KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Parkeerregelgeving
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Plangebied
2.2 Het Plan
2.3 Nieuw Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Internationaal Beleid
3.2 Nationaal Beleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2 Bodem
4.3 Water
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Natuurwaardenonderzoek
4.7 Groen
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
4.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsplan
5.3 Plansystematiek
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlagen
Bijlage 1 Nota Inhoud En Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Beoordeling Oda Bodemonderzoek
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Natuurtoets
Bijlage 7 Boom Effect Analyse
Bijlage 8 Luchtkwaliteit
Bijlage 9 Verkeersaantrekkende Werking
Bijlage 10 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Dorpskern Lichtenvoorde herziening Antoniushove Lichtenvoorde

Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre

Vastgesteld op 25-01-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde herziening Antoniushove Lichtenvoorde met identificatienummer NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01 van de gemeente Oost Gelre;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar tegenaan gebouwd gebouw;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.7 achtergevel:

de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een deel van een woning, of een woonunit, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.9 archeologisch deskundige:

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.11 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.12 archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 archeologische waarde:

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.14 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.17 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.18 bestaand:

legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een al dan niet doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 brutovloeroppervlakte (bvo):

de som van de horizontale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.32 duurzaam beëindigd

een activiteit wordt meer dan 12 maanden niet meer uitgevoerd;

1.33 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.34 extensieve dagrecreatie:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 geluidsgevoelige bebouwing:

geluidgevoelige gebouwen en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zoals woningen, woonwagenstandplaatsen, onderwijsgebouwen (met uitzondering van gymnastieklokalen en andere gebouwdelen welke niet primair voor les of studiedoeleinden worden gebruikt), ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra en poliklinieken (uitsluitend de gebouwdelen die daadwerkelijk voor de behandeling van patiënten worden gebruikt), medische kleuterdagverblijven en terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;

1.37 gestapelde woning:

een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met de daarbij behorende bergingen;

1.38 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.39 kap:

een dakconstructie van een gebouw gevormd door ten minste twee dakschilden met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak van elk tenminste 8° en ten hoogste 85°;

1.40 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.41 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen alsmede wonen voor mensen met een intensieve ondersteuningsvraag (woonfunctie voor zorg - groepszorgwoning - 24uurs zorg) en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.42 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.43 nettovloeroppervlakte (nvo):

de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007;

1.44 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen / installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d;

1.45 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie;

1.46 ondersteunende horeca:

horeca die onlosmakelijk is verbonden met de bestemming van een perceel en daaraan ondersteunend is, en dus niet geldt voor zelfstandige feesten, partijen en soortgelijke activiteiten;

1.47 overkapping:

een op de grond staand, afgedekt bouwwerk, bestaande uit tenminste een dak, niet zijnde een gebouw;

1.48 peil:

gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;

1.49 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.50 rijbaan:

elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden;

1.51 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.52 straatmeubilair:

bij de openbare weg behorende bouwwerken;

1.53 uitbouw:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.54 vloeroppervlakte van een woning:

de som van de oppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;

1.55 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.56 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.57 wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.58 wet/wettelijke regeling:

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.59 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.60 woonzorgcomplex

een woning of wooneenheid bestemd voor individueel beschut wonen voor mensen met een (intensieve) ondersteuningsvraag, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal een van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning - op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem - is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning en welke zorg door minimaal een van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen;

1.61 zorgwoning

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 breedte van een bouwwerk:

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn;

2.2 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;

2.4 de (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, waaronder schijnkappen met een maximum van 2 meter;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
  4. d. ondergrondse afvalcontainers;
  5. e. waterpartijen, waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  6. f. (dag)recreatieve mogelijkheden in de openlucht en speelvoorzieningen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van parkeerplaatsen, onder de voorwaarde dat:

  1. a. de parkeerplaatsen grenzen aan de bestemming 'Verkeer';
  2. b. er geen belemmeringen ontstaan voor in de omgeving voorkomende functie;
  3. c. de bestaande ruimtelijke kwaliteit niet wordt aangetast.

3.4 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
    1. 1. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
    2. 2. de hoogte van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    3. 3. de breedte van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    4. 4. de oriëntering van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    5. 5. de wijze van afdekking van de gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. uitsluitend een woonzorgcomplex ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van Maatschappelijk - woonzorgcomplex";
  3. c. ondersteunende functies zoals frontcooking, buurtkamers, kantoren, ontmoetingsruimten, bergruimten, (MIVA)toiletten, behandelruimten, opslagruimten en thematisch ingerichte ruimten;
  4. d. ondersteunende horeca;
  5. e. ondersteunende detailhandel;
  6. f. parkeer- en verkeersvoorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, tuinen, erfverhardingen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

4.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub a voor het aanbrengen van een luifel aan het hoofdgebouw indien deze komt te liggen buiten het aangegeven bouwvlak onder voorwaarde dat:

  1. a. de luifel maximaal 0,75 m uit de voor- en zijgevel van het hoofdgebouw mag uitsteken;
  2. b. de luifel aan de voorgevel maximaal 1/3 gedeelte van de totale lengte van de luifel tot maximaal 1,25 m uit de voorgevel mag uitsteken;
  3. c. de luifel steun mag vinden aan maximaal 1 wand van een belendend gebouw;
  4. d. de hoogte van de luifel mag maximaal 4 m bedragen.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van de aan de maatschappelijke voorziening ondergeschikte detailhandel;
  2. b. het gebruik van gronden ten behoeve van het woonzorgcomplex wanneer sprake is van wooneenheden voor individueel beschut wonen waarvoor een hogere parkeernorm dan 0,3 parkeerplaatsen per woning geldt;
  3. c. gebruik van gronden en gebouwen voor enige vorm van horeca, met uitzondering van ondersteunende horeca;
  4. d. een asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken.

4.6 Afwijken van gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub b voor het toestaan van andere naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen maatschappelijke voorzieningen en/of instellingen.

De genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, onder de voorwaarden dat:

  1. a. in voldoende mate wordt voorzien in parkeergelegenheid in/bij het gebouw;
  2. b. er geen belemmeringen ontstaan voor in de omgeving voorkomende functies;
  3. c. de bestaande ruimtelijke kwaliteit niet wordt aangetast.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, pleinen, paden voor verkeer en verblijf;
  2. b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. ondergrondse afvalcontainers;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de oriëntering van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. het aantal en de situering van parkeerplaatsen.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag, tenzij anders is aangegeven in de regels, onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. ondergrondse gebouwen gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bovengrondse gebouwen niet zijn toegestaan;
  2. b. de diepte van de ondergrondse bebouwing mag niet meer bedragen dan 3,5 m onder peil.

8.2 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:

  1. a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
  2. b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  3. c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
    2. 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
  4. d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
  5. e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  6. f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.

8.3 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2,00 m, indien het betreft:

  1. a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in artikel 8.2 sub c;
  2. b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
  3. c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
  4. d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in artikel 8.2 sub c;
  5. e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in artikel 8.2 sub c;
  6. f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in artikel 8.2 sub c;
  7. g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
  8. h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  9. i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
    1. 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
    2. 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.

8.4 Bestaande maten

  1. a. In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud, van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum;
  2. b. In die gevallen dat bestaande afstanden van legale bouwwerken minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimum maatvoering, gelden deze bestaande afstanden als minimum.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Verboden gebruik

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:

  1. a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
  5. e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.

9.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in artikel 9.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

    1. a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes en gasregel- en drukstations), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
    2. b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, nettovloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
    3. c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
    4. d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
    5. e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

    1. a. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw wordt vergroot met maximaal 2 m over ten hoogste 10% van het bouwvlak voor het hoofdgebouw ten behoeve van plaatselijke verhogingen zoals liftschachten, schoorstenen, luchtkokers, lichtkappen en overige ondergeschikte bouwonderdelen;
    2. b. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van het hoofdgebouw wordt vergroot met maximaal 2 m ten behoeve van zonnepanelen, met dien verstande dat een strook tot aan de zijkanten van het dak vrij dient te blijven waarbij deze strook ten minste gelijk is aan de hoogte van het zonnepaneel.

10.2 Criteria

Een omgevingsvergunning voor een afwijking als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  1. 1. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. 2. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. 3. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.

Artikel 12 Parkeerregelgeving

In aanvulling op het bepaalde in andere voorkomende bestemmingen gelden de volgende regels:

  1. a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
  3. c. afwijken van de regels, als bedoeld in sub b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    2. 2. de woon- en leefsituatie.
  4. d. burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die zijn opgenomen in de nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre, dan wel haar rechtsopvolger.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Dorpskern Lichtenvoorde herziening Antoniushove Lichtenvoorde.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Zorgorganisatie Careaz is voornemens het gebouw Antoniushove aan de Rapenburgsestraat 33 te Lichtenvoorde te slopen en nieuw te bouwen. Door herontwikkeling wordt de Antoniushove getransformeerd naar individueel beschut wonen voor mensen met een (intensieve) zorgvraag. Hierbij wonen mensen in een eigen appartement, maar binnen een geclusterde woonvorm. Door deze clustering wordt het mogelijk gemaakt om 24-uurs aanwezige professionele zorg te organiseren en een woonomgeving te creëren waarbinnen verschillende vormen van sociale contacten mogelijk zijn, ook voor mensen van buiten de Antoniushove.

Het nieuw te bouwen gebouw wordt grotendeels op de voetprint van het huidige gebouw gerealiseerd. Het plan is op grond van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk, aangezien het bouwvlak wordt overschreden. Om die reden is een nieuw bestemmingsplan benodigd. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied is gelegen binnen het stedelijk gebied van Lichtenvoorde en wordt begrensd door de Varsseveldseweg, Rapenburgsestraat, Franciscanessenpad en de parkachtige setting aan de achterzijde. In de directe omgeving van het plangebied, tussen de begrenzing van de Varsseveldseweg en Rapenburgsestraat, zijn hoofdzakelijk maatschappelijke bestemmingen gelegen voor de gezondheidszorg en religie alsmede een enkele woonbestemming. Onderstaand kaartbeeld geeft de locatie van het plangebied (gele ovaal) globaal weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0001.png"

Plangebied Rapenburgsestraat 33 Lichtenvoorde

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geleden op dit moment twee bestemmingsplannen: - bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde', vastgesteld door de gemeenteraad op 25 mei 2010; - facetbestemmingsplan Parkeren, vastgesteld door de gemeenteraad op 5 juni 2018.

Bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde

Het geldende bestemmingsplan betreft het bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde'. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied grotendeels de bestemming 'Maatschappelijk', met de functieaanduiding 'gezondheidszorg'. Over een groot deel van het bestemmingsvlak 'Maatschappelijk' ligt een bouwvlak. Daarnaast is er een maximale bouwhoogte aangegeven van 12 m. De gronden rondom hebben voor het overgrote deel de bestemming 'Groen'. Daar waar het plangebied aansluit op de Rapenburgsestraat en aan de zijde van de kerk geldt de bestemming 'Verkeer '. Voor het gehele plangebied geldt hiernaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1'. Op grond hiervan is archeologisch onderzoek nodig voor bouwplannen groter dan 30 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0002.png"

Uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan

Onderhavig plan is niet geheel mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan. Het plan overschrijdt de grenzen van het aangegeven bouwvlak waardoor het gewenste bouwwerk gedeeltelijk in de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' komt te liggen. Daarom is besloten om voor het plangebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

Facetbestemmingsplan Parkeren

In het facetbestemmingsplan zijn de gemeentelijke parkeernormen opgenomen en is bepaald dat deze doorwerken in de reeds vastgestelde bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

In artikel 4 van dit facetbestemmingsplan is de regeling voor parkeren opgenomen. In de regeling wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota van de gemeente Oost Gelre of een rechtsopvolger daarvan. Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 1 is de aanleiding en doel van dit bestemmigsplan uiteengezet. In Hoofdstuk 2 wordt de bestaande en toekomstige situatie in het plangebied beschreven. Ook wordt inzicht gegeven in de opbouw van het plangebied met de daarbij behorende functies. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 het beleidskader van het Rijk, de provincie Gelderland en de gemeente Oost Gelre uiteen gezet. Hoofdstuk4 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in Hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van overleg en terinzagelegging.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie vanuit ruimtelijk oogpunt en per functie, evenals de ontwikkelingen op basis van het vigerende beleid beschreven. Er wordt flexibiliteit geboden daar waar het kan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen.

2.1 Plangebied

2.1.1 Historische ontwikkeling

De kern van Lichtenvoorde is ontstaan bij het kasteel Lichtenvoorde en dankt zijn naam aan een doorwaadbare voorde in het natte kampenlandschap. Het oorspronkelijke dorp ligt op een kruising van een natter broekgebied en het drogere kampenlandschap. De topografische kaart uit 1900 van Lichtenvoorde en omgeving laat het verschil in deze landschapstypes zien. Lichtenvoorde is hier nog een kleine kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0004.png"

Topografische kaarten rond 1900 en 1950 (bron: www.topotijdreis.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0005.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0006.png"

Topografische kaarten rond 1975 en huidige situatie (bron: www.topotijdreis.nl)

De lange wegen die tussen de verschillende woonkernen lagen hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Lichtenvoorde. Op de topografische kaart uit 1950 is al duidelijk te zien dat er langs de invalswegen al lintbebouwing en diverse nieuwe functies ontstaan zoals een remise voor de tram aan de Varsseveldseweg. Op de huidige locatie van Antoniushove was al bebouwing aanwezig in een groene setting. Op de kaart uit 1975 is te zien dat de bebouwing zich heeft uitgebreid en de basis heeft gevormd voor de huidige bebouwing op deze locatie.

2.1.2 Het plangebied

Het plangebied is gelegen aan de rand van het kernwinkelgebied. Aan de noordwest- en westzijde van het plangebied is de Varsseveldseweg gelegen. Dit is een drukke toegangsweg die het zuiden van de kern Lichtenvoorde verbindt met het noordelijk deel van de bebouwde kom. Aan de noordzijde van het plangebied is de Rapenburgsestraat gelegen. Deze toegangsstraat naar het centrum van Lichtenvoorde is een zijweg van de Varsseveldseweg. Aan deze weg zijn veelal parkeerplaatsen gelegen ten behoeve van de voorzieningen zoals winkels, (boven)woningen, de kerk maar ook de maatschappelijke voorzieningen die grenzen aan deze toegangsweg. Een deel van het plangebied is gelegen in een groene setting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0007.png"

Foto's omgeving plangebied Antoniushove

2.2 Het Plan

2.2.1 Doel en aanleiding van het plan

Zorgorganisatie Careaz is voornemens het gebouw Antoniushove aan de Rapenburgsestraat 33 te Lichtenvoorde te slopen en nieuw te bouwen. Het college van burgemeester en wethouders van Oost Gelre is betrokken geweest bij de planvorming die gestart is met het vastleggen van een visie 'comfortabel wonen met (intensieve) zorg in het centrum van Lichtenvoorde'. Deze visie heeft als grondlegger gediend voor uitwerking van de plannen. Hierna volgt eerst een beknopte samenvatting van de visie.

Visie op comfortabel wonen met (intensieve) zorg in Lichtenvoorde e.o.

Zorgorganisatie Careaz wil, in nauwe samenspraak met stakeholders, de locatie Antoniushove door herontwikkeling transformeren naar individueel beschut wonen voor mensen met een (intensieve) zorgvraag. Hierbij wonen mensen in een eigen appartement, maar binnen een geclusterde woonvorm. Deze clustering maakt het mogelijk om 24-uurs aanwezige professionele zorg te organiseren en een woonomgeving te creëren waarbinnen verschillende vormen van sociale contacten mogelijk zijn, ook voor mensen van buiten de Antoniushove.

Ontwikkelingen op het gebied van wonen en zorg

Met de transformatie gaat Careaz haar visie verder concretiseren en betekenis geven aan de veranderingen in (toekomstige) klantwensen, nieuwe vormen van zorgfinanciering en veranderingen in wet- en regelgeving.

Demografische ontwikkelingen die zich landelijk (gaan) voordoen, zullen zich ook voordoen in het werkgebied van Careaz/gemeente Oost Gelre. Het gaat hier om vergrijzing, de toename van de zorgvraag naarmate mensen ouder worden en de toename van mensen met een chronische aandoening. Vanwege het sturende overheidsbeleid op wat (nog) wel en wat niet meer tot de intramurale zorg behoort, heeft Careaz besloten bij deze nieuwbouw niet alleen uit te gaan van huidige financieringsvormen, maar ook vast rekening te houden met nieuwe toekomstige vormen van zorgfinanciering, waarbij een contractuele scheiding van wonen en zorg mogelijk is1.

Het doel van de ontwikkeling en bijbehorende klantwaarden

Het doel van de herontwikkeling is het ontwikkelen van een nieuwe innovatieve woonvorm met bijpassende arrangementen van zorg, behandeling en diensten. Deze zijn een aanvulling op het bestaande aanbod binnen de gemeente Oost Gelre en haar omgeving en sluiten hierdoor goed aan op de toenemende diversiteit van bewoners en financieringsvormen. De beoogde klantgroep voor de herontwikkeling van locatie Antoniushove bestaat uit kwetsbare mensen met een (intensieve) zorg- en ondersteuningsvraag. Het streven is een wooncomplex te ontwikkelen dat mensen en hun eigen netwerk in eerste plaats ondersteunt in het behoud van eigen regie en leefwijze, zowel door een geschikte toegankelijke eigen woning in een veilige woonomgeving, als door nieuwe vormen van ondersteunende arrangementen. Er wordt daarbij gewerkt vanuit een andere definitie van 'gezondheid': Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven' (Huber 2012). Er wordt bij deze definitie uitgegaan van de mens en zijn eigen bestaan in plaats van het ziektebeeld, met alle aspecten die hierbij horen.

Met deze ontwikkeling van individueel geclusterd wonen hebben we het niet meer over 'opname', maar over 'verhuizen', ondanks de intensieve zorgvraag. Men verhuist naar een veilige tweekamerwoning (eigen woonkamer met pantry, slaapkamer en badkamer) in een beschermde woonomgeving. Hiermee staat de woonbeleving in de visie centraal. De herontwikkelingslocatie Antoniushove is hiervoor getoetst op de belangrijkste klantwaarden die uit diverse onderzoeken2 naar het effect van kleinschalig wonen naar voren zijn gekomen. Deze basisprincipes zijn vanuit de bewoner en familie/vrienden benoemd en input voor het plan:

  • eigen regie: de eigen leefwijze is te allen tijde vertrekpunt;
  • privacy: ik kan me terugtrekken, als ik daar behoefte aan heb;
  • je thuis voelen: mijn appartement is ingericht volgens mijn levenswijze en ik kan er visite ontvangen;
  • prettige woonomgeving: mijn woonomgeving is aangenaam en stimuleert mij deel te nemen aan sociale activiteiten, maar geeft me ook de ruimte niet mee te doen indien ik hier geen behoefte aan heb;
  • sociale veiligheid: ik voel me veilig omdat ik kan vertrouwen op anderen, waaronder de zorgmedewerker die mijn eigen manier van leven serieus neemt;
  • professionele ondersteuning: de zorg en behandeling sluiten aan op mijn individuele zorgvraag.

_____________________________________________________

1 De Wet langdurige zorg (Wlz) is per 1 januari 2015 ingevoerd en heeft de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vervangen.De overheid streeft hiermee naar meer keuzevrijheid en eigen regie, maar vooral ook naar een sterke sturing op kostenbeheersing/bezuiniging. De wettelijke keuzevrijheid om binnen de Wlz de eigen indicatie naar persoonlijke voorkeur te verzilveren brengt ook voor Careaz een grote verandering met zich mee. Hierdoor kan het in de toekomst per bewoner verschillen waar zelf voor wordt betaald en wat wordt vergoed door middel van de indicatie. Dit kan als gevolg van een eigen keus door een bewoner, die bijvoorbeeld kiest voor een VPT (Volledig Pakket Thuis: vorm van scheiding van wonen en zorg). Maar zeker ook door de (sterke) sturing van het zorgkantoor/overheid op de inkoop van VPT en MPT (Modulair Pakket Thuis, vorm van scheiding van wonen en zorg) in plaats van ZZP (Zorg Zwaarte Pakket: intramurale financieringsvorm).

2 Onderzoek kleinschalig wonen, Universiteit Maastricht, onderzoek Alzheimer Nederland.

2.2.2 Programma nieuwbouw

Careaz wil op de locatie Antoniushove circa 104 wooneenheden (kleine appartementen) realiseren. De wooneenheden worden gehuisvest in twee separate gebouwen met verschillende uitstraling en bouwhoogtes (drie en vier lagen). De twee gebouwen worden middels een luchtbrug op de eerste en tweede verdieping met elkaar verbonden. De gebouwen bestaan uit woonbuurtjes (van circa 7-11 appartementen) met een centraal buurtplein en buurtkamers, waar ook mensen van buitenaf dagbesteding kunnen ontvangen of anderszins. De huisvesting bestaat daarmee uit verschillende domeinen die nauw met elkaar zijn verweven. De indeling van het gebouw wordt verderop nader toegelicht.

Domein wonen

Het domein wonen bestaat uit het eigen rolstoel- en doorgankelijk appartement en is het privédomein van de bewoner. Het woondomein is een veilige woning waar de bewoner volledige privacy geniet en de eigen leefwijze in stand kan houden.

Domein welzijn en sociale infrastructuur

De algemene ruimten maken deel uit van de woon- en leefomgeving per woonetage, zoals de algemene buurtkamers/buurtpleinen en de verschillende zitjes en nisjes.

