KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Dienstverlening
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen - 1
Artikel 10 Groen - 2
Artikel 11 Horeca
Artikel 12 Kantoor
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Natuur
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen - 1
Artikel 20 Wonen - 2
Artikel 21 Wonen - Garagebox
Artikel 22 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 23 Wonen - Uit Te Werken 1
Artikel 24 Wonen - Uit Te Werken 2
Artikel 25 Leiding - Hoogspanning
Artikel 26 Leiding - Riool
Artikel 27 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1
Artikel 28 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
Artikel 29 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti - Dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 35 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Historie En Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten
3.1 Bodem
3.2 Water
3.3 Geluid
3.4 Luchtkwaliteit
3.5 Externe Veiligheid
3.6 Flora En Fauna
3.7 Archeologie
3.8 Milieuzonering
3.9 Laagvliegroute, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Inleiding
4.2 Plansystematiek
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Berekening Nettovloeroppervlakte
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven
Bijlage 4 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 1 Uitvoerbaarheid Groenlo Noord Wonen
Bijlage 2 Vooroverleg- En Inspraakreacties Woonwijken Groenlo

Bestemmingsplan Woonwijken Groenlo

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 30-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden beroep, wordt niet onder het aan huis verbonden beroep verstaan;

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden bedrijf, wordt niet onder het aan huis verbonden bedrijf verstaan;

1.7 achtergevel:

de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.9 archeologisch deskundige:

de (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.11 archeologische waarde:

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.13 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.14 atelier:

een werkruimte voor een kunstenaar;

1.15 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.18 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.20 bestaand:

ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.27 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 brutovloeroppervlakte (bvo.):

de som van de horizontale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.34 galerie:

(culturele) voorziening ten behoeve van het tentoonstellen en het verkopen van kunst;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 geluidgevoelige functies:

geluidgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals woningen, woonwagenstandplaatsen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen en andere gebouwdelen welke niet primair voor les of studiedoeleinden worden gebruikt), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra en poliklinieken (uitsluitend de gebouwdelen die daadwerkelijk voor de behandeling van patiënten worden gebruikt), medische kleuterdagverblijven en terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

1.37 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met de daarbij behorende bergingen;

1.38 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.39 horeca:

een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 4 'Staatvan Horeca activiteiten', waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.40 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw door twee of meer onzelfstandige huishoudens;

1.41 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.43 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;

1.44 nettovloeroppervlakte (nvo):

de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007 (zie bijlage 1 Berekeningnettovloeroppervlakte);

1.45 nutsvoorzieningen:

de levering van elektriciteit, gas, water en warmte. De verzorging van telecommunicatie. De afvoer en verwerking van afvalstoffen;

1.46 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf of -voorziening;

1.47 ondergeschikte horeca:

het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;

1.48 overkapping:

of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;

1.49 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;

1.50 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 rijbaan:

elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden;

1.53 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 straatmeubilair:

bij de openbare weg behorende bouwwerken;

1.55 uitbouw:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.56 verkoopvloeroppervlakte:

de som van de vloeroppervlakte van ruimten die rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), binnenwerks gemeten;

1.57 vloeroppervlakte van een woning:

de som van de oppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;

1.58 volumineuze detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen. Onder volumineuze detailhandel worden bouwmarkten, tuincentra en supermarkten niet verstaan;

1.59 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.60 watergang:

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.61 wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.62 wet/wettelijke regeling:

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.63 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte van een bouwwerk:

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor weiden voor het (hobbymatig) houden van vee, erven, vijvers, boomgaarden en houtopstanden en het behoud, herstel en ontwikkelen van natuur- en landschapselementen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten van categorie 1, zoals opgenomen in de bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' alsmede bestaande bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2;
  2. b. verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  3. c. tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  4. d. volumineuze detailhandel, niet zijnde een bouwmarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel groothandel';
  5. e. bestaande bedrijfswoningen,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een al dan niet tijdelijke buitenopslag van goederen en materialen indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. stoomhoutzagerij;
  2. b. museum;
  3. c. ondergeschikte horecavoorzieningen van categorie 1 tot de bestaande omvang, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 4 'Staat van Horeca activiteiten';
  4. d. extensieve dagrecreactie;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' zijn uitsluitend een geluidwal dan wel een geluidscherm toegestaan met de daarbij behorende groenvoorzieningen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, erven en tuinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen en supermarkten, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt is toegestaan;
    2. 2. voor detailhandel op de verdiepingen uitsluitend de bestaande omvang is toegestaan;
  2. b. bestaande woningen;
  3. c. bestaande kamerbewoning,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Dienstverlening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening;
  2. b. bestaande woningen;
  3. c. bestaande kamerbewoning,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoor, maatschappelijk en gezondheidszorg, onderwijs en kinderdagverblijf;
  2. b. bestaande woningen;
  3. c. bestaande kamerbewoning,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Groen - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ontsluitingsweg, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  3. c. behoud van landschappelijke waarden;
  4. d. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
  5. e. voet- en fietspaden;
  6. f. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  7. g. (dag)recreatieve mogelijkheden in de openlucht en speelvoorzieningen,

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Groen - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. behoud van landschappelijke waarden;
  3. c. kleinschalig agrarisch gebruik;
  4. d. bestaande volkstuinen en volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  5. e. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
  6. f. voet- en fietspaden;
  7. g. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  8. h. (dag)recreatieve mogelijkheden in de openlucht en speelvoorzieningen,

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecavoorzieningen tot en met categorie 1 en 2, en categorie 3 voor zover bestaand, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 4 'Staat van Horecaactiviteiten';
  2. b. bestaande woningen;
  3. c. bestaande kamerbewoning,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bestaande woningen;
  3. c. bestaande kamerbewoning,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  2. b. gezondheidszorg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
  3. c. onderwijs en (kinder)opvang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  4. d. culturele voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - culturele voorzieningen';
  5. e. verenigingsgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  6. f. kringloopcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kringloop';
  7. g. gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  8. h. bestaande woningen;
  9. i. bestaande kamerbewoning,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Natuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos, bebossing en/of beplantingsstroken (singel);
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. c. water;
  4. d. schraal grasland,

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.

14.2 Bouwregels

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. atletiekbaan en sportvelden,

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. de oriëntering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. de wijze van afdekking van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en pleinen voor verkeer en verblijf;
  2. b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. ondergrondse afvalcontainers;
  5. e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  6. f. geluidswerende voorzieningen;
  7. g. bestaande nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
  8. h. standplaatsen,

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, watergangen en waterlopen;
  2. b. extensieve dagrecreatie;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met inachtneming van de keur van het waterschap .

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Wonen - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. aaneengebouwde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
  2. b. twee-aaneen woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  3. c. vrijstaande woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  4. d. vrijstaande woningen of twee-aaneen woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand of twee-aaneen';
  5. e. gestapelde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  6. f. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  7. g. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  8. h. een museale functie met betrekking tot de voormalige wasserij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wasserij';
  9. i. aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Wonen - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vrijstaande woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  2. b. aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, erven en tuinen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 21 Wonen - Garagebox

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen.

21.2 Bouwregels

Artikel 22 Wonen - Woonwagenstandplaats

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagens,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

22.2 Bouwregels

Artikel 23 Wonen - Uit Te Werken 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, erven en tuinen, groenvoorzieningen, water, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

23.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 23.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en de volgende uitwerkingsregels:

  1. a. het maximaal aantal te bouwen woningen bedraagt:
    1. 1. 16 twee-aaneen woningen;
    2. 2. 10 vrijstaande woningen;
  2. b. de goothoogte van woningen bedraagt maximaal 6 m;
  3. c. de bouwhoogte van woningen bedraagt maximaal 11 m;
  4. d. de minimaal te realiseren oppervlakte aan groenvoorzieningen en watervoorzieningen bedraagt 1.100 m²;
  5. e. de afstand van de voorgevel van woningen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 6 m;
  6. f. woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  7. g. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor fietsenstalling.

23.3 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in een zodanig plan bepaalde.

23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken voordat de bestemming overeenkomstig lid 23.2 is uitgewerkt en onherroepelijk is geworden mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. a. de op te richten bebouwing in overeenstemming is met een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of met een daarvoor gemaakt ontwerp, ofwel met een document zoals een concept-uitwerkingsplan, waaruit de inpasbaarheid in de integrale uitwerking redelijkerwijs overzienbaar is;
  2. b. belanghebbenden in de gelegenheid zjin gesteld hun zienswijzen tegen het ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel het bouwplan mondeling en/of schriftelijk kenbaar te maken.

Artikel 24 Wonen - Uit Te Werken 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, erven en tuinen, groenvoorzieningen, water, verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

24.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 24.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening en de volgende uitwerkingsregels:

  1. a. het maximaal aantal te bouwen woningen bedraagt:
    1. 1. 34 twee-aaneen woningen;
    2. 2. 34 vrijstaande woningen;
    3. 3. 34 gestapelde woningen;
  2. b. de goothoogte van niet-gestapelde woningen mag maximaal 6 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van niet-gestapelde woningen mag maximaal 11 m bedragen en de bouwhoogte van gestapelde woningen maximaal 16 m;
  4. d. de minimaal te realiseren oppervlakte aan groenvoorzieningen en watervoorzieningen bedraagt 3.050 m²;
  5. e. de afstand van de voorgevel van woningen tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 10 m;
  6. f. woningen uitsluitend mogen worden gerealiseerd indien wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  7. g. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor fietsenstalling.

24.3 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen en krachtens het in een zodanig plan bepaalde.

24.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.3 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken voordat de bestemming overeenkomstig lid 24.2 is uitgewerkt en onherroepelijk is geworden mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. a. de op te richten bebouwing in overeenstemming is met een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of met een daarvoor gemaakt ontwerp, ofwel met een document zoals een concept-uitwerkingsplan, waaruit de inpasbaarheid in de integrale uitwerking redelijkerwijs overzienbaar is;
  2. b. belanghebbenden in de gelegenheid zjin gesteld hun zienswijzen tegen het ontwerp van het uitwerkingsplan dan wel het bouwplan mondeling en/of schriftelijk kenbaar te maken.

Artikel 25 Leiding - Hoogspanning

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van hoogspanningsleidingen.

25.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van het leidingbeheer, met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  2. b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

25.3 Afwijken van de bouwregels:

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 25.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    4. 4. het aanleggen van landschapselementen;
    5. 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    6. 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    7. 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    8. 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  1. b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    1. 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    2. 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    3. 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen.
  1. c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van rioolleidingen.

26.2 Bouwregels

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van het leidingbeheer, met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
  2. b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 26.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 26.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
    2. 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
    3. 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
    4. 4. het aanleggen van landschapselementen;
    5. 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
    6. 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
    7. 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
    8. 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  1. b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    1. 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    2. 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    3. 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen.
  1. c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.

Artikel 27 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

27.2 Bouwregels

27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 28 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

28.2 Bouwregels

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 29 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

29.2 Bouwregels

29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti - Dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:

  1. a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
  2. b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  3. c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    2. 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
  4. d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  5. e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  6. f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.

31.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 31.1 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2,00 m, indien het betreft:

  1. a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 31.1 sub c;
  2. b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
  3. c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
  4. d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in lid 31.1 sub c;
  5. e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 31.1 sub c;
  6. f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 31.1 sub c;
  7. g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
  8. h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  9. i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
    1. 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
    2. 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.

31.3 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

Artikel 32 Algemene Gebruiksregels

32.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:

  1. a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
  5. e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.

32.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in lid 32.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels

33.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van het plan voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, (verkoop- of bedrijfs) nettovloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
  3. c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
  4. d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de bouwgrenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  5. e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.

33.2 Criteria

Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 33.1 kunnen slechts verleend worden indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast

Artikel 34 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.

Artikel 35 Algemene Procedureregels

Bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  1. a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om nadere eisen te stellen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  2. b. het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  3. c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kunnen brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  4. d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het stellen van nadere eisen met redenen omkleed;
  5. e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  1. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

36.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 37 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De gemeente Oost Gelre herziet de geldende bestemmingsplannen voor het plangebied de Woonwijken, inclusief diverse herzieningen en wijzigingen, tot één actueel en digitaal Bestemmingsplan Woonwijken voor Groenlo. De gemeente dient op grond van de Wro, over een actueel, digitaal (IMRO2008I SVBP2008) en digitaal gepubliceerd (IMRO2008I STRI2008) bestemmingsplan te beschikken. De geldende bestemmingsplannen zijn voor het merendeel ouder dan tien jaar. Gezien de wettelijke eisen en de huidige stand van zaken in de gemeente Oost Gelre is het noodzakelijk te starten met de actualisering en digitalisering van alle bestemmingsplannen in het algemeen, waaronder ook het bestemmingsplan voor Groenlo Woonwijken.

Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Het plan bevat een actuele planologische regeling van de bestaande situatie. Bestaande rechten en plichten uit de geldende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd. Dat wil overigens niet zeggen dat het bestemmingsplan uitsluitend de actuele situatie planologisch regelt.
Het bestemmingsplan maakt ontwikkelingen via de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen, zoals afwijkingsregels en wijzigingsregels mogelijk. Daarnaast wordt voor bepaalde ontwikkelingen een separate procedure gevoerd. De plannen die reeds zijn vastgesteld, kunnen worden meegenomen. Overige ontwikkelingen worden, gelet op de gewenste afstemming op en inpassing in het omringende stedenbouwkundig kader en de financiële en juridische complicaties, alleen mogelijk gemaakt via een afzonderlijke planherziening.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het bestemmingsplan Woonwijken omvat de gehele kern Groenlo, met uitzondering van het centrum en de bedrijventerreinen inclusief enkele woonbuurten aangrenzend aan het bedrijventerrein Brandematen. De plangrens wordt verder bepaald door het bestemmingsplan buitengebied. Het plangebied omvat ook de woonwijk ten zuiden van de rondweg (N319) en de woonwijk gelegen ten oosten van de N18 en ten zuidwesten van het recreatiepark Marveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0002.png"

Kaart plangebied Woonwijken Groenlo

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied Woonwijken zijn momenteel de volgende bestemmingsplannen vigerend:

Vigerende bestemmingsplannen Vastgesteld
Groenlo, Banninghof Oost 1983 24-04-1990
Groenlo, Banninghof West 1988 21-02-1989
Groenlo, Barkenkamp 27-08-1991
Groenlo, Buitengebied 1982 21-12-1982
Groenlo, De Bempte 25-08-1992
Groenlo, Noord-West 1971 17-08-1971
Groenlo, Noord-West 1979 24-06-1980
Groenlo, Noord-West 1983 nr. 1 10-01-1984
Groenlo, Winterwijkseweg 1986 nr.1 20-03-1990
Groenlo, Zuid 1982 27-12-1982
Groenlo, Oosteres 1984 19-03-1985
Groenlo, Oude Winterwijkseweg 1984 17-09-1985
Groenlo, Oude Winterwijkseweg 1988
Groenlo, Het Blik 1988
30-08-1988
21-02-1989
Groenlo, Oude Winterwijkseweg 'De Horst' 17-09-1991
Groenlo, Papendijk 1988 21-02-1989
Groenlo, Reconstructie Ruurloseweg 1978 20-12-1978
Groenlo, Hartreize 30-08-1994
Groenlo, Centraal Hartreize 25-04-1995
Groenlo, Hartreize 2 – fase 1 22-09-1998
Groenlo, Bijgebouwenregeling 1999 21-12-1999
Groenlo, Camping de Kunne 27-02-1996


In deze tabel zijn de wijzigingsplannen, partiële- en correctieve herzieningen niet meegenomen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • In hoofdstuk 1 worden aanleiding en doel uiteengezet voor het opstellen van het bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. De historische ontwikkeling, de belangrijkste karakteristieken en de bestaande ruimtelijke situatie staan daarbij centraal.
  • De uitvoerbaarheidsaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 3.
  • In hoofdstuk 4 is de juridische toelichting weergegeven.
  • Vervolgens komt in hoofdstuk 4 kort de economische uitvoerbaarheid van het plan aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving


In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie vanuit ruimtelijk oogpunt en per functie en de ontwikkelingen uit het vigerende beleid beschreven. Uitgangspunt is een gedetailleerd, conserverend bestemmingsplan. Er wordt flexibiliteit geboden daar waar het kan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen.

2.1 Historie En Ruimtelijke Structuur

1
Ontwikkelingsgeschiedenis Groenlo
In de vroege middeleeuwen werd het gebied rondom Groenlo al bewoond. De parochie van Groenlo werd vermoedelijk gesticht in de tiende eeuw. Groenlo kreeg in 1277 stadsrechten. Tussen 1327 en 1341 werd Groenlo ommuurd, terwijl aan de buitenzijde een diepe gracht werd aangelegd. In de zestiende eeuw werden omvangrijke vestingwerken aangelegd. De vesting had de vorm van een vijfhoek en bestond uit stenen muren met op vier punten bastions. Rond deze stenen verdedigingswerken werd een forse stadsgracht gegraven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0003.png"Plattegrond van Groenlo door Situatie anno 1595
Jacob van Deventer (17e eeuw)


Deze vestingwerken werden later door de Spanjaarden versterkt met aarden wallen en een 6e bastion. Alleen het meest noordelijke bastion is bewaard gebleven. Het bastion ten westen van de Nieuwestraat is in hoofdvorm en uiterlijk goed herkenbaar gebleven.

Tussen het noordwestelijke en voormalige westelijke bastion bevindt zich een recht stuk wal dat een goed beeld geeft van de oorspronkelijke staat van de vestingwerken. Van de overige bastions, inclusief het later toegevoegde zesde bastion aan de noordoostzijde, is de ligging nog slechts globaal herkenbaar. Binnen het voorliggende plangebied zijn de voormalige vestingwerken niet meer zichtbaar. Zoals op onderstaande kaarten2 zichtbaar is, zijn inmiddels gebouwen gerealiseerd ter plaatse van de oorspronkelijke structuur.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0004.png"

Situatie vestingwerken 1628-1672 Situatie vestingwerken 1628-1672, geprojecteerd over de huidige situatie

De verbindingswegen kwamen in de zestiende eeuw bijeen op de markt, een stedenbouwkundige structuur die al ontstaan was voor de zestiende eeuw. Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw groeide Groenlo. De bolwerken en stadsgracht begonnen een belemmering te vormen voor het groeiende aantal Grollenaren en bedrijven in de stad. De verdedigingswerken werden geschikt gemaakt voor bebouwing en de restanten van de vesting werden gesloopt nadat de vestingstatus in 1878 werd opgeheven. Wat resteerde waren de gracht en de meest omvangrijke bolwerken.


Tijdens het laatste kwart van de negentiende eeuw werden verscheidene vrijstaande woonhuizen aan de entreewegen van de stad gebouwd. De omvang en vormgeving van deze woningen draagt een groot deel van de kwaliteit van de historische lintbebouwing. Aan de Groeneweg en aan de Deken Hooijmansingel zijn voorbeelden te vinden van de vroegste planmatige uitbreidingen van de stad buiten de vestingwerken. In het algemeen kan worden gesteld dat de direct rond de stad gelegen zone vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw ingrijpend is veranderd. Daarbij speelden verschillende ontwikkelingen een rol, in het bijzonder de kanalisatie van de Slinge (die sinds 2008 weer meandert), de uitbreiding van de stad met woonwijken en bedrijventerreinen en de ontwikkeling van de infrastructuur.


Ten noorden van de Ruurloseweg werden in de jaren twintig van de twintigste eeuw nieuwe woningen gebouwd voor het groeiende aantal inwoners van de stad. Het Oranjedorp vormde de eerste grote uitbreiding van de stad aan de Ruurloseweg. Het wijkje bestond onder meer uit de Oranjestraat en de Margrietstraat.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0005.png"

Woningbouw aan de Groeneweg Beatrixstraat in het Oranjedorp

De meest recente veranderingen hadden veel invloed op het aanzicht van de stad Groenlo. De stad groeide vooral aan de westzijde. Het Oranjedorp raakte in de jaren zeventig ingeklemd tussen woonwijken ten noorden van de Emmasingel tot aan de Slinge en de wijken ten zuiden van de Ruurloseweg. De historische lintbebouwing aan de entreewegen werd langzaam ingebed in het nieuwe stedelijk weefsel.

Groenlo wordt gekenmerkt door een vijftal oude uitvalswegen, naar Beltrum, Eibergen (met zijtakken naar Borculo en Zwillbrock), Winterswijk, Aalten- Lichtenvoorde en naar Ruurlo. In het begin van de negentiende eeuw kwamen daar de nieuwe rechte tracés van de straatwegen naar Winterswijk en Ruurlo bij. De aanleg van de N18, bekend als de Twenteroute, was het meest gezichtsbepalend in de laatste decennia. De provinciale weg zorgde voor een afronding van Groenlo aan de oostkant, parallel aan de Slinge.


Tussen de Eibergseweg en de N18 werd, achter de lintbebouwing, een woonwijk met een royale opzet aangelegd op de voormalige Oosteresch. Deze vrijstaande woningen verbonden de bebouwing aan de noordzijde van de vesting met de zone van bedrijven aan de oostkant van de stad. De westelijke woonwijken werden begrensd door de aanleg van de zuidelijke rondweg N319, een westelijke afsplitsing van de N18. Uitbreidingen met woonwijken van recentere datum deden Groenlo verder groeien in de richting van Eefsele en de Lievelder Es.


Monumenten
Binnen het plangebied bevinden zich verschillende monumenten. Enkele belangrijke rijksmonumenten voor Groenlo zijn:

  • restanten verdedigingswerken;
  • stoomhoutzagerij Nahuis uit 1916 aan de Winterswijkseweg 47 49;


Ruimtelijke structuur
Aan de rand van het plangebied liggen de vestingwerken rond de binnenstad. De hoofdvorm van de vesting is nog herkenbaar aan de restanten van de vestinggracht die nog rondom vrijwel de gehele binnenstad zijn te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0006.png"Voormalig brouwerijterrein ten tijde van de Open terrein ten noordwesten van de stad sloopwerkzaamheden

Zoals de binnenstad van Groenlo vroeger omringd werd door de vestingwallen, zo wordt het hedendaagse Groenlo omringd door grote ruimtelijke structuren, de Slinge en de N18 en N319-wegen. Recente bebouwing heeft de voormalige vestingstad bijna volledig omringde en historische lintstructuren, zoals de Lichtenvoordseweg, maken deel uit van de omliggende woonwijken. Vanwege het doorgaande karakter van deze ontsluitingswegen, zijn de oude toegangswegen nog wel duidelijk herkenbaar. Dit betreft namelijk de Winterswijkseweg, Eibergseweg en de Ruurloseweg. Binnen de lintbebouwing, die wat betreft ouderdom vaak afwijkt van de omliggende, nieuwere woonwijken, is nog steeds sprake van enige functiemenging. Binnen de bebouwing zijn oude agrarische erven en detailhandels- en nijverheidsbebouwing nog steeds herkenbaar. De woongebieden verschillen onderling ook in ouderdom. De oudste planmatige woonwijken dateren uit begin 20ste eeuw en liggen rondom de Deken Hooijmansingel en de Groeneweg. De nieuwste woonwijken betreffen de gebieden Hartreize (2), De Kunne, Brouwhuizen en De woerd. Momenteel is woningbouw in ontwikkeling op bijvoorbeeld het terrein van de voormalige Grolschbrouwerij.

Ontwikkelingen en beleid
Rijksbeleid
In de Nota Ruimte staat het simpeler en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten centraal. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere invulling ligt vooral bij provincies, regio's en gemeenten.
Er wordt ingezet op bundeling van verstedelijking en nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Verder stimuleert het rijk herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. De stedelijke ruimte dient zo optimaal mogelijk te worden benut. Verder dient rekening te worden gehouden met recreatieve waarden, het groen en het water. Regionale afstemming is een noodzaak.

Provinciaal beleid
Op basis van de provinciale verordening is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het 'Streekplan Gelderland 2005' de status van structuurvisie gekregen. Het 'Streekplan Gelderland 2005' kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ('groenblauw raamwerk'), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • bevordering kwalitatief woonbeleid, zodat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
  • optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0007.png"

Gemeentelijk beleid
(Historische) ruimtelijke hoofdstructuur
De historische ruimtelijke structuur van Groenlo is met de Strategische stedenbouwkundige structuurvisie (vastgesteld december 2007) in beeld gebracht.
Op 16 december 2008 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving vastgesteld. Naast een beschrijvende nota maakt hier ook een waarderende nota onderdeel van uit. Deze nota heeft de titel 'Tussen kunst en kitsch'. Naast de beschrijving dient deze waarderende nota als inspiratiebron om gebieden te beschermen dan wel te ontwikkelen.


