KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding
2.2 Ligging En Begrenzing
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Gewenste Situatie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
4.2 Internationaal Niveau
4.3 Rijksbeleid
4.4 Provinciaal Beleid
4.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten
5.1 Watertoets
5.2 Bodem
5.3 Natuurwaardenonderzoek
5.4 Cultuurhistorie En Archeologie
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Overige Milieu-aspecten
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 7 Juridisch Planbeschrijving
7.1 Algemeen
7.2 Bestemmingsplan
7.3 Regels
Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
8.1 Haalbaarheid
8.2 Exploitatieplan
8.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven
Bijlage 2 Indicatieve Bedrijvenlijst

Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 19-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender met identificatienummerNL.IMRO.1586.BPBUI1515-van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet en voor zover toegestaan, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

een percentage van een deel van een terrein dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfsgebouwen

gebouwen die dienen voor de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit, inclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de woning.

1.12 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (een huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.13 bestaand:

onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ welke op een legale wijze tot stand is gekomen en is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 erfinpassing

erfinpassing vindt plaats op het erf en omliggende gronden. Hiertoe behoort in ieder geval de situering van opstallen, de inrichting van het perceel en de aansluiting van het erf op de omgeving. Het gaat hierbij onder andere om aanleg van opgaande beplanting op of direct aangrenzend aan het erf.

1.26 extensieve dagrecreatie:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.27 gebiedsgebonden bedrijven:

een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven, niet gebiedsgebonden bedrijven of particulieren door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige werkzaamheden, waaronder in ieder geval worden verstaan: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, agrarische loonbedrijven, (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), drainagebedrijven, veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven, zaaizaad en pootgoedbedrijven, opslag agrarische producten, hoefsmederijen, dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, boomverzorgingsbedrijven, bosbouwbedrijven, bedrijven voor natuur- en landschapsbeheer en proefbedrijven of bedrijven die naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen zijn met de gebiedsgebonden bedrijven, met uitzondering van mestbewerking;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 hergebruik

het gebruik van bestaande, voormalig agrarische, gebouwen voor een andere functie.

1.31 inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.32 landschapsversterking

Landschapsversterking vindt plaats buiten het erf, met als doel de gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap te versterken. Het betreft bijvoorbeeld de aanleg van paden, lanen, bossen en houtwallen.

1.33 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;

1.34 nevenactiviteit:

een activiteit van beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.35 niet-gebiedsgebonden bedrijven:

bedrijven zonder (een nauwe) relatie met het buitengebied, niet zijnde een gebiedsgebonden bedrijf;

1.36 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d;

1.37 ondersteunende detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.38 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.39 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.43 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.44 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel inwoning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebiedsgebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf';
  2. b. buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met de daarbij behorende:

  1. c. erfbeplanting;
  2. d. erven en terreinen;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Het aantal bedrijfswoningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

In de bedrijfswoning is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:
    Bouwwerken maximale goothoogte in m maximale bouwhoogte in m maximale oppervlakte in m² maximale inhoud in
    bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij de woning 5,5 10 3.300
    bedrijfswoning 4,5 9 750
    Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning 4 6 150
    erf- en terreinafscheidingen 2
    palen en masten 8
    overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    8
  3. c. indien de bestaande bebouwing afwijkt van het bepaalde onder b dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2 sub b ten behoeve van het vergroten van gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen tot een maximum van 10% van de bestaande gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, waarvan in elk geval sprake is indien dit voortvloeit uit sectorale regelgeving;
    2. 2. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
    3. 3. deze uitbreiding niet eerder heeft plaatsgevonden middels een afwijking bij een omgevingsvergunning;
    4. 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de stedenbouwkundige situatie;
      • de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie.
  2. b. sublid 3.2 sub b ten behoeve vergroten van de goothoogte en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de goothoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 6,5 m;
    2. 2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 12 m;
    3. 3. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
  3. c. lid 3.2 sub b ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning tot 200 m2, met dien verstande dat;
    1. 1. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval buitenopslag wordt begrepen, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'opslag'.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. d. lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:
    1. 1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    2. 2. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwvlak niet meer dan 55 m² mag bedragen;
    3. 3. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
    4. 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    5. 5. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van de bedrijfswoning wordt gebouwd;
    6. 6. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
    7. 7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de bedrijfswoning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan;
  2. e. lid 3.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf in de bedrijfswoning, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijk maximum van 50 m²;
    2. 2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in bijlage 1 opgenomen 'Lijst aan huis verbonden bedrijven';
    3. 3. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis verbonden bedrijf;
    4. 4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    5. 5. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    6. 6. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
  3. f. in lid 3.1 jo 3.5 sub e ten behoeve van het toestaan van:

aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Lijst aan huis verbonden bedrijven' die worden genoemd in categorie 2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Lijst aan huis verbonden bedrijven' mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1, mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;

de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 1 of 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2' met de daarbij behorende regels, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bouwen langs wegen en water

  1. a. De gronden gelegen binnen de volgende afstanden:
    1. 1. rijkswegen tot 100 m uit de as van elke rijbaan;
    2. 2. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
    3. 3. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
    4. 4. de spoorweg tot 30 m uit de buitenste spoorstaaf;
    5. 5. de hoofdwatergangen tot 10 m uit de as van de waterloop, mits minimaal 4 m uit de insteek, met dien verstande dat voor 'de Slinge' een afstand geldt van 10 m uit de boveninsteek van de waterloop;

zijn tevens bestemd ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang;

  1. b. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bouwvlakken van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf' en 'Bedrijf - Nutsvoorziening', alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m; een en ander indien het uitzicht hierdoor niet wordt belemmerd;

Afwijken bij een omgevingsvergunning

  1. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
    1. 1. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt het waterschap en/of de wegbeheerder;
    2. 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, verkeersborden brughoofdenen seinpalen ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m;
    3. 3. het plaatsen van reclameborden en informatiepanelen met een maximale bouwhoogte van 10 m;

mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en het verkeers- en/of waterschapsbelang

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ophogen van gronden;
    2. 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
    3. 3. het aanleggen van geluidswallen;
    4. 4. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
  2. e. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het water- en/of verkeersbelang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee de wegbeheerder en/of het waterschap wordt gehoord;
  3. f. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende danwel aangevraagde vergunning.

6.2 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
  3. c. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.

7.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in art. 7.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

7.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in art. 7.1 ontheffing verlenen indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  2. b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
  3. c. afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking geldt niet voor maten met betrekking tot:
    1. 1. de inhoud van wooneenheden;
    2. 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender.

Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan

Bestemmingsplan Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender
Vastgesteld
Inlichtingen: Nardo Rondeel
Afdeling Omgeving
Telefoonnummer: 0544 - 393 482

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

Er is een verzoek ingediend tot aanpassing van het bouwvlak op het perceel Kapelweg 34 te Vragender waarna er de mogelijkheid is om een werktuigenberging op te richten op voornoemd perceel. Op het perceel is een loonbedrijf gevestigd. Omdat een deel van het aanwezige materieel in de buitenlucht staat is het wenselijk om een nieuwe werktuigenberging te bouwen. De gewenste werktuigenberging komt gedeeltelijk te liggen buiten het huidige bouwvlak. Door middel van een herziening van het bestemmingsplan wordt het bouwvlak vergroot en zo de gewenste werktuigenberging mogelijk gemaakt.

Om te bezien of de gewenste activiteiten mogelijk zijn, zal het verzoek getoetst moeten worden aan het (inter-)nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. In deze toelichting wordt hier verder op ingegaan.