Domein zorg/overhead

In de toekomst is het uitgangspunt dat de zorg aan de bewoners zoveel mogelijk in het appartement van de bewoners zelf wordt geleverd. Het ruimtegebruik voor de zorgfuncties wordt hierdoor minder ten opzichte van 'traditionele verpleeghuizen' en zal bijvoorbeeld nog bestaan uit een teampost/multikamer. Dit ook omdat vanwege de nieuwe financieringsvormen en het scheiden van wonen en zorg de financiële vergoeding van deze ruimten opgebracht moet worden vanuit de zorgtarieven/-exploitatie.

2.2.3 Stedenbouwkundig model

Het stedenbouwkundig concept voor de herontwikkeling van de Antoniushove bestaat uit twee elementen, te weten:

  • de straatwand aan de Rapenburgsestraat/Varsseveldseweg;
  • de achtergelegen Parkvilla.

Op de afbeelding hierna is het stedenbouwkundig model aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0008.png"

Stedenbouwkundig model herontwikkeling Antoniushove

De straatwand wordt vormgegeven door een grotendeels aaneengesloten bebouwing vanaf de kerk aan de Rapenburgsestraat tot en met het bestaande gebouw De Klinke aan de Varsseveldseweg. Deze straatwand wordt opgebouwd uit (van oost naar west):

  • een karakteristieke 'meisjesschool/klooster St. Jozef';
  • een hoekaccent in de vorm van een statige 'dorpsvilla';
  • verticaal gelede 'dorpse pandjes';

Karakteristieke 'meisjesschool/klooster St. Jozef'

Het gebouw naast de kerk refereert naar het oorspronkelijke klooster St. Joseph. Het gebouw bestaat uit circa 32 appartementen verdeeld over 4 bouwlagen. De meisjesschool/klooster St. Jozef krijgt haar eigen entree en tuin. Aan weerszijden van de meisjesschool/klooster St. Jozef zijn steegjes/straatjes gelegen. Het straatje aan de oostkant fungeert als toegang tot de achterliggende parkeerplaats voor bestelbusjes, auto's en fietsen; het steegje (autovrij) aan de westkant fungeert als toegang tot het achtergelegen park ten behoeve van langzaam verkeer (fietsen, wandelaars).

Dorpsvilla, dorpse pandjes en parkvilla

Tussen de meisjesschool/klooster St. Jozef en de Klinke worden circa 72 appartementen gerealiseerd, verdeeld over 3 en 4 bouwlagen. Het gebouw bestaat uit een hoekaccent in de vorm van een statige 'dorpsvilla', verticaal gelede 'dorpse pandjes' en een parkvilla.

Tegenover het historisch gemeentehuis is een groen dorpsplein gesitueerd, waaraan de dorpsvilla en de dorpse pandjes gelegen zijn. De dorpsvilla fungeert als tegenhanger van het huidige gemeentehuis en vormt met zijn drie lagen plus een kap een subtiel accent aan het nieuwe dorpsplein. Dit plein fungeert als gezamenlijke ontmoetings- en verblijfsplek. Aan dit dorpsplein is de hoofdentree van het gebouw en het buurtplein gelegen. Het buurtplein (binnen en midden in het gebouw) verbindt de dorpsvilla met de dorpse pandjes én de parkvilla, die centraal in het park gelegen is. Het buurtplein vormt de centrale ontmoetingsplek voor de bewoners van Careaz en de inwoners van de gemeente Oost Gelre.

De parkvilla vormt de spil van het nieuw in te richten park. Hieromheen is de gezamenlijke tuin van de bewoners en het openbare park gelegen. Vanaf de Varsseveldseweg loopt er een wandelpad naar de parkeerplaatsen achter de kerk en de wandelsteeg naar de Rapenburgsestraat.

Parkeren en bevoorrading

Bij situering van de parkeerplaatsen wordt zoveel mogelijk geprobeerd het park ongemoeid te laten. De haakse parkeerplaatsen in de Rapenburgsestraat worden uitgebreid. Deze straat zal worden geherprofileerd naar de kruising met de Varsseveldseweg. Achter de meisjesschool/klooster St. Jozef worden nieuwe parkeerplaatsen toegevoegd, die ontsloten worden middels een doodlopende steeg aan de zijde van de kerk. Bovendien wordt de bestaande parkeerplaats aan de Franciscanerhof uitgebreid met een aantal parkeerplaatsen. Het dorpsplein (voor de entree) wordt zodanig vormgegeven dat er alleen in incidentele gevallen op het plein wordt geparkeerd door taxi's, ambulances en rouwauto's.

Het laden en lossen middels bestelbusjes geschiedt aan de achterzijde van de meisjesschool/klooster St. Jozef of aan de voorzijde aan de Rapenburgsestraat.

Herinrichting openbaar gebied

De gemeente is drukdoende met de herinriching/herprofilering van de wegen rondom het gemeentehuis en de Antoniushove. De gemeente en Careaz hebben hierover diverse afstemmings overleggen gehad en uitgangspunten met elkaar gedeeld. Het stedenbouwkundig model sluit aan op de inrichting die de gemeente voor ogen heeft. Voor een goede integratie in de herinriching van het openbaar gebied rondom het gemeentehuis en de Antoniushove laten Careaz en de gemeente gezamenlijk een landschappelijk inrichtingsplan opstellen.

2.2.4 Indeling nieuwe Antoniushove

In de nieuwe Antoniushove worden de volgende functies gehuisvest:

  • circa 104 tweekamerappartementen van +/- 44 m2 gebruiksoppervlak. De appartementen zijn volledig rolstoeltoe- en doorgankelijk en bestaan uit een woonkamer met pantry, een aparte slaapkamer, een badkamer en eigen bemetering (meterkast, technische kast en schacht);
  • 1 of 2 buurtkamers per verdieping per gebouw, in deze buurtkamers wordt onder andere gekookt en vindt dagbesteding plaats voor bewoners;
  • centraal buurtplein per verdieping in het hoofdgebouw, hier worden verschillende activiteiten georganiseerd. Op de begane grond bestaat dit uit frontcooking en ontmoeting. De buurtpleinen zijn ook beschikbaar voor mensen van buiten de Antoniushove. Zij kunnen hier eten, drinken, en andere mensen ontmoeten. Op de verdiepingen kan per buurtplein een thema worden gekozen (bijvoorbeeld sport en bewegen, religie, zingeving, diensten zoals een pedicure, kapper, winkeltje, et cetera);
  • verschillende zitjes en nisjes voor spontane ontmoeting;
  • een kleine winkel met een assortiment van dagelijkse benodigdheden, zoals eten en drinken, toiletartikelen en dergelijke;
  • ondergeschikte ondersteunende ruimten zoals bergingen, opslagruimtes, werkkasten, (MIVA) toiletten, een enkele kantoorruimte en een linnenruimte.

Hieronder een sfeerimpressie van de nieuwbouw en haar omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0009.png"

Sfeerimpressie nieuwbouw

2.3 Nieuw Bestemmingsplan

Door aanpassing van het geldende bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde' is de gewenste nieuwbouw en uitbreiding in bebouwing mogelijk. Met de procedure om herziening van het bestemmingsplan wordt het bestaande bouwvlak in de bestemming 'Maatschappelijk' uitgebreid zodat de bouwmassa in dit bouwvlak zal passen. Daarbij wordt een maximaal bebouwingspercentage aangegeven alsmede maximale bouw- en goothoogtes. De gronden rondom worden bestemd als 'Groen' of 'Verkeer'. De parkeerplaatsen, bestaand en nieuw, worden zoveel mogelijk gesitueerd in de bestemming 'Verkeer'. Door middel van een in de regels opgenomen flexibiliteitsbepaling is het mogelijk om, indien wenselijk, de parkeerplaatsen te situeren in de bestemming 'Groen'.

Voor het gehele plangebied geldt hiernaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1'.

Bestemming 'Maatschappelijk' met aanduiding 'woonzorgcomplex'

Het is belangrijk dat de komende tientallen jaren de te realiseren appartementen beschikbaar blijven voor mensen met een intensieve zorgvraag. Zorgindicaties zijn de afgelopen jaren van inhoud veranderd en kennen nu diverse vormen. Een scheiding tussen wonen (wat men zelf moet betalen en niet meer in de indicatie zit zoals in het verleden het geval was) en zorg wordt steeds meer toegepast. Hierbij wonen de mensen met een zorgvraag in een eigen appartement, maar binnen een geclusterde woonvorm. De appartementen kunnen worden gehuurd en zijn voorzien van een eigen huisnummer. Daarbij bestaat de mogelijkheid om huursubsidie aan te vragen. Belangrijk is dat de gebruikers van de appartementen gebruikers zijn die dermate zware zorg nodig hebben dat zij over een indicatie op basis van de Wet langdurige zorg (of opvolgende / andere zorgindicaties) beschikken.

De komende jaren blijft de vraag naar wooneenheden waar inwoners met deze zorgvraag kunnen wonen toenemen. De circa 104 appartementen zullen waarschijnlijk al te weinig zijn om aan de vraag te voldoen. Een voorbeeld waarbij iemand alleen uit eenzaamheid beschut wil wonen kan zich zeker voordoen. Echter: de vraag naar appartementen voor inwoners met een ondersteuningsvraag (zorgindicatie) zal zo groot zijn dat het bewonen van de appartementen voor deze doelgroep verre van de voorkeur geniet.

Er heeft vanuit de provincie een doorrekening van de prognose van mensen met een intensieve zorgvraag tot 2046 plaatsgevonden. Tot 2046 heeft de gemeente Oost Gelre, op basis van de huidige eenheden (dus ook met de 104 van Careaz) een tekort. Het is derhalve belangrijk dat zorg, in dit geval voor mensen met een intensieve ondersteuningsvraag (zorgindicatie), altijd op de eerste plaats blijft. Het is dan ook wenselijk om de bestemming 'maatschappelijk' te blijven behouden. Door middel van de aanduiding 'woonzorgcomplex' wordt hier het juiste gebruik aan gegeven.

In de toekomst blijven de appartementen nodig voor mensen met een ondersteuningsvraag (zorgindicatie). Mocht het daarna niet meer nodig zijn dan kan altijd opnieuw worden gekeken naar de bestemming. Vooruitlopend hierop is een wijzigingsbevoegdheid in de regels van het bestemmingsplan opgenomen om de bestemming 'Maatschappelijk' en/of de aanduiding 'woonzorgcomplex' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en/of de aanduiding te wijzigen in '(zorg)woning'.

Hoofdstuk 3 Beleid

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische kaders en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese Unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische kaders en beleidskaders van toepassing op het plangebied.

