Woonwijken Lichtenvoorde
Bestemmingsplan - gemeente Oost Gelre
Vastgesteld op 08-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde van de gemeente Oost Gelre;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1586.BPLIC200-VG05 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het uitsluitend door de bewoner(s) van een woning verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, die in een woning en/of bijbehorende bouwwerken worden of wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden bedrijf, wordt niet onder het aan huis verbonden bedrijf verstaan;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) in een woning en/of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Detailhandel, uitgezonderd verkoop via internet en voor zover behorend bij het aan huis verbonden beroep, wordt niet onder het aan huis verbonden beroep verstaan;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtergevel:
de van de openbare weg afgekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.8 aaneengebouwd:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de bouwperceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse bouwperceelsgrens hoeft te worden gebouwd;
1.9 afhankelijke woonruimte:
een deel van een woning, of een woonunit die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.10 archeologisch deskundige:
de (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.11 archeologisch monument
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.12 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.13 archeologische verwachting:
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.14 archeologische waarde:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.15 atelier:
een werkruimte voor een kunstenaar;
1.16 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.18 bebouwingspercentage:
een percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel dan wel bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.19 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.20 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.21 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.22 bestaand:
legaal aanwezig ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.27 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.28 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.33 cultuur en ontspanning:
functies gericht op vrijetijdsbesteding, creatieve uitingsvormen en vermaak waaronder begrepen wordt: ateliers, creativiteitscentra, kinderboerderijen, musea, muziekscholen en theaters;
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.36 galerie:
(culturele) voorziening ten behoeve van het tentoonstellen en het verkopen van kunst;
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met de daarbij behorende bergingen;
1.39 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.40 horeca:
een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 4 'Staat van Horecaactiviteiten', waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.41 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
1.42 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.43 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.44 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, meer dan 8 uur per week en langer dan 6 maanden;
1.45 nettovloeroppervlakte (nvo):
de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten, een en ander conform NEN 2580:2007 (zie bijlage 1 Berekening nettovloeroppervlakte);
1.46 nutsvoorzieningen:
de levering van elektriciteit, gas, water en warmte. De verzorging van telecommunicatie. De afvoer en verwerking van afvalstoffen;
1.47 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel die qua oppervlakte en qua functie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit van een niet-detailhandelsbedrijf of -voorziening;
1.48 ondergeschikte horeca:
het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;
1.49 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, ondersteund door palen of kolommen, eventueel gedeeltelijk omsloten door wanden die niet tot de constructie behoren;
1.50 paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.51 peil:
gemiddelde hoogte van aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.52 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.53 rijbaan
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden;
1.54 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.55 straatmeubilair:
bij de openbare weg behorende bouwwerken;
1.56 twee-aaneen:
bebouwing waarbij twee hoofdgebouwen in één zijdelingse bouwperceelsgrens aaneen zijn gebouwd en aan de andere zijde niet;
1.57 uitbouw:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.58 vloeroppervlakte van een woning:
de som van de oppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten en vlieringen welke gebruikt worden als berging, alsmede inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
1.59 volumineuze detailhandel:
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen, zoals bouwmarkten. Onder volumineuze detailhandel worden, tuincentra en supermarkten niet verstaan;
1.60 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.61 vrijstaand(e) bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet zijn gebouwd in de bouwperceelsgrens, alsmede hoofdgebouwen die aan één zijde zijn gebouwd in de bouwperceelgrens en die door middel van een bijgebouw zijn geschakeld aan een ander hoofdgebouw;
1.62 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.63 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.64 wet/wettelijke regeling:
waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
1.65 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de breedte van een bouwwerk:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingslijn, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor weiden voor het (hobbymatig) houden van vee, erven, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, boomgaarden en houtopstanden, telen van gewassen, extensieve dagrecreatie, wegen en paden en het behoud, herstel en ontwikkelen van natuur- en landschapselementen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten van categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' alsmede bestaande bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2;
- b. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten van categorie 1, 2 en 3.1, zoals opgenomen in de bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3';
- c. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- d. recycling en handel in afval en schroot, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recycling en groothandel in afval en schroot';
- e. verkoop en handel in fietsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fietsenhandel';
- f. verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- g. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- h. bestaande bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte van de gebouwen;
- d. de oriëntering van de gebouwen;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een al dan niet tijdelijke buitenopslag van goederen en materialen indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen van openbaar nut,
inclusief de daarbij behorende:
- b. dienstgebouwen;
- c. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Detailhandel
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen en supermarkten, met dien verstande dat voor detailhandel op de verdiepingen uitsluitend de bestaande omvang is toegestaan;
- b. wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- c. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- d. volumineuze detailhandel op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
- e. bestaande bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte van de gebouwen;
- d. de oriëntering van de gebouwen;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. cultuur en ontspanning;
- c. maatschappelijke voorzieningen;
- d. wonen in aaneengesloten en twee-aaneen woningen;
- e. wonen in gestapelde woningen, uitsluitend met andere functies op de begane grond;
- f. wonen in woongebouwen, bestaande uit meerdere wooneenheden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. water,
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
- b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
- c. de breedte van de gebouwen;
- d. de oriëntering van de gebouwen;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.3 sub a, voor het aanbrengen van een luifel aan het hoofdgebouw onder voorwaarden dat:
- a. de luifel maximaal 0,75 m mag uitsteken, gerekend vanaf de voor- en zijgevel van het hoofdgebouw;
- b. de luifel aan de voorgevel maximaal 1/3 gedeelte van de totale lengte van de luifel tot maximaal 1,25 m uit de voorgevel mag uitsteken;
- c. de luifel steun mag vinden aan maximaal 1 wand van een belendend gebouw;
- d. de bouwhoogte van de luifel mag maximaal 4 m bedragen.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. behoud van landschappelijke waarden;
- c. nutsvoorzieningen, bruggen en straatmeubilair;
- d. voet- en fietspaden;
- e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- f. bijenstal;
- g. dierenverblijf;
- h. (dag)recreatieve mogelijkheden in de openlucht en speelvoorzieningen;
- i. geluidswal en geluidscherm;
- j. een ontsluiting ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting',
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en verhardingen.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecavoorzieningen tot en met categorie 1 en 2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 4 'Staat van Horeca activiteiten';
- b. horecavoorzieningen tot en met categorie 3 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 4 'Staat van Horeca activiteiten', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3', met dien verstande dat horecavoorzieningen in categorie 3 op de verdiepingen tot ten hoogste de bestaande omvang is toegestaan;
- c. bestaande bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte van de gebouwen;
- d. de oriëntering van de gebouwen;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- c. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- d. volumineuze detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus',
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte van de gebouwen;
- d. de oriëntering van de gebouwen;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
- b. gezondheidszorg, met dien verstande dat wonen niet is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
- c. onderwijs, kinderopvang en speelotheek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
- d. verenigingsgebouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
- e. brandweerkazerne, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne';
- f. zorginstelling, met dien verstande dat tevens bijbehorend wonen is toegestaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
- g. sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
- h. dierenartsenpraktijk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartsenpraktijk';
- i. politiebureau, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - politiebureau';
- j. politiebureau, dierenartsenpraktijk, gezondheidszorg, onderwijs, verenigingsgebouw, brandweerkazerne, zorginstelling, sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd',
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen;
- c. de breedte van de gebouwen;
- d. de oriëntering van de gebouwen;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden;
- b. zwembad;
- c. duivensport;
- d. crossbaan;
- e. sportschool en fitnesscentrum,
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de breedte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de oriëntering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de wijze van afdekking van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op eigen terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen voor verkeer en verblijf;
- b. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. ondergrondse afvalcontainers;
- e. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen en straatmeubilair;
- h. standplaatsen;
- i. bruggen,
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, watergangen en waterlopen;
- b. extensieve dagrecreatie;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met inachtneming van de keur van het waterschap .
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Wonen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. aaneengebouwde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
- b. twee-aaneen woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
- c. vrijstaande woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
- d. gestapelde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
- e. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- f. volumineuze detailhandel op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
- g. atelier en expositieruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
- h. dienstverlening op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- i. agrarisch medegebruik, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik' met dien verstande dat op het perceel Kerkhoflaan 11 tevens sociaal-cultureel en recreatieve activiteiten zijn toegestaan;
- j. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten van categorie 1 en 2, zoals opgenomen in de bijlage 2 'Staat van bedrijfsactiviteiten' alsmede bestaande bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 2, alle uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
- k. aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²,
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Wonen - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vrijstaande woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
- b. aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²,
met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, erven en tuinen.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
- a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
- b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Wonen - Garagebox
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor garageboxen.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Woongebied - Uit Te Werken
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in aaneengesloten woningen, twee-aaneen woningen, vrijstaande woningen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen;
- b. gemengde doeleinden;
- c. verkeer en verblijf;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeerplaatsen;
- f. waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen.
19.2 Uitwerkingsregels
19.3 Bouwregels
Het is verboden bouwwerken te bouwen als bedoeld in lid 19.1 zonder een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft verkregen.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.3 indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.
Artikel 20 Leiding - Riool
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van rioolleidingen.
20.2 Bouwregels
Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten behoeve van het leidingbeheer, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
- b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 20.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
- 2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
- 3. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt;
- 4. het aanleggen van landschapselementen;
- 5. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen;
- 6. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
- 7. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
- 8. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
- 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
- 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
- 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen.
- c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 21 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit inventariserend archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti - Dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Bouwen langs wegen en water
- a. De gronden gelegen binnen de volgende afstanden:
- 1. provinciale wegen tot 50 m uit de as van elke rijbaan;
- 2. overige ontsluitingswegen tot 15 m uit de as van elke rijbaan;
zijn tevens bestemd ten behoeve van het verkeersbelang;
- b. Op de in sub a bedoelde gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande artikelen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van bouwwerken, toegestaan binnen de bouwvlakken van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Detailhandel', 'Gemengd', 'Groen', 'Horeca', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', 'Sport', 'Wonen', 'Wonen - 1' en 'Wonen -Garagebox', alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van terreinomheiningen met een maximale bouwhoogte van 2 m; een en ander indien het uitzicht hierdoor niet wordt belemmerd;
Afwijken bij een omgevingsvergunning
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b voor wat betreft het oprichten van:
- 1. bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemming, tot maximaal de helft van de voorgeschreven afstand, in verband waarmee gehoord wordt de wegbeheerder;
- 2. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, brughoofden, verkeersborden en seinpalen ten behoeve van het verkeers- en/of waterschapsbelang met een maximale bouwhoogte van 10 m;
- 3. het plaatsen van reclameborden en informatiepanelen met een maximale bouwhoogte van 10 m;
mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid en het verkeers- en/of waterschapsbelang
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- d. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in sub a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ophogen van gronden;
- 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
- 3. het aanleggen van geluidswallen;
- 4. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur;
- e. Een omgevingsvergunning mag alleen een moet worden geweigerd, indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het water- en/of verkeersbelang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen, in verband waarmee de wegbeheerder wordt gehoord;
- f. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
- 1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
- 2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende danwel aangevraagde vergunning.
23.2 Bouwregels bij overschrijden van de bouwgrenzen
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouwgrenzen is niet van toepassing op:
- a. toegangsbruggen en funderingen, waarbij de grens van de weg niet mag worden overschreden;
- b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden voor ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, bloemenkozijnen, balkons, entreepartijen, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,20 m boven een rijbaan of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijbaan;
- 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de genoemde strook;
- d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden en daarbij de grens van de weg niet wordt overschreden;
- e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- f. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de bouwgrens, waaraan de voorgevel gelegen is, met meer dan 1 m overschrijden en voor zover zij de grens van de weg niet overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan.
23.3 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor het overschrijden van bouwgrenzen met, voor zover niet nader aangegeven, ten hoogste 2,00 m, indien het betreft:
- a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 23.2 sub c;
- b. toegangsbruggen en funderingen, die de grens van de weg overschrijden;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van de weg overschrijden;
- d. gevels en kroonlijsten en overstekende daken, die de naar de weg gekeerde bouwgrens met meer dan 1 m overschrijden, met inachtneming van het bepaalde in het bepaalde in lid 23.2 sub c;
- e. bloemenkozijnen, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van de weggrens voldoen aan het bepaalde in lid 23.2 sub c;
- f. luifels, reclamezuilen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, voor wat de hoogte boven de weg betreft, voldoen aan het bepaalde in lid 23.2 sub c;
- g. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen, die in enige stand de naar de weg gekeerde bouwgrens met ten hoogste 1,50 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van de rijbaan;
- h. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- i. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
- 1. de hoogte van de weg, voorzover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voorzover de werken niet in de weg gelegen zijn.