2.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied is gelegen aan de Kapelweg 34 te Vragender. Het perceel ligt ten noord-westen van de bebouwde kom van Vragender en staat kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde, sectie S, nummer 415. In de directe nabijheid van het perceel zijn agrarische bedrijven gelegen maar ook burgerwoningen, een maatschappelijke voorziening (MFA Vragender) en sportvelden van KSV. De kern Vragender is hier aansluitend aan gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1515-VG01_0001.png"

Omgeving Kapelweg 34 Vragender

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1515-VG01_0002.png"

Loonbedrijf Vragender BV, Kapelweg 34 Vragender

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Bestaande Situatie

In het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011', het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre' en het 'Buitengebied, Reparatieplan 2016' zijn de gronden bestemd voor 'Bedrijf', voorzien van een bouwvlak, van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf ' en 'opslag' en met een maatvoering van 'maximum aantal wooneenheden' van drie. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.

Aan de noordzijde van het bedrijf loopt de watergang 'Vragenderbeek'. Aan beide zijden van deze beek is de 'Ecologische hoofdstructuur - Natuur' (EHS - Natuur) gelegen (nu overgegaan in het Gelders Natuur Netwerk GNN). Een deel van deze zone is gelegen over de bedrifjsbestemming van onderhavig perceel de bestemming 'bedrijf' van onderhavige bedrijf.

In het bestemmingsplan is geen mogelijkheid opgenomen om een nieuwe bedrijfshal te bouwen buiten het aangegeven bouwvlak. Door middel van een herziening van het bestemmingsplan wordt een nieuw bouwvlak mogelijk gemaakt zodat de nieuwe bebouwing in dit nieuwe bouwvlak kan worden opgericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1515-VG01_0003.png"

Bestemming 'Bedrijf' (paars), 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' (licht groen) en 'Water' (lichtblauw) met dubbelbestemming (plusjes) en EHS-zone Natuur (zone langs watergang) uit bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1515-VG01_0004.png"

Aangegeven bestaande bouwvlak (oranje)

3.2 Gewenste Situatie

Op het perceel wordt een nieuwe werktuigenberging opgericht. De bestaande woning annex kantoorruimte nr. 34a wordt gesloopt. De gewenste werktuigenberging met een oppervlakte van ongeveer 1224 m2 wordt aan de zuidzijde van de bestaande werktuigenberging gebouwd. Tussen de beide werktuigenbergingen wordt een poort geplaatst. Op deze locatie komt de werktuigenberging grotendeels te liggen buiten het aangegeven bouwvlak. Het bouwvlak moet hierdoor dan ook worden vergroot.

Bij planologische ontwikkelingen dient verevening plaats te vinden. De verevening die plaats vindt bestaat uit de aanplant van groen aan de Kapelweg en sloop van een voormalige varkensschuur aan de Vosdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1515-VG01_0005.png"

Gewenste situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBUI1515-VG01_0006.png"

Te slopen stal aan de Vosdijk

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

4.2 Internationaal Niveau

Er is getoetst aan het relevant Internationaal beleid voor dit plangebied. Geconcludeerd wordt dat het Internationaal beleid geen problemen geeft voor de geplande planontwikkeling. Getoetst is aan het nagenoemde beleid:

  • Vogelrichtlijn;
  • Habitatrichtlijn;
  • Het Verdrag van Valetta (Malta);
  • Kaderrichtlijn water.

4.3 Rijksbeleid

Er is getoetst aan het relevante Rijksbeleid voor dit plangebied. Geconcludeerd wordt dat het Rijksbeleid geen problemen geeft voor de geplande planontwikkeling. Getoetst is aan het nagenoemde beleid:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte;
  • Besluit ruimtelijke ordening voor met name de 'ladder voor duurzame verstedelijking';
  • Natuurbeleid;
  • Vierde Nota Waterhuishouding;
  • Flora en fauna
  • Nota Belvedere.

4.4 Provinciaal Beleid

4.4.1 Omgevingsvisie en -verordening Gelderland

Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 1 maart 2017 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsvergunning op termijn alle regels zal gaan bevatten die betreking hebben op de fysieke leefomgeving.

In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.

