 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan 2011-2015

In 2010 is het Gemeentelijke Verkeer en Vervoerplan 2011-2015 (GVVP) vastgesteld. Dit plan vervangt het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan 2005-2009. Het doel van het plan is om het verkeer- en vervoersbeleid te actualiseren en daarbij in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.

In het Verkeer en Vervoerplan is aangegeven dat naar de huidige maatstaven een aantal wegen een onlogische aansluiting aanwezig is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Vragenderweg. De Vragenderweg heeft een rol als erftoegangsweg maar functioneert als een schakel tussen de gebiedsontsluitende wegen binnen en buiten de bebouwde kom van Lichtenvoorde. In het GVVP is vastgesteld dat de Vragenderweg zijn rol als erftoegangsweg beter moet gaan vervullen. Daarom wordt de rotonde Groten Bos/Hamelandweg van een vierde aansluiting voorzien.

In het bijbehorende maatregelenprogramma is opgenomen dat een functieverandering van een aantal wegen nodig is. Eén van de maatregelen is de rotonde Groten Bos/Hamelandweg te voorzien van een vierde aansluiting.

4.5.6 Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024

In het verkeersprogramma is het gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid vastgesteld. In dit nieuwe verkeersprogramma is gekozen voor een bredere insteek dan alleen een verkeerskundige insteek. De nieuwe insteek gaat uit van een integrale benadering van het verkeer in een landschappelijke en ruimtelijke omgeving. Vanuit deze integrale benadering zijn ambities, aandachtspunten en beleidsprincipes in beeld gebracht.

In het Integraal verkeersprogramma zijn de wegen in categorieën ingedeeld. De Aaltenseweg en de Groten Bos zijn aangewezen als zogenaamde gebiedsontsluitende wegen. Deze twee wegen verbinden het centrum van Lichtenvoorde met de Hamelandweg.

De rotonde bij de Aaltenseweg wordt op dit moment niet optimaal gebruikt door het ontbreken van een “vierde poot” aan de zijde van de Oude Winterswijkseweg. Daarnaast is het is gewenst om de Aaltenseweg beter te gebruiken als een gebiedsontsluitende weg. De Aaltenseweg is daartoe verbreed met een halve meter en voorzien van nieuw stil asfalt.

De Vragenderweg heeft de status van een erfontsluitingsweg maar wordt gebruikt als ontsluitingsweg voor het centrum en de bedrijventerreinen de Kamp en Kamp-Zuid. Dit is niet gewenst. Deze ontsluitende functie leidt tot een relatief hoge verkeersdruk die, in combinatie met de hoeveelheid vrachtverkeer richting de bedrijventerreinen, volgens aanwonenden tot overlast leidt. Verschillende maatregelen moeten dit probleem oplossen. Eén van de oplossingen is het maken van een vierde aansluiting op de rotonde Groten Bos/Aaltenseweg en de Oude Winterswijkseweg. De gemeenteraad heeft voor deze oplossing gekozen.

Dit bestemmingsplan maakt deze ontwikkeling mogelijk.

4.5.7 Geluidsbeleid Gemeente Oost Gelre

De gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidbeleid ontwikkeld om richting te geven aan het geluidaspect in bestemmingsplannen, vergunningen e.d. Het beleid is in 2008 vastgesteld.

In het geluidbeleid is bepaald welke typen gebieden aan welke geluidwaarden moeten voldoen. De Aaltenseweg is op basis van het beleid te typeren als een woonwerkgebied (concentraties van woningen, hoofdfuncties wonen en werken, grote levendigheid t.o.v. stille woonwijk). Hiervoor geldt een plafondwaarde van 55 dB. Deze wordt in de nieuwe situatie overschreden als uitgegaan wordt van het akoestisch onderzoek. Het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een zogenaamde worst case: al het verkeer op de route Lichtenvoorde-Winterswijk gaat via de Aaltenseweg rijden, dit zou leiden tot bijna 4.300 extra verkeersbewegingen per etmaal. Uit het nader onderzoek (o.a. de schouw) komt naar voren dat dit naar alle redelijkheid maximaal 1.750 extra verkeersbewegingen per etmaal zullen zijn. De geluidbelasting zal dan ook minder zijn dan uit het akoestisch onderzoek naar voren komt. Daarnaast kan de gemeente besluiten om in bepaalde gevallen af te wijken. In dit geval wordt vanwege de doorgaande functie die de Aaltenseweg vervult een hogere geluidbelasting dan in het geluidbeleid is vastgelegd geaccepteerd.

Daarnaast is als beleid opgenomen dat bij het vervangen van het wegdek van wegen waar nodig (o.a. bij wijziging van type wegdek) de mogelijkheid van toepassing van geluidreducerende wegdekken onderzocht. Bij de reconstructie van de Aaltenseweg is, na onderzoek naar de geluidbelasting, geluidsreduderend asfalt toegepast.

4.5.8 Beleidsregel hogere grenswaarden

Gemeentes zijn sinds 2007 bevoegd om hogere grenswaarden te verlenen. Vooral bij het maken van bestemmingsplannen moet de aandacht worden gericht op geluidgevoelige bestemmingen en dienen daarvoor geldende grenswaarden in acht te worden genomen. Voor verschillende typen geluidbelastingen (industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerlawaai) worden in de Wet geluidhinder grenswaarden aangegeven waarvoor een voorkeursgrenswaarde en een wettelijk maximaal toelaatbare geluidbelasting geldt. In principe moet er altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde aan te houden. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zolang de wettelijke maximale grenswaarden niet overschreden worden. Deze uitzonderingen (criteria) waren in de oude Wgh omschreven en zijn voor een deel opnieuw als beleid opgenomen.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet voor het aspect wegverkeerslawaai akoestisch onderzoek worden uitgevoerd, waarbij voor woningen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB in acht moet worden genomen. In het geval van een reconstructie mag de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met maximaal 5 db verhoogd worden tot maximaal 53 dB. De waarden sluiten aan bij de waarden die in de Wet geluidhinder benoemd zijn. In de beleidsregel is het verdere beleid en de procedure voor het verlenen van een hogere grenswaarde beschreven. In 5.7.1 Wegverkeerslawaai is ingegaan op de gevolgen voor de geluidbelasting op de gevels van de woningen aan de Oude Winterswijkseweg, Groten Bos en de Aaltenseweg. Uit het onderzoek komt naar voren dat voor twee woningen een hogere grenswaarde moet worden verleend. Deze hogere grenswaarde blijft binnen de maximale verhoging die in de beleidsregel is genoemd. De in de beleidsregel beschreven procedure is gevolgd.

Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten

5.1 Milieueffectrapportage

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag ook bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden als het gaat om weginfrastructuur (niet zijnde een autosnelweg of autoweg) zijn:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

De volgende drempelwaarden zijn van belang:

  • Mer-plicht: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 10 km of meer.
  • Mer-beoordelingsplicht: de wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 km of meer.

De vierde poot van de rotonde Kamp Zuid tot aan de Winterswijkseweg over de bestaande Oude Winterswijkseweg heeft een lengte van ongeveer 275 meter en bestaat uit 2x1 rijstrook. Gezien de beperkte lengte en het aantal rijstroken is de beoogde infrastructurele ingreep niet mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig.


Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het project is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit milieueffectrapportage.

5.2 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'.

Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Hierna is de watertoetstabel van het Waterschap Rijn en IJssel opgenomen met alle relevante waterthema's:

Thema Toetsvraag Relevant
HOOFDTHEMA'S
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee

Nee
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee
Nee
Nee
Wateroverlast (oppervlaktewater)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Ja

Nee
Nee
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? Nee
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Nee

Nee
verplaatsen bestaande sloot
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee
Inrichting en beheer
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Nee
Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee
Nee
Nee

Nee
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee

Het thema 'wateroverlast' is relevant omdat het verhard oppervlak toeneemt. De bestaande bermsloot wordt gedempt en vervangen door een nieuwe bermsloot. Het hemelwater dat van het wegdek afstroomt zal via de bermsloot geïnfiltreerd en afgevoerd worden naar een nabijgelegen watergang van het waterschap. De bestaande verharding wordt over een lengte van circa 250 meter met enkele meters verbreed. De oppervlakte verharding neemt daarmee met 500 tot 1.000 m2 toe. De nieuwe watergang zal voldoende capaciteit krijgen om hemelwater te infiltreren, piekafvoeren aan te kunnen en voldoende bergingscapaciteit krijgen om wateroverlast op maaiveldniveau te voorkomen.

Ten westen van het plangebied ligt een watergang die in beheer is bij het waterschap Rijn en IJssel. Tot 5 meter van de insteek van de watergang ligt een beschermingszone. Werkzaamheden en activiteiten in of over de watergang alsmede in de beschermingszone zijn vergunningplichtig. Wanneer wijzigingen of werkzaamheden in of aan de watergang of de beschermingszone nodig zijn is een watervergunning van het waterschap vereist.

Bij de uitvoering van het project zal afstemming plaatsvinden met het waterschap over het project 'optimalisatie watersysteem brongebied Baakse Beek omgeving Lichtenvoorde' dat ook in en nabij het plangebied plaatsvindt.

5.3 Bodem

Onderzoek naar de bodemgesteldheid moet plaatsvinden als er een verblijfsruimte voor personen wordt opgericht. In deze situatie worden geen verblijfsruimten voor personen opgericht zodat onderzoek naar de gesteldheid van de bodem niet noodzakelijk is.

Ten behoeve van de verwerking van eventueel vrijkomende grond wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit bodemkwaliteit.

5.4 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap

Het plangebied ligt in het Nationaal Landschap Winterswijk. In artikel 2.7.4.2. van de provinciale Omgevingsverordening is bepaald dat alleen bestemmingen mogelijk zijn die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten.

Het Nationaal Landschap Winterswijk heeft de volgende kernkwaliteiten:

  1. 1. Kleinschalig, organisch begroeid halfopen landschap met afwisseling van bosjes, houtwallen, landbouwgrond, lanen, beken, boerderijen (oostelijk helft kleinschaliger dan westelijke helft);
  2. 2. Rijk aan microreliëf (steilranden, essen en eenmansessen), een duidelijke terraswand (westzijde);
  3. 3. Meanderende beken in smalle dalen als doorgaande structuren, met natuurlijke begroeiing (elzen en essen) in halfopen landschap; overstromingsvlaktes in laagtes;
  4. 4. Fraaie, open essen (opvallend groot op de plateaurand van Aalten en Groenlo) en bijzondere broekgebieden;
  5. 5. Historisch nederzettingspatroon en vervlochten in het landschap: oude boerderijplaatsen (zoals scholtenhoeven), vele gehuchten en grotere nederzettingen.

De planologische ontwikkeling behelst de verbreding van een bestaande weg, het deels aanleggen van een nieuwe weg over een afstand van 275 meter, het dempen van een sloot en het kappen van bomen. Om de weg te kunnen aanleggen moet een rij van circa 25 volgroeide Amerikaanse eiken worden gekapt. Deze Amerikaanse eiken fungeren nu als wegbegeleidende beplanting. Op een strook grond ten zuiden van de bestaande bomenrij is op particuliere grond recent beplanting aangebracht. Deze nog jonge beplanting zal ook verwijderd moeten worden om de weg te kunnen verbreden en de wegbegeleidende beplanting en sloot op te kunnen schuiven in zuidelijke richting.

Na de verbreding en de aanleg van de weg wordt aan de zuidzijde van het nieuwe tracé nieuwe laanbeplanting aangeplant. Hiervoor zullen lindes worden gebruikt. Aan de noordzijde van het tracé worden ook enkele bomen aangeplant. Deze bomen worden niet voor de bestaande woningen aangeplant. Aan de zuidzijde van de nieuwe bomenrij wordt een slootje aangelegd om het afstromende water van het wegdek op te kunnen vangen. In de zuidoostelijke 'oksel' van de rotonde worden in overleg met het waterschap, in aansluiting op het project 'optimalisatie watersysteem brongebied Baakse Beek omgeving Lichtenvoorde', ook maatregelen genomen voor het landschap. Er zijn twee opties. De eerste optie is het aanplanten van een bomenrij langs de oostelijke kavelgrens van dit perceel. De tweede optie is om in deze 'oksel' verspreide groepjes bomen aan te planten en in aansluiting op het waterbergingsproject plas-drassituaties aan te leggen.

In Bijlage 4 Landschappelijke inpassing is de tekening met de landschappelijke inpassing opgenomen. Met een zogenaamde voorwaardelijke verplichting is de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassingsmaatregelen vastgelegd in de planregels.

Toets aan de kernkwaliteiten

De planologische ontwikkeling behelst de verbreding van een bestaande weg, het deels aanleggen van een nieuwe weg, het verplaatsen van de bermsloot en kappen en herplanten van bomen.

