KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 1
Artikel 6 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 3
Artikel 7 Waarde – Archeologisch Waardevol Gebied 2
3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel

Rector Hulshofstraat 10 Harreveld

Bestemmingsplan - Gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 22-03-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Rector Hulshofstraat 10” met identificatienummer: NL.IMRO.1586.BPBUI2051van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, niet zijnde detailhandel uitgezonderd verkoop via internet en voor zover toegestaan, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben of heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, vastgesteldtechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, niet zijnde detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
een percentage van een deel van een terrein dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.12 bedrijfsgebouwen
Gebouwen die dienen voor de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit, inclusief bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij de woning;
1.13 bedrijfswoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (een huishouding van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;
1.14 bestaand:
onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ welke op een legale wijze tot stand is gekomen en is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals de gemeente deze bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Oost Gelre, locatie Roldersweg 11 en 11a Zieuwent’;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 chalet:
een gebouw, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of stacaravan, dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en geen grotere oppervlakte heeft dan 55 m²;
1.26 erfinpassing
erfinpassing vindt plaats op het erf en omliggende gronden. Hiertoe behoort in ieder geval de situering van opstallen, de inrichting van het perceel en de aansluiting van het erf op de omgeving. Het gaat hierbij onder andere om aanleg van opgaande beplanting op of direct aangrenzend aan het erf.
1.27 extensieve dagrecreatie:
extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.28 gebiedsgebonden bedrijven:
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven, niet gebiedsgebonden bedrijven of particulieren door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige werkzaamheden, waaronder in ieder geval worden verstaan: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, agrarische loonbedrijven, (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), drainagebedrijven, veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven, zaaizaad en pootgoedbedrijven, opslag agrarische producten, hoefsmederijen, dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, boomverzorgingsbedrijven, bosbouwbedrijven, bedrijven voor natuur- en landschapsbeheer en proefbedrijven of bedrijven die naar aard en omvang op de omgeving gelijk te stellen zijn met de gebiedsgebonden bedrijven, met uitzondering van mestbewerking;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.31 inwoning:
twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.32 kampeermiddelen:
tenten, tentwagens, toercaravans en kampeerauto's of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.33 landschapsversterking
Landschapsversterking vindt plaats buiten het erf, met als doel de gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap te versterken. Het betreft bijvoorbeeld de aanleg van paden, lanen, bossen en houtwallen.
1.34 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;
1.35 nevenactiviteit:
een activiteit van beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.36 niet-gebiedsgebonden bedrijven:
bedrijven zonder (een nauwe) relatie met het buitengebied, niet zijnde een gebiedsgebonden bedrijf, waarbij alleen het bestaande niet-gebiedsgebonden bedrijf is toegestaan. Hieronder wordt verstaan de 'bestaande bedrijfsactiviteiten' die aanwezig waren op 1 mei 2023.
1.37 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d;
1.38 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.39 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.40 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.41 relatie:
ter plaatse van de aanduiding 'relatie' wordt de verbinding aangegeven tussen twee of meer afzonderlijk begrensde bouwvlakken of bestemmingsvlakken, inclusief de daaraan toegekende aanduidingen waarmee die bouwvlakken of bestemmingsvlakken één vlak vormen;
1.42 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.43 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.44 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;
1.45 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel inwoning.
1.46 woningsplitsing:
het bouwkundig en functioneel in tweeën delen van een woning (c.q. de woning met de aangrenzende deel) op zodanige wijze dat, met handhaving van de bestaande woning, een tweede zelfstandig functionerende woning ontstaat;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebiedsgebonden bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf'; met de daarbij behorende:
  2. erfbeplanting;
  3. erven en terreinen;
  4. wegen en paden;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Het aantal bedrijfswoningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 1. In de bedrijfswoning is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. 3.2 Bouwregels Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:
Bouwwerken
maximale goothoogte in m
maximale bouwhoogte in m
maximale oppervlakte in m²
bedrijfsgebouwen
4,5
10
De bestaande oppervlakte, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht.
erf- en terreinafscheidingen
2
palen en masten
8
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
8
3.3 Afwijken van bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2 sub b ten behoeve van het vergroten van gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen tot een maximum van 10% van de bestaande gezamenlijke bebouwingsoppervlakte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    1. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, waarvan in elke geval sprake is indien dit voortvloeit uit sectorale regelgeving;
    2. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
    3. deze uitbreiding niet eerder heeft plaatsgevonden middels een afwijking bij een omgevingsvergunning;
    4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de stedenbouwkundige situatie;
      • de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie.
  2. lid 3.2 sub b ten behoeve vergroten van de goothoogte en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 6,5 m;
    2. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 12 m;
    3. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. buitenopslag, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  2. het gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren, met uitzondering van kantoren die legaal tot stand zijn gekomen;
  3. Bewoning van gebouwen, met uitzondering van bedrijfswoningen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. lid 3.4 ten behoeve van het toestaan van buitenopslag op een perceel, onder de voorwaarde dat:
    1. de functie daar om vraagt;
  2. lid 3.1 ten behoeve van het vestigen van bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving lager dan wel gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, mits:
