KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen - 1
Artikel 5 Water
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti - Dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Kader
2.1 Aanleiding
2.2 Ligging En Begrenzing
2.3 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten
4.1 Watertoets
4.2 Bodemonderzoek
4.3 Flora En Fauna
4.4 Archeologie
4.5 Geluid
4.6 Verkeer En Parkeren
4.7 Geur
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsplan
5.3 Plansystematiek
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Haalbaarheid
6.2 Exploitatieplan
6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Rapportage Watertoets Brouwerij
Bijlage 2 Verkennend Bodem En Waterbodemonderzoek
Bijlage 3 Geuronderzoek
Bijlage 4 Programma Van Eisen
Bijlage 5 Akkoord Regioarcheoloog Pve
Bijlage 6 Quick Scan Natuuronderzoek
Bijlage 7 Berekening Stiktofdepositie
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Toets Externe Veiligheid
Bijlage 10 Zakelijke Beschrijving Anterieure Overeenkomst

Brouwersnos Eibergseweg 1 Groenlo

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 27-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Brouwersnos Eibergseweg 1 Groenlo van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPGRO403- VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel:

de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.6 archeologisch deskundige:

de (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.7 archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.8 archeologische waarde:

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.9 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.10 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.11 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 bestaand:

ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bierbrouwerij

een bedrijf gericht op het produceren van bier;

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 daghoreca

horeca dat is gericht op het overdag (tot uiterlijk 23:00 uur) verstrekken van dranken en etenswaren aan bezoekers, waarbij gebruik als een disco en/of zalencentrum is uitgesloten;

1.28 destillaten

dranken met een hoog alcoholpercentage (zoals whiskey, brandewijn), verkregen door een proces van destilleren;

1.29 destilleerderij

een bedrijf waar door middel van het destillatieproces sterke drank wordt geproduceerd;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.32 extensieve dagrecreatie:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, varen, vissen, picknicken, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel;

1.36 nutsvoorzieningen:

de levering van elektriciteit, gas, water en warmte. De verzorging van telecommunicatie. De afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.37 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;

1.38 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;

1.39 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.42 straatmeubilair:

bij de openbare weg behorende bouwwerken;

1.43 uitbouw:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.44 verkoopvloeroppervlakte:

de som van de vloeroppervlakte van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), binnenwerks gemeten;

1.45 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.46 watergang:

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.47 wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.48 wet/wettelijke regeling:

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte van een bouwwerk:

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bierbrouwerij met een brouw- en afvulcapaciteit van maximaal 10.000 hectoliter bier per jaar en een destilleerderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - bierbrouwerij';
  2. b. een proeflokaal met bijbehorende daghoreca, ontvangstruimte, een educatieve functie in de vorm van een mini-brouwerij met een capaciteit van maximaal 60 liter en een terras ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - proeflokaal', waarbij op de verdieping uitsluitend een kantoor en museale functies ten dienste van de bierbrouwerij zijn toegestaan;
  3. c. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - proeflokaal', met dien verstande dat uitsluitend het ter plaatse gebrouwen bier en gestookte destillaten en bijbehorende merchandising verkocht mogen worden.
  4. d. ontsluitingsweg en parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, groenvoorzieningen en tuinen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

Artikel 4 Groen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
  4. d. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  5. e. (dag)recreatieve mogelijkheden in de openlucht en speelvoorzieningen;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, watergangen en waterlopen;
  2. b. extensieve dagrecreatie;
  3. c. aanlegvoorziening voor fluisterboten;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen en/of duikers, met inachtneming van de keur van het waterschap.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti - Dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:

  1. a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
  2. b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  3. c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    2. 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
  4. d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  5. e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  6. f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.

9.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2,00 m, indien het betreft:

  1. a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 sub c;
  2. b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
  3. c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
  4. d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in lid 9.1 sub c;
  5. e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 sub c;
  6. f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 9.1 sub c;
  7. g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
  8. h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  9. i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
    1. 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
    2. 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.

9.3 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:

  1. a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 4 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
  5. e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.

10.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in lid 10.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van het plan voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, (verkoop- of bedrijfs) nettovloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
  3. c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  4. d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de bouwgrenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  5. e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.

11.2 Criteria

Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 11.1 kunnen slechts verleend worden indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  1. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Brouwersnos Eibergseweg 1 Groenlo.

Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan

Brouwersnos Eibergseweg 1 Groenlo
bestemmingsplan
mei 2017
Inlichtingen:
Afdeling Omgeving
Hester Smeenk
Telefoonnummer 0544-39 34 78

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Kader

2.1 Aanleiding

Bij de gemeente Oost Gelre is een aanvraag om aanpassing van het bestemmingsplan ingekomen. De aanvraag heeft betrekking op de vestiging van een ambachtelijke bierbrouwerij aan de Eibergseweg 1 te Groenlo. De locatie is ook bekend als Huize Adriana. De initiatiefnemers zijn van plan de bestaande bebouwing, op de monumentale villa na, te slopen. De bestaande villa wordt ingericht als ontvangstruimte, kantoor en proeflokaal. Bij de villa wordt een terras aangelegd. Aan de achterzijde van het perceel wordt een nieuw gebouw gerealiseerd. In dit gebouw wordt de brouwerij met destilleerderij gevestigd. Om de bierbrouwerij te ontsluiten wordt op eigen terrein een toegangsweg aangelegd. Langs de toegangsweg worden parkeerplaatsen aangelegd. Aan de gracht wordt een kleine insteekhaven met aanlegmogelijkheid voor fluisterbootjes gerealiseerd. De rest van het terrein wordt ingericht als park. De bestaande groenstructuur blijft in stand en wordt aangepast en versterkt.