De te kappen bomen worden vervangen door een nieuwe rij bomen aan de zuidzijde van de verbrede weg. De Amerikaanse eiken worden vervangen door lindes. Het inrichtingsplan gaat ook uit van het aanplanten van een aantal bomen aan de noordzijde van de weg en in de 'oksel' van de nieuwe aansluiting op de rotonde. De bestaande structuur van de wegbegeleidende beplanting blijft dus behouden. De kleinschaligheid van het landschap ter plaatse blijft daarmee behouden. Daarnaast wordt de uitheemse beplanting vervangen door inheemse beplanting.

In de directe nabijheid van het plangebied gaan ook ingrepen in het kader van het project 'optimalisatie watersysteem brongebied Baakse Beek omgeving Lichtenvoorde' plaatsvinden. Hier vindt ook landschappelijke inpassing plaats.

Conclusie is dat het project de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap niet aantast.

5.5 Flora En Fauna

Quickscan natuurtoets

Omdat voor de aanleg van de weg een aantal oudere eiken gekapt moet worden en een sloot moet worden gedempt is een natuurtoets uitgevoerd. Uit de quick-scan natuurtoets bleek dat een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd moet worden. In het plangebied zijn mogelijk essentiële foerageergebieden en vliegroutes van een aantal vleermuissoorten aanwezig. Vleermuissoorten zijn streng beschermd krachtens de Flora- en faunawet (tabel 3) en de EU Habitatrichtlijn. Tijdens de uitvoering van het onderzoek is het voorkomen van vleermuizen op en rond de te verwijderen houtige opstanden nagegaan. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 5 Quickscan natuurtoets.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van een literatuuronderzoek en een veldonderzoek. Uit de onderzoeken blijkt dat het plangebied geen vaste verblijfplaats voor beschermde flora, zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen of overige diersoorten vormt. Wel komen mogelijk vleermuizen voor in het plangebied. Zij gebruiken de laanbeplanting mogelijk als vliegroute. Een nader onderzoek naar deze mogelijke vliegroute is noodzakelijk.

Tijdens het veldonderzoek zijn algemeen voorkomende vogelsoorten waargenomen. In de te kappen bomen zijn geen nesten of sporen van nesten van soorten met vaste verblijfplaatsen (zoals huismus of steenuil) aangetroffen. Geschikte broedlocaties ontbreken ook. Voor andere soorten zonder vaste verblijfplaats geldt dat de bomen buiten het broedseizoen gekapt kunnen worden omdat dan geen nestplaatsen verloren gaan. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot en met 15 juli.

Aanvullend vleermuizenonderzoek

Hierna volgen de conclusies uit het aanvullende vleermuisonderzoek. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 6 Aanvullend vleermuisonderzoek.

De onderzoeksintensiteit is bepaald op basis van de te verwachten soorten en het gebiedsgebruik. Richtinggevend hiervoor is het Protocol voor vleermuisinventarisaties (2013) van de Gegevensautoriteit Natuur en de Zoogdiervereniging VZZ. Het protocol adviseert om bij het vermoeden van essentiële foerageergebieden en/of vliegroutes van de te verwachten vleermuissoorten (gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis) gericht vleermuisonderzoek uit te voeren middels 4 avond- of ochtendbezoeken, waarvan 2 veldbezoeken in de kraamperiode van de vleermuizen (15 mei – 15 juli) en 2 veldbezoeken in de periode 15 juli – 1 oktober.


Als aanvulling en ondersteuning op de vier veldbezoeken zijn net buiten het plangebied twee ‘luisterkisten’ geplaatst. Iedere vleermuissoort heeft zijn eigen, kenmerkende, hoogfrequente roep, waardoor onderscheid is te maken tussen de verschillende soorten. Hierdoor is, samen met de veldbezoeken, een gedegen beeld verkregen van de aanwezige soorten en het gebruik van de te verwijderen houtige opstanden, door de aangetroffen vleermuissoorten. Het veldonderzoek heeft zich voornamelijk geconcentreerd op de te verwijderen houtige opstanden en het gebruik van deze elementen door de aanwezige vleermuissoorten. Door op verschillende tijdstippen gerichte methoden toe te passen, zijn alle te verwachten gebruiksfuncties van het gebied (fourageren en vliegroute) in beeld gebracht voor de verschillende aangetroffen soorten.

Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de Gewone dwergvleermuis en de Rosse vleermuis in het gebied voorkomen.

Voor de Gewone dwergvleermuis zijn in het onderzoeksgebieden geen vaste rust- en verblijfplaatsen aangetroffen. Baltsgedrag is in het plangebied ook niet waargenomen. Bij het batdetectoronderzoek is tijdens de veldbezoeken vastgesteld dat er langs de te verwijderen houtige opstanden enkele gewone dwergvleermuizen foerageren. Er zijn echter geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een (belangrijke) vliegroute langs de te verwijderen houtige opstanden. Het vliegpatroon van de gewone dwergvleermuis, dat blijkt uit het onderzoek met de luisterkisten / meetstations, bevestigt het beeld dat er sprake is van foeragerende vleermuizen.

De Rosse vleermuis is een soort die alleen in bomen wordt aangetroffen (Ministerie EL&I, 2011b). In het plangebied zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen / baltslocaties van de rosse vleermuis aangetroffen, ondanks gerichte inspecties nabij bomen met (mogelijke) holtes gedurende de uit- en invliegperiode. In het plangebied zijn alleen tijdens beide nazomerronden enkele langs vliegende individuen waargenomen.

Te verwachten negatieve effecten

De te verwijderen houtige opstanden zijn niet van essentieel belang voor vleermuizen. Significante negatieve effecten worden niet verwacht. In het kader van de zorgplicht wordt aanbevolen om bij de kapwerkzaamheden onderstaande maatregelen uit te voeren.

• Bomenkap dient plaats te vinden gedurende de periode dat vleermuizen niet actief zijn: november t/m maart.

• Voorafgaand aan de kapwerkzaamheden dienen de bomen met holten geïnspecteerd te worden op aanwezigheid van boombewonende soorten. Als er verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, dient de kap uitgesteld te worden tot de vleermuizen de verblijfplaats verlaten hebben en dienen ter compensatie vleermuiskasten opgehangen te worde.
• Gekapt hout met holten moet minimaal 24 uur blijven liggen met holten naar boven, zodat eventueel toch aanwezige exemplaren nog kunnen uitvliegen.