23.4 Bestaande maten
- a. In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud, van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.
- b. In die gevallen dat bestaande afstanden van legale bouwwerken minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven als minimum maatvoering, gelden deze bestaande afstanden als minimum.
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
24.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik met het bestemmingsplan wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
- a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
- b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- d. stortplaats voor puin, mest- of afvalstoffen;
- e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden.
24.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in lid 24.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
25.1 Veiligheidszone - bevi
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – bevi' zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
26.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van het plan voor:
- a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- b. het overschrijden van de regels inzake goothoogte, bouwhoogte, (verkoop- of bedrijfs) nettovloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 10%;
- d. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de bouwgrenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- e. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.
26.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in lid 26.1 kunnen slechts verleend worden indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
- a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 m;
- c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, een en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% afwijkt.
Artikel 28 Algemene Procedureregels
Bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:
- a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om nadere eisen te stellen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- b. het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kunnen brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
- d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit omtrent het stellen van nadere eisen met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders stellen de indiener(s) van een zienswijze in kennis van hun besluit.
Artikel 29 Bijzondere Bomen
29.1 Bescherming bijzondere bomen
De gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de boomlocaties welke zijn weergegeven in bijlage 5Bijzondere bomen zijn mede bestemd voor het behoud en bescherming van de aanwezige houtopstanden.
29.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden op boomlocaties die zijn opgenomen in bijlage 5 Bijzondere bomen de volgende werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het vellen of rooien van houtopstanden;
- 2. graafwerkzaamheden binnen een straal van 15 m van de in bijlage5 Bijzondere bomen opgenomen boomlocaties;
- 3. bronneringswerkzaamheden binnen een straal van 50 m van de in bijlage 5 Bijzondere bomen opgenomen boomlocaties;
- 4. drainagewerkzaamheden binnen een straal van 50 m van de in bijlage 5 Bijzondere bomen opgenomen boomlocaties;
- b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
- 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
- 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
- 3. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien uit een Boom Effect Analyse blijkt dat door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan houtopstanden welke zijn gelegen op de in bijlage5 Bijzondere bomen opgenomen boomlocaties, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Gezien de wettelijke eisen en de huidige stand van zaken in de gemeente Oost Gelre is het noodzakelijk te starten met de actualisering en digitalisering van alle bestemmingsplannen, waaronder ook het bestemmingsplan voor Woonwijken Lichtenvoorde. De gemeente Oost Gelre herziet de geldende bestemmingsplannen voor het plangebied Woonwijken, inclusief diverse herzieningen en wijzigingen, tot één actueel en digitaal Bestemmingsplan Woonwijken voor Lichtenvoorde. De gemeente dient op grond van de Wro, over een actueel, digitaal (IMRO2008I SVBP2008) en digitaal gepubliceerd (IMRO2008ISTRI2008) bestemmingsplan te beschikken. De geldende bestemmingsplannen zijn voor het merendeel ouder dan tien jaar.
Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Het plan bevat een actuele planologische regeling van de bestaande situatie. Bestaande rechten en plichten uit de geldende regeling worden zoveel mogelijk overgenomen en waar nodig aangepast aan de eisen en wensen van deze tijd.
Dat wil overigens niet zeggen dat het bestemmingsplan uitsluitend de actuele situatie planologisch regelt. Het bestemmingsplan maakt beperkte ontwikkelingen via de gebruikelijke flexibiliteitsbepalingen, zoals afwijkingsregels en wijzigingsregels mogelijk. De bestemmingsplannen die onlangs zijn vastgesteld, worden meegenomen. Overige ontwikkelingen worden, gelet op de gewenste afstemming op en inpassing in het omringende stedenbouwkundig kader en de financiële en juridische complicaties, alleen mogelijk gemaakt via een afzonderlijke planherziening.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het bestemmingsplan Woonwijken omvat de kern Lichtenvoorde, met uitzondering van het centrum en de bedrijventerreinen. De plangrens wordt verder bepaald door het bestemmingsplan Buitengebied. Dit met uitzondering van het bedrijvenperceel aan de Varsseveldseweg: het betreffende bedrijf is nu geheel binnen het voorliggende bestemmingsplan geregeld.
Kaart plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied woonwijken Lichtenvoorde zijn momenteel rond de 120 bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, partiële- en correctieve herzieningen vigerend.
De basis van het vigerend beleid is het bestemmingsplan Lichtenvoorde Kern uit 1978. Hierna zijn er diverse nieuwe bestemmingsplannen gemaakt voor bijvoorbeeld het Hooiland, 't Broek, 't Veld en 't Zand.
Hierna zijn er meerdere opeenvolgende herzieningen gemaakt van deze bestemmingsplannen.
De meest recente bestemmingsplannen die voor woonwijken Lichtenvoorde worden meegenomen zijn het vastgestelde bestemmingsplan Flierbeek 2e fase 2010 en Bestemmingsplan Lichtenvoorde West, herziening Frans ten Boschstraat 6.
Daarnaast is een bedrijfsperceel uit het Bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011 meegenomen.
1.4 Leeswijzer
- Dit rapport bestaat uit de volgende hoofdstukken:
In hoofdstuk 1 worden aanleiding en doel uiteengezet voor het opstellen van het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde; - In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied. In de eerste paragraaf ruimtelijke structuur komen de hoofdopzet, ontstaansgeschiedenis en de hoofdstructuur aan bod. In de paragraaf functionele structuur komen de functionele aspecten aan bod zoals de functie wonen, maatschappelijk en bedrijven;
- De uitvoerbaarheidsaspecten zoals archeologie, bodem en externe veiligheid komen aan bod in hoofdstuk 3;
- Hoofdstuk 4 omvat de juridische toelichting, waarin is aangegeven hoe de regels en de verbeelding zijn opgebouwd;
- Vervolgens komt in hoofdstuk 5 kort de uitvoerbaarheid van het plan aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk worden de huidige situatie vanuit ruimtelijk oogpunt en per functie en de ontwikkelingen uit het vigerende beleid beschreven. Uitgangspunt is een gedetailleerd, conserverend bestemmingsplan. Er wordt flexibiliteit geboden daar waar het kan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen.
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.1.1 Ontwikkelingsgeschiedenis
Het plangebied omvat het dorp Lichtenvoorde met uitzondering van het centrum en de bedrijventerreinen. Om te begrijpen hoe de woonwijken van Lichtenvoorde zijn ontstaan, is het noodzakelijk om in te gaan op de geschiedenis van de kern.
De historische dorpskern van Lichtenvoorde is ontstaan als nederzetting in de vroege middeleeuwen, op het punt waar in oost-westelijke richting de handelsroute het drassige beekdal van de bovenlopen van de Baakse Beek kruist. Deze bovenloop staat bekend als de Hofbeek. Het achtervoegsel 'voorde' in de naam Lichtenvoorde is een oud woord voor 'doorwaadbare plaats'.
Boerderij 't Hof
In 1277 liet de toenmalige heerser over het gebied op een locatie vlak ten noorden van de oude N.H. kerk, de burcht, 'Lichtenvoorde', bouwen. Deze burcht is circa 200 jaar geleden afgebroken. De straatnaam 't Hof, de naast gelegen oude boerderij Het Hof en de Heemtuin en de naam van de beek herinneren daar nog aan.
Momenteel stroomt de Hofbeek door een buis onder het centrum door. De buis kruist de Dijkstraat tussen de panden met de nummers Dijkstraat 20 en 22. De Dijkstraat ligt op de plaats van de oude handelsroute. De naam 'Dijkstraat' duidt erop dat deze weg in het verleden kunstmatig is opgehoogd om het doorwaden van de beek zo makkelijk mogelijk te maken. Vanaf de overgang van de Hofbeek waaieren de oorspronkelijke ontsluitingswegen van het dorp in oostelijke richting uit. Dat uitwaaieren van wegen is goed te zien op de onderstaande topografische kaart uit 1908.
Topografische kaart uit 1908
In de eerste helft van de vorige eeuw begon de uitleg van het dorp in zuidelijke richting en werden straten als Op den Akker, de H. Harmsenstraat en de van Heydensstraat aangelegd en raakten bebouwd met, veelal eenvoudige dubbele woningen of rijtjeswoningen. In de laatste decennia van de vorige eeuw werden rondom de kern ruimere woningen en woningbouwcomplexen gebouwd. De bebouwing van de Tongerlosestraat en de Van der Meer de Walcherenstraat zijn daar voorbeelden van.
Het doorgaande autoverkeer volgde tot het midden van de vorige eeuw routes dwars door het oude dorp. In de 60-er jaren, toen het particuliere autobezit snel ging groeien en het autoverkeer toenam, moest worden gezocht naar alternatieve routes om het centrum te ontlasten. Het dorp breidde met name in zuidelijke richting uit. Daarom lag het voor de hand om de daar ontstane wijken direct met elkaar te verbinden via een halve rondweg tussen de Varsseveldseweg en de Aaltenseweg. Deze route volgde de Dominee van Krevelenstraat, de Gert Reindersstraat, de Bronckhorststraat en de Rode van Heeckerstraat. Deze straten waren echter al snel niet meer berekend op hun functie van alternatieve route voor het doorgaande autoverkeer. De aanleg van de N18 (Twenteroute) en de N313 (Hamelandroute) in het begin van de 70er jaren van de vorige eeuw brachten een aanmerkelijke verlichting van dit probleem.
Vanaf de 70-er jaren breidde het dorp zich vooral in noordelijke richting uit, met de woonwijk 't Hooiland. Dit gold niet alleen voor de woonbebouwing, maar ook voor het industrieterrein De Kamp. Daarbij bleef het laaggelegen broekland vlak ten noorden van de dorpskern lange tijd onbebouwd. Er ontstond door deze groei in noordwaartse richting de behoefte aan een extra ontsluitingsweg van het dorp op de N18. Deze ontsluitingsweg is de huidige Richterslaan die de N18 met de Lievelderweg verbindt. Bij de aanleg van deze laan is de groene zoom aan de noordrand van de historische dorpskern gespaard.
Deze nieuwe ontsluiting maakte het in verkeerstechnisch opzicht ook haalbaar om een groot deel van het dorpscentrum verkeersluw te maken. Het resultaat is dat het historische dorpscentrum voor de toekomst goed ontsloten wordt voor de wandelaar en dat de automobilist zijn auto kan parkeren op een van de grote parkeerterreinen langs de randen van het centrum.
Vanaf de 70er jaren breidde Lichtenvoorde zich niet alleen in noordelijke richting uit. Ook aan de zuidkant van het dorp vond uitbreiding plaats met de woonwijken 't Veld, (zuidoosten van de kern) 't Broek (zuiden van de kern) en 't Zand en Schatberg (zuidwesten van de kern Lichtenvoorde).
De meest recente nieuwbouw van Lichtenvoorde is de uitbreiding in de wijk Flierbeek. Flierbeek is momenteel in ontwikkeling, er worden zowel geschakelde, halfvrijstaande als vrijstaande woningen gerealiseerd.
Ontwikkelingen en beleidsontwikkelingen
Het betreft in hoofdzaak een conserverend bestemmingsplan, toegespitst op de bestaande functies en de bestaande bebouwing. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen meegenomen als er een concreet bestemmingsplan/ruimtelijke onderbouwing/bouwplan beschikbaar is en als de uitvoerbaarheid volledig is aangetoond. Bovendien dient het plan te zijn goedgekeurd door het gemeentebestuur. Voor gewenste ontwikkelingen waarvan nog niet alle gegevens beschikbaar zijn, kan overwogen worden om een flexibiliteitsbepaling op te nemen in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid.
Een aantal bestemmingsplannen dat momenteel binnen het plangebied van woonwijken Lichtenvoorde valt, zullen 1 op 1 meegenomen worden in het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde. Dit betreffen o.a. het bestemmingsplan Frans ten Boschstraat 6, het Bestemmingsplan Flierbeek fase 2 2010 en de omgevingsvergunning kinderdagverblijf aan de Varsseveldseweg.