3.1 Internationaal Beleid

3.1.1 Vogelrichtlijn

De "Vogelrichtlijn" (79/409/EG) uit 1979 heeft tot doel: de bescherming en het beheer van alle op het grondgebied van de Europese Unie in het wild levende vogels en hun habitats. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de instandhouding van al deze vogelsoorten en in het bijzonder de trekvogels en zijn verplicht om de verschillende natuurlijke habitats die het leefmilieu van de wilde vogels vormen, in stand te houden. Op grond van deze richtlijn worden gebieden aangewezen als 'Speciale Beschermingszone'. Deze gebieden maken deel uit van het Europese initiatief om een ecologisch netwerk van natuurgebieden duurzaam te beschermen (Natura 2000). Daarnaast stelt de richtlijn nadere regels voor de bescherming, het beheer en de regulering van vogelsoorten.


De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn betreffen, naast het aanwijzen van de Speciale Beschermingszones, ook de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelsoorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen storende invloeden optreden in gebieden die negatieve gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten, die door de Vogelrichtlijn beschermd worden. Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van Speciale Beschermingszones worden volgens de richtlijn getoetst.


Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn.

3.1.2 Habitatrichtlijn

De in 1992 vastgestelde "Habitatrichtlijn" is het voornaamste stuk wetgeving van de Europese Gemeenschap ter bevordering van de biologische verscheidenheid. Deze richtlijn houdt de verplichting in voor deelstaten om de habitats en soorten, die voor de Europese Unie van belang zijn, in stand te houden. Iedere lidstaat moet op zijn grondgebied de gebieden die voor het behoud van de onder de richtlijn vallende habitats en soorten het belangrijkst zijn, identificeren en vervolgens aanwijzen als Speciale Beschermingszones.


Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn.

3.1.3 Het verdrag van Valletta (Malta)

Het "Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed", kortweg het Verdrag van Malta, is op 16 januari 1992 te Valletta tot stand gekomen. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Het verdrag is geratificeerd door de Eerste en Tweede Kamer. Invoering van het verdrag heeft gevolgen voor het huidige archeologisch bestel. Het moet nog (beter) in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd worden. Alle overheden hebben zorgplicht voor archeologische waarden gekregen, dus ook de gemeenten. In de ruimtelijke ordening wordt aan veel aspecten aandacht geschonken en worden tal van belangen tegen elkaar afgewogen. Voor veel zaken wordt de afweging gestuurd door wet- en regelgeving. Het verdrag van Malta heeft tot gevolg dat dit ook voor de archeologie het geval is. Door het verdrag heeft (ook) de gemeente de inspanningsverplichting de archeologische waarden te beschermen.

Ter bescherming van de archelogische waarden zal het plangebied worden voorzien van de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1', waarbij een verkennend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2.

3.1.4 Kaderrichtlijn water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn:

  • De vervuiler betaalt
  • De gebruiker betaalt
  • Na 2000 geen achteruitgang van de chemische en ecologische toestand van het water
  • Resultaatsverplichting in 2015
  • Stroomgebiedsbenadering

Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De EG-Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is en na 2015 op orde blijft. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand). Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de Kaderrichtlijn water.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De voorgenomen planontwikkeling raakt geen internationale belangen.

3.2 Nationaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk wil ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Het verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan provincies en gemeenten. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.

De SVIR heeft ook de 'ladder van duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen (Bro). Het doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Centraal hierin staat of de beoogde ontwikkeling aansluit aan de regionale behoefte. In paragraaf 3.2.3 is de ladder nader omschreven.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau.

Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau (in bestemmingsplannen) te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's.

Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer het Natuur Netwerk Nederland (de opvolger van de ecologische hoofdstructuur), radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.

Met het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de regels uit het Barro.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.

De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Vervolgens dient bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie gekeken te worden of er behoefte is aan nieuwe ruimte voor deze stedelijke ontwikkeling. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Als ook dat niet tot de mogelijkheden behoort, wordt – onder voorwaarden - aansluitend aan het bestaand stads- en dorpsgebied een locatie gezocht. Door de ladder voor duurzame verstedelijking toe te passen, wordt verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied geconcentreerd. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling en bestaand stedelijk gebied

Onderhavige ontwikkeling betreft de herontwikkeling van het bestaande gebouw voor gezondheidszorg door middel van nieuwbouw na volledige sloop. In het Bro is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader toegelicht, het gaat hier om 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

Onder 'bestaand stedelijk gebied' verstaat het Bro een 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.


Het betreft hier een (woning)bouwlocatie ten behoeve van zorgwoningen in 1 samenhangend complex. Bij een kleinschalige (woning)bouwontwikkeling is de ladder niet van toepassing. Waar de grens precies ligt, blijkt niet expliciet uit het Besluit ruimtelijk ordening. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van circa 18 extra zorgwoningen (totaal 104, waarbij moet worden vermeld dat er nu al 86 aanwezig zijn). Vanwege de omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied.

Behoefte

Inleiding

De huidige Antoniushove bevat 86 wooneenheden waarvan 82 wooneenheden voor mensen met een intensieve ondersteuningsvraag en 4 wooneenheden voor mensen met een ELV-indicatie (ELV staat voor Eerstelijnsverblijf en is onderdeel van Kort Durende Opvang (KDO)). In de nieuwbouw worden 104 wooneenheden (kleine appartementen) gerealiseerd voor mensen met een intensieve ondersteuningsvraag in de vorm van 'Individueel beschut wonen'.

Individueel beschut wonen is een alternatief voor het traditionele verpleeghuis waarin mensen met een intensieve zorgvraag 'gewoon' wonen op een manier die bij hen past. De inzet van zorg, ondersteuning en behandeling wordt multidisciplinair georganiseerd en er is 24-uurs zorg aanwezig. Het concept kan met een contractuele scheiding van wonen en zorg worden gerealiseerd.

Eerstelijnsverblijf (ELV) is bedoeld voor mensen met een bepaalde mate van kwetsbaarheid die tijdelijk niet meer of nog niet verantwoord in hun eigen woning en woonomgeving kunnen wonen, maar waarvoor geen opname in het ziekenhuis of een verhuizing naar een beschermde woonomgeving met specialistische behandeling nodig lijkt te zijn.

Per saldo worden er met de nieuwbouw 18 wooneenheden toegevoegd ten opzichte van de huidige situatie. Op portefeuilleniveau gaat Careaz ietwat schuiven met doelgroepen tussen locaties. Door deze verschuiving bestaat de uitbreiding van 18 wooneenheden uit circa 14 wooneenheden voor mensen met een intensieve ondersteuningsvraag in de vorm van 'Individueel beschut wonen' en circa 4 wooneenheden voor mensen met een ELV-indicatie (/KDO). Hieronder wordt de uitbreiding van het aantal woonenheden onderbouwd gesplitst in deze twee typologieën.

Uitbreiding van 14 wooneenheden voor mensen met een intensieve ondersteuningsvraag (Individueel beschut wonen)

Fame Planontwikkeling heeft in eigen beheer in 2017 een marktonderzoek uitgevoerd naar wooneenheden voor het concept 'Individueel beschut wonen' in de gemeente Oost Gelre.

Vraag

Uit het marktonderzoek blijkt dat het aantal 75-plussers in de gemeente Oost Gelre enorm stijgt. Volgens bevolkingsprognoses van het CBS en de provincie Gelderland stijgt het aantal 75-plussers tussen 2016 en 2030 met circa 62%. Om de vraag naar 'Individueel beschut wonen' inzichtelijk te maken heeft Fame gebruik gemaakt van prevalentiecijfers die worden afgezet tegen het aantal 75-plussers uit bevolkingsprognoses. Voor de vraag naar 'Individueel beschut wonen' (ZZP 4 t/m 8) wordt in totaal 10% van de 75-plussers gehanteerd (5,5% voor mensen met dementie, 2% voor mensen met een somatische aandoening en 2,5% voor mensen die beschut willen wonen met begeleiding = ZZP 41). De prognoses laten een verwachte vraag zien van 288 beschutte woningen in 2020 en 404 in 2030.

Aanbod

Het totale aanbod van beschutte woningen in de gemeente Oost Gelre in 2020 bedraagt circa 273 (Bron: Marktonderzoek 2017). In dit aantal zijn de planinitiatieven meegenomen en is de aanname gedaan dat de locaties Antoniushove en Patronaatshof (in beide wordt zorg geboden door Careaz) worden herontwikkeld en dat deze na de herontwikkeling een gezamenijk aanbod van 100 beschutte woningen hebben. Ten tijde van het marktonderzoek was het plan dat de Patronaatshof afgestoten zou worden. Vanwege de toenemende vraag en wachtlijsten is in de tussentijd besloten de Patronaatshof (nog) niet af te stoten. De Patronaatshof wordt in de toekomst (naar alle waarschijnlijkheid) ingezet voor de 8 plaatsen ELV/KDO en 16 woningen voor mensen met een intensieve ondersteuningsvraag in de vorm van 'Individueel beschut wonen'. Dit maakt dat er een correctie komt op het marktonderzoek: gezamenlijk aanbod Antoniushove en Patronaatshof van 100 naar circa 120 beschutte woningen. De plaatsen voor ELV/KDO maken geen deel uit van dit marktonderzoek en worden hierna onderbouwd.

Marktpotentie

Om de marktpotentie te bepalen dient de vraag te worden afgezet tegen het aanbod. De prognoses laten een verwachte vraag zien van 288 beschutte woningen in 2020 en 404 in 2030. In dat geval is het ontwikkelen van 120 wooneenheden al iets na 2020 demografisch gezien haalbaar in de gemeente Oost Gelre, de vraag wordt na dat jaar immers al groter dan het aanbod. Daarnaast neemt de vraag verder toe tot 2030.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0010.png"

Overzicht aanbod, vraag en marktpotentie (Bron: Marktonderzoek 2017)

_____________________________________________________

1 De Prevalentiecijfers zijn gebaseerd op landelijke gemiddeldes en worden ieder jaar herijkt. De prevalentiecijfers zijn gebaseerd op cijfers van Alzheimer Nederland, Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en diverse zorgkantoren.

Uitbreiding van 4 wooneenheden voor mensen met een ELV-indicatie (of uitbreiding KDO)

Voorbeelden van klantengroepen die aanspraak kunnen maken op een ELV-indicatie (/KDO) zijn:

  • mensen met erger wordende gezondheidsproblemen, bijvoorbeeld van reeds bekende (chronische) ziekte(n) of een bijkomende problematiek;
  • mensen waarvan de mantelzorger (deels) uitvalt, bijvoorbeeld door een (on)verwachte ziekenhuis opname. De mantelzorger is hierdoor tijdelijk niet in staat de informele zorg te leveren, waardoor zorg thuis niet langer toereikend is en verantwoord kan worden geleverd;
  • mensen die worden ontslagen uit een ziekenhuis of een revalidatietraject achter de rug hebben, maar waarvoor terugkeer naar de thuissituatie nog geen optie is;
  • mensen die behoefte hebben aan crisisopvang ter overbrugging naar een verpleeghuis of ziekenhuis;
  • mensen die een (lichte vorm van) kortdurende behandeling met 24-uurs toezicht nodig hebben (bijvoorbeeld door een onregelde bloedsuiker bij diabetes, of een delier bij een blaasontsteking) waarvoor opname in het ziekenhuis of verpleeghuis niet noodzakelijk is.