Op het plangebied gelden de regels voor Landbouw, Glastuinbouw, Natuur en Landschap. Bij landbouw worden met name regels gesteld ten aanzien van grondgebonden en niet-grondgebonden veehouderijbedrijven. Solitaire bedrijfslocaties in het buitengebied worden niet men name genoemd in deze omgevingsverordening. Het verzoek wordt dan ook beschouwd als een lokaal initiatief die dient te passen in het gemeentelijk beleid.

Glastuinbouw is hier niet aan de orde en bij Natuur en Landschap geldt met name de bescherming van het Gelders Natuur Netwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het bedrijf grenst aan het GNN en de geplande uitbreiding komt ten zuiden te liggen van de aangewezen GNN. De regels van het GNN zijn hierop dan ook niet van toepassing.

Het plangebied is ook niet gelegen in een maatschappelijke opgave zoals genoemd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel.

4.4.2 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan, dat op 11 november 2009 door Provinciale Staten is vastgesteld, is in 2014 overgegaan in de Gelderse Omgevingsvisie. Zonder water zou Gelderland er minder aantrekkelijk uitzien. Maar water is niet alleen mooi, tegen een overvloed ervan willen we beschermd worden. Natuurlijk is er ook voldoende schoon water nodig om te drinken, te recreeren, voor de industrie, de landbouw en de natuur. In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water en droge voeten.

4.5 Gemeentelijk Beleid

4.5.1 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011'. Dit plan is voor een deel herzien in het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre' en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016'. De gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Bedrijf', voorzien van een bouwvlak, met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf ' en 'opslag' en met een maatvoering van 'maximum aantal wooneenheden' van drie. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' wat aangeeft dat bij bodemingrepen die dieper gaan dan 30 centimeter én een oppervlakte beslaan van meer dan 2.500 m2 het verplicht is een archeologisch onderzoek uit te voeren. In de regels behorende bij de genoemde bestemming bedrijf is aangegeven dat bouwwerken in het aangegeven bouwvlak moeten worden gebouwd.

De gewenste uitbreiding van het bedrijf met een werktuigenberging van ongeveer 1.224 m2 heeft een grote impact op de omgeving en op de kwaliteiten van het omringende landschap. Door middel van verevening zal hierin worden gecompenseerd. Deze verevening zal bestaan uit de sloop van een varkensschuur aan de Vosdijk, het inleveren (slopen) van een woning op het perceel en landschappelijke inpassing door middel van aanplant van groen aan de Kapelweg.

Door middel van een procedure om herziening van het bestemmingsplan zal het bouwvlak van het bedrijf worden vergroot zodat de gewenste werktuigenberging kan worden gerealiseerd.

4.5.2 Landschapsontwikkelingsplan

Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap.

Het plangebied ligt in het landschapsensemble 'De marke Vragender'. Vragender heeft als kern een sterke eigen identiteit en gemeenschap. Dit verdient een krans. Pak hierbij de historische karakteristiek van 'esdorp in het veld en aan het veen' op en koppel deze aan het eigentijdse gemengd bedrijf van verbrede landbouw en buitenlui op het platteland. Werk aan een groenblauwe dooradering van het cultuurlandschap voor recreanten, maar zeker ook voor ommetjes voor mensen uit het dorp. Geef de es een krans met oude en nieuwe kranspaden. Van daaruit kunnen paden en wandelstroken voor mens, plant en dier door het veld en de beekdalen gaan.

Hierbij wordt beoogd de in het landschapsensemble genoemde parels te beschermen en op te poetsen en wordt beoogd de aanwezige landschapselementen te stimuleren.

Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten

5.1 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.