2.2 Ligging En Begrenzing

Het perceel ligt direct bij de gracht aan de noordzijde van het centrum van Groenlo. Het perceel wordt aan de zuidoostzijde ontsloten door de Eibergseweg. Langs de noordoostzijde van het perceel ligt de Halve Maanweg. Aan de zuidwestzijde van het perceel liggen de gracht en het centrum. Het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrensd door de begraafplaats. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de woonwijk Brouwhuizen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0001.png"

Omgeving plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0002.png"

Huidige terrein Huize Adriana

2.3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het plan beschreven.

2.3.1 Bestaande situatie

Op het perceel staat een kantoorvilla. Huize Adriana is aangewezen als een gemeentelijk monument. Achter de kantoorvilla staan een aantal uitbouwen die in een andere bouwstijl zijn gerealiseerd dan de villa. De rest van het terrein is ingericht als een tuin met een parkkarakter. Aan de randen van het perceel staan grote bomen. Tot enkele jaren geleden was hier een advocatenkantoor gevestigd. Het pand staat inmiddels enkele jaren leeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0003.png"

Huidige aanzicht voorzijde Huize Adriana.

2.3.2 Gewenste situatie

Op de afbeelding is de ruimtelijke opzet weergegeven. Voor het succes van een ambachtelijke bierbrouwerij is sfeer en beleving essentieel. De ruimtelijke opzet speelt hier op in door het gehele plan onderdeel te laten zijn van het park van de buitenkant van de gracht.

Het nieuwe gebouw voor de brouwerij komt achterop het terrein te staan. Hierdoor ontstaat een park tussen de gebouwen en komt de villa vrij te liggen in de omgeving. Het gebouw wordt ruim 700 m2 groot en 8,5 meter meter hoog (met een goothoogte van 6 meter). In dit gebouw vindt het brouwproces plaats. Aan de achterzijde van het gebouw worden enkele silo's voor de opslag van grondstoffen geplaatst. In het gebouw wordt ook een destilleerderij gevestigd.

De 19e eeuwse statige villa wordt herbestemd tot ontvangstruimte, kantoor, mini-brouwerij een educatieruimte, proeflokaal en daghoreca. Ook is detailhandel mogelijk in het ter plaatse geproduceerde bier, destillaten en merchandising (petjes, glazen etc.). De bestaande gebouwen achter de villa worden gesloopt. Door sloop van de bestaande gebouwen is de netto toevoeging van bebouwing beperkt. Zo ontstaat de ruimte om een mooi park te realiseren.

Belangrijk element van het plan is de realisatie van een insteekhaven. Op deze plek lag ooit een ravelijn. De vormgeving en de plek van het haventje verwijst naar de vroegere ligging van het ravelijn op dit perceel. De positie van de brouwerij is zodanig gekozen dat deze de lijn volgt van de vroegere ligging van het ravelijn en daardoor ook in het verlengde ligt van het ravelijn. Door realisatie van de insteekhaven wordt de stadsbrouwerij betrokken bij de wateractiviteiten en is de brouwerij ook met de bootjes toegankelijk.

Aan de zijde van de gracht wordt op strategische plekken meer openheid gecreëerd, waardoor er op een speelse manier zicht ontstaat op villa Adriana en de stadsbrouwerij. Ter hoogte van het Canisiushof wordt een dichter groenstruweel gerealiseerd / gehandhaafd. Dit zorgt voor een besloten park en tegelijkertijd voor afscherming richting het Canisiushof.

Aan de gracht wordt een openbaar wandel- en fietspad gecreëerd. Dit pad sluit aan op de padenstructuur in het stadspark en het “rondje gracht Groenlo”. Voor de buitenruimte wordt in algemene zin aangesloten op de inrichtingselementen zoals aangegeven in de groenvisie voor de gracht. Daarbinnen liggen enkele accenten. In directe omgeving van Huize Adriana krijgt de inrichting een wat formeler karakter, passend bij soortgelijke historische villa’s. In het park, tussen de villa en brouwerij, worden elementen toegevoegd die verwijzen naar het thema “bier”. Bijvoorbeeld door het toepassen van hopplanten.


De ontsluiting van de bierbrouwerij vindt plaats via de Eibergseweg en het parkeren/inrit wordt op eigen terrein opgelost. De inrit en het parkeerterrein komen te liggen aan de zijde van de Halve Maanweg. De Halve Maanweg wordt/blijft een idyllische laan en tegelijkertijd de entree van het stadspark de Grolse Weiden. Bij de Halve Maanweg wordt een dubbele bomenrij gerealiseerd. Dit om een echte laan te creëren en tegelijkertijd ontstaat hierdoor een besloten gebied van de “wereld” van de brouwerij ten opzichte van de bestaande wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0004.png"

Ruimtelijke opzet terrein brouwerij Eibergseweg 1, Groenlo

2.3.3 Stedenbouwkundig plan en impressies

Voor de brouwerij is in basis een eenvoudig gebouw noodzakelijk. Het is belangrijk dat het gebouw op natuurlijke wijze in het park past en een bescheiden uitstraling krijgt naar de gracht. Daarom is er voor gekozen om de nieuwbouw volledig uit te voeren in verticale houtelementen. De houtelementen (Douglas of Red Cedar) zullen in de loop van jaren vergrijzen, waardoor het geheel een natuurlijke en ambachtelijke uitstraling krijgt. De (zij)gevels gaan vloeiend over in de kap. Dit geeft een homogeen en rustig gevelbeeld.

Op strategische plekken worden openingen in de dichte gevel gemaakt. Hierdoor is er op strategische plekken zicht op het bierproces en de bierketels.

De vier impressies geven een beeld van de toekomstige situatie. Welstand en de adviseur cultuurhistorie zijn akkoord met het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0005.jpg"

Aanzicht vanaf de Eibergseweg op Huize Adriana

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0006.jpg"

Impressie bebouwing vanaf de Halve Maanweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0007.jpg"

Impressie bebouwing vanaf Huize Adriana.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0008.jpg"

Impressie bebouwing vanaf de gracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0009.jpg"

Vogelvluchtimpressie van het gehele terrein

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

In 2015 heeft Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze structuurvisie is de opvolger van het Streekplan Gelderland dat al de status van een structuurvisie had.