Rijksbeleid
In de Nota Ruimte staat het simpeler en sneller tot ontwikkeling en uitvoering brengen van ruimtelijke projecten centraal. Het Rijk houdt sterke bemoeienis met projecten en ontwikkelingen betreffende de ruimtelijke hoofdstructuur. Daarbuiten treedt het Rijk meer terughoudend en selectief op. Wel wordt een zekere te handhaven (ruimtelijke) basiskwaliteit omschreven. De verdere invulling ligt vooral bij provincies, regio's en gemeenten.
Er wordt ingezet op bundeling van verstedelijking en nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen worden zoveel mogelijk aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Verder stimuleert het rijk herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. De stedelijke ruimte dient zo optimaal mogelijk te worden benut. Verder dient rekening te worden gehouden met recreatieve waarden, het groen en het water. Regionale afstemming is een noodzaak.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Provinciale Staten hebben in december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Door de verordening stelt de provincie algemene regels aan de inhoud, toelichting en/of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen daarvan of gebiedsgerichte thema's betreffen.
Inmiddels is in juni 2012 een eerste herziening van de Ruimtelijke Verordening Gelderland door Gedputeerde Staten vastgesteld. Dit was nodig omdat de provinciale ruimtelijke verordening alleen nog ontheffingsbepalingen voor onverwachte situaties mogen bevatten. Dit is een gevolg van de spoedwet ruimtelijke ordening (Wro).
Op basis van de provinciale verordening is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008, heeft het 'Streekplan Gelderland 2005' de status van structuurvisie gekregen. Het 'Streekplan Gelderland 2005' kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ('groenblauw raamwerk'), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen 'bestaand bebouwd gebied' en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- bevordering kwalitatief woonbeleid, zodat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
- optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De bestaande situatie in het plangebied vormt het vertrekpunt, waarmee de ruimtelijke structuur wordt vastgelegd.
- Voor zover ontwikkelingen voldoende uitgekristalliseerd zijn en voorzien zijn van de benodigde onderbouwingen (onderzoeken), worden deze meegenomen in dit bestemmingsplan.
- Het vastgestelde bestemmingsplan Frans ten Boschstraat 6 te Lichtenvoorde zal 1 op 1 overgenomen worden in het bestemmingsplan woonwijken Lichtenvoorde.
- Het bestemmingsplan Flierbeek 2e fase 2010 zal 1 op 1 overgenomen worden in het bestemmingsplan woonwijken Lichtenvoorde.
- Het ontwerp omgevingsvergunning kinderdagverblijf aan de Varsseveldseweg te Lichtenvoorde zal overgenomen worden in het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde.
2.1.2 Verkeer en parkeren
De kern van Lichtenvoorde ligt tussen de N18 (Twenteroute) en de N313 (Hamelandroute). Lichtenvoorde wordt aan de zuidwestkant ontsloten door de Varsseveldseweg. Meer aan de noordwestkant van Lichtenvoorde ligt de Zieuwentseweg naar het dorp Zieuwent. Aan de noordzijde van Lichtenvoorde vormen de Richterslaan en de Lievelderweg de belangrijkste ontsluitingswegen. De oostkant van het dorp wordt ontsloten door de Vragenderweg en de Aaltenseweg.
De hoofdwegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur. Parkeren wordt in de openbare ruimte nabij de woningen, of op eigen terrein opgelost.
Ontwikkelingen en beleid
Binnen het plangebied worden binnen afzienbare tijd geen ontwikkelingen voorzien in de wegenstructuur. Wel is er een ontwerptracébesluit genomen voor de N18 (buiten het plangebied). Ook wordt aan de oostzijde van het plangebied, bij het bedrijventerrein de verkeerssituatie bekeken.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Alle wegen in het plangebied, inclusief de hoofdwegen (Varsseveldseweg, Aaltenseweg, Vragenderweg, Lievelderweg, Richterslaan) worden voorzien van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
- Verkeersmaatregelen en eventuele herinrichting kan plaatsvinden binnen de verkeersbestemmingen. Ook uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk, voor zover bekend, is mogelijk binnen die bestemmingen.
- Paden die voor het autoverkeer toegankelijk en eigendom van de gemeente zijn, worden voorzien van de bestemming 'Verkeer -Verblijfsgebied'.
2.1.3 Groen, water en openbare ruimte
De groen- en waterstructuur van Lichtenvoorde worden gekenmerkt door de Flierbeek, Hofbeek en het Wentholtpark. Het Wentholtpark is onlangs opnieuw ingericht, waarbij een 'Cool Nature' speelplek is gerealiseerd. Dit gedeelte van het Wentholtpark is heringericht met participatie van bewoners en schoolgaande kinderen.
Op de navolgende Groenstructuurkaart is het structurele groen aangegeven. Naast de grotere groene aders zoals de Flierbeek, Hofbeek en het Wentholtpark zijn ook de lange groene lijnen te herkennen van o.a. de Varsseveldseweg, Richterslaan, Aaltenseweg en de zone langs de Twenteroute. Ook het groen aan de randen en tussen de enkele woonbuurten is aangemerkt als structureel groen. Daarbij is plaatselijk sprake van agrarisch gebruik. Binnen enkele groene geledingen komen ook watergangen en -partijen voor. Het plan Flierbeek wordt gekenmerkt door relatief veel groen en water. Enkele groene gedeeltes van de Groenstructuurkaart zijn agrarische percelen. In de gemeente Oost Gelre staan bomen die behoudens waardig vanwege omvang en leeftijd. Deze waardevolle bomen staan op de lijst met 'bijzondere' bomen.
Uitsnede overzicht groenstructuur Oost Gelre 2007
Ontwikkelingen en beleid
De Toekomstvisie Oost Gelre voorziet in 2020 een groene gemeente. Binnen de bebouwde kom is er genoeg ruimte voor kinderen om te spelen in het groen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De bestaande (hoofd)watergangen en enkele grote waterpartijen die van belang zijn voor de waterhuishouding krijgen een bestemming 'Water'.
- Structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op de Groenstructuurkaart, maar grotere groenelementen die niet op deze kaart staan, krijgen ook de groenbestemming.
- Het overige groen betreft voornamelijk bermen en kleine groenperken, deze passen zowel binnen de groenbestemming als de verkeersbestemming. Ook de speeltuinvereniginen vallen binnen de bestemming 'Groen'. Verder valt de openbare ruimte binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', uitgezonderd de terreinen met een andere functie, zoals de begraafplaatsen.
- Het groen dat vanuit het geldende bestemmingsplan een agrarische bestemming heeft, krijgt de bestemming 'Agrarisch'.
- In de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', is ruimte voor speelplekken voor kinderen en jongeren. Dit wordt niet apart aangeduid maar opgenomen in de bestemmingsomschrijving, zodat het overal mogelijk is. Dit bevordert de flexibiliteit.
- Fiets- en wandelpaden zijn ook toegelaten binnen de bestemming 'Groen' en groen is ook toegelaten in de verkeersbestemming.
- De 'bijzondere' bomen binnen het plangebied worden beschermd doormiddel van een aanlegvergunningenstelsel.
2.2 Functionele Structuur
2.2.1 Wonen
Huidige situatie
Het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde bestaat voor het overgrote deel uit de woonfunctie. Het betreft voornamelijk grondgebonden woningen met een voor- en achtertuin. De woningen zijn gebouwd in de vorm van rijen woningen, twee-onder-een-kapwoningen of al dan niet geschakelde, vrijstaande woningen. Op enkele plaatsen is gestapelde woningbouw aanwezig in de vorm van appartementen. De kavelgrootten variëren, maar zijn redelijk ruim. Met name langs de linten binnen de kern, is sprake van ruime kavels, zoals aan de Varsseveldseweg en Aaltenseweg.
De woonfunctie omvat op enkele plaatsen bedrijven en beroepen aan huis, conform het gemeentelijke beleid op dit punt. Daarbij gaat het om activiteiten die verenigbaar zijn met de woonfunctie. Om dat te waarborgen, worden er randvoorwaarden aan gekoppeld, ook voor wat betreft de maximale omvang. Op het Rembrandtplein bij de Bronckhorststraat is een duidelijke concentratie aanwezig van gemengde functies zoals wonen met detailhandel en wonen met dienstverlening.
Ontwikkelingen en beleid
Op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening dienen nieuw te realiseren woningen te passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Het KWP wordt periodiek bijgesteld om de afstemming tussen vraag en aanbod op de woningmarkt te actualiseren. Het meest recente programma is het KWP3, dat de periode 2010-2019 betreft.
Onder het KWP liggen nog twee beleidsdocumenten: de Woonvisie Oost Gelre 2007-2014 en de Regionale Woonvisie Achterhoek 2010-2019. De lokale Woonvisie ging uit van een netto behoefte van 640 woningen tussen 2007-2014. De Regionale Woonvisie Achterhoek gaat uit van recente prognoses en voorziet voor de periode 2010-2019 een behoefte van 685 woningen.
De Toekomstvisie Oost Gelre geeft aan dat woningbouw op grotere schaal alleen nog plaatsvindt in de grote kernen. Daar kan worden gebouwd naar behoefte.
De nota Wonen en werken in Lichtenvoorde 2015 (2002) biedt een integraal overzicht ten tijde van de vaststelling van de visie van het ruimtelijke beleid dat de gemeente in de periode tot 2015 wil voeren. In de visie wordt de conclusie getrokken dat een uitbreiding van de kern Lichtenvoorde in zuidoostelijke en zuidwestelijke richting vanuit een planologisch standpunt het meest logisch is. Gesteld wordt dat aan de zuid-westzijde reeds een uitbreiding van de woonbebouwing plaatsvindt waarop kan worden aangesloten. De lob aan de zuidoostzijde is het meest geschikt voor een uitbreiding van de daar reeds aanwezige strook met bedrijfsterreinen langs de Hamalandroute. Het gebied tussen beide lobben dient open en groen te blijven. In dit gebied vindt natuurontwikkeling plaats, waarbij de Flierbeek en het Wentholtpark een belangrijke rol spelen. Het gebied kan worden ontwikkeld als een open landschapspark.
Ook is het van belang om te weten hoe de woningmarkt op regionaal niveau ontwikkeld. Daarom wordt momenteel een regionaal woningmarktonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn op dit moment nog niet beschikbaar.
Tekeningen van het uitbreidingsmodel 'Lobben en knopen'
De aangeduide uitbreiding aan de zuid-westzijde beslaat in totaal circa 30 ha. Het gebied wordt geschikt geacht voor woonmilieus van het type 'dorps buiten-centrum' en 'landelijk wonen". Hierdoor biedt het gebied plaats aan ten hoogste 500 woningen. Grondgebonden woningen hebben de overhand, vooral bestaande uit twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. Het bestemmingsplan Flierbeek 2e fase 2012 en de bijbehorende nieuwbouwplannen liggen in de hiervoor beschreven uitbreiding.
Op basis van de lokale Woonvisie en de Regionale Woonvisie kan geconcludeerd worden dat de demografische ontwikkelingen als bevolkingskrimp en vergrijzing extra aandacht vergen. Het aantal inwoners daalt nu licht. Door de gezinsverdunning is er nog tot 2020 de mogelijkheid om woningen toe te voegen, omdat het aantal huishoudens nog tot 2020 zal groeien.
De kwalitatieve kenmerken van de woningvoorraad en het nieuwbouwprogramma
De gemeente Oost Gelre heeft als ideaal om de woningvoorraad maximaal af te stemmen op de veranderende lokale vraag van woningzoekenden. De kwalitatieve opgave zal met name in de bestaande voorraad gerealiseerd worden. Nieuwbouw wordt alleen gerealiseerd voor kwaliteiten die in de bestaande voorraad niet gerealiseerd kunnen worden. Met kwaliteit wordt meer bedoeld dan alleen de woning. De locatie en woonomgeving zijn essentiële kwaliteitskenmerken waarop een onderscheid te maken is. Centrumplannen voor de grotere kernen dragen bij aan vitale kernen en voegen hiermee kwaliteit toe aan de regio. Deze plannen krijgen prioriteit. Grootschalige uitlegplannen passen niet bij een situatie van krimp. Bestaande plannen worden nog eens kritisch bekeken. Nieuwe plannen worden in principe niet ontwikkeld.