Thema Toetsvraag Relevant
HOOFDTHEMA'S
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee

Nee
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee
Nee
Nee
Wateroverlast (oppervlaktewater)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Ja

Nee
Nee
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? Nee
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Nee

Nee
Nee
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee
Inrichting en beheer
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Nee
Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee
Nee
Nee

Nee
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee

De in de watertoetst aangegeven relevante thema's zijn hieronder nader uitgewerkt en toegelicht.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Als dit hemelwater niet vertraagd wordt afgevoerd wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar naar benedenstroomse gebieden afgewenteld. Ook is er geen aanvulling van het grondwater. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ontwikkelingen minimaal hydrologisch neutraal zijn of een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met ongeveer 1.400 m2. De totale hoeveelheid verharding bedraagt ongeveer 6.800 m2. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld. Het hemelwater wordt ter plaatse geinfiltreerd in een infiltratievoorziening gelegen rondom de nieuw te bouwen werktuigenberging. Op deze wijze kan een regenbui T=10+10% (40 mm) worden opgevangen in het plangebied en vertraagd worden afgevoerd. In extreme situaties zou een bui T=100+10% tot aan maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt. Er vindt geen bebouwing plaats in natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, regionale bergingsgebieden of overstromingsvlaktes.

Inrichting en beheer

Het beheer en onderhoud van het watersysteem dient met het reguliere onderhoudsmaterieel van het waterschap mogelijk te zijn. Daarnaast dienen wijzigingen aan het watersysteem en werkzaamheden in de keurzone met een watervergunning te worden uitgevoerd.

De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem. De beoogde ontwikkelinge vindt ook niet plaats in de directe nabijheid van een watergang.

5.2 Bodem

Door middel van dit bestemmingsplan wordt een deel van de bestemming 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' omgezet naar de bestemming 'Bedrijf'. Daarnaast wordt het bestaande bouwvlak vergroot zodat nieuwbouw op het perceel mogelijk is.

Een bodemonderzoek is noodzakelijk bij het oprichten van verblijfsruimten, bijvoorbeeld een woning, of overige bebouwing waarin mensen meer dan twee aaneensluitende uren per dag verblijven met een oppervlakte groter dan 50 m2. In onderhavig geval wordt een werktuigenberging opgericht voor stalling van het aanwezige materiaal en materieel. In deze werktuigenberging wordt een kleinschalig kantoorruimte of overige verblijfsruimte opgericht waarin personen meer dan twee aaneensluitende uren zullen verblijven. De oppervlakte blijft echter onder de oppervlakte van 50 m2 waardoor een onderzoek naar de bodemgesteldheid dan ook niet noodzakelijk is en derhalve ook niet is uitgevoerd. In de werktuigenberging worden ook overige verblijfsruimten gerealiseerd zoals kantine, toiletten en kleedlokaal.

5.3 Natuurwaardenonderzoek

Vanwege de sloop van enkele gebouwen en de nieuwbouw van het bedrijfspand is er een onderzoek uitgevoerd naar de Natuurwaarden in het plangebied. De Wet natuurbescherming kent een aparte beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten door vrijstelling of ontheffing van de verboden.

Het onderzoek naar de naturuwaarden is opgenomen in een onderzoeksrapport Quickscan Natuurwaardenonderzoek met projectnummer 1040, versie 1.0 van 24-02-2017. Dit onderzoek is als bijlage bijgevoegd.

Hierin is geconcludeerd dat, mits de bezette vogelnesten worden beschermd, de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties leiden in het kader van de Wet natuurbescherming. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op beschermd gebied. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. De Wet natuurbescherming en de Ruimtelijke verordening Gelderland vormen geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.

Zorgplicht

Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Wet natuurbescherming van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.

5.4 Cultuurhistorie En Archeologie

Op het perceel Kapelweg 34 te Vragender zijn geen aangewezen monumenten of karakteristieke gebouwen aanwezig. Cultuurhistorisch is er geen belemmering om aan het verzoek mee te werken.

Op het perceel is volgens het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Archeologische verwachtingswaarde 2' van toepassing. Dit wil zeggen dat deze gronden mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Ter bescherming van de eventuele waarden in de bodem is in de regels van deze dubbelbestemming opgenomen dat bij het verrichten van bodemingrepen dieper dan 30 cm en een oppervlakte van 2.500 m2 een rapport moet worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden is vastgelegd.