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, mèt oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Concreet betekent dit dat bestaande en nieuwe bedrijven kansen moeten krijgen.

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.


Dit houdt onder meer in: ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek. Daarnaast moet de kwaliteit van het landschap behouden en versterkt worden.

Dit plan geeft een nieuwe invulling aan een karakteristieke locatie aan de rand van het centrum. De gebouwen staan al enkele jaren leeg. De nieuwe invulling voorkomt verpaupering, maar geeft vooral een nieuwe impuls aan het terrein en Groenlo. Het plan is een schakel in het gewenste park langs de gracht.

3.2.2 Omgevingsverordening

In de omgevingsverordening zijn bepalingen opgenomen om de provinciale belangen te beschermen. Het gaat dan om onder meer het Gelders Natuurnetwerk, bedrijventerreinen en glastuinbouwbedrijven. Herontwikkelingen van individuele binnenstadlocaties vallen niet onder de werking van de Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Geldende bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Stadscentrum Groenlo dat is vastgesteld op 30 oktober 2012. Het perceel heeft daarin de bestemming 'Kantoor'. Rondom de bestaande bebouwing is een bouwvlak opgenomen. Bebouwing is alleen toegestaan binnen dit bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte zijn 5,5 en 8,5 meter. Op het perceel liggen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' en 'Waarde-Archeologische verwachtingswaarde 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0010.png"

Uittreksel geldende bestemmingsplan.

Het plan voor de brouwerij past niet binnen de geldende kantoorbestemming en het bijbehorende bouwvlak. Dit bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkelingen mogelijk.

3.3.2 Programma Stad Groenlo 2012-2027

Doel van het programma Het Programma Stad Groenlo is het versterken van de bedrijvigheid en levendigheid, zodat de stad in de toekomst een plek is waar het goed wonen, werken en leven is. Voor de toerist moet het een aantrekkelijke en levendige stad zijn, met voldoende activiteiten om te verblijven. Om dit programma te maken is uitgebreid gesproken met inwoners, organisaties en ondernemers.

Enkele punten uit het programma zijn:

  • Er liggen kansen voor wie iets met Grolse wanten, kanonnen, biercultuur of ‘Vakmanschap is Meesterschap’ wil doen. Maar ook het brouwen van een eigen bier, een stadsbrouwerij binnen de vesting en toepassingsmogelijkheden van bier, zoals koken met bier behoren tot de mogelijkheden.
  • We herontdekken en ontsluiten het aanwezige groen in en rond het stadscentrum: het park en de groene singel.
  • Het bewaren en uitdragen van de cultuurhistorie, het wonen en werken in een vitale en aantrekkelijke stad en het versterken van Groenlo als bestemming voor het dag- en verblijfstoerisme krijgt een nieuwe impuls.

In maart 2016 is het actualisering uitvoeringsprogramma vastgesteld. Hierin is onder meer opgenomen dat de gemeente doorgaat met het stimuleren en ondersteunen van groene initiatieven. Daarnaast is aangegeven dat wordt gewerkt aan de herontwikkeling van aandachtslocaties. Voor Huize Adriana zijn na maart 2016 de plannen uitgewerkt. Deze ontwikkeling valt daarmee onder locaties waarvoor de kansen in de gaten gehouden worden. Voor Huize Adriana is aangegeven dat bij herontwikkeling de beleving van de gracht als opgave geldt.

De herontwikkeling van Huize Adriana sluit goed aan bij de doelstellingen van het (geactualiseerde) Programma Stad Groenlo.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

4.1 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het waterbeheerplan van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Thema Toetsvraag Relevant
HOOFDTHEMA'S
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering
(primaire waterkering, regionale waterkering of kade)?
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een
rivier?
Nee

Nee
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Ja
Nee
Nee
Wateroverlast (oppervlaktewater)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan
2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan
500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen
gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Ja
Nee
Oppervlaktewater-kwaliteit 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater
geloosd?
Nee
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de
ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Ja

Nee
Nee
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een
drinkwateronttrekking?
Nee
Inrichting en beheer
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of
beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Ja
Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die
milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen
(zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Ja
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte
natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee
Nee
Nee

Nee
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Ja
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Ja

De volgende thema's zijn relevant voor dit plan (in Bijlage 1 Rapportage watertoets brouwerij:is een uitgebreidere onderbouwing van onderstaande tekst opgenomen).

Riolering en afvalwaterketen

De nieuwbouw van een brouwerij en het handhaven van de bestaande villa leidt tot een toename van het afvalwater. Er is sprake van toename van de afvoer van vuilwater. De initiatiefnemer heeft aangegeven circa 4.000.000 liter vuilwater per jaar (250 werkbare kalenderdagen) te willen lozen op de (dwa) riolering. Dit komt met een gemiddelde afvoer van 16 m3 per werkdag.

Het riool in de Halve Maanweg bestaat uit een ‘oud’ gemengd gedeelte en een ‘nieuw’ gescheiden gedeelte. De gemeente Oost Gelre heeft plannen om het nog bestaande gemengde rioolstelsel van de Halve Maanweg te laten vervallen en daarvoor in de plaats, voor de vuilwaterafvoer, een pompgemaal te gebruiken die al aanwezig is bij (nieuwbouw)wijk Brouwhuizen – De Woerd.

In het plangebied wordt een vuilwaterafvoerleiding aangelegd voor de afvoer van afvalwater, dit kan onder vrijverval worden aangesloten op het gescheiden stelsel van de Halve Maanweg.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het afstromend verhard oppervlak toe met 360 m2 (netto). In Bijlage 1 Rapportage watertoets brouwerij is de berekening van de oude en nieuwe oppervlakte verharding opgenomen. Bij deze berekening is het verhard oppervlak dat afstroomt naar bermen niet meegerekend, dit wordt immers geborgen binnen het plangebied. Het streven is om het nieuw verhard oppervlak niet aan te sluiten op het bestaande gemengde stelsel, maar te behandelen volgens de trits vasthouden- bergen – afvoeren. Ook worden tijdens de sloop- en opruimwerkzaamheden van de aanbouwen van de villa de buitenpandse hemelwaterafvoeren van de villa afgekoppeld van de bestaande riolering.