• Als tijdens de werkzaamheden toch vleermuizen worden aangetroffen moeten de werkzaamheden onmiddellijk stopgezet worden en moet direct een vleermuisdeskundige ingeschakeld worden.

• Werkzaamheden alleen uitvoeren bij avondtemperaturen boven de 10° Celsius.

De bovenstaande maatregelen moeten worden uitgewerk in een ecologisch werkprotocol dat beschikbaar is voor de uitvoerende partij. Voer de werkzaamheden uit onder begeleiding van een deskundige op het gebied van vleermuizen.

5.6 Cultuurhistorie En Archeologie

De Monumentenwet 1988 bevat de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het Verdrag van Malte genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in 1992 door verscheidene EU-lidstaten is ondertekend). De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

IKAW en AMK

Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart opgesteld. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Deze kaart is doorvertaald in het bestemmingsplan voor het buitengebied. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.

Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van eeen dubbelbestemming is de voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.

Bij aanleg van de nieuwe weg zullen, afhankelijk van de bodemgesteldheid, bodemingrepen dieper dan 30 centimeter plaatsvinden. Ook zal de oppervlakte van 100 m2 worden overschreden. Wel is een groot deel van de bodem al geroerd door de aanwezigheid van de weg en bomen. De wortels van deze bomen verstoren de bodem en hebben eventuele archeologische resten verstoord of vernietigd. Bij het kappen van de bomen, het verwijderen van de stobben van de bomen, het dempen van de sloot, het aanleggen van de nieuwe weg met bermen, het aanplanten van nieuwe bomen zal de bodem geroerd worden over een grotere oppervlakte dan 100 m2 en een diepte van 30 centimeter onder maaiveld. Voor dit bestemmingsplan is daarom een archeologisch onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01_0005.png"

Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart

Voor dit bestemmingsplan is een bureauonderzoek en gecombineerd verkennend en karterend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De conclusies van het onderzoek luiden als volgt:

Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Op basis van de landschappelijke ligging gold een middelhoge verwachting voor alle periodes tot en met de Vroege Middeleeuwen en een lage verwachting voor de periode Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd.


De aangetroffen bodemopbouw komt grotendeels overeen met de verwachtingen. Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De archeologische verwachting dient derhalve bijgesteld te worden tot een lage verwachting voor alle periodes.

Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats, is geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren.

Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 7 Archeologisch onderzoek.

5.7 Geluidhinder

5.7.1 Wegverkeerslawaai

Akoestisch onderzoek 2013

Door adviesburo Van der Boom is in 2013 een onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van het wegverkeer op de gevels van de woningen gelegen aan de Oude Winterswijkseweg en een deel van de Aaltenseweg te Lichtenvoorde. Het complete onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 Akoestischonderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat er een te hoge geluidbelasting op de meeste gevels van de onderzochte woningen zal ontstaan. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden.

Bij maatregelen aan de bron, zoals stil asfalt met een geluidreductie van minimaal 3 dB (dunne deklaag B), zal de geluidsbelasting op de meeste gevels van de onderzochte woningen binnen de toelaatbare geluidsbelasting blijven en hoeft er geen hogere grenswaarde vastgesteld te worden.Op een tweetal woningen aan de Oude Winterswijkseweg, de nummers 11 en 11a, zal dit niet zo zijn. Hier blijft de gevelbelasting te hoog. Daarom is voor deze twee woningen een hogere grenswaarde aangevraagd. Om de hogere grenswaarde vast te kunnen stellen moet aangetoond zijn dat in de woningen een geluidniveau van 33 dB bereikt kan worden. Voor dit onderzoek is opdracht gegeven en zijn de afspraken met de eigenaren van de woningen gemaakt.

De hogere grenswaarde is aangevraagd en de procedure ervan loopt gelijk op met de procedure voor dit bestemmingsplan. Het ontwerp-besluit voor de hogere grenswaarde heeft samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. De besluiten tot vaststelling lopen ook gelijk op in de procedure. Het vaststellen van de hogere grenswaarde is een bevoegdheid van het college. Het vaststellen van het bestemmingsplan is een bevoegdheid van de gemeenteraad.

Aanvullend onderzoek in het kader van de hogere grenswaarde

In het besluit hogere grenswaarde is nagegaan welke bronmaatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting op de overbelaste gevels te beperken. Naast het toepassen van stil asfalt (gaat toegepast worden) is bekeken of bijvoorbeeld het verlagen van de toegestane maximumsnelheid een optie is. Omdat de Oude Winterswijkseweg een functie als een doorgaande weg gaat vervullen is het verlagen van de toegestane snelheid van 60 km/uur naar bijvoorbeeld 50 of 30 km/uur geen optie. De laatste twee maximumsnelheden zijn ontwerpsnelheden voor in de bebouwde kom. Het is ook niet gebruikelijk om op doorgaande wegen in het buitengebied uit te gaan van een lagere maximumsnelheid van 60 km/uur. Een derde optie is om na te gaan of er maatregelen aan de woningen nodig zijn om aan een minimaal binnenniveau van 33 dB te kunnen voldoen.


Het onderzoek naar de noodzaak voor het treffen van maatregelen aan de woningen is inmiddels afgerond. In het onderzoek is nagegaan of in de nieuwe situatie (per kamer) aan een binnenniveau van 33 dB kan worden voldaan. Dit is (ruimschoots) het geval. De berekende waarden variëren van 25 tot maximaal 30 dB (woning Oude Winterswijkseweg 11a) en tussen de 32 en 33 dB(Oude Winterswijkseweg 11). Op basis van de Wet geluidhinder hoeven geen aanvullende maatregelen aan de beide woningen gedaan te worden.


Het hiervoor genoemde onderzoek hoeft volgens de Wet geluidhinder pas gedaan te worden nadat de hogere grenswaarde is vastgesteld (artikel 112 van de Wet geluidhinder) door de gemeenteraad. Om voor zowel de aanwonenden als voor de gemeente in een zo vroeg mogelijk stadium duidelijkheid te krijgen over de noodzaak van maatregelen aan de woningen.

Aanvullend akoestisch onderzoek 2015, Reconstructie Aaltenseweg

In 2014 heeft de gemeente het asfalt op de Aaltenseweg vervangen door stil asfalt (Konwé Still). In dit aanvullende onderzoek is bepaald of daarmee een reconstructiesituatie is voorkomen. Voor de wegvakken Aaltenseweg en Groten Bos is gerekend is met toepassing van het asfalttype Konwé Still, na aftrek ex. art. 110-g Wgh. Hierna volgt de conclusie van het onderzoek. Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 9 Aanvullend akoestisch onderzoek.