In onderhavig geval worden bodemingrepen verricht ten behoeve van de nieuwbouw voor de werktuigenberging. De oppervlakte van 2.500 m2 wordt echter niet overschreden. Een onderzoek naar de archeologische waarden in de bodem is dan ook niet van toepassing. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht:

Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.

5.5 Geluid

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai en geluid afkomstig van industrie (bedrijvigheid) .

Wegverkeerslawaai

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat in een woning dient hier onderzoek naar te worden verricht. De boogde planontwikkeling maakt geen nieuwe woning mogelijk op het perceel. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is in dit onderhavig geval dan ook niet noodzakelijk.

Geluid van het bedrijf

Ter bescherming van geluidsoverlast vanuit het te ontwikkelen bedrijf in omliggende aanwezige woningen van derden is een minimale afstand vereist. Met behulp van het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' is bekeken wat de vereiste minimale afstand dient te zijn ten opzichte van omliggende woningen van derden.

In de directe omgeving zijn enkele woningen van derden gelegen namelijk Kapelweg 32 en Pastoor Scheeperstraat 45 en 45a te Vragender. Ingevolge het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' valt een loonbedrijf te scharen onder de categorie 'Dienstverlening t.b.v. de landbouw, algemeen (o.a. loonbedrijven) met een bedrijfsoppervlak van meer dan 500 m2. Hierbij hoort een grootste afstand van 50 m afkomstig van het aspect 'geluid'. Dit wil zeggen dat er een minimale afstand van 50 m moet worden aangehouden, gemeten vanaf de bestemmingsgrens van een bedrijf tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning(en). Ten opzichte van de woningen Kapelweg 34 en Pastoor Scheeperstraat 45 en 45a bedraagt de afstand respectievelijk 58 m en 83 m. Hierbij wordt voldaan aan de minimale aan te houden afstand van 50 m zodat kan worden gesproken van een te verwachten goed woon- en leefklimaat in deze woningen.

5.6 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit uit kunnen oefenen dan wel toepassen, hetzij:

  • het aannemelijk is gemaakt dat het niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde;
  • het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen;
  • indien een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 van de Wet Milieubeheer vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven:

Stof Grenswaarde
SO2 350 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
125 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
NO2 200 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010
PM10 40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie
50 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
Lood 0,5 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie
CO 10.000 µg/m³ als 8 uursgemiddelde concentratie
C6H6 10 µg/m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie

5.6.1 Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)' legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is vóór en na de vaststelling van het NSL dezelfde en voor het grootste gedeelte geregeld in de 'Regeling NIBM' (luchtkwaliteitseisen).

De 'Regeling NIBM' (luchtkwaliteitseisen) geeft voor een aantal categorieën van projecten een, getalsmatige, invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de, getalsmatige, begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 1% of 3% grens en de grenswaarden nodig en kan het project doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.

Voor woningbouw is het huidige 1% criterium (interimperiode) 500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. De gevraagde bestemmingsplanherziening maakt geen extra wooneenheid mogelijk, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen.

Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de gevraagde herziening van de bestemming op het perceel Kapelweg 34 te Vragender.

5.7 Overige Milieu-aspecten

Om te bepalen of de activiteiten op het perceel geen verdere overlast veroorzaken ten opzichte van aanwezige woningen is ook nog gekeken naar geur en stof. Hierbij is gebruik gemaakt van de normen zoals gesteld in de handreiking "Bedrijven en milieuzonering". In deze handreiking is voor een loonbedrijf een richtafstand van 30 meter opgenomen voor geur en 10 m voor stof.

Zoals in paragraaf 5.5 al is aangegeven zijn de dichtstbijzijnde woningen Kapelweg 34 en Pastoor Scheeperstraat 45 en 45a op respectievelijk 58 m en 83 m gelegen van het loonbedrijf.