Het aantal mensen met een ELV-indicatie (/KDO) neemt de afgelopen jaren fors toe (en zal verder toenemen) door onder andere:

  • de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens;
  • de toename van de levensverwachting, waarbij op hoge leeftijd vaker (kortdurende) gezondheidsproblemen ontstaan;
  • de toename van mensen met (meerdere) chronische aandoeningen;
  • de toename van de groep alleenstaande ouderen (in wankel evenwicht);
  • gezinsverdunning en daardoor minder mantelzorg;
  • de sturing op kostenbeheersing door de overheid (hierdoor nemen de beschikbare financiële middelen en voorzieningen voor zorg en ondersteuning af);
  • de reeds afgebouwde financiering van de verzorgingshuizen;
  • het feit dat mensen langer thuis willen en blijven wonen;
  • herpositioneren ziekenhuizen op behandelfunctie en verkorting opnameduur (juiste zorg op de juiste plaats).

Conclusie

Uit bovenstaande onderbouwing kan worden geconcludeerd dat er behoefte is aan deze nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied.

Zo kan gesteld worden dat er sprake is van een duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking vormt echter geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De voorgenomen planontwikkeling voldoet aan het Nationaal beleid.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in de 'Omgevingsvisie Gelderland'. Deze is vastgesteld op 9 juli 2014. Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 1 januari 2018 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening. De provincie streeft onder andere naar het versterken en behouden van de vitaliteit van kleinere kernen en dorpen. Om dit te bereiken dienen stedelijke functies waar mogelijk te worden gebundeld en geconcentreerd. Daarnaast ondersteunt de provincie bij de aanpak van leegstand in dorpen en kernen.

In de Omgevingsvisie is de Gelderse Ladder opgenomen. De Gelderse Ladder wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. Als juridische basis voor de Gelderse Ladder gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking, genoemd in de vorige paragraaf. De juridische borging van de ladder is geregeld in de Bro en is niet nogmaals opgenomen in de provinciale verordening. Consequenties met betrekking tot de voorliggende ontwikkeling zijn dan ook hetzelfde.

De Omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, etcetera.

Bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de regels uit de Omgevingsverordening Gelderland.

Conclusie

De Omgevingsvisie Gelderland vormt geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling nu de ladder van duurzame verstedelijking ook geen belemmering vormt voor deze planontwikkeling.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de regels uit het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Erfgoednota 'Wi-j doet 't samen' 2017-2020

Cultuur en erfgoed dragen bij aan de economie en de maatschappij. Zij dragen bij aan het toerisme en aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en bewoners. Door de gemeenten Winterswijk, Aalten en Oost Gelre is gezamenlijk de erfgoednota opgesteld. Het beleven van erfgoed is een van de ambities in deze nota om daarmee het (economisch) rendement te vergroten.

Het doel van de nota is:

Het vaststellen van ambities voor de ontwikkeling en instandhouding van het erfgoed, zodat dit:

  • Op een goede wijze kan worden doorgegeven aan de volgende generatie;
  • Een inspiratiebron en motor kan zijn voor nieuwe ontwikkelingen;
  • Een verbinding vormt tussen diverse beleidsterreinen, organisaties en de drie gemeenten;
  • De identiteit onderstreept en versterkt.

3.4.2 Welstandsbeleid Oost Gelre 2017

Met het welstandsbeleid wordt richting gegeven aan gebouwen en het landschap in de gemeente Oost Gelre. Wat is belangrijk om te behouden of te beschermen en op welke plekken kunnen de burgers meer vrijheid van handelen krijgen. Deze keuze vormt de politieke component van het welstandsbeleid. De gemeenteraad heeft aangegeven meer "vrijheid" te willen en meer te willen "inspireren".


Het beleid is gericht op deregulering: voor minder bouwaanvragen een welstandstoets gebaseerd op minder en duidelijkere regels. Op de vraag hoe eventueel welstandstoezicht zou moeten plaatsvinden, wordt hier al een voorlopig antwoord geformuleerd: niet door te omschrijven hoe het gebouw moet worden, maar door aan te geven waarop de beoordeling van het ontwerp gebaseerd moet worden. Het welstandsbeleid biedt concreet gereedschappen (handvatten) voor burgers, ondernemers en gemeente om samen aan de slag te gaan met nieuwe ruimtelijke initiatieven.


Aan het welstandsbeleid is een Inspiratiedocument gekoppeld. Dit document vormt een belangrijke basis voor het welstandsbeleid. In dit document zijn o.a. de kernkwaliteiten voor Oost Gelre beschreven. Deze kernkwaliteiten en kansen voor de kernen bieden aanknopingspunten ter inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

3.4.3 Geluidsbeleid gemeente Oost Gelre

Geluid is een belangrijke bron van hinder en zelfs een mogelijk gevaar voor de volksgezondheid. Naar schatting ondervinden een miljoen mensen in Nederland ernstige hinder van geluid. Belangrijke bronnen zijn wegverkeer en in minder mate railverkeer en industrielawaai. Ook buren zijn belangrijke veroorzakers van geluidhinder. Het is daarom belangrijk om in het gemeentelijke geluidbeleid hinder ten gevolge van geluid te reduceren. Stilte (het ontbreken van hinderlijk geluid) is een belangrijke kernkwaliteit van de Achterhoek. Deze kwaliteit is het waard om beschermd te worden.
Daarnaast is het een belangrijke gemeentelijke taak om ruimte te bieden aan (geluidproducerende) bedrijvigheid en verkeer. Een goede balans daartussen is de uitdaging van dit beleidsstuk.

Gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidbeleid ontwikkeld om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidaspect in bestemmingsplannen, vergunningen e.d. De Rijksoverheid treedt steeds verder terug om geluidzaken meer decentraal te laten regelen. De gemeente Oost Gelre grijpt deze kans om maatwerk te leveren: stilte beschermen waar mogelijk en geluidruimte te bieden waar nodig.

Het gemeentelijk geluidbeleid is gebiedsgericht beleid. Het gemeentelijk beleid is verdeeld in 10 akoestisch relevante gebiedstypen, zoals natuur, agrarisch gebied, woonwijken, centra en industrieterrein. Voor elk gebied is vastgesteld welke akoestische streef-, grens- en plafondwaarden gelden. Bij nieuwe activiteiten dient een geluidbelasting tussen streef en grenswaarden te ontstaan, waarbij streefwaarden de norm zijn. Alleen akoestisch uitzonderlijke situaties geven mogelijkheden geluidbelastingen tussen grens- en plafondwaarden aan te houden. Kortom, hoe verder de geluidbelasting boven de streefwaarden komt des te belangrijker wordt een goede motivatie van deze afwijking. Doel is immers om een gekozen akoestisch leefklimaat te realiseren, indien nodig ten koste van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten. Waar meer geluidruimte is gegeven, zijn dus ook meer activiteiten mogelijk.

3.4.4 Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014 - 2024

Het Rijk en de provincies leggen hun verkeer- en vervoersbeleid vast in een beleidsplan. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop zij hun beleid vastleggen. Het is wel een verplichting om aan te geven hoe het verkeer- en vervoersbeleid in de gemeente wordt vormgegeven. Hiervoor heeft de gemeente Oost Gelre, in navolging van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan 2011-2015 (GVVP), het "Integraal verkeersprogramma Oost Gelre 2014-2024" vastgesteld.

Het uitvoeringsprogramma van het GVVP (hoofdstuk 6) heeft betrekking op de periode 2014-2018 en wordt geactualiseerd. Waar voorheen het GVVP zich vrijwel uitsluitend beperkte tot een aantal maatregelen die slechts betrekking hadden op de verkeersproblematiek, is nu gekozen voor een opzet die de oplossing van verkeers- en vervoersproblemen in een breder kader plaatst.

De hernieuwde insteek voorziet in een integrale benadering van het verkeer in een landschappelijke en ruimtelijke omgeving. Verkeer is vaak een afgeleide van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit deze integrale benadering zijn er ambities, aandachtspunten en beleidsprincipes in beeld gebracht. Dit leidt tot een concreet uitvoeringsprogramma om de komende jaren aan te werken. In het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 6) is ruimte geboden voor het inbrengen van (lokale) aandachtspunten door burgers/belangengroepen. Deze zijn geïnventariseerd en vervolgens opgenomen in het uitvoeringsprogramma.

3.4.5 Inspiratiedocument Ruimte Oost Gelre

De gemeente Oost Gelre heeft een Inspiratiedocument Ruimte Oost Gelre opgesteld voor de kernen en het buitengebied. Dit inspiratiedocument biedt een visie voor de toekomst van Oost Gelre door middel van het weergeven van de kwaliteiten. Het vormt een leidraad voor ruimtelijke ontwikkelingen.

3.4.6 Woonvisie Oost Gelre

De gemeenten in de Achterhoek hebben gezamenlijk een visie voor het woonbeleid vastgesteld. Een demografische ontwikkeling in deze regio is dat het aantal inwoners in de komende periode langzaam maar zeker afneemt. In de Regionale Woonvisie wordt ingespeeld op die bevolkingsdaling en afname van het aantal huishoudens. Concreet betekent dit voor iedere gemeente in de Achterhoek dat de aangegeven bouwvolumes in de gemeentelijke woonvisies naar beneden bijgesteld moeten worden.

De gemeente Oost Gelre heeft een eigen woonvisie vastgesteld voor de periode 2016 - 2025 waarin de regionale woonvisie in is verweven. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 20 september 2016.

De woonvisie Oost Gelre is een kernachtige en toegankelijke visie. De visie is vormgegeven op basis van een drietal thema's: kwantiteit & kwaliteit, beschikbaarheid & betaalbaarheid en wonen met zorg en welzijn. Bij ieder thema is aangegeven wat wordt gezien als ontwikkelingen, wat er bereikt moet worden en wat hiervoor moet worden gedaan. Voorafgaand hierop is ingegaan op de kwaliteiten van Oost Gelre, specifiek de verschillende kernen, en de maatschappelijke ontwikkelingen die het woonbeleid beïnvloeden. In een uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten uit de woonvisie voortvloeien en wanneer en door wie deze worden uitgevoerd. De ruimtelijke uitvoeringmaatregelen zoals het stoplichtmodel, vijfsporenstrategie, sturingstabel en de richtlijnen voor nieuwe principe verzoeken zijn als bijlage bij het uitvoeringsprogramma gevoegd.

Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Bij de planontwikkeling is gebruik gemaakt van de beleidsnota's zoals genoemd in 3.4.1 (Erfgoednota), 3.4.2 (Welstandsbeleid) en 3.4.5. (Inspiratiedocument Ruimte) en is rekening gehouden met de vastgestelde woonvisie zoals genoemd in 3.4.6.

Voornoemde gemeentelijke beleidsnotities voor geluid en verkeer, zoals genoemd in 3.4.3. (Geluidsbeleid) en 3.4.4. (Integraal Verkeersprogramma), zijn uitgewerkt in de in hoofdstuk 4 genoemde Uitvoeringsaspecten.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Archeologie En Cultuurhistorie

Wettelijk kader

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.


De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.1.1 Archeologie

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.

Situatie plangebied

De archeologische beleidsadvieskaart is opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde' waarin het plangebied Rapenburgsestraat 33 is gelegen. In dit bestemmingsplan is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1' opgenomen waarmee wordt beoogd het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem. Om dit te bepalen is een verkennend archeologisch booronderzoek uitgevoerd.

Verkennend archeologisch onderzoek

Door Econsultancy is een archeologisch bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek in het plangebied uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in een archeologisch onderzoeksrapport met nummer 7450.004, d.d. 11 december 2018. Het rapport is als bijlage bijgevoegd.

Dit archeologisch onderzoeksrapport is beoordeeld door de regionaal archeoloog. Hij geeft aan akkoord te zijn met het gestelde in het archeologisch rapport.

4.1.2 Cultuurhistorie


Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke ingrepen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.


Tot de overige cultuurhistorische waarden worden gerekend:

  • de historisch-geografische waarden (cultuurlandschap, structuren/lijnen en bijzondere punten);
  • de historisch-stedenbouwkundige waarden (stedenbouwkundige opbouw en identiteit);
  • de architectuurhistorische waarden (waardevolle kenmerken van gebouwen).


Het aspect cultuurhistorie is behandeld in paragraaf 2.1 Plangebied. Het voorliggend bestemmingsplan tast de cultuurhistorische waarden niet aan. Ook zijn binnen het plangebied geen monumenten aanwezig.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.2 Bodem

Wettelijk kader

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de volgende gemeenten: Aalten, Bronckhorst, Berkelland, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vormt de basis van duurzaam bodembeheer binnen de regio Achterhoek.

Situatie plangebied

In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.

Historisch bodemonderzoek

Door Econsultancy is in het plangebied een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwoord in een onderzoeksrapport met nummer 7450.01, d.d. 20 december 2018. Vanuit het historisch onderzoek worden handvaten gegeven voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. Het onderzoeksrapport van het historisch bodemonderzoek is als bijlage bijgevoegd.

In het rapport wordt geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie voor een "verdachte locatie met diffuse bodembelasting en een heterogene verontreiniging op schaal van monsterneming, niet lijnvormig'. Het doel van het verkennend bodemonderzoek in deze situatie is het bepalen van de aard van de heterogeen verdeelde verontreinigende stof op schaal van monsterneming. Tevens wordt vastgesteld of de vermoede verontreinigende stof de achtergrondwaarde of het geldend achtergrondgehalte overschrijdt.

Verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem en puin

Door Econsultancy is in het plangebied een verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem en puin uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwoord in een onderzoeksrapport met nummer 7450.006, d.d. 4 februari 2019. Dit verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem en puin is ter beoordeling toegezonden aan de Omgevingsdienst Achterhoek. Zij geven aan dat in het kader van de bestemmingsplanprocedure voldoende inzicht is verkregen in de bodemkwaliteit en wordt het uitvoeren van nader bodemonderzoek niet nodig geacht. Geadviseerd wordt om aan de bestemmingsplanprocedure c.q. omgevingsvergunning bouw, de volgende maatregelen en beperkingen te verbinden:

  • Op de locatie geen grondwater te onttrekken voor eigen gebruik;
  • Op de locatie geen groenten te telen voor consumptie (geen moestuin);
  • Ter plaatse van deellocatie A (rotonde noordelijk terreindeel) een duurzame verharding in stand te houden.

Bij verdere uitwerking van het plan en bij toetsing van een omgevingsvergunning Wabo onderdeel bouwen wordt hiermee rekening gehouden.

Het beoordelingsrapport van de Omgevingsdienst Achterhoek is als bijlage bijgevoegd.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Water

Wettelijk kader

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.

De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:

  • een goede kwaliteit van het water (grond- en oppervlaktewater);
  • water meer ruimte geven;
  • versterken van de ecologische waarden;
  • creëren van een vitaal watersysteem.

Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:

  • De waterketen moet worden geoptimaliseerd (meer afkoppelen en infiltreren). In het GRP wordt hiertoe een aanzet gegeven;
  • Kwaliteit oppervlaktewater en waterbodem: Saneren overstorten en afkoppeling en ontlasting van het riool;
  • Wateroverlast in stedelijk gebied: reguleren van de piekafvoeren door middel van het vasthouden van het water bovenstrooms, actief stuwbeheer, extra retentie en herverdeling van het water.

Situatie plangebied

Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.

Watertoetstabel

Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit#
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee


Nee
2


2
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?
Nee

Nee
Nee
2

1
1
Wateroverlast (oppervlaktewater)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? ***
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Ja

Nee
2

1

1

1
Oppervlakte- waterkwaliteit 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
Nee
1
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?
Nee

Nee
Nee

Nee
1

1
1

1
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee 1
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee

Nee
1

2
Volksgezondheid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
1

1
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee
Nee
Nee

Nee
2
2
1

1
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee 2
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee 1

# de intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op bovenstaande vragen. Als er op een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

De in bovengenoemd tabel met 'ja' beantwoorde vraag is hieronder nader toegelicht.

Wateroverlast (oppervlaktewater)

Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Als dit hemelwater niet vertraagd wordt afgevoerd wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar naar benedenstroomse gebieden afgewenteld. Ook is er geen aanvulling van het grondwater. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ontwikkelingen minimaal hydrologisch neutraal zijn of een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe. Daarnaast is het mogelijk om ook bestaand verhard oppervlak af te koppelen van het rioolstelsel zodat de kans op wateroverlast door toekomstige regenbuien wordt verminderd. Het gaat hierbij om het bestaande bebouwingsoppervlak met omliggende verharding, in totaal een oppervlakte van ruim 5.080 m2. De totale hoeveelheid verharding zal in de nieuwe situatie toenemen. De totale verharding in de nieuwe situatie is afhankelijk van het inrichtingsplan die nog wordt opgesteld. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld. Het hemelwater kan ter plaatse in het achtergelegen park worden geinfiltreerd.

Waterschap

De watertoetstabel, zoals hierboven is ingevuld, is voor vooroverleg toegezonden aan het Waterschap Rijn en IJssel. Bij mail van 3 december 2018 heeft het waterschap aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben op de watertoets. De watertoets is goed toegepast en uitgewerkt.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Geluid

Wettelijk kader

In het kader van de Wet geluidhinder is bij de wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidsgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Naast het wettelijk kader van de Wet geluidhinder moet ook een afweging gemaakt worden of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidsbeleid ontwikkeld om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidsaspect in bestemmingsplannen, vergunningen en dergelijke.
Bij nieuwe activiteiten dient de geluidsbelasting te voldoen aan de streefwaarden. Een goed akoestisch leefklimaat kan soms ten koste gaan van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten.

Verkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. Voor wegen binnen de bebouwde kom geldt een zone van 200 m. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie met een geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:

  • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

Het plangebied is gelegen in de hoek van twee binnenstedelijke wegen namelijk de Varsseveldseweg en de Rapenburgsestraat. Daarnaast ligt het plangebied nog in de invloedszone van de Raadhuisstraat. Voor deze wegen geldt een maximum sneldheid van 30 km per uur. Deze wegen hebben geen zone en onderzoek naar de optredende geluidsbelasting is dan ook geen verplichting.

Nieuwe situaties binnen de zones van deze wegen moeten in beginsel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Daarboven kan in een beperkt aantal gevallen onder voorwaarden een ontheffing worden verleend.

Voor nieuwe ontwikkelingen waarvoor het bestemmingsplan gewijzigd wordt, moet rekening gehouden worden met de Wet geluidhinder (Wgh) en aanvullend daarop de beleidsregel Hogere geluidgrenswaarden. Nieuwbouw binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan moet voldoen aan het Bouwbesluit, zodat ook via deze weg rekening wordt gehouden met geluid.

Industrie- en railverkeerslawaai
Het plangebied met de beoogde ontwikkeling is niet gelegen in de directe nabijheid van industrie en/of railverkeer zodat beide niet van toepassing zijn op het plangebied.

Situatie plangebied

Zoals hierboven al is aangegeven is het plangebied gelegen in de hoek van twee binnenstedelijke wegen namelijk de Varsseveldseweg en de Rapenburgsestraat. Daarnaast ligt het plangebied nog in de invloedszone van de Raadhuisstraat. Voor deze wegen geldt een maximum snelheid van 30 km per uur. Deze wegen hebben geen zone en onderzoek naar de optredende geluidsbelasting is geen verplichting.

Wel dient een goed woon- en leefklimaat te worden gegarandeerd in de nieuw op te richten appartementen. Deze garantie kan worden gegeven indien de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van het nieuwe complex niet wordt overschreden.

Om dit te bepalen is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd inzake het wegverkeerslawaai door het onderzoeksbureau Cauberg Huygen. De resultaten hiervan zijn verwoord in een rapport met referentie 04521-44429-03, d.d. 1 februari 2019 welke als bijlage is bijgevoegd.

In dit rapport wordt geconcludeerd dat de hoogste geluidbelasting 56 dB bedraagt welke hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Om deze reden is er voor bovengenoemde wegen de cumulatieve geluidbelasting berekend uitgaande van het 'worst-case' scenario nu nog niet definitief bekend is hoe de loop van de Rapenburgsestraat zal zijn. Deze bedraagt ten hoogste 62 dB. Conform Bouwbesluit 2012 moeten de hoogst geluidbelaste gevels een karakteristieke geluidwering hebben van ten minste 29 dB. Bij de te verlenen omgevingsvergunning onderdeel bouwen zal moeten worden aangetoond dat de gevels van het te bouwen woonzorgcomplex voorzien in voldoende geluidwering.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Bij een nog te verlenen omgevingsvergunning onderdeel bouwen moet extra aandacht worden besteed aan de geluidwering van het te bouwen bouwwerk.

4.5 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Rg/m³, NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Situatie plangebied

Door de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA) is een vooradvies ten aanzien van de luchtkwaliteit gegeven. Uit dit advies wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Er is wel sprake van een gevoelige bestemming, maar de locatie ligt op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is bovendien geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.

Het vooradvies luchtkwaliteit heeft als zaaknummer 2018EA1243, d.d. 20 december 2018 en is als bijlage bijgevoegd.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Natuurwaardenonderzoek

Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wnb. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening waarin het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is opgenomen.