De conclusie van het onderzoek luidt als volgt: er is sprake van een reconstructie indien wijzigingen aan een aanwezige weg leiden tot een verhoging van de hoogst toelaatbare geluidbelasting met, afgerond, 2 dB of meer, dat is een verschil van 1,5 dB of meer. De hoogst toelaatbare geluidbelasting bedraagt in een reconstructiesituatie 48 dB op de gevels van woningen dan wel de heersende waarde indien deze hoger is dan 48 dB (art. 100 Wgh). De geluidbelasting is in de huidige situatie al hoger dan 48 dB.


De geluidbelasting op de woningen langs de Aaltenseweg en het Groten Bos nemen na de aansluiting en na vervangen van het asfaltwegdek door Konwé Still met 1 dB toe. Daardoor is niet langer sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. Uitgaande van deze onderzoeksresultaten is het wettelijk gezien niet noodzakelijk om (verdere) maatregelen te nemen.

5.7.2 Industrielawaai

Het tracé van de te veranderen Oude Winterswijkseweg ligt niet binnen de geluidszone van het bedrijventerrein De Kamp Zuid. Deze geluidzone ligt ruim 550 meter ten noorden van het plangebied. Aangezien een weg geen geluidgevoelige functie is, vormt de ligging binnen de zone geen belemmering. Ook kan er geen sprake zijn van cumulatie van industrielawaai met wegverkeerslawaai. Een akoestisch onderzoek naar het aspect industrielawaai is dan ook niet noodzakelijk.

5.8 Luchtkwaliteit

Paragraaf 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen), bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden.

Op grond van artikel 5.16 Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het Besluit niet in betekende mate is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2 µg/m3);
  • meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.

De reconstructie van een weg kan leiden tot gewijzigde intensiteiten op de omliggende wegen en daarmee gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Om na te gaan of dit het geval is, is een onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwalitieit uitgevoerd. Hierna volgen de conclusies uit het onderzoek. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 10 Luchtkwaliteitsonderzoek . Onderzocht is of op de locatie sprake is van overschrijdingen van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen voor de volgende luchtverontreinigende stoffen: stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5 )ten gevolge van het wegverkeer in combinatie met de achtergrondconcentraties. De berekeningen van de luchtkwaliteit zijn uitgevoerd met de NSL rekentool. De NSL-rekentool maakt gebruik van de wettelijk voorgeschreven standaardrekenmethoden SRM-1 en SRM-2.

Uit de berekeningen blijkt dat ter plaatse van het project (meetpunten op de Oude Winterswijkseweg, Hamelandweg, Groten Bos en Aaltenseweg) geen sprake is van overschrijding van plandrempels en grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit. In de toekomstige zichtjaren daalt de concentratie luchtverontreinigende stoffen. De jaargemiddelde concentraties blijven ver onder de grenswaarden. Het aantal overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde concentraties blijft ruim onder het toegestane aantal. Luchtkwaliteitseisen vormen daarmee geen belemmering voor deze ruimtelijke ontwikkeling.

5.9 Externe Veiligheid

5.9.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

5.9.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AmvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR.

5.9.3 Conclusie

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen (bedrijven) aanwezig. De aanwezige risicobronnen op het bedrijventerrein zijn op grote afstand van het plangebied gelegen. Een nadere onderzoek naar dit aspect is niet nodig.

De Hamelandweg is aangewezen als een route voor het vervoer over de weg van gevaarlijke stoffen. De aan de Hamelandweg gelegen zijwegen zijn hiervoor niet aangewezen, dus ook niet de Oude Winterswijkseweg. Incidenteel zou een transportbeweging met gevaarlijke stoffen, als vergissing, gebruik kunnen maken van de Oude Winterswijkseweg. Deze incidentele gevallen leiden niet tot relevante risico's.

In de directe omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle buisleidingen.

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er dan ook geen belemmeringen voor de uitvoering van het project.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

Nut en noodzaak

Bij het vaststellen van het Integraal verkeersprogramma Oost Gelre zijn de wegen in categorieën ingedeeld. De Aaltenseweg en de Groten Bos zijn aangewezen als zogenaamde gebiedsontsluitende wegen. Deze twee wegen verbinden het centrum van Lichtenvoorde, het bedrijventerrrein de Kamp (via de Mercatorstraat) met de Hamelandweg. In het Integraal Verkeersprogramma en de Visie Besselinkschans is de aanleg van drie rotondes benoemd als een concreet project en opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Dit bestemmingsplan maakt de meest zuidelijke rotonde mogelijk.

Daarnaast is het gewenst om de Vragenderweg, die is aangewezen als en is ingericht als een erftoegangsweg te ontzien. Deze weg fungeert in de praktijk als een gebiedsontsluitingsweg voor het centrum en de bedrijventerreinen de Kamp en Kamp-Zuid. Dit is niet gewenst. Deze ontsluitende functie leidt tot een relatief hoge verkeersdruk die, in combinatie met de hoeveelheid vrachtverkeer richting de bedrijventerreinen tot overlast leidt. Verschillende maatregelen zijn nodig om de Aaltenseweg en de Vragenderweg de hun toegewezen functie te kunnen laten vervullen. Eén van die maatregelen is het maken van een vierde aansluiting op de rotonde Kamp Zuid en de Oude Winterswijkseweg.

De rotonde bij de Aaltenseweg wordt op dit moment niet optimaal gebruikt door het ontbreken van een “vierde poot” aan de zijde van de Oude Winterswijkseweg. Het verkeer in de richting Winterswijk maakt daarom voor een deel gebruik van de Vragenderweg en steekt over op de kruising Hamelandweg-Vragenderweg. De Aaltenseweg is aangewezen als een gebiedsontsluitingsweg en is als zodanig ingericht. In de periode oktober 2013 tot mei 2014 is de Aaltenseweg opnieuw ingericht. De Aaltenseweg is verbreed met een halve meter, voorzien van fietssuggestiestroken en nieuw stil asfalt. Deze verbreding is al uitgevoerd en paste in het geldende bestemmingsplan.

Keuze van het exacte trace

In 2013 zijn drie verschillende opties voor het exacte trace onderzocht. Uitgangspunt was dat er een vierde aansluiting op de rotonde Kamp-Zuid/Groten Bos zou komen. Deze aansluiting loopt via een nu nauwelijks gebruikt deel van de Oude Winterswijkseweg.