De kwantitatieve omvang van de woningvoorraad
De groei van de bevolking neemt af. Het aantal inwoners zal vanaf 2010 langzaam afnemen, het aantal huishoudens vanaf ongeveer 2020-2025. Er wordt op tijd geanticipeerd op de voorspelde krimp in huishoudens en daarmee op de kwantitatieve woningbehoefte. Ook wordt gebouwd aan kwaliteit om de huidige inwoners vast te houden in de regio en mogelijk vestigers van buiten aan te trekken. Maar er wordt niet meer gebouwd dan voor de voorspelde behoefte. De daadwerkelijke ontwikkeling wordt nauwgezet gevolgd door op diverse signalen te monitoren. De huidige nieuwbouwplannen overschrijden de voorspelde behoefte. De plannen worden daarom naar beneden bijgesteld, waarbij het behoud van kwaliteit voorop staat.
Wonen en zorg
Het aantal oudere inwoners in de Achterhoek gaat fors stijgen en hiermee de vraag naar verschillende vormen van wonen die geschikt zijn voor deze doelgroep. Het beleid dat gevoerd wordt, gaat uit van het maximaal faciliteren van de wens om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen, ook in de kleinere kernen.
Kwaliteit van de bestaande voorraad
Kwaliteit van wonen wordt bepaald door het aanbod, de technische kwaliteit van woningen en door de fysieke en sociale woonomgeving. Aanwezigheid van voorzieningen is belangrijk, ook in de kleinere kernen. Met nieuwbouw kunnen voorzieningen echter niet in stand gehouden worden, wetende dat de drempelwaarden stijgen.
Regeling voor de woonbestemming
De gemeente hanteert als handboek het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo (vastgesteld 30 oktober 2012). Hierin is ook het bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde 2009 vertaald. Hierin is onder meer de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 70 m², met een maximum van 50% van het bouwperceel. De bijbehorende bouwwerken kunnen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gerealiseerd en mogen buiten het bouwvlak 70 m² bedragen. In dit bestemmingsplan Woonwijken wordt hierop aangesloten.
Verder worden op de verbeelding bouwvlakken aangegeven. Er wordt gebruik gemaakt van de bouwstroken indien de afstand tussen zijgevels minder bedraagt dan 6 m. Indien de afstand meer bedraagt wordt een aparte bouwstrook opgenomen. Gekozen wordt voor een standaard diepte van de bouwvlakken: 10 m voor rijenwoningen, 12 m voor twee-aaneen gebouwde woningen en 15 m voor vrijstaande woningen.
Voor het bouwvlak, voor de voorgevel, wordt de bestemming 'Tuin' gehanteerd, conform de systematiek van het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo en 'Dorpskern Lichtenvoorde'.
Zoals uit het overzicht in paragraaf 1.3 blijkt, zijn vele bestemmingsplannen van kracht binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde. De regelingen lopen uiteen. Veelal zijn in het geldende bestemmingsplan een goot- en bouwhoogte aangegeven van twee lagen met kap. Hierbij is dan vaak een goothoogte van 6,5 m gegeven en een bouwhoogte van 10 m. Een enkele keer komt uit het geldende bestemmingsplan een bouwhoogte van een bouwlaag met kap voor, met veelal een goothoogte van 3,5 m en een bouwhoogte van 7 m. Deze hoogten hebben het beeld van de buurt/wijk bepaald en worden dan ook overgenomen.
Vanuit het geldende bestemmingsplan Flierbeek mag een aantal woningen welstandvrij gebouwd worden. Deze woningen hebben een diepere bouwvlak dan de standaard systematiek.
Beroep / bedrijf aan huis
In het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo is opgenomen dat het bedrijf aan huis als medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m2. Bij recht is beroep aan huis mogelijk. In het voorliggende bestemmingsplan wordt hierop aangesloten. Aan de Raadhuisstraat is een atelier gevestigd.
In het geldend bestemmingsplan is voor een groot gedeelte voor de percelen aan de noordkant van de Vragenderweg een gedeeltelijke functie van Ambachtelijke bedrijvigheid aanwezig. Deze zone zal meegenomen worden in het nieuwe bestemmingsplan, waarbij de extra mogelijkheden voor de bestaande ambachtelijke bedrijvigheid in tact blijven. Dit geldt ook voor de bedrijvigheid aan de Zieuwentseweg en de Schatbergstraat.
Mantelzorg
In het kader van de vergrijzing en bezuinigingen in de zorg kan mantelzorg vaker aan de orde zijn. Er wordt een regeling opgenomen waarbij mantelzorg bij afwijking mogelijk wordt gemaakt. Dit is conform het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo. Mantelzorg vindt plaats in het hoofdgebouw, met een maximum van 55 m². Er dient sprake te zijn van een medische indicatie en tijdelijkheid.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De woonbebouwing is opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Op de kaart zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Daarbij is het aangegeven als sprake moet blijven van aaneengebouwde, dan wel halfvrijstaande, vrijstaande woningen en gestapeld door middel van een aanduiding, conform Woonwijken Groenlo en Dorpskern Lichtenvoorde.
- Binnen dit bestemmingsplan wordt enige ruimte geboden voor uitbreidingen aan de achterzijde van de percelen, voor zover dit reeds in het vigerende bestemmingsplan werd geboden. In aansluiting op sommige geldende bestemmingsplannen wordt uitgegaan van 'standaard diepten': 10 m voor rijenwoningen, 12 m voor twee-onder-een-kapwoningen of 15 m voor vrijstaande woningen, tenzij de bestaande situatie aanleiding geeft tot een andere maat. Gezien de ruime bijgebouwenregeling is een grotere uitbreiding niet noodzakelijk.
- Voor de welstandvrije woningen in de wijk Flierbeek wordt de bestemming 'Wonen - 1' opgenomen.
- De maximale goot- en bouwhoogten worden aangegeven op de verbeelding. Voor twee lagen met kap 6,5 m en respectievelijk 10 m. Voor één bouwlaag met kap 3,5 m en respectievelijk 7 m.
- Voor wat betreft de bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen', wordt aangesloten bij het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo, wat betreft maatvoering: het gezamenlijk oppervlak van hoofdgebouw en bij(behorende)gebouwen mag ten hoogste maximaal 50% van het bouwperceel bedragen. Het totaal aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt 70 m².
- Voor de voorgevel wordt gebruik gemaakt van de bestemming 'Tuin'. Ook voor hoeksituaties wordt gebruik gemaakt van de bestemming 'Tuin', een zone van 3 m vanaf de perceelsgrens wordt als 'Tuin' bestemd.
- Indien bijgebouwen voor de voorgevel voorkomen, wordt een zone opgenomen in bestemming Tuin met de aanduiding 'bijgebouwen'.
- Beroepsuitoefening en bedrijf aan huis, voor zover die geen onevenredige belasting voor het woon- en leefklimaat opleveren, wordt in de regels mogelijk gemaakt. Aangesloten wordt bij bestemmingsplan Woonwijken Groenlo en Dorpskern Lichtenvoorde.
- Ten behoeve van mantelzorg is een regeling (bij afwijking) opgenomen.
- Ten behoeve van de bedrijvigheid wordt op het perceel aan de Zieuwentseweg en Schatbergstraat en het achterste gedeelte van een aantal percelen aan de Vragenderweg een functieaanduiding 'bedrijf' opgenomen.
- Voor de percelen met ook een detailhandelsfunctie en dienstverlening worden de functieaanduidingen 'detailhandel' of 'detailhandel volumineus' en 'dienstverlening' opgenomen.
- Voor de bestaande atelier aan de Raadhuisstraat wordt een functieaanduiding 'atelier' opgenomen.
- Voor de nevenfunctie agrarisch binnen de bestemming wonen, wordt de functieaanduiding: 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik' opgenomen. Daarbij worden op het perceel Kerkhoflaan 11 tevens sociaal-cultureel en recreatieve activiteiten mogelijk gemaakt;
- Garageboxen worden apart bestemd onder de bestemming 'Wonen - Garagebox'.
- Voor de nog uit te werken woongebied in Flierbeek wordt een bestemming 'Woongebied - Uit te werken' opgenomen. Binnen deze bestemming mogen maximaal 40 woningen worden gebouwd, die voldoen aan het vastgestelde beeldkwaliteitsplan Flierbeek 2e fase. Deze bestemming wordt overgenomen uit het onlangs vastgestelde bestemmingsplan Flierbeek.
2.2.2 Maatschappelijke voorzieningen
Huidige situatie
In de woongebieden komt een aantal maatschappelijke voorzieningen voor. Het gaat daarbij veelal om basisscholen en de daarbij behorende sportvoorzieningen. Een greep uit de maatschappelijke voorzieningen die in het plangebied voorkomen: een middelbare school gevestigd aan de Rode van Heeckerenstraat en een politiebureau aan de Schatbergstraat. Verder zit aan de Varsseveldseweg een kinderopvang. Een tandartsenpraktijk is gevestigd aan het Eschpark. Aan de Vragenderweg ligt een begraafplaats en er staat een brandweerkazerne. Aan de Zieuwentseweg zit een dierenkliniek, de St. Switbertus is gevestigd aan de Hendrik Leemreizestraat.
Kaart Spreiding maatschappelijke voorzieningen
Ontwikkelingen en beleid
In het bestemmingsplan Dorpskern Lichtenvoorde worden alle maatschappelijke functies specifiek aangeduid. Uitwisselbaarheid van functies kan in sommige gevallen wenselijk zijn. Voorstel is om de bestemming maatschappelijk algemener te beschrijven en categorieën van functies aan te duiden. Binnen een categorie is uitwisseling mogelijk. Het gaat om de categorieën onderwijs, gezondheid, religie en begraafplaats. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen functies wisselen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De maatschappelijke functies worden voorzien van een maatschappelijke bestemming, waarbij categorieën worden aangeduid (zoals onderwijs, religie en gezondheidszorg), waarbinnen uitwisselingen mogelijk zijn. Middels een afwijkingsbevoegdheid kunnen functies wisselen.
- De begraafplaatsen worden eveneens apart aangeduid binnen deze bestemming.
- Voor wat betreft de ruimtelijke mogelijkheden wordt aangesloten bij het geldende bestemmingsplan. Indien in het geldende bestemmingsplan een bouwvlak en/of een bebouwingspercentage opgenomen is, dan is wordt deze 1 op 1 overgenomen. Indien de actuele situatie ter plekke sterk afwijkt, is een meer actuele toegespitste regeling opgenomen.
2.2.3 Detailhandel, horeca, kantoren, gemengd en bedrijven
Huidige situatie
In de woonwijken van Lichtenvoorde komen zowel detailhandel, horeca, kantoren en bedrijven in het gebied voor. Ook zijn er gemengde functies; deze liggen in de wijk Flierbeek. Over het algemeen kan worden gesteld dat de meeste niet-woonfuncties te vinden zijn in de oude linten, in de nabijheid van het centrum, dan wel aan de rand van de woonwijken.
Aan de Vragenderweg en Varsseveldseweg zit een aantal bedrijven. Geheel ten oosten van het plangebied aan de Aaltenseweg is ook een bedrijf gevestigd. Bij de driehoek Lievelderweg en Aaltenseweg is een concentratie van al dan niet volumineuze detailhandel en horeca aanwezig. Aan de Zieuwentseweg ligt een rioolgemaal.
De kantoorfuncties bevinden zich aan de Varsseveldseweg, Eschpark en Mozartstraat.
Kaart Spreiding detailhandel, horeca, kantoren, gemengd en bedrijven
Ontwikkelingen en beleid
De bestaande detailhandels- en horecavestigingen, dienstverlenende bedrijven en de overige bedrijven krijgen een maatbestemming met een bouwvlak, met waar mogelijk en verantwoord, enige ruimte voor aanpassingen en vernieuwingen. Er wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van de bestemming 'Gemengd'. Deze bestemming wordt alleen toegepast, op drie locaties in de wijk Flierbeek, conform het geldende bestemmingsplan voor dat gebied. Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen'.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De bestaande detailhandelsfuncties, verkrijgen de bestemming 'Detailhandel'.
- De bestaande dienstverlenende functies, krijgen de functieaanduiding 'Dienstverlening'.
- De aanwezige horecavestigingen worden specifiek bestemd, vanwege de specifieke eisen die daaraan moeten worden gesteld. Er is een 'Staat van Horeca-activiteiten' van toepassing, waarbij ten hoogste categorie 1 en 2 worden toegelaten. Horecabedrijven van categorie 3 uit de 'Staat van horeca-activiteiten' worden aangeduid.