De herinrichting van het plangebied biedt kansen om de bestaande te handhaven (dak)verharding af te koppelen. Voor het afkoppelen wordt minimaal 10 mm statische berging geëist in een infiltratievoorziening. De te handhaven dakverharding én de overige nieuw aan te brengen verharding wordt, uitgaand van een bergingseis van 10 mm, met een overloopsysteem naar de Stadsgracht afgevoerd.

Grondwateroverlast

Uit de verrichte boringen blijkt dat er (dunne) slecht doorlatende bodemlagen aanwezig kunnen zijn in het plangebied. De GHG bedraagt 22,30m +NAP. Hiermee dient het bouwpeil van de nieuwe brouwerij minimaal gelijk te zijn aan 23,30m +NAP. Rekening houdend met de bestaande weghoogten, hoogten van de belendende percelen en maaiveldhoogte ter plaatse van de te handhaven bomen wordt een bouwpeil aangehouden van 23,60m +NAP.

Inrichting en beheer

Aan de rand van het plangebied bevindt zich een watergang: de Stadsgracht. Deze watergang is in het beheer van het waterschap Rijn en IJssel en heeft een streefpeil van 21,80 m +NAP. De beschoeiingslijn/damwandlijn van deze Stadsgracht wordt ter plaatse van het plangebied deels aangepast.

Volksgezondheid

De Stadsgracht is langs de damwanden circa 1,0 m diep ten opzichte van het streefpeil/waterstand. Het terrein en water mag niet gebruikt worden als zwemwater. Er kunnen daarom geen problemen voor de volksgezondheid ontstaan. De wandel- en fietspaden worden op vergelijkbare wijze als de andere wandel- en fietspaden langs de gracht aangelegd.

Recreatie

Het ontwerp voorziet in de aanleg van wandelpaden en een landschappelijke inrichting van het plangebied direct grenzend aan de beschoeiing/damwanden van de Stadsgracht.

Voor het aanmeren van (kleine) fluisterboten wordt een inham gerealiseerd in de bestaande beschoeiing. De beschoeiing ter plekke wordt voorzien van vlonderplanken om het in- en uitstappen mogelijk te maken. Er wordt geen aanlegsteiger gerealiseerd in het water. De vlonderplanken worden aan de landzijde van de beschoeiing aangebracht.

Cultuurhistorie

Aan de rand van het plangebied bevindt zich de Stadsgracht. De in het jaar 1550 aangelegde watergang diende als bescherming voor de stad Groenlo. De Stadsgracht is een Rijksmonument. De inham wordt zo gemaakt dat deze een verwijzing vormt naar de vroegere ravelijn en levert daarmee een bijdrage aan het beleefbaar maken van de gracht en bolwerken.

Deze hiervoor genoemde uitgangspunten zijn besproken met het waterschap. Het waterschap is akkoord gegaan met deze uitgangspunten.

4.2 Bodemonderzoek

Om na te gaan of de bodem geschikt is voor de nieuwe functie is een verkennend bodemonderzoek en waterbodemonderzoek uitgevoerd. De conclusies van het verkennend onderzoek luiden als volgt:

  • In geen van de geanalyseerde parameters in zowel grond als grondwater is de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde overschreden.
  • In de indicatieve analyse van de waterbodem ter plaatse van de gracht zijn geen overschrijdingen
    aangetoond, hieruit kan geconcludeerd worden dat het slib altijd toepasbaar is en er bij werkzaamheden geen beperkingen gelden.
  • De aangetroffen licht verhoogde gehalten in de grond en in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
  • Bij de voormalige ondergrondse HBO-tank zijn geen verhoogde gehalten aan minerale olie en aromaten aangetoond. In de voorgaande onderzoeken wordt geconcludeerd dat er, vanwege een restverontreiniging, in de regel gebruiksbeperkingen op de locatie (blijven) bestaan. De gebruiksbeperkingen die hierbij gelden bestaan voornamelijk uit het voorkomen van contact met de verontreinigde grond. Iedere verandering van gebruiksfunctie zal schriftelijk door de eigenaar van het terrein gemeld moeten worden aan het bevoegd gezag ter voorkoming van risico's. Omdat er nu geen verontreiniging is aangetroffen verwachten wij geen gebruiksbepalingen meer.
  • De hypothese "De gehele onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd" wordt grotendeels aangenomen.


Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden ten behoeve van bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.

Het gehele onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 Verkennend bodem en waterbodemonderzoek. De aanbevelingen uit het onderzoek worden opgevolgd.

4.3 Flora En Fauna

4.3.1 Quickscan Flora en fauna

In verband met deze ruimtelijke ontwikkeling is het noodzakelijk om onderzoek uit te voeren naar relevante soorten in het kader van de Flora- en faunawet. Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Relevante ingrepen zijn het slopen van bestaande bebouwing, het realiseren van nieuwe bebouwing, een nieuwe toegangsweg en een parkeerterrein. Daarnaast wordt een deel van de bestaande bomen gekapt. De groenstructuur wordt daarna weer aangevuld met nieuwe bomen en een parkachtige tuin.

Om na te gaan of er beschermde soorten voorkomen is een quickscan uitgevoerd. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 6 Quick scan natuuronderzoek. De belangrijkste conclusies zijn:

Het plangebied ligt niet in een gebied dat is aangewezen als een Natura2000-gebied of als onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk.

Het plangebied is bezocht door een ecoloog. Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde soorten flora, reptielen, amfibieën, vissen, ongewervelden en grondgebonden zoogdieren aangetroffen. Voor deze soorten is dan ook geen nader onderzoek of een ontheffing nodig. De algemene zorgplicht blijft overigens altijd van toepassing.