Eén optie ging uit van een variant waarbij geen grond hoeft te worden aangekocht. Hierbij zou het bestaande tracé gebruikt worden. In deze optie wordt geen sloot of bomenrij aangeplant. Dit was vanuit een waterhuishoudkundig en landschappelijk oogpunt niet gewenst. Een tweede optie was om het bestaande trace te gebruiken en daarbij wel een nieuwe bermsloot en beplanting aan te leggen. De nieuwe weg wordt in deze optie goed ingepast in het landschap. Het van het wegdek afstromende hemelwater kan zo via de bermsloot afgevoerd worden. Voor deze optie moet een strook grond ten zuiden van de bestaande weg aangekocht worden.

Een derde alternatief was het tracé ten zuiden van de bestaande weg en bomenrij aan te leggen. De huidige weg zou dan alleen nog worden gebruikt door de aanwonenden. Het nadeel van dit laatste alternatief was dat het bestaande tracé niet gebruikt kan worden en er meer grond moest worden aangekocht dan bij de tweede optie.

De keus is gemaakt om het bestaande trace van de Oude Winterswijkseweg zo veel mogelijk te benutten en de weg te voorzien van een bomenrij en een bermsloot. Redenen hiervoor zijn onder meer het feit dat dit tracé de oorspronkelijke verbindingsweg vormde tussen Lichtenvoorde en Winterswijk. Het doortrekken van de Oude Winterswijkseweg over dit tracé betekent dat er een logische vervolgroute ontstaat op het bestaande trace. Automobilisten kunnen zo rechtdoor rijden naar de rotonde en daar Lichtenvoorde inrijden of in de richting Aalten of Groenlo rijden over de Hamelandweg.

Het plangebied ligt in het Nationaal Landschap Winterswijk. Een belangrijke en te beschermen waarde van het gebied is de kleinschaligheid van het landschap. Deze kleinschaligheid uit zich onder meer in de aanwezigheid van wegbegeleidende beplanting en andere bomenrijen. In vergelijking met een mogelijk ander tracé (namelijk ten zuiden van de bestaande bomenrij langs gaan of helemaal geen bomenrij plaatsen) heeft dit gekozen trace als voordeel dat het de minste impact heeft op de waarden van het Nationaal Landschap Winterswijk. Bestaande lijnen in het landschap kunnen behouden blijven en er hoeft niet of nauwelijks infrastructuur aangelegd te worden over nu nog onverharde/onbebouwde gronden.

Een andere reden om geen weg ten zuiden van de bestaande weg en bomenrij aan te leggen en deze aan te takken op de bestaande kruising (op de plek waar de Oude Winterswijkseweg nu afbuigt in noordelijke richting) is dat er dan een minder logisch kruisingsvlak zou ontstaan .

Planologisch-juridisch gezien sluit het gekozen tracé het beste aan op de bestaande bestemde situatie, omdat het tracé grotendeels binnen de bestaande verkeersbestemming valt. Voor het overgrote deel is de benodigde grond al in eigendom bij de gemeente. Om een goede inpassing mogelijk te maken was grond nodig van één van de aanwonenden. Deze grond is minnelijk verworven.

Inrichting van het nieuwe trace

Om de Oude Winterswijkseweg aan te sluiten op de rotonde zijn een aantal aanpassingen aan de bestaande weg nodig. De bestaande weg wordt verbreed en krijgt twee rijstroken voor auto's. Om de aansluiting op de rotonde mogelijk te maken moet het laatste (het meest westelijke) deel afbuigen van het bestaande profiel. Om de weg te kunnen verbreden moet de bestaande bomenrij langs de Oude Winterswijkseweg gekapt worden. Tevens wordt een sloot gedempt. Deze sloot wordt bij de herinrichting vervangen door een nieuwe sloot. Het hemelwater dat op de weg valt kan dan afstromen naar de sloot. Aan de zuidzijde van de Oude Winterswijkseweg worden de bestaande Amerikaanse eiken gekapt en vervangen door lindes. In de 'oksel' van de rotonde wordt of een rij bomen geplant of worden groepjes bomen geplant mogelijk in combinatie met het aanleggen van een plas-drassituatie. De inrichting van dit gebied wordt afgestemd met het waterschap.

Het bestaande deel van het te verleggen tracé blijft behouden en wordt opnieuw ingericht. Dit deel van het tracé krijgt een functie als fietspad. Op de Hamelandweg wordt een nieuwe gelijkvloerse fietsoversteek gerealiseerd. Het fietspad sluit zo aan op bestaande fietsroutes in Lichtenvoorde. Fietsers kunnen in de nieuwe situatie gebruik maken van de bestaande fietstunnel bij de Vragenderweg of deze nieuwe oversteekmogelijkheid. Dit bestemmingsplan maakt deze ontwikkeling mogelijk. afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01_0006.jpg"

afbeelding: nieuwe inrichting van de Oude Winterswijkseweg.

Gevolgen van de aansluiting van de Oude Winterswijkseweg op de rotonde Kamp Zuid

Gevolg van de aanleg van de vierde poot aan de rotonde Kamp Zuid is dat het deel van de Oude Winterswijkseweg dat nu alleen gebruikt wordt door aanwonenden in de nieuwe situatie een doorgaande ontsluitingsweg wordt. De verkeersintensiteit zal hier toenemen. Bij de berekeningen van de nieuwe verkeersstromen is er vanuit gegaan dat het al het verkeer van en naar Winterswijk via het nieuwe tracé van de Oude Winterswijkseweg zal gaan rijden. Een deel van het verkeer zal de bestaande route richting de -nog aan te leggen - rotonde Vragenderweg-Hamelandweg volgen. Gevolg van de verkeerstoename is dat de geluidbelasting op de woningen aan de Oude Winterswijkseweg toeneemt. Voor een deel van de woningen is uitgezocht of er maatregelen aan de woningen genomen moeten worden om aan wettelijke eisen te voldoen. Uit dit onderzoek blijkt dat in de nieuwe situatie aan de normen voor het vereiste binnenniveau voldaan wordt.

Ook voor de Aaltenseweg geldt eveneens dat deze drukker wordt dan nu het geval is. In het worstcase scenario vindt een ruime verdubbeling van de verkeersintensiteit plaats. Zoals al eerder is aangegeven is dit het worstcasescenario waarbij er van uit is gegaan dat het al het verkeer komend vanaf de Oude Winterswijkseweg/rotonde Kamp Zuid via de Aaltenseweg Lichtenvoorde in rijdt en vice versa. In de praktijk zal niet al het verkeer over de N312 en de Aaltenseweg rijden.