    1. de belangen van eigenaren/gebruikers van de nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    2. er geen aantasting plaatsvindt van de bestaande milieusituatie;
    3. het geen Wgh inrichtingen, Bevi-inrichtingen, detailhandelsbedrijven of tankstations zijn;
    4. er geen afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en landschappelijke waarden ter plaatse;
    5. er aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren binnen het bestemmingsvlak plaatsvindt.”
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vormveranderingen bestemmingsvlak/bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het veranderen van de vorm van het bestemmingsvlak en/of van het bouwvlak, met dien verstande dat:
  1. het noodzakelijk is om de vorm van het bestemmingsvlak en/of bouwvlak te wijzigingen in verband met de bedrijfsvoering. Deze noodzaak blijkt uit een daartoe opgesteld bedrijfsplan;
  2. het bestemmingsvlak en/of het bouwvlak niet mag worden vergroot;
  3. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
  4. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:
    1. de milieusituatie;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. het landschaps- en bebouwingsbeeld.
3.5.2 Uitbreiding van de bebouwingsoppervlakte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van een vergroting van de bestaande gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen met niet meer dan 15%, met dien verstande dat:
  1. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, waarvan in elk geval sprake is indien dit voortvloeit uit sectorale regelgeving;
    1. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
  2. deze uitbreiding niet reeds eerder heeft plaatsgevonden middels een wijziging;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. de milieusituatie;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    4. de stedenbouwkundige situatie;
    5. de waterhuishoudkundige situatie/hydrologie.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, mede in de vorm van inwoning;
  2. paardenbakken tot een oppervlakte van 800 m²;
  3. hobbymatig telen van gewassen en houden van dieren; met de daarbij behorende:
  4. erfbeplanting;
  5. tuinen, erven en terreinen;
  6. wegen en paden;
  7. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1 per bestemmingsvlak.
In de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de maatvoering van de bebouwing mag niet meer bedragen dan in de onderstaande tabel is aangegeven:
Bouwwerken
Maximale goothoogte in m
Maximale bouwhoogte in m
Maximale oppervlakte in m²
Maximale inhoud in m³
Bestaande woning
bestaand
bestaand
bestaand
Bijbehorende bouwwerken bij de woning
4 6
150, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd.
Erf- en terreinafscheidingen
2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
2,5
  1. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied, met uitzondering van erkers welke zijn toegestaan voor de voorgevel. Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    2. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
    3. de breedte mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel;
  2. de afstand van de woning tot bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 25 m;
  3. herbouw van de woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie;
  4. indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dient de woning binnen het bouwvlak gebouwd te worden;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneen te worden gebouwd;
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in een woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:
    1. er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is;
    2. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwperceel niet meer dan 55 m² mag bedragen;
    3. het bebouwingspercentage op het bouwperceel maximaal 60% mag bedragen na realisatie van de mantelzorg;
    4. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
    5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    6. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    7. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
    8. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de woning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan.
  2. lid 4.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een gezamenlijk maximum van 50m²;
    2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in bijlage 1 opgenomen 'Lijst aan huis verbonden bedrijven';
    3. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis verbonden bedrijf;
    4. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    5. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    6. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
  3. in lid 4.1 jo 4.3 sub b ten behoeve van het toestaan van:
    1. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in bijlage 1 opgenomen 'Lijst aan huis verbonden bedrijven' of aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 van de in bijlage 1 opgenomen 'Lijst aan huis verbonden bedrijven' mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1,mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:
      1. het straat- en bebouwingsbeeld;
      2. de milieusituatie;
      3. de verkeersveiligheid;
      4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  4. Lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - gelders natuur netwerk', 'overige zone - groene ontwikkelingszone' en 'natte - natuur';
    2. is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op een Natura 2000-gebied;
    3. het aantal kampeermiddelen niet meer mag bedragen dan 25;
    4. kleinschalig kamperen enkel is toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    5. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
    6. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het hoofdgebouw niet meer is dan 100 m;
    7. de afstand tot de bestemmingsgrens van de nabijgelegen woningen niet minder dan 50 m bedraagt;
    8. Er vanuit landschappelijk oogpunt gezien voldoende ruimte zit tussen het kleinschalige kampeerterrein en omliggende functies;
    9. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
    10. kleinschalig kamperen geen belemming oplevert voor de omliggende functies;
    11. sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen;
    12. indien het niet wenselijk is om sanitaire voorzieningen te realiseren in bestaande gebouwen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de nieuwbouw van sanitaire voorzieningen, mits:
      • de gezamenlijke oppervlakte van deze voorzieningen niet meer bedraagt dan 50 m2;
      • de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3,5 m.
  5. lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van de nevenactiviteiten welke zijn genoemd in de in bijlage 2 opgenomen 'Indicatieve bedrijvenlijst', met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 350 m2 van de bestaande gebouwen per erf;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gelders natuur netwerk' zijn enkel de functies verblijfsrecreatie/toerisme en dagrecreatie/toerisme toegestaan;
    3. buitenopslag en -uitstalling niet is toegestaan;
    4. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
    5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    6. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de milieusituatie.