De overige milieu-aspecten zoals geur en stof vormen dan ook geen beperking voor een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

Het perceel Kapelweg 34 te Vragender is voorzien van de bestemming 'Bedrijf' en aangeduid als een 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf ' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' en het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre'. Het bedrijf is te omschrijven als een loonwerkbedrijf. Ten behoeve van het loonwerk en daarbij behorend materieel en materialen is de behoefte aan de bouw van een werktuigenberging. Deze werktuigenberging komt te liggen buiten een aangegeven bouwvlak wat, ingevolge de regels van het bestemmingsplan, niet is toegestaan. Door middel van een herziening van dit bestemmingsplan kan aan het verzoek worden meegewerkt. Wel dient hierbij verevening en landschappelijke inpassing plaats te vinden. Verevening geschied door sloop van een varkensstal aan de Vosdijk en inleveren van een woning en voor de landschappelijke inpassing is een plan geschreven.

6.1 Landschappelijke Inpassing

Om de kwaliteitsverbetering van het totale perceel en haar directe omgeving te waarborgen dient er landschappelijke inpassing plaats te vinden. Hiervoor wordt in eerste instantie een landschapsplan ingedient. In het landschapsplan wordt aangesloten op de reeds aanwezige landschappelijke en ecologische waarden in het gebied. In het bijzonder wordt rekening gehouden met de uitgangspunten geformuleerd in het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland.

Voor het plangebied is door Natuurbank Overijssel een landschapsplan opgesteld met projectnummer 744, versie 1.0 d.d. 28-01-2017 welke als bijlage is bijgevoegd. Het landschapsplan is beoordeeld en akkoord bevonden.

Hoofdstuk 7 Juridisch Planbeschrijving

7.1 Algemeen

Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op aan groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO-2008) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2008 (PRBP-2008).De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

Bovengenoemd rapport, model en richtlijn zijn in 2012 gewijzigd in SVBP-2012, IMRO-2012 en PRBP-2012. Dit wijzigingsplan is met deze standaarden tot stand gekomen.

7.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPBUI1515- de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard. Indien er verschillen aanwezig mochten zijn tussen de digitale en de analoge verbeelding dan is op grond van artikel 1.2.3 Bro de digitale verbeelding beslissend.

7.3 Regels

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs-, en slotregels.

Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijk Uitvoerbaarheid

8.1 Haalbaarheid

De wijziging van het bestemmingsplan en de bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst inzake grondexploitatie en planschade afgesloten met verzoeker.

8.2 Exploitatieplan

Met het voorliggende plan wordt nieuwbouw van een bedrijfshal mogelijk gemaakt. Dit is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en daarmee in principe exploitatieplanplichtig. De gemeente heeft met verzoeker een zogenaamde anterieure overeenkomst afgesloten. Hierin wordt een eventuele tegemoetkoming in planschade afgewenteld op verzoeker en worden de legeskosten op hem verhaald. Op deze wijze is kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

8.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van de herziening van het bestemmingsplan zal het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage worden gelegd (overeenkomstig afdeling 3:4 Algemene Wet bestuursrecht). Binnen deze termijn kan een ieder zijn/haar zienswijze omtrent de herziening indienen. Dan zal ook duidelijk worden hoe omwonenden tegen het plan aankijken. Ingebrachte zienswijzen worden betrokken bij de besluitvorming.

8.3.1 Artikel 3.1.1.-overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie en de provincie Gelderland is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel.

In de ontwerpfase worden de diensten van provincie en het Waterschap door middel van een kennisgeving op de hoogte gebracht van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzage termijn zijn er geenzienswijzen en/of op- en/of aanmerkingen ingekomen.

Bijlagen

Bijlage 1 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 1 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven

Bijlage 1 Lijst aan huis gebonden bedrijven

Bijlage 2 Indicatieve Bedrijvenlijst

Bijlage 2 Indicatieve bedrijvenlijst