Broedvogels

In het plangebied zijn geen nestlocaties vastgesteld van (broed)vogels. De locatie biedt wel potentiële broedlocaties voor de huismus. Nestlocaties van overige broedvogels uit categorie 5 (koolmees, boomklever, ekster, gekraagde roodstaart, bonte vliegenvanger, spreeuw, grauwe vliegenvanger en dergelijke) zijn potentieël wel aanwezig.

Een eerder aanwezige kolonie van blauwe reigers is al enkele jaren verlaten.

Aanbeveling voor broedvogels

Doordat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op vaste rust- en verblijfplaatsen van vogelsoorten uit categorie 1-5 in de te slopen gebouwen en struweelzones, is geen nader onderzoek en zijn geen compenserende maatregelen noodzakelijk. Indien dakrenovaties aan villa Adriana gepland zijn, is wel nader onderzoek naar huismussen noodzakelijk.
Indien de werkzaamheden binnen het broedseizoen worden uitgevoerd óf er bomen met holten of nesten worden geruimd, kunnen maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat door de werkzaamheden broedende vogels worden verstoord. Dit dient door een ecoloog te worden beoordeeld.

Vleermuizen

Het plangebied is zeer geschikt als fourageergebied voor vleermuizen.Door de ligging van het plangebied langs de Groenlose Gracht en op de overgang van de bebouwde kom naar het buitengebied, zijn enkele soorten op de locatie en in de directe omgeving mogelijk aan te treffen. De aanwezige bebouwing binnen het plangebied biedt voor vleermuizen diverse geschikte verblijflocaties. De huidige villa bezit een pannendak met dakbeschot en diverse betimmeringenwaar potentiële verblijfplaatsen aanwezig kunnen zijn. De aan de achterzijde gebouwde ruimten bieden door de aanwezigheid van spouwmuren, open stootvoegen en betimmeringen eveneens zeer geschikte mogelijkheden voor verblijfplaatsen.

Op de vensterbank van een van de ramen langs de noordzijde van het middelste, uit stenen opgetrokken, gebouw, zijn enkele vleermuiskeutels aangetroffen. Dit kan duiden op een verblijfplaats, echter betreft het slechts enkele uitwerpselen waardoor hierover geen zekerheid bestaat. Overige sporen als vetstrepen, prooiresten en dergelijke zijn niet aangetroffen. Dergelijke sporen zijn echter in veel gevallen nauwelijks aanwezig doordat (deel)groepen van kolonies uit een klein aantal individuen kunnen bestaan en eventuele sporen door weersinvloeden snel verdwijnen. Een feitelijke verblijfplaats is niet vastgesteld en ook kan aan de hand van de waargenomen sporen niet worden aangetoond om welke soort het gaat en welk type verblijfplaats mogelijk in het gebouw aanwezig is.

Verblijfplaatsen van boombewonende soorten zijn niet op de planlocatie aanwezig. Ook worden door de geplande werkzaamheden geen negatieve effecten op eventueel aanwezige vliegroutes of foerageerfunctionaliteit verwacht.

Aanbeveling voor vleermuizen

Voor het uitvoeren van de geplande sloopwerkzaamheden dient een nader vleermuisonderzoek te worden uitgevoerd.

4.3.2 Vervolgonderzoek vleermuizen

Voor het oprichten van de Brouwerij Groenlo, zullen enkele gebouwen worden gesloopt. Gezien de
potentiële geschiktheid van de gebouwen voor verblijfplaatsen van vleermuizen, is momenteel een vleermuisonderzoek in uitvoering. Dit onderzoek zal naar verwachting eind juni 2017 worden afgerond.

Indien tijdens het vleermuisonderzoek verblijfplaatsen van vleermuizen worden aangetroffen, is een ontheffing van de Wet Natuurbescherming noodzakelijk, in combinatie met compenserende en mitigerende maatregelen. Voor het aanbrengen van compenserende maatregelen dient een periode van gewenning te worden gehanteerd binnen het vliegseizoen van vleermuizen. Juist deze gewenningsperiode kan, gezien de planning om in 2017 de werkzaamheden te realiseren, voor oponthoud zorgen. Om deze reden is gezocht naar mogelijkheden de kans op vertraging te minimaliseren.

Hierdoor is gekozen om op voorhand een aanname te doen van de aanwezigheid van een verblijfplaats van gewone dwergvleermuis. Hierbij wordt de afweging gemaakt dat er sprake kan zijn van 1-2 mannetjes of een kleine kraamgroep van vrouwtjes die de gebouwen gebruiken als zomer-, balts,- paar- of winterverblijfplaats.

Daarom worden vooruitlopend op het nadere onderrzoek faunapalen geplaatst. Dit zijn 6 meter hoge palen waaraan vleermuizenkasten worden gehangen. De voorzieningen kunnen eveneens worden gebruikt als tijdelijke of permanente maatregelen voor soorten als watervleermuis en ruige dwergvleermuis, al naar gelang de aangetroffen typen verblijfplaatsen.

Indien andere vleermuissoorten in relatie tot de te slopen gebouwen aanwezig zijn, zijn deze voorzieningen mogelijk niet volledig toereikend. Wel kunnen ze mogelijk als belangrijke basis fungeren en daardoor een positieve onderbouwing vormen voor een eventueel noodzakelijke ontheffingsaanvraag.

Aanvullende (vereenvoudigde) maatregelen kunnen dan alsnog noodzakelijk zijn. Ter compensatie van zomer-, balts,- en paarverblijfplaatsen is een compensatieverhouding van 1:4 voorgeschreven. Doordat dergelijke baltslocaties enkele malen ook als winterverblijf kunnen dienen is hiermee met de keuze voor het type kasten rekening gehouden. Door te kiezen voor meerlaagse, ruime kasten, kan tevens worden voldaan aan de tijdelijke voorzieningen voor kraamverblijven.