Het Natuurnetwerk Nederland (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.

De provincie Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO). Dit vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland. De GNN en GO kent formeel geen externe werking.

Soortenbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4)
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Situatie plangebied

Door Ecogroen is een Natuurtoets uitgevoerd waarbij de resultaten zijn verwoord in een onderzoeksrapport met projectcode 17-433, d.d. 6 september 2018. Dit rapport is als bijlage bijgevoegd.

In het rapport wordt hetvolgende geconcludeerd ten aanzien van:

Gebiedsbescherming

  • het projectgebied ligt buiten de begrenzing van Natura 2000-gebied. Het voornemen heeft - gezien de aard van de beoogde ontwikkelingen en de afstand tot Natura2000-gebied - geen negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000-gebied tot gevolg. Vervolgstappen ten aanzien van Natura 2000 zijn daarom niet aan de orde.
  • Het projectgebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland. Gezien de afstand tot het meest nabijgelegen onderdeel van NNN en de aard van de beoogde werkzaamheden zijn negatieve effecten op NNN uitgesloten. Vervolgstappen ten aanzien van NNN zijn niet aan de orde.

Soortenbescherming

  • Uit aanvullend onderzoek blijkt dat er geen jaarrond beschermde verblijf- of nestplaatsen van vleermuizen en vogels in het plangebied aanwezig zijn. Door de beoogde ontwikkelingen gaan geen beschermde verblijf- of nestplaatsen verloren. Negatief effect is niet aan de orde.
  • Het voornemen heeft geen negatief effect op overige beschermde flora, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden.

In het rapport wordt hetvolgende geadviseerd:

Werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na eind juli of het onderzoeksgebied te controleren op broedende vogels en nesten binnen de invloedssfeer van het project. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of nesten of eieren van broedvogels worden beschadigd of vernield, ongeacht de datum.

Conclusie

Het aspect Natuurwaarden vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Groen

Voor het openbaar gebied, met name aan de achterzijde van de Antoniushove, wordt in samenwerking met de gemeente een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld. Hierbij zal het groen met wandelpaden de boventoon gaan voeren.

In het plangebied zijn een aantal bomen aanwezig. Om te bepalen wat de invloed is van de voorgenomen bouw- en civiele werkzaamheden op deze bomen is door Pius Floris Boomverzorging een Boom Effect Analyse (BEA) uitgevoerd. De BEA is verwoord in een rapport met projectnummer PFBV.18.BP.148, d.d. 3 december 2018 en is als bijlage bijgevoegd.

Er is onderzocht of de aanwezige bomen, in de huidige verschijningsvorm en op de huidige standplaats, in relatie met de voorgenomen werkzaamheden, duurzaam behouden kunnen worden.

Op de hierna getoonde luchtfoto zijn de huidige bomen rondom de Antoniushove genummerd aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPLIC106-VG01_0011.png"

Per boom is in het rapport aangegeven wat de conditie van de boom is, de levensverwachting en wat de gevaren en de mogelijkheden voor deze bomen zijn bij de nieuwbouw. De bomen zijn hierbij onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • handhaven bomen zonder maatregelen: geldt voor de bomen 8, 9, 12 en 14;
  • handhaven bomen met voorschriften: geldt voor de bomen 5, 6, 7, 13, 22, 23 en 24;
  • handhaven bomen onder voorwaarden: geldt voor de bomen 1, 2, 3 en 4;
  • handhaven bomen bij herinrichting: geldt voor de bomen 15, 16, 17, 18, 19, 20 en 21. Hierbij wordt aanbevolen om boom 16, vanwege de beperkte toekomstverwachting, te verwijderen.
  • verwijderen bomen: geldt voor de bomen 10 en 11 waarbij boom 10 nog in een goede conditie verkeert, maar boom 11 in een slechte conditie.

Conclusie

Vanwege de nieuwbouw worden de bomen 10 en 11 verwijderd. Daarnaast wordt geadviseerd om boom 16 ook te verwijderen. Voor de overige bomen zijn voorschriften, voorwaarden of maatregelen aangegeven die bij de sloop van het huidige gebouw en bij de nieuwbouw dienen te worden gehanteerd om de bomen duurzaam te behouden.

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

Kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan wij het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is (dit is niet altijd de werkelijke gevel, maar de plek waar de gevel van de woning volgens het bestemmingsplan inclusief vergunningvrij bouwen mogelijk is). De in deze uitgave voor bedrijven opgenomen richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. De richtafstanden zijn voor drukkere gebieden (gemengd gebied) naar beneden bij te stellen. Aanvullend milieuonderzoek kan uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Verder hebben wettelijke afstanden voorrang op de richtafstanden.

Situatie plangebied

In de Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' is voor 'verpleeghuizen' een richtafstand van 30 m opgenomen. Deze 30 m is gerelateerd aan 'geluid'.

In een 'verpleeghuis' worden patienten verpleegd en zijn vaak specialisten, verpleegkundigen, psychologen, fysiotherapeuten e.d. voor patiëntenzorg aanwezig waardoor de aantrekkingskracht van buiten groot zal zijn. Dit wil zeggen dat er veel toestroom van mensen van en naar een verpleeghuis zal zijn. Vandaar de afstand van 30 m ten aanzien van het geluid.

De huidige Antoniushove ligt op ongeveer 32 m van aan de Rapenburgsestraat gelegen winkels en dienstverlenende instanties. De nieuwe Antoniushove wordt enigszins verschoven richting deze aanwezige winkels en dienstverlenende instanties. Het gebied rondom het plangebied Antoniushove is te beschouwen als gemengd gebied. In dit gebied is al veel geluid aanwezig van verkeer en de aanwezige winkels en dienstverlenende instanties. De activiteiten bij de Antoniushove gaan op in het al aanwezige geluid. De richtstafstand van 30 m kan dan ook naar beneden worden bijgesteld tot 10 m.

Omgekeerd zal de nieuwe Antoniushove geen belemmerende factor zijn voor toekomstige ontwikkelingen van in de buurt gelegen bedrijven.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Verkeer En Parkeren

Verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via twee binnenstedelijke wegen namelijk de Varsseveldseweg en de Rapenburgsestraat. Voor deze wegen geldt een maximum snelheid van 30 km/uur.

De Antoniushove is gelegen in gemengd gebied waarin winkels, woningen boven de winkels, dienstverlening en religie zijn gelegen. Daarnaast zijn, met name in de Rapenburgsestraat, parkeerplaatsen gelegen bestemd voor het winkelend publiek en het publiek voor de dienstverlenende instanties cq. religie. In dit gebied vinden veel verkeersbewegingen plaats. De geplande uitbreiding van 86 naar circa 104 wooneenheden in het Antoniushove zal een zeer geringe toename van het verkeer in beide straten met zich meebrengen. Wat de consequenties van deze toename zal zijn is onderzocht door BVA verkeersadviezen. De resultaten zijn verwoord in een rapport met nummer 18106, d.d. 28 januari 2019 welke als bijlage is bijgevoegd.

In het rapport wordt geconcludeerd dat door de toename van het aantal wooneenheden rekening moet worden gehouden met 50 extra verkeersbewegingen per etmaal op een gemiddelde werkdag. Het gaat derhalve niet om een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen. Omdat deze verkeersbewegingen zich in de directe omgeving van Antoniushove verdelen over diverse wegen is de toename per weg nagenoeg verwaarloosbaar. Geconcludeerd kan worden dat er, als gevolg van de vergroting van de zorgfaciliteit, geen gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de bestaande wegen rondom het plangebied te verwachten zijn.

Parkeren

Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre

De nota ‘Parkeernormen gemeente Oost Gelre’ is een nadere uitwerking van het parkeerbeleid zoals dat is opgenomen in het integraal verkeersprogramma.

In deze nota is een eenduidig toepassingskader vastgelegd van de parkeernormen. Tevens zijn in deze nota de toe te passen parkeernormen van de gemeente Oost Gelre vastgelegd.

Het hanteren van parkeernormen is van belang om de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in evenwicht te houden. Bij bouwplannen (nieuwbouw, verbouw, herontwikkeling etc.) kan extra parkeerbehoefte ontstaan. De hoeveelheid en de kwaliteit van de extra te realiseren parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet de initiatiefnemer in principe op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte voorzien. Uitruil van gronden kan hierbij een mogelijkheid zijn. Hierdoor wordt een verhoging van de parkeerdruk in de openbare ruimte voorkomen.

De basis voor deze Nota Parkeernormen is het ASVV 2012 (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) en publicatie 317 'Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering' van CROW - het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.

Op basis van het autobezit in Oost Gelre is ervoor gekozen om de gemiddelde CROW-parkeerkencijfers als uitgangspunt te hanteren. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt de gemiddelde norm gehanteerd voor het aantal aan te leggen parkeerplaatsen. De normen zijn opgenomen in de nota. De parkeernormen zijn opgenomen per functie, onderverdeeld naar de stedelijke zones: centrum Groenlo en Lichtenvoorde, schil rond centrum Groenlo en Lichtenvoorde, rest bebouwde kom (overige gebieden binnen de bebouwde kom van Groenlo en Lichtenvoorde evenals de kernen Zieuwent, Mariënvelde, Harreveld, Vragender en Lievelde) en buitengebied.

In de Nota Parkeernormen is opgenomen dat bij wijziging van een functie/gebouw bij de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen als uitgangspunt wordt gehanteerd dat in het verschil in parkeerplaatsen tussen de huidige en nieuwe ontwikkeling moet worden voorzien.

In de nota zijn ook richtlijnen gegeven voor bijvoorbeeld maatvoering van de parkeerplaatsen en de locatie van de parkeerplaatsen. Verder is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen.

Parkeernorm t.b.v. nieuwbouw Antoniushove

De locatie ligt aan de Rapenburgsestraat. Qua parkeernorm wordt deze locatie gecategoriseerd in het gebied 'schil rond het centrum'. Er zijn specifieke parkeernormen vastgesteld voor de functie van een verpleeghuis. Het betreft hier een parkeernorm van 0,6 parkeerplaatsen per wooneenheid (waarvan 60% voor bezoekers).

Situatie plangebied

Verkeer

De uitbreiding van de Antoniushove zal een geringe toename in de verkeersbewegingen met zich meebrengen. Om dit inzichtelijk te maken is hier onderzoek naar gedaan door BVA Verkeersadviezen. De verkeersstroom rondom de Antoniushove is groot en de geringe toename van de verkeersbewegingen voor de Antoniushove zal hierin opgaan. De geringe toename zal geen negatieve invloed hebben op de doorstroming van het verkeer. Er hoeven geen aanvullende maatregelen te worden getroffen.

Het onderzoeksrapport van BVA Verkeersadviezen met projectnr. 18106 d.d. 28 januari 2018 is als bijlage bijgevoegd.