De Aaltenseweg en de Groten Bos zijn berekend en ingericht op het verwerken van deze nieuwe verkeersintensiteiten. Bij de herinrichting van de Aaltenseweg in 2014 is rekening gehouden met de toenemende verkeersintensiteit, onder meer door een verbreding van de weg, de aanleg van fietssuggestiestroken en stil asfalt. Doordat gebruik is gemaakt van stil asfalt is aan de Aaltenseweg geen sprake van een reconstructie en wordt daarmee voldaan aan de Wet geluidhinder. Het vrachtverkeer zal voor het grootste deel bijna direct na de rotonde de Mercatorstraat inslaan en zo het bedrijventerrein de Kamp-Zuid oprijden (en andersom).

Tijdens de inloopbijeenkomst op 3 september 2015 kwam naar voren dat bij de bewoners van de Aaltenseweg zorgen bestaan over de verkeersveiligheid op de Aaltenseweg. De weg wordt in de huidige situatie als druk en onveilig ervaren.

Onderzoek verkeersmodel en schouw huidige situatie

Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen zijn op verkeerskundig gebied twee aanvullende analyses uitgevoerd.De complete onderzoeken zijn opgenomen in Bijlage 2 Schouw Aaltenseweg en Bijlage 3Onderzoek verkeersmodel.

Analyse verkeerseffecten


De verkeerskundige effecten van de aanleg van de 4e poot bij de rotonde Kamp-Zuid zijn doorgerekend met behulp van het regionale verkeersmodel. Deze analyse is gedaan door Royal HaskoningDHV. De resultaten zijn beschreven in de notitie “Resultaten verkeersmodelberekeningen ontsluiting Lichtenvoorde-Oost” van 24 maart 2016, met kenmerk: T&PBE3713-100-100N001F02. Deze notitie is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.


Een verkeersmodel is een vrij technische materie. Een verkeersmodel wordt vaak gebruikt om op rekenkundig niveau uitspraken te kunnen doen over de te verwachten verkeerseffecten van bepaalde maatregelen. De voorliggende rapportage is vrij technisch. Dit maakt de interpretatie van de resultaten lastig.


Het voorliggende regionale verkeersmodel sloot op specifieke locaties nog onvoldoende aan op de werkelijke situatie in Oost Gelre. Daarom is vooral voor Lichtenvoorde-Oost een actualisatieslag gemaakt om het verkeersmodel overeen te laten komen met de werkelijkheid.

In onderstaande figuur zijn de resultaten van de doorrekening van de verkeerseffecten weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01_0007.jpg"

Ook voor de resultaten uit de actualisatieslag geldt dat er nog enkele onvolkomenheden aanwezig zijn.


De verkeersmodelberekeningen laten zien dat de intensiteit op de Aaltenseweg, als gevolg van de gewijzigde verkeersstructuur, zal toenemen met circa 2.500 motorvoertuigen tot 6.250 motorvoertuigen per etmaal. Wanneer dieper op de resultaten van het verkeersmodel wordt ingezoomd moeten de volgende aspecten worden meegenomen:


„h Het verkeersmodel laat zien dat er bij de gewijzigde verkeersstructuur ruim 1.000 voertuigen meer uit het buitengebied komen dan bij de huidige verkeerstructuur. Dit lijkt onwaarschijnlijk.


„h Daarnaast kent het verkeersmodel aan de zuidoostzijde van Lichtenvoorde (N313) een aanzienlijke afwijking ten opzichten van de telwaarden. Ook dit aspect is mogelijk de oorzaak van de ¡¥te grote¡¦ toename van de intensiteit op de Aaltenseweg.


Een nadere analyse van de input van het verkeersmodel laat zien dat er waarschijnlijk rekenkundig een te grote relatie tussen Lichtenvoorde en Aalten/Winterswijk aanwezig is in het verkeersmodel. Dit is niet direct in het verkeersmodel aan te passen.


Op basis van de resultaten van het verkeersmodel en een logische interpretatie van de aanwezige verkeerstellingen, wordt verwacht dat de verkeersintensiteit op Aaltenseweg als gevolg van de gewijzigde verkeersstructuur met circa 1.750 motorvoertuigen toeneemt tot 5.500 motorvoertuigen per etmaal.

Verkeersveiligheidsanalyse

Door BVA Verkeersadviezen is een verkeersveiligheidsanalyse van de Aaltenseweg uitgevoerd. De resultaten zijn beschreven in de rapportage “Verkeersveiligheid Aaltenseweg – Effecten wijziging aansluitingen N313” van april 2016 met kenmerk: 1573.


In deze analyse is de huidige situatie als uitgangspunt genomen. Hierbij is een schouw uitgevoerd. Aan de hand van deze schouw is de verkeerssituatie beoordeeld. Hierbij is ook gekeken naar de verwachte verkeerseffecten van de aanleg van de 4e poot bij de rotonde Groten Bos. Op basis van deze verwachte verkeerseffecten heeft BVA Verkeersadviezen een inschatting gemaakt van de toekomstige verkeersveiligheidseffecten.

Uit de uitgevoerde schouw blijkt dat in de huidige situatie niet direct verkeersonveilig gedrag plaatsvindt. Door de smalle fietssuggestiestrook en het parkeren op deze strook maakt de fietsers veelvuldig gebruik van de rijbaan. Dit leidt tot een potentieel risicovol gedrag. Dergelijk gedrag heeft tijdens de schouw niet plaatsgevonden.


Ten aanzien van de Aaltenseweg wordt geadviseerd om het parkeren op de fietssuggestiestrook te verbieden. Dit om het fietsverkeer een meer ‘eigen’ ruimte te geven en om potentieel risicovol gedrag te voorkomen. Daarnaast kan worden overwogen de wegencategorisering aan te passen en de Aaltenseweg aan te duiden als erftoegangsweg type 1.


Bij voorkeur wordt hier dan een maximum snelheid van 30 km/uur ingesteld en wordt de vormgeving aangepast. Er dient dan meer ruimte voor de fietser te komen binnen het profiel. Dit betekent waarschijnlijk overigens niet dat de intensiteit hierdoor op de Aaltenseweg ook zal afnemen, maar er zal wel een ander gedrag gaan optreden als de profilering wordt aangepast en de snelheid wordt verlaagd.