Conclusie

Mogelijk is voor de sloop van de gebouwen een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming vereist. Vooruitlopend hierop is alvast aangenomen dat de gewone dwergvleermuis een verblijfplaats heeft in het plangebied. Daarom worden vooruitlopend op de eventuele benodigde ontheffing alvast vleermuizenkasten opgehangen. De gewenningsperiode begint dan alvast.

4.3.3 Effect op Natura2000

Om na te gaan of als gevolg van de verkeersbewegingen van een naar de brouwerij de stikstofdepositie op het Natura2000gebied Korenburgerveen om hoog gaat is een berekening uitgevoerd. Uit de berekening komt naar voren dat de gewenste ontwikkeling niet leidt tot een (significante) verhoging van de stikstofdepositie.

De berekening is toegevoegd als Berekening stiktofdepositie.

4.4 Archeologie

Het te ontwikkelen perceel is gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit wil zeggen dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en meer dan 30 m2 beslaan (de laatste eis geldt alleen voor de noordelijke punt van het plangebied) een inventariserend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Ook voor het realiseren van bouwwerken groter dan 30 m2 geldt deze onderzoeksplicht.

Het plangebied is een AMK-terrein; de archeologische waarden zijn (op kaart) vastgesteld. In dat geval dient de archeologische begeleiding plaats te vinden onder het protocol opgraven.


Het doel van de archeologische begeleiding is het vaststellen van de aanwezigheid van archeologische waarden en het bepalen van de aard, ouderdom, omvang, gaafheid en conserveringstoestand van de archeologische waarden. Tevens bestaat het doel uit het toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel en de archeologische verwachtingskaart.

Het onderzoeksgebied bevindt zich aan de noordzijde van middeleeuwse stadskern op de plaats waar de noordoostelijke toegang tot de stad de vestinggordel uit de vroege 17e eeuw doorkruist. Op basis van het bureauonderzoek zijn in het gedeelte van het rioleringstracé dat uitgekozen is voor archeologisch onderzoek, met name sporen te verwachten van het ravelijn dat in 1628 na het Beleg door Frederik Hendrik is aangelegd buiten de Nieuwe Poort, inclusief de bijbehorende grachten en brug(gen). Het ravelijn was een geheel aarden bouwwerk van grond die uit de omliggende gracht afkomstig was. Aan de buitenzijde van de gracht lag de ‘contrescarp’ met het ‘glacis’ en de ‘bedekte weg’. Het grondvlak van de nieuwe brouwerij ligt waarschijnlijk ter plaatse van het glacis van deze contrescarp.

Voor dit gebied worden de uit te voeren werkzaamheden archeologisch begeleid. De begeleiding houdt in dat archeologen tijdens sloop- en/of graafwerkzaamheden (bijvoorbeeld t.b.v. aanleg van riolering of kabels en leidingen) ter plaatse aanwezig zijn en de bodem controleren op archeologische vondsten en sporen. Bij het verwijderen van funderingen en/of diepwortelende beplanting e.d. ziet de archeoloog erop toe, dat het vverwijderen netjes en correct geschied, dat wil zeggen met de bedoeling zo min mogelijk van het bodemarchief te beschadigen. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd conform de geldende kwaliteitseisen volgens de KNA versie 4.0. Al het vondstmateriaal daterend van voor 1850 wordt verzameld voor een interpretatie.

Voor deze begeleiding is een Programma van Eisen opgesteld.

Het Programma van Eisen is als Bijlage 4 Programma van Eisen bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Het akkoord van de regio-archeoloog is als Bijlage 5 Akkoord regioarcheoloog PvE bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

4.5 Geluid

Voor het plan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om na te gaan of de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de eisen uit de Wet geluidhinder.

Ten aanzien van de bedrijfscondities en uitgangspunten zijn de volgende akoestisch relevante gegevens gehanteerd:

Representatieve bedrijfssituatie (RBS)

Installaties e.d.

  • De werkzaamheden binnen de inrichting vinden plaats van maandag t/m zaterdag gedurende 8 uur tussen 07.00 en 19.00 uur,
  • De productieruimte en hal worden mechanisch geventileerd en gekoeld. Er is rekening gehouden met installaties op het dak die tijdens de productie in bedrijf zijn. Omdat de exacte configuratie en locaties nog onbekend zijn, is gebruik gemaakt van worst case posities en indicatieve gegevens met betrekking tot de geluidemissie van de installaties. De luchtbehandelingsinstallaties (LBK's) en koeling zullen continu in bedrijf zijn.


Transport, laden en lossen

  • Laad- en losactiviteiten gebeuren overdag met behulp van een elektrische heftruck, gedurende circa 2 uur.
  • Aan- en afvoer van materiaal en gereed product vindt plaats over route I tussen 07:00 en 19:00 uur; maximaal 1 transport (zware en middelzware vrachtwagens) per dag. In de avond en in de nacht rijden geen vrachtwagens over deze route.
  • De personenwagens/bestelwagens volgen eveneens route I; het gaat in totaal om 60 bewegingen (30 auto's) van bezoekers per dag (07-19 uur) en 20 bewegingen van personeel tussen 06:00 en 22:00 uur. Dagelijks komen hooguit 2 bussen (4 bewegingen) op het terrein.


Terras

In het onderzoek is ook het geluid van pratende mensen op het nieuwe terras meegenomen. Uitgegaan is van maximaal 80 mensen die overdag (07-19 uur) in totaal 4 uur en in de avond (19-23 uur) eveneens 4 uur op het terras kunnen zitten.


De bronnen zijn verspreid over het terras. Ook de piekgeluiden (lachen/schreeuwen) zijn meegenomen.

Regelmatige afwijkingen van de representatieve bedrijfssituatie (ABS)

  • Akoestisch relevante afwijkende bedrijfssituaties zijn niet bekend noch onderzocht.


Incidentele bedrijfssituaties (IBS, maximaal 12 x per jaar)

  • Akoestisch relevante incidentele bedrijfssituaties zijn niet bekend noch onderzocht.

