KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Hoofdstuk 2 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 3 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
Hoofdstuk 4 Algemene Regels
Hoofdstuk 5 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 6 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Inleiding
2.1 Aanleiding
2.2 Ligging En Begrenzing
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
4.2 Rijksbeleid, Nota Ruimte
4.3 Provinciaal Beleid, Ruimtelijke Verordening Gelderland
4.4 Gemeentelijk Beleid, Ontwikkelingsvisie Centrum Lichtenvoorde
Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten
5.1 Watertoets
5.2 Bodem
5.3 Flora En Fauna
5.4 Cultuurhistorie En Archeologie
5.5 Wegverkeerslawaai
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Geur
5.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
Hoofdstuk 7 Juridisch Planbeschrijving
7.1 Algemeen
7.2 Bestemmingsplan
7.3 Plansystematiek
7.4 Regels
Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.3 Vooroverleg

Dorpskern Lichtenvoorde, herziening Patronaatstraat 1a

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 21-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Hoofdstuk 2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde, herziening Patronaatstraat 1a van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPLIC013 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw:

grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 achtergevel:

de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.6 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.7 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bestaand:

ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bijgebouw:

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin, ondergeschikt is aan en ten dienste staat van op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 brutovloeroppervlakte (bvo.)

de som van de horizontale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met de daarbij behorende bergingen;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn constructie, afmetingen en functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.28 horeca:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of voedsel en dranken en/of exploiteren van zaal-accommodatie, niet-zijnde een coffeeshop;

1.29 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.30 kap:

een dakconstructie van een gebouw gevormd door ten minste twee dakschilden met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 15° en ten hoogste 75°;

1.31 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.32 nettovloeroppervlakte (nvo)

de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007;

1.33 overkapping:

een bouwwerk met een draagconstructie niet door wanden van zichzelf omsloten op een bouwperceel, dat strekt tot verhoging van het gebruiksgenot van het hoofdgebouw;

1.34 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 m boven peil is gelegen;

1.35 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.36 straatmeubilair:

bij de openbare weg behorende bouwwerken;

1.37 uitbouw:

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;

1.38 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.39 waarde-archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende middelmatige of hoge archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.40 wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.41 wet/wettelijke regeling:

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.42 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt, tenzij in de regels anders bepaald, als volgt gemeten:

  1. a. afstanden loodrecht;
  2. b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven (bij toepassing wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is) en;
  3. c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding gezondheidszorg zijn projecten ten behoeve van de dagopvang voor de geestelijke gezondheidzorg toegestaan met ondergeschikte dientsverlening en detailhandel;
  2. b. woningen en kamerbewoning op de verdiepingen van de gebouwen, niet zijnde een kap,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  1. a. art. 3.2.2, sub a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de functie maatschappelijk buiten het bouwvlak onder voorwaarden dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen maximaal 50% bedraagt van de gronden buiten het bouwvlak tot een maximum van 70 m²;
    2. 2. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
    3. 3. de afstand tot de gronden van de aangrenzende percelen met een andere bestemming minimaal 5 m bedraagt;
    4. 4. de logistieke afwikkeling blijvend op eigen terrein plaats dient te vinden.
  2. b. art. 3.2.4, sub a voor het aanbrengen van een luifel aan het hoofdgebouw onder voorwaarden dat:
    1. 1. de luifel maximaal 0,75 m uit de voor- en zijgevel van het hoofdgebouw mag uitsteken;
    2. 2. de luifel aan de voorgevel maximaal 1/3 gedeelte van de totale lengte van de luifel tot maximaal 1,25 m uit de voorgevel mag uitsteken;
    3. 3. de luifel steun mag vinden aan maximaal 1 wand van een belendend gebouw;
    4. 4. de hoogte van de luifel mag maximaal 4 m bedragen.

Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

4.4 Aanlegvergunning

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' te wijzigen in ''Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

5.4 Aanlegvergunning

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' te wijzigen in ''Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 4 Algemene Regels

Hoofdstuk 5 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Hoofdstuk 6 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en in strijd is met het plan, mag, mits deze strijdigheid naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning onderdeel bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

9.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

9.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de strijdigheid naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 9.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde, herziening Patronaatstraat 1a.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Oost Gelre in de vergadering van 14 februari 2012

Hoofdstuk 1 Algemene Gegevens Bestemmingsplan

Naam bestemmingsplan: Dorpskern Lichtenvoorde, herziening Patronaatstraat 1a
Status bestemmingsplan: Vastgesteld
Datum bestemmingsplan: februari 2012
Inlichtingen: S. van Wijk
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer
Telefoonnummer: 0544 393478

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

Bij de gemeente is een verzoek van Prowonen ontvangen voor het wijzigen van de bestemming van het perceel aan de Patronaatstraat 1a in Lichtenvoorde. Verzoeker wil de bestemming op de begane grond wijzigen. De woonbestemming op de verdiepingen blijft behouden.

Prowonen wil in het gebouw dagopvang voor mensen met een verstandelijke beperking en licht psychiatrische problematiek realiseren. Voor deze dagopvang worden verschillende activiteiten georganiseerd. Deze activiteiten gebeuren op kleine schaal en ten behoeve van de dagopvang. De dagopvang is binnen het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Daarom is voorliggende herziening opgesteld.

2.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied ligt in de kern Lichtenvoorde aan de rand van het centrum. Het plangebied ligt aan de Patronaatstraat tegenover het parkeerterrein op het Willem van Doppenplein. Het plangebied wordt aan de oost, zuid en westzijde begrenst door woningen. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrenst door de Patronaatstraat. Het plangebied ligt net buiten het kernwinkelgebied van Lichtenvoorde. Onderstaande afbeelding geeft de ligging weer van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC013-VG01_0001.png"

Afbeelding 1 Ligging plangebied

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

Het plangebied ligt net buiten het kernwinkel gebied maar het ligt nog wel in een zone met centrumfuncties. Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde en heeft de bestemming Dienstverlening. Binnen deze bestemming is wonen op de verdieping toegestaan. Omliggende percelen hebben de bestemmingen Centrum, Horeca, Detailhandel, Dienstverlening en Maatschappelijk. Bij al deze bestemmingen is wonen op de verdieping toegestaan.

Tegenover het plangebied en op het achterterrein liggen parkeerplaatsen. Het plangebied is met de auto goed te bereiken aan zowel de voor- als achterzijde.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een aantal juridische en beleidskaders. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. Aangezien het plangebied in de kern van Lichtenvoorde ligt, zijn deze regelingen niet van toepassing. In dit hoofdstuk wordt deze regelgeving daarom niet genoemd. De belangrijkste nationale en provinciale juridische en beleidskaders worden hierna beschreven.

4.2 Rijksbeleid, Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet gaat daarbij uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. De Nota gaat uit van krachtige steden en een vitaal platteland. In het nationaal ruimtelijk beleid richt het kabinet zich op:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Voorliggend plan betreft een lokale ontwikkeling in de kern Lichtenvoorde. Dit is een ontwikkeling waarbij de verantwoordelijkheid bij de decentrale overheid ligt. De afweging van voorliggend plan is door het gemeentebestuur gedaan en voldoet hiermee aan het rijksbeleid.

4.3 Provinciaal Beleid, Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 heeft Provinciale Staten de Ruimtelijke verordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening vormt het ruimtelijk beleid van Gelderland naast het streekplan Gelderland 2005. Voor de onderwerpen die niet in de ruimtelijke verordening worden genoemd, geldt het streekplan.

Op de kaart van de ruimtelijke verordening is het plangebied aangewezen als Bestaand bebouwd gebied. Binnen dit gebied zijn de functies wonen en werken toegestaan. Met voorliggend plan vindt geen nieuwbouw plaats, er wordt alleen een andere functie toegekend aan een bestaand gebouw. De nieuwe functie past binnen het bebouwd gebied. Voorliggend plan voldoet aan de Ruimtelijke verordening Gelderland.