Wat betreft de hoofdstructuur is het zichtbaar houden van de oude toegangswegen van belang. Deze lopen vanuit het centrum door in het plangebied van de woonwijken. Tevens is de menging van functies langs de oude toegangswegen van belang. In de welstandsnota wordt ook gewezen op het belang van de linten: vanuit de vesting van Groenlo liepen traditioneel handelsroutes na nabijgelegen dorpen en steden. Langs deze routes werden herbergen en boerderijen gebouwd. Later zijn woningen en voorzieningengebouwen toegevoegd. De delen van de linten, direct grenzend aan de centrumgebieden hebben een sterk stedelijk karakter. De bebouwing is fors en heeft een gemengde functie. Op enkele plaatsen is de oorspronkelijke bebouwing nog aanwezig. De linten zijn zowel aan de kenmerkende bebouwing als door de specifieke stedenbouwkundige structuur te herkennen. De diversiteit aan bouwstijlen die hier aangetroffen wordt, is het gevolg van een lange tijdsperiode. Vanaf de periode 1870 - 1900 is de uitbreiding van de gebouwde omgeving vooral planmatig aangestuurd. Met name in de vooroorlogse woongebieden zijn de kenmerkende bouwstijlen nog nadrukkelijk aanwezig. Voor zowel de linten als de vooroorlogse gebieden geldt een hoger welstandsniveau (Welstandsniveau Plus en Bijzonder).

In de Omgevingsvisie Vestingstad Groenlo (2004) is ten aanzien van het plangebied aangegeven dat het woongebied wordt gekenmerkt door monofunctionaliteit en eenvormigheid. De ambitie is om dit te doorbreken en meer levendigheid en meer groen in de wijk te brengen. Het vertrekpunt is het optimaal benutten van de mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied, zoals inbreiding, herstructurering en een actieve woningvoorraadstrategie.

Ontwikkelingen
Het betreft in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan, toegespitst op de bestaande functies en de bestaande bebouwing. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen meegenomen als er een concreet bestemmingsplan/ruimtelijke onderbouwing/bouwplan beschikbaar is en als de uitvoerbaarheid volledig is aangetoond. Bovendien dient het plan te zijn goedgekeurd door het gemeentebestuur. Voor gewenste ontwikkelingen waarvan nog niet alle gegevens beschikbaar zijn, kan overwogen worden om een flexibiliteitsbepaling op te nemen in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid.


In Groenlo ligt een aantal kleinschalige herontwikkelingslocaties. Daarnaast is ook sprake van drie forsere plannen.

  • Stadspark Grolse Weiden
    Voor dit gebied is de Ruimtelijke Visie Stadspark Groenlo opgesteld, wat vervolgens nader is uitgewerkt in een definitief inrichtingsplan. Fase 1 van de visie (met name onderhoud en verbetering landschapselementen) is uitgevoerd. Fase 2 en 3 worden voorlopig niet uitgevoerd. Het plan wordt gedeeltelijk meegenomen in dit bestemmingsplan: de landschappelijke inrichting van het gebied, natuur, het (kleinschalige) agrarische gebruik en (bestaande) volkstuinen en de mogelijkheid tot het houden van evenementen.
  • De Brouwerij (voormalig Grolsch terrein)
    Fase 1 kan reeds uitgevoerd worden en is planologisch vastgelegd in een bestemmingsplan. Fase 2 is nog niet vastgelegd in een bestemmingsplan. Hiervoor is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Fase 1 wordt bij recht opgenomen conform het nieuwe bestemmingsplan. Fase 2 krijgt een uit te werken bestemming. Aandachtspunt vormt de geluidszone van het bedrijventerrein en het woningbouwprogramma.
  • De Woerd
    Voor De Woerd, gelegen tussen De Brouwerij en Stadspark Grolse Weiden, is in 2010 een bestemmingsplan vastgesteld. Fase 1 heeft een hele ruime bestemming. De vrijstaande woningen mogen namelijk welstandsvrij gebouwd worden. Op basis daarvan kan fase 1 reeds worden uitgevoerd. Fase 2 is nog niet vastgelegd in een bestemmingsplan. Ook hiervoor is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Overigens zijn nog niet alle gronden verworven. Hiervoor wordt een uit te werken bestemming opgenomen.
  • Enkele kleinere ontwikklingslocaties, zoals de locaties de Aldi, Heuzelsgoot, Nahuis Stoomhoutzagerij, De Groeneweg 18, Beethovenstraat 11 en De Kunne zullen positief bestemd worden, voor zover verkavelingsplannen beschikbaar zijn.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0008.png"

Grolse Weiden (Uit: Ruimtelijke visie De Woerd en De Brouwerij
Stadspark Groenlo)


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Gelet op het belang van behoud van de oude toegangswegen, worden de bestaande straten bestemd middels de verkeersbestemming. Tevens zullen in de linten, indien aanwezig, de gemengde functies specifiek worden bestemd.
  • Bescherming van monumenten is van belang, echter monumenten zijn beschermd via de Monumentenwet 1988. Er mag niets aan het monument worden veranderd zonder voorafgaande vergunning en daarom worden deze niet voorzien van een aanduiding in het bestemmingsplan.
  • Voor zover ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn en voorzien zijn van de benodigde onderbouwing (onderzoeken), worden deze meegenomen in dit bestemmingsplan. Voor de drie grootste ontwikkelingen geldt:
    1. 1. Van Stadspark Grolse Weiden worden de voor het bestemmingsplan relevante onderdelen zoveel mogelijk overgenomen uit de Ruimtelijke visie: de landschappelijke inrichting van het gebied, natuur, het (kleinschalige) agrarische gebruik en (bestaande) volkstuinen en de mogelijkheid tot het houden van evenementen.
    2. 2. Voor De Brouwerij worden de geldende regelingen overgenomen (Fase 1). Fase 2 kan eveneens worden opgenomen in dit bestemmingsplan als uitwerkingsbevoegdheid.
    3. 3. Hetzelfde geldt voor De Woerd.
  • De bovengenoemde kleinere ontwikkelingslocaties worden bij recht opgenomen, voor zover verkavelingsplannen beschikbaar zijn.
  1. 1. Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving Gemeente Oost Gelre, een beeld van ontginningssporen tot wederopbouwarchitectuur, Geldersch Genootschap, november 2006
  2. 2. Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre; Deel 1: startnota archeologische monumentenzorg; Deel 2: toelichting op de archeologische landschappen- en beleidskaart (Raap, 17 oktober 2008)

2.1.1 Wonen


Huidige situatie
Het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo bestaat voor het overgrote deel uit de woonfunctie. Het betreft voornamelijk grondgebonden woningen met een voor- en achtertuin. De woningen zijn gebouwd in de vorm van rijen woningen, twee-onder-een-kapwoningen of al dan niet geschakelde, vrijstaande woningen. Op enkele plaatsen is gestapelde woningbouw aanwezig in de vorm van appartementen. De kavelgrootten variëren, maar zijn redelijk ruim. Met name aan de 'uiteinden' van de linten binnen de kern Groenlo, is sprake van ruime kavels.
De woonfunctie omvat op enkele plaatsen bedrijven en beroepen aan huis, conform het gemeentelijke beleid op dit punt. Daarbij gaat het om activiteiten die verenigbaar zijn met de woonfunctie. Omdat te waarborgen, worden er randvoorwaarden aangekoppeld, ook voor wat betreft de maximale omvang.

Binnen het plangebied bevinden zich aan de Zilversmid en de Schrijnwerker woonwagenerven. De locatie aan de Zilversmid bestaat uit woonwagens. Het woonwagenerf aan de Schrijnwerker bestaat inmiddels uit woningen net zoals de omliggende bebouwing.

Ontwikkelingen en beleid
Op basis van de Provinciale ruimtelijke verordening dienen nieuw te realiseren woningen te passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma voor de regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.

In het woningbouwprogramma van de gemeente Oost Gelre wordt voor de periode van 2010 - 2020 een woningbouwbehoefte voorzien van 685 woningen3.


De bepaalde woningbehoefte voor Groenlo bedraagt ongeveer 240 woningen. De Woonvisie Oost Gelre geeft aan dat de gemeente in een krimpregio ligt4. Bij realisatie van woningen, wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de woningbehoefte.

De Toekomstvisie Oost Gelre geeft aan dat woningbouw op grotere schaal alleen nog plaatsvindt in de grote kernen. Daar kan worden gebouwd naar behoefte. In Groenlo vooral vanuit de geest van het cultuurhistorische verleden als vestingstad. Er is vooral ook ruimte voor senioren- en betaalbare starterswoningen. Daarbij wordt de reeds ingeslagen weg doorgetrokken om ook een kwalitatieve verbeterslag door te voeren in de reeds bestaande 'oudere' wijken. Dat kan door renovatie en verbetering, maar ook door vervangende nieuwbouw.

Op basis van de Kwantitatieve invulling woningbouwprogramma Oost Gelre (2010) kan geconcludeerd worden, dat de demografische ontwikkelingen als bevolkingskrimp en vergrijzing extra aandacht vergen. Over 10 tot 15 jaar zal de gemeente waarschijnlijk ook rekening moeten houden met krimp. De periode 2010 - 2020 is daarmee de laatste kans om toevoegingen aan de woningvoorraad te doen. Om die reden is het bestaande aantal woningen vastgelegd, maar is wel een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om nieuwe woningen te kunnen realiseren. Voorwaarde hierbij is dat het aantal woningen past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma.

  • De gemeente zet in op diversiteit in woonaanbod en sociale woning-bouw.
  • Verpaupering vormt een aandachtspunt. De gemeente zet in op verster-king van de bestaande stedelijke structuren, waarbij afronding van lopende projecten en ontwikkeling van aandachtslocaties de voorkeur hebben.
  • De (macro) ontwikkeling van de krimpregio's vormt een bedreiging, waarbij zorgvuldig ingespeeld dient te worden op bevolkingsdaling en een afname van het aantal huishoudens. Van belang is om te bouwen voor de concrete woonbehoeftes. De plannen dienen flexibel te kunnen inspelen op de concrete woonbehoeftes.
  • In de gemeente Oost Gelre zijn, op het gebied van wonen, diverse (grote) projecten in voorbereiding en/of in uitvoering. Deze projecten dienen op een ruimtelijk verantwoorde wijze afgerond te worden. De ontwikkeling van aandachtslocaties dienen zo snel mogelijk aangepakt te worden. De nadruk ligt op hergebruik van deze locaties voordat er overgegaan wordt tot uitbreiding buiten de bestaande stedelijke structuren. Zo verbeteren we bestaande gebieden die in de toekomst het risico lopen om als eerste leeg te lopen.

Het lokale kwalitatieve woonbeleid gaat uit van ca. de helft levensloopbestendige woningen en de helft koopwoningen in het hogere prijssegment, in een ruime diversiteit van woningtypen en prijsklassen. Het gemeentelijke woonbeleid gaat uit van een bepaalde woonkwaliteit. Dit wordt met name vorm gegeven door een minimale woonoppervlakte.

Overigens wordt voor dit bestemmingsplan uitgegaan van behoud van het bestaande aantal woningen. Middels afwijkingsbevoegdheid kan hiervan worden afgeweken. Dit is overeenkomstig de wijze van regelen in het gemeentelijk handboek, dat gebaseerd is op het bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde.

Bijbehorende bouwwerken
Wat betreft de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken) gelden op basis van het vigerende bestemmingsplan de volgende regels: het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw en bijgebouwen mag ten hoogste maximaal 50% van het bouwperceel bedragen. Het maximale oppervlak voor bijgebouwen betreft 60 m². Daarbinnen hebben vrijstaande bijgebouwen een maximum bebouwingsoppervlakte van 40 m². Deze zijn toegelaten op ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de woning, in het bouwvlak en daarbuiten. De woning inclusief aan- en uitbouwen mag maximaal 15 m diep zijn. Met dien verstande dat de diepte van de met de zijgevel van het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen, te meten vanaf de achtergevelrooilijn c.q. het verlengde daarvan, ten hoogste 4 m mag bedragen. Bij vrijstaande woningen dient de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde 2,5 m te bedragen. Bij vrijstelling kan dit worden opgehoogd tot 70 m2. Ook de bouwdiepte kan worden vergroot tot 19 m. Aangezien bouwvergunningsvrij 30 m2 aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen gerealiseerd kan worden, betekent dit dat in het plangebied 90 m2 aan bijgebouwen gerealiseerd kan worden. De maat van 60 m2 wordt echter beperkt, doordat maximaal 50% van het bouwperceel bebouwd mag worden. Dit betekent in de praktijk dat de kleinere percelen een minder groot oppervlak aan bijgebouwen zullen kunnen realiseren.
De regels in onderhavig bestemmingsplan sluiten hierop aan, zij het dat ze iets vereenvoudigd zijn. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 70 m², met een maximum van 50% van het bouwwperceel. De diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag aan de achterzijde van vrijstaande woningen maximaal 4 m bedragen. Voor alle andere woningtypen mag de maximale diepte maximaal 3 m bedragen. Een strook van minimaal 6 m, gerekend van de achtergevel tot de achterste erfgrens, dient vrij te blijven van aangebouwde bijbehorende bouwerken.