Conclusies

Conclusie van het akoestisch onderzoek is dat:

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT

Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT t.g.v. alle activiteiten bij het bedrijf bedraagt in de immissiepunten 1-6 bij de woningen hooguit 42 dB(A) overdag, 39 dB(A) in de avond en 38 dB(A) in de nacht. Daarmee worden de grenswaarden niet overschreden. De bijdrage van het terras is zeer gering.

Maximale geluidniveaus

De maximale geluidniveaus LAmax ten gevolge van alle activiteiten bedragen in de immissiepunten bij de woningen hooguit 66 dB(A) overdag, 55 dB(A) in de avond en 52 dB(A) in de nacht. Daarmee worden de grenswaarden niet overschreden.

Maatregelen en het BBT-principe

Conform de Wet milieubeheer (art. 8.II, 3e lid) mag van een bedrijf worden verwacht dat de geluidemissie van akoestisch relevante geluidbronnen binnen redelijke grenzen en de stand der techniek zo veel mogelijk moet worden geminimaliseerd (het BBT-principe: best beschikbare technieken).

Bij de Brouwerij is geen sprake van (eigen) dominante geluidbronnen met een onnodig hoge geluidemissie. Geluidbeperkende voorzieningen zijn niet noodzakelijk om aan de eisen uit het Activiteitenbesluit te voldoen.

In de avond en nacht is de koeling maatgevend. Uitgegaan is van een zeer stille koeling (bronvermogen van 75 dB(A). Om een verdere reductie van de bijdrage van deze installatie te realiseren kan worden overwogen deze op de grond te plaatsen en af te schermen richting woningen dan wel te verplaatsen naar de zuidzijde, verder van de maatgevende woningen (aan de noordzijde). Eén en ander kan nader worden onderzocht zodra een keuze is gemaakt voor een koelinstallatie.

Overigens is er nu van uitgegaan dat de koeling continu draait (24 uur per dag) met dezelfde geluidemissie.

Verkeersaantrekkende werking

De 50-dB(A)-contour t.g.v. verkeer van en naar de inrichting ligt op minder dan 3 m van de wegas. De geluidbelasting op de woningen langs de weg –binnen de invloedssfeer van het bedrijf - ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Gezien de bouwkundige staat van de woningen kan worden uitgegaan van een geluidwering van de gevels van minimaal 20 dB(A), waarmee de binnenniveaus van de woningen aan de wettelijke eis van 35 dB(A) kunnen voldoen.

Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 Akoestisch onderzoek.

4.6 Verkeer En Parkeren

Verkeersaantrekkende werking

Voor de nieuwe ontwikkeling is uitgegaan van de volgende maximale verkeersbewegingen:

  • Hoogstens 1 transport voor het halen en brengen van grondstoffen en gereed product (2 verkeersbewegingen voor één vrachtwagen);
  • Maximaal 60-80 verkeersbewegingen met maximaal 30-40 personenauto's en bestelbusjes (personeel en bezoekers).
  • Maximaal 2 bussen per dag (4 verkeersbewegingen).

Ontsluiting en parkeren

Parkeren zal plaatsvinden op eigen terein. Aan de noordzijde van het terrein (richting de Halve Maanweg) wordt een ontsluitingsweg aangelegd. De ontsluitingsweg is bedoeld voor het vrachtverkeer de bussen en de personenauto's.

Aan deze zijde van het terrein worden ruim 35 parkeerplaatsen aangelegd. Dit is voldoende om de verwachte parkeerbehoefte op te vangen. De parkeerplaatsen worden met een groenstrook afgeschermd van de weg en de woningen aan de Halve Maanweg.

4.7 Geur

Bij het brouwen van bier kan geur(hinder) ontstaan. Om na te gaan wat de geuremissie van deze brouwerij zal zijn is een geurverspreidingsberekening uitgevoerd. De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de kengetallen uit de bijzondere regeling voor bierbrouwerijen van het NeR-archief. De conclusies van het onderzoek luiden als volgt:

Voor een grote brouwerij (meer dan 200.000 hectot bier per jaar brouwen) gelden specifieke eisen. De brouwerij bij Huize Adriana is een kleine brouwerij. De productiecapaciteit is 10.000 hecoliter bier per jaar.

Voor grote nieuwe bierbrouwerijen geldt dat ter plaatse van geurgevoelige objecten (woningen) de geurconcentratie maximaal 1,5 OUe/M3 als 98-percentiel mag bedragen. Deze waarde komt overeen met de richtwaarde uit het Gelders geurbeleid voor minder hinderlijke geuren, zoals de geur afkomstig van een brouwerij. In kleine brouwerijen kan de geuremissie het best worden beperkt door 'good housekeeping' - technieken. Voorbeelden hiervan zijn het sluiten van ramen en deuren en zorgen voor een zoveel mogelijk gesloten systeem.

Voor de berekening is uitgegaan van een productie van 10.000 hectoliter bier per jaar, wat geschat wordt op 300 ton geurrelevante grondstoffen. Dit is gebaseerd op eerdere onderzoeken voor kleine brouwerijen. Het produceren van bieren vindt vijf dagen per week plaats. Er is gerekend met een productietijd van circa 8 uur per dag. Door middel van gebouwventilatie wordt de lucht naar een schoorsteen geleid, vanwaar het wordt geëmitteerd naar de buitenlucht. Deze schoorsteen komt op het dak te staan, ter hoogte van het brouwhuis, en zal emitteren op circa 10 meter hoogte.

De berekende geuremissie op de vier meest nabijgelegen woonlocaties bedraagt maximaal 0,4 tot 0,9 OUe/m3 voor het 98 percentiel. Alle berekende waardes blijven ruim onder de 1,5 OUe/m3 voor het 98 percentiel. Het waarnemen van enige geur is daarmee niet uitgesloten, maar de geurconcentratie is zodanig laag dat er van geurhinder geen sprake zal zijn. Hiermee is aangetoond dat geurhinder als gevolg van de brouwerij niet waarschijnlijk is.