4.4 Gemeentelijk Beleid, Ontwikkelingsvisie Centrum Lichtenvoorde

Voor Lichtenvoorde is de Ontwikkelingsvisie centrum Lichtenvoorde opgesteld. In deze visie is de herontwikkeling van het centrum beschreven. Het plangebied ligt in de aanlooproute naar het kernwinkelgebied. Om de levendigheid te versterken, kunnen in de aanlooproutes ook culturele en maatschappelijke functies of zelfs een winkel aanwezig zijn. Met voorliggend plan wordt een maatschappelijke functie in het plangebied mogelijk gemaakt. Bij deze maatschappelijk functie zijn ondergeschikte detailhandel en dienstverlening toegestaan. Deze functie past binnen het gemeentelijk beleid voor deze locatie.

Hoofdstuk 5 Onderzoeksresultaten

5.1 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen- Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteeem. Het einddoel is een robuust en klimaat bestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Thema Toetsvraag Relevant
HOOFDTHEMA'S
Veiligheid
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?
Nee

Nee
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee
Nee
Nee
Wateroverlast (oppervlaktewater)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee
Nee
Nee
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?
Nee

Nee
Nee
Nee
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?
Nee
Nee
Nee
Grondwater-kwaliteit 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee
Volksgezondheid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? Nee
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?
Nee
Nee
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee

Nee
AANDACHTSTHEMA'S
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee

Bij voorliggend plan verandert de functie van een bestaand gebouw. De bebouwing wordt niet aangepast waardoor de verharde oppervlakte niet toeneemt. Het plangebied ligt in de kern Lichtenvoorde, hier is geen open water in de buurt aanwezig.

5.2 Bodem

Met het plan wordt de functie van een bestaand gebouw gewijzigd. In het plangebied wordt niets verbouwd, de bodem wordt niet geroerd. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.3 Flora En Fauna

De natuurbescherming in Nederland is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de gebiedsbescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en de Ecologische Hoofdstructuur. De Flora- en faunawet regelt de soortenbescherming.

Het plangebied ligt in de kern Lichtenvoorde. Het ligt niet in de buurt van een beschermd natuurgebied. Alleen de functie in het plangebied veranderd, aan de inrichting wordt niets veranderd. Het plangebied is en blijft volledig bebouwd. Een onderzoek naar de flora en fauna is dan ook niet noodzakelijk.

5.4 Cultuurhistorie En Archeologie

In het plangebied staat geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Hier hoeft met de uitvoering van het plan geen rekening mee gehouden te worden.

Het plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Als de bodem wordt geroerd met de uitvoering van het plan zou een archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. Maar omdat de bodem niet wordt geroerd, is een onderzoek niet nodig. In de regels is nog wel opgenomen dat bij bouwwerken groter dan 30 m2 een archeologisch onderzoek nodig is. Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormen geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

5.5 Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder geeft aan dat de geluidbelasting op de nieuwe geluidgevoelige objecten binnen een geluidzone berekend moet worden. Voor geluidgevoelige objecten binnen een geluidzone geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel.

Het plangebied ligt niet in een geluidzone omdat voor de Patronaatstraat een 30 km/u regime geldt. Toch is er wel een indicatieve geluidberekening uitgevoerd. Daaruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Met de juiste bouwmaterialen, is de maximaal toegestane binnenwaarde wel mogelijk. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

5.6 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn.

Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat een project, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, mogelijk is als:

  • het aannemelijk is gemaakt dat het niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 (Wet milieubeheer) opgenomen grenswaarde;
  • het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 (Wet milieubeheer) een grenswaarde is opgenomen;
  • indien een uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 (Wet milieubeheer) zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven.

Stof Grenswaarde
SO2 350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
NO2 200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010
PM10 40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden
Lood 0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie
CO 10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie
C6H6 10 ìg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 ìg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie

Het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is, is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.

Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Met voorliggend plan veranderd de bestemming Dienstverlening in de bestemming Maatschappelijk. Het aantal verkeersbewegingen zal met deze functiewijziging niet toenemen. Hierdoor is het aannemelijk gemaakt dat de functiewijziging niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen.