Artikel 5 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 1

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.
5.2 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. het verlagen van het waterpeil;
  4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 250 m2.

Artikel 6 Waarde - Archeologisch Verwachtingsgebied 3

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch verwachtingsgebied 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.
6.2 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. het verlagen van het waterpeil;
  4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 1.000 m2.

Artikel 7 Waarde – Archeologisch Waardevol Gebied 2

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van (te verwachten) archeologische waarden in de bodem.
7.2 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter;
  2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven (al dan niet ten behoeve van het oprichten van een bouwwerk), verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen en de bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden;
  3. het verlagen van het waterpeil;
  4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  5. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  6. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  7. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
waarbij de vergunningplicht voor sub b. tot en met g. geldt voor werkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld én een oppervlakte gelijk aan of groter dan 50 m2.

3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Bouwen langs wegen en water
  1. De gronden gelegen binnen de volgende afstanden:
    1. rijkswegen tot 100 m uit de as van elke rijbaan;
    2. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
    3. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
    4. de spoorweg tot 30 m uit de buitenste spoorstaaf;
    5. de hoofdwatergangen tot 10 m uit de as van de waterloop, mits minimaal 4 m uit de insteek, met dien verstande dat voor 'de Slinge' een afstand geldt van 10 m uit de boveninsteek van de waterloop;
zijn tevens bestemd ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang;
  1. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bouwvlakken van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en de bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf' en 'Bedrijf - Nutsvoorziening', alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m; een en ander indien het uitzicht hierdoor niet wordt belemmerd;
Afwijken bij een omgevingsvergunning
  1. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
    1. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt het waterschap en/of de wegbeheerder;
    2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, verkeersborden brughoofden en seinpalen ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m;
    3. het plaatsen van reclameborden en informatiepanelen met een maximale bouwhoogte van 10 m;
mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en het verkeers- en/of waterschapsbelang
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ophogen van gronden;
    2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
    3. het aanleggen van geluidswallen;
    4. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
  2. Een omgevingsvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het water- en/of verkeersbelang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee de wegbeheerder en/of het waterschap wordt gehoord;
  3. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende danwel aangevraagde vergunning.
9.2 Ondergronds bouwen
Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:
  1. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
  1. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken als seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
  2. het gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van horeca.
  3. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van bewoning wordt aangemerkt als strijdig gebruik, als niet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan onderstaande maatregelen zijn uitgevoerd:
    • Plaatsing van een uilenkast in het bosje 1778
    • Plaatsing van vier vleermuiskasten aan de gevel van de woning / bijgebouw.
    • Plaatsing van een insectenhotel, plaats nader te bepalen.
    • Behoud van de singel / bosje aan noord en oostzijde

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Paardenbakken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels in artikel 4 'Wonen', ten behoeve van het realiseren van een paardenbak buiten het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:
  1. de oppervlakte van de paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m2;
  2. ten minste 25% van de oppervlakte van de paardenbak is gelegen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming 'Wonen';
  3. de paardenbak is gesitueerd op tenminste 50 m vanaf het bouwvlak of bestemmingsvlak van derden;
  4. er is aangetoond dat het realiseren van een paardenbak binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen onmogelijk is;
  5. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing en landschapsversterking blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
  6. er geen sprake is van een significante aantasting van bestaande natuurwaarden en er geen belemmeringen voor de gewenste samenhang worden gecreëerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone';
  7. is aangetoond dat de afwijking, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'openheid':
    1. natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast;
    2. de belangen van omliggende functies niet onevenredig worden aangetast;
11.2 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van:
  1. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  2. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen voor zover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
  3. afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking geldt niet voor maten met betrekking tot:
    1. de inhoud van wooneenheden;
    2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Rector Hulshofstraat 10 Harreveld’.