In de berekeningen is overigens uitgegaan van een geurreductie door condensatie van 85%. De brouwerij is voornemens een dampcondensatiesysteem in gebruik te nemen welke tot een volledige reductie van afgassen zal zorgen en enkel condensaat oplevert. Dit condensaat wordt via het riool afgevoerd. Emissies naar de lucht worden daarmee volledig vermeden.

Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Geuronderzoek.

4.8 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Deze stoffen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de luchtkwaliteit kunnen uitoefenen of toepassen, tenzij:

  1. 1. het aannemelijk is gemaakt dat het uitoefenen van deze bevoegdheden niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit opgenomen grenswaarde;
  2. 2. het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  3. 3. het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;
  4. 4. de uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden zijn in de onder staande tabel aangegeven

Stof Grenswaarde
SO2 350 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
125 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
NO2 200 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010
PM10 40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
50 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
Lood 0,5 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
CO 10.000 µg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie
C6H6 10 µg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen):

Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).

Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Met de voorgenomen ontwikkeling vinden maximaal rond de 80 extra verkeersbewegingen per dag plaats. Dit blijft volgens de rekentool luchtkwaliteit ruim binnen de genoemde normen. Een nader onderzoek naar dit aspect is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01_0011.png"

4.9 Externe Veiligheid

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd, lopen er geen leidingen voor gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet in de omgeving van een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De N18 ligt namelijk op ruim 450 meter afstand.

In en bij de bierbrouwerij worden geen gevaarlijke stoffen opgeslagen.

Het volledige advies met betrekking tot externe veiligheid is opgenomen als Bijlage 9 Toets externeveiligheid.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij het voor het omliggende stadscentrum geldende moederplan zijnde Stadscentrum Groenlo welke is vastgesteld op 30 oktober 2012.

5.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan 'Brouwersnos Eibergseweg 1 Groenlo' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPGRO403-VG01met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat een kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

5.3 Plansystematiek

5.3.1 Indeling

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Het plan kent de hoofdbestemmingen 'Gemengd', 'Groen -1' en 'Water' alsmede de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene parkeerregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.3.2 Bestemming 'Gemengd'

Toegestaan gebruik

In de bestemmingsomschrijving is benoemd welke functies zijn toegestaan. Het gaat om een bierbrouwerij, destilleerderij en een proeflokaal/horecagelegenheid met een aantal bijbehorende ondersteunende en aanvullende functies, zoals parkeer- en groenvoorzieningen. Op de verbeelding is aangegeven waar deze functies uitgeoefend mogen worden.

Bebouwing

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot:

Goot- en bouwhoogte

De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van (hoofd)gebouwen is op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduidingen “maximum goothoogte (m)" en "maximum bouwhoogte (m)”. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is opgenomen in de regels in de subparagraaf “bouwwerken, geen gebouwen zijnde”.

Situering gebouwen

Hoofdgebouwen dienen in het op de verbeelding van de plankaart aangegeven bouwvlak te worden gebouwd.

5.3.3 Bestemming 'Groen-1'

De openbaar toegankelijke delen van het terrein hebben de bestemming 'Groen - 1' gekregen. Hierbinnen zijn groenvoorzieningen, voet- en fietspaden en de daarbij behorende bouwwerken toegestaan.

5.3.4 Bestemming 'Water'

Het nieuwe insteekhaventje heeft de bestemming 'Water' gekregen. Binnen deze bestemming zijn water, extensieve dagrecreatie en een aanlegmogelijkheid voor de fluisterbootjes toegestaan.

5.3.5 Dubbelbestemmingen Archeologiche verwachtingswaarde

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachingswaarde -1' en 'Waarde- Archeologische verwachtingswaarde 2' zijn opgenomen om de archeologische waarden te beschermen. In deze dubbelbestemmingen is een onderzoeksplicht voor bodemingrepen opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Haalbaarheid

Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker over planschade. Het is daarom niet meer nodig om een exploitatieplan op te stellen en vast te stellen.

6.2 Exploitatieplan

Met het voorliggende plan wordt de oprichting van een gebouw voor een brouwerij, het verbouwen van de bestaande villa en de inrichting van het buitenterrein mogelijk gemaakt. Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten over het verhaal van kosten voor onder meer de exploitatie en eventuele planschade. Een zakelijke (beknopte) beschrijving van de overeenkomst is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

6.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.3.1 Inspraak

In het voortraject zijn twee inloopbijeenkomsten georganiseerd voor belangstellenden. Op deze bijeenkomsten zijn de plannen toegelicht. Deze beide avonden zijn goed bezocht.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingediend.

6.3.2 Artikel 3.1.1.-overleg

In artikel 6.18 van het Besluit Omgevingsrecht is voor de projectafwijking (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of een projectafwijking overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het plan betreft geen ontwikkeling die de in de Omgevingsverordening is genoemd als een provinciaal belang.

Het waterschap Rijn en IJssel heeft bij de naastgelegen planontwikkeling reeds advies uitgebracht. In het kader van de uitvoering vindt nog nader overleg plaats.

Beide diensten hebben kunnen reageren op het ontwerpbestemmingsplan. Van de provincie is geen reactie ontvangen. In overleg met het waterschap is een bijlage bij de toelichting toegevoegd.

Bijlagen

Bijlage 1 Rapportage Watertoets Brouwerij

Bijlage 2 Verkennend Bodem En Waterbodemonderzoek

Bijlage 3 Geuronderzoek

Bijlage 4 Programma Van Eisen

Bijlage 5 Akkoord Regioarcheoloog Pve

Bijlage 6 Quick Scan Natuuronderzoek

Bijlage 7 Berekening Stiktofdepositie

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 9 Toets Externe Veiligheid

Bijlage 10 Zakelijke Beschrijving Anterieure Overeenkomst