Bouwhoogten
Zoals uit het overzicht in paragraaf 1.3 blijkt zijn vele bestemmingsplannen van kracht binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan Woonwijken Groenlo. De regelingen lopen sterk uiteen, waarbij de bouwmogelijkheden soms precies overeenkomen met de (destijds) bestaande situatie, terwijl op andere plekken ruimere mogelijkheden worden geboden. Dat betreft zowel de bouwhoogten als de diepten. Zo wordt in een deel van de geldende bestemmingsplannen een bouwhoogte van 12 m gehanteerd, terwijl de feitelijke bouwhoogten soms aanzienlijk lager zijn. In die gevallen kan een bouwhoogte van 12 m stedenbouwkundig ongewenst zijn: dat moet van geval tot geval worden bekeken, mede ook in relatie tot eventuele planschade. In het algemeen is overigens aangesloten bij de vigerende hoogten, dan wel een reële nieuwbouwhoogte van maximaal 10,5 m voor woningen van twee lagen met een kap.


Bouwvlakken
Binnen het bestemmingsplan worden op de verbeelding bouwstroken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Wanneer de hoofdgebouwen op een grotere afstand staan dan 6 m, dan is een apart bouwvlak opgenomen. Tevens is aangegeven als sprake moet blijven van aaneen-gebouwde, dan wel halfvrijstaande en vrijstaande woningen door middel van een aanduiding.
Voor wat betreft de bouwdiepten doen zich eveneens grote verschillen voor, waarbij de geldende mogelijkheden niet altijd overeenkomen met de feitelijke situatie. Het vigerende bestemmingsplan biedt dan aan de achterzijde van woningen ruimte tot uitbreiding van het hoofdgebouw. Terughoudendheid is gewenst, met het oog op de bescherming van het woonklimaat. Anderzijds dient niet getornd te worden aan geldende rechten, wat pleit voor het aansluiten bij de vigerende bouwvlakken. Gekozen wordt voor een standaard diepte van de bouwvlakken: 10 m voor rijenwoningen, 12 m voor twee-aaneen gebouwde woningen en 15 m voor vrijstaande woningen. Voor het bouwvlak, voor de voorgevel, wordt de bestemming 'Tuin' gehanteerd, conform de systematiek van het gemeentelijk handboek.


Wonen boven garages
Op een aantal plekken, verspreid over het plangebied, is boven de aangebouwde garages woonruimte gecreëerd. Voorgesteld wordt dit bij afwijkingsbevoegdheid mogelijk te maken. Afwegingscriterium dient in ieder geval de stedenbouwkundige inpasbaarheid te zijn.


Beroep / bedrijf aan huis
In het gemeentelijk handboek is opgenomen dat het beroep of bedrijf aan huis als medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Bij recht is beroep aan huis mogelijk. In onderhavig bestemmingsplan is een iets ruimere regeling opgenomen. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor een beroep en/of bedrijf aan huis, met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Onder de uitoefening een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.


Mantelzorg
In het kader van de vergrijzing en bezuinigingen in de zorg kan mantelzorg vaker aan de orde zijn.
Mantelzorg is toegestaan indien er aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is. Het kan plaatsvinden in het hoofdgebouw of vrijstaande mantelzorgunit (afhankelijke woonruimte) binnen een afstand van 10 m gerekend van het hoofdgebouw. De totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwperceel mag niet meer dan 55 m² bedragen. Indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, wordt de omgevingsvergunning ingetrokken en de situatie in en om de woning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan:

  • De woonbebouwing is opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Op de kaart zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Daarbij is aangegeven als sprake moet blijven van aaneen-gebouwde, dan wel halfvrijstaande en vrijstaande woningen door middel van een aanduiding conform het gemeentelijk handboek.
  • Het bestaande aantal woningen is toegelaten, echter er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om nieuwe woningen te kunnen realiseren.
  • Binnen dit bestemmingsplan wordt enige ruimte geboden voor uitbreidingen aan de achterzijde van de percelen, voor zover dit reeds in het vigerende bestemmingsplan werd geboden. In aansluiting op sommige geldende bestemmingsplannen wordt uitgegaan van 'standaard diepten': 10 m voor rijenwoningen, 12 m voor twee-onder-een-kapwoningen of 15 m voor vrijstaande woningen, tenzij de bestaande situatie aanleiding geeft tot een andere maat. Gezien de ruime bijgebouwenregeling is een grotere uitbreiding niet noodzakelijk.
  • De maximale goot- en bouwhoogten worden aangegeven op de verbeelding. Bij grote verschillen tussen de daadwerkelijke situatie en de geldende situatie wordt dat, indien stedenbouwkundig aanvaardbaar, aangepast aan de daadwerkelijke situatie. Daar waar rijenwoningen of bloksgewijs gerealiseerde woningen van hetzelfde type een bouwhoogte van 12 m hebben gekregen, maar daadwerkelijk 10 m of lager zijn én er nog geen woning in het blok is opgetrokken tot 12 m, wordt de bouwhoogte verlaagd tot de daadwerkelijke bouwhoogte.
  • Bij afwijking wordt woonruimte boven (aangebouwde) garages mogelijk gemaakt, de bestaande legale situaties worden conform bestemd.
  • De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen', bedraagt maximaal 70 m², met een maximum van 50% van het bouwperceel. De aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen aan de achterzijde van vrijstaande woningen maximaal 4 m bedragen. Voor alle andere woningtypen mag de maximale diepte maximaal 3 m bedragen. Een strook van minimaal 6 m, gerekend van de achtergevel tot de achterste erfgrens, dient vrij te blijven van aangebouwde bijbehorende bouwerken; Voor de voorgevel wordt de bestemming 'Tuin' gehanteerd, indien aanwezig.
  • Voor de voorgevel wordt gebruik gemaakt van de bestemming 'Tuin'.
  • Beroepsuitoefening en bedrijf aan huis, voor zover die geen onevenredige belasting voor het woon- en leefklimaat opleveren, wordt in de regels mogelijk gemaakt. Aangesloten wordt bij het gemeentelijk handboek.
  • Ten behoeve van mantelzorg is een regeling (bij afwijking) opgenomen. Deze regeling is bedoeld voor mantelzorg in geval van medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is, met een tijdelijk karakter.
  • Het woonwagenerf uit het geldend bestemmingsplan aan de Schrijnwerker wordt bestemd als 'Wonen', bedoeld voor reguliere woningen. Het woonwagenerf aan de Zilversmid wordt bestemd als 'Wonen - Woonwagenstandplaats'.
  1. 3. Kwantitatieve invulling woningbouwprogramma Oost Gelre, in het kader van de Regionale Woonvisie Achterhoek, december 2010
  2. 4. Alleen ga je sneller, samen kom je verder, Regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020, oktober 2010

2.1.2 Detailhandel, horeca, dienstverlening en bedrijven


Huidige situatieIn de woonwijken van Groenlo komen zowel detailhandel, horeca, dienstverlening en bedrijven in het gebied voor. Over het algemeen kan worden gesteld dat de meeste niet-woonfuncties te vinden zijn in de oude linten, in de nabijheid van het centrum, dan wel aan de rand van de woonwijken.
Aan de oorspronkelijke invalsweg, de Ruurloseweg liggen meerdere niet woonfuncties zoals detailhandel, horeca, autogarage en een rijwielhandel. Geheel ten zuiden van het plangebied aan de Winterswijkseweg ligt een ander garagebedrijf. Aan de Borculoseweg is een benzinestation gelegen waar lpg wordt verkocht, evenals een ander bedrijf.
Aan de Lichtenvoordseweg zit een horecabedrijf. Op de Buitenschans zijn verschillende dienstverlenende functies gevestigd: dierenarts, tandarts en dansschool. Op de Berkenkamp bevinden zich enkele kantoorfuncties. Dichtbij in de buurt aan de Tramstraat ligt een complex met kantoor en woonzorgappartementen. Op een andere locatie aan de Eibergseweg zijn ook kantoren gelegen.


Verspreid over het plangebied van de woonwijken bevinden zich nog een ambachtsbedrijf en een schildersbedrijf. Geheel ten westen van het plangebied ligt een tuincentrum/hovenier aan de Oude Steenbraakweg. Een ander tuincentrum ligt aan De Bempte. Momenteel ligt er één supermarkt ver buiten het centrumgebied van Groenlo. De supermarkt aan de Schrijnwerker 1 ligt in een woonwijk. Daarnaast is er nog een supermarkt aan de Ruurloseweg aanwezig.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0009.png"

Kaart Spreiding detailhandel, horeca, dienstverlening en bedrijven (april 2011)


Ontwikkelingen en beleid
Detailhandel
In 2008 is de detailhandelsstructuurvisie opgesteld voor Groenlo. Een uitgebreide analyse heeft plaatsgevonden, waarin ook enquêtes bij ondernemers zijn afgenomen. Tevens zijn knelpunten benoemd op ruimtelijk-economisch vlak. Aangegeven is in welke richting de detailhandel in Groenlo de komende jaren verder kan ontwikkelen. Versterking van het concentratiegebied in het huidige stadscentrum (Beltrumsestraat en Markt, buiten het plangebied) staat hierbij voorop, met ook enige ruimte aan de rand van het centrumgebied. Daarbuiten, in het voorliggende bestemmingsplan wordt geen ruimte geboden voor nieuwe detailhandelsvestigingen.
De bestaande legale detailhandelsvestigingen worden positief bestemd. Bouwvlakken worden opgenomen, in aansluiting op de vigerende bestemmingsplannen. Nieuwvestiging van supermarkten en volumineuze detailhandel is niet gewenst, met uitzondering van de bestaande supermarkten. Deze worden aangeduid.


Horeca, dienstverlening en bedrijven
De bestaande horecavestigingen, dienstverlenende bedrijven en de overige bedrijven krijgen een maatbestemming met een bouwvlak, met waar mogelijk en verantwoord, enige ruimte voor aanpassingen en vernieuwingen. Er wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van de bestemming 'Gemengd'. Voor de horeca vestigingen is een 'Staat van Horeca-activiteiten' van toepassing. Nachthoreca valt in categorie 3. Categorie 1 en 2 worden in dit bestemmingsplan binnen de horecabestemming toegelaten. Het gemeentelijk handboek, doet geen uitspraak over bestemming van een LPG-tankstation, volumineuze detailhandel (autoverkoop). Voorgesteld wordt hiervoor een aanduiding binnen de bestemming bedrijf op te nemen. Bij bedrijven worden de bestaande bedrijfswoningen toegestaan in de regels. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar 'Wonen', zodat reguliere woningen kunnen worden toegelaten.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De aanwezige horecavestigingen wordt specifiek bestemd, vanwege de specifieke eisen die daaraan moeten worden gesteld. Er is een 'Staat van Horeca-activiteiten' van toepassing, waarbij ten hoogste categorie 1 en 2 worden toegelaten.
  • De bestaande bedrijven zijn geregeld in de bestemming 'Bedrijf'. Hierbij zijn bedrijven toegelaten die zijn opgenomen in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', tenzij er op dit moment een ander bedrijf aanwezig is. In dat geval wordt dat bedrijf specifiek toegelaten in de regels en op de verbeelding. Er wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor vergelijkbare bedrijven.
  • Volumineuze detailhandel en het LPG-tankstation wordt aangeduid. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar een andere functie. Woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.
  • Bestaande dienstverlenende bedrijven zijn bestemd als 'Dienstverlening'.
  • Bestaande detailhandelsbedrijven, zoals die aan Schrijnwerker 1, zijn bestemd als 'Detailhandel'.
  • De bestaande bebouwing is in een bouwvlak vervat, waarbij tevens de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogten zijn weergegeven. Soms is ook een bebouwingspercentage van toepassing, dit is aangegeven op de verbeelding. Dat geldt met name voor de grotere bedrijfspercelen.
  • Binnen de bestemming 'Bedrijf' worden de bestaande bedrijfswoningen toegestaan.
  • Er wordt een flexibiliteitsbepaling opgenomen voor nieuwe woonfuncties, mits passend in het gemeentelijk woningbouwprogramma.