Parkeren

Zoals hierboven al is aangegeven wordt een normering gehanteerd van 0,6 parkeerplaatsen per wooneenheid. Dit betekent dat voor de te realiseren 104 wooneenheden in 62,4 (62) parkeerplaatsen moet worden voorzien. Op basis verdeling hiervan zijn 25 parkeerplaatsen voor werknemers bestemd en 37 parkeerplaatsen voor bezoekers.

Er is sprake van sloop en nieuwbouw. Qua verkeersfunctie is er echter alleen sprake van uitbreiding. Feitelijk is sprake van een uitbreiding van 18 wooneenheden.

Functie Omvang Parkeernorm Parkeerbehoefte
(aantal pp.)
Aantal pp. Eenheid Bezoekers Werknemers Totaal
Huidige situatie 86 woningen 0,6 Woning 31 20 51,6
Nieuwe situatie 104 woningen 0,6 Woning 37 25 62,4
Balans +18 woningen +6 +5 +11

Op basis van de parkeernormensystematiek moet daarbij worden voorzien in een extra parkeerbehoefte van 11 parkeerplaatsen.

In de huidige stiuatie is een onderzoek (door Careaz) uitgevoerd naar de parkeerdruk in de directe omgeving van de Antoniushove. Hieruit blijkt dat de huidige parkeervraag lager ligt dan de vigerende parkeernorm. De huidige parkeervraag op een gemiddelde werkdag lig op ca. 35 parkeerplaatsen.

De huidige parkeersituatie is echter niet optimaal. De parkeervoorzieningen voor de Antoniushove zijn met aparte borden aangegeven. Dit schept regelmatig verwarrende situaties. Het is daarom de wens om een meer duidelijkere parkeersituatie te creëren. Hierbij wordt beoogd om het parkeren voor werknemers aan de achterzijde van het complex te laten plaatsvinden op een soort semi-afgesloten parkeerterrein. Het parkeren voor bezoekers kan plaatsvinden op het her in te richten gedeelte aan de zijde van de Rapenburgsestraat. Het parkeren voor bezoekers kan worden 'vermengd' met het overige parkeren in de schil van het centrumgebied door het instellen van een parkeerschijfzone. De Rapenburgsestraat wordt heringericht en er worden extra parkeerplaatsen aangelegd.

Gezien de uitbreiding van het aantal wooneenheden en de herinrichting, heeft ook Careaz de wens om voor de nieuwe parkeersituatie zoveel mogelijk te voldoen aan de parkeernormen voor de gehele ontwikkeling als totaal. In totaal zullen dan ook 60 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

De meeste bewoners van de Antoniushove hebben geen eigen vervoermiddel. Zij zijn aangewezen op vervoer van derden waaronder taxi's. Hiervoor worden in de nabijheid van de hoofdingang enkele parkeerplaatsen aangelegd. Deze parkeerplaatsen worden ook gebruikt voor de medische diensten.

Binnen het plangebied is dan ook voldoende parkeergelegenheid aanwezig voor bewoners, bezoekers, en personeel van de Antoniushove.

Conclusie

Het verkeer en het parkeren vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Aanvulling gemeentelijke Parkeernota

In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen, waarin wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota of een rechtsopvolger daarvan. Expliciet is aangegeven dat ook een rechtsopvolger het kader kan vormen. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.

In de parkeernota is ook aangesloten op de bepalingen die waren opgenomen in de bouwverordening, maar door de recente wetswijziging zijn vervallen. Voor specifieke gevallen is een afwijkingsbevoegdheid (onder voorwaarden) opgenomen. Door het laten doorwerken van deze parkeerbepaling in alle geldende plannen is het wegvallen van de parkeerregels door de wetswijziging, hersteld.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

5.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan 'NL.IMRO.1586.BPLIC106' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPLIC106 met bijbehorende regels.

5.3 Plansystematiek

5.3.1 Indeling

Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.

Regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen.

Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijking van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijking van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden;
  • wijzigingsregels.


Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.


Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het is mogelijk dat bestaande, legale gebouwen afwijken. Onder bestaand wordt verstaan de ‘bestaande situatie’ zoals deze is vastgelegd op basis van de veldinventarisatiegegevens, alsmede de gemeentelijke bouw- en milieudossiers, de luchtfoto’s, de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG), zoals deze bij de gemeente bekend waren ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde herziening Antoniushove Lichtenvoorde'.


Specifieke gebruiksregels
In sommige bestemmingen is het noodzakelijk om het gebruik zoals toegelaten in de bestemmingsomschrijvingen nader te specificeren. Ter nadere toelichting is in sommige bestemmingen aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval vallen onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo.


Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken. Er is bijvoorbeeld een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om af te kunnen wijken van de opgenomen maatvoeringen, met een maximum van 10%.

Wijzigingsregels

In de wijzigingsregels is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de aanduiding 'woonzorgcomplex' te wijzigen in de aanduiding '(zorg)woning', Daarbij is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'.


Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en parkeerregelgeving.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.3.2 Bebouwing

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot:

Goot- en bouwhoogte

De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van (hoofd)gebouwen is op de verbeelding opgenomen door middel van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” maar ook de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is opgenomen. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is opgenomen in de regels in de subparagraaf "bijbehorende bouwwerken" en “bouwwerken, geen gebouwen zijnde”.

Situering gebouwen

Teneinde de situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor bouwwerken is met betrekking tot de situering op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt door het gebruik van de aanduiding “bouwvlak”. Het bouwvlak is bestemd voor hoofdgebouwen.

Bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, kunnen soms ook buiten het bouwvlak worden toegestaan. De maatvoering is in de planregels uitgewerkt.

Bebouwingspercentage

In de bestemming 'Maatschappelijk' is geen bebouwingspercentage op de verbeelding opgenomen binnen het bestemmingsvlak. In de regels is aangegeven dat het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100% mag zijn.

5.3.3 Bestemmingsregels

Groen

De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, water e.d. zijn toegestaan. Het onderscheid met de bestemming 'Verkeer' is gelegen in het feit dat groenvoorzieningen een daadwerkelijk structureel groen karakter hebben en behouden. Wel is in de regels van dit plan een flexibiliteitsbepaling opgenomen om, indien er geen andere mogelijkheid voor handen is, parkeerplaatsen in de bestemming 'Groen' onder voorwaarden toe te staan.

Maatschappelijk

De bestemming “Maatschappelijk” is bedoeld voor de voorkomende maatschappelijke voorziening zijnde een 'woonzorgcomplex'.

Voor fietsenstallingen en bergingen (en daarmee gelijk te stellen bouwwerken) is een regeling opgenomen om ook buiten het bouwvlak deze bouwwerken toe te staan. Hierdoor is de flexibiliteit aanwezig om deze bouwwerken ook buiten het bouwvlak te kunnen realiseren.

Verkeer

Deze bestemming is opgesteld voor de openbare verkeersruimte binnen de kern. De doorgaande wegen, de woonstraten, aanliggende trottoirs, parkeerplaatsen, bermen en beplantingen maar ook de nutsvoorzieningen en ondergrondse afvalcontainers zijn in deze bestemming opgenomen. Een algemene bestemming voor zowel de verharding als het aanliggende groen maakt een eventuele herinrichting van het openbare gebied eenvoudig te regelen.

Archeologie

Bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1'
Deze bestemming betreft de te beschermen archeologische waarden. De betrokken gronden zijn op de verbeelding aangegeven. Dit is gebaseerd op het geldende bestemmingsplan 'Dorpskern Lichtenvoorde'.


In het bestemmingsplan komt één categorie voor:

Bestemming Categorie gemeentelijke archeologische beleidskaart en bijbehorend beleid
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1
Onder voorwaarden bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m²


Er zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of van categorie te veranderen.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.


Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen. Tevens is een vervangende bouwregel opgenomen ten behoeve van bestaande bebouwing die afwijkt van de in de regels en op de verbeelding opgenomen maatvoering.


Algemene gebruiksregels
In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het verbod om gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken is geregeld in de Wabo, ex art. 2.1 lid 1 sub c.


Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd tot een maximum van 75 m³. Tevens is overschrijding van de hoogten en oppervlakten tot een maximum percentage van 10% mogelijk. Verder is afwijking mogelijk voor zendmasten en onder voorwaarden verschuiving van bijvoorbeeld bouwgrenzen.


Algemene wijzigingsregels

In de algemene wijzigingsregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in geringe mate af te wijken van de in de bestemmingen aangegeven maatvoeringen og vlakken.

Parkeerregelgeving

In artikel 9.3 'Parkeerregelgeving' is de regeling voor parkeren opgenomen. Op basis hiervan kan als voorwaarde voor vergunningverlening een parkeernorm worden opgelegd. In de regeling wordt verwezen naar de gemeentelijke Parkeernota of een rechtsopvolger daarvan. Als de Nota Parkeernormen gemeente Oost Gelre wordt aangepast, dan vormt de opvolger daarvan het nieuwe toetsingskader.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijkgetrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.

Slotregel

In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan wordt het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de vooroverlegpartners.

Het voorontwerp bestemmingsplan is voorgelegd aan de provincie Gelderland. Bij mail van 11 februari 2019 heeft de provincie aangegeven akkoord te gaan met verwoording van het provinciaal beleid in de toelichting van het bestemmingsplan. Wel wordt gevraagd een ontwerp bestemmingsplan ter beoordeling toe te zenden.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 8 maart 2019 tot en met 18 april 2019. Gedurende deze periode een tweetal zienswijzen zijn ingekomen die zijn verwoord en beantwoord in de 'Nota Inhoud en beantwoording zienswijzen'. Deze Nota als bijlage is bijgevoegd.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Exploitatieplan

Conform artikel 6.12, eerste lid Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen, tenzij conform artikel 6.12, tweede lid, onder a, het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst aangegaan waarin alle kosten conform artikel 6.2.3/6.2.4 Bro zijn opgenomen.


Planschade

Een belanghebbende kan, na een besluit tot vaststellen van een bestemmingsplan, een verzoek indienen om een tegemoetkoming in de schade, indien die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in artikel 6.1 tweede lid Wro genoemde oorzaak (artikel 6.1 Wro). Eventuele planschade wordt verhaald op de initiatiefnemer.


Conclusie

Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op particulier initiatief. De kosten die gepaard gaan met de bijbehorende uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten van de ruimtelijk-juridische procedure zullen door middel van leges worden verrekend met de initiatiefnemer. De initiatiefnemer en de gemeente zijn een anterieure overeenkomst aangegaan waarmee de economische uitvoerbaarheid is vastgelegd. Een exploitatieplan is niet nodig.

Bijlagen

Bijlage 1 Nota Inhoud En Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 2 Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Beoordeling Oda Bodemonderzoek

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 6 Natuurtoets

Bijlage 7 Boom Effect Analyse

Bijlage 8 Luchtkwaliteit

Bijlage 9 Verkeersaantrekkende Werking

Bijlage 10 Onderzoek Wegverkeerslawaai