- De bestaande bedrijven zijn geregeld in de bestemming 'Bedrijf'. Hierbij is maximale bedrijvigheid in de categorieën 1 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' toegelaten, tenzij er op dit moment een hogere categorie aanwezig is. In dat geval wordt dat bedrijf specifiek toegelaten in de regels en op de verbeelding. Het bedrijf aan de Varsseveldseweg met reclycling en groohandel in afval en schroot krijgt een specifieke aanduiding. Het bedrijf met de reparatie en handel in fietsen aan de Varsseveldseweg 35 krijgt een specifieke aanduiding voor de handel in fietsen.
- Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn de bestaande bedrijfswoningen toegelaten.
- Er wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wijziging van de bestemming 'Bedrijf' naar een andere functie. Woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma en dient geen belemmeringen op te leveren qua archeologie, milieu, stedenbouw enz.
- Het rioolgemaal krijgt de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'.
- De bestemming 'Gemengd' wordt alleen toegepast op 3 locaties in de wijk Flierbeek, conform het bestemmingsplan Flierbeek 2e fase 2010.
De bestaande bebouwing is in een bouwvlak vervat, waarbij tevens de maximaal toelaatbare goot- en bouwhoogten zijn weergegeven. Soms is ook een bebouwingspercentage van toepassing, dit is aangegeven op de verbeelding. Dat geldt met name voor de grotere bedrijfspercelen.
2.2.4 Sportvoorzieningen
Huidige situatie
In de woongebieden komt een aantal sportvoorzieningen voor. De meest opvallende en grootste sportvoorziening is het Longa '30 terrein op de hoek van de Raadhuisstraat en Kerkhoflaan. Op dit terrein zijn voetbalvelden aanwezig met bijbehorende sportaccommodaties. Naast het Longa'30 terrein is een Tennis club aanwezig. Aan de Kerkhoflaan is het zwembad 't Meekenesch gevestigd. Meer in het zuiden van het plangebied ligt een crossbaan aan de Bernard ter Haarstraat. In de directe omgeving aan de Oude Aaltenseweg bevinden zich nog een scouting- en een verenigingsgebouw t.b.v. de duivensport.
Op het Hhooiland bevinden zich twee sportvoorzieningen namelijk een sporthal aan de Vincent van Goghstraat en een sportschool aan de Johannes Vermeerstraat. De (tafel)tennisvereniging Litac bevindt zich aan de Varsseveldseweg.
Kaart Spreiding sport voorzieningen
Ontwikkelingen en beleid
De bestaande legale sportvoorzieningen worden positief bestemd.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De sport functies worden voorzien van een bestemming 'Sport'.
- De Crossbaan aan de Bernard ter Haarstraat valt ook binnen de bestemming 'Sport'.
- Voor wat betreft de ruimtelijke mogelijkheden wordt aangesloten bij het geldende bestemmingsplan. Indien in het geldende bestemmingsplan een bouwvlak en/of een bebouwingspercentage opgenomen is, dan wordt deze 1 op 1 overgenomen.
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten
3.1 Archeologie En Cultuurhistorie
De Monumentenwet 1988 bevat de implementatie in de Nederlandse wetgeving van het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, (ook wel het Verdrag van Malta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het Verdrag in 1992 door verscheidene EU-lidstaten is ondertekend). De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
IKAW en AMK
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar, omdat ze grotendeels verborgen liggen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Voor de onbekende waarden heeft Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld. Voor de bekende waarden is de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgesteld.
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied.
Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht, voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten, moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming wordt voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Grote delen van de woonwijken Lichtenvoorde worden aangemerkt als Archeologisch waardevolle verwachtingsgebieden:
- 1. AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, gebieden met een hoge archeologische verwachting). Hier zijn eventuele archeologische resten afgedekt door >50 cm dik plaggendek en daardoor waarschijnlijk goed geconserveerd. Het uitgangspunt is binnen dit gebied:
- a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
- b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
- 2. AWV categorie 8 (gebieden met een middelmatige archeologische verwachting):
- a. streven naar behoud in huidige staat. Bodemingrepen dieper dan bouwvoor of bekende bodemverstoring vermijden;
- b. indien behoud niet mogelijk is, dan bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -Mv en groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek.
Cultuurhistorie
De ontwikkelingsgeschiedenis in Lichtenvoorde en daarbij behorende cultuurhistorische elementen zijn beschreven in de paragraaf ontwikkelingsgeschiedenis.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Binnen Woonwijken gelden twee archeologische regimes, waarvoor één bestemming wordt gehanteerd ('Waarde - Archeologie 2'):
Plangebieden kleiner dan 100 m² zijn normaal gesproken vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek (wettelijke vrijstelling conform Monumentenwet 1988), maar deze vrijstelling geldt niet voor gebieden die zijn aangewezen als archeologisch monument.
3.2 Bodem
Ontwikkelingen en beleid
Op 1 juli 2012 zijn in Oost Gelre de Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart in werking getreden. De regels voor grondverzet zijn hiermee aanzienlijk vereenvoudigd. De spelregels waar u als gebruiker mee te maken krijgt, zijn uitgewerkt in de Nota Bodembeheer. De Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart zijn bedoeld om de omgang met grond goed te regelen. Op basis van de Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is het in veel gevallen mogelijk om het hergebruik van grond als bodem zonder extra keuringen toe te staan. Grondverzet op basis van Nota Bodembeheer en bodemkwaliteitskaart is mogelijk binnen de volgende gemeenten: Aalten, Bronckhorst, Berkelland, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk. De Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vormt de basis van duurzaam bodembeheer binnen de regio Achterhoek.
Plangebied
In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart te worden gebracht. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Binnen het plangebied zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit in het plangebied varieert per locatie. De meeste bodemonderzoeken zijn te oud om een juiste uitspraak te doen over de kwaliteit van de bodem. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn. Er is echter sprake van een consoliderend bestemmingsplan, waarbij aangesloten wordt bij de geldende bestemmingen. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan betreft grotendeels een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden in overeenstemming met de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Er is geen noodzaak tot nieuw bodemonderzoek specifiek voor dit bestemmingsplan. Indien er sprake is van bouwactiviteiten wordt in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem gedaan.
3.3 Water
Ontwikkelingen en beleid
Waterbeleid
Met het Waterbeleid 21e eeuw spelen de waterbeheerders in op de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder meer de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:
- vasthouden, bergen en afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk in het plangebied wordt vastgehouden in de bodem (infiltratie) en in het oppervlaktewater wordt geborgen. Vervolgens wordt, zo nodig, het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.
Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In de stroomgebiedsvisie (Provincie Gelderland in nauwe samenwerking met de waterschappen en de Directie Oost-Nederland van Rijkswaterstaat) staan zowel bestaand beleid als suggesties voor nieuw waterbeleid, waarbij de nadruk ligt op de ruimtelijke aspecten van dit waterbeleid.
De stroomgebiedsvisie geeft inzicht in de aard en omvang van de wateropgaven die relevant zijn. Het accent in de wateropgaven voor de Achterhoek en Liemers ligt op het voorkomen van wateroverlast en herstel c.q. bescherming ecologisch waardevolle wateren en natte landnatuur. Ter voorkoming van huidige en toekomstige wateroverlast is in en langs bestaande waterlopen naar oplossingen gezocht (verbreden, verondiepen, hermeanderen). Het beleid gaat uit van:
- een goede kwaliteit van het water (grond- en oppervlaktewater);
- water meer ruimte geven;
- versterken van de ecologische waarden;
- creëren van een vitaal watersysteem.
Specifiek voor het stedelijk gebied is het volgende van belang:
- De waterketen moet worden geoptimaliseerd (meer afkoppelen en infiltreren). In het GRP wordt hiertoe een aanzet gegeven;
- Kwaliteit oppervlaktewater en waterbodem: Saneren overstorten en afkoppeling en ontlasting van het riool;
- Wateroverlast in stedelijk gebied: reguleren van de piekafvoeren door middel van het vasthouden van het water bovenstrooms, actief stuwbeheer, extra retentie en herverdeling van het water.
Voor het waterbeheer hanteert het Waterschap Rijn en IJssel de uitgangspunten die zijn vastgelegd in onder meer Keur en het Waterbeheerplan 2010-2015. Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende jaren wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe zorggedragen wordt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem:
- waarborgen van de veiligheid (maatregelen op het gebied van veilige waterkeringen en calamiteitenzorg);
- watersysteembeheer (maatregelen op het gebied van waterkwaliteitsbeheer in het kader van KRW, waterkwantiteitsbeheer, grondwaterbeheer, inrichting/ beheer/ onderhoud, stedelijk waterbeheer, emissiebeheer, nevenfuncties watersysteem en vaarwegbeheer Oude IJssel);
- afvalwaterketenbeheer (maatregelen op het gebied van inzamelen/transport en afvalwaterbehandeling).
Voor de realisatie van gewenste grondwaterstanden en oppervlaktewaterpeilen gebruikt het waterschap de GGOR-aanpak (gewenst grond- en oppervlaktewaterregime). In overeenstemming met de bestemming, de functie en het gebruik van gebieden wordt het gewenste grond- en oppervlaktewaterregime vastgesteld.
Plangebied
Watertoetstabel
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel als hulpmiddel voor het opstellen van de waterparagraaf. De vragen zijn bedoeld om een beoordeling te kunnen geven van de feitelijke, fysiek-technische situatie maar ook om te kunnen beoordelen of de situatie zich verhoudt tot het waterbeleid van Rijk, provincie en waterschap. De vragen zijn zodanig opgesteld dat als een vraag met ja wordt beantwoord het waterthema relevant is. De relevante thema's worden na de watertoetstabel behandeld. Het bestemmingsplan bedrijventerreinen legt voornamelijk de bestaande legale situatie vast, hierdoor zijn een aantal thema's minder relevant.
Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's
Thema | Toetsvraag | Rele- vant |
Hoofdthema's | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? | Nee |
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? | Nee | |
Riolering en afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? | Nee |
2. Ligt in het plangebied een persleiding van Waterschap Rijn en IJssel? | Ja | |
3. Ligt in of nabij het plangebied een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap? | Ja | |
Wateroverlast | 1. Is sprake van toename van verhard oppervlak? | Nee |
(oppervlaktewater) | 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? | Nee |
3. Bevinden zich in of nabij het plangebied natte en laaggelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? | Nee | |
Grondwateroverlast | 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? | Nee |
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? | Nee | |
3. Is in het plangebied sprake van kwel? | Ja | |
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? | Nee | |
Oppervlaktewaterkwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? | Ja |
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? | Nee | |
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een strategisch actiegebied? | Nee | |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt in het plangebied een beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? | Ja |
2. Bevinden zich of komen er functies in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? | Ja | |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een hydrologisch beïnvloedingsgebied voor natte land natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte ecologische verbindingzone? | Ja |
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte landnatuur? | Nee | |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn van het waterschap? | Ja |
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? | Nee | |
Aandachtsthema's | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Riolering en afvalwaterketen
In de zonering van de persleidingen van Waterschap Rijn en IJssel worden geen ontwikkelingen toegestaan die de bereikbaarheid van de persleidingen kunnen belemmeren. De persleidingen worden op de verbeelding opgenomen als dubbelbestemming. In de regels wordt opgenomen dat de leiding zelf en de bereikbaarheid ervan blijft gewaarborgd. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Deze is gelegen aan de Boschlaan.
Grondwateroverlast
In de kop van het Wentholtpark is kwel aanwezig in de Flierbeek. De kwel is rood(ijzer) van kleur. Voor deze situatie hebben gemeente en waterschap het kwaliteitsspoor doorgelopen en geconstateerd dat hier geen hoge prioriteit ligt. Het kwelgebied ligt in de bestemming 'Groen' en 'Water' en vormt geen overlast op de omgeving. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Oppervlaktewaterkwaliteit
In het plangebied wordt water op het oppervlaktewater geloosd. Dit is met name hemelwater. Dit plan is een conserverend bestemmingsplan, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er wordt daarom ook geen extra water geloosd op het oppervlaktewater.
Volksgezondheid
In het plangebied bevindt zich een aantal grote waterpartijen. Deze waterpartijen liggen in de woonwijk Hooiland, Flierbeek en in het Wentholtpark. In het geldende plan Flierbeek is rekening gehouden met het verdrinkingsrisico door aan de zijde van het bouwplan de oevers van een flauw talud te voorzien. Ook zijn er een aantal bestaande overstorten die uitkomen op het oppervlakte water.
Natte natuur
In de omgeving van het plangebied over De Kamp in Lichtenvoorde loopt een smalle ecologische verbindingszone. Dit betreft een conserverend bestemmingsplan. Er worden in de nabijheid van de beide watergangen geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.
Inrichting en beheer
In het plangebied bevinden zich diverse oppervlaktewateren en waterlopen met de bijbehorende kunstwerken (stuwen, duikers, bruggen en dergelijke) die in beheer zijn van het waterschap.
De watergangen die in beheer en onderhoud zijn bij het waterschap worden beschermd door de KEUR van het waterschap. Het oppervlaktewaterpeil wordt binnen de, door het waterschap gewenste of vastgestelde marges, gehandhaafd. De maaipaden langs de waterlopen die in beheer en onderhoud zijn van het waterschap, zijn opengesteld voor wandelaars (passief medegebruik).
Watertoets
De watertoets is sinds 1 november 2003 wettelijk verplicht. In het kader van dit bestemmingsplan en toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap. PM
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- De bestaande hoofdwatergangen, inclusief onderhoudsstroken worden in het bestemmingsplan vastgelegd. De begrenzing van de watergangen wordt zodanig gelegd, dat enige verbreding of verloop ten behoeve van waterberging mogelijk is.
- In de bestemming 'Groen' en in de verkeersbestemming is ook water mogelijk.
- Bescherming van de rioolpersleidingen in het plangebied door middel van een dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.
3.4 Geluid
Gemeente Oost Gelre heeft in regionaal verband geluidsbeleid ontwikkeld, om de stilte als kwaliteit van de Achterhoek te versterken en richting te geven aan het geluidsaspect in bestemmingsplannen, vergunningen en dergelijke.
Het gemeentelijke geluidsbeleid is gebiedsgericht beleid. Het gemeentelijke gebied is verdeeld in tien akoestisch relevante gebiedstypen zoals natuur, agrarisch gebied, woonwijken, centra en industrieterrein. Voor elk gebied is vastgesteld welke akoestische streef-, grens- en plafondwaarden gelden. Bij nieuwe activiteiten dient een geluidsbelasting tussen streef- en grenswaarden te ontstaan, waarbij streefwaarden de norm zijn. Alleen akoestisch uitzonderlijke situaties geven mogelijkheden geluidsbelastingen tussen grens- en plafondwaarden aan te houden. Kortom, hoe verder de geluidsbelasting boven de streefwaarden komt, des te belangrijker wordt een goede motivatie van deze afwijking. Doel is immers om een gekozen akoestisch leefklimaat te realiseren, indien nodig ten kostte van nieuwe (te luidruchtige) activiteiten. Waar meer geluidsruimte is gegeven, zijn dus ook meer activiteiten mogelijk.
Windmolenpark
Ten zuiden van het plangebied ligt het Windpark 'Hagenwind'. Bij de ontwikkeling van het windpark is op grond van het 'Besluit Milieueffectrapportage 1994' een milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen. De m.e.r.-procedure is een hulpmiddel om inzicht te krijgen in de verwachte milieueffecten op de omgeving. Het effect van het nieuwe park op Lichtenvoorde is hierbij ook bestudeerd. De aspecten licht / schaduw en geluid zijn van belang.
Slagschaduw ontstaat door de combinatie van zonlicht en de draaiende rotorbladen van een windturbine. Het plangebied ligt op grote afstand (ruim 1,8 km) zodat er geen sprake is van slagschaduw. In de m.e.r. is ook het aspect geluid beoordeeld. Het geluid dat een windturbine produceert, wordt over het algemeen veroorzaakt door het suizen van de rotorbladen in de wind.
Dit geluid is overheersend ten opzichte van het mechanisch geluid van een windmolen. De richtwaarde voor geluid overdag is 50 dB (A), voor de avond 45 dB (A) en voor 's nachts 40 dB (A). De contouren komen niet in de omgeving van het plangebied, zie onderstaande afbeelding. Een acceptabel woon- en leefklimaat zijn gewaarborgd.
Uitsnede geluidscontour windpark met ligging 45 dB (A) contour en ligging 40 dB (A) contour
Verkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs wegen geluidszones. In buitenstedelijk gebied geldt voor wegen, bestaande uit vijf of meer rijstroken een zone van 600 m, voor drie of vier rijstroken een zone van 400 m en voor wegen bestaande uit één of twee rijstroken een zone van 250 m, gemeten vanuit de as van de weg. Voor wegen binnen de bebouwde kom geldt een zone van 200 m. Binnen de zone moet in het geval van een nieuwe situatie met een geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden verricht naar de optredende geluidsbelasting. Een aantal wegen heeft geen zone, te weten:
- wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
- wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.
Binnen het plangebied betreft het merendeel van de wegen, wegen met een maximum snelheid van 30 km per uur. Voor deze wegen geldt geen wettelijke zone.
De ontsluitingswegen van Lichtenvoorde kennen een snelheidslimiet van maximaal 50 km per uur. Voor deze wegen geldt een wettelijke zone van 200 m. De N18 (Twenteroute) en de N313 (Hamelandroute) vallen buiten de bebouwde kom en buiten het plangebied. Met de wettelijke zone (250 m) van deze wegen dient wel rekening gehouden te worden omdat de zone binnen het plangebied valt.
Nieuwe situaties binnen de zones van deze wegen moeten in beginsel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Daarboven kan in een beperkt aantal gevallen onder voorwaarden een ontheffing worden verleend.
Voor nieuwe ontwikkelingen waarvoor het bestemmingsplan gewijzigd wordt, moet rekening gehouden worden met de Wet geluidhinder (Wgh) en aanvullend daarop de beleidsregel Hogere geluidgrenswaarden. Nieuwbouw binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan moeten voldoen aan het Bouwbesluit, zodat ook via deze weg rekening wordt gehouden met geluid.
Industrielawaai
In de Wgh is bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde, krachtens Het Besluit omgevingsrecht (BOR) aangewezen, inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, te veel oprukken naar de lawaaimakers. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB(A) (de voorkeursgrenswaarde industrielawaai).
Voor het onderhavig plangebied Woonwijken Lichtenvoorde zijn drie bedrijventerreinen (De Kamp, De Kamp Zuid en Lindebrook) van belang. Bedrijventerrein de Kamp is als enige van de drie bedrijventerreinen gezoneerd, waarbij de zonering tot in het voorliggende bestemmingsplangebied reikt. Hiervoor is een zonebeheerplan opgesteld.
Onderstaande afbeelding geeft de geluidzones van het bedrijventerrein de Kamp weer.
Bedrijventerrein De Kamp, Lichtenvoorde (in oranje het bedrijventerrein, in geel de zone industrielawaai)
Moet een bestaande geluidzone worden vastgelegd in het bestemmingsplan
In de Wet geluidhinder is vastgelegd dat het vastleggen, opheffen of wijzigen van een geluidzone moet plaatsvinden via het vaststellen van een bestemmingsplan. Niet is vastgelegd dat bestaande geluidzones opnieuw overgenomen moeten worden. Het opnemen van de geluidzone heeft dan ook vooral een signaleringsfunctie en is niet nodig vanuit het oogpunt van rechtszekerheid.
Binnen de geluidzone mogen geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan worden tenzij hogere waarden is verleend.
Het onderhavig plan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. Daarom is het niet nodig om de geluidzone in het bestemmingsplan woonwijken Lichtenvoorde op te nemen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. In het bestemmingsplan zijn namelijk de bestaande situaties vastgelegd en er worden in beginsel geen nieuwe geluidsgevoelige functies bij recht mogelijk gemaakt.
- Wanneer ontwikkelingen worden meegenomen, dan wordt specifiek voor deze ontwikkelingen akoestisch onderzoek uitgevoerd, mocht dat noodzakelijk zijn.
- Het bedrijventerrein de Kamp is een gezoneerd bedrijventerrein. De geluidscontouren hoeven niet te worden opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan, aangezien ze reeds zijn vastgelegd in het zonebeheerplan.
3.5 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden.
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waarbij uitsluitend ontwikkelingen worden meegenomen die reeds planologisch geregeld zijn. Er worden voorts geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die leiden tot een substantiële toename van het verkeer. De verwachting is dat in de toekomst geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen zullen plaatsvinden. Het plan kan daarom worden beschouwd als een nibm-project.
3.6 Externe Veiligheid
Met de beleidsvisie externe veiligheid geeft de gemeente haar visie op de beheersing van veiligheidsrisico's binnen de gemeente. Het gaat dan om risico's als gevolg van de opslag, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarmee geeft de gemeente Oost Gelre eveneens haar ambitieniveau aan. Op basis van deze visie wordt een nadere invulling gegeven aan de beleidsvrijheid op het gebied van externe veiligheid. Zo wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met (de verantwoording van) het groepsrisico en de richtwaarde bij het plaatsgebonden risico bij (beperkt) kwetsbare objecten.
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die voortvloeien uit de opslag, productie, het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen met gevaarlijke stoffen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in Het Besluit omgevingsrecht. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten.
Op 13-02-2009 is het gewijzigde Bevi in werking getreden. Deze wijzigingen betreffen een uitbreiding van de lijst met (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen. Ook is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in het Bevi doorgevoerd.
De risicobenadering kent twee begrippen om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen, in relatie tot de omgeving, aan te geven. Er zijn normen opgesteld voor het plaatsgebonden risico (PR, locatiegericht) en groepsrisico (GR, gericht op grootte van een slachtoffergroep).
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans dat een persoon die continu en onbeschermd op die plaats aanwezig is, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die activiteit. De 10-6 contour geldt hiervoor als risicomaat.
Groepsrisico
Het Groepsrisico is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een Fn-curve en vergeleken met de oriëntatiewaarde.
Transport gevaarlijke stoffen over wegen
Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS).
De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen getoetst moeten worden aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
De navolgende figuur geeft de aan te houden afstanden weer.
Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Op 1-1-2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Dit besluit omvat de nieuwe regelgeving op het gebied van buisleidingen, waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In plaats van de bebouwings- en toetsingsafstanden waar in de oude circulaires van werd uitgegaan, dienen nu de belemmeringenstrook (5 m), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens) in acht te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Onderzoek
Uitsnede professionele Risicokaart (Bron nederlandprof.risicokaart.nl)
Inrichtingen
De volgende risicovolle inrichting is in het plangebied gelegen.
Adres | Activiteit |
Kerkhoflaan 5 Lichtenvoorde | Zwembad Opslag chloorbleek- loog |
Het volgende bedrijf ligt in de directe nabijheid van het plangebied.
Adres | Activiteit |
Europaweg 18 Lichtenvoorde | LPG-tankstation |
Een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd indien er ruimtelijke ontwikkelingen zijn binnen de groepsrisicozones om de inrichtingen. De toename van het groepsrisico moet worden verantwoord door de gemeente. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, wordt het uitvoeren van een groepsrisicoberekening niet noodzakelijk geacht.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Ook in het geval van transport van gevaarlijke stoffen moet een afweging worden gemaakt ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ten opzichte van risicogevoelige objecten. Informatie ten aanzien van risico's ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen, is beschikbaar in de Risicoatlassen van Rijkswaterstaat. Dit zijn naslagwerken. Wanneer in deze atlassen is aangegeven, dat er sprake is van risico, dient nader onderzoek te worden gepleegd. Relevante routes waar gevaarlijke stoffen worden vervoerd in de gemeente Oost Gelre, is de N18. Aangezien het onderhavig bestemmingsplan conserverend van aard is, vormt het aspect vervoer van gevaarlijke stoffen geen belemmering.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Uit de risicokaart blijkt dat ten westen van het plangebied een buisleiding ligt. De buisleiding ligt op een ruime afstand van ca. 550 m van het plangebied.
Rioolpersleiding
De rioolpersleiding is voorzien van een passende dubbelbestemming, te weten 'Leiding - Riool'. Het is niet toegestaan om bouwwerken te bouwen op deze gronden, met uitzondering van gebouwtjes met een maximaal bebouwde oppervlakte van 100 m2 ten behoeve van het leidingbeheer. Door middel van een afwijking via een omgevingsvergunning is het mogelijk om van dit verbod af te wijken en bouwwerken te realiseren uit onderliggende bestemmingen. Daarbij wordt als voorwaarde gesteld dat de leidingbeheerder wordt gehoord.
Daarnaast het stelsel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of van werkzaamheden met verbodsbepalingen van toepassing om de leiding te beschermen.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Gezien het feit dat het bestemmingsplan geen ontwikkelingsmogelijkheid bevat die veel mensen aantrekt, kan gesteld worden dat het groepsrisico verwaarloosbaar is en daarmee voor de gemeente te verantwoorden is.
- Voor het benzinestation met LPG-verkoop wordt de veiligheidszone aangeduid met de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi'.
- Voor de Rioolpersleiding wordt een dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen.
3.7 Flora En Fauna
De natuurwaarden worden op twee wijzen beschermd: middels de soortenbescherming (Flora- en faunawet) en middels de gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet 1998).
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te verwijderen of te beschadigen, beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen of opzettelijk te verontrusten en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen.
Voor de uitvoering van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden.
Er hoeft hiervoor geen flora- en faunaonderzoek te worden verricht, aangezien in het bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen via directe bouwmogelijkheid worden opgenomen.
De beschermde gebieden bestaan uit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de Natura 2000-gebieden (de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden) en beschermde Natuurmonumenten, voorheen de Staatsnatuurmonumenten en beschermde Natuurmonumenten.
In de omgeving van het plangebied zijn geen gebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. Ten zuiden van Lichtenvoorde ligt de Veengoot, deze is aangewezen als Ecologische Verbindingszone. Ten noorden van Lichtenvoorde ligt de EHS Natuur bestemming op de bospercelen van de Schans.
Aangrenzend ten noorden van de woonwijken Lichtenvoorde ligt een smalle strook EVZ. Deze strook ligt tussen de woonwijk Hooiland en de bedrijventerrein Lindebrook.
Uitsnede kaart provincie Gelderland: Ecologische hoofdstructuur kernkwaliteit
Aangezien binnen het plangebied vrijwel geen ontwikkelingen plaatsvinden, leidt het bestemmingsplan niet tot extra overlast voor de flora en fauna in de bovengenoemde gebieden.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Het bestemmingsplan biedt geen rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden, waardoor ecologisch onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 niet aan de orde is.
- De ecologische verbindingszone zal in het bestemmingsplan een bestemming 'Groen' krijgen, conform het bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre.
3.8 Milieuzonering
In het plangebied wordt zowel gewoond als gewerkt. Het voorkomen van beide functies naast elkaar kan in enkele gevallen problemen geven. Daarom wordt voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (geheel herziene uitgave 2007). In deze uitgave is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
In deze gebieden is de vestiging van milieuhinderlijke bedrijven ongewenst.
De richtafstanden uit de VNG-publicatie ten opzichte van een rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Het gaat bij de omgevingstypen bij de verschillende hindercategorieën om de afstanden die in de navolgende tabel worden vermeld.
Categorie | Richtafstand (in meters) tot omgevingstype | |
Rustige woonwijk | Gemengd gebied | |
1 | 10 | 0 |
2 | 30 | 10 |
3.1 | 50 | 30 |
3.2 | 100 | 50 |
4.1 | 200 | 100 |
4.2 | 300 | 200 |
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Binnen de bedrijfsbestemmingen worden maximaal categorie 1 bedrijven uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten (2007) toegelaten, waarbij de milieuregelgeving moet toezien op een passende relatie met de (woon-)omgeving.
- Bestaande bedrijven uit een hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden specifiek bestemd.
- Er wordt een afwijkingsbevoegdheid voor bedrijvigheid tot categorie 2 of een daarmee gelijkgestelde niet genoemde bedrijvigheid opgenomen.
3.9 Kabels En Leidingen
Bovenlokale, hoofdtransportleidingen zijn planologische relevant. Er zijn binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Buiten het plangebied liggen gasleidingen, maar die vergen geen planologische regeling in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 3.6 onder het kopje Rioolpersleiding).
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
- Voor de Rioolpersleiding wordt een dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen.
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
4.1 Inleiding
Algemeen
Het bestemmingsplan Woonwijken Lichtenvoorde dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Zo zijn hoofdgroepen van bestemmingen opgenomen en worden er standaardregels voor de begrippen en de wijze van meten gegeven. Verder heeft het onder meer tot gevolg dat bijvoorbeeld de afwijking op basis van de Wro is gewijzigd in afwijken van de regels. Tevens wordt een aantal standaard Wabo-begrippen in de regels opgenomen.
Het gemeentelijk handboek wordt toegepast, wat reeds is toegepast op het bestemmingsplan Woonwijken Groenlo. Waar nodig wordt de regeling enigszins aangepast, in geval van bijzonderheden in dit plangebied. Gekozen wordt voor gedetailleerde bestemming. De bestaande situatie en de geldende bestemmingsplannen zijn daar het uitgangspunt. Waar mogelijk wordt verruiming geboden. Het streven is een helder en toegankelijk plan. Rekening wordt gehouden met de dynamiek in het plangebied en ruimte voor 'reguliere' uitbreidingen en veranderingen. Hiermee wordt voorkomen dat er onnodige procedures voor verlening van omgevingsvergunning moeten worden gevoerd. Dit betekent duidelijkheid en tijdswinst voor de inwoners en bedrijven en het ambtelijk apparaat wordt ontlast. Er wordt gekozen voor het zo min mogelijk opnemen van afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden in het bestemmingsplan, omdat deze bevoegdheden af doen aan de eenvoud en betrouwbaarheid van een bestemmingsplan.
Daarnaast biedt het bestemmingsplan een actueel handvat om ongewenste ontwikkelingen te weren en handhavend op te treden als dat nodig is. Anderzijds dient het bestemmingsplan voor derden zekerheid te geven over inrichting en gebruik.
4.2 Plansystematiek
Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangewezen en begrensd. De bestemming is een beschrijving van de functies waarvoor de grond mag worden gebruikt.
Op de verbeelding worden tevens aanduidingen opgenomen met het oog op het aanwijzen van gebieden waarop een specifieke regeling binnen de regels van toepassing is. Deze aanduidingen krijgen in de regels een juridische betekenis.
Regels
Begripsomschrijvingen
Het opnemen van begripsbepalingen wordt beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP2008 worden ook conform de SVBP2008 overgenomen. Tevens wordt een aantal begrippen op basis van de Wabo opgenomen.
Wijze van meten
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, goot- en bouwhoogten en inhoud van bouwwerken, is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de wijze van meten. Dit betreft het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met bijvoorbeeld luifels, ventilatiekanalen, schoorstenen en kroonlijsten. In de SVBP2008 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.
Bestemmingsregeling
Per bestemming zijn, voor zover noodzakelijk, de volgende onderdelen onderscheiden:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijking van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijking van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden;
- wijzigingsregels.
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien deze de basis vormt voor de overige regels die opgenomen zijn binnen die bestemming.
Bouwregels
In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Specifieke gebruiksregels
In sommige bestemmingen is het noodzakelijk om het gebruik zoals toegelaten in de bestemmingsomschrijvingen nader te specificeren. Ter nadere toelichting is in sommige bestemmingen aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval vallen onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 Wabo.
Afwijken van de bouw- of gebruiksregels
Afwijkingen bij een omgevingsvergunning worden gebruikt om een bestemmingsplan flexibel te maken. Binnen de bestemming Bedrijf is een dergelijke flexibiliteitsregel opgenomen om na verlening van omgevingsvergunning een naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijf, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige bedrijven mogelijk te maken. Afwijkingen van de bouwregels zijn bijvoorbeeld opgenomen in de Bedrijf en Detailhandel.
Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemmingen Bedrijf, Detailhandel, Horeca en Kantoor te wijzigen naar Wonen. Daaraan zijn wel criteria verbonden. Zo moet het ruimtelijk en in milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar zijn en moet het passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, onder voorwaarden, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
Op grond van de Wro is het mogelijk om ter bescherming van de functies in bestemmingsplan, een omgevingsvergunningstelsel op te nemen waarmee bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden omgevingsvergunningplichtig worden. In het bestemmingsplan Woonwijken geldt voor de gronden met de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie een omgevingsvergunningplicht.
Bestemmingen
In het plan worden de volgende bestemmingen onderscheiden. De gronden en bebouwing met een monofunctioneel karakter krijgen een op die functie toegesneden bestemming. Dat betreft de bestemmingen Agrarisch, Bedrijf, Detailhandel, Gemengd, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk, Sport, Wonen en Tuin. Daarnaast zijn voor de openbare ruimte de bestemmingen Groen, Verkeer - Verblijfsgebied en Water toegepast. De zelfstandige garageboxen zijn als Wonen - Garageboxen bestemd.
Deze bestemmingen worden gekozen op basis van de te onderscheiden hoofdfunctie die aan de betrokken gronden kan worden toegekend. Dat wil niet zeggen dat binnen deze bestemmingen geen specifieke en/of afwijkende functies voorkomen. Voor zover daarvan sprake is, zijn aparte aanduidingen opgenomen om specifiek voorkomende functies binnen de hoofdbestemming te benoemen.
De bestaande bebouwing wordt in een bouwvlak vervat, waarbij tevens indien van toepassing, de maximaal toelaatbare goot- en/of bouwhoogten zijn weergegeven. Soms is ook een bebouwingspercentage van toepassing. Dit is het geval binnen de grotere percelen in de bedrijfsbestemming en de maatschappelijke bestemming. Bij het toekennen van de bouwmogelijkheden is steeds ook naar de bestaande rechten (uit de tot op heden geldende bestemmingsplannen) gekeken.
Beschrijving van de bestemmingen
Bestemming Agrarisch
De bestemming Agrarisch ligt op onbebouwde gronden aan de rand van de bebouwde kom. Er mogen geen gebouwen worden gerealiseerd.
Bestemming Bedrijf
De bestaande bedrijven zijn geregeld in de bestemming Bedrijf. Hierbij is de bedrijvigheid van bedrijven uit de categorie 1 en 2 uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' toegelaten. Categorie 3 bedrijven zijn aangeduid op de verbeelding. Er wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor vergelijkbare bedrijven. Afwijkende functies (detailhandel, recycling en handel in afval en schroot en verkoop en handel in fietsen) zijn specifiek toegelaten in de regels en op de verbeelding. Ook voor de verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg is op de verbeeling een aanduiding opgenomen. Bestaande (bedrijfs-)-woningen zijn toegestaan. Daarnaast is een bestaande woonfunctie toegelaten, ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.
Bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening
Nutsvoorzieningen met een omvang tot ongeveer 5 vierkante meter vallen binnen de normale bestemmingenregeling. Aan de Zieuwentseweg is rioolgemaal gelegen met een grotere omvang. Daarom is voor deze nutsvoorziening de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' opgenomen.
Bestemming Detailhandel
Deze bestemming wordt gegeven aan de bestaande detailhandelsbedrijven. Hierbij zijn detailhandel in volumineuze goederen en supermarkten niet toegelaten, dit met uitzondering van de bestaande volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus'. Verder is aangeduid, waar wonen boven de detailhandelsvestiging voorkomt. Daar waar dienstverlening binnen de bestemming 'Detailhandel' is toegestaan, is dit aangeduid met 'dienstverlening'.
Bestemming Gemengd
Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn de functies dienstverlening, cultuur en ontspanning, maatschappelijke voorzieningen en woningen toegelaten, conform de mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan Flierbeek 2e fase 2010.
Bestemming Groen
De bestemming Groen wordt gelegd op de hoofdgroenstructuur, op basis van de groenstructuurkaart, en op grotere groenelementen. Binnen de bestemming 'Groen' zijn ook paden, water, recreatieve voorzieningen, bruggen, een bijenstal, een dierenverblijf en speelvoorzieningen mogelijk. Vanuit het geldende bestemmingsplan voor Flierbeek, zijn de specifieke aanduidingen voor ontsluitingen van gemengde bestemmingen opgenomen.
Bestemming Horeca
De bestaande horecagelegenheden zijn bestemd als Horeca. Dit betreft overigens geen nachthoreca, maar horecagelegenheden die vallen onder categorie 1 en 2 uit de bij de regels behorende 'Staat van Horeca activiteiten' en horecagelegenheden in categorie 3 voor zover bestaand. Tevens zijn de bestaande bedrijfswoningen toegelaten.
Bestemming Kantoor
Binnen het plangebied komen enkele specifieke kantoren voor. Deze zijn bestemd als Kantoor. De bestaande woningen zijn aangeduid. Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
Bestemming Maatschappelijk
De maatschappelijke functies worden voorzien van een maatschappelijke bestemming waarbij categorieën worden aangeduid. Het gaat om de categorieën onderwijs (waaronder kinderopvang en speelotheek), gezondheidszorg, begraafplaats, sporthal, verenigingsleven brandweerkazerne en zorginstelling. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen deze functies wisselen. Daarnaast zijn enkele specifieke functies aangeduid; dierenartsenpraktijk en politiebureau. In Flierbeek is een brede maatschappelijke bestemming gewenst, daarom is deze maatschappelijk bestemming aangeduid met 'gemengd'.
Voor wat betreft de ruimtelijke mogelijkheden wordt aangesloten bij het geldende bestemmingsplan. Er wordt een bouwvlak op maat opgenomen dat aansluit bij de bestaande bebouwing. Waar mogelijk en ruimtelijk verantwoord wordt enige ruimte geboden voor aanpassings- en uitbreidingsmogelijkheden.
Bestemming Sport
Het bestaande sportterrein is voorzien van de bestemming Sport. Hier zijn gebouwen toegestaan, binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Tevens is binnen deze bestemming ondergeschikte horeca en detailhandel toegestaan. Bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn eveneens toegestaan.
Bestemming Tuin
Voor de woningen en voor zover noodzakelijk aan de zijkant van de (hoek-)woningen, is de bestemming Tuin opgenomen. Hier is bouwen niet toegestaan, met uitzondering van erkers en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen. In enkele voortuinen zijn van oudsher bij de woning behorende bijgebouwen of grote erkers (>1,5 m1 diep) aanwezig. Deze bijgebouwen zijn toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouwen'.
Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied
De verkeersstructuur wordt voorzien van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Verkeersmaatregelen en eventuele herinrichting kan plaatsvinden binnen de verkeersbestemming. Ook uitbreiding van het fiets- en wandelnetwerk, voor zover bekend, is mogelijk binnen die bestemming, voor zover passend binnen de begrenzing van de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Nutsvoorzieningen zijn mogelijk tot een maximum van 25 m2. Ook kleinschalig groen valt onder de verkeersbestemming.
Bestemming Water
De watergangen en waterpartijen zijn voorzien van de bestemming Water.
Deze bestemming laat tevens extensieve dagrecreatie en waterberging toe. Gebouwen zijn niet toegestaan. Er mogen bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, met inachtneming van de keur van het waterschap. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen en de bouwhoogte van een brug bedraagt maximaal 57 m.
Bestemming Wonen
Op de kaart zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Daarbij is aangegeven als sprake moet blijven van aaneengebouwde, gestapelde dan wel halfvrijstaande en vrijstaande woningen door middel van een aanduiding, conform het gemeentelijk handboek.
- Binnen dit bestemmingsplan wordt enige ruimte geboden voor uitbreidingen aan de achterzijde van de percelen, voor zover dit reeds in het vigerende bestemmingsplan werd geboden. In aansluiting op sommige geldende bestemmingsplannen wordt uitgegaan van 'standaard-diepten': 10 m voor rijenwoningen, 12 m voor twee-onder-een-kapwoningen of 15 m voor vrijstaande woningen, tenzij de bestaande situatie aanleiding geeft tot een andere maat. Gezien de ruime bijgebouwenregeling is een grotere uitbreiding niet noodzakelijk.
- De maximale goot- en bouwhoogten zijn aangegeven op de verbeelding. Bij grote verschillen tussen de daadwerkelijke situatie en de geldende situatie is dat, indien stedenbouwkundig aanvaardbaar, aangepast aan de daadwerkelijke situatie.
- De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen de bestemming 'Wonen', bedraagt maximaal 70 m² buiten het bouwvlak, met een maximum van 50% van het bouwperceel. De aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen aan de achterzijde van vrijstaande woningen maximaal 4 m bedragen. Voor alle andere woningtypen mag de maximale diepte maximaal 3 m bedragen. Een strook van minimaal 6 m, gerekend van de achtergevel tot de achterste erfgrens, dient vrij te blijven van aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik' mag 250 m2 aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gerealiseerd worden, waarbij specifiek voor Kerkhoflaan 11 is geregeld dat ook sociaal-culturele en recreatieve activiteiten zijn toegelaten. Ter plaatse van de aanduiding 'atelier' is een atelier toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' een bedrijf, detailhandel en volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' resp. 'detailhandel volumineus' en ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is dienstverlening toegestaan.
- Beroepsuitoefening en bedrijf aan huis, voor zover die geen onevenredige belasting voor het woon- en leefklimaat opleveren, worden in de regels mogelijk gemaakt.
- Beroep aan huis is bij recht toegestaan. Een bedrijf aan huis wordt middels een afwijking mogelijk gemaakt. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor een beroep aan huis, met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Voor bedrijf aan huis gelden dezelfde voorwaarden bij afwijking, waarbij geldt dat maximaal 30% van de nettovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2 voor het bedrijf aan huis mag worden gebruikt. Onder de uitoefening een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
- Ten behoeve van mantelzorg is een regeling (bij afwijking) opgenomen. Deze regeling is bedoeld voor mantelzorg in geval van medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is, met een tijdelijk karakter.
- Garageboxen worden apart bestemd onder de bestemming Wonen - Garagebox.
Bestemming Wonen - 1
Op de kaart zijn binnen deze bestemming bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gesitueerd. Daarbij is aangegeven dat er sprake moet zijn van vrijstaande woningen door middel van een aanduiding, conform het gemeentelijk handboek.
- Deze bestemming beschikt over ruime bouwvlakken. Deze zijn dieper dan de 'standaard-diepten' van de bestemming 'Wonen'. De bouwvlakken zijn ruimer omdat de er meer zo meer flexibiliteit geboden wordt. Maximaal 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd, waarbij het hoofdgebouw uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd mag worden en de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 70 m² bedraagt;
- De maximale bouwhoogte binnen het bouwvlak mag niet meer dan 10 m bedragen, waarbij de bebouwing maximaal uit drie bouwlagen mag bestaan, hierbij is de kelderlaag niet meegerekend;
- De afstand van de bebouwing binnen het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2,5 meter te bedragen;
- Voor bijgebouwen geldt dat er maximaal 2 vrijstaande bijgebouwen buiten het bouwvlak mag worden gebouwd, waarbij de goot- en bouwhoogte maximaal 3 m respectievelijk 6 m mag bedragen;
- Beroep aan huis is bij recht toegestaan. Een bedrijf aan huis wordt middels een afwijking mogelijk gemaakt. Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor een beroep aan huis, met een gezamenlijk maximum van 50 m². De activiteit mag niet leiden tot belemmeringen voor de omliggende functies en geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Voor bedrijf aan huis gelden dezelfde voorwaarden bij afwijking, waarbij geldt dat maximaal 30% van de nettovloeroppervlakte van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m2 voor het bedrijf aan huis mag worden gebruikt. Onder de uitoefening een aan huis verbonden bedrijf wordt verstaan een bedrijf dat is opgenomen in categorie 1 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
- Ten behoeve van mantelzorg is een regeling (bij afwijking) opgenomen. Deze regeling is bedoeld voor mantelzorg in geval van medische, psychische en/of sociale omstandigheden, in welk kader een indicatie voor mantelzorg aanwezig is, met een tijdelijk karakter.
Bestemming Woongebied - Uit te werken
In het Flierbeek ligt een nog te ontwikkelen gebied. De ruimtelijke uitwerking moet aanvaardbaar zijn en in overeenstemming met het beeldkwaliteitsplan voor dit gebied en het dient milieuhygiënisch verantwoord te zijn. Binnen deze bestemming mogen maximaal 40 woning gebouwd worden.
Bestemming Leiding - Riool
Voor de rioolleiding is een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming is de zakelijkrechtzone bestemd en gelden specifieke bouwregels en is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden vereist.
Bestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2
Deze bestemming betreft de te beschermen archeologische waarden. De betrokken gronden zijn op de verbeelding aangegeven. Dit is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of van categorie te veranderen.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling wordt conform het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) overgenomen in het bestemmingsplan.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels zijn regels opgenomen ten behoeve van overschrijdingen van de bouwgrenzen. Tevens is een vervangende bouwregel opgenomen ten behoeve van bestaande bebouwing die afwijkt van de in de regels en op de verbeelding opgenomen maatvoering.
Algemene gebruiksregels
In het artikel 'Algemene gebruiksregels' is aangegeven welke gebruiksvormen in ieder geval strijdig zijn met het bestemmingsplan. Het verbod om gronden en bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken is geregeld in de Wabo, ex art. 2.1 lid 1 sub c.
Algemene aanduidingsregels
De aanduiding 'veiligheidszone - bevi' is opgenomen voor de lpg tankstation, waarbij geen (beperkt) kwetsbare objecten zijn toegestaan.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is onder andere geregeld dat nutsvoorzieningen kunnen worden gerealiseerd tot een maximum van 75 m3. Tevens is overschrijding van de hoogten en oppervlakten tot een maximum percentage van 10% mogelijk. Verder is afwijking mogelijk voor zendmasten en onder voorwaarden verschuiving van bijvoorbeeld bouwgrenzen.
Algemene wijzigingsregels
Het plan kan gewijzigd worden ten behoeve van: het in geringe mate aanpassen van het plan zoals bestemmingsgrens of bouwgrens, het oprichten van nutsvoorzieningen met een maximale inhoud van 100 m3 en het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken.
Algemene procedureregels
Hierin is omschreven langs welke procedurele weg het stellen van nadere eisen tot stand komt (voorbereidingsprocedure).
Bijzondere bomen
Voor de 'bijzondere' bomen binnen het plangebied is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Deze aanlegvergunningstelsel is van toepassing op de bomen die staan op de kaart van bijlage 5Bijzondere bomen.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor bouwen en gebruiken zijn gelijkgetrokken en gelegd op de datum waarop het bestemmingsplan in werking treedt.
Slotregel
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Op grond van art 3.1.1 van het Bro heeft vooroverleg plaatsgevonden met de vooroverleg partners. De vooroverleg partners hebben geen op- en of aanmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan.
Zienswijzen
Het voorontwerpbestemmingsplan "Woonwijken Lichtenvoorde" heeft ter inzage gelegen van 15 maart tot en met 25 april 2013. Er zijn 15 reacties op het voorontwerpbestemmingsplan ingekomen. De reacties zijn samengevat en beantwoord in: Nota Inhoud en beantwoording op het voorontwerpbestemmingsplan "Woonwijken Lichtenvoorde".
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. In het grootste deel van het bestemmingsplan worden geen ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.
Flierbeek
De gemeenteraad moet bij het vaststellen van het bestemmingsplan expliciet het besluit nemen om geen exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12, tweede lid Wro). Het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen kan genomen worden als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd wordt. Alle gronden in het plangebied zijn in bezit bij de gemeente Oost Gelre. Derhalve is het kostenverhaal verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan conform artikel 6.12. lid 1 Wro vast te stellen. Een groot gedeelte van het plangebied zal uiteindelijk gerealiseerd worden door de Ontwikkelaarcombinatie Flierbeek en de woningcorporatie Prowonen. De gemeente en de ontwikkelende partijen zullen voor deze gebieden een realisatieovereenkomst ondertekenen. Het risico voor deze gebieden is voor de ontwikkelaars. Een aantal gebieden in het plangebied zal ontwikkeld worden door de gemeente Oost Gelre. Uit een globale grondkostenexploitatie blijkt dat de ontwikkeling van deze gebieden leidt tot een positief exploitatieresultaat.
Bijlage 1 Berekening Nettovloeroppervlakte
Bijlage 1 Berekening nettovloeroppervlakte
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Aan Huis Gebonden Bedrijven
Bijlage 3 Lijst aan huis gebonden bedrijven
Bijlage 4 Staat Van Horeca Activiteiten
Bijlage 4 Staat van Horeca activiteiten
Bijlage 5 Bijzondere Bomen
Bijlage 1 Archologisch Onderzoek Vragenderweg 56 Lichtenvoorde
Bijlage 1 Archologisch onderzoek Vragenderweg 56 Lichtenvoorde
Bijlage 2 Bodemonderzoek Vragenderweg 56 Lichtenvoorde
Bijlage 2 Bodemonderzoek Vragenderweg 56 Lichtenvoorde
Bijlage 3 Reactienota Op Zienswijzen Ontwerp Ww Lichtenvoorde Aug 2013
Bijlage 3 Reactienota op zienswijzen ontwerp ww Lichtenvoorde aug 2013