Conclusie

Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de herziening van het bestemmingsplan voor het mogelijk maken van een dagopvang voor mensen met een verstandelijke beperking en licht psychiatrische problematiek.

5.7 Geur

Het is niet toegestaan om zonder meer nieuwe geurgevoelige objecten te bouwen binnen een geurcontour van een bestaand bedrijf. In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gesitueerd met een geurcontour. Anderzijds wordt met voorliggend plan ook geen bedrijf met een geurcontour mogelijk gemaakt. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

5.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (zoals een chemische fabriek en lpg-tankstation) en de mobiele bronnen (zoals een tankwagen en gasleiding).

In de omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Voorliggend plan maakt ook geen nieuwe risicobron mogelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

Het gebouw krijgt een andere bestemming. De bestemming Dienstverlening verdwijnt van het perceel en daarvoor in de plaats komt de bestemming Maatschappelijk met de aanduiding gezondheidszorg voor dagopvang ten behoeve van de geestelijke gezondheidzorg met ondergeschikte dienstverlening en detailhandel. Het wonen op de verdieping blijft mogelijk, daar verandert niets aan.

Alleen op de begane grond wordt het pand aangepast. Dit gedeelte wordt nu gebruikt voor dienstverlening en wordt met de uitvoering van het plan geschikt gemaakt voor de dagopvang. Aan de buitenzijde verandert niets, het plan heeft alleen betrekking op het pand.

Voor de dagopvang worden verschillende activiteiten georganiseerd. Hierbij valt te denken aan een atelier waar de cliënten kunnen schilderen, licht assemblage werk (zoals inpakken, vouwen enz), kleinschalige verhuur van fietsen waarbij cliënten met klanten moeten werken, kookplek voor cliënten enzovoorts. Tevens zullen er een paar spreekkamers komen voor diverse doelgroepen. Omdat de activiteiten nog wel eens zullen wisselen, is er een algemene aanduiding op het perceel gelegd. Daarmee hoeft niet voor iedere nieuwe activiteit toestemming van de gemeente te worden gevraagd. Alle activiteiten vinden plaats in het kader van de dagopvang en op kleine schaal waardoor hier geen concurrentie met andere dienstverlenende en/of detailhandelsbedrijven plaatsvindt.

Hoofdstuk 7 Juridisch Planbeschrijving

7.1 Algemeen

Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op een groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO-2008) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2008 (PRBP-2008). De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

7.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde, herziening Patronaatstraat 1a is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPLIC013 met bijbehorende regels. De analoge verbeelding (voorheen bekend als de papieren plankaart van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

7.3 Plansystematiek

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

7.4 Regels

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs-, en slotregels.
  1. 1. Inleidende bepalingen

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels bepaald (artikel 2).

  1. 2. Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen vastgelegd. Dit bestemmingsplan bevat de bestemming Maatschappelijk (artikel 3) met de aanduiding gz, gezondheidszorg en de bestemming Waarde-Archeologische Verwachtingswaarde 1 (artikel 4).

  1. 3. Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel (artikel 5), algemene gebruiksregels (artikel 6) en algemene afwijkingsregels (artikel 7)

  1. 4. Overgangs- en slotregels

In dit laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht (artikel 8) en de slotregels (artikel 9) opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreffen, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische En Maatschappelijk Uitvoerbaarheid

8.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het plan is een anterieure overeenkomst inzake planschade afgesloten met verzoeker.

Het bestemmingsplan voorziet niet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijk ordening, waardoor voor de betrokken gronden geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

8.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 28 oktober tot en met 8 december 2011 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de gelegenheid om een zienswijze omtrent het plan naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Het plan kan ongewijzigd worden vastgesteld.

8.3 Vooroverleg

Het ontwerp bestemmingsplan is tegelijk met de terinzagelegging voor iedereen voorgelegd aan de provincie en het waterschap. Van de provincie en het waterschap zijn geen op-/aanmerkingen ontvangen. Het plan kan ongewijzigd worden vastgesteld.