2.1.3 Maatschappelijke voorzieningen en Cultuur en ontspanning

Huidige situatie
In de woongebieden komt een aantal maatschappelijke voorzieningen voor. Het gaat daarbij veelal om basisscholen en de daarbij behorende sportvoorzieningen. Er is ook een middelbare school gevestigd aan de Deken Hooijmansingel. Verder is er aan de Emmasingel een kinderopvang gevestigd. Aan de Lichtenvoordseweg liggen een uitvaartcentrum en een begraafplaats. Aan de noordzijde van het plangebied, aan de Halve Maanweg ligt eveneens een begraafplaats.
Op de kruising van de Ruurloseweg en de Buitenschans ligt Cultureel Centrum de Bron. Daarnaast zit aan de Buitenschans een gezondheidscentrum en op de Ds. Haspelsstraat wordt een gezondheidscentrum gecombineerd met begeleid wonen.
Aan de Winterswijkseweg, buiten de bebouwde kom van Groenlo, ligt een museum stoomhoutzagerij Nahuis. Dit perceel behoort, samen met de woonbebouwing aan de achterkant van deze zagerij, ook bij het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0010.png"

Kaart Spreiding maatschappelijke voorzieningen


Ontwikkelingen en beleid
In het gemeentelijk handboek worden alle maatschappelijke functies specifiek aangeduid. Uitwisselbaarheid van functies kan in sommige gevallen wenselijk zijn. Voorstel is om de bestemming maatschappelijk algemener te beschrijven en categorieën van functies aan te duiden. Binnen een categorie is uitwisseling mogelijk. Het gaat met name om de categorieën onderwijs, gezondheid, religie en begraafplaats. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen functies wisselen.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De maatschappelijke functies worden voorzien van een maatschappelijke bestemming, waarbij categorieën worden aangeduid, waarbinnen uitwisselingen mogelijk zijn. Middels een afwijkingsbevoegdheid kunnen functies wisselen.
  • De begraafplaatsen worden apart aangeduid binnen deze bestemming.
  • Voor wat betreft de ruimtelijke mogelijkheden wordt aangesloten bij het geldende bestemmingsplan. Er wordt een bouwvlak op maat opgenomen dat aansluit bij de bestaande bebouwing. Waar mogelijk en ruimtelijk verantwoord, wordt enige ruimte geboden voor aanpassings- en uitbreidingsmogelijkheden. Er wordt, indien nodig voor grotere percelen, een bebouwingspercentage opgenomen dat aansluit bij de bestaande bebouwing en eventuele toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden.
  • Voor de stoomhoutzagerij Nahuis wordt de bestemming "Cultuur en ontspanning" opgenomen.

2.1.4 Verkeer en parkeren

Huidige situatie
Groenlo wordt van oudsher ontsloten door uitvalswegen en straatwegen naar Beltrum, Eibergen (met zijtakken naar Borculo en Zwillbrock), Winterswijk, Aalten-Lichtenvoorde en naar Ruurlo. In de huidige situatie zijn vooral de rondweg en de Twenteroute van belang.
De oostkant van Groenlo wordt ontsloten door de Winterswijkseweg, de zuidkant vanaf de rondweg. Aan de westkant van Groenlo ligt de Ruurloseweg, die uitkomt in het centrum van Groenlo. Dit vormt samen met de Borculoseweg de ontsluiting voor Groenlo-west. De noordkant van Groenlo wordt aangesloten naar de Eibergseweg.

De hoofdwegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur. De overige wegen kennen een maximum snelheid van 30 km/uur, inclusief delen van de Ruurloseweg.
Parkeren wordt in de openbare ruimte nabij de woningen opgelost, of op eigen terrein. In de oudere wijken (25 jaar en ouder) is de ruimte voor parkeren krap.

Fietsers en voetgangers
Binnen de bebouwde kom zijn de oude radialen de belangrijkste fietsverbindingen voor de interne ontsluiting en voor verbindingen naar het stadscentrum en het buitengebied. Daarnaast komen voet- en fietspaden voor binnen de parken en groenstructuren, die in samenhang een fijnmazige ontsluiting mogelijk maken.


Ontwikkelingen en beleid
Binnen Groenlo worden binnen afzienbare tijd geen ontwikkelingen voorzien in de wegenstructuur. Ten oosten van het plangebied ligt de N18 (buiten het plangebied). Rijkswaterstaat is bezig om de N18 te verbeteren. Ook wordt de maximumsnelheid verhoogd tussen Groenlo en Enschede naar honderd kilometer per uur. Op het deel tussen Varsseveld en Groenlo blijft de maximumsnelheid van 80 km/u gehandhaafd en wordt een aantal maatregelen op het huidige tracé uitgevoerd om de verkeersveiligheid te verbeteren.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De verkeersstructuur wordt voor wat betreft de hoofdwegen (Barkenkamp, Deken Hooijmansingel, Winterswijkseweg, Ruurloseweg en Lichtenvoordseweg, alsmede de Borculoseweg en Eibergseweg) voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' evenals de overige wegen.
  • Verkeersmaatregelen en eventuele herinrichting kan plaatsvinden binnen de verkeersbestemming. Ook uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk, voor zover bekend, is mogelijk binnen die bestemmingen.
  • Fiets- en wandelpaden zijn ook toegelaten binnen de bestemming 'Groen' en groen is ook toegelaten in de verkeersbestemming.
  • Verder zijn evenementen toegestaan binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

2.1.5 Groen, water en openbare ruimte

Huidige situatie
De groen en waterstructuur van Groenlo wordt gekenmerkt door de van oorsprong aanwezige hoofdstructuur van de oude vesting. Een klein (oostelijk) deel van de vestingwerken maakt onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan.


Daarnaast vormt het Stadspark Grolse Weiden een belangrijke groene ruimte binnen het plangebied. Voor dit gebied is, in samenwerking met de Klankbordgroep Grolse Weiden, een definitief inrichtingsplan opgesteld dat door het college van burgemeester en wethouders is goedgekeurd. Het betreft een nadere uitwerking van de Ruimtelijke Visie Stadspark Groenlo. Het inrichtingsplan omvat binnen het plangebied onder andere het accentueren van de oude esrand in het gebied en het opknappen van het padenstelsel. Verder bestaat een wens tot het verplaatsen van volkstuinen.
Op de navolgende Groenstructuurkaart is het structurele groen aangegeven, met uiteraard de nadruk op de vestingwerken en het groen dat rondom de kern ligt. Ook het groen aan de randen en tussen de enkele woonbuurten is aangemerkt als structureel groen. Binnen enkele groene geledingen komen ook watergangen en -partijen voor. Net buiten het plangebied bevindt zich Groenlose Slinge, een hoofdwatergang. Een groene ruimte die daarmee verband houdt, is een onderdeel van de Grolse Weiden.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0011.png"

Uitsnede overzicht groenstructuur Oost Gelre

Ontwikkelingen en beleid
De Toekomstvisie Oost Gelre voorziet in 2020 een groene gemeente. Binnen de bebouwde kom is er genoeg ruimte voor kinderen om te spelen in het groen.


De Strategische stedenbouwkundige structuurvisie Groenlo 2007 geeft de gewenste groenstructuur ter plaatse van de vestingwerken weer. Voor dit bestemmingsplan is met name van belang dat de strategische stedenbouwkundige visie inzet op het benadrukken van de invalswegen, door deze te voorzien van laanbeplanting tot aan het punt, waar zij de poorten van de binnenstad naderen. Deze inrichtingsmaatregelen zijn in het algemeen mogelijk binnen de verkeersbestemming.
Op basis van het Evenementenbeleid Oost Gelre, geldt een maximum aantal evenementen in de kern Groenlo, waarbij een onderverdeling is gemaakt naar het centrum en het overige deel van Groenlo. Evenementen kunnen plaatsvinden in het algemeen in gebieden die bestemd zijn als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. In dit plangebied is het Stadspark Grolse Weiden als evenemententerrein opgenomen.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • De bestaande (hoofd)watergangen krijgen een bestemming 'Water'.
  • Structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op de Groenstructuurkaart, echter grotere groenelementen die niet op deze kaart staan, krijgen ook de groenbestemming.
  • Het overige groen betreft voornamelijk bermen en kleine groenperken, deze passen binnen de groenbestemming en de verkeersbestemming. Verder valt de openbare ruimte binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', uitgezonderd de terreinen met een andere functie, zoals de begraafplaatsen.
  • In de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', is ruimte voor speelplekken voor kinderen en jongeren. Dit wordt niet apart aangeduid maar opgenomen in de bestemmingsomschrijving, zodat het overal mogelijk is. Dit bevordert de flexibiliteit.
  • Het evenemententerrein in het stadspark wordt voorzien van een aanduiding.

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten

3.1 Bodem

In het kader van de onderzoeksplicht dient onder meer de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Bodemgesteldheid
Gedurende het Krijt is in de oostelijke Achterhoek het Oost-Nederlands Plateau ontstaan door tektonische bewegingen. In het Vroeg-Pleistoceen heeft de Rijn grindhoudende zanden aan de noordzijde van Groenlo gedeponeerd. Tijdens de Weichsel-ijstijd zijn dekzanden door de overwegend westenwind op en ten westen van het plateau neergelegd. Talloze beken hebben zich in het dekzandgebied ingesneden, waardoor een grillig reliëf is ontstaan. De Slinge heeft een breder dal geslepen, waarin klei is afgezet. Groenlo is gelegen op de overgang van het Oost-Nederlands Plateau naar het lager gelegen dekzandgebied in de Achterhoek. De Slinge snijdt deze overgang. Groenlo bezat een strategische ligging, die mede te danken was aan de ligging van nabijgelegen omvangrijke heiden en venen (Lievelder Veld, het Meddose Veld)5 .


Bodemkwaliteit
Per 1 januari 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden voor waterbodems en per 1 juli 2008 is het in werking getreden voor landbodems.
De gemeente Oost Gelre is een relatief schone gemeente en beschikt om deze reden niet over afzonderlijk bodembeleid. De gemeente maakt gebruik van het overgangsrecht Besluit bodemkwaliteit (gefaseerde implementatie) door middel van de bodemkwaliteitskaart en bijbehorend bodembeheersplan die in 2007 is opgesteld door de regio Achterhoek. Hiermee zijn de regels voor grondverzet (verplaatsen van grond) en milieuverantwoord hergebruik van grond tussen de deelnemende gemeenten aanzienlijk vereenvoudigd. Uitgangspunt is dat de bodem door het toepassen van grond niet vuiler wordt. Kenmerkend voor de regio Achterhoek is het voorkomen van arseen in de ondergrond. Hoewel is geconcludeerd dat hiervoor geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, is een addendum als aanvulling op het bodembeheersplan opgesteld, om de blootstelling aan hoge arseenconcentraties te voorkomen.


Ten behoeve van bodemsaneringen (terugsaneerwaarde) is op 1 oktober 2009 een (regionale) Bodemfunctiekaart in werking getreden. Dit geldt tevens als start van de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit (voor na 2012). Daarna wordt ook de bijbehorende nota bodembeheer opgesteld.


De gemeente heeft een bodemkwaliteitszonekaart (april 2007) vastgesteld, met een indeling in gebruik van: wonen, industrie en overig (zand en klei). Het plangebied betreft in hoofdzaak:

  • woningbouw van voor 1900;
  • woningbouw 1900 - 1970;
  • woningbouw van na 1970 en kernen;
  • zand;
  • industrie.


Binnen deze zones kan het volgende ten aanzien van de bodemkwaliteit worden geconcludeerd:

  • minerale olie komt in alle zones verhoogd voor;
  • binnen 'industrie 1945-1970' is sprake van een P95 boven de tussenwaarde, in beide zones betreft dit arseen;
  • in twee zones ('woningbouw van voor 1900', en 'woningbouw 1900-1970') komt een gehalte aan PAK voor dat de streefwaarde tweemaal overschrijdt;
  • de grond in de overige zones wordt beoordeeld als schoon of MVR-grond (< 2*streefwaarde).


Voor de uit te werken bestemmingen en de beperkte nieuwe mogelijkheden voor woningen in 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' is bodemonderzoek verricht. De uitvoerbaarheid is aangetoond.

Het plangebied in Groenlo bevat geen waardevolle aardkundige waarden.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Bodemonderzoek is voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. In het bestemmingsplan zijn namelijk de bestaande situaties vastgelegd en er worden in beginsel geen nieuwe kwetsbare functies bij recht mogelijk gemaakt.
  • Wanneer ontwikkelingen worden meegenomen, dan wordt specifiek voor deze ontwikkelingen onderzoek uitgevoerd, mocht dat noodzakelijk zijn. Het uitvoerbaarheidsonderzoek voor de uit te werken bestemming is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting, hieruit blijkt dat de uitwerking uitvoerbaar is.
  1. 5. Oost-Gelderland, Groenlo gemeentebeschrijving, Monumenten Inventarisatie Project, 1992

3.2 Water

Waterbeleid
Een van de speerpunten van de Nota Ruimte is het behoud en de versterking van het watersysteem. Met het Waterbeleid 21ste eeuw spelen de waterbeheerders in op de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder meer de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21ste eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd.

Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. De norm voor afvoer van overtollig water is 1,5 l per seconde per ha. Het huidige watersysteem is op basis van deze norm aangelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan deze kwantiteitsnorm.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.

De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen).Het waterbeleid gaat uit van:

  • een goede kwaliteit van het water (grond- en oppervlaktewater);
  • water meer ruimte geven;
  • versterken van de ecologische waarden;
  • creëren van een vitaal watersysteem.

Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:

  • de waterketen moet worden geoptimaliseerd (meer afkoppelen en infiltreren) in het GRP wordt hier toe een aanzet gegeven;
  • kwaliteit oppervlaktewater en waterbodem: Saneren overstorten en afkoppeling en ontlasting van het riool;
  • wateroverlast in stedelijk gebied: reguleren van de piekafvoeren door middel van het vasthouden van het water bovenstrooms, actief stuwbeheer, extra retentie en herverdeling van het water.


Voor het waterbeheer hanteert het Waterschap Rijn en IJssel de uitgangspunten die zijn vastgelegd in onder meer Keur en het Waterbeheerplan 2010-2015. Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende jaren wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe wordt gezorgd voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem:

  • waarborgen van de veiligheid (maatregelen op het gebied van veilige waterkeringen en calamiteitenzorg);
  • watersysteembeheer (maatregelen op het gebied van waterkwaliteitsbeheer in het kader van KRW, waterkwantiteitsbeheer, grondwaterbeheer, inrichting/beheer/onderhoud, stedelijk waterbeheer, emissiebe-heer, nevenfuncties watersysteem en vaarwegbeheer Oude IJssel);
  • afvalwaterketenbeheer (maatregelen op het gebied van inzamelen/ transport en afvalwaterbehandeling).


Voor de realisatie van gewenste grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen gebruikt het waterschap de GGOR-aanpak (gewenst grond- en oppervlaktewaterregime). In overeenstemming met de bestemming, de functie en het gebruik van gebieden wordt het gewenst grond- en oppervlaktewaterregime vastgesteld.


Dit bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan plan ligt de Groenlose Slinge, die is aangewezen als hoofdwatergang, evenals het water dat via de vestingwerken uitmondt op de Slinge.


Watertoetstabel
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie, maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat, als een vraag met ja wordt beantwoord, het waterthema relevant is.

De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor is een aantal thema's minder relevant.

Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0012.png"
Riolering en afvalwaterketen
In het plangebied ligt een klein gedeelte van het tracé van een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel. Dit zal in op de plankaart worden weergegeven.


Grondwateroverlast
Natte gebieden, zoals het kwelgebied in het noorden van het plangebied, worden niet verder bebouwd. Bij het bepalen van de natte gebieden is niet alleen rekening gehouden met de huidige situatie, maar is ook gekeken naar ontwikkelingen in de toekomst. Het bestemmingsplan staat geen nieuwbouw van gebouwen toe in natte gebieden. De onderstaande afbeelding geeft een indruk waar in Groenlo zich kwel dan wel infiltratie bevindt.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0013.png"
Uitsnede provinciale wateratlas met globale ligging plangebied

Natte natuur
In het plangebied bevindt zich een klein deel van de ecologische verbindingszone (EVZ) langs de Groenlose Slinge. Deze watergang is tevens aangewezen in het kader van de Kaderrichtlijn Water en is gekarakteriseerd als 'sterk veranderd'. De Slinge, die verschillende keren gekanaliseerd is, onder meer in het kader van de verdedigingswerken rondom Groenlo, heeft een slingerend verloop.


Dit betreft een conserverend bestemmingsplan. Er worden in de nabijheid van de watergang geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.


Inrichting en beheer
Net buiten het plangebied bevindt zich, zoals vermeld, de Groenlose Slinge met de bijbehorende kunstwerken (stuwen, duikers, bruggen en dergelijke) die in beheer zijn van het waterschap. In dit bestemmingsplan ligt een klein gedeelte van de Slinge en de uitloop van de gracht. De watergangen die in beheer en onderhoud zijn bij het waterschap worden beschermd door de KEUR van het waterschap. Het oppervlaktewaterpeil wordt binnen de, door het waterschap gewenste of vastgestelde marges, gehandhaafd. De maaipaden langs de waterlopen die in beheer en onderhoud zijn van het waterschap, zijn opengesteld voor wandelaars (passief medegebruik).


Recreatie
Er vindt enig recreatief medegebruik plaats door sportvissers. Voorliggend bestemmingsplan maakt geen extra recreatief medegebruik mogelijk ten opzichte van de bestaande situatie.


Cultuurhistorie
De vestingwerken en het bijbehorende water zijn cultuurhistorisch waardevol.


Watertoets
De watertoets is sinds 1 november 2003 wettelijk verplicht. In het kader van dit bestemmingsplan en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Ten behoeve van dit bestemmingsplan doorloopt de gemeente de procedure van de watertoets.
  • De bestaande hoofdwatergangen worden in het bestemmingsplan vastgelegd. De begrenzing van de watergangen wordt zodanig gelegd, dat verbreding ten behoeve van waterberging mogelijk is.

3.3 Geluid

Gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidsbeleid6 ontwikkeld, om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidsaspect in bestemmingsplannen, vergunningen en dergelijke.


Het gemeentelijke geluidsbeleid is gebiedsgericht beleid. Het gemeentelijke gebied is verdeeld in tien akoestisch relevante gebiedstypen zoals natuur, agrarisch gebied, woonwijken, centra en industrieterrein. Voor elk gebied is vastgesteld welke akoestische streef-, grens- en plafondwaarden gelden. Bij nieuwe activiteiten dient een geluidsbelasting tussen streef- en grenswaarden te ontstaan, waarbij streefwaarden de norm zijn. Alleen akoestisch uitzonderlijke situaties geven mogelijkheden geluidsbelastingen tussen grens- en plafondwaarden aan te houden. Kortom, hoe verder de geluidsbelasting boven de streefwaarden komt, des te belangrijker wordt een goede motivatie van deze afwijking. Doel is immers om een gekozen akoestisch leefklimaat te realiseren, indien nodig ten kostte van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten. Waar meer geluidsruimte is gegeven, zijn dus ook meer activiteiten mogelijk.


Verkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. In buitenstedelijk gebied geldt voor wegen, bestaande uit vijf of meer rijstroken een zone van 600 m, voor drie of vier rijstroken een zone van 400 m en voor wegen bestaande uit één of twee rijstroken een zone van 250 m, gemeten vanuit de as van de weg. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie met een geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.


Binnen het plangebied betreft het merendeel van de wegen, wegen met een maximum snelheid van 30 km per uur. Voor deze wegen geldt geen wettelijke zone.
De Borculoseweg, Ruurloseweg, Lichtenvoordseweg en Eibergseweg zijn wegen met een snelheidslimiet van maximaal 50 km per uur. Voor deze wegen geldt een wettelijke zone van 200 m. De Rondweg en Twenteroute vallen buiten de bebouwde kom en buiten het plangebied. Met de wettelijke zone (250 m) van deze wegen dient wel rekening te worden gehouden omdat de zone binnen het plangebied valt.


Nieuwe situaties binnen de zones van deze wegen moeten in beginsel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Daarboven kan in een beperkt aantal gevallen onder voorwaarden een afwijking worden verleend.
Voor nieuwe ontwikkelingen waarvoor het bestemmingsplan gewijzigd of uitgewerkt wordt, moet rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder (Wgh) en aanvullend daarop het geluidsbeleid van de gemeente. Nieuwbouw binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan moeten voldoen aan het Bouwbesluit, zodat ook via deze weg rekening wordt gehouden met geluid.


Industrielawaai
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens de Wm aangewezen, inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, te veel oprukken naar de lawaaimakers toe. De bedrijventerreinen Brandemate en Den Sliem/Laarberg zijn gezoneerde bedrijventerreinen, waarbij de zonering tot in het voorliggende bestemmingsplangebied reikt. Hiervoor zijn zonebeheerplannen opgesteld.
De geluidzones zijn reeds in de vigerende bestemmingsplannen vastgelegd, en behoeven niet nogmaals te worden vastgelegd.
De onderstaande afbeelding geeft de geluidscontour weer van de bedrijventerreinen in en rondom Groenlo.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0014.png"

Ligging geluidcontouren (groen gearceerde)

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. In het bestemmingsplan zijn namelijk de bestaande situaties vastgelegd en er worden in beginsel geen nieuwe geluidsgevoelige functies bij recht mogelijk gemaakt. Ten behoeve van de uit te werken bestemmingen is akoestisch onderzoek verricht.
  • Wanneer ontwikkelingen worden meegenomen, dan wordt specifiek voor deze ontwikkelingen akoestisch onderzoek uitgevoerd, mocht dat noodzakelijk zijn. Het uitvoerbaarheidsonderzoek voor de uit te werken bestemming is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting, hieruit blijkt dat de uitwerking uitvoerbaar is, wel dienen hogere waarden vastgesteld te worden bij de uitwerking.
  • Daar waar het bestemmingsplan mogelijkheden biedt, via een wijzigingsbevoegdheid tot het bouwen van extra woningen of wooneenheden, zal op voorhand duidelijk moeten zijn dat het past binnen de mogelijkheden van de Wet geluidhinder. Zo nodig zal dat ook bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid moeten worden aangetoond. Daarmee wordt voldaan aan de eisen uit de Wgh.
  • De bedrijventerreinen Groenlo en Den Sliem/Laarberg zijn gezoneerde bedrijventerreinen. De geluidscontouren hoeven niet te worden opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan, aangezien ze reeds zijn vastgelegd in de vigerende bestemmingsplannen.
  1. 6. Gemeente Oost Gelre, Geluidbeleid, april 2008

3.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).


Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.


Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij uitsluitend ontwikkelingen worden meegenomen die reeds planologisch geregeld zijn. Er worden voorts geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die leiden tot een substantiële toename van het verkeer. Het uitvoerbaarheidsonderzoek voor de uit te werken bestemming is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting, hieruit blijkt dat de uitwerking uitvoerbaar is. De verwachting is dat in de toekomst geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen zullen plaatsvinden. Het plan kan daarom worden beschouwd als een nibm-project.

3.5 Externe Veiligheid

Met de beleidsvisie externe veiligheid7 geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.


Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.


Inrichtingen met gevaarlijke stoffen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten.
Op 13-02-2009 is het gewijzigde Bevi in werking getreden. Deze wijzigingen betreffen een uitbreiding van de lijst met (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen. Ook is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in het Bevi doorgevoerd.


De risicobenadering kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen, in relatie tot de omgeving, aan te geven. Er zijn normen opgesteld voor het plaatsgebonden risico (PR, locatiegericht) en groepsrisico (GR, gericht op grootte van een slachtoffergroep).


Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans dat een persoon die continu en onbeschermd op die plaats aanwezig is, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die activiteit. De 10-6 contour geldt hiervoor als risicomaat.


Groepsrisico
Het Groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een Fn-curve en vergeleken met de oriëntatiewaarde.


Transport gevaarlijke stoffen over wegen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).


De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen getoetst moeten worden aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Naar verwachting wordt de circulaire in 2012 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.


De navolgende figuur geeft de aan te houden afstanden weer.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0015.png"


Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Op 1-1-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.


In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.


Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0016.png"
Uitsnede Risicokaart (Bron Provincie Gelderland)


Inrichtingen
Het volgende bedrijf is in het plangebied gelegen.

Adres Activiteit
Borculoseweg 57 Groenlo LPG-tankstation


Een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd indien er ruimtelijke ontwikkelingen zijn binnen de groepsrisicozones om de inrichtingen. De toename van het groepsrisico moet worden verantwoord door de gemeente. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, wordt het uitvoeren van een groepsrisicoberekening niet noodzakelijk geacht.


Vervoer gevaarlijke stoffen
Ook in het geval van transport van gevaarlijke stoffen moet een afweging worden gemaakt ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ten opzichte van risicogevoelige objecten. Informatie ten aanzien van risico's ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen, is beschikbaar in de Risicoatlassen van Rijkswaterstaat. Dit zijn naslagwerken. Wanneer in deze atlassen is aangegeven, dat er sprake is van risico, dient nader onderzoek te worden gepleegd. Relevante routes waar gevaarlijke stoffen worden vervoerd in de gemeente Oost Gelre, is de N18.


Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Uit de risicokaart blijkt dat ten zuiden en ten noorden van het plangebied buisleidingen liggen. De buisleiding ten noorden van het plangebied ligt op ca. 700 m afstand en heeft een doorsnede van 35 inch. De buisleiding aan de zuidzijde van het plangebied betreft een kleinere buisleiding en heeft een doorsnede van 6 inch.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Gezien het feit dat het bestemmingsplan geen ontwikkelingsmogelijkheid bevat die veel mensen aantrekt, kan gesteld worden dat het groepsrisico verwaarloosbaar is en daarmee voor de gemeente te verantwoorden is. Voor de uit te werken bestemmingen is onderzoek verricht, waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond.
  • Voor bestaande situaties wordt er naar gestreefd de risico's voor beperkt kwetsbare objecten liggend binnen de PR 10-6 contour zoveel als mogelijk te beperken.
  1. 7. Gemeente Oost Gelre, Beleidsvisie Externe Veiligheid

3.6 Flora En Fauna

De natuurwaarden worden op twee wijzen beschermd: middels de soortenbescherming (Flora- en faunawet) en middels de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998).


Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen.
Voor de uitvoering van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden.
Er hoeft hiervoor geen flora- en faunaonderzoek te worden verricht, aangezien in het bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen via directe bouwmogelijkheid worden opgenomen.
De beschermde gebieden bestaan uit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natura 2000-gebieden (de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) en beschermde Natuurmonumenten, voorheen de Staatsnatuurmonumenten en beschermde Natuurmonumenten.


In de omgeving van het plangebied zijn geen gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. Ten noorden van Groenlo ligt de Slinge, deze is aangewezen als Ecologische verbindingszone.


afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0017.png"

Uitsnede kaart provincie Gelderland: Ecologische hoofdstructuur kernkwaliteit


Aangezien binnen het plangebied vrijwel geen ontwikkelingen plaatsvinden, leidt het bestemmingsplan niet tot extra overlast voor de flora en fauna in de bovengenoemde gebieden. Voor de uit te werken bestemmingen is verricht. De uitvoerbaarheid is aangetoond.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Het bestemmingsplan biedt geen rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden, waardoor ecologisch onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 niet aan de orde is. Het uitvoerbaarheidsonderzoek voor de uit te werken bestemming is opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting, hieruit blijkt dat de uitwerking uitvoerbaar is.

3.7 Archeologie

De Monumentenwet 1988 bevat de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het Verdrag van Malta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in 1992 door verscheidene EU-lidstaten is ondertekend). De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.


IKAW en AMK
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.


Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (be-houd/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.


Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onder-zocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde be-scherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtings-waarden in het bestemmingsplan geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0018.png"

Het stadscentrum van Groenlo en de contouren van de (oorspronkelijke) vestingwallen zijn grotendeels aangemerkt als Archeologisch Waardevol Gebied (AWG categorie 4). Een klein deel van dit gebied ligt ook binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan.


Het uitgangspunt binnen dit gebied is:

  • streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
  • indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 30 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch (bureau)onderzoek.


Daarnaast zijn grote delen van de woonwijken aangemerkt als Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden:

  1. 1. AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, gebieden met een hoge archeologische verwachting). Hier zijn eventuele archeologische resten afgedekt door >50 cm dik plaggendek en daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd. Het uitgangspunt is binnen dit gebied:
    1. a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
    2. b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
  2. 2. AWV categorie 8 (gebieden met een middelmatige archeologische verwachting):
    1. a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
    2. b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
  3. 3. AWV categorie 9 (gebieden met een lage archeologische verwachting):
    1. a. bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
  4. 4. AWV categorie 10 (gebieden met een lage archeologische verwachting, verhoogde kans op archeologische offside resten mogelijk goed geconserveerd) beekdalen:
    1. a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden.
    2. b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek. Als deze eenheid in samenhang met gebieden met een hogere archeologische verwachting wordt aangetroffen, is het gewenst aan het hele gebied een hoge verwachting toe te kennen.


Voor de uit te werken bestemmingen en de beperkte nieuwe mogelijkheden voor woningen in 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' is onderzoek verricht. De uitvoerbaarheid is aangetoond.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Binnen woonwijken gelden 3 archeologische regimes, waarvoor drie bestemmingen worden gehanteerd ('Waarde - Archeologie 1 t/m 3'):

Bestemming Categorie gemeentelijke archeologische beleidskaart en bijbehorend beleid
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1
AWG categorie 4: bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 30 m² (betreft klein gedeelte in bestemmingsplan Woonwijken als uitloper van het centrum)
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 AWV categorie 6 en 8: bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m²
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 AWV categorie 9 en 10: bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m²

Plangebieden kleiner dan 100 m2 zijn normaal gesproken vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek (wettelijke vrijstelling conform Mo-numentenwet 1988), maar deze vrijstelling geldt niet voor gebieden die zijn aangewezen als archeologisch monument.

3.8 Milieuzonering

In het plangebied wordt zowel gewoond als gewerkt. Het voorkomen van beide functies naast elkaar kan in enkele gevallen problemen geven. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (geheel herziene uitgave 2007). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.


Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
In deze gebieden is de vestiging van milieuhinderlijke bedrijven ongewenst.


De richtafstanden uit de VNG-publicatie ten opzichte van een rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Het gaat bij de omgevingstypen bij de verschillende hindercategorieën om de afstanden die in de navolgende tabel worden vermeld.

Categorie Richtafstand (in meters) tot omgevingstype
Rustige woonwijk Gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200


Voor de uit te werken bestemmingen is onderzoek verricht, onder meer in het kader van geur. De uitvoerbaarheid is aangetoond.


Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

  • Binnen de bedrijfsbestemmingen worden bedrijven uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten (2007) toegelaten, waarbij de milieuregelgeving moet toezien op een passende relatie met de (woon-)omgeving.
  • Bestaande bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden specifiek bestemd.
  • Er wordt een afwijkingsbevoegdheid voor niet genoemde bedrijvigheid opgenomen.

3.9 Laagvliegroute, Kabels En Leidingen

Bovenlokale, hoofdtransportleidingen zijn planologische relevant. Binnen het plangebied ligt een hoogspanningsleiding. Tevens ligt er een rioolpersleiding. Voor het overige zijn er binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Buiten het plangebied liggen gasleidingen, maar die vergen geen planologische regeling in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 3.5 onder het kopje Buisleidingen).

Binnen het plangebied ligt een deel van een militaire laagvliegroute. Op deze route mag door militaire vliegtuigen worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 m. Op grond van het gestelde in artikel 2.6.10 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, gelden onder de route beperkingen voor de bouw van obstakels (zoals telecommunicatiemasten, windturbines en dergelijke). Bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 m zijn niet toelaatbaar onder de laagvliegroute. De zone waarvoor de beperking geldt, is weergegeven op onderstaande afbeelding. Omdat het bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt voor bouwwerken tot 40 m hoogte, is dit niet verwerkt in de regels van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05_0019.jpg"

Afbeelding laagvliegroute

Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting

4.1 Inleiding

Algemeen
Het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze ministeriële regeling hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaard regels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven.
Met inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 is een aantal vergunningen, zoals de bouwvergunning, sloopvergunning en aanlegvergunning, alsmede de flexibiliteitsbepalingen uit de Wro opgegaan in de omgevingsvergunning. Het bestemmingsplan wordt opgesteld op basis van de Wabo. Dit heeft onder meer tot gevolg gehad dat bijvoorbeeld de afwijking op basis van de Wro is gewijzigd in afwijken van de regels. Tevens wordt een aantal standaard Wabo-begrippen in de regels opgenomen.


Het gemeentelijk handboek wordt toegepast. Waar nodig wordt de regeling enigszins aangepast, in geval van bijzonderheden in dit plangebied. Gekozen wordt voor gedetailleerde bestemming. De bestaande situatie en de geldende bestemmingsplannen zijn daar het uitgangspunt. Waar mogelijk wordt verruiming geboden. Het streven is een helder en toegankelijk plan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen. Hiermee wordt voorkomen dat er onnodige procedures voor verlening van omgevingsvergunning moeten worden gevoerd. Dit betekent duidelijkheid en tijdswinst voor de inwoners en bedrijven en het ambtelijk apparaat wordt ontlast. Er wordt gekozen voor het zo min mogelijk opnemen van afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan, omdat deze bevoegdheden af doen aan de eenvoud en betrouwbaarheid van een bestemmingsplan.
Daarnaast biedt het bestemmingsplan een actueel handvat om ongewenste ontwikkelingen te weren en handhavend op te treden als dat nodig is. Anderzijds dient het bestemmingsplan voor derden zekerheid te geven over inrichting en gebruik.

4.2 Plansystematiek

Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.


Regels
Begripsomschrijvingen
Het opnemen van begripsbepalingen wordt beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2008 worden ook conform de SVBP2008 overgenomen. Tevens wordt een aantal begrippen op basis van de Wabo opgenomen.


Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2008 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.


Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden;
  • wijzigingsregels.


Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.


Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.


Specifieke gebruiksregels
In sommige bestemmingen is het noodzakelijk om het gebruik zoals toegelaten in de bestemmingsomschrijvingen nader te specificeren. Ter nadere toelichting is in sommige bestemmingen aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval vallen onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo.


Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken. Binnen de bestemming Bedrijf is een dergelijke flexibiliteitsregel opgenomen om na verlening van omgevingsvergunning een naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijf als genoemd in het gemeentelijk handboek, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige bedrijven mogelijk te maken. Afwijkingen van de bouwregels zijn bijvoorbeeld opgenomen in de 'Bedrijf' en 'Detailhandel'.


Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden. In het bestemmingsplan Woonwijken geldt voor de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' een omgevingsvergunningplicht.


Bestemmingen
In het plan worden de volgende bestemmingen onderscheiden. De gronden en bebouwing met een monofunctioneel karakter krijgen een op die functie toegesneden bestemming. Dat betreft de bestemmingen 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Gemengd', 'Horeca', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', 'Wonen' en 'Sport'. Daarnaast is voor de openbare ruimte de bestemmingen 'Groen - 1' , 'Groen - 2', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Water' toegepast. De zelfstandige garageboxen zijn als 'Wonen - Garageboxen' bestemd.


Deze bestemmingen worden gekozen op basis van de te onderscheiden hoofdfunctie die aan de betrokken gronden kan worden toegekend. Dat wil niet zeggen dat binnen deze bestemmingen geen specifieke en/of afwijkende functies voorkomen. Voor zover daarvan sprake is, zijn aparte aanduidingen opgenomen om specifiek voorkomende functies binnen de hoofdbestemming te benoemen.


De bestaande bebouwing wordt in een bouwvlak vervat, waarbij tevens indien van toepassing, de maximaal toelaatbare goot- en/of bouwhoogten zijn weergegeven. Soms is ook een bebouwingspercentage van toepassing. Dit is het geval binnen de grotere percelen in de bedrijfsbestemming en de maatschappelijke bestemming. Bij het toekennen van de bouwmogelijkheden is steeds ook naar de bestaande rechten (uit de tot op heden geldende bestemmingsplannen) gekeken.


Beschrijving van de bestemmingen
Bestemming 'Agrarisch'
De bestemming 'Agrarisch' ligt op onbebouwde gronden aan de rand van de bebouwde kom. Er mogen geen gebouwen worden gerealiseerd.


Bestemming 'Bedrijf'
De bestaande bedrijven zijn geregeld in de bestemming 'Bedrijf'. Hierbij is de bedrijvigheid uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' toegelaten, tenzij er op dit moment een hogere categorie aanwezig is. In dat geval wordt dat bedrijf specifiek toegelaten in de regels en op de verbeelding. Er wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor vergelijkbare bedrijven. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is het bestaande tuincentrum aangeduid. Bestaande (bedrijfs-)-woningen zijn toegestaan.


Bestemming 'Cultuur en ontspanning'
In de bestemming 'Cultuur en ontspanning' is een stoomhoutzagerij mogelijk met een museale functie. Binnen de bestemming is een geluidwal noodzakelijk langs de aangrenzende woningen.


Bestemming 'Detailhandel'
Deze bestemming wordt gegeven aan de bestaande detailhandelsbedrijven. De supermarkten worden aangeduid. Voor zover sprake is van wonen boven winkels, is het bestaande aantal woningen toegelaten.


Bestemming 'Dienstverlening'
Bestaande dienstverlenende bedrijven krijgen de bestemming 'Dienstverlening'. Voor zover sprake is van wonen en kamers voor bewoning boven het dienstverleningsbedrijf, is het bestaande aantal woningen toegelaten. Dienstverlening is op basis van de begripsbepalingen: het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.


Bestemming 'Gemengd'
Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn de functies kantoor, en de maatschappelijke doeleinden gezondheidszorg, onderwijs en kinderdagverblijf toegelaten.


Bestemming 'Groen - 1'
De bestemming 'Groen - 1' wordt gelegd op de hoofdgroenstructuur, op basis van de groenstructuurkaart, en op grotere groenelementen. Binnen de bestemming 'Groen - 1' zijn ook paden, water, recreatieve voorzieningen en speelvoorzieningen mogelijk.


Bestemming 'Groen - 2'
Deze bestemming wordt gehanteerd voor het stadspark. In tegenstelling tot de overige groenvoorzieningen is hier sprake van agrarisch (mede)gebruik en volkstuinen. De nieuwe volkstuinen worden specifiek aangeduid.


Bestemming 'Horeca'
De bestaande horecagelegenheden zijn bestemd als 'Horeca'. Dit betreft overigens geen nachthoreca, maar horecagelegenheden die vallen onder categorie 1 en 2 uit de bij de regels behorende 'Staat van Horeca activiteiten' en horecagelegenheden in categorie 3 voor zover bestaand. Voor zover sprake is van wonen bij of boven het horecabedrijf, is het bestaande aantal woningen toegelaten.


Bestemming 'Kantoor'
Binnen het plangebied komen enkele specifieke kantoren voor. Deze zijn bestemd als 'Kantoor'. De bestaande woningen zijn eveneens toegestaan. Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak.


Bestemming 'Maatschappelijk'
De maatschappelijke functies worden voorzien van een flexibele maatschappelijke bestemming waarbij categorieën worden aangeduid. Het gaat om de categorieën onderwijs (waaronder kinderopvang), gezondheidszorg, religie en begraafplaats, verenigingsleven, en kringloop. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen functies wisselen. Voor wat betreft de ruimtelijke mogelijkheden wordt aangesloten bij het geldende bestemmingsplan. Er wordt een bouwvlak op maat opgenomen dat aansluit bij de bestaande bebouwing. Waar mogelijk en ruimtelijk verantwoord wordt enige ruimte geboden voor aanpassings- en uitbreidingsmogelijkheden.


Bestemming 'Natuur'
Aan de noordrand van Groenlo, langs de Slinge, is sprake van een ecologische verbindingszone. In dat kader is een aantal percelen bestemd als 'Natuur'. Deze bestemming is bedoeld voor het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Er zijn geen gebouwen toegestaan, maar wel bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.


Bestemming 'Sport'
Het bestaande sportterrein is voorzien van de bestemming 'Sport'. Ook hier zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn wel toegestaan.


Bestemming 'Tuin'
Voor de woningen en voor zover noodzakelijk aan de zijkant van de (hoek-)woningen, is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Hier is bouwen niet toegestaan, met uitzondering van erkers en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen. In enkele voortuinen zijn van oudsher bij de woning behorende bijgebouwen of grote erkers (>1,5 m1 diep) aanwezig. Deze bijgebouwen zijn toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouwen'.


Bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'
De verkeersstructuur wordt voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Verkeersmaatregelen en eventuele herinrichting kan plaatsvinden binnen de verkeersbestemming. Ook uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk, voor zover bekend, is mogelijk binnen die bestemming, voorzover passend binnen de begrenzing van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Nutsvoorzieningen zijn mogelijk tot een maximum van 25 m2. Ook kleinschalig groen valt onder de verkeersbestemming.


Bestemming 'Water'
De watergangen en waterpartijen zijn voorzien van de bestemming 'Water'.
Deze bestemming laat tevens extensieve dagrecreatie en waterberging toe. Gebouwen zijn niet toegestaan. Er mogen bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met inachtneming van de keur van het waterschap. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen en de bouwhoogte van een brug bedraagt maximaal 5 m.


Bestemming 'Wonen - 1'
Op de kaart zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Daarbij is aangegeven als sprake moet blijven van aaneengebouwde, gestapelde dan wel halfvrijstaande en vrijstaande woningen door middel van een aanduiding, conform het gemeentelijk handboek.

  • Binnen dit bestemmingsplan wordt enige ruimte geboden voor uitbreidingen aan de achterzijde van de percelen, voor zover dit reeds in het vigerende bestemmingsplan werd geboden. In aansluiting op sommige geldende bestemmingsplannen wordt uitgegaan van 'standaard-diepten': 10 m voor rijenwoningen, 12 m voor twee-onder-een-kapwoningen of 15 m voor vrijstaande woningen, tenzij de bestaande situatie aanleiding geeft tot een andere maat. Gezien de ruime bijgebouwenregeling is een grotere uitbreiding niet noodzakelijk.
  • De maximale goot- en bouwhoogten zijn aangegeven op de verbeelding. Bij grote verschillen tussen de daadwerkelijke situatie en de geldende situatie is dat, indien stedenbouwkundig aanvaardbaar, aangepast aan de daadwerkelijke situatie. Daar waar rijenwoningen of bloksgewijs gerealiseerde woningen van hetzelfde type een bouwhoogte van 12 m hebben gekregen, maar daadwerkelijk 10 m of lager zijn én er nog geen woning in het blok is opgetrokken tot 12 m, is de bouwhoogte verlaagd tot de daadwerkelijke bouwhoogte.
  • Bij afwijking wordt woonruimte boven (aangebouwde) garages mogelijk gemaakt, de bestaande legale situaties worden conform bestemd.
  • De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen', bedraagt maximaal 70 m², met een maximum van 50% van het bouwperceel. De aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen aan de achterzijde van vrijstaande woningen maximaal 4 m bedragen. Voor alle andere woningtypen mag de maximale diepte maximaal 3 m bedragen. Een strook van minimaal 6 m, gerekend van de achtergevel tot de achterste erfgrens, dient vrij te blijven van aangebouwde bijbehorende bouwerken;
  • De wasserij (monument) is aangeduid binnen de woonbestemming, binnen deze aanduiding is geen woning mogelijk. Ook bestaande (ondergeschikte) detailhandel is aangeduid.
  • Beroepsuitoefening en bedrijf aan huis, voor zover die geen onevenredige belasting voor het woon- en leefklimaat opleveren, wordt in de regels mogelijk gemaakt. Beroep aan huis is bij recht toegestaan. Een bedrijf aan huis wordt middels een afwijking mogelijk gemaakt. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor een beroep aan huis, met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Voor bedrijf aan huis gelden dezelfde voorwaarden bij afwijking, waarbij geldt dat maximaal 30% van de nettovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2 voor het bedrijf aan huis mag worden gebruikt. Onder de uitoefening een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
  • Ten behoeve van mantelzorg is een regeling (bij afwijking) opgenomen. Deze regeling is bedoeld voor mantelzorg in geval van medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is, met een tijdelijk karakter.
  • Het woonwagenerf uit het geldend bestemmingsplan aan de Schrijnwerker wordt bestemd als 'Wonen', bedoeld voor reguliere woningen. Het woonwagenerf aan de Zilversmid wordt bestemd als 'Wonen - Woonwagenstandplaats';
  • Garageboxen worden apart bestemd onder de bestemming 'Wonen - Garageboxen'.


Bestemming 'Wonen - 2'
Binnen de bestemming 'Wonen - 2' gelden vergelijkbare regels als voor 'Wonen - 1', echter er zijn geen hoogtematen opgenomen voor het hoofdgebouw. In de regels zijn nadere eisen hiervoor opgenomen. Ook zijn er eisen gesteld aan de breedte van de woning. 'Wonen - 2' geldt voor een specifiek gebied binnen de wijk de Brouwerij. Het betreft een welstandsvrij gebied, ook de hoogte is hier vrij gelaten. Wel is de bouwverordening van toepassing.


Bestemming 'Wonen - Uit te werken - 1'
In het noorden van het plangebied liggen enkele gebieden die ontwikkeld zullen worden ten behoeve van woningen. 'Wonen - Uit te werken - 1' geldt voor een deel van de Brouwerij. Omdat de verkaveling nog niet exact bekend is, hebben deze gebieden een uit te werken bestemming gekregen. In de uitwerkingsregels zijn voorwaarden opgenomen. Onder andere zal de uitwerking moeten voldoen aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder. Meer achtergrondinformatie is te vinden in de bijlagen bij deze toelichting. Na uitwerking gelden dezelfde regels als 'Wonen - 1'.


Bestemming 'Wonen - Uit te werken - 2'
In het noorden van het plangebied liggen enkele gebieden die ontwikkeld zullen worden ten behoeve van woningen. Omdat de verkaveling nog niet exact bekend is, hebben deze gebieden een uit te werken bestemming gekregen. In de uitwerkingsregels zijn voorwaarden opgenomen. Onder andere zal de uitwerking moeten voldoen aan het gestelde bij of krachtens de Wet geluidhinder. Meer achtergrondinformatie is te vinden in de bijlagen bij deze toelichting. Na uitwerking gelden dezelfde regels als 'Wonen - 1'.


Bestemmingen 'Leiding - Hoogspanning' en 'Leiding - Riool'
Voor de hoogspanningsleiding en de rioolleiding is een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming is de zakelijkrechtzone bestemd en gelden specifieke bouwregels en is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden vereist.


Bestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1,2 en 3'
Deze bestemmingen betreffen de te beschermen archeologische waarden. De betrokken gronden zijn op de verbeelding aangegeven. Dit is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.


In het bestemmingsplan Woonwijken komen drie categorieën voor:

Bestemming Categorie gemeentelijke archeologische beleidskaart en bijbehorend beleid
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1
AWG categorie 4:
Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 30 m²
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2 AWV categorie 6 en 8:
Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m²
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3 AWV categorie 9 en 10: Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 2500 m²


Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of van categorie te veranderen.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.


Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen. Tevens is een vervangende bouwregel opgenomen ten behoeve van bestaande bebouwing die afwijkt van de in de regels en op de verbeelding opgenomen maatvoering.


Algemene gebruiksregels
In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het verbod om gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken is geregeld in de Wabo, ex art. 2.1 lid 1 sub c.


Algemene aanduidingsregels
De geluidzone voor de bestaande geluidgezoneerde industrieterreinen hoeft niet te worden opgenomen. Deze is reeds in de vigerende plannen vastgelegd. Nieuwe geluidgevoelige functies worden uitgesloten. Met behulp van een wijzigingsbevoegdheid kunnen geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de voorwaarde dat het geluidsniveau ter plaatse van de gevel van het nieuwe op te richten object niet meer mag bedragen dan 55 dB(A).


Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd tot een maximum van 75 m3. Tevens is overschrijding van de hoogten en oppervlakten tot een maximum percentage van 10% mogelijk. Verder is afwijking mogelijk voor zendmasten en onder voorwaarden verschuiving van bijvoorbeeld bouwgrenzen.


Algemene wijzigingsregels
Het plan kan gewijzigd worden ten behoeve van: het in geringe mate aanpassen van het plan zoals bestemmingsgrens of bouwgrens, het oprichten van nutsvoorzieningen met een maximale inhoud van 100 m3 en het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken.


Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijkgetrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.


Slotregel
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente.
In het grootste deel van het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.
Met betrekking tot de Brouwerij fase 2 is met een ontwikkelingscombinatie een overeenkomst gesloten. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd. De Woerd fase 2 is onderdeel van de gemeentelijke grondexploitatie. De gemeente ontwikkelt het plan en geeft de kavels uit. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening is het voorontwerp van het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Het plan is eveneens toegezonden aan verschillende organisaties en instanties, voor een reactie in het kader van het wettelijk vooroverleg. Op basis van deze reacties is het bestemmingsplan aan-gepast en als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Gedurende de ter-mijn van terinzagelegging zijn vier zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn beantwoord. De beantwoording is weergegeven in de 'Nota Zienswijzen en Ambtshalve wijzigingen op ontwerpbestemmingsplan Woonwij-ken Groenlo'.

Voetnoten
1 Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving Gemeente Oost Gelre, een beeld van ontginningssporen tot wederopbouwarchitectuur, Geldersch Genootschap, november 2006


2 Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre; Deel 1: startnota archeologische monumentenzorg; Deel 2: toelichting op de archeologische landschappen- en beleidskaart (Raap, 17 oktober 2008)


3 Kwantitatieve invulling woningbouwprogramma Oost Gelre, in het kader van de Regionale Woonvisie Achterhoek, december 2010


4 Alleen ga je sneller, samen kom je verder, Regionale woonvisie Achterhoek 2010-2020, oktober 2010


5 Oost-Gelderland, Groenlo gemeentebeschrijving, Monumenten Inventarisatie Project, 1992.


6 Gemeente Oost Gelre, Geluidbeleid, april 2008


7 Gemeente Oost Gelre, Beleidsvisie Externe Veiligheid,

Bijlage 1 Berekening Nettovloeroppervlakte

Bijlage 1 Berekening nettovloeroppervlakte

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven

Bijlage 3 Lijst aan huis gebonden bedrijven

Bijlage 4 Staat Van Horeca Activiteiten

Bijlage 4 Staat van Horeca activiteiten

Bijlage 1 Uitvoerbaarheid Groenlo Noord Wonen

Bijlage 1 Uitvoerbaarheid Groenlo Noord Wonen

Bijlage 2 Vooroverleg- En Inspraakreacties Woonwijken Groenlo

Bijlage 2 Vooroverleg- en inspraakreacties woonwijken Groenlo