Interpretatie conclusies


Uit de rapportage moet worden geconcludeerd dat de verkeerssituatie op de Aaltenseweg ook in de toekomst aandacht nodig heeft.


De parkeersituatie op de Aaltenseweg is zo gekozen op verzoek van bewoners. Voor het instellen van een parkeerverbod, zoals wordt geadviseerd, is overleg nodig met belanghebbenden. Dit is een maatregel die kan worden opgepakt.


Het wijzigen van de wegencategorisering is een maatregel die op beleidsmatig niveau bekeken moet worden. De huidige wegencategorisering is vastgelegd in het Integraal Verkeersprogramma 2014-2024. De huidige wegencategorisering is ingegeven door de voorliggende beleidskeuze voor de aanleg van de 4e poot op de rotonde Kamp-Zuid.


In de toekomst zal, na realisatie van de 4e poot op de rotonde Kamp-Zuid, eenzelfde schouw uit worden gevoerd naar de daadwerkelijke verkeerseffecten. Indien nodig kunnen dan aanvullende (beleidsmatige) maatregelen overwogen worden.

Opmerking: De schouw is eigenlijk een goede graadmeter voor de toekomstige situatie. Zoals uit de rapportage van BVA Verkeersadviezen kan worden opgemaakt, is de schouw uitgevoerd tijdens de werkzaamheden aan het kruispunt N18 – N313 (Hamelandweg). In deze periode was dit kruispunt afgesloten voor alle verkeer. Dit leidde ertoe dat veel verkeer een alternatieve route zocht via de Aaltenseweg. Dit leidde tot een beduidend hogere verkeersintensiteit dan in de huidige normale situatie.

Relatie met de aanleg van andere rotondes

In de Hamelandroute worden in totaal drie rotondes aangelegd. Het gaat om de rotonde Kamp Zuid die van een 'driepoot' in een rotonde met vier poten wordt veranderd. De huidige kruising Hamelandweg-Vragenderweg wordt vervangen door een rotonde. De Vragenderweg wordt afgesloten voor vrachtverkeer. Direct ten westen van de rotonde wordt een hoogtebegrenzer met een keerlus aangelegd. Op de kruising Hamelandweg-James Wattstraat wordt ook een rotonde aangelegd. Deze rotonde krijgt drie 'volwaardige' poten en een ontsluiting - met een landbouwsluis- richting het evenemententerrein Besselinkschans. Deze ontsluiting wordt alleen gebruikt bij evenementen. Landbouwverkeer richting de aangrenzende agrarische gronden krijgt de mogelijkheid deze sluis te passeren.

Deze drie rotondes samen moeten de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid van de oostzijde van Lichtenvoorde verbeteren. De drie rotondes worden in één gezamenlijke aanbesteding in de markt gezet. De volgorde van de aanleg wordt nog bepaald en hangt mede af van de proceduretijd van het bestemmingsplan en de vergunningenprocedures.

Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving

7.1 Algemeen

De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding . de basis voor de verbeelding, de tekening, is ene recente kadastrale ondergrond en ropografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

7.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan '4e poot rotonde Kamp Zuid Lichtenvoorde' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPBUI1505-VG01 met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

7.3 Plansystematiek

7.3.1 Indeling

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en eventueel bouwregels opgesteld. In het bestemmingsplan is één bestemming van toepassing: de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn de geplande weg met fietssuggetiestroken en bijbehorende bouwwerken (verkeersborden, lantaarnpalen en dergelijke) toegestaan. Ook de wegbegeleidende beplanting, de bermen, sloten en andere waterhuishoudkundige voorzieningen (zoals duikers) zijn in deze bestemming toegestaan.

Het plan voor de landschappelijke inpassing is als een voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de planregels.

Daarnaast geldt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1" in verband met de hoge archeologische verwachtingswaarde.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

7.3.2 Bestemmingsregels

In het bestemmingsplan is één bestemming van toepassing: de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn wegen en paden, bermen, groenstroken, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. De bouwwerken ten dienste van deze functies en elementen (zoals verkeersborden, lantaarnpalen en dergelijke) zijn ook toegestaan. Lantaarnpalen, verkeersborden en dergelijke mogen maximaal 10 meter hoog zijn. Informatiepanelen mogen maximaal 2,5 meter hoog zijn. Andere bouwwerken mogen maximaal 3 meter hoog zijn.

In verband met de archeologische verwachtingswaarde ligt op het gehele plangebied de dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1". In deze dubbelbestemming zijn regels opgenomen die de mogelijke archeologische waarden in de bodem beschermen.

Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Haalbaarheid

Dit project is opgenomen in het uitvoeringsprogramma van het Integraal Verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024. Het project maakt onderdeel uit van een groter project, namelijk het realiseren van drie rotondes aan de Hamelandweg. Dit project maakt onderdeel uit van het investeringsprogramma. In de begroting zijn de budgetten voor deze projecten gereserveerd.

8.2 Exploitatieplan

Dit bestemmingsplan is een gemeentelijk initiatief. Kostenverhaal is daarom niet aan de orde. Er is daarom geen exploitatieplan nodig.

8.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.3.1 Inspraak

Op 3 september 2015 heeft een inloopbijeenkomst plaatsgevonden voor aanwonenden en andere belangstellenden. Naar aanleiding van deze bijeenkomst is een aantal schriftelijke reacties ingediend bij de gemeente. Deze reacties zijn beantwoord. De indieners van deze reacties hebben een verslag ontvangen. Dit verslag is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn vijf zienswijzen ingediend. In de Nota Zienswijzen zijn de ingediende zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie van de gemeente. Daarbij is aangegeven of de zienswijze wel of niet leidt tot een aanpasssing van het bestemmingsplan. De Nota Zienswijzen is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

8.3.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gevoerd worden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en de relevante diensten van provincie en Rijk. Het ontwerpbestemmingsplan is daarom toegestuurd aan de Provincie Gelderland en het waterschap Rijn en IJssel. Deze instanties hebben geen reactie ingediend.

Bijlagen

Bijlage 1 Onderzoek Verkeersontsluiting Lichtenvoorde Oost

Bijlage 2 Schouw Aaltenseweg

Bijlage 3 Onderzoek Verkeersmodel

Bijlage 4 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 5 Quickscan Natuurtoets

Bijlage 6 Aanvullend Vleermuisonderzoek

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 9 Aanvullend Akoestisch Onderzoek

Bijlage 10 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 11 Verslag Reacties Inloopbijeenkomst

Bijlage 12 Nota